Vraag nr. 11 van 31 oktober 1995
van de heer CARL DECALUWE
Decreet volksontwikkelingswerk – Omzendbrief Tot op heden werden nog geen erkenningen verleend op basis van het nieuwe decreet inzake subsidiëring van verenigingen voor volksontwikkelingswerk van 19 april 1995, met ingangsdatum 10 mei 1995 (Belgisch Staats-blad, 9 augustus 1995).
Op basis van voormelde wetgeving werd reeds een omzendbrief (21 juni 1995) aan de huidige erkende ver-enigingen overgemaakt.
1. Kan de minister mij meedelen of de inhoud van de omzendbrief volledig conform het decreet en het besluit is ?
2. Kan de minister mij meedelen of de inspectie, bij controle van de verenigingen, reeds de omzendbrief naar de letter toepast, reeds negatieve beoordelin-gen overgemaakt heeft aan de huidige erkende ver-enigingen en aldus een eigen interpretatie geeft op basis van de omzendbrief ?
3. Zo ja, oordeelt de minister niet dat de omzendbrief slechts kan worden toegepast wanneer de verenigin-gen een nieuwe erkenning hebben ?
4. Kan de minister mij meedelen wanneer de eerste erkenningsronde is gepland, daar in betrokken omzendbrief (luik overgangsregeling, toelichting punt 1) gewag wordt gemaakt van een toepassing van de erkenning vanaf 1 januari ?
Antwoord
1. Gelet op het ogenblik van de goedkeuring van de decreten en de uitvoeringsbesluiten heeft de admi-nistratie, geconfronteerd met de feitelijke gevolgen van de nieuwe decreten en in het kader van een goed bestuur, gemeend zijn verantwoordelijkheid te moeten nemen teneinde voor het lopende werkjaar 1995 een aantal oplossingen te geven aan de zich aandienende problemen.
Over het juridische karakter en de gegrondheid ervan wil ik mij op dit ogenblik niet ten gronde uit-spreken, omdat een aantal organisaties op basis van die omzendbrieven intussen een klacht indienden bij de Raad van State.
Zolang over de correctheid van de inhoud van die omzendbrieven geen uitsluitsel is gegeven door het ter zake bevoegde rechtscollege, kan ik mij volledig achter de inhoud van die omzendbrieven stellen in de mate waarin zij een redelijke en zekerheid bren-gende oplossing proberen te formuleren.
2. en 3. De betwiste omzendbrieven proberen in de geest van decreten concrete invulling te geven aan de overgangsperiode en de dossiervorming met betrekking tot de eerste erkenningen. De omzend-brieven bevatten geen inhoudelijke elementen. Beoordelingen naar aanleiding van inspecties heb-ben geen andere grond dan de bepalingen vervat in de decreten en de uitvoeringsbesluiten.
4. De eerste erkenningsronde en de beslissingen ter zake gebeuren eerstdaags en houden een erkenning in van de in regel zijnde organisaties met ingang van 1 januari 1995.