• No results found

Transmission System Operator Gas in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Transmission System Operator Gas in Nederland"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dienst Uitvoering en Toezicht Energie t.a.v. drs. I.R. Verdonkschot,

Clustermanager Gas t.a.v. projectnr. 101417 Postbus 16326

2500 BH Den Haag

Onderwerp: Transmission System Operator Gas in Nederland Uw kenmerk: 101417/12

‘s-Gravenhage, 11 maart 2003 Geachte heer Verdonkschot,

Hierbij reageren wij op het verzoek verwoord in het informatie- en consultatiedocument : Transmission System Operator Gas in Nederland van januari 2003 om onze visie t.a.v. dit document kenbaar te maken.

Hierbij treft u ons commentaar aan. Door omstandigheden is het tot onze spijt niet gelukt dit commentaar reeds op 7 maart jl. in te dienen. Wij vertrouwen dat onze visie echter toch nog in uw oordeelsvorming zal worden meegenomen. Daarbij moet worden opgemerkt dat wij ons nog geen volledig eindoordeel over alle aspecten van dit belangrijke onderwerp hebben kunnen vormen. Wij begrijpen echter dat de Minister van Economische Zaken om uw advies verzocht heeft, waardoor verder uitstel of nader overleg niet mogelijk is.

Wanneer u verdere informatie over onze positie zou willen hebben, of nadere uitleg wenst over specifieke punten, verzoek ik u in met ondergetekende of de heer F.H. Geuzinge contact op te nemen. Hoogachtend,

Duke Energy Europe Northwest B.V. M.A.E. van Hövell tot Westerflier Director

1 bijlage

-Duke Energy Europe Northwest BV

Zurichtoren, 10th floor Muzenstraat 69 2511WB Den Haag

(2)

Bijlage bij brief van 11 maart 2003 van Duke Energy Europe Northwest B.V. aan de Dienst Uitvoering en Toezicht Energie

Onderwerp: Transmission System Operator Gas in Nederland,

Informatie- en consultatiedocument, januari 2003

Introductie

Alvorens wij met de beantwoording van de in het informatie en consultatiedocument neergelegde vragen beginnen, willen wij de volgende algemene, inleidende opmerkingen maken:

1) De DTe gaat bij haar TSO-analyse uit van het ‘basis’-document: ‘Voorstel voor een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor electriciteit en aardgas’, zoals vastgelegd op 25 november 2002 (N.B.: de zgn. ‘politieke overeenstemming’). Deze politieke overeenstemming vormt een onderdeel van het gehele besluitvormingsproces binnen de EU, en is dus geenszins te beschouwen als een ‘definitief’ stuk.

2) Zo is op 3 februari jl. een gemeenschappelijk standpunt (‘Common Position’) vastgesteld, hetgeen vervolgens voor nader overleg naar het Europees Parlement –in 2e lezing- is gestuurd. Uit de Mededeling van de Commissie aan het EP1 dat het gewijzigde voorstel vergezeld blijkt dat er op enkele punten belangrijke wijzigingen zijn aangebracht. Onder andere t.a.v. de implementatiedatum voor de volledige opening van de markt (nu weer uitgesteld tot 1 juli 2007 i.p.v. 2005!) en de datum voor juridische ontvlechting van distributienetbeheerders tot juli 2007 (i.p.v. de eerder vastgelegde datum van 1 januari 2004)2.

3) Voor de aparte wijzigingen m.b.t. het gasdeel is bovendien, onder andere, de definitie van het begrip ‘flexibiliteitsinstrument’ geschrapt, en is nu (deels) opgenomen in de (nieuwe) definitie van ‘linepack’. Gezien de speciale positie/functie die flexibiliteit van het Nederlandse gasnetwerk speelt, geen onbelangrijke ontwikkeling. Het is voor ons op dit moment te vroeg om te doorgronden wat de exacte gevolgen van dit voorstel op onze dagelijkse gashandelspraktijk zullen zijn.

4) Een en ander is in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd, alwaar de nieuwe ontwerptekst m.b.t. het gezamenlijke standpunt is opgenomen3. Zoals wij deze tekst lezen zijn op een aantal punten belangrijke verschillen ‘doorgevoerd’. Omdat de termijn tussen publicatie en de reactietermijn van de DTe dermate krap is, zijn wij op dit moment niet in staat om voldoende in te zien wat een en ander voor praktische gevolgen zou kunnen hebben.

5) Het door de DTe in haar analyse gebruikte rapport ‘Natural Gas Transmission System Operators in the United States, United Kingdom and Australia’, uitgevoerd door Energy International zou op de website van de DTe beschikbaar moeten zijn (ref. voetnoot 3 van het I&C-document). Wij hebben dit -naar onze inschatting:- belangrijke document niet op de Dte website gevonden, hetgeen wij betreuren. DTe heeft voor haar analyse ruimschoots geput uit deze bron, maar wij hebben geen mogelijkheid gehad om de juistheid en volledigheid van dit rapport te bestuderen, of althans van

1

Ref. nr. 52003SC0161, SEC/2003/0161 def. - COD 2001/0077

2

In dit kader wordt gesteld: ‘Er moet op worden gewezen dat de datum van 2007 voor het volledig openstellen van de

markt onvoorwaardelijk en niet meer bespreekbaar is.’ (p. 2, onderdeel C, en opmerkingen bij art. 21 en art. 30). 3

(3)

commentaar te voorzien. Indien mogelijk zouden wij op korte termijn alsnog inzage in dit rapport willen verkrijgen, met de mogelijkheid een nadere reactie in te sturen.

6) Op dit moment wordt de marktplaats voor gas in Nederland vrijwel geheel gedomineerd door Gasunie. Volledige ‘unbundling’, incl. juridische, administratieve, organisatorische en operationele splitsing op dit punt is ten zeerste gewenst. Dit is ook duidelijk vastgelegd in art. 9 van de gewijzigde EU-richtlijn. Helaas is door politieke beïnvloeding de effectieve datum voor Europees-wijde unbundling uitgesteld tot juli 2007. Wij hopen echter dat in Nederland de datum van 1 januari 2004, zoals onder meer vastgelegd in de Gaswet, zal blijven gehandhaafd, en dat ook bij de huidige onderhandelingen met de aandeelhouders van Gasunie dit punt nader aan de orde zal worden gesteld. Overigens willen wij daarbij aantekenen dat goed beseft moet worden dat een eventuele opsplitsing van de huidige Gasunie handelspoot in twee delen betekent dat in plaats van een monopolistische markt een oligopolistsche markt zal ontstaan, zeer zeker geen ‘equal level playing field’ voor alle marktppartijen. Zonder voldoende scheiding van belangen (en dus: taken!) zal een daadwerkelijke vrije markt, in de aanwezigheid van één -of twee- dominante speler(s), niet kunnen ontstaan. Daarbij geldt met name de sterke banden die de twee nieuwe ‘Gasunie’s’ reeds hebben in de hele supply-keten: van gasproductie (o.a. via participatie in de NAM) tot (nationale en internationale) gasverkoop, middels grootschalige, langlopende gas in- en verkoopcontracten.

Gezien de dubbele pet die het Ministerie van Economische Zaken op dit moment in deze ‘discussie’ voert -aandeelhouder/onderhandelaar, en toezichthouder/regelgever- hopen wij dat de DTe in zijn advies aan de Minister de onafhankelijkheid van de te creëren ‘Transmissiepoot’ met name wil benadrukken. Er ligt op dit moment een gerede kans om een nieuwe, laten we zeggen: ‘frisse start’, te maken, indien bij de opsplitsing van het ‘Gasuniegebouw’ de juiste keuzes worden gemaakt. Wij zelf hebben in het geheel geen inzicht in het onderhandelingsproces -dat reeds geruime tijd bezig is-en sprekis-en hierbij onze hoop uit dat op korte termijn meer duidelijkheid op dit punt wordt gecreëerd, in het belang van alle marktpartijen.

7) Dan nog iets over de -in feite: allerbelangrijkste- taak die een TSO in ieder geval zou moeten vervullen, hetwelk ons inziens in het consultatiedocument geheel onderbelicht is gebleven. Dit betreft de contractuele verplichtingen die de TSO in acht dient te nemen bij het aanbieden van capaciteit en het verzorgen van diens transportdiensten; dat is nl. de resultaatsverbintenis die de TSO behoort aan te gaan met iedere geïnteresseerde partij die van de diensten van de TSO, tegen betaling uiteraard, gebruik wil maken. Slechts in gevallen van force majeure zouden andere rechten en plichten tussen de vervoerder en aanbieder/afzender moeten gelden. Tot op heden is in de GTS-transportcontracten noch in de DTe-Gastransportrichtlijnen dit juridische, wettelijke, principe gewaarborgd, en wij verzoeken de DTe bij het opstellen van een TSO-‘taken’-lijst dit punt bovenaan die lijst te zetten. In de laatste Gastransportrichtlijn is slechts de zgn. inspanningsverplichting opgenomen, hetgeen indruist tegen de wettelijke norm t.a.v. goederentransport.

Daarnaast -uit bovenstaand uitgangspunt van de resultaatsverbintenis voortvloeiend- dient bij de taakbeschrijving en verantwoordelijkheden veel meer nadruk te worden gelegd aangaande de aansprakelijkheid van een TSO in het algemeen, met name voor gevallen van feitelijke ‘non-performance’. Vóór het opstarten van een TSO-Gas dient het juridische aspect van aansprakelijkheid en de wettelijke rechten en plichten van betrokken partijen eerst goed te worden uitgediept en vastgelegd, voordat van het uitvoeren van daadwerkelijke activiteiten sprake dient te zijn; dit voorkomt een (te) snelle start en een slechte race.

Onze algemene opmerkingen samenvoegend, zijn wij van oordeel dat het op dit moment niet goed

mogelijk is om een eensluidende reactie t.a.v. de voorliggende TSO-problematiek te geven, gezien de

(4)

op te nemen, en de mogelijkheid open te houden om een vervolg van deze I&C-procedure met de betrokken industrie te continueren, totdat de gewijzigde Richtlijn formeel in het Parlement is vastgesteld4 of andere ontwikkelingen zulks vereisen. Ons inziens wordt anders steeds achter de ontwikkelingen aangelopen5.

Binnen deze algemene kanttekeningen t.a.v. het huidige I&C-proces hebben wij de voorliggende vragen in het I&C-document, als volgt beantwoord:

Vraag 1. Welke andere belangen dienen naar uw mening te worden meegenomen in de afweging of een bepaalde invulling van de organisatie en taken van de TSO wenselijk is?

De ontwikkelingen in Europees verband, dat wil zeggen, zoals die plaatsvinden binnen de wetgevende instituties van de Europese Unie. Zoals in onze inleidende opmerkingen aangegeven, zijn de op handen zijnde wijzigingen in de Electriciteits- en Gasrichtlijn nog niet uitgekristaliseerd. Aan de andere kant zijn er een aantal aspecten die wel duidelijke ondersteuning genieten, zoals het voorschrift om over te gaan op een systeem van gereguleerde toegang tot de gasnetwerken. Dit laatste druist dus duidelijk in tegen het ‘hybride systeem van onderhandelde toegang’ zoals door de DTe gesteld. Het heeft volgens ons geen zin om in te gaan tegen ontwikkelingen op Europees niveau die op brede (politieke) steun mogen rekenen. De effecten hiervan moeten bij het opstellen van een advies aangaande de structuur en organisatie, alsmede de te verrichten taken, van een TSO goed worden meegenomen, c.q. worden afgewogen.

‘Doelmatigheid’ wordt genoemd bij de uitgangspunten voor het handelen van gastransportbedrijven en netgebruikers. Wij zouden daar aan willen toevoegen: ‘Doeltreffendheid’. Daarmee doelen wij op het feit dat niet alleen op efficiënte, maar vooral ook op effectieve wijze activiteiten door de TSO dienen te worden ontplooid. Er kan wel op efficiënte wijze een mooie pijpleiding worden aangelegd, maar als die niet bijdraagt aan een daadwerkelijke verbetering van het netwerk, heeft dat weinig zin. Temeer als de kosten daarvan wel volledig in de tarieven worden doorberekend.

Ook op de middellange en lange termijn dient naar deze ‘doeltreffendheid’ te worden gehandeld. Dit onder meer is in het belang van investeringen en onderhoudsverplichtingen vis-à-vis de door netgebruikers gewenste netuitbreiding of netverzwaring(-en).

Vraag 2. Zijn de beheers- en onderhoudstaken voor het transmissienet naar uw mening voldoende geregeld in artikel 10 Gaswet? Zo nee, waarom niet?

Als principieel uitgangspunt: ja. Echter, het zou te adviseren zijn om een mate van prioriteit te stellen tussen de onderliggende taken die een netbeheerder bij zijn activiteiten in acht dient te houden. Dus: wat is de belangrijkste taak, wat volgt daarna, etc. Ook dient ons inziens nog meer te worden aangesloten bij de omschrijving van de taken van een TSO zoals die in de uiteindelijke versie van de gewijzigde Gasrichtlijn zal komen te staan (momenteel opgenomen in art. 7, 8, 9 en 10 van de ‘Common Position’).

4

Behandeling van dit voorstel in 2e lezing in het EP op dit moment voorzien op 12/13 mei 2003.

5

Als meest duidelijke ‘item’ om dit aspect te onderstrepen is misschien wel het feit dat de gewijzigde richtlijn uitgaat van een systeem van gereguleerde toegang tot de gasnetwerken, i..p.v. het huidige Nederlandse systeem van

(5)

Vraag 3. Op welke wijze dient naar uw mening te worden omgegaan met aanleg en uitbreiding van het transmissienet?

Wij vinden dat de industrie in zijn gehele inspraak zou moeten krijgen in de discussie waar netuitbreidingen plaats gaan vinden, en waar deze noodzakelijk of gewenst zouden zijn. Zo zou een Capaciteitsplan zoals nu reeds door Gasunie gepubliceerd, de basis moeten zijn voor nader overleg binnen de sector. Dit met het oogmerk dat de meest efficiënte èn effectieve manier van netverzwaring en -uitbreiding tot stand komt. Uiteraard behoren (private) partijen altijd vrij te zijn om op ‘eigen houtje’ investeringen in een additioneel netwerk te plegen, indien daar commerciële basis voor bestaat of zal gaan bestaan, of indien andere overwegen zulks noodzakelijk maken.

Vraag 4. Welke mogelijkheden dient een TSO volgens u te hebben voor uitvoering van de taak van handhaving van systeemintegriteit?

Systeemintegriteit vormt de allerbelangrijkste taak van een TSO of netbeheerder. Hiertoe moet deze dan ook bepaalde ‘overruling’ bevoegdheden bezitten in geval van noodgevallen of anderszins. Voor de transparantie en controleerbaarheid dient ons inziens hiervoor een procedure, c.q. set van procedures, te worden opgesteld, die aangeeft hoe, en in welke mate, een TSO t.a.v. het bewaken van de systeemintegriteit kan en mag opereren. Ook hier zou overleg met de sector gewenst zijn, alhoewel er vanuit technisch oogpunt waarschijnlijk weinig discussie over de meest voor de hand liggende voorwaarden of regels zou moeten zijn. Dat houdt onder andere ook in de gebruikmaking van andere instrumenten dan die die onder de TSO’s eigen beheer staan (bijv. gasopslag?). Duidelijke regels op dit punt voorkomen misstanden bij het onverhoeds gebruik daarvan, incl. een duidelijke regeling over kosten, aansprakelijkheid en vergoedingen.

Vraag 5. Op welke wijze kan de TSO volgens u het beste worden geprikkeld om gebruik te maken van het meest doelmatige balanceringsinstrument?

Ten aanzien van het onderwerp ‘balancering’ zijn nogal wat wijzigingen in de laatste versie van de EU-ontwerp richtlijn aangebracht (zie ook onze inleidende opmerkingen hieromtrent). Daarom houden wij op dit punt een voorbehoud t.a.v. de praktische uitwerking van de nieuwe voorstellen. Wel zijn wij de algemene opvatting aangedaan dat, bij voldoende beschikbaarheid van balanceringscapaciteit, deze dienst op puur commerciële basis verricht zou moeten worden. Zodoende zou de ‘prikkel’ moeten zijn gebaseerd op commerciële uitgangspunten. Indien echter niet voldoende toegang of aanbod van deze flexibiliteit beschikbaar is, zou regulering van bovenaf een mogelijke optie kunnen zijn om tot een meest efficiënte wijze van gebruik van deze systeemdienst te kunnen komen.

Vraag 6. Welke informatie dient een TSO naar uw mening beschikbaar te stellen ten behoeve van een veilig en doelmatig beheer van de geïnterconnecteerde systemen?

Capaciteit en congestie zijn bij een veilig beheer van het netwerk de kernwoorden, in eerste instantie, maar het gaat ons inziens (ook) om het gebruik, c.q. de beschikbaarheid, van informatie in de meer algemenere zin: deze moet ‘fit-for-purpose’ zijn.

(6)

Vraag 7. Welke informatie dient een TSO volgens u aan netgebruikers openbaar te maken?

Zie antwoord onder punt 6.

Vraag 8. Hoe moet volgens u worden omgegaan met het waarborgen van de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens?

Dit punt staat nader uitgewerkt in art. 10 van de gewijzigde EU-richtlijn. Wij sluiten ons aan bij hetgeen daar gesteld wordt. Voor de praktische invulling van dit artikel zal naar waarschijnlijkheid door de TSO een vertrouwelijkheids- of geheimhoudingsprocedure, c.q. -code, dienen te worden opgesteld. Uiteraard is daarbij overleg met de sector gewenst ten aanzien van de inhoud daarvan, incl. toezicht in de praktijk door een onafhankelijke partij. Wij denken niet dat dit op grote complicaties zal stuiten.

Vraag 9. Op welke wijze kijkt u aan tegen de verschillende marktplaatsen en welke taak zou de TSO daarbij exclusief moeten hebben?

Zoals in onze inleidende opmerkingen gesteld, wordt op dit moment ‘de’ marktplaats voor gas in Nederland vrijwel geheel gedomineerd door Gasunie. Volledige ‘unbundling’, incl. juridische, administratieve, organisatorische en operationele splitsing op dit punt is ten zeerste gewenst en wij hopen dat in Nederland de datum van 1 januari 2004, zoals onder meer vastgelegd in de Gaswet, zal blijven gehandhaafd. Zonder voldoende scheiding van belangen (en dus: taken!) zal een daadwerkelijke vrije markt –in de aanwezigheid van één (of na een splitsing van Gasunie, twee) dominante speler(s)-niet kunnen ontstaan.

Wanneer ‘de’ markt voldoende vertrouwen heeft in de doorgevoerde scheiding zal het marktmechanisme van vraag en aanbod, ondersteund door een toezichthoudend oog vanuit de Gaswet en de Mededingingswet, naar onze mening binnen afzienbare tijd op de diverse opportunities springen die binnen een vrije handelsomgeving kunnen ontstaan. Daaronder begrepen bijvoorbeeld een effectieve, vrije gashandelsbeurs in wat voor vorm dan ook, of dit nu middels een TTF, een NBP, een locale hub, of via welke andere vorm of plaats waar eigendomsoverdracht van gascontracten plaats kan vinden, betreft. Een TSO dient in het optimale geval in deze alleen als passief deelnemer te opereren, te weten het operationele toezicht en de registratie van de uiteindelijke, fysieke, leveringen door het systeem aan/via de netgebruikers.

In nader overleg met de spelers op de Nederlandse gasmarkt moet worden overlegd of facilitering van activiteiten die moeten leiden tot zo’n geheel van open marktstructuur voor korte termijn noodzakelijk is, of dat door gezamenlijke inspanningen sneller een zodanige situatie bereikt kan worden. Dit faciliteren hoeft overigens geen taak van een TSO te zijn, ook andere organisaties of instanties zouden hiervoor wellicht geschikt kunnen zijn, of opgericht kunnen worden.

Vraag 10. Is de mogelijkheid van vereffening van individuele onbalans volgens u wenselijk? Zo, ja op welke wijze kan deze worden vormgegeven en wat dient hierbij de rol van de TSO te zijn?

(7)

Als overgangsfase naar deze nieuwe marktsituatie zou de TSO i.c. mogelijkerwijs in eerste instantie een belangrijke stimuleringsrol toebedeeld kunnen krijgen, bijv. ten aanzien van de facilitering van marktinstrumenten op dit punt, zoals het opzetten van een handelssysteem voor het marktproduct ‘balancering’. Maar, zoals eerder opgemerkt, ook andere partijen zouden hierbij een rol kunnen spelen, hetgeen in naderoverleg met de diverse spelers op de markt zou kunnen worden afgekaderd.

Vraag 11. Welke marktfaciliterende diensten dient de TSO naar uw oordeel in ieder geval aan te bieden en wat zijn de voordelen als de TSO deze diensten aanbiedt?

In paragraaf 4.2.1. Van het I&C-document geeft de DTe een fraaie opsomming van de grote schare en variëteit aan mogelijkheden die een vrije markt op dit onderdeel kan ‘scheppen’. Ook hier zal in een beginfase een onafhankelijke TSO een facilitaire, ondersteunende rol kunnen of moeten verzorgen, waarbij goed overleg met de sector een belangrijke basisvoorwaarde vormt. Dit onder andere t.a.v. het zetten van prioriteiten van welke product, c.q. producten, het meest gewenst zijn, en in welke vorm en mate.

Het huidige systeem waarbij Gasunie nog grotendeels aan de touwtjes trekt verhindert dat zulk industrie-breed overleg, c.q samenwerking, tot stand komt, of dat vrijelijk nieuwe producten op de markt komen.

Vraag 12. In hoeverre kunnen aanbieders van kwaliteitsconversie op het regionale transportnet volgens u concurreren met aanbieders van kwaliteitsconversie op het landelijke transportnet?

De noodzaak van kwaliteitsconversie komt voort uit de afwijkende structuur van het Nederlandse gasnetwerk (t.w. H/L-gasnetwerk). Technisch gezien zijn er absoluut geen belemmeringen om op strategische plaatsen het product ‘conversiecapaciteit’ aan te bieden, c.q. bij te plaatsen. Dit kan zowel op grootschalige als op kleinschalige wijze. Omdat stimulering van commerciële ontwikkelingen op dit terrein tot heden in de handen van Gasunie zijn gebleven6, zien wij op dit punt op termijn, bij verdere liberalisering, nieuwe ontwikkelingen totstandkomen. Wij wijzen daarbij op de praktijk bij het gasmengstation Wieringermeer, waar de uit lucht bereide zuurstof aan de Corus geleverd wordt, en de afgescheiden stikstof in het gasnet wordt bijgevoed. Vergelijkbare commerciële kansen liggen in het verschiet en dienen derhalve de mogelijkheid te krijgen voor verdere ontwikkeling in een vrije gasmarkt. Voorzover aanbod van deze commerciële diensten op grotere schaal nog ontbreekt dienen door de toezichthouder de tarieven c.q. onderliggende kosten worden bepaald, waarbij o.a. aspecten als socialisatie en gebruiksnut in aanmerking zouden moeten worden genomen. Hier zou nader onderzoek door een onafhankelijke instantie van het daadwerkelijke gebruik van deze kwaliteitsconversie-diensten, vis-à-vis de meest geprefereerde verrekeningsstructuur, nadere ondersteuning moeten bieden.

Vraag 13. Zijn er naar uw mening factoren aanwezig waardoor het bevorderen van concurrentie van kwaliteitsconversie niet wenselijk is?

Zie ons antwoord bij vraag 12.

Vraag 14. Op welke wijze kunnen eventuele belemmeringen voor concurrentie van kwaliteitsconversie worden weggenomen?

Zie ons antwoord bij vraag 12.

6

(8)

Vraag 15. Op welke wijze dient de TSO naar uw mening de dienst kwaliteitsconversie aan te bieden en waarom?

Zie ons antwoord bij vraag 12.

Vraag 16. Hoe dient volgens u het transmissienet te worden afgebakend?

In de dagelijkse praktische toepassing vormt deze afbakening ons inziens op dit moment geen probleem. Wij hebben echter niet voldoende technische gegevens voorhanden om te onderschrijven dat de grens bij 16 bar (en hoger) zou moeten liggen zoals gesuggereerd door de DTe in het I&C-document, maar waarschijnlijk komt deze ‘grens’ goed in de buurt bij de dagelijkse operationele activiteiten. Maar dit sluit niet uit dat op sommige punten afwijkingen op deze regel mogelijk zullen zijn. Nader onderzoek zou dit moeten uitwijzen.

Vraag 17. Welke voor- en nadelen zijn er volgens u om in Nederland één TSO aan te wijzen?

Het zou zeer efficiënt zijn indien er één landelijke TSO zou zijn die voldoende geëquipeerd is om de precieze taken te verrichten die aan zo’n organisatie zijn toebedeeld. Bij grotere geografische afstanden zouden verschillende TSO’s wellicht meer praktisch kunnen zijn, maar wij zien in het complexe, maar relatief ‘kleine’, netwerk in Nederland geen aanleiding om naar meerdere TSO’s te streven. Mede gezien de schat aan operationele kennis die binnen Gasunie (t.w.: GtS) aanwezig is, is dit naar alle waarschijnlijkheid ook de meest efficiënte oplossing. Wederom maken wij hierbij de opmerking dat de tarieven van de TSO geheel gereguleerd tot stand zouden moeten komen, transparant en controleerbaar.

Vraag 18. Welke organisatie(s) komen naar uw mening in aanmerking om als TSO aangewezen te worden? Waarom?

Zie onze reactie bij vraag 17. Het ‘oude’ GTS zou primair in aanmerking komen, alhoewel t.a.v. toezicht en controle het een en ander gewijzigd, c.q. ‘opgetuigd’, zou moeten worden, o.a. in lijn met eerdere opmerkingen die wij in deze reactie op dit I&C document/-proces hebben geplaatst.

Vraag 19. Hoe dient volgens u het toezicht op de TSO geregeld te worden?

Wij delen de analyse van de DTe op dit punt volledig (par. 5.2 e.v., I&C-document). Ook de bepalingen van de gewijzigde richtlijn gaan geheel ‘mee’ in deze zienswijze (unbundling bijv.). Wij tekenen daarbij aan dat het feit dat de Staat mogelijkerwijs de enige aandeelhouder van de transmissiepoot wordt voor ons nog niet genoeg waarborg biedt dat volledige onafhankelijk zou zijn bereikt. Daarbij moet met name ook aandacht worden gegeven t.a.v. de onafhankelijkheid en kunde van de toezichthouder, en de van bij de TSO toepassing zijnde procedures en codes, nièt alleen de ‘onafhankelijkheid’ van de TSO.

Vraag 20. Op welke wijze dienen de gedragsregels van TSO en netgebruikers jegens elkaar volgens u te worden geregeld?

(9)

Vraag 21. Welke taken dienen volgens u exclusief door de TSO uitgevoerd te worden en waarom? Vraag 22. Welke taken dienen volgens u niet-exclusief door de TSO uitgevoerd te worden en waarom?

Vraag 23. Welke taken uit bovenstaande overzichten dienen volgens u helemaal niet door de TSO uitgevoerd te worden en waarom?

Samengevoegd antwoord/reactie t.a.v. vragen 21,22,23:

Onze eerdere antwoorden op de hierboven gestelde vragen, alsmede onze inleidende opmerkingen aan het begin, geven onze opvattingen ten aanzien van de invulling en uitvoering taken van de TSO reeds in grote lijnen weer. Op belangrijke punten delen wij de analyse van de DTe, met name t.a.v. onafhankelijkheid en controleerbaarheid van het ‘gedrag’ van een TSO op de Nederlandse gasmarkt bij het uitvoeren van diens taken.

De huidige operationele ‘situatie’ die GTS op dit moment inneemt zou ons inziens als eerste startpunt moeten dienen voor de gewenste wijzigingen. Een systeem van gereguleerde tarieven –waarbij tarieven gebaseerd zijn op onderliggende, werkelijk gemaakte kosten, incl. realistische en aanvaardbare ‘uplifts’-zouden vervolgens aan alle marktpartijen de juiste indruk moeten geven ten aanzien van commerciële mogelijkheden (en onmogelijkheden) die binnen de gasmarkt ‘in het verschiet liggen’.

Facilitering van een aantal basisdiensten door ‘de’ TSO, w.o. beheer, onderhoud en aanleg, zijn cruciaal. Maar goed geregeld sector-overleg moet daarbij een hoeksteen vormen, ondersteund door een onafhankelijke toezichthouder. Daarnaast moeten marktpartijen de vrijheid behouden om tot aanleg over te gaan indien de TSO hierop niet voldoende anticipeert. Dit zelfde geldt voor het aanbieden van onbalans, kwaliteitsconversie en gasopslagdiensten.

Onze visie is dat:

-duidelijkheid over de uiteindelijke bepalingen in de gewijzigde EU-richtlijn en de onderliggende implementatie daarvan in de Gaswet;

-de resultaten van de onderhandelingen t.a.v. de Gasunie split-up; en:

-nader overleg en consultatie over de inhoud en vormgeving van een onafhankelijke Nederlandse TSO, bij voldoende inzet van alle betrokken marktpartijen en organisaties zullen leiden tot daadwerkelijke omwentelingen in het huidige Nederlandse gasklimaat. Gezien de planning van de eerste twee genoemde aspecten zal naar alle waarschijnlijkheid pas rond het derde kwartaal van dit jaar meer duidelijkheid kunnen worden gecreëerd over de gevolgen die dit in de dagelijkse gaspraktijk zal hebben, en of dit de gewenste liberaliseringsgedachte voldoende ondersteund.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Q nvoorziene omstandi!gheden zijn mede oorzaak geweest van de debacle. Die ontmoet men, vooral bij het bouwbedrijf, altijd. Met cijfers wordt aangetoond, dat

Het zou rechtvaardig zijn als voor ons perceel dezelfde ontwikkelingen toegestaan worden als voor het perceel naast

Wij hebben ook in onze vorige zienswijze aandacht gevraagd voor de financiële krapte bij gemeenten.. We waarderen het werk van de MRDH, onderkennen het belang van de

Het is droevig vast te stellen dat de meerderheid van het Christendom zich in deze toestand bevindt, omdat mensen schuldig zijn aan een wandel overeenkomstig hun gevoelens en

Aangezien dit I&C document voor beide bedrijven binnen de DELTA Groep grote belangen vertegenwoordigt, hebben wij hierin aanleiding gezien gezamenlijk op dit document

Geen directe aanleiding voor nieuwe taken of materieel andere Geen directe aanleiding voor nieuwe taken of materieel andere invulling van bestaande taken van

Wij, de gemeente Velsen, gemeente Beverwijk en gemeente Heemskerk (hierna: IJmond- gemeenten) en de provincie Noord-Holland, hebben samen de opgave om de leefomgeving in de

In uw voorgenomen besluit onderscheiden wij een financieel-technische en een bestuurlijk-politieke component: het implementeren van de herziene Handreiking Treasury voor