• No results found

Conclusie: Rap, rock, reggae en de Revolutie

In document Rap, Rock, Reggae en Revolución (pagina 88-107)

Ik heb een breed overzicht gepresenteerd van de huidskleuridentiteit en de nationale identiteit die liefhebbers van rap, rock en reggae op Cuba voelen en via de muziek uiten. Hoewel ik op Cuba het meeste onderzoek heb verricht naar rap, heb ik uiteindelijk toch besloten alledrie de genres te beschrijven. De reden hiervoor is, dat ik het juist interessant vond te bekijken hoe Cubaanse jongeren op verschillende manieren omgaan met invloeden uit het buitenland. Zwarte jongeren kunnen rasta worden, moñero, of geen van beiden. Blanke jongeren kunnen kiezen of ze roquero willen worden of niet. Met deze beslissing kiezen ze niet alleen een muzieksmaak, maar ook een identiteit. Ze laten zien welke huidskleuridentiteit zij willen uiten en op welke manier zij binnen de Cubaanse maatschappij staan. Ik vond juist de verschillen tussen deze groepen muziekliefhebbers én tussen hen en de Cubaanse normaliteit heel interessant. Ik heb daarom de volgende onderzoeksvraag gesteld:

Op welke manier hebben moñeros, roqueros en rastas zich niet-Cubaanse muziek toegeëigend, opdat deze als statement kan dienen voor hun huidskleuridentiteit en nationale identiteit?

Om deze vraag te beantwoorden, heb ik elk muziekgenre vanuit drie gezichtspunten benaderd. Deze drie gezichtspunten zal ik in deze conclusie herhalen. Ik zal per keer de drie groepen muziekliefhebbers beschrijven en met elkaar en met de normaliteit vergelijken om een antwoord te formuleren op mijn onderzoeksvraag.

In het eerste hoofdstuk van deze scriptie legde ik uit dat ik in mijn onderzoek muziek als symbool zou zien en dat het daarbij op twee verschillende manieren als symbool kan fungeren.

Enerzijds is er muziek als ‘onvermijdelijke’ betekenisgevende spiegel. Anderzijds kan muziek ook een

‘statement’ zijn; een bewuste keuze om iets te uiten. In hoofdstuk twee beschreef ik vervolgens de

‘normaliteit’ op Cuba aan de hand van twee muziekgenres: timba en rumba. Dit laatste genre is een goed voorbeeld van muziek als een ‘onvermijdelijk’ symbool; Cubanen komen altijd in aanraking met rumba, of ze nou willen of niet. Er bestaan bovendien geen mensen die ‘bewust’ voor rumba kiezen om een bepaalde identiteit te laten zien. Dat er vooral mensen met donkere huidskleur naar rumba luisteren en erop dansen, wil niet zeggen dat zij ervoor kiezen om exclusief met rumba verbonden te zijn. Het heeft meer te maken met vanzelfsprekendheid; als donkere Cubaan kom je vanzelf in aanraking met rumba, door familie, vrienden en buurtgenoten. Als blanke participatie echter opeens heel groot zou worden, zou dit niet op bezwaar stuiten. Daarom wordt de flexibele en niet-exclusieve zwarte identiteit juist heel goed geuit in rumba.

Ook bij son beschreef ik dat het een symbool voor het vanzelfsprekende was; Cubanen zullen altijd en overal son, salsa of timba horen en deze muziek associëren met het Cubaanse. Toch legde ik uit dat timba ook wel een soort ‘statement’ is. Door meer van timba te houden dan van salsa, geef je aan een echte Cubaan te zijn. Hier zijn mensen zich bewust van, ze kunnen het uiten. Daarom is dit niet alleen maar een vanzelfsprekendheid.

Bij hiphop, rock en reggae zit het echter anders. Mensen komen hier niet zomaar mee in

aanraking, ze moeten ervoor kiezen. Nu is dit natuurlijk maar tot op bepaalde hoogte het geval. Zoals ik al in hoofdstuk één beschreef, is je muzieksmaak altijd sterk bepaald door de groep waarin je verkeert. Toch is de keuzevrijheid bij deze drie genres veel groter dan bij bijvoorbeeld rumba, omdat je er veel minder snel ongevraagd in het publieke leven mee geconfronteerd wordt. Anders dan bij timba en rumba hoor je de muziek niet op elke straathoek en niet op elk feest. Bovendien moet je op zoek naar de concerten, je loopt er niet zomaar tegenaan. Daarom zijn rap, rock en reggae statements.

Om een moñero, roquero of rasta te willen worden, moet je ook een statement willen maken.

Het bestaat niet op Cuba dat je je kleedt als rocker, maar je niet identificeert met de bijbehorende identiteit. Je kan niet rappen dat je tegen racisme bent en tegelijkertijd je kop in het zand steken waar het om de eigen maatschappij gaat. Als je kiest voor een muziekstijl, kies je er voor een identiteit uit te dragen, met al haar facetten. In mijn onderzoek heb ik gekeken naar dat deel van de identiteit die is gebaseerd op huidskleur en nationaliteit. Ik zal eerst de huidskleuridentiteit van alle groepen uiteenzetten en die vergelijken met de huidskleuridentiteit in de normaliteit.

De huidskleuridentiteit van moñeros, roqueros en rastas

Hiphop is gevormd in de VS. Hier kreeg het een betekenis die hoorde bij de situatie van de mensen daar. Met deze symbolenset kwam hiphop vervolgens Cuba binnen. Zo werd hiphop al bij haar entree op Cuba gezien als een muzieksoort die van nature zwart is, omdat ze dit in de VS ook is. Een andere betekenis waarmee hiphop Cuba binnen kwam was die van de black power, een emancipatiebeweging voor de zwarte mens. Op die manier leerden de Cubanen via hiphop een andere wereld kennen, een wereld waarin mensen zelfbewust en trots zwart waren.

De betekenis van hiphop is echter niet onlosmakelijk verbonden met hiphop. Zoals ik in hoofdstuk één uitlegde, heeft muziek niet van nature betekenis, maar de betekenis wordt er aan toegekend door de mensen die ernaar luisteren. De Cubanen gingen de hiphop aanpassen aan de eigen situatie, maar met behoud van een aantal originele waarden. Het bleef een zwart muziekgenre, met een sterkere zwarte symboliek dan in Cubaanse muziekgenres als rumba gewoon is, maar vanwege de andere omgangsnormen die blanken en zwarten op Cuba hebben in vergelijking met de VS, werd hiphop op Cuba op eigen manier een zwart genre.

Hiphop op Cuba ging symbool staan voor een nieuwe zwarte identiteit. Dit nieuwe zit hem vooral in een grotere bereidheid om zichzelf zwart te noemen en te vinden, en op die manier als zwarte relaties aan te gaan en belangen na te streven. In de Cubaanse normaliteit hebben zwarten wel twintig nuances om de eigen huidskleur mee te beschrijven. Bovendien gaan ze weliswaar vaak om met mensen met de eigen huidskleur, maar vaak genoeg ook niet. Ze zijn niet zelfbewust genoeg over de huidskleurovereenkomst en de gezamenlijke hindernissen die ze tegenkomen om daar als groep iets tegen te kunnen doen. Etnische groepsvorming vindt niet plaats. Ook bij Cubaanse hiphoppers zou ik niet durven spreken van etniciteit. De meeste moñeros zijn ervan overtuigd dat het vooropgestelde

doel, het verwezenlijken van een gelijke relatie tussen blanken en zwarten, het beste wordt bereikt in samenwerking met blanken. Als een blanke dus het juiste respect toont, wordt hij met open armen ontvangen. Moñeros noemen rap weliswaar een zwart genre, maar noemen zichzelf géén zwarte groep.

Er is dus geen sprake van etniciteit, maar er is wel sprake van een verdergaande identificatie met mensen met dezelfde huidskleur dan in de Cubaanse normaliteit. Moñeros voelen zich namelijk wel verbonden met de ‘zwarten van de wereld’, omdat ze dezelfde misstanden ondervinden én omdat er overal hiphop wordt geluisterd. Bovendien identificeren ze zich met elkaar, hoewel ze dit vooral zien op basis van muzieksmaak. Hierin schuilt toch een lichte mate van exclusiviteit. Het is voor blanken moeilijker in een hiphopbijeenkomst geaccepteerd te worden dan in een rumbamanifestatie. In rumba wordt blanke participatie weliswaar niet gezocht, maar als blanken zich melden worden ze probleemloos binnengehaald. In hiphop hebben blanken het niet zo gemakkelijk. Hoewel blanken in eerste instantie wel geduld worden, moeten ze zich daarna toch nog bewijzen. Hiphop wordt dan ook gezien als onbetwist zwart cultuurgebied.

Roqueros zijn allemaal blank. In de Cubaanse normaliteit is het niet gewoon voor een blanke om zijn huidskleuridentiteit sterk te uiten. Ik heb laten zien door te kijken naar de houding van rockers en naar de ervaringen van mensen buiten de rock, dat dit ook bij rock niet het geval is. De blankheid van rock heeft meer te maken met rock als symbool voor niet-zwart zijn, dan als symbool voor blank zijn.

Rockers zijn weliswaar stug, en zien het als historisch terecht dat ze een helemaal blanke groep zijn, toch ondernemen ze geen actie om de rockgroep blank te houden. Voor roqueros is huidskleur eerder een kenmerk van de muziekscene, dan een kenmerk waaraan ze zelf betekenis zouden kunnen ontlenen. Het blankzijn heeft geen speciale lading voor ze, maakt ze niet tot wat ze zijn.

Roqueros zijn als groep niet verwelkomend, maar zijn dit net zo goed niet tegen blanke nieuwkomers als tegen zwarte. Als de nieuwkomers het toch aandurven om door het stugge pantser te breken en met de rockers te praten, zijn deze net zo hartelijk tegen zwarten als tegen blanken. Het zijn juist de zwarten die dit pantser en de blankheid niet fijn vinden voelen en dus niet participeren.

Bovendien zien ze de kleedstijl en de extreme muziek als blank, meer nog dan de blanken het zelf zien. Dit heeft er vooral mee te maken dat de seksloze ritmes en dansjes, de kleedstijl en het lange haar niet zwart kúnnen zijn. Om die reden worden ze gezien als het tegenovergestelde van zwart: blank.

Rock symboliseert dus voor zwarte niet-rockers een stugge, oneigen, niet-zwarte identiteit. Zwarten zullen er niet in participeren en als ze toch een keer de rockscene binnenkomen, doen ze dit met behoud van eigen –zwarte- identiteitsuitingen als bijvoorbeeld hiphopkleding.

Met reggae is er iets anders aan de hand dan met rock of hiphop. In rock en hiphop kan je zeggen dat de mensen die ernaar luisteren allemaal roqueros of moñeros zijn. Er is een één op één verhouding; er komen bijna geen buitenstaanders. Reggae is echter een wijder verspreid genre. Ik legde uit dat er veel verschillende mensen naar reggae luisteren. Ik heb ervoor gekozen om slechts één van die groepen, die

reggae op een heel speciale manier gebruikt, te beschrijven; de rastas.

Ik heb laten zien dat het doel van deze rastas is om profijt te trekken uit het toerisme. Ze hebben vanwege hun huidskleur minder kans om op een officiële manier in de toeristenindustrie terecht te komen, dus proberen ze het via het relatietoerisme. Ze kleden zich als rasta, nemen de rasta-identiteit aan en versieren toeristen, die daar graag op in gaan. Ze nemen hun toeristen mee naar reggaeconcerten, waar ze ze imponeren met een relaxte levenshouding, die volgens de stereotype past bij rastas. Hun rastaidentiteit op de concerten is een pose. Rastas maken dankbaar gebruik van alle positieve vooroordelen die gelden voor zwarten. Ze doen zich voor als sensueel, als all-natural. Op de concerten weren ze daarom blanken. Die zouden afbreuk doen aan het exotische. De rastas bewaken de zwarte betekenis van reggae als een soort gatekeepers, omdat ze door dat te doen hun voordeel en voorsprong in het relatietoerisme behouden.

In alle drie de genres is er een verschil tussen live muziek op concerten en opgenomen, niet-Cubaanse muziek in clubs. In hiphop is dit verschil duidelijk te merken in de mensen die een voorkeur hebben voor een van de muzieksoorten. Clubgangers zien hiphop als pure ontspanning. Zij gebruiken de hiphop om een recreatieve zwarte identiteit te uiten. De trotse zwarte identiteit hanteren zij slechts in situaties waarin ze hiphop gebruiken. Concertgangers hebben daarentegen hun hiphopidentiteit geïnternaliseerd als deel van zichzelf. Zij krijgen meer dan de clubgangers de boodschap van hiphop mee. Ze horen meer teksten, waarin racisme of zwarte eenheid wordt bezongen. Zij gebruiken ook in het dagelijkse leven hiphop als symbool voor een nieuwe Cubaanse manier van zwartzijn, door er in gesprekken zelf over te beginnen, door hun kleding, door de manier waarop ze praten en de dingen die ze zeggen en door racisme op alternatieve manieren tegen te gaan. Dit doen zij niet door het benadrukken van de positieve stereotype kenmerken van de eigen huidskleur, zoals mensen doen in rumba, maar door directe confrontatie, door het te benoemen.

In de rockscene bestaan er ook live concerten en opgenomen muziek in clubs, maar hier is er geen verschil te vinden in de mensen die er komen; mensen zouden naar allebei gaan, als er maar een fatsoenlijke club zou zijn.

Bij reggae is het anders dan bij hiphop én bij rock. Naar reggaeclubs gaan alle rastas, het is dus niet een bepaald type dat er vaker komt. Wel gedragen deze zelfde mensen zich op concerten en in clubs anders. In clubs kunnen rastas hun geposeerde identiteit laten vallen; ze hoeven geen toeristen meer te versieren, want die komen daar niet. De identiteit die ze uiten in clubs is hun ongeforceerde identiteit. Als zij in de club dus nog rasta zijn, zijn ze het ‘echt’. Hier zijn ze zichzelf. Clubs zijn een plek om alleen met vrienden of familie te zijn. Daarom komen er ook in de reggaeclubs alleen maar zwarten. Er is een streng deurbeleid, waardoor alleen bekenden binnen mogen. Zwarten weren daarom

‘onbekende’ blanken en blanken willen niet naar binnen, door de sterke zwarte symboliek.

Als ik de drie vergelijk, kom ik tot de conclusie dat rockers niet zozeer een huidskleuridentiteit uiten.

Moñeros uiten een zwarte identiteit die weliswaar zelfbewuster en trotser is dan de normale Cubaanse zwarte identiteit, maar die er niet loodrecht op staat. Dankzij onder andere de open houding naar blanken toe en het gebruik van Afro-Cubaanse stijlkenmerken, kan de hiphopidentiteit worden gezien als verlengde van de Cubaanse zwarte identiteit. Rastas echter, hebben het hele Cubaanse laten vallen.

Hun zwartzijn is een pose; ze acteren een stereotype van een Caribische zwarte. Hun zwartzijn is bovendien zo exclusief en extreem zelfbewust dat het niet past bij de Cubaanse zwarte identiteit.

Muziekgenres als levenssferen

Het lijkt een beetje ver gezocht om in een onderzoek naar identiteiten muziekgenres als ‘levenssferen’

te bekijken. Toch is dit een nuttige toevoeging in mijn onderzoek. Door te kijken naar een muziekgenre als levenssfeer, en dan met name naar de manier waarop de fans omgaan met buitenstaanders met een andere huidskleur, kan ik veel kan zeggen over de exclusiviteit van de liefhebbers, dus in hoeverre ze hun muzieksoort ‘éénkleurig’ willen houden. Door een muzieksoort als een levenssfeer te beschrijven, kan ik haar bovendien gemakkelijker en overzichtelijk vergelijken met timba en rumba én kan ik laten zien waarom ik het nodig vind het schema dat ik gebaseerd heb op het continuüm van Sansone uit te breiden.

Dit continuüm presenteerde ik in hoofdstuk drie. Ik plaatste de levenssferen ‘rumba’ en

‘timba’ er op. In timba is participatie van mensen met alle huidskleuren vrij. Zwarten ervaren het dan ook als zacht gebied. Het is dus in te delen op het schema onder de noemer ‘zacht, neutraal’. Rumba is black culture. In rumba kunnen zwarten de spelregels verzinnen, omdat zij er nu eenmaal beter in zijn volgens de Cubanen. Het is een gebied wat relatief vrij is van racisme. Daarom zien de zwarten het als een zacht, positief gebied. Schematisch ziet dit continuüm er zo uit:

Fig.5 Schema, gebaseerd op het door Sansone beschreven continuüm

Ik legde in hoofdstuk drie uit dat dit schema een bruikbaar continuüm is om de Cubaanse normaliteit te beschrijven. Hierin is het immers inderdaad zo dat zwarten blanke participatie nooit tegen gaan, maar juist te allen tijde ‘raciale menging’ verlangen, zelfs als ze, zoals in black culture als rumba, de participatieregels zelf opstellen. Als er dus ongelijke participatie is in een cultuurgebied, komt dit doordat de blanken óf de zwarten uitsluiten, in Sansones ‘harde’ gebieden, óf zichzelf uitsluiten en weigeren te participeren in –Sansones ‘zachte’- gebieden waarin zij niet de meerderheid of superieur zijn, maar waarin de zwarten kunnen laten zien wat zij kunnen.

Ik verklapte echter ook al dat er nadelen waren aan dit schema. Zo is het volledig gebaseerd op de leefwereld van zwarten; ‘hard’ en ‘zacht’ omschrijven hoe zwarten een situatie ervaren. Bovendien kunnen zwarten geen inbreng hebben in het ‘hard’ of ‘zacht’ maken van een gebied. Dit heeft als resultaat dat een situatie nooit ‘hard’ kan zijn voor blanken. In de rest van dit schrijven kwamen we echter voortdurend situaties tegen die afweken van de Cubaanse normaliteit en waarbij het wel degelijk zwarten waren die ervoor kozen de participatie van blanken te bemoeilijken. Daarom waren situaties in sommige gevallen juist hard voor blanken. Ook zagen we dat zwarten er voor konden kiezen niet mee te doen in een vooral blanke situatie. Voor deze situaties en dan met name de levenssferen hiphop, rock en reggae, kan dit schema niet voldoen. Ik wil daarom een nieuw schema introduceren wat een aantal aanpassingen heeft ten opzichte van het continuüm van Sansone.

Ik heb ervoor gekozen om in dit nieuwe schema levenssferen ‘van bovenaf’ te bekijken, in plaats van vanuit de zwarten. Naar Sansones voorbeeld gebruik ik nog steeds dezelfde categorieën, maar in plaats van hard en zacht voor zwarten, kunnen hard en zacht in mijn schema voor iedereen, blank én zwart, zijn. Ik zal bovendien muziekgenres plaatsen op basis van de moeilijkheid die mensen met een bepaalde huidskleur effectief ondervinden als ze erin willen participeren, niet op basis van de hindernissen die zij denken te zullen tegengekomen of op basis van de hindernissen die zij zichzelf opleggen bij het al dan niet participeren. Met andere woorden: Het gaat om de uitsluiting die de groep zelf toepast, de mate waarin ze mensen met andere huidskleur niet toelaat. Situaties waarin de groep wórdt uitgesloten en waarin mensen met een bepaalde huidskleur dus zelf kiezen niet te participeren in een levenssfeer, zijn hier niet op in te vullen. De reden hiervoor is, dat ik geen onderzoek heb gedaan naar de redenen van blanken om niet te participeren in hiphop of in reggae. Wat mij immers interesseerde, was de huidskleuridentiteit van deze hiphoppers en rastas zelf, níet de identiteit van de mensen buiten deze groepen. Alleen bij rock heb ik ook onderzocht hoe externe zwarten ernaar kijken, omdat de identiteit van de rockers zelf mij niet voldoende verklaring kon geven voor het feit dat rock een all-white levenssfeer is. Ik zal hieronder rap, rock en reggae als levenssferen samenvatten en vergelijken. Met behulp van de gegevens uit deze levenssferen, zal ik het schema aanpassen.

In de hiphop is de omgang tussen blanken en zwarten vrij soepel. Er is geen vijandigheid, maar ook niet direct vriendschap. Als een blanke een hiphopclub binnenwandelt, zal hij worden gadegeslagen,

In de hiphop is de omgang tussen blanken en zwarten vrij soepel. Er is geen vijandigheid, maar ook niet direct vriendschap. Als een blanke een hiphopclub binnenwandelt, zal hij worden gadegeslagen,

In document Rap, Rock, Reggae en Revolución (pagina 88-107)