• No results found

Zondagslezing 17 juli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zondagslezing 17 juli"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LEZINGEN DOOR DE WEEK | Maandag 18 juli: Exodus 14, 5-18 en Matteüs 12, 38-42 • Dinsdag 19 juli: Exodus 14, 21 – 15, 1 en Matteüs 12, 46-50 • Woensdag 20 juli: Exodus 16, 1-5.9-15 en Matteüs 13, 1-9

• Donderdag 21 juli: Exodus 19, 1-2.9-11.16-20b en Matteüs 13, 10- 17 • Vrijdag 22 juli (Maria Magdalena) Hooglied 3, 1-4a of Tweede Brief aan de Korintiërs 5, 14-17 en Johannes 20, 1.11-18 • Zaterdag

23 juli: Brief aan de Galaten 2, 19-20 en Johannes 15, 1-8 • Zondag 24 juli (Zeventiende zondag door het jaar) Eerste Boek Koningen 3, 5.7-12 – Brief aan de Romeinen 8, 28-30 – Matteüs 13, 44-52.

EUCHARISTIE OP RADIO | 17 juli, 10 uur, VRT Radio 1: vanuit de Sint-Servaasparochie in Grimbergen.

EUCHARISTIE OP TV | 17 juli, 10 uur, VRT één: vanuit de parochie Sint-Gertrudis in Heppeneert bij Maaseik, waar de Maagd Maria wordt vereerd als Onze-Lieve-Vrouw van Rust.

commentaar bij de zondagslezingen

— Kris Depoortere—

Onkruidtarwe en tarweonkruid

VERLEdEn wEEK LaZEn wE de parabel van de zaaier. Een boodschap van ver- trouwen. Ondanks rotsen en distels en doornen, de Grote Zaaier zaait. Gul. Zonder berekening. Maar er groeit ook onkruid tussen de tarwe.

Ik heb een tuinman. Het is een heel goede man, die mijn gras millimetert, maar hij heeft een klein gebrek: hij kent nauwelijks verschil tussen een vergeetmenietje, korenbloemen en zevenblad. En als ik hem laat doen, sleurt hij alles als onkruid uit de grond. dan heb ik een mooie zandwoestijn, een parkje als een kleine Sahara. net- jes is het wel, maar een beetje eentonig toch.

Het evangelie van vandaag gaat over een tuinman. Een boer die het zo goed mo- gelijk doet – net als mijn tuinman – en goede tarwe zaait, premier grand cru classé tar- we. Maar er zijn vijanden – wie dan ook – die onkruid zaaien. Och, we weten wel, je hebt niet eens ‘vijanden’ nodig om onkruid te krijgen. Ze groeien weliger dan al ons plantzaad. En het lijkt ook soms mooier: rode klaprozen en blauwe korenbloemen te midden van de tarwe. Maar er komt geen korrel graan in.

de leerlingen van Jezus zijn even jong en even ijverig als mijn goede tuinman. Ze willen alles heel erg perfect. „Patron,” vragen ze, „wil je dat wij er het onkruid tus- senuit wieden?” Maar de Meester – gerijpt in jaren en geduld – zegt: „neen, want dan zouden jullie met de korenbloemen ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeg- gen: ‘wied eerst de korenbloemen en de klaprozen, bind ze in bundels bij elkaar en verbrand ze. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur’.”

Ik heb lang gezocht waarom de Meester zoveel geduld heeft. Eerst dacht ik dat het toch simpel was om onkruid van tarwe te onderscheiden. Ik dacht toen altijd: „Het on- kruid dat zijn de anderen. Zij zijn slecht en ik, ik tracht mijn best te doen. Ik ben goede tarwe.” Maar stilaan werd ik ouder en ik werd me ervan bewust dat het bij me zelf ook niet steeds zo pluis zat. Ook ik bega onrecht of reageer niet op onrecht. En gaandeweg ben ik gaan beseffen dat er in mijn leven ook onkruid groeit, net naast, zelfs verstren- geld met korenaren. En plotseling is de parabel gaan spreken: „Het is niet zo eenvou- dig. Goed en kwaad zijn niet netjes verdeeld tussen de anderen – de kwaden – en me- zelf – de goede. de scheiding ligt niet tussen mij en de anderen. Ik, de goede, en zij, de slechte. Onkruid en tarwe zijn vernesteld en verstrengeld in mezelf. Ik ben zelf een mengeling van tarwe en onkruid. Ik ben onkruidtarwe en tarweonkruid.”

En nog een stapje verder: andere mensen zijn dat ook. Ik heb nog nooit een door- slechte onkruidmens ontmoet. wel mensen die vochten om goed te zijn en toch kwaad deden. Onkruidtarwe en tarweonkruid. En ik dacht aan Paulus: „Ik wil het goede doen, maar ik doe soms zo’n domme dingen. Ik zou wel willen kunnen, maar soms kan ik niet willen.” de grenzen van mijn leven. de onmacht in het leven van an- dere mensen. Ons vervormde karakter, onze gekwetste goede wil, ons verleden dat sporen sleep in ons leven.

Toen brak de parabel open in dankbaarheid: „God, wat ben ik Je dankbaar dat Je mij nog laat leven. dat Je mij niet uitwiedt. dat Je gezien hebt dat ik zo’n vreemde mengeling ben van goede bedoelingen en slechte daden, van goede wil en verwron- gen handelingen. wat ben ik Je dankbaar dat Je mij tijd van leven en van groeien liet en laat en zult laten.”

dan vond ik dit gebed:

Steeds getuigt mijn kwaad tegen mij / dat ik geen mens ben. / Soms probeer ik mijn schuld te vergeten, / mijn schuld, die mij verdrietig maakt, / die mij klein maakt voor U, voor mezelf. / Dan weer wil ik fier rechtop staan, / en zeggen tegen mijn schuld: dat zij een schim is, / die ik verzonnen heb uit angst.

Maar telkens verlies ik mezelf / als ik mijn schuld ontken, / want mijn kwaad is een deel van mezelf. / Mijn kwaad is een verbrande plek in het bos, leegte.

Maar juist waar leegte is, / kunt Gij, God, als zonlicht binnenstromen. / Mijn kwaad, God, getuigt van mij / dat ik een mens ben. / Slechts een mens, maar Godzijdank een mens, / met tijd van groeien in uw geduldige liefde.

naar Frans Cromphout, Kyrie

eerste lezing

wijsheid 12, 13.16-19

naast U is er geen andere God die zorg draagt voor alles, geen andere God, voor wie Gij waar zoudt moeten maken dat Gij niet onrechtvaardig hebt geoordeeld.

Uw macht is de grond van uw rechtvaardigheid, en omdat Gij over allen heerst, behandelt Gij allen ook met zachtheid.

waar men aan uw volstrekte macht niet gelooft, daar toont Gij uw kracht bij hen die haar ervaren hebben, neemt Gij al- le grond tot overmoed weg. Gij echter, die over de macht be- schikt, met veel zachtheid spreekt Gij uw oordeel uit en Gij bestuurt ons met veel goedertierenheid, want Gij kunt uw macht tonen, wanneer Gij maar wilt.

door zó te doen hebt Gij uw volk geleerd, dat de rechtvaar- dige een vriend van de mensen moet zijn, en hebt Gij uw zo- nen hoopvol gestemd dat Gij, daar waar gezondigd wordt, de kans tot inkeer biedt.

tweede lezing

brief aan de romeinen 8, 26-27

Broeders en zusters,

de Geest komt onze zwakheid te hulp. want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij die de har- ten doorgrondt, weet waar de Geest op zint, want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling.

evangelie

matteus 13, 24-43

In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor:

„Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn ak- ker goed zaad had gezaaid; maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen. Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien. nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: ‘Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?’ Hij antwoordde hun: ‘dat is het werk van een vij- and.’ de knechten zeiden tot hem: ‘wilt ge dan dat we het bijeengaren?’ Maar hij zei: ‘neen, ik ben bang dat ge, wan- neer ge het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt. Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur’.”

Een andere gelijkenis hield Hij hun voor: „Het Rijk der he- melen gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand op zijn ak- ker zaaide. dat is wel het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten, is het groter dan de andere tuingewas- sen; het wordt een boom, zodat de vogels uit de lucht in zijn takken komen nestelen.”

nog een andere gelijkenis vertelde Jezus hun: „Het Rijk der hemelen gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren.”

dit alles sprak Jezus tot het volk in gelijkenissen en zon- der gelijkenissen leerde Hij hun niets, opdat in vervulling zou gaan het door de profeet gesproken woord: „Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen, Ik zal openbaren wat verbor- gen is geweest vanaf de grondvesting der wereld.”

Toen liet Hij de menigte gaan en keerde naar huis terug. Zijn leerlingen kwamen nu naar Hem toe en zeiden: „Leg ons de gelijkenis uit van dat onkruid op de akker.” Hij gaf hun ten antwoord: „die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon; de ak- ker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Rijk; het onkruid zijn de kinderen van het kwaad, en de vijand die het zaaide, is de duivel. de oogst is het einde van de wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals nu het onkruid wordt bij- eengebracht en in het vuur verbrand, zo zal het ook gaan op het einde van de wereld. de Mensenzoon zal zijn engelen uit- zenden en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen allen die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven om hen in de vuuroven te werpen, waar geween zal zijn en tandengeknars.

dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon. wie oren heeft, hij luistere.”

Schriftlezingen © Katholieke Bijbelstichting

’s-Hertogenbosch, www.bijbel.net

17 j u l i 2011 – z est i e n d e zo n dag doo r h et jaa r

D lezingen & Commentaar

22 juni 2011

kerk & leven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan, met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien.’ Want verhard is het hart van dit volk, met hun oren luisteren ze slecht en

In zo’n begraafplaats, een bij onze noor- derburen almaar populairder concept, overgewaaid uit Groot- Brittannië, worden overlede- nen begraven op een vooraf ge- kozen

Nu zei Abraham: „Laat mijn Heer niet kwaad worden als ik nog eens aandring: misschien zijn er maar dertig te vinden.” En de Heer zei: „Ik zal het niet doen als Ik er

Zelfs na zijn besluit om grotere schuren te bou- wen, blijft hij inpraten op zijn eigen ‘ziel’: zielsgelukkig zal hij zijn, tot ver in zijn oude dag.. Pluk

Gaat niet van het ene huis naar het andere; in elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: ‘Het

Zij zijn niet in de hemel en gij hoeft niet te zeggen: ‘Wie zal naar de hemel opvaren om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?’ Zij zijn

Ik ben haar dienaar geworden krachtens de opdracht die God mij gegeven heeft; namelijk om ü het woord Gods te brengen in heel zijn volheid: om het geheim te

Het mooiste zinnetje staat er meteen voor: de boer slaapt en staat op enzovoorts, en onderwijl kiemt het zaad en schiet het op, maar hij weet niet hoe.. Hij hoeft het ook niet