• No results found

Rap, Rock, Reggae en Revolución

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Rap, Rock, Reggae en Revolución"

Copied!
116
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rap, Rock, Reggae en Revolución

Over de huidskleuridentiteit en de nationale identiteit van Cubaanse moñeros, roqueros en rastas.

Folkje Lips, S1198521 Amsterdam, maart 2006 Vrije Universiteit Amsterdam

Faculteit Sociaal Culturele Wetenschappen

Culturele Antropologie / Sociologie der Niet-westerse Samenlevingen Begeleider: Ton Salman

Tweede lezer: Marjo de Theije

(2)

Inhoudsopgave

Dankwoord i

1. Inleiding 1

Introductie van het onderwerp 1

Regionale achtergrondinformatie 2

Cuba als onderzoeksveld 6

Methodologie 9

Onderzoeksvraag en benaderingswijze 11

2. Begrippen en theorieën 15

Introductie 15

Muziek als symbool 16

Nationale identiteit 20

Huidskleuridentiteit 22

3. De Cubaanse ‘normaliteit’ 24

Introductie 24

De huidskleurblinde ideologie van de staat 24

Timba als symbool voor huidskleurblinde nationale identiteit 27 Rumba als symbool voor de zwarte huidskleuridentiteit 31

Het continuüm van Sansone in een schema 36

4. La moña 40

Introductie 40

Achtergrond van hiphop op Cuba 41

Huidskleuridentiteit: Wij zijn zwarte, zelfbewuste jongeren 43 De moña als levenssfeer met nieuwe omgangsregels tussen huidskleurgroepen 49 Nationale identiteit: Wij zijn de nieuwe Revolutionairen 51

De reactie van de staat op hiphop 57

5. Rock 59

Introductie 59

Achtergrond van rock op Cuba 60

Huidskleuridentiteit: Rock is blank, wij zijn roqueros 62

(3)

Rock als niet-zwarte levenssfeer 64 Nationale identiteit: Wij Cubaans? We willen gewoon onszelf mogen zijn 67

De reactie van de staat op rock 69

6. Reggae 72

Introductie 72

Achtergrond van reggae op Cuba 73

Huidskleuridentiteit: Ons zwartzijn is een strategie 75 Reggae als zwarte levenssfeer met on-Cubaanse omgangsregels 77 Nationale identiteit: Wij zijn Cubaans als het zo uitkomt 79

De reactie van de staat op reggae 82

7. Conclusie: Rap, rock, reggae en de Revolutie 84

De huidskleuridentiteit van moñeros, roqueros en rastas 85

Muziekgenres als levenssferen 88

Nationale identiteit en de reactie van de staat 93

Antwoorden en nieuwe vragen 95

Bibliografie 98

Bijlage A Informanten 103

Bijlage B Woordenlijst 107

(4)

Dankwoord

Natuurlijk had deze scriptie niet tot stand kunnen komen zonder de inspirerende hulp van derden, vierden, vijfden en hogere rangtelwoorden.

Zo dank ik als eerste mijn begeleider, Ton Salman. Hij liet mij hoofdzaken van de bijzaken scheiden en hielp mij tijdens discussies zelf dingen in te zien, waar ik waarschijnlijk zonder zijn sturing nooit aan gedacht had. Dankzij zijn ‘assenstelsels’ zag ik kans mijn onderzoek op de juiste manier in niveaus onder te verdelen. Ook ben ik mijn tweede lezer, Marjo de Theije, eeuwig dankbaar voor haar suggestie om Livio Sansone niet klakkeloos te geloven, maar om kritiekpunten te zoeken.

Dit heeft er zeker voor gezorgd dat mijn scriptie meer originaliteit en meer wetenschappelijke waarde heeft.

Voor de morele ondersteuning dank ik mijn vriend, Joachim, die er gedurende het gehele proces bij is geweest. Ook op Cuba heeft hij mij geassisteerd; zo heeft hij rasta Hugo aan de praat gehouden en kon ik met hem overal veilig naar toe. Ik voelde me een echt antropologenkoppel! Oja, en natuurlijk bedank ik hem ook voor de kopjes thee en koffie..

Mijn ouders, mijn hordes vrienden, poes Case en cello Gerrit dank ik natuurlijk ook.

Ontspanning is noodzaak!

Maar vooral dank ik mezelf. Het werk zit erop, de klus is geklaard.

(5)

1. Inleiding

Quizá no suena a chachachá

Pero aquí está el ritmo que me identifica más Y que se sepa de Tokío hasta La Habana Esta es mi forma de hacer música cubana.1 (Obsesión, “Un montón de cosas”, 2001)

Introductie van het onderwerp

Cuba staat bekend om haar muziek. Salsa, rumba, de bolero en de chachacha komen allemaal uit Cuba.

Het zijn muziekgenres die internationaal hoog worden aangeslagen. Cuba heeft ook zangers als Ibrahim Ferrer, Celia Cruz en Omara Portuondo voorgebracht, zangers waar buiten Cuba van gesmuld wordt. Voor mijn vertrek naar Cuba had ik dan ook bedacht dat ik zou gaan kijken hoe Cubanen met deze eigen muziek om gingen. Hoe zouden ze hun eigen muziek gebruiken om zichzelf te definiëren?

Tijdens mijn veldwerkonderzoek kwam ik echter al snel in aanraking met andere muziek, muziek die niet oorspronkelijk ‘hun’ muziek is, maar die wel steeds meer wordt beluisterd. Via een aantal jongens die altijd in het park tegenover mijn huis rondhingen, ontdekte ik de hiphop.2 Nu had ik over Cubaanse hiphop al het een en ander gelezen. Zo bestaat er een Cubaans tijdschrift voor hiphop,

“Movimiento”, waarin hiphop wordt aangeprezen als de nieuwe generatie Revolutionairen. Ook in veel buitenlandse publicaties wordt Cubaanse hiphop gezien als een haast romantische poging om het socialisme te behouden (o.a. Olavarria 2002). Aan de andere kant zijn er ook een aantal artikelen, met name uit de VS, waarin hiphop juist wordt geprezen om haar Revolutieondermijnende mogelijkheden (o.a.Robinson 2002). Via de jongens in mijn park, kwam ik er echter achter dat hiphop eigenlijk allebei wel én allebei niet was. Zij maakten op mij niet de indruk alsof ze willoos ‘door de globalisering van het Revolutionaire pad waren afgeraakt’ of dat ze juist ‘door de Revolutie van de verdorven kapitalistische ideologie werden afgehouden’. Nee, ze kwamen op mij over als jongeren die zelf een aandeel hadden in hun denkbeelden en in hun toekomst. Als jongeren die binnen bepaalde grenzen zelf keuzes konden maken. Ik besloot daarom mijn onderzoek te wijzigen en me te richten op deze jongeren. Ik wilde kijken wat zij deden met oorspronkelijk niet-Cubaanse muziek. Hoe zij zich deze toeeigenden, haar aanpasten aan de eigen situatie en op welke manier zij deze muziek betekenis gaven.

Via de hiphoppers kwam ik in aanraking met reggae en nadat ik hoorde van rock, besloot ik ook daar naar op zoek te gaan. Ik ondervond dat deze muziekgenres alledrie hele ‘eigen’ aanhangers

1 Vertaling: Misschien klinkt het niet als een chachacha – maar hier is het ritme waarmee ik me het meeste identificeer – en opdat men het weet van Tokio tot aan Havana – dit is mijn manier om Cubaanse muziek te maken.

2 Ik huurde een kamer van een Cubaans stel, Cary en Abel. Vanuit mijn kamer had ik uitzicht op dit park.

(6)

hadden. Ze waren duidelijk herkenbaar aan de uiterlijke kenmerken, maar ook hun ideeën, gedrag en toekomstvisie waren per groep heel anders. Ik besloot mijn onderzoek uit te breiden. Ik wilde gaan kijken en vergelijken hoe hiphoppers, rockers en rastas in het leven staan en hoe zij dit verbeelden in muziek. Om dit te kunnen doen, heb ik gekozen voor het woord ‘statement’. Door niet-Cubaanse muziek te kiezen als symbool, als uitbeelding van hun identiteit, maken zij duidelijk dat Cubaanse muziek daarvoor niet meer voldoet. Door echter deze niet-Cubaanse muziek aan te passen en op een hele eigen manier te gebruiken, laten ze zien dat hun Cubaanse identiteit toch niet zo maar onder invloed van globaliseringprocessen verdwenen is. Met deze scriptie wil ik laten zien hoe deze Cubaanse jonge muziekliefhebbers de ideeën van de Revolutie met de buitenlandse invloeden, die hiermee botsen, mengen.

Om mijn onderzoek in het juiste perspectief te kunnen plaatsen, zal ik in dit hoofdstuk eerst wat relevante achtergrondinformatie over Cuba geven. De Cubaanse situatie zal ik daarna betrekken op mijn eigen onderzoek, door uit te leggen welke mogelijkheden en hindernissen ik op Cuba heb ondervonden bij het doen van mijn veldwerk. Vervolgens beschrijf ik hoe ik aan mijn onderzoeksresultaten ben gekomen, dus welke methodologie ik heb toegepast.

Ik ging het veldwerk in met het idee om te kijken naar Cubaanse muziekgenres, zoals rumba en salsa. Uiteindelijk besloot ik juist de niet-Cubaanse genres die inmiddels op Cuba groot zijn geworden te onderzoeken. Ik zal in de laatste paragraaf van deze inleiding uitleggen welke theoretische problemen én mogelijkheden dit heeft opgeleverd. Hierin zal ook aan bod komen dat

‘etniciteit’ niet de kapstok kon zijn waaraan ik dit onderzoek zou ophangen. Ik zal in deze paragraaf verder mijn onderzoeksvraag presenteren en vertellen hoe ik de hoofdstukken van deze scriptie indeel, om deze te kunnen beantwoorden.

Regionale achtergrondinformatie

Cuba is een republiek in het Caribische gebied. Het is 110.860 km² groot, wat ongeveer drie keer zo groot is als Nederland, met 10,82 miljoen inwoners. De hoofdstad is Havana. Hier woonden in 1993 al ruim twee miljoen inwoners. De taal is Spaans (Hatchwell and Calder, 1998: 82-85).

De vorming van de huidige Cubaanse bevolking begint eigenlijk pas toen er Spanjaarden aankwamen, na 1511. Daarvoor bevolkten Indianen het eiland, maar die werden door de Spanjaarden bijna geheel uitgeroeid. Om aan arbeidskrachten te komen voor de vele suikerplantages, importeerden de Spanjaarden vervolgens slaven uit Afrika.3

Cuba kende twee bevrijdingsoorlogen tegen haar kolonisator Spanje. De eerste was in 1868 en duurde tien jaar. Inzet was afschaffing van de slavernij, maar dit gebeurde uiteindelijk pas in 1886 (Hatchwell en Calder 1998: 9). De tweede oorlog begon in 1895 en werd praktisch en ideologisch

3 URL: http://www.landenweb.net/cuba/geschiedenis

(7)

geleid door de Cubaanse banneling en schrijver José Martí.4 Deze oorlog eindigde in 1898. Cuba was aan de winnende hand, maar vlak voordat Cuba zelf de laatste slag kon slaan, intervenieerden de VS.

Zonder Cubaanse aanwezigheid ondertekenden de VS uiteindelijk het vredesverdrag met Spanje. Dit wordt nog steeds gezien als een groot onrecht en als bewijs voor het feit dat de VS al van begin af aan imperialistische bedoelingen hebben gehad (Boheemen en Roefs 2003).

In 1902 verkreeg Cuba alsnog haar onafhankelijkheid als republiek. Het Noord-Amerikaanse congres had besloten om de troepen terug te trekken uit Cuba in ruil voor een aantal garanties.5 De Amerikanen bleven politiek, economisch en militair een flinke vinger in de pap houden. Amerikaanse ondernemers kochten suikerplantages en -fabrieken op. Om de investeringen te beschermen, stuurden de VS regelmatig mariniers. Ook andere vitale sectoren, zoals telefoon, energie en hotels kwamen voor het grootste deel in handen van Amerikanen. Tijdens het bewind van Batista, van 1940-1944 en daarna van 1954-1958, werd het regime steeds dictatorialer. Havana had in deze tijd veel weg van het bordeel en het casino van de Amerikaanse bankiers, industriëlen en andere rijken.6 De oppositie tegen het bewind van Batista werd dan ook steeds groter. Een door Fidel Castro geleide revolutionaire beweging liet voor het eerst van zich horen met een mislukte aanval, op 26 juli 1953, op de Moncada-kazerne.

Hiervoor zat Castro tot 1955 in de gevangenis. Nadat hij in 1955 werd vrijgelaten, begon hij vanuit zijn ballingsoord in Mexico, samen met onder andere Ernesto 'Che' Guevara, aan de voorbereiding van een invasie in Cuba, die inderdaad werd uitgevoerd.7 Eind 1958 had de beweging zich zodanig verspreid en versterkt en was de oppositie tegen Batista zo sterk geworden, dat deze zich, toen ook het leger hem niet meer steunde, gedwongen zag met vele aanhangers te vluchten. Op 1 januari 1959 trok Fidels ‘beweging van 26 Juli’ Havana binnen. Daarmee was de overwinning een feit.8

Na de geslaagde strijd benoemde Fidel zichzelf tot minister-president van Cuba. Che Guevara kreeg de leiding over de agrarische hervormingen en werd ook president van de nationale bank. Zij

4 José Martí wordt op Cuba beschouwd als een vader van het volk en is een groot voorbeeld voor de Cubanen, vooral wat betreft scholing en Revolutionair denken en handelen, hoewel hij ruim voor de Revolutie leefde en stierf. Hij waarschuwde al in de negentiende eeuw tegen het dreigende imperialisme van de VS. Bovendien gingen vele van zijn teksten en gedichten over het Cubaanse recht op vrijheid. José Martí stierf enkele maanden na aanvang van deze oorlog in de strijd.

5 Wij Nederlanders hebben niet een bijvoeglijk naamwoord om iets ‘van de VS’ mee aan te duiden. In het Spaans kan je ‘estadounidense’ zeggen. Als wij zeggen ‘Amerikaans’, dan weet iedereen dat je daar ‘van de VS’ mee bedoelt, hoewel het eigenlijk op heel het continent, dus óók Latijns-Amerika, slaat. We kunnen ook Noord- Amerikaans zeggen, maar daar hoort nog steeds ook bijvoorbeeld Canada bij. Ik heb geen andere optie dan deze woorden toch maar te gebruiken, maar het zijn eigenlijk geen correcte aanduidingen.

6 Deze periode is nog duidelijk zichtbaar in het huidige straatbeeld. Prachtige gebouwen en oude Amerikaanse auto’s, hoewel allemaal vergane glorie, zijn het boegbeeld van de stad.

7 Che Guevara, echte naam Ernesto Rafael Guevara de la Serna, werd geboren in Argentinië. Na zijn studie medicijnen reisde hij door Latijns-Amerika. Hij kwam Fidel Castro tegen in Mexico City en ging in 1956 mee naar Cuba om Batista te bestrijden. Toen ze succes boekten, kreeg hij hoge politieke posities toegewezen. Toen Fidel steeds afhankelijker werd van de Sovjet Unie, werd Che ontevreden. Hij had zelf meer een Chinees socialistisch model in gedachten. In 1965 legde hij zijn functies neer om andere landen te ‘bevrijden’.

Uiteindelijk overleed hij in 1967 in Bolivia. Che’s aanhang van het ‘verkeerde communistische systeem’ werd niet aan de grote klok gehangen. Zijn vertrek naar het buitenland wordt door Cubanen uitgelegd als zijn afkeer van luxe en privileges. Hij wordt gezien als groot Revolutionair man. Kinderen worden opgevoed om te ‘zijn als Che’. (URL: http://nl.wikipedia.org. Zoekterm: Che Guevara)

8 URL: http://www.landenweb.net/cuba/geschiedenis

(8)

erfden een verscheurd land dat economisch en politiek volledig afhankelijk was van de Verenigde Staten. Er werd besloten direct maatregelen te nemen. Er werd beslag gelegd op alle eigendommen van buitenlandse bedrijven en andere geprivatiseerde bedrijven. Deze werden genationaliseerd. De eigendommen werden herverdeeld onder de bevolking. De positie van arbeiders en boeren werd verbeterd door de lonen te verhogen en de kosten voor onder andere huur, elektriciteit en medicijnen te verlagen. Verder verbood de regering rassendiscriminatie, begon met een woningbouwprogramma voor de armsten, maakte de gezondheidszorg gratis, voerde algemeen onderwijs in en maakte een begin met een nieuwe politiek voor landbouw en veeteelt, defensie, sport en cultuur. De Cubaanse elite zag al snel in dat zij er ernstig op achteruit zou gaan. Hun bezittingen en huizen waren in beslag genomen. Velen van hen besloten te vluchten naar Miami. Cuba raakte op die manier veel hoopopgeleide mensen kwijt. Onder deze mensen bevonden zich vooral veel blanken.

Castro nationaliseerde ook een aantal Amerikaanse olieraffinaderijen en suikerplantages.

Bovendien ging het, nota bene in de Koude Oorlog, een handelsovereenkomst aan met de Sovjet Unie.

De VS antwoordden daarop met een handelsembargo en de beroemde invasie in de varkensbaai in1961, die het Cubaanse leger onder leiding van Fidel glansrijk won.9 Fidel werd steeds meer richting de Sovjet-Unie gedreven. Uiteindelijk zag hij er definitief vanaf om verkiezingen te houden en riep op 2 december 1962 Cuba uit tot een socialistische staat. Hij maakte aan de wereld bekend: “Ik ben een marxist/leninist en zal dat blijven tot de dag van mijn dood” (Boheemen en Roefs 2003).

De communistische partij werd het grote machtsbolwerk in Cuba. In naam van de Revolutie werd een systeem van politieke controle ingevoerd. Iedereen die ook maar de minste kritiek had op de Revolutie werd gevangen gezet. Vakbonden werden opgeheven en de media werden gecontroleerd door de regering. Om contrarevolutionaire activiteiten tegen te gaan, werden Comités ter Verdediging van de Revolutie (CDR’s) opgericht. Deze gingen zich ook bezighouden met onder andere de arbeidsverdeling, onderwijs en gezondheidszorg. De CDR´s bleven de bewakers van de Revolutie (Boheemen en Roefs 2003).

Uit angst contrarevolutionair te worden bevonden en sancties te ondervinden, zijn bijna alle Cubanen lid van het CDR. De leden houden zowel elkaar als hun buren strikt in de gaten. Verkeerd gedrag wordt gerapporteerd en bestraft. Een van mijn informanten, Juan, vertelde me dat hij elke maand een keer een nacht de buurtwacht moet doen, wat betekent dat hij tot diep in de nacht buiten moet zitten om te kijken of er geen ongeregeldheden plaatsvinden. Juan vervult deze plicht altijd, omdat hij bang is dat zijn ongehoorzaamheid anders op een lijst komt te staan bij het CDR. Zijn baas, die geregeld informeert bij het CDR van zijn wijk, zou dan te horen krijgen dat Juan geen goede

9 De invasie in de varkensbaai werd in gang gezet door de uit Cuba gevluchte contrarevolutionairen en gesteund door Kennedy. De invasie mislukte echter compleet. De verwachte Amerikaanse luchtsteun bleef uit en de licht bewapende rebellen konden niet op tegen het goedgetrainde Cubaanse volksleger. Binnen 72 uur waren de rebellen verslagen. Een aantal werd gedood en de rest gevangen genomen. De Cubaanse troepen werden door Fidel zelf aangevoerd. Voor hem was de overwinning een enorme propagandaslag die breed werd uitgemeten.

(9)

burger is en hem kunnen ontslaan. (Ju1)10 Naast het CDR heeft ook elke overige staatsinstitutie, de voedseldistributie, het onderwijs, het woonsysteem et cetera, als tweede doel om mensen te controleren.

Gedurende de jaren zeventig konden de vruchten worden geplukt van de Revolutie. Het eiland kon zich ontwikkelen zoals geen enkel ander Derde Wereldland in die periode, maar door politieke en economische ontwikkelingen, zoals een mislukte suikeroogst, werd Cuba steeds afhankelijker van de Sovjet-Unie. Aan het einde van de jaren zeventig was het hoogtepunt bereikt. Vanaf dat moment ging het steeds slechter met het land. Na 1980 was de schuld aan de Sovjet-Unie torenhoog opgelopen. Om een verdere toename zo veel mogelijk te voorkomen, werden er rantsoeneringen ingesteld. Toen de Sovjet-Unie in 1991 uiteenviel, waren de gevolgen amper te overzien. De miljarden aan steun die men gewend was, kwamen niet meer binnen. Bovendien ging ook de belangrijkste handelspartner verloren.

Cuba kwam in een vreselijke crisis terecht.

Om deze crisis te kunnen bezweren, moest de Cubaanse regering een aantal concessies doen.

Dit resulteerde in een aantal ‘kapitalistische beslissingen’, zoals het openstellen van de economie voor sommige buitenlandse investeringen en ondernemingen op 26 juli 1993 (Knight 1996 en Hatchwell en Calder 1998), de herintroductie van boerenmarkten, met prijzen die bepaald worden door vraag en aanbod (Hatchwell en Calder 1998: 47) en het toelaten van toeristen.

Ook is er sinds 1993 een ‘dubbele economie’. Cubanen krijgen hun salaris door de staat uitbetaald in peso’s, ook als ze bij een buitenlands bedrijf werken. Ze krijgen echter structureel te weinig, zodat alle Cubanen moeten bijverdienen om te kunnen overleven. Aangezien er met peso’s bijna niets te kopen is, gebeurt dit bijverdienen in de andere economie, die in dollars is. Deze dollars kunnen over het algemeen slechts worden verkregen door contacten met buitenlanders. Hierdoor is een wrange situatie ontstaan, waardoor mensen die geen familie in Miami hebben, met toeristen moeten aanpappen om te kunnen overleven.

De ‘socialistische controle’ op het Revolutionaire denken en gedrag van de Cubanen is ondertussen echter nog onverminderd. Cubanen worden ontmoedigd met toeristen om te gaan, om op internet te gaan en om onafhankelijke publicaties te lezen. Verder worden mensen in de gaten gehouden door buurtbewoners en door de politie. Nog steeds mag je geen kritiek leveren op het regime, of op een andere manier contrarevolutionair gedrag vertonen. Dit is natuurlijk een onhoudbare situatie; hoewel Cubanen rijst en bonen van de staat krijgen, moeten ze moeite doen om andere belangrijke voedingsstoffen binnen te krijgen. Ze mogen hier echter niet over klagen en mogen ook niet met toeristen omgaan om aan hun eten te komen. Jonge mensen, die rond of na 1980 zijn geboren, hebben nooit de vruchten van het socialisme mogen plukken en twijfelen over hun solidariteit. De staat probeert de Cubanen eenzijdig geïnformeerd te houden, maar ondertussen horen de Cubanen van de

10 In bijlage A staan alle informanten vermeld van wie ik informatie uit gesprekken heb gebruikt. In de tekst verwijs ik naar een persoon en een specifiek gesprek met een code. Met deze code kan in de bijlage worden opgezocht van welke persoon en uit welk gesprek ik de informatie of het citaat gebruik.

(10)

toeristen en op de kabeltelevisie in de toeristenhotels ander nieuws.11

Hoe het zal aflopen met deze situatie is de grote vraag. Fidel zegt dat het wel goed komt met de economie, ondanks het embargo van de VS, dat bij elke Amerikaanse presidentsverkiezing scherper wordt, en dat Cuba daarna weer terug kan keren naar een puur socialistisch systeem (Taaffe 2000: 96- 99). De VS zullen waarschijnlijk niks doen zolang Castro nog leeft, maar zeggen wel dat Cuba op den duur een vrije democratie moet krijgen. De Cubaanse bevolking weet het niet. Ze wacht af met bang gemoed.

Cuba als onderzoeksveld

Onderzoek doen op Cuba brengt een aantal obstakels met zich mee, die zich op andere plaatsen niet voordoen. Omdat deze mijn onderzoek beïnvloed hebben, zal ik eerst ingaan op de specifieke omstandigheden tijdens het doen van mijn onderzoek en hoe ik daarmee heb geprobeerd te werken.

Het belangrijkste speciale kenmerk van onderzoek doen op Cuba is de grote sociale controle en repressie. Een voordeel van deze controle is beslist de veiligheid. Geweld tegen toeristen komt weinig voor en de misdaadcijfers zijn erg laag. Voor mijn onderzoek betekende dit dat ik veel alleen op pad kon, ook ’s nachts, en dus in die zin niet afhankelijk was van andere mensen. Natuurlijk zijn er ook nadelen aan deze controle. Het was voor mij bijvoorbeeld niet mogelijk om officieel onderzoek te doen op Cuba. Daarvoor moet namelijk zeer ruim van te voren toestemming worden gevraagd aan de staat. Deze toestemming is vervolgens alleen te krijgen als het onderzoeksonderwerp Revolutievriendelijk of –neutraal is. Het onderzoek moet dan tijdens het verblijf op Cuba regelmatig worden gecontroleerd en er wordt een permanente begeleider aangesteld.12 Ik had dus geen onderzoeksvisum. Op een toeristenvisum zou ik maximaal 8 weken kunnen verblijven en na op en neer vliegen naar Mexico nog een keer 8 weken. Omdat ik echter 5 maanden wilde blijven, besloot ik een studentenvisum te nemen. Ik was toen wel verplicht om regelmatig naar college te gaan. Een nadeel was dat dit me tijd en geld kostte, maar voordeel was dat ik de taal beter leerde spreken door de cursussen Spaans en dat ik in de cursussen “Cubaanse cultuur” en “Cubaanse literatuur” nog veel opstak over de Cubaanse muziek en geschiedenis.

Omdat ik ‘illegaal’ onderzoek deed op Cuba, moest ik uitkijken wat ik voor mijn onderzoek ondernam en aan wie ik vertelde dat ik onderzoeker was. Teveel nieuwsgierigheid of teveel openheid tegen de verkeerde persoon, hadden kunnen resulteren in argwaan bij deze persoon of zelfs bij hogere instanties. Als zij erachter zouden komen dat ik onderzoek deed, had ik in de problemen kunnen

11 Eigen observaties of informatie uit gesprekken met informanten.

12 Op Cuba sprak ik met een Engelse antropologe die ruim een jaar officieel promotieonderzoek deed op Cuba.

Ze had meer dan een jaar van te voren toestemming moeten vragen en was nu voortdurend bezig haar begeleiders om de tuin te leiden met valse vragenlijsten. Als groot voordeel noemde ze dat de toegang tot bepaalde officiële instanties en bijeenkomsten, die normaal niet bijwoonbaar zijn, haar nu was gegund.

(11)

komen. Het land uitgezet worden is hierbij niet denkbeeldig!13 Dit zorgde ervoor dat ik niet altijd kon vertellen dat ik onderzoek deed. Hier voelde ik me soms best schuldig over, omdat ik niet eerlijk kon zijn tegen mensen die me, soms zonder het te weten, geholpen hebben met mijn onderzoek, maar vooral bij officiële instanties kon ik echt geen open kaart spelen. Hier kwam mijn studentenkaart te pas, want ik kon altijd zeggen dat ik een spreekbeurt moest doen voor mijn Spaanse cursus aan de Universiteit van Havana.

Net als alle andere toeristen werd ik in de gaten gehouden. Ik sliep in een casa particular, een gehuurde kamer in iemands huis. Regelmatig kwam hier een inspecteur langs om te kijken of ik me daar ook wel echt bevond. De eigenaar van mijn casa vertelde me bovendien dat ze verplicht was om bij te houden met wie ik omging en waar ik heen ging.14 Om ervoor te zorgen dat ik niet zou worden betrapt op het doen van onderzoek heb ik me zo veel mogelijk gedragen als een voorbeeldige studente.

Ik volgde meestal mijn lessen en paste altijd op mijn woorden. Ik ging veel naar muziekevenementen en naar feestjes, maar dat zou iedere toerist kunnen doen. Hoewel ik het natuurlijk niet zeker weet, denk ik dat ik nooit speciaal de aandacht heb getrokken. Ik heb er in elk geval niets van gemerkt.15

Ik moest niet alleen omzichtig te werk gaan voor mijn eigen veiligheid, maar ook om ervoor te zorgen dat mijn respondenten zich veilig genoeg voelden om te kunnen praten. De controle op Cuba heeft namelijk geresulteerd in angst van de Cubanen om openlijk te spreken, omdat ze bang zijn te worden afgeluisterd. Daarom moest ik constant heel erg alert zijn op de context waarin iemand iets zei en de politiek gewenste, maar niet gemeende, antwoorden van de oprechte antwoorden scheiden.

Verder zorgde ik er altijd voor af te spreken op plaatsen waar zij zich veilig voelden en kon ik de taperecorder slechts met mate gebruiken. Bij het maken van aantekeningen of bij het uittypen van gesprekken, gaf ik veel respondenten een pseudoniem, om ervoor te zorgen dat ze niet door mijn onderzoek in de problemen zouden komen. Meestal verzon ik de pseudoniemen, maar soms hadden mijn respondenten zelf een verzoek. Een jongen grapte: “Noem me maar Ernesto, met die jongen heb ik ruzie”. Alleen van personen die vanwege hun beroep, of hun levensstijl, zelf met hun mening in de publieke ruimte treden, heb ik de echte naam gebruikt. Als ik deze personen in mijn onderzoek aan het woord laat komen, zal ik dit in bijlage A, waarin ik alle informanten kort beschrijf, vermelden.

Een tweede aspect dat op Cuba mijn onderzoek beïnvloedde, was het gebrek aan informatie.

Er is een totale afwezigheid van transparantie van de regering. Er zijn geen cijfers te vinden, geen publicaties over wat de regering nu ‘echt’ wil, wat haar doel is, wat ze doet om dit te bereiken. En van

13 Edwin Koopman is journalist en ging regelmatig naar Cuba op een journalistenvisum. Hoewel hij toestemming had om met dissidenten te praten, is hij de laatste keer, in 2004, toch uitgezet. Waarschijnlijk stelde hij net de verkeerde vragen. Hij schreef hierover het boek: “De ritselaars van Havana”.

14 Dit is dan nog maar de zichtbare controle. Niemand kan vertellen hoe ver de onzichtbare controle gaat.

Sommige mensen, zoals Laurien Lubbers, beweren dat zelfs de telefoons worden afgetapt. Laurien Lubbers verbleef vijf maanden op Cuba en schreef het boek “Politieke relaties”.

15 Dit in tegenstelling tot Laurien Lubbers, die in haar boek schreef dat ze helemaal werd doorgelicht. Haar situatie was ook anders; zij verbleef de hele tijd op een toeristenvisum, zodat ze twee keer het land uit en in moest en dus drie keer de douane passeerde. Bovendien deed zij onderzoek naar jineteras, prostituees, een

‘contrarevolutionaire’ doelgroep. Ik was de hele tijd op Cuba als student en viel daarom minder op.

(12)

wat de regering wél naar buiten brengt, weet je niet of het de waarheid is, of propaganda. Cubanen weten dan ook heel weinig van het leven binnen én buiten Cuba. Ze worden expres dom gehouden; in de krant lezen ze bijna niks, op internet gaan en buitenlandse reizen maken is voor de gewone Cubaan niet mogelijk, en omgang met toeristen wordt ook zoveel mogelijk beperkt. Edwin Koopman, een Nederlandse journalist die vaak voor interviews naar Cuba is gegaan, beschrijft dit in zijn boek

“Ritselaars in Havana”. Hierin zegt hij: “Omdat het onderwijssysteem zélf onderdeel is van de politiek, wordt het denken een specifieke richting op gestuurd: alles wat tot de Revolutie behoort is goed, alles erbuiten of ertegen is fout. (…) Daarnaast geven de Cubaanse media de bevolking dag in dag uit een volkomen verdraaid beeld van de buitenwereld” (Koopman, 2005: 79).

Cubanen hebben dan ook allemaal hun eigen ideeën over hoe de wereld in elkaar zit, en niemand die kan controleren welk idee klopt. Het aantal verhalen is hiermee op Cuba dan ook nog groter dan in bijvoorbeeld Nederland, waar de informatie die we krijgen in ieder geval objectiever en uitgebreider is dan de partijpropaganda die de Cubanen te horen krijgen, en waar we in elk geval een redelijke transparantie van bestuur hebben. We wéten een aantal dingen. Hierover hoeven we dan ook geen mening meer te hebben. In Cuba ‘weet’ je niks. Niks is te bewijzen, alles is van horen zeggen. In deze geruchtenmaatschappij is alles een mening. En er zijn zoveel meningen als er mensen zijn. Dit maakt het voor mij ook extra moeilijk om mijn onderzoek te doen. Alle informatie, hoe objectief en logisch deze ook lijkt, moet ik analyseren: van wie heb ik dit gehoord? Wat is zijn positie en waarom is dit dus zijn mening?

Dit informatiegebrek uitte zich ook in moeilijkheden om te vinden waar activiteiten plaatsvonden. Alle reclame hiervoor ging mond op mond, dus om ergens te komen, moest ik eerst de juiste mensen leren kennen, die wisten waar het gebeurde. Bovendien vonden beloofde concerten vaak opeens niet plaats, of werden muziekclubs opeens gesloten en elders weer geopend, uiteraard zonder aankondiging. De toegang tot mijn veld was daarom erg lastig.

Naast de controle en het gebrek aan informatie is er nog een derde aspect om rekening mee te houden bij het onderzoek doen in Cuba en dat is de relatie van Cubanen met buitenlanders. Ik schreef al eerder dat veel Cubanen om aan dollars te komen met toeristen moeten aanpappen. Dit zorgt ervoor dat veel mensen je op straat aanspreken met als bijbedoeling jou geld en goederen afhandig te maken.16 Dit bemoeilijkt het leggen van belangeloze contacten. Ik werd steeds wantrouwiger en toen dit wantrouwen steeds meer terecht bleek te zijn, ook geïrriteerder. Uiteindelijk vertrouwde ik alleen de mensen die ik zelf had aangesproken, of de mensen die ik via andere vrienden had leren kennen.

Naast deze drie factoren die het onderzoek doen op Cuba bemoeilijken, is er gelukkig ook een aspect dat het onderzoek op Cuba juist gemakkelijker maakt en dit is het cultuurstimulerende beleid van de regering. Ondanks alle economische problemen blijft Cuba een beleid voeren waarin met name

16 Mensen die in ruil voor geld, goederen, of een ticket uit Cuba, relaties aangaan met toeristen worden op Cuba jineteros genoemd, wat letterlijk ‘ruiters’ betekent.

(13)

Cubaanse cultuur heel erg gepromoot wordt. Bekende salsabands zoals Los Van Van zijn bijvoorbeeld verplicht om naast de lucratieve concerten voor toeristen en in het buitenland ook een paar keer per maand gratis of goedkoop op te treden voor ‘het volk’. Een informant vertelde me: “We moeten heel de week hard werken, op tijd naar bed, niet drinken, niet roken, maar in het weekend mogen we feesten en dansen om weer op te laden voor de werkweek” (J1). De Cubaanse regering organiseert bovendien ook hiphop-, rock- en reggaeconcerten en zelfs festivals. Ik zal verderop in deze scriptie uitleggen dat niet alle genres evenveel gestimuleerd worden. De concerten die er echter zijn, zijn allemaal erg goedkoop en laagdrempelig. Toen ik dus eenmaal wist bij welke mensen ik informatie kon halen, kon ik elke avond gemakkelijk vullen met muziek en concerten.

Methodologie

De onderzoeksmethode die ik toepaste in de eerste maand van mijn verblijf op Cuba laat zich het beste omschrijven als: zitten in het parkje voor mijn huis, praten met iedereen die ik tegenkom en ingaan op elke uitnodiging die ik krijg. Deze ongerichte maar open methode wierp al gauw zijn vruchten af. Zo leerde ik al snel een percussionist kennen die speelt in een bekende hiphopband, Obsesión. Verder ontmoette ik een jongen die actief was in de FEU, die als doel heeft de idealen van de Revolutie uit te dragen.17 Met hem en nog tien andere Cubanen ben ik op reis geweest naar Cayó Coco.18 Tijdens deze reis leerde ik door gesprekken en door observatie veel over de Cubaanse denkbeelden en leefwijze. Ik kwam op deze open onderzoeksmanier veel bij mensen thuis, op feestjes, in disco’s en op concerten.

De tweede maand begon ik zelf meer initiatief te nemen. Ik begon huizen binnen te lopen waar rumbaritmes uit kwamen en ik begon gerichter vragen te stellen. Ik woonde muziekrepetities bij en vond een aantal hiphopclubs en een illegale reggaeclub.

De derde maand was de maand december. In deze maand werden er ongewoon veel concerten georganiseerd. Het hele kerstweekend waren er bijvoorbeeld in grote theaterzalen hiphopconcerten. Ik vond de hiphop meer en meer een fascinerende muziekstijl met vriendelijke, openhartige mensen. Ik kwam dan ook graag in hiphopclubs en op concerten, voornamelijk vanwege de sfeer.

In de vierde maand heb ik veel gekeken naar kleinschalige muzikale activiteiten. Ik ben naar diverse huisfeestjes en buurtfeestjes geweest. Verder ging ik naar reggae- en hiphopconcerten en probeerde met zoveel mogelijk mensen te praten. Ik had al eerder een paar interviews gehouden, nu probeerde ik er nog meer te houden. Dit was niet altijd gemakkelijk. Praten met mensen bleek heel goed te gaan, maar zodra ik begon over een interview, krabbelden ze terug. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de angst voor sociale controle en repercussies, waar ik het al eerder over had. Daarom heb ik geprobeerd om zoveel mogelijk informeel te vragen in de overigens lange gesprekken die ik met

17 de Federación Estudiantil Universitaria; de Universitaire Studenten Federatie.

18 Cayó Coco is een eiland van Cuba met prachtige stranden. Normaal mogen hier alleen buitenlanders komen.

Er is slechts één krakkemikkige kampeerplaats voor Cubanen, gelegen aan het slechtste strand van het eiland.

(14)

mensen gevoerd heb. In deze maand ontdekte ik ook eindelijk waar de rockers zich ophielden en ben ik naar een aantal rockconcerten gegaan.

In de laatste maand vond ik een muziekbibliotheek, waarin alle Cubaanse publicaties over muziek te vinden waren die ooit waren uitgekomen. Hier heb ik een tijdje in rondgesnuffeld. In deze maand heb ik ook veel officiële instanties bezocht. Dit had ik expres tot het laatst bewaard, omdat ik dan, als ik het land uit zou worden gezet, ten minste al een groot deel van mijn onderzoek gedaan zou hebben. Ook probeerde ik een aantal Cubaanse sociologen, journalisten en muziekverslaggevers te spreken. Inmiddels wist ik precies waar, bij wie en hoe ik moest komen te weten of er iets interessants zou gebeuren die avond of dag, dus ik kon mijn tijd moeiteloos vullen.

De methoden die ik gebruikt heb om informatie in te winnen voor mijn onderzoek, zijn participerende observatie, documentatieonderzoek, gesprekken en interviews. De belangrijkste methode was natuurlijk de eerste, de participerende observatie, want het is deze methode die antropologie, mijns inziens op positieve wijze, onderscheidt van andere sociaal wetenschappelijke onderzoeken, zoals sociologische. “De onderzoeker is lijfelijk in het veld aanwezig, participeert in de onderzoekssituatie en volgt –ervaart, ondergaat- de gebeurtenissen” (’t Hart 1996: 279). Deze onderzoeksmethode heb ik gedurende het gehele onderzoek toegepast. Een groot voordeel van participerende observatie is dat het een sterke ondersteuning is van andere onderzoeksmethoden. Bij andere onderzoeksmethoden, documentatieonderzoek, gesprekken en interviews, onderzoek je in eerste instantie de mening van de ander. Door ook tijdens deze methoden participerende observatie toe te passen, kan je bijvoorbeeld uitspraken van informanten in interviews bevestigen, of juist ontkrachten. Op die manier heb ik de ideeën gevormd, die de basis zijn voor de uitkomst van dit onderzoek.

Een andere onderzoeksmethode die ik voortdurend heb toegepast, is het voeren van gesprekken. Gesprekken geven goed aan wat er gaande, actueel en belangrijk is op een bepaald moment. Ze brachten me in contact met mijn informanten en ze hielpen me een beeld te schetsen van hoe de situatie in elkaar zat. Bovendien kon ik later in mijn onderzoek essentiële onderzoeksvragen verpakken in de gesprekken. Omdat het lastig bleek om mijn informanten te strikken voor een formeel interview, heb ik, meer dan ik van te voren voorzien had, veel interviewvragen in informelere gesprekken gesteld. Dit bleek geen probleem te zijn, als mensen zich op hun gemak voelden, waren ze bereid om lange gesprekken te voeren en vele vragen te beantwoorden.

Mijn derde onderzoeksmethode waren de interviews. De scheidslijn tussen gesprek en interview was soms vaag. ‘Gewone’ informanten waren huiverig voor een interview omdat ze hun mening niet formeel durfden te ventileren en bij officiële instanties was ik zelf bang om een gesprek met iemand te betitelen als interview. Ik vreesde dat ik dan als onderzoeker of journalist zou worden geïdentificeerd. Hier had ik vaak wel een lijstje vragen, maar toch probeerde ik het gesprek zo te houden alsof ik gewoon een geïnteresseerde student was die een spreekbeurt moest doen.

Opnameapparatuur, of grote vragenlijsten, hadden niet in dit beeld gepast. Uiteindelijk heb ik maar

(15)

acht interviews helemaal volgens het boekje gedaan, met vragenlijst, notitieblok en geluidsrecorder. Ik denk echter dat ik van de vele andere personen met wie ik heb gesproken evenveel informatie heb, doordat ik steeds meerdere, lange gesprekken heb gevoerd over verschillende onderwerpen.

De laatste onderzoeksmethode die ik toegepast heb, is het documentatieonderzoek. Dit omvat zowel literatuuronderzoek dat ik al thuis verricht had, als documentatieonderzoek dat ik ter plekke in Cuba heb verricht. Dit onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Ten eerste heb ik aan de Universiteit een aantal cursussen gevolgd. Hier kreeg ik ook boeken bij, die me heel goed geholpen hebben een beeld te vormen van de Cubaanse geschiedenis de Cubaanse muziek. Daarnaast ben ik ook naar een aantal bibliotheken geweest, zoals de “Biblioteca Nacional San José Martí” en het “Centro de investigaciones y desarollo de música Cubana”19, wat ook een eigen bibliotheek had. Natuurlijk heb ik ook steeds geprobeerd de kranten te lezen. De mensen bij wie ik in huis zat hadden zelf de “Juventud Rebelde” en de “Granma”. Soms heb ik daarnaast ook de “Tribuna de La Habana” en de

“Trabajadores” gekocht. Op Cuba bestaat er geen vrijheid van pers. De kranten die er te vinden zijn, zijn allemaal staatsbezit of -gecontroleerd. Wat ik er dus gevonden heb, is de mening en het beleid van de staat, niet de mening van het volk. Ook belangrijk voor mijn literatuuronderzoek, waren de diverse tijdschriften die ik op Cuba gekocht en gelezen heb. Er waren officiële tijdschriften van het rapagentschap, “Movimiento” genaamd. Ook waren er een aantal fanzines in omloop; in eigen beheer uitgebrachte, amateuristische tijdschriften, vaak met zelfgebrande cd’s erbij. Aangezien er geen officieel instituut bestond voor rock, was dit voor rockers de enige manier om aan informatie en plaatjes van hun favoriete bands te komen. Naast deze muziektijdschriften, waren er ook vele andere tijdschriften. Zo was er het tijdschrift dat door de UNEAC20 werd geschreven, “La Gaceta”. Hiervan kwam op een gegeven moment een themanummer uit: “Nación, raza y cultura”21, wat voor mij bijzonder interessant was. Ook van andere tijdschriften, zoals “Temas”, “Revolución y Cultura” en “El Caimán Barbudo” heb ik exemplaren of artikelen gelezen.

Onderzoeksvraag en benaderingswijze

Hay Cubanos de todos colores, un arcoiris precioso, pero todos con un mismo idioma, un propósito, un ideal: la unidad es nuestra más poderosa arma 22 (Raúl Castro Ruz, 19-12-2004).

Raúl Castro Ruz is de broer en de beoogde opvolger van de president van de Cubaanse Republiek, Fidel Castro Ruz. Bovenstaande uitspraak deed hij op de laatste dag van het “Bastion 2004”. Deze militaire oefening had als officieel doel om het volk voor te bereiden op een eventuele militaire

19 “Centrum van onderzoek en ontwikkeling van Cubaanse muziek”

20 de Unión Nacional de Escritores y Artistas de Cuba; de Nationale bond voor Cubaanse schrijvers en artiesten

21 Vertaling: “Natie, ras en cultuur”

22 Vertaling: Er bestaan Cubanen van alle kleuren, een prachtige regenboog, maar allen met eenzelfde taal, eenzelfde project, een ideaal: de eenheid is ons krachtigste wapen.

(16)

agressie van ‘het Noord-Amerikaanse imperialisme’. Tegelijkertijd diende het officieus ook andere doelen: de wereld kreeg een staaltje Cubaanse efficiëntie en daadkracht te zien en Raúl verwierf, als kranig opperbevelhebber, meer legitimiteit als toekomstig staatshoofd.

Zijn opmerking is geen losse opmerking, het geeft aan hoe de Cubaanse overheid aankijkt tegen etnische en nationale identiteit. Volgens het officiële staatsdiscours is Cuba namelijk multiraciaal, de todos colores: in alle kleuren. Dit betekent echter niet dat al deze kleuren problemen of etnische scheiding opleveren. Cuba is namelijk, volgens de staat, supra-etnisch; het nationalisme is zo sterk dat het alle etnische gevoelens en uitingen overkoepelt. La unidad es nuestra más poderosa arma: de eenheid is ons krachtigste wapen.

Door de Cubaanse staat wordt etniciteit gezien als ondergeschikt identiteitsfacet, dat secundair kan worden gemaakt door gelijkheid voor iedereen en een sterk nationalisme na te streven. Dit idee komt overeen met de Marxistische theorie, die daar nog springlevend is. In het Marxisme en in andere moderniseringstheorieën wordt etniciteit gezien als iets wat ‘historisch voorbijgaand’ is. In onze Westerse samenleving is juist het Marxisme een gepasseerde theorie. Etniciteit zien we dan ook niet langer als voorbijgaand fenomeen. Vóórdat ik het veld inging, verkeerde ik van mening dat er wel degelijk etnische groepen op Cuba zouden zijn, wat de staat ook beweert. Ik was met name geïnteresseerd in de discrepantie die ik dacht te zullen vinden tussen de nationalistische ideologie van de regering en de werkelijkheid van de in etnische groepen opgesplitste Cubaanse bevolking. Om hier onderzoek naar te doen, stelde ik de volgende onderzoeksvraag:

Op welke manier symboliseren de specifieke muziekgenres die populair zijn onder de verschillende etnische groep(en) op Cuba de ervaring van etnische en nationale identiteit van deze etnische groepen en op welke manier symboliseren de nationale populaire muziekgenres op Cuba het enerzijds door etniciteit gedifferentieerde en anderzijds ook het etniciteit overstijgende nationalisme op Cuba?

Op Cuba bleek ik echter teveel van te voren aangenomen te hebben. Ik vond namelijk ten eerste geen groepsvorming op etnische basis. Ten tweede merkte ik dat de manier waarop de regering haar onderdanen graag ziet, niet persé tegenstrijdig is aan de realiteit. Ik kwam er achter dat ik met het onderzoek in deze vorm niet uit de voeten kon. In plaats van te zoeken naar etnische groepen en hun kenmerken, ontdekte dat ik beter kon kijken naar leefsferen, en de verschillende manieren waarop hierin met huidskleurverschillen wordt omgegaan. Ik ondervond namelijk dat mensen zichzelf geen vaste etnische identiteit toekenden. De huidskleur van mensen was in verschillende situaties meer of minder belangrijk. De benoeming van iemands huidskleur kon zelfs per situatie veranderen! Bij deze ontdekking werd ik erg geholpen door het boek van Livio Sansone: “Blackness without Ethnicity”, waarop ik in dit schrijven nog uitgebreid terug zal komen.

Net toen ik inzag welke verkeerde vooronderstellingen ik had en welke aanpassingen ik daarom moest maken aan mijn theoretische kader, stuitte ik op hiphop en reggae en later op rock.

Zoals ik al eerder vertelde, vond ik de liefhebbers van deze muzieksoorten erg interessant. Zij hadden

(17)

er voor gekozen om met een niet-Cubaanse muzieksoort hun identiteit te uiten, in plaats van met een Cubaanse muzieksoort. Bovendien deden de liefhebbers van elke muzieksoort dit op hun eigen manier.

Ik besloot mijn onderzoek te gaan doen naar deze mensen.

Ik vond dat de identiteit van deze jongeren, want het bleken vooral jongeren te zijn die fan werden van een oorspronkelijk niet-Cubaanse muzieksoort, voor een heel groot gedeelte in gang werd gezet door de muziek. Door de subcultuur eromheen en door alle symboliek die de muziek in het land van herkomst al had gekregen, werd hun identiteit sterk beïnvloed. Anderzijds werd de muziek zelf, bij aankomst op Cuba, aangepast aan de Cubaanse situatie. Desondanks moeten deze muzieksubculturen, waarvan er twee, de rock en de hiphop, uit de vijandelijke VS kwamen, voor grote frustratie hebben gezorgd bij de staat. De jonge rockers, rappers en rastas uiten alledrie op hun manier kritiek op de maatschappij. Het is interessant om te zien dat, na jaren van worsteling, reggae eigenlijk nog steeds zoveel mogelijk wordt gemeden, rock een zekere acceptatie heeft gevonden en hiphop zelfs wordt gerespecteerd door de regering én door de andere Cubanen.

Ik wilde in mijn onderzoek vooral kijken naar de jongeren zelf, hoe zij omgaan met de invloed van de staat én van de buitenwereld. Ik heb daarvoor mijn onderzoek toegespitst op twee onderwerpen, dezelfde als waarmee ik in eerste instantie het veld inging: huidskleuridentiteit en nationale identiteit.

Ik wilde per identiteitsfacet kijken hoe deze bij de muziekliefhebbers anders was ten opzichte van de Cubaanse ‘normaliteit’. Tenslotte was ik ook geïnteresseerd in de reactie van de staat op deze nieuwe muziek. Ook deze beslist namelijk hoe de jongeren zich gaan uiten en gedragen. Ik kwam tenslotte tot de volgende hoofdvraag:

Op welke manier hebben moñeros, roqueros en rastas zich niet-Cubaanse muziek toegeëigend, opdat deze als statement kan dienen voor hun huidskleuridentiteit en nationale identiteit?

Om deze vraag te beantwoorden, zal ik elk muziekgenre vanuit drie gezichtspunten benaderen. Ten eerste zal ik beschrijven hoe de jongeren er zelf hun huidskleuridentiteit en hun nationale identiteit mee uiten. Ten tweede zal ik de muziekgenres als levenssferen, als cultuurgebieden beschrijven.

Hierbij wil ik vooral kijken naar de manieren waarop de muziekliefhebbers binnen hun muziekwereld omgaan met mensen met een andere huidskleur. Op deze manier kan ik de ‘nieuwe’ omgangsregels vergelijken met de Cubaanse ‘normaliteit’. De derde benaderingswijze is vanuit de mensen buiten de muziekwereld. Ik wil kijken hoe met name de staat reageert, op welke manier ze de muziek verbiedt of juist stimuleert. Door op deze drie manieren naar een muziekgenre te kijken, kan ik een breed beeld schetsen van de identiteit van de muziekliefhebbers.

Om de uitkomst van mijn onderzoek weer te geven, heb ik mijn scriptie ingedeeld in zeven hoofdstukken. Na deze inleiding zal ik in het volgende hoofdstuk de begrippen en theorieën geven, waarop deze scriptie gebaseerd is. Hierin zal ik uitleggen hoe ik muziek in dit onderzoek als symbool heb gebruikt. Omdat ik muziek met name als symbool voor huidskleuridentiteit en nationale identiteit gebruik, zal ik ook uitleggen wat ik hieronder versta. Hierin zal ik verder verklaren waarom ik het begrip etniciteit in deze scriptie zoveel mogelijk probeer te mijden. In het derde hoofdstuk zal ik de

(18)

Cubaanse normaliteit beschrijven. Nadat ik kort heb uitgelegd hoe de Cubaanse staat graag ziet dat de bevolking omgaat met haar huidskleur en Cubaanszijn, zal ik aan de hand van twee levenssferen, de timba en de rumba, laten zien hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Ik zal hiervoor veel van de theorieën van Sansone gebruiken, die ik aan het einde van dit hoofdstuk zal omzetten in een overzichtelijk blokschema en in twee tabellen. Ik presenteer deze bewust pas in dit stadium van mijn onderzoek en niet in het eerste hoofdstuk, omdat het uiteindelijk niet de theorie zal blijken te zijn waarop ik mijn onderzoek heb gebaseerd. Hoewel het me heel goed op weg heeft geholpen, moet zijn schema namelijk, om voor mijn onderzoek te kunnen voldoen, worden aangepast. Dit zal ik op het einde van deze scriptie doen.

In het vierde, vijfde en zesde hoofdstuk zal ik de oorspronkelijk niet-Cubaanse muziekgenres beschrijven. Ik zal per hoofdstuk de drie benaderingswijzen behandelen; de identiteit die de muziekliefhebbers zelf uiten, de muzieksoort als levenssfeer en de reactie van de staat.

Hiphoppers zijn zelfbewuste, trotse zwarten. Daarom wordt binnen de hiphop anders omgegaan met blanken dan bijvoorbeeld binnen de rumba het geval is. In hiphop vinden jongeren bovendien een ruimte waarin ze kritisch aan kunnen kijken tegen hun maatschappij, Toch worden de Cubaanse hiphoppers door de staat steeds meer gewaardeerd en zelfs gezien als nieuwe vaandeldragers voor de Revolutie. Hoe dit komt, zal ik laten zien in hoofdstuk vier.

Roqueros gebruiken rock niet om een blanke identiteit te uiten. Hoe het dan toch komt dat alle rockers blank zijn, zal ik duidelijk maken in het vijfde hoofdstuk. Rockers uiten een tegendraadse, anders-Cubaanse identiteit. Ze willen zichzelf mogen zijn. De staat probeert deze rebellie te verbloemen.

In het zesde hoofdstuk zal ik het over één groep hebben, die reggae op een heel aparte manier gebruikt. Dit zijn de rastas. Rastas zijn zwarte jongeren die hun zwartzijn en hun rastalook gebruiken voor persoonlijk gewin; als trekpleisters voor toeristen. Rastas uiten een zeer exclusieve zwarte identiteit en beslist geen Revolutionaire. De staat heeft dan ook niet veel op met deze groep.

In het laatste hoofdstuk presenteer ik de conclusie. Ik zal hierin de drie benaderingswijzen samenvoegen en de drie groepen vergelijken met de normaliteit én met elkaar. Ik zal aangeven op welke manier ik het blokschema, gebaseerd op het continuüm van Sansone, ga aanpassen, zodat ook nieuwe levenssferen erop in te passen zijn. Door alle door mij besproken muziekgenres hierop te plaatsen, kan ik ze goed vergelijken. Ten slotte doe ik een paar aanbevelingen voor verder onderzoek.

(19)

2. Begrippen en theorieën

Introductie

Muziek is door mensen georganiseerd geluid1 (Blacking 1976: 25). Dit geluid is overal in de wereld aanwezig en wordt pas muziek als er mensen aan te pas komen. Interessant gegeven is dat mensen overal ter wereld geluid organiseren. Muziek lijkt dus universeel en van alle tijden te zijn. De aanleg en behoefte om muziek te maken dragen mensen kennelijk in zich en is daarmee natuurlijk. De inhoud en vorm die de muziek vervolgens aanneemt, is echter niet overal hetzelfde. Deze is cultureel bepaald.

Voor dit onderzoek is dit culturele aspect van muziek belangrijker dan het natuurlijke aspect.

Ik zal aantonen dat muziek op Cuba als symbool kan dienen om een identiteit, in dit geval een nationale identiteit en een huidskleuridentiteit, te uiten. Een symbool heeft een verbeeldende functie, maar krijgt en geeft ook betekenis. Daarom gebruik ik hier dit woord; het zijn juist deze elementen van muziek die mij in dit onderzoek interesseren. Ik zal hieronder uitleggen wat ik met muziek als symbool bedoel en wat ik met een identiteit bedoel. Voor mijn onderzoek is het verder niet van belang hoe mensen op individueel niveau muziek gebruiken. Ik ben geïnteresseerd in groepen mensen, die gezamenlijk op eenzelfde manier muziek betekenis geven en gebruiken. Ik zal dus ook uitleggen hoe een collectieve muzieksmaak tot stand komt. Deze muzieksmaak kan enerzijds ‘als vanzelf’ ontstaan, zoals bij rumba en son het geval is. Ze kan echter anderzijds ook vrij bewust gekozen worden. In dat geval spreek ik van een ‘statement’. Mijn idee is dat rap, rock en reggae alledrie gekozen zijn door de mensen die ernaar luisteren.

In het tweede deel van dit theoretische kader zal ik de identiteiten uit de doeken doen die ik via muziek probeer bloot te leggen; de nationale identiteit en de huidskleuridentiteit. Eerst zal ik uitleggen op welke twee manieren ik het begrip nationale identiteit zie. Vervolgens zal ik uitleggen wat ik met huidskleuridentiteit bedoel en waarom ik vind dat het woord etniciteit op Cuba vaak niet bruikbaar is.

In dit onderzoek heb ik dankbaar gebruik gemaakt van een aantal musicologische ideeën en theorieën. Alleen al de definitie van muziek die ik in de eerste zin gaf, komt uit de musicologie. Toch zal ik voornamelijk steeds een antropologische zienswijze hanteren. Musicologie heeft namelijk als primair onderzoeksonderwerp de muziek zélf. In mijn onderzoek wil ik echter kijken naar de symboliek, de onderliggende lagen, van muziek. De klanken zelf zijn ondergeschikt aan het belang dat mijn informanten eraan hechten. De ontwikkeling van muziek is minder belangrijk dan de sociale reden voor die ontwikkeling. Wat ik wil vinden, is de betekenis van muziek. De manier waarop de muziek gebruikt wordt als betekenisdrager en betekenisgever voor nationale- en huidskleuridentiteit.

1 “It [music] is humanly organized sound” (Blacking 1976: 25).

(20)

Muziek als symbool

Een symbool is iets wat iets anders representeert, of voor iets anders staat (Bowie 2000: 40). Als muziek dus een symbool kan zijn, een beeld, moet er ook een ‘verbeelde’ zijn, het gesymboliseerde. In mijn onderzoek is dit verbeelde een identiteit. Om uit te kunnen leggen hoe muziek een symbool kan zijn, zal ik eerst uit de doeken doen wat ik met identiteit bedoel.

Een definitie van identiteit is niet zomaar gegeven. In elke discipline wordt identiteit anders beschreven. In de psychologie wordt meer nadruk gelegd op de eigenheid, op iemands individuele psyche. In de antropologie wordt identiteit echter altijd beschouwd in relatie tot anderen. Dit wil zeggen dat een identiteit altijd een sociale identiteit is en wordt gevormd in contacten met andere mensen. Volgens Verkuyten is sociale identiteit “wie een persoon is, hoe hij of zij door anderen wordt herkend en beoordeeld. Het gaat om een categorie lidmaatschapskenmerken – zoals geslacht, leeftijd en etnische achtergrond - die een persoon sociaal gezien plaatsen. Daarmee wordt hij of zij onderscheiden van mensen die dat kenmerk niet bezitten en samengevoegd met mensen die dat kenmerk delen” (Verkuyten 1999: 23). Deze antropologische definitie van identiteit is voor mijn onderzoek van belang. Ik wil immers bekijken hoe de muziekliefhebbers zich uiten, met elkaar en in reactie tegen anderen.

In de definitie van Verkuyten is al te lezen dat identiteit niet alleen iets is wat je jezelf toekent, maar dat andere mensen daar ook bij helpen. In wisselwerking met je omgeving wordt je identiteit bepaald. Waar je ter wereld komt, bepaalt je identiteit in sterke mate. Dit beslist namelijk je opvoeding, maar daarnaast ook de manier waarop anderen naar je kijken en wat ze van je verwachten.

Als je geboren wordt als blanke, Nederlandse vrouw, is dat al een deel van je identiteit. Andere mensen verwachten dan ook dat je je zo zal gedragen. Binnen deze vaststaande identiteitskenmerken heb je echter wel speling om je te profileren. Je kunt tot op zekere hoogte bepalen welke identiteit je wilt hebben en uitdragen. Hierin leg je ook vast tot welke groep je wilt behoren, en van welke groep je je wilt afzetten. Ook dit is overigens een sociaal proces; voor zover je al bewust keuzes maakt over je eigen identiteit, zijn deze zelden zelfbedacht. Meestal komt deze eigen identiteit tot stand in wisselwerking met, of in navolging van, belangrijke personen in je leven, zoals ouders, leraren, vrienden en idolen. Om je eigen identiteit naar buiten toe uit te dragen, heb je methodes tot je beschikking, zoals je uiterlijk, je gedrag, de manier waarop je je leven indeelt et cetera. Aan de hand van deze kenmerken wordt je door mensen om je heen geïnterpreteerd. Zij kennen je dan vervolgens een identiteit toe. Identiteit heeft dus een innerlijk element; wie iemand zelf vindt dat hij is. Daarnaast heeft identiteit ook een uiterlijk element: wie andere mensen vinden dat iemand is. Deze elementen beïnvloeden elkaar voortdurend: hoe mensen je zien is afhankelijk van wat jij uitdraagt en hoe jij jezelf ziet is afhankelijk van hoe mensen je benaderen.

In de manier waarop mensen hun identiteit uiten, kan muziek een grote rol spelen. Muziek kan boodschappen uitdragen over de identiteit van degene die die muziek gebruikt. De gebruiker luistert naar muziek, of maakt zelf muziek die past bij zijn identiteit. Zo zal in Nederland een punker veel naar

(21)

punkmuziek luisteren en een gabber naar hardcore techno. Deze muziek kan dan weer de identiteit van de gebruiker versterken of beïnvloeden. Dit kan een tijdelijke identiteit zijn –ik ben triest dus wil ik trieste muziek luisteren, want dan blijf ik lekker triest-, maar het kan ook een fundamentelere identiteit weergeven –ik ben niet mainstream en houd van shockeren, dus ik luister naar gothicmuziek-. Muziek kan dus een identiteit verbeelden, doordat de mensen die de identiteit bezitten op een bepaalde manier, bewust of onbewust, muziek gebruiken die bij hun identiteit past. Op deze manier kan muziek een symbool zijn voor deze identiteit.

Een symbool is betekenisdragend. Het geeft betekenis aan alledaagse ervaringen. Het is niet slechts een teken dat ernaar verwijst (Bynum 1986:8-9).2 Ook dit is het geval bij muziek. Muziek heeft voor mensen betekenis doordat mensen er hun identiteit in weerspiegeld zien en doordat ze er emoties door krijgen. Ik geloof ook niet dat iemand zou kunnen betwisten dat muziek betekenis heeft. Peter Martin schreef bijvoorbeeld een artikel genaamd “The social construction of musical meaning”. Hierin vindt hij het voldoende om in de eerste alinea te zeggen dat het feit dat er zoveel muziek gemaakt wordt al bewijs is dat muziek daadwerkelijk betekenis heeft. De rest van het artikel wijdt hij aan de manier waaróp muziek betekenis krijgt.

Deze manier waarop muziek betekenis krijgt, is een situationele manier. Een symbool is namelijk een culturele constructie. Iedere individu en groep gebruikt andere symbolen, of geeft verschillende betekenissen aan dezelfde symbolen. Een symbool is dynamisch: de betekenis ervan kan per persoon, groep of cultuur verschillen, maar kan ook binnen dezelfde persoon of groep per situatie van betekenis veranderen. Ook muziek heeft geen kenmerken die vast, of op natuurlijke wijze, bij een bepaalde identiteit horen. De associaties die mensen hebben met kenmerken van muziek, zijn cultureel bepaald. Mijn idee bijvoorbeeld dat bij een trieste stemming langzame, rustige muziek in mineur hoort, is mij aangeleerd. De betekenis van muziek ligt dan ook niet in de natuurlijke, zinnenprikkelende kwaliteiten ervan. Muziek dringt haar betekenis niet op aan ons, maar wij dringen onze betekenis op aan muziek (Martin 1995: 27). Dit betekent dat dezelfde geluiden in andere contexten verschillende betekenissen kunnen hebben. Dat dit zo is, wordt onder andere bewezen doordat niet in alle maatschappijen dezelfde tonen gebruikt worden. Veel niet-westerse maatschappijen hebben muziekculturen die niet de diatonische toonladder gebruiken als basis. Toch is hun muziek voor hen net zo normaal en emotioneel als onze muziek voor ons, terwijl onze muziek bij hen geen enkele emotie oproept. Natuurlijk klinkende muziek is dus iets wat je aangeleerd krijgt. “The way that we

‘make sense’ of music is not innate but depends on our acquisition of commonsense, taken-for-granted ideas about how it ought to sound” (Martin 1995: 57).

Toch wil ik hier heel even stilstaan bij het idee dat muziek van nature betekenisgevend zou zijn. Dit doe ik omdat veel van mijn informanten dit zelf ter sprake brachten en aangaven naar een bepaalde muzieksoort te luisteren, omdat de muziek zelf de juiste emoties bij ze opriep, of omdat ze

2 Bynum gebruikt hier de opvatting over symbolen van drie grote sociaalwetenschappelijke theoretici, Geertz, Turner en Ricoeur.

(22)

vonden dat muziek van nature goed bij hun situatie paste. Aangezien mijn informanten dit vinden, is het belangrijk om mee te nemen in mijn onderzoek. “The sociologist of music, then, will not be concerned to establish the ‘true’ meaning of a piece, but will be interested in what people believe it to mean, for it is these meanings that will influence their responses to it” (Martin 1995: 30).

Het is in dit kader dan ook interessant om even de theorieën van Deryck Cooke en Eduard Hanslick te noemen. Cooke geloofde namelijk dat tonen konden worden gekoppeld aan vaste emoties.

“That the major third should be found to express pleasure should surprise no one, since it is present (…) early on in the harmonic series: it is nature’s own basic harmony, and by using it, we feel ourselves to be at one with nature” (Cooke 1959: 51 in Martin 1995: 36). Ook Eduard Hanslick ziet muziek als van nature emotieoproepend. Hij beweerde dat het de fysieke effecten zijn die geluid op ons zenuwsysteem heeft, die ervoor zorgen dat muziek sterke emoties oproept (Hanslick 1891: 122 in Martin 1995: 44). Zoals ik al uitlegde, zie ik de betekenis en het effect van muziek echter niet als iets natuurlijks of fysieks, maar als iets cultureels.

Muziek is voor mijn informanten heel belangrijk. Ze zien een aantal betekenissen als ‘van nature bij muziek behorend’ en schrijven muziek een grote identiteitsbepalende waarde toe. Veel informanten vernoemen zich zelfs naar ‘hun’ muzieksoort. Ze noemen zich bijvoorbeeld rapero, of roquero. Muziek is zelfs verrassend vaak een belangrijk aspect in de vorming van een identiteit. Dit komt volgens mij vooral doordat muziek iets is waar mensen elke dag mee geconfronteerd worden.

Mensen luisteren er zelf naar, of horen het toevallig op straat. Vooral op Cuba is het moeilijk om muziek te ontlopen; op elke straathoek staat wel een cassettespeler aan. Daarom is muziek ook iets wat gemakkelijk te verspreiden is. Je pikt het snel ergens op, op straat of op de radio. En in de teksten, de plaatjes van idolen of de videoclips, wordt ook de betekenis van de muziek geuit. Hierdoor is muziek een fluïde drager voor symbolen. Doordat de muziek zich snel verspreidt, komt de betekenis ook snel aan bij veel mensen. Ik zal in deze scriptie laten zien dat echter niet álle oorspronkelijke symboliek van een muzieksoort wordt gezien als iets wat van nature met de muziek verbonden is. Sommige betekenissen worden genegeerd, andere aangepast en toegevoegd. Hierdoor wordt muziek steeds aangepast aan de nieuwe situatie. Juist daarom kan ook oorspronkelijk niet-Cubaanse muziek een Cubaanse identiteit symboliseren.

Muziek kan dus als symbool dienen omdat het dezelfde eigenschappen heeft: het kan verbeeldend zijn, het is betekenisdragend en de betekenis is situationeel. Bovendien kan muziek als symbool ook multivocaal zijn. Dit is het geval als het bij veel mensen populair is, dus als het meerdere mensen kan aanspreken en verschillende identiteiten kan aanreiken. Voor mij is juist deze populaire muziek van belang, omdat ik de identiteit van groepen muziekliefhebbers wil onderzoeken. Het individuele niveau is voor mij niet van belang. Daarom zal ik uitleggen hoe muziek collectieve identiteiten kan symboliseren, dus hoe het kan dat grote groepen mensen naar dezelfde muziek luisteren.

(23)

Muzieksmaak, net als andere smaakverschillen, is iets is wat sterk bepaald wordt door de groep waarin je verkeert. Een bekende theorie hierover komt natuurlijk van Bourdieu. Hij schreef in 1979 een belangrijk boek, “La Distinction”, waarin hij uitlegde waarom de levensstijlen van mensen overeenkomen met die van andere mensen binnen dezelfde economische klasse, en vooral waarom deze levensstijl verschilt van die van andere klassen. Om dit uit te leggen, gebruikt hij het begrip habitus. Een habitus is volgens Bourdieu een door socialisatie verworven en duurzaam systeem van waarnemings-, denk-, waarderings- en handelingsschema's. “Wie geboren wordt in een bepaalde klasse, komt terecht in een geheel van ‘objectieve omstandigheden’ dat gemeenschappelijk is aan die hele klasse. Wat resulteert in eenzelfde klassehabitus” (Laermans, 1984: 25). Iedereen binnen deze zelfde habitus gedraagt zich in grote mate hetzelfde. Niet geheel natuurlijk, want naast een klassehabitus handelen individuen ook nog naar andere habita, onder andere een persoonlijke.3 Bovendien hebben individuen binnen de grenzen van een habitus een zekere ‘gecontroleerde vrijheid’.

Bourdieu wijst echter wel de klassehabitus aan als belangrijkste leefwijzer. Deze habitus is echter niet alleen de ‘binding’ met mensen uit je eigen groep, maar vooral ook de ‘scheiding’ van jouw groep van andere groepen. Hierdoor verschillen klassehabita nogal van elkaar en zullen gebruiken en smaken niet zonder meer uitwisselbaar zijn. Het ‘smaakverschil’ tussen de klassen drukt Bourdieu uit als een verschil in cultureel kapitaal. De hogere klassen hebben veel, en een ander soort, cultureel kapitaal, dan de lagere klassen (Laermans over Bourdieu, 1984).

Bourdieu ziet de klasse waarin je verkeert als belangrijkste invloed voor je smaak. Dit is logisch gezien de tijd en de plaats waarin hij dit boek geschreven heeft. Dit was namelijk in 1979, in Frankrijk. In die tijd waren klassen in Frankrijk een belangrijk onderscheidingsmiddel. Voor mijn onderzoek is echter het begrip ‘klassehabitus’ minder belangrijk. Ik doe immers geen onderzoek naar verschillen in muzieksmaak tussen klassen. Wat wel belangrijk is aan zijn theorie, is het idee dat de mensen met wie je omgaat, bepalend zijn voor je muzieksmaak. In mijn onderzoek kwam dit ook veel naar voren; mensen gingen een bepaald muziekgenre luisteren omdat hun vrienden ernaar luisterden, of gingen naar een concert omdat hun grote neef, waar ze erg tegen opkeken, ook ging. Het is daarom belangrijk te bedenken dat mensen niet helemaal zelf kiezen waar ze naar luisteren, maar dat dit veel te maken heeft met welke muziek en vooral ook met welke mensen ze in aanraking komen. De eigen keuzevrijheid is dus in dit opzicht beperkt.

Iemands omgangsgroep verklaart echter nog niet dat de ene specifieke muzieksoort wel zijn ingang vindt in de groep en de andere niet. Hiervoor zijn meerdere verklaringen te vinden, die allemaal meer hebben te maken met externe omstandigheden en met de maatschappij, dan met de interne kwaliteit van een bepaalde muzieksoort. De belangrijkste oorzaken zijn waarschijnlijk een goede commerciële promotie en het op de juiste tijd op de juiste plaats zijn. Over dergelijke toevalligheden of

3 Overigens erkende Bourdieu zelf geen meervoud van het woord ‘habitus’. Het door mij gebruikte ‘habita’ is dus geen onderdeel van zijn theorie, maar gebruik ik vooral om zijn theorie gemakkelijker uit te kunnen leggen en op mijn onderzoek te kunnen toepassen.

(24)

bewuste muziekpromotie gaat mijn onderzoek echter niet. Deze zeggen namelijk niets over de identiteit van de muziekgebruikers. Wel heb ik steeds uitgezocht waarom mensen zelf vinden dat ze specifiek die muziek mooi vinden, omdat dit iets zegt over de betekenis die zij aan muziek hebben gegeven en dus indirect over hun identiteit.

Als mensen heel veel in aanraking komen met een muzieksoort, dan wordt het helemaal geen keuze meer om ernaar te luisteren, dan wordt het een vanzelfsprekendheid. Hoewel mensen in dit geval niet zelf hebben gekozen voor de muziek, symboliseert deze muziek toch ook hun identiteit. Ik zal bijvoorbeeld in het volgende hoofdstuk laten zien dat son op Cuba een muzieksoort is waar alle Cubanen naar luisteren. Het is een muzieksoort die de Cubaanse identiteit symboliseert, juist door er vanzelfsprekend mee verbonden te zijn. In dit geval is muziek geen bewuste keuze, maar juist daarom een goed symbool; het is als vanzelfsprekende muziek een symbool voor een vanzelfsprekende identiteit. Ik zal in het volgende hoofdstuk ook laten zien dat rumba op die manier een vanzelfsprekend symbool is, voor de identiteit van zwarten op Cuba.

Het tegenovergestelde van een vanzelfsprekend symbool, en iets wat ik in mijn onderzoek veel vaker tegenkwam, is een symbool als statement. Muziek als statement is muziek waar tot op zekere hoogte zelf voor gekozen is. De mensen die deze muziek beluisteren, beseffen en kiezen welke identiteit ze ermee uitdrukken. In mijn onderzoek zijn hiphop, rock en reggae muziekgenres die als statement worden gebruikt. De mensen die ernaar luisteren, zitten uiteraard ook vast aan hun omgangsgroep, maar kiezen er binnen deze keuzevrijheidsbeperking toch zelf voor om de identiteit die bij deze muziekgenres hoort te uiten. Het woord ‘statement’ laat dit volgens mij goed zien. Bovendien impliceert ‘statement’ een afzetten tegen iets anders, in dit geval tegen de Cubaanse status quo, iets wat de fans van alledrie de muziekgenres doen. Daarom heb ik besloten dit woord te gebruiken in mijn onderzoeksvraag.

Nationale identiteit

Nationale identiteit gebruik ik in mijn onderzoek eigenlijk op twee manieren. Enerzijds is het ‘het Cubaanse’, dus wat iets Cubaans maakt; welke eigenschappen er behoren tot iemands Cubaanse identiteit.4 Het gaat hier vooral om concrete kenmerken. In de loop van dit onderzoek zal ik een aantal van die kenmerken noemen, toegespitst op de mate en manier waarop deze in de muziek te ontdekken zijn. Door te laten zien welke aspecten van de nationale identiteit in een specifieke muzieksoort naar voren worden gebracht, kan ik uitleggen hoe de mensen die deze muziek gebruiken hun nationale identiteit zien.

Naast deze concrete identiteitskenmerken is de nationale identiteit echter ook een affectieve verbondenheid met de natie. Het is de mate waarin iemand nationalistisch is, dus zich verbonden voelt

4 In Cuba wordt dit la Cubanía of la Cubanidad genoemd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

preventie en genezing van ziektes. Door de extraterritoriale werking van Amerikaanse sancties zouden Cubaanse medicijnen bijvoorbeeld de E.U. markt niet kunnen bereiken. Dat kan

De percentages laten zien dat het aantal jongeren in jeugdzorg uit een- en tweeoudergezinnen elkaar niet heel veel ontlopen: 42% van de groei van het aantal personen in de

Vijftien jaar geleden verloor Marc Vande Gucht zijn dochter Joke door zelfdoding.. ‘We hebben haar elke dag op ons netvlies, en dat is

Het gebruik van rituelen bleek een goe- de keuze omdat mevrouw B daarna in het contact met de geestelijk verzorger minder last van haar trauma liet blijken.. De uitno- diging aan

Dit is mede ingegeven door de opgave voor boscompensatie voor dit gebied.

“En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos” (Johannes 3:19). Wat denkt

Een psycho-analytische theorie zal binnen geestelijke verzorging dan ook niet zozeer dienen als verklaringsmodel zoals we hebben gezien bij muziektherapie, wel kunnen elementen uit

Beslispunt: - de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (PARKEERVERORDENING 2012) vast te stellen (waarin het