• No results found

WIE STUURT HET TALENONDERWIJS?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "WIE STUURT HET TALENONDERWIJS?"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

4

Levende Talen Magazine 2019|3

5

Levende Talen Magazine 2019|3 het belangrijkste sturingsmiddel voor het curriculum.

Hulshof heeft gedurende deze periode een actieve rol gespeeld in de discussie over het vak Nederlands, onder meer als voorvechter van een onderdeel taalkunde in het schoolvak. Hij verwijst in zijn artikel meermalen naar het proefschrift van Maria van der Aalsvoort, Vensters op vakontwikkeling (2016), dat de periode 1988–2008 uitvoe- rig en zo objectief mogelijk beschrijft. Terwijl zij zoveel mogelijk de feiten voor zichzelf laat spreken, kleurt Hulshof zijn weergave subjectief in. Zijn beeld is niet rooskleurig – evenmin als dat van Van der Aalsvoort. De besluitvormingsprocessen werden bepaald niet geken- merkt door transparantie en rechtlijnigheid.

Johan Graus belicht de invloed van de lerarenoplei- ding op vernieuwing van het onderwijs. Die invloed lijkt belangrijk, zo niet onmisbaar. Maar de praktijk blijkt weerbarstig, zo laat Graus aan de hand van een casus zien. Hij deed onderzoek naar de didactische opvat- tingen van lio’s aan een tweedegraads lerarenopleiding Engels. Wat was de invloed van een vakdidactiekcursus over grammaticaonderwijs, die de traditionele opvattin- gen van de lio’s over dit onderwerp moest veranderen?

Het bleek dat een didactiekcursus, hoe doorwrocht ook, op zich geen diepgaande verandering van opvattingen garandeert – er moeten meer voorwaarden vervuld zijn.

Die liggen deels binnen, maar ook deels buiten de lera- renopleiding, met name natuurlijk in de schoolpraktijk.

Jan Erik Grezel vroeg voor zijn artikel enkele ervaren educatieve uitgevers naar hun analyse van de invloed van de uitgeverij op vernieuwingen in het talenon- derwijs. Aan de orde komen de verschillen tussen de grote en de kleine uitgeverijen, de impulsen vanuit de examenprogramma’s en de didactische discussie en de keuzes die ze daarin maken, accenten die ze zetten door wel of niet een fictioneel verhaal als rode draad in een methode, de rol van ICT.

De uitspraken van de uitgevers maken duidelijk dat er ondanks de concentratie in de educatieve uitgeve- rij toch nog diversiteit is – de drie groten, Noordhoff, Malmberg en ThiemeMeulenhoff, hebben het niet hele- maal alleen voor het zeggen. Ook wordt duidelijk dat in het uitgeefbedrijf een veelheid van invloeden bij elkaar komt en dat daar complexe uitfilteringsprocessen plaatsvinden, waarbij toeval niet buitengesloten is.

Het onderwijs verandert voortdurend. Dat resultaat van het historisch proces is onmiskenbaar. Maar de vraag wie of wat het talenonderwijs stuurt, is niet een- voudig te beantwoorden, zeker niet in een democratie als de Nederlandse, waar inspraak en draagvlak op voet van oorlog staan met transparant en rechtlijnig beleid.

Vergelijk ook de recensie van De sluipende crisis (Kneyber

& Zevenbergen, 2018) op p. 49 van dit nummer. ■ Erik Kwakernaak (themaredacteur)

Na de woelige tijden van overheidsgestuurde onderwijs- vernieuwing in de jaren negentig en de terugtrekkende bewegingen van diezelfde overheid in 2006 en 2007 heerste er relatieve rust aan het onderwijsfront. Maar in 2014 lanceerde toenmalig staatssecretaris Sander Dek- ker zijn vernieuwingsproject Ons Onderwijs2032. Het eindrapport daarvan werd in 2016 dusdanig kritisch ont- vangen dat het vervolgproject een andere naam moest krijgen: Curriculum.nu.

Dat project nadert nu zijn voltooiing, en het eindrap- port zal ongetwijfeld nog meer discussie gaan opleve- ren. Dat debat over curriculumvernieuwing richt ieders blik op de toekomst. Dit themanummer van Levende Talen Magazine stelt de vraag: wie stuurt eigenlijk het talenonderwijs in Nederland? Dat betekent: omkijken.

Om helderder te kunnen zien hoe de hazen nu lopen, is het goed terug te kijken hoe ze in het verleden liepen.

Het is duidelijk dat de overheid altijd een flinke vin- ger in de pap heeft gehad en ook nu weer heeft, alleen al door het initiatief te nemen tot een nieuwe curriculum- discussie en die te structureren en te faciliteren. Maar duidelijk is ook dat binnen en buiten deze specifieke discussie vele actoren, individuen, instituties en groe- peringen deel uitmaken van het historische proces, door mee te praten, te ageren, duwen, trekken, stimuleren, remmen en tegen te houden.

Zonder een haarscherpe, alomvattende of definitieve

analyse te kunnen of willen leveren, presenteert LTM vier artikelen die de vraag vanuit verschillende perspectieven benaderen.

Als eerste trekt Erik Kwakernaak de zevenmijlslaarzen aan in een manmoedige poging om de rol van de leraar in de laatste vijfhonderd jaar te schetsen: hoe autonoom was hij of zij? ‘Baas in eigen klas’: Klopt dat beeld nog?

Heeft het ooit geklopt? Kwakernaak onderscheidt een aantal groepen die invloed uitoefen(d)en op het hande- len van de leraar in de klas: behalve natuurlijk de leer- lingen ook ouders, schoolleidingen, leergangschrijvers en educatieve uitgevers, (talen)onderwijsdeskundigen, onder wie wetenschappers, lerarenopleiders, nascholers en leerplanontwikkelaars, en last but not least de over- heid: politiek en ambtenaren. Hun invloed fluctueerde, maar al met al is de autonomie van de leraar flink afge- nomen, waarbij de Mammoetwet een knikpunt vormt.

Hans Hulshof geeft in zijn artikel een antwoord op de vraag: wie stuurde(n) het moedertaalonderwijs gedurende de laatste vier decennia? Hij concen- treert zich daarbij op de drie commissies die vanaf de jaren zeventig door het ministerie zijn gevraagd adviezen uit te brengen voor de examenprogramma’s Nederlands in het voortgezet onderwijs. De overheid moet die vaststellen en de uitvoering ervan contro- leren vanwege het civiel effect van de diploma’s.

Tegelijk vormen de examens een belangrijk, zo niet

WIE STUURT HET TALENONDERWIJS?

Ten geleide

Foto: Anda van Riet

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De afgelopen drie Carrouseljaren zijn er vanuit het Projectbureau Carrousel Groningen en Drenthe evaluatie-momenten geweest met de deelnemende partijen en hebben

a Hoeveel procent van het oude bedrag moet ze betalen?. b Hoeveel kost een kaartje voor het

Zijn alle afmetingen op de tekening 5 keer zo groot als in werkelijkheid, dan is getekend op schaal 5 : 1.. Bij het ontwerpen van de euromunt, werd deze

Je kunt deze paragraaf ook oefenen via NU Rekenen online.. Je herkent een verhouding en kan

Het ontwikkelen van een robuust en betrouwbaar monitoringsysteem op het gebied van instroom, doorstroom en uitstroom van studenten en medewerkers, zodat vooruitgang met betrekking

contacten buiten de partij met andere netwerken en groepjes binnen andere politieke partijen die zich bezighouden met diversiteit, onder meer met GroenLinks, CU, CDA, DENK, D66,

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,