Vraag nr. 11 van 8 oktober 1998
van de heer CARL DECALUWE Sociale huurwoningen – Kwaliteit
1. Kan de minister mij een overzicht geven van het aantal sociale huurwoningen dat niet beant-woordt aan de kwaliteitseisen van de Vlaamse Wooncode en de uitvoeringsbesluiten die reeds van toepassing zijn ?
2. In welke mate wordt dit overzicht als criterium gebruikt bij de verdeling van de investerings-kredieten ?
3. Wat is de globale renovatiebehoefte van het sociaal huurpatrimonium (woningen), en dit per provincie en SIF+ -gemeente (Sociaal Impuls-fonds) ?
Antwoord
1. In de huidige stand van zaken is het niet moge-lijk een exact cijfer van het aantal sociale huur-woningen dat niet beantwoordt aan de kwali-teitseisen van de Vlaamse Wooncode te geven. Vermits het hier gaat om minimale normen en het sociaal huurpatrimonium globaal goed is, zal het wellicht niet om veel woningen gaan.
De globale renovatiebehoefte van het huurwo-ningpatrimonium van de sociale huisvestings-maatschappijen (SHM) is op het huidig ogen-blik nog niet geïnventariseerd. In de Beleids-brief (Stuk 1209 (1998-1999) – Nr. 1 – red.) wordt de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM) gevraagd hiervoor een model te ont-wikkelen, dat haarzelf en het beleid in staat zal stellen over prognoses te beschikken om de onderhouds- en renovatienoden te kunnen dui-den en begroten. Hiervoor zal door de VHM in een eenmalig bedrag van 8 miljoen frank op haar begroting worden voorzien. Zo kan met een groep van tijdelijk aangeworven technici over een periode van ongeveer anderhalf jaar een gedetailleerd en permanent te actualiseren overzicht worden gecreëerd van de toestand van het volledige huurwoningpatrimonium van de sociale huisvestingsmaatschappijen.
Titel III – Kwaliteitsbewaking van de Vlaamse Wooncode is op 1 november 1998 in werking getreden. Hiervoor is het uitvoeringsbesluit betreffende de kwaliteitsbewaking, recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op wonin-gen op 6 oktober 1998 door de Vlaamse rege-ring goedgekeurd en op 30 oktober 1998 in het
Belgisch Staatsblad verschenen.
Vanaf 1 november 1998 zal elke woning (dus ook sociale woningen) aan minimumkwaliteits-normen moeten voldoen. Deze minimumkwali-teitsnormen zijn opgenomen in een technische fiche. Op verzoek kan de burgemeester de woning ongeschikt verklaren, dit na advies van de gewestelijke ambtenaar. De gewestelijke ambtenaar stelt in zijn advies de burgemeester voor de woning ongeschikt te verklaren als de woning volgens het technisch verslag een eind-score van minstens 18 punten behaalt. De socia-le huisvestingsmaatschappij heeft na de onge-schiktverklaring nog wel een termijn van 12 maanden (wanneer er geen bouwvergunning nodig is), of 36 maanden (wanneer die vergun-ning wel nodig is) om de wovergun-ning te verbeteren. Voor de woning die als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd, wordt de conformiteit vastge-steld in een conformiteitsattest. Dit attest wordt aangevraagd door de verhuurder aan het colle-ge van burcolle-gemeester en schepenen. Er is colle- geop-teerd voor een gefaseerde invoering. Dit houdt in dat vanaf de inwerkingtreding de woningen van vóór 1919 aan bod zullen komen voor het afleveren van het conformiteitsattest, en vanaf 1 november 2002 de woningen die in gebruik wer-den genomen na 1918 en vóór 1946. Vanaf 1 november 2007 zijn dan de woningen die in gebruik werden genomen na 1945 en vóór 1962 onderworpen aan de toepassing van hoofdstuk II van titel III van de Vlaamse Wooncode en hoofdstuk II van het uitvoeringsbesluit kwali-teitsnormen. Voor woningen van na 1 november 1998 is de regelvorming inzake het conformi-teitsattest onmiddellijk van toepassing.
Wanneer de verhuurder of eventueel onderver-huurder een woning die niet beantwoord aan de kwaliteitsvereisten van artikel 5 van de Vlaamse Wooncode verhuurt zonder geldig conformi-teitsattest, dan stelt deze laatste zich immers bloot aan een strafrechtelijke geldboete. Ook deze strafrechtelijke sanctie wordt volgens dezelfde fasering ingevoerd. Het conformiteits-attest is een officieel bewijsstuk à décharge in deze strafrechtelijke procedure.