• No results found

2.4 De Gelderse ladder

3.1.3 Aanbod in het verzorgingsgebied

Het verzorgingsgebied is op te delen in een primair en een secundair verzorgingsgebied. Navolgend is per gemeente het aanbod in de meest relevante branches uiteengezet. Hieruit blijkt dat in het totale verzorgingsgebied de branches kleding en mode (166.245 m² wvo), plant en dier (137.173 m² wvo) en doe-het-zelf (119.802 m² wvo) de grootste omvang hebben. Uiteindelijk zijn de subtotalen per verzorgingsgebied gebruikt om het huidig functioneren te bepalen en om aan te geven in hoeverre er distributieve uitbrei-dingsmogelijkheden zijn.

Tabel 3.4: Aanbod in m² wvo van relevante branches in het primaire en secundaire verzorgingsgebied Gemeente Plant en dier Doe-het-zelf Kleding en mode Huishou-delijke en luxe art.

Rijwielen Speelgoed Woonde-coratie Beuningen 13.055 4.095 2.551 1.183 589 278 142 Druten 2.243 3.850 2.776 730 2.630 235 145 Neder-Betuwe 6.390 3.769 2.696 1.170 452 - 170 Nijmegen 5.230 18.400 42.373 9.437 2.993 1.901 1.598 Overbetuwe 13.734 7.313 5.515 3.072 1.652 1.637 392 Wijchen 11.173 4.336 4.893 1.696 1.038 400 570 Subtotaal primaire verzorgingsgebied 51.825 41.763 60.804 17.288 9.354 4.451 3.017 9 Peildatum, maart 2015.

10 Berekend volgens Locatus-methode: binnen de leegstand is de verhouding tussen detailhandel en niet detailhandel ongeveer fiftyfifty (aantal panden). De panden in de detailhandel zijn echter groter dan panden in de niet-detailhandel. Om de leegstandsoppervlakte te berekenen wordt de gemiddelde grootte van de leegstaande panden berekend en als rekenfactor gebruikt. Oppervlakte leegstaande panden: verhouding detailhandel - niet-detailhandel is 2:1.

Gemeente Plant en dier Doe-het-zelf Kleding en mode Huishou-delijke en luxe art.

Rijwielen Speelgoed Woonde-coratie Arnhem 14.040 20.143 54.758 11.758 4.640 3.792 2.217 Buren 2.571 620 145 230 1.422 299 240 Cuijk 1.295 8.896 3.081 1.997 2.150 1.760 282 Grave 1.388 800 1.171 398 249 - 115 Groesbeek 4.644 2.728 2.324 925 1.329 280 929 Heumen 13.506 3.621 1.268 596 2.040 236 - Lingewaard 7.767 5.825 3.258 2.525 1.350 598 505 Mook en Midde-laar 245 100 128 - 180 - - Oss 11.350 9.531 15.020 5.659 2.452 685 551 Renkum 1.482 1.938 3.043 1.707 859 125 938 Rhenen 4.886 4.066 2.447 450 729 35 180 Tiel 11.774 13.044 11.356 3.306 1.024 860 116 Wageningen 7.164 3.897 5.330 1.829 950 419 55 West Maas en Waal 4.236 2.830 2.112 1.256 926 - 1.295 Subtotaal secun-daire verzor-gingsgebied 86.348 78.039 105.441 32.636 20.300 9.089 7.423 Totaal verzor-gingsgebied 138.173 119.802 166.245 49.924 29.654 13.540 10.440

Zodra het aanbod in het verzorgingsgebied wordt afgezet tegen benchmarks, blijkt dat het aanbod in de branche plant en dier in het verzorgingsgebied relatief beperkt is (ca. 160 m² wvo per 1.000 inwoners). Ook het doe-het-zelfaanbod is ten opzichte van het provinciaal en landelijk gemiddelde relatief beperkt (140 m² wvo per 1.000 inwoners). Het aanbod in de branches kleding en mode en speelgoed is in het verzorgingsgebied echter goed vertegenwoordigd (respectievelijk 194 en 16 m² wvo per 1.000 inwoners). Het aan-bod in de branches huishoudelijke en luxe artikelen, rijwielen en woondecoratie is ten opzichte van de benchmarks relatief gemiddeld.

Tabel 3.5: Aanbod m² wvo per 1.000 inwoners verzorgingsgebied t.o.v. benchmark Primaire verzor- gingsge-bied Secundaire verzor- gingsge-bied Totaal verzor- gingsge-bied

SAN Gelderland Nederland

m² wvo per 1000 inwoners m² wvo per 1000 inwoners m² wvo per 1000 inwoners m² wvo per 1000 inwoners m² wvo per 1000 inwoners m² wvo per 1000 inwoners Plant en dier 160 161 161 161 194 164 Doe-het-zelf 130 145 140 138 162 154 Kleding en mode 189 197 194 172 189 185

Huishoudelijke en luxe art. 54 61 58 52 59 57

Rijwielen 29 38 35 30 40 31

Speelgoed 14 17 16 15 13 14

Woondecoratie 9 14 12 12 16 9

In de omgeving van Beuningen (primaire verzorgingsgebied) bevinden zich verschillende aanbieders op het gebied van plant en dier en doe-het-zelf. Wij noemen hier de belang-rijkste (> 1.000 m² wvo). In de bijlage is een geografische weergave opgenomen van alle bouwmarkten, tuincentra en tuinartikelenzaken in de omgeving van Beuningen.

 Elst: Intratuin van 9.353 m² wvo.

 Wijchen: TuinWereld van 4.800 m² wvo.  Nijmegen: Gamma van 4.700 m² wvo.  Nijmegen: Karwei van 4.400 m² wvo.  Nijmegen: Praxis van 3.704 m² wvo.  Elst: Gamma van 2.774 m² wvo.  Nijmegen: Gamma van 2.700 m² wvo.  Wijchen: Praxis van 2.540 m² wvo.  Druten: Karwei van 2.497 m² wvo.

 Valburg: Tuincentrum Willemsen van 1.696 m² wvo.  Kesteren: Tuinmeubelpark van 1.614 m² wvo.  Elst: Formido van 1.603 m² wvo.

 Kesteren: Formido van 1.572 m² wvo.

 Wijchen: Oosterbaan Garden van 1.500 m² wvo.  Druten: Boerenbond van 1.416 m² wvo.

 Ochten: Tuincentrum De Batterijen van 1.200 m² wvo.  Kesteren: Tuincentrum Kuus van 1.200 m² wvo.

3.2 Beleidskaders

3.2.1 Provinciaal

Omgevingsvisie Gelderland

De provincie Gelderland stelt in haar Omgevingsvisie (2014) de beleidsmatige kaders omtrent detailhandel. De provincie streeft naar een duurzame en fijnmazige detailhan-delsstructuur. Sturing vindt plaats op detailhandel met een bovenregionale functie. Daar-naast wordt een oproep gedaan om meer regionaal samen te werken en af te stemmen. De provincie zet in op de hoofdcentra van de plaatsen in de provincie. Om het toekomst-perspectief te behouden/optimaliseren streven de provincie en haar partners naar trans-formatie en vernieuwing van bestaande winkelgebieden. De overcapaciteit aan winkels dient teruggedrongen te worden. Dit voorkomt leegstand en aantasting van de sociale en economische vitaliteit van winkelgebieden in dorpen en steden.

Ten aanzien van perifere detailhandel neemt de provincie Gelderland een terughoudende rol in. Nieuwe grote perifere locaties worden tegengehouden in verband met het duur-zaam ruimtegebruik. Op perifere locaties mag alleen (lokale) detailhandel komen die moeilijk ruimtelijk inpasbaar is in binnensteden vanwege het volume van de goederen of vanwege veiligheidseisen. Regionale afspraken over de kwalitatieve voorwaarden zijn een vereiste indien er nieuwe perifere ontwikkelingen spelen. Daarbij gaat het om afspra-ken over: omvang, fasering, branche, profiel van de locatie en ruimtelijke kwaliteit. Ook dient in dit kader rekening gehouden te worden met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland wordt het volgende opgeno-men onder artikel 2.3.3.1 detailhandel:

1. In een bestemmingsplan worden geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk gemaakt die leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandels-structuur.

2. Voor zover er voor het betreffende gebied een regionale afspraak is gemaakt over de programmering van detailhandel, is de bestemming detailhandel in een bestem-mingsplan alleen mogelijk als deze ontwikkeling niet in strijd is met de door Gedepu-teerde Staten vastgestelde regionale afspraak.

3. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe een nieuwe detail-handelsontwikkeling zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid en een eventuele intergemeentelijke samenwerking op het gebied van detailhandel.

In de toelichting is beleid voor specifiek perifere detailhandel opgenomen. Detailhandel kan alleen op een perifere locatie worden toegestaan wanneer dit uit oogpunt van ruimte of veiligheid vereist is. Gedacht kan worden aan detailhandel in volumineuze goederen

zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden ge-vestigd.

In beperkte mate biedt de provincie ruimte aan detailhandel met een regionaal verzor-gingsgebied op grote perifere locaties. Over de opvang van bovenlokale grootschalige detailhandel op perifere detailhandelslocaties dient regionale afstemming plaats te vin-den. Onder grootschalig verstaat de provincie detailhandel van meer dan 1.500 m² bvo. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen geldt de Gelderse ladder voor duurzaam ruim-tegebruik waarbij inzicht moet worden gegeven in de regionale behoefte zowel kwantita-tief als kwalitakwantita-tief. Ook dient in het bestemmingsplan de omvang, fasering van de ontwik-keling en branchering concreet aangegeven te worden.

3.2.2 Regionaal

Regionaal Programma Detailhandel 2013

Het samenwerkingsverband Stadsregio Arnhem Nijmegen, waar Beuningen onderdeel van is, heeft per oktober de regionale kaders omtrent detailhandel vastgelegd in het Re-gionaal Programma Detailhandel 2013. Het reRe-gionaal beleid zet in op de bestaande win-kelgebieden die zijn benoemd in de hoofdstructuur. Ten aanzien van detailhandel op perifere locaties hanteert de Stadsregio het volgende uitgangspunt: “Ruimte bieden aan

branches en soorten winkels die vanwege het volumineuze karakter van de gevoerde artikelen en/of de aard en de schaal van de zaak niet of zeer moeilijk inpasbaar zijn in of aan de rand van de bestaande winkelcentra.”. Het beleid van de Stadsregio is er op

ge-richt de voorzieningenstructuur en het winkelaanbod zo in te ge-richten dat het zo optimaal mogelijk voldoet aan de consumentenvraag in het verzorgingsgebied. Daar komt bij dat er gestreefd wordt naar een evenwichtige voorzieningenstructuur met een hoge mate van complementariteit tussen winkelgebieden. Voor perifere detailhandel geldt dat deze voor-al gericht is op doelgerichte en laagfrequente aankopen.

Ten aanzien van perifere winkels die naast het hoofdassortiment ook een nevenassorti-ment hebben, benoemt de Stadsregio enkele voorwaarden. Om enerzijds het voeren van nevenassortimenten mogelijk te maken, maar anderzijds te voorkomen dat uiteindelijk op perifere locaties een winkelaanbod ontstaat dat in totaliteit gaat concurreren met de be-staande winkelcentra, gelden de volgende uitgangspunten ten aanzien van de toegesta-ne toegesta-nevenassortimenten:

 In z’n algemeenheid geldt dat de artikelen gevoerd mogen worden die direct of indi-rect tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel beho-ren. Hierbij is inbegrepen gelegenheidsassortiment ten behoeve van bepaalde festivi-teiten, zoals Kerst, Pasen en Koninginnedag, waarbij wel een beperking van de ver-koop in de tijd geldt.

 Voor de aangewezen perifere locaties geldt dat het assortiment van alle toegestane branches en soorten winkels zonder beperkingen in alle hier aanwezige winkels ver-kocht mag worden.

 In bestemmingsplannen worden heldere omschrijvingen opgenomen van de toege-stane branches en/of soorten winkels.

 Binnen de perifere detailhandelsvestigingen is het toegestaan om niet aan het kern-assortiment gerelateerde artikelen te voeren tot maximaal 10% van de winkelver-koopoppervlakte met een maximum van 100 m² wvo.

Deze voorwaarden worden echter enigszins genuanceerd. Er kan worden afgeweken van het beleid indien het planinitiatief een positieve bijdrage levert aan de consumentenver-zorging en detailhandelsstructuur. Een initiatief dient te worden getoetst op de impact op de beoogde detailhandelsstructuur: is er per saldo wel of geen sprake van structuurver-storing? Hierbij gaat het er met name om dat er geen blijvende, zeer aanzienlijke afname van de keuzemogelijkheden of variatie in het aanbod (van de betreffende branche) plaats vindt. Bovendien dient de vestiging versterkend te zijn voor de detailhandelsstructuur van de Stadsregio. Kortom er moet gekeken worden naar de te verwachten effecten.

3.2.3 Lokaal

Structuurvisie Beuningen

Op basis van de nabije ligging van Nijmegen en andere plaatsen wordt het centrum van Beuningen beschouwd als een kernverzorgend centrum. Opgave voor het centrum is de huidige winkels te behouden en vanuit de positie van de verzorgingsfunctie het aanbod te versterken. Shoppingpark De Heuve als centrale plek voor perifere detailhandel wenst de gemeente Beuningen te behouden.

Detailhandelsvisie en centrumvisie Beuningen

Door DTnP wordt gewerkt aan een detailhandelsvisie voor de gemeente Beuningen, met specifieke aandacht voor het centrum. In het kader van het opstellen van deze visie zijn meerdere bijeenkomsten gehouden met een vertegenwoordiging van de gemeente en ondernemers. Het meest recente concept stamt van 21 mei 2015, maar hier heeft nog geen besluitvorming over plaats gevonden. De belangrijkste conclusies zijn:

 Het dagelijkse artikelenaanbod in centrum Beuningen functioneert naar verwachting goed, maar het niet-dagelijkse aanbod staat onder druk. Naar verwachting zal over de hele linie het aantal winkels en de keuze per branche in het centrum afnemen: de niet-dagelijkse sector zal hier kleiner worden.

 Streven naar een verdere versterking van centrum Beuningen als boodschappencen-trum en versterking functie als ‘woonkamer’ (plaats voor ontmoeten en verblijven), onder meer door uitbreiding aanbod aan horeca en sociaal-maatschappelijke voor-zieningen.

 Inzetten op compact centrum met nuances tussen de deelgebieden en een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelijkheden als randvoorwaarden.

 Handhaving De Heuve als locatie voor doelgerichte aankopen (grootschalige, volu-mineuze detailhandel), onder meer door het voorkomen van meer branchevervaging en brancheverbreding.

 Inzetten op clustering aanbod in de twee hoofdwinkelgebieden (Centrum en De Heu-ve) en complementariteit tussen deze beide centra. Voorkomen uitbreiding winkel-aanbod buiten deze beide centra.