• No results found

STARTNOTA. raadpleging publiek en adviesvraag. versie publicatie. Gemeente Kontich. Gemeenteplein Kontich. Tel.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "STARTNOTA. raadpleging publiek en adviesvraag. versie publicatie. Gemeente Kontich. Gemeenteplein Kontich. Tel."

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STARTNOTA

raadpleging publiek en adviesvraag

versie publicatie

Gemeente Kontich

Gemeenteplein 1 • 2550 Kontich Tel. 03 450 78 40

(2)

Gemeente Kontich

D+A Consult nv – Meiboom 26, 1500 Halle – Kardinaal Mercierplein 2, 2800 Mechelen – info@da.be – www.da.be

Opgemaakt door ondergetekende ontwerper,

Els Van Lier, Projectleider erkend ruimtelijk planner

Axel Rijpers, projectmedewerker erkend ruimtelijk planner

fase document datum revisie versie

1 voorstudie – versie terugkoppeling gemeente 11/01/2019-ad/ar evl 1.0 raadpleging publiek en adviesronde – versie

publicatie

30/01/2019-ad/ar evl 1.1

(3)
(4)
(5)

Het RUP Van Uytsel wordt opgemaakt in functie van een positief afgeleverd planologisch attest.

Hierbij worden aan het tuincentrum Van Uytsel bvba uitbreidingsmogelijkheden gegund onder specifieke voorwaarden. Ter uitvoering van de concrete uitbreidingen die passen binnen deze vastgelegde voorwaarden, is de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan verreist.

De reikwijdte van het RUP is beperkt tot de grenzen van het plangebied. Doel van het RUP is in hoofdzaak het mogelijk maken van de nodige uitbreidingen conform het positief afgeleverde planologisch attest.

Het RUP zal randvoorwaarden opleggen om een bestendiging en een uitbreiding van het tuincentrum mogelijk te maken.

(6)

Het plangebied is gelegen binnen de gemeente Kontich ten westen van de kern.

Het plangebied omvat het tuincentrum Van Uytsel bvba gelegen langsheen de Pierstraat net achter het bedrijventerrein Satenrozen.

(7)

Op meso-niveau wordt het bedrijf binnen zijn omgeving omschreven. De omgeving wordt sterk beïnvloed door de aanwezigheid van de E19. De E19 is een noord-zuid georiënteerde hoofdweg die de grootstedelijke gebieden van Brussel en Antwerpen met elkaar verbindt. De E19 is een belangrijke drager van economische activiteiten doordat t.h.v. de op- en afritten regionale bedrijventerreinen zijn ontstaan. Dit is ook het geval in Kontich. Het bedrijventerrein Satenrozen ligt nabij de afrit van de E19, in de oksel van de E19 met de N171. De N171 is een secundaire weg type 1 met een verbindende functie. Satenrozen is een regionaal bedrijventerrein van ca. 55 ha groot.

Ten noorden van het bedrijventerrein Satenrozen komt langs de Pierstraat een woonlint voor.

Ter hoogte van het plangebied bestaat het hoofdzakelijk uit open bebouwing. Richting Kontich bestaat het voornamelijk uit gesloten en halfopen bebouwing. Door de aanwezigheid van andere functies (bvb. horeca) en doordat het bedrijventerrein in een aantal stroken tot aan de Pierstraat reikt, heeft het geheel een heterogeen karakter.

De gaaf gebleven open ruimte wordt duidelijk afgebakend. Ten westen van de zijtak van de Pierstraat start een landbouwgebied dat zich uitstrekt tussen Aartselaar en Kontich. Het wordt evenwel doorsneden door het woonlint van de Kleistraat. Ten noorden van de aanvraag komen een aantal beboste percelen voor. De rechtlijnige begrenzing op perceelsniveau zorgt voor een duidelijke afbakening in het landschap.

Tussen het woonlint van de Pierstraat en de achterliggende beboste percelen komt een kleinschalig versnipperd landbouwgebied voor. Het is versnipperd door de groei van de aanwezige serres (tuincentrum Van Uytsel, de voormalige tomatenkwekerij en plantenkwekerij Van Uytsel) en door het tussenliggende landbouwbedrijf en de aanwezige zonevreemde woningen.

Het tuincentrum Van Uytsel ligt bijgevolg in een kleinschalig versnipperd landbouwgebied dat ingesloten zit tussen de achterliggende beboste percelen, de residentiële bebouwing van de Pierstraat en het regionaal bedrijventerrein Satenrozen.

Op micro-niveau bestaat het bedrijf enerzijds uit een verkoopserre en anderzijds uit een voormalige tomatenkweekserre. De verkoopserre heeft een binnenruimte van 14.800 m².

Enkel ter hoogte van de rechter beuk is een verdieping aanwezig. Op de gelijkvloerse verdieping is de verkoopserre ingericht met een warme serre, een koude serre, een serre voor grote buitenplanten, een bloembinderij met koelcel, een magazijn, een inkom en een tuincafé.

Op de verdieping is de verkoopserre ingericht met een mezzanine en met burelen.

(8)

Inplantingsplan bestaande toestand

De naastgelegen serre bevindt zich achter het woonlint van de Pierstraat en werd voorheen gebruikt als tomatenkweekserre. Het voorste gedeelte van de serre wordt momenteel gebruikt voor het tijdelijk bewaren en doorgroeien van planten. Het achterste gedeelte wordt gebruikt voor de opslag van materiaal.

(9)

De ruimte rond de verkoopserre is verhard. De ruimte tussen de verkoopserre en de voormalige tomatenkweekserre wordt gebruikt als parking voor de werknemers en als laad- en losruimte voor de vrachtwagens. Aan de achterzijde van het magazijn van de verkoopserre is een laadkade aanwezig. De verharde ruimte ten noorden en ten westen van de verkoopserre wordt in het hoogseizoen tijdelijk gebruikt voor buitenverkoop.

Aan de voorzijde van het terrein bevindt zich een private parkeerruimte voor ca. 216 wagens.

Onder de luifel van de verkoopserre zijn bijkomend 64 parkeerplaatsen gesitueerd. Tussen de verkoopserre en de voormalige tomatenkweekserre bevinden zich 65 parkeerplaatsen voor het personeel.

beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten

niet van toepassing

beschermde monumenten beschermde landschappen

beschermde stads- en dorpsgezichten landschapsatlas

ankerplaatsen ten noorden grenzend aan: Domein

Groeningenhof en Solhof met omgeving (A10030)

(10)

relictzones ten noorden grenzend aan: Kasteeldomeinen Z-ZO Antwerpen en randgemeenten (R10082)

traditionele landschappen Land van Kontich-Ranst inventaris van het erfgoed niet van toepassing

bouwkundig erfgoed landschappelijk erfgoed

speciale beschermingszones niet van toepassing vogelrichtlijngebieden

habitatrichtlijngebieden

VEN- en IVON-gebieden niet van toepassing Vlaamse of erkende natuurreservaten /

bosreservaten

niet van toepassing

biologische waarderingskaart biologisch minder waardevol (minder dichte bebouwing)

bevaarbare waterlopen

onbevaarbare waterlopen Pannebosbeek, 2e cat., provincie Antwerpen – Rupel en Dijle

VHA 3375, niet geklasseerd, beheerder onbekend

overstromingskaart niet overstromingsgevoelig beschermingszones grondwaterwinning /

waterwingebieden

niet van toepassing

verkavelingsvergunningen niet van toepassing

stedenbouwkundige vergunningen tuincentrum Van Uytsel (Pierstraat 262):

21/10/1975: bouwen van serren

13/06/1978: bouwen van serren

(11)

22/12/1987: bijbouwen van 2 serren

21/08/1989: het bouwen van een serre

06/06/1989: bouwen van een woning

10/09/1990: bouwen van een serre

1991: herbouwen woning na sloping bestaande woning

05/10/1992: bouwen van een serre

25/08/1994 (deputatie): uitbreiden tuincentrum

01/03/2004: verbouwen tuincentrum voormalige tomatenkwekerij (sedert 2012 door Van Uytsel ingenomen):

11/02/1986: bouwen van een serre

26/08/1986: bouwen van een serre

18/10/1988: bouwen van een serre

06/08/1990: bouwen van een warenhuis

11/02/1991: aanleggen van een waterreservoir

17/12/1991: plaatsen van 2 opslagtanks

26/01/1995: aanleggen van een waterreservoir

04/11/1996: plaatsen van een biologische zandfilter

14/12/1998: uitbreiding tuinbouwserre (1 serre)

29/12/2003: plaatsen van een elektrogeengroep voor een tuinbouwbedrijf

07/06/2004: heraanleggen van een waterreservoir

milieuvergunningen CBS 09/12/2004 – Milieuvergunning klasse 2 voor het exploiteren van een tuincentrum

CBS 28/04/2015 – Milieuvergunning klasse 2 voor de verandering van de bestaande inrichting zijnde een tuincentrum met opslagruimte door toevoeging van perceel 197 H en uitbreiding met 5 stalplaatsen en opslag van 25 ton hout

Planologische attesten Afgeleverd door de gemeenteraad op 18/09/2017 - ref. nummer 17.073

openbaar vervoer op ca. 75 m: halte Kontich Pannebossen (lijnen 132, 133)

(12)

wegen grenzend aan plangebied:

Pierstraat

voetwegen voetweg nr. 51

(13)

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, werd definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 23 september 1997. Het maakt een onderscheid tussen stedelijke gebieden en buitengebieden, gebieden voor economische activiteit (economische knooppunten) en lijninfrastructuren. Verder bakent het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de Vlaamse Ruit af, het stedelijk netwerk met de hoogste economische potenties voor Vlaanderen en één van de zes structuurbepalende stedelijke regio’s in Noordwest-Europa.

Het plangebied wordt opgenomen binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen en maakt dus onderdeel uit van één van de hoekpunten van de Vlaamse Ruit.

De doelstellingen voor het stedelijk gebied zijn:

Het stimuleren en concentreren van activiteiten;

Het vernieuwen van de stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten;

Het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen;

Het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit door locatiebeleid;

Het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies.

Het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen werd definitief vastgesteld door de provincieraad op 25 januari 2001 en op 10 juli 2001 door de Vlaamse Regering. Het plan vormt een verfijning van uitspraken die reeds in het RSV werden gedaan. De provincie selecteert in de bindende bepalingen de hoofddorpen en woonkernen. Dit is bepalend voor het aantal bijkomende woningen en hoeveelheid bijkomende bedrijventerreinen dat mag worden voorzien. De gemeente Kontich is geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp type II.

Het structuurplan onderscheidt vier hoofdruimten in de provincie Antwerpen, Kontich wordt gepositioneerd binnen de Antwerpse fragmenten, een sterk verstedelijkt gebied waarin bij voorkeur hoogdynamische activiteiten worden ondergebracht. Elke hoofdruimte werd nogmaals onderverdeeld in 14 deelruimten. Kontich is hierin zowel onderdeel van de Grootstad Antwerpen als van de Antwerpse Gordel.

Het grootstedelijk gebied Antwerpen valt echter niet samen met het later af te bakenen grootstedelijk gebied. De deelruimte behoudt een centrale rol als grootstedelijk hart van de provincie en biedt ruimte aan de meest hoogwaardige functies. De meer perifere woonomgevingen, waaronder Kontich, nemen daarbij een aantal taken over van de kernstad.

Doelstellingen die de provincie stelt zijn: vernieuwing van het grootstedelijk gebied, vrijwaren van groene vingers, verbeteren van de bereikbaarheid en uitbouwen en inrichten van grootstedelijke assen.

De Antwerpse Gordel werd gedefinieerd als een groenstructuur van grootstedelijk niveau verweven met de Antwerpse Fragmenten. De gordel begrenst het grootstedelijk gebied en remt de suburbanisatiedruk af, openheid is de belangrijkste karakteristiek. De doelstellingen voor de Antwerpse Gordel zijn: het tegengaan van bebouwing, het beschermen, versterken en verbinden van onderdelen van de gordel zoals de groene vingers, ingesloten landschapskamers of andere belangrijke landschapsentiteiten en het versterken van open ruimte functies zoals natuur, bossen, landbouw, recreatie en landschap.

(14)

In het provinciaal ruimtelijk structuurplan Antwerpen worden geen uitspraken gedaan over de lintbebouwing langsheen de Koningin Astridlaan. Wel wordt over het openruimtegebied gesteld dat deze moet dienen als buffer tegen de verstedelijking.

Het plangebied is gelegen langsheen de Pierstraat dat door het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan gekarteerd wordt als een straat waarbinnen een afwerking van de lintbebouwing beoogd wordt.

Uittreksel gewenste nederzettingsstructuur

Het plangebied bevindt zich net buiten de kartering van het bedrijventerrein Satenrozen. Door de ligging van het tuincentrum in landschappelijk waardevol agrarisch gebied is het bedrijf zonevreemd gelegen. Agrarisch gebied en openruimtegebied moeten zoveel mogelijk gevrijwaard worden van bedrijvigheid. Bestaande bedrijven, niet geïntegreerd of integreerbaar in het landschap of de omgeving, moeten op korte of lange termijn geherlokaliseerd worden.

Uittreksel gewenste ruimtelijk-economische structuur

Het tuincentrum wordt conform het afwegingskader opgenomen binnen het GRS Kontich geselecteerd als een zonevreemd bedrijf categorie 2. Hieronder wordt het volgende verstaan:

Bedrijven met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Verbouwingen en beperkte uitbreidingen zijn mogelijk. Een echte schaalvergroting van het bedrijf is niet toegelaten. De toegelaten activiteiten worden beperkt.

(15)

Het plangebied wordt volgens het gewestplan Antwerpen (KB 03/10/1979) hoofdzakelijk bestemd als landschappelijk waardevol agrarisch gebied en in beperkte mate als woongebied met landelijk karakter.

Uittreksel gewestplan

Niet van toepassing

Het plangebied werd opgenomen binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen maar kreeg geen specifieke voorschriften opgelegd waardoor de voorschriften van het gewestplan van kracht blijven.

In zitting van 18 september 2017 werd door de gemeenteraad van Kontich een positief planologisch attest afgeleverd. Het planologisch attest werd afgeleverd onder volgende voorwaarden:

met betrekking tot behoud van het bedrijf op de plaats waar het gevestigd is:

• het bedrijf kan behouden blijven op de huidige locatie.

met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden op korte termijn:

Woongebied met landelijk karakter

Landschappelijk waardevol agrarisch gebied

(16)

• er kan niet akkoord gegaan worden met een overloopparking achteraan, westelijk van de loods voor opslag materiaal;

• de overloopparking westelijk van de koude serre dient op zodanige manier vormgegeven te worden dat het groene karakter primeert (Advanced Turf geniet de voorkeur).

met betrekking tot de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan:

• bij de opmaak van het RUP dient een oplossing gevonden te worden voor de aanwezige voetweg nr. 51.

Het plangebied is gelegen langsheen de Pierstraat. De Pierstraat wordt geselecteerd als lokale weg type III, zijnde een lokale erftoegangsweg.

Uittreksel gewenste wegencategorisering

(17)

het tuincentrum is zonevreemd gelegen binnen een bestemming landschappelijk waardevol agrarisch gebied;

het tuincentrum heeft nood aan uitbreidingsmogelijkheden die niet kunnen gerealiseerd worden binnen de huidige planologisch-juridische context;

het tuincentrum grenst aan de open ruimte die zich uitstrekt tussen Aartselaar en Kontich;

het plangebied grenst in het noorden aan een ankerplaats conform de landschapsatlas;

het tuincentrum heeft nood aan extra parkeermogelijkheden om ook tijdens piekmomenten de parkeervraag te kunnen opvangen.

er werd een planologisch attest afgeleverd om de nodige toekomstmogelijkheden te bieden aan het bedrijf op korte en lange termijn;

het tuincentrum wil voorzien in een nieuwe serre over een bestaande verkoopsoppervlakte waardoor de totale verkoopsoppervlakte van het tuincentrum niet zal toenemen;

het tuincentrum maakt deel uit van het woonlint langsheen de Pierstraat.

(18)

Hieronder worden programmatorische uitgangspunten die van belang zijn bij de opmaak van het RUP besproken.

Van Uytsel bvba is een tuincentrum. De huidige activiteiten bestaan uit de verkoop van planten en aanverwante artikelen aan particulieren. Volgende artikelen worden verkocht:

buitenplanten;

kamerplanten;

snijbloemen;

zijdebloemen en – planten;

potgrond en meststoffen;

potterie en decoratie;

dierenartikelen.

Omdat de verkoop van planten zo sterk groeide (hoeveelheid planten) en zo divers is (diversiteit plantensoorten), werd in 1994 duidelijk dat het niet langer mogelijk is om eigen planten te kweken en te verkopen. Hierdoor worden de planten nu aangevoerd. De planten zijn voor 50% afkomstig uit België en voor 50% afkomstig uit Europa (Spanje, Denemarken, Groot-Brittannië, Duitsland en Nederland). In België wordt gekocht via de veiling of rechtstreeks aan de plantenkweker. De kwekers bevinden zich voornamelijk in Sint-Katelijne- Waver, Lint en rond Gent.

De ontsluiting van het tuincentrum gebeurt via de Pierstraat. Het tuincentrum genereert een zekere mobiliteit. Deze wordt gegenereerd door:

klanten (met personenwagens);

werknemers (met personenwagens);

leveranciers (zware vracht, lichte vracht en bestelwagens).

Klanten

Klanten komen, gelet op de aard van de verkochte goederen, in hoofdzaak met de wagen naar het tuincentrum. Op basis van het kassa-telsysteem is het mogelijk om het aantal klanten per dag te kennen. Gemiddeld komen er 1.400 klanten per dag naar het tuincentrum. Het gemiddelde werd berekend door het aantal klanten per maand te delen door het aantal dagen dat het tuincentrum diezelfde maand open is. Daarnaast zijn er echter sterke schommelingen gedurende de maand:

normale weekdag: gemiddeld 460 klanten per dag

hoogste aantallen per dag (weekenddag): gemiddeld 2.700 klanten per dag

(19)

Werknemers

De gemiddelde tewerkstelling per dag bedraagt 45 tot 50 werknemers. Hiervan komen 40 werknemers met de wagen. Bijgevolg zijn er ongeveer 40 inkomende en 40 uitgaande vervoersbewegingen per dag ten gevolge van het personeel.

In het weekend stijgt het aantal werknemers tot 70. De bijkomende werknemers zijn jobstudenten. Deze komen nagenoeg allemaal uit de buurt en komen per fiets naar het tuincentrum.

Leveranciers

Per weekdag komen ongeveer 10 zware vrachtwagens en 15 bestelwagens en lichte vrachtwagens naar de site. In het weekend gebeuren geen leveringen.

Totaal

Het totale aantal vervoersbewegingen ziet er als volgt uit.

De belangrijkste impact van de vervoersbewegingen wordt gecreëerd door de klanten. Vooral in het weekend is er een groot aantal vervoersbewegingen. In het weekend zijn er echter geen vervoersbewegingen door vrachtwagens en bestelwagens.

Aanbod

Het tuincentrum beschikt over 2 parkeerterreinen:

voorzijde tuincentrum: 280 parkeerplaatsen op eigen terrein bestemd voor klanten;

rechterzijde tuincentrum: 65 parkeerplaatsen bestemd voor personeel.

Vraag

Het aantal klanten per dag varieert. Het tuincentrum is open van 9u tot 18 u (in totaal 9u).

De spreiding van het aantal klanten gedurende de dag is niet gelijkmatig. Ongeveer 70% van het aantal klanten komt winkelen tussen 13u en 18u. Er wordt uitgegaan van een gemiddeld bezoek van 1u. Een aantal klanten zullen snel hun inkopen doen (vooral functioneel winkelen);

een aantal andere klanten winkelen langer en brengen o.a. een bezoek aan het tuincafé.

Hiermee rekening houdende betekent dit volgende parkeervraag gedurende de drukste uren van de dag (13u tot 18u):

gemiddelde dag (1.700 klanten): 238 parkeerplaatsen voor klanten

gemiddelde weekdag (460 klanten): 64 parkeerplaatsen voor klanten

drukste weekenddagen (2.700 klanten): 378 parkeerplaatsen van klanten

Hieruit kan afgeleid worden dat de parkeervraag tijdens normale dagen kan opgevangen worden. In de drukste weekends van het jaar is het aantal parkeerplaatsen te beperkt om de piekmomenten op te vangen. Hierbij parkeren de wagens zich in het verkeerseiland in de Pierstraat (ca. 65 plaatsen) en langs de openbare weg in het bedrijventerrein (o.a. Astweg).

(20)

De parkeerplaatsen op het verkeerseiland in de Pierstraat worden eveneens gebruikt door de horecazaak aan de overzijde van de Pierstraat.

Voorstel tot uitbreiding binnen aanvraag tot planologisch attest

(21)

Binnen het planologisch attest werden gewenste ontwikkelingen op korte termijn opgenomen.

Concreet wenst men volgende werken te realiseren:

Bouwen van een cabrioserre:

De huidige verkoopserre heeft een breedte van 112 m en een diepte van 124 m (+

luifel van 16 m). Ze bestaat uit zeven beuken van elk 16 m. De uitbreiding op korte termijn betreft de uitbreiding met twee beuken aan de noordoostzijde (tussen de twee serrecomplexen). Het betreft een uitbreiding met een breedte van 32 m en een diepte van 124 m (+ luifel van 16 m). Het gabarit van de serre is gelijk aan het gabarit van de bestaande verkoopserre (zeven beuken).

Deze serre wordt gebouwd als een cabrioserre waarvan het dak volledig open kan.

In deze serre worden de buitenplanten geplaatst voor verkoop. De cabrioserre wordt ingeplant tussen de twee serrecomplexen. Voor de inplanting van de eerste beuk is er voldoende ruimte, voor de inplanting van de tweede beuk is een aanpassing van de voormalige tomatenkweekserre noodzakelijk.

Ten gevolge van de bouw van de cabrioserre worden volgende aanpassingen uitgevoerd:

• De inkom van het tuincentrum wordt verlegd naar de cabrioserre (looplijn zie plan).

De uitgang blijft gelijk. Ook het tuincafé wordt verlegd nabij de inkom. Er kan een terras voorzien worden in de cabrioserre.

• De huidige aan- en afvoer met vrachtwagens gebeurt nu via zowel de zuidwestelijke als via de noordoostelijke zijde van het tuincentrum. De aan- en afvoer via bestelwagens en vrachtwagens richting de opslagplaats zal dan enkel via de zuidwestelijke zijde van het tuincentrum gebeuren.

Bouwen van een doorgroeiserre voor hoge planten:

De huidige doorgroeiserre (voormalige tomatenkweekserre) heeft een beperkte hoogte om doorgroeiruimte te creëren voor hogere planten, zoals fruit- of olijfbomen.

Hiervoor wenst men de doorgroeiserre aan te passen, door zes nieuwe beuken te voorzien aansluitend op de cabrioserre. Het betreft met andere woorden een uitbreiding aan de noordoostzijde van de cabrioserre met een breedte van 96 m en een diepte van 140 m (m.u.v. de laatste twee beuken). Deze uitbreiding is volledig ingeplant in de voormalige tomatenkwekerij, de afbraak van de voormalige tomatenkwekerij is bijgevolg noodzakelijk. Het gabarit van de serre is gelijk aan het gabarit van de bestaande verkoopserre (zeven beuken). De serre wordt niet ingericht als verkoopsruimte.

De bestaande waterbekkens blijven behouden en zijn essentieel voor het tuincentrum. De totale verharde of bebouwde oppervlakte blijft grotendeels gelijk.

De bekkens dienen bijgevolg niet uitgebreid worden. Ze zijn echter wel van belang om het regenwater op te vangen en te hergebruiken bij het water geven van de planten.

Uitbreiden van de parking:

De huidige parking is ruimschoots voldoende op weekdagen. Tijdens drukke dagen (weekend, eindejaar, lente, moederdag,…) is de parking echter te klein. Door de bouw van de nieuwe serre verdwijnt de parking voor de werknemers en is het wenselijk deze te compenseren.

Aan de zuidwestelijke en noordwestelijk zijde van het tuincentrum wordt een overloopparking voorzien. Het betreft een parking die tijdens normale dagen afgesloten blijft maar die gedurende piekmomenten opengesteld wordt.

Gelet op het feit dat het geen permanente parking betreft, is het wenselijk de impact van de parking te beperken. Dit gebeurt door:

• Rondom de parking een breed groenscherm te voorzien;

(22)

• De rijstroken en de parkeerstroken worden volledig aangelegd in waterdoorlatende materialen (grasdallen of grind).

Totale oppervlakte publiek toegankelijke ruimte:

Op het plan feitelijke toestand werd een publiek toegankelijke zone aangeduid van ca. 22.165 m² en een periodiek publiek toegankelijke zone van ca. 3.610 m². Op het plan korte termijn werd een publiek toegankelijke zone aangeduid van ca. 27.603 m² en een periodiek publiek toegankelijke zone van ca. 9.834 m². De periodiek publiek toegankelijke zone op het plan korte termijn betreft een zone die slechts sporadisch opengesteld wordt voor het publiek, dit in geval de capaciteit van de publiek toegankelijke parking niet volstaat.

Het vooropgestelde plan bevat geen ontwikkelingen op lange termijn.

Er werd een omgevingsvergunning aangevraagd die hoofdzakelijk overeenstemt met de gewenste ontwikkelingen, opgenomen binnen het planologisch attest. Echter wijken enkele gewenste ontwikkelingen binnen de aanvraag tot omgevingsvergunning af van het planologisch attest:

De overloopparking aan de noordwestelijke zijde van het tuincentrum wordt niet voorzien. De parking werd uitgesloten conform de opgelegde randvoorwaarden binnen het planologisch attest. De overloopparking aan de zuidwestelijke zijde van het tuincentrum blijft binnen de aanvraag tot omgevingsvergunning behouden en wordt in beperkte mate uitgebreid van 107 naar 179 parkeerplaatsen. Eveneens zal de parking ontwikkeld worden met een groen karakter. Met inbreng van de bestaande parking aan de voorzijde van het tuincentrum en de autostaanplaatsen onder de luifel komt op die manier een totaal van 459 autostaanplaatsen beschikbaar tijdens piekmomenten.

De laad- en loszone ten noorden van het tuincentrum wordt niet langer voorzien.

Hierdoor is ook de bijkomende verharding voor het manoeuvreren van vrachtverkeer niet langer noodzakelijk. Op deze manier wordt gewerkt aan een kwalitatieve integratie van het tuincentrum met het achterliggende open ruimtegebied. De laad- en loszone voor vrachtverkeer wordt enkel voorzien langsheen de voorzijde van het bedrijf en zal volledig intern gebeuren, in de nieuwe serre. Zodoende wordt ook de impact op het naastgelegen woonlint beperkt.

Bovenop de gewenste ontwikkelingen opgenomen binnen het planologisch attest en de wijzigingen zoals voorzien in de aanvraag tot omgevingsvergunning, wenst het bedrijf via het RUP de mogelijkheid te hebben om de bedrijfsgebouwen naar de toekomst toe verder te kunnen optimaliseren in functie van verfraaiingswerken en herbouw. Daarnaast wenst het bedrijf in beperkte mate een bijkomende uitbreiding (bij herbouw i.f.v. een optimalisering van de bedrijfsvoering) te realiseren ter afwerking van het bedrijfsvolume (zie onderstaande illustratie).

(23)

Bij de opmaak van het RUP staan volgende doelstellingen centraal:

een gepaste bestemming toekennen aan het gebied met huidige bestemming landschappelijk waardevol agrarisch gebied en woongebied met landschappelijk karakter (cf. het gewestplan);

binnen de toegelaten ontwikkelingen streven naar een optimaal ruimtegebruik en efficiënte invulling van de nieuwe ontwikkelingen;

voorzien van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein rekening houdend met het aanwezige parkeerprobleem op piekdagen;

de bedrijfssite visueel integreren in de omgeving.

Met voorliggend RUP wenst men enerzijds tegemoet te komen aan de huidige noden van het bedrijf Van Uytsel bvba zoals voorzien in het goedgekeurde planologisch attest. De noden op korte termijn bestaan uit het oprichten van een cabrioserre, het vernieuwen en uitbreiden van de doorgroeiserre en het aanleggen van een overloopparking. Ondanks het feit dat binnen het planologisch attest geen ontwikkelingen op lange termijn werden opgenomen, zal het RUP tevens een kader vormen om ook in de toekomst een optimale bedrijfsvoering te garanderen door het bedrijf voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Nieuwe bedrijfsoptimalisaties dienen hierbij echter steeds in functie van de onmiddellijke omgeving te worden afgetoetst. Daarnaast creëert de opmaak van het RUP de kans om de bedrijfsvoering ruimtelijk te optimaliseren en het bestaande tuincentrum landschappelijk te integreren in de omgeving.

(24)

Ter optimalisering van de bedrijfssite dienen de mogelijkheden te bestaan om de huidige bedrijfsgebouwen aan te passen volgens de hedendaagse normen en om voldoende binnenruimte te voorzien die kan worden aangewend als verkoops-, opslag- en kweekruimte.

Hierbij dient zoveel mogelijk te worden gestreefd naar een bundeling van de bedrijfsgebouwen, zodanig dat zowel binnen- als buitenruimte optimaal kunnen worden benut.

(25)

Het tuincentrum is enerzijds gelegen nabij het regionaal bedrijventerrein Satenrozen en anderzijds bevindt het zich op de rand van een open ruimtegebied dat zich uitstrekt tussen de kernen Aartselaar en Kontich. Gezien de specifieke ligging van het tuincentrum is een landschappelijke integratie met het achterliggende openruimtelandschap opportuun. Hierbij kan worden gedacht aan een groene overgang bestaande uit laag- en hoogstammige beplantingen die vanaf het bestaande bosfragment tot op de site reikt. Verder kunnen groenbuffers ervoor zorgen dat de hinder naar de voorliggende woningen wordt beperkt en dat de bedrijfssite kwalitatief wordt ingepast in het omringende landschap.

(26)

Het creëren van een overloopparking zorgt ervoor dat het openbaar domein gevrijwaard blijft van parkeerdruk tijdens piekmomenten. Door deze te voorzien aan de zuidwestelijke zijde van het tuincentrum, wordt het achterliggende open ruimtegebied maximaal gevrijwaard.

De buitenruimte kan zodanig worden ingericht dat de overlast naar het naastgelegen woonlint toe tot een minimum wordt beperkt en dat een kwalitatieve relatie met de achterliggende open ruimte wordt bekomen. De voormalige tomatenkweekserre is momenteel verouderd en te beperkt in hoogte om de kweek van hogere planten zoals fruit- en olijfbomen te organiseren.

Door bijvoorbeeld een gedeelte van de kweekserre te slopen (rode arcering) en herop te bouwen (gele aanduiding) volgens hedendaagse normen en identiek aan het gabarit van de verkoopserre, kan de interne bedrijfsvoering worden geoptimaliseerd. Op deze manier wordt ook gestreefd naar een optimale bundeling van de bedrijven en wordt er meer bufferruimte gecreëerd tussen het woonlint van de Pierstraat en het gebouwcomplex van het tuincentrum.

De verkoopserre wordt uitgebreid, waardoor de verkoop van planten in open lucht voortaan volledig overdekt kan gebeuren. Er wordt bijgevolg gesproken over een verschuiving van de verkoopruimten en niet zozeer over een toename van de oppervlakte.

Om een kwalitatieve inpassing van het tuincentrum in het achterliggende open ruimtegebied te garanderen en om hinder naar de omliggende woningen toe te beperken, zullen binnen het plangebied verschillende groenbuffers worden voorzien.

(27)

Een eerste groenbuffer wordt voorzien in het noordwesten van het plangebied, op de rand met het naastgelegen open ruimtegebied. Deze groenbuffer vertrekt vanaf de achterzijde van de verkoopserre en zal, volgend aan de perceelsgrens, reiken tot aan het achterliggende bosgebied. Deze groenbuffer dient voldoende breed te zijn en te bestaan uit inheemse, laag- en hoogstammige beplanting zodoende de visuele hinder naar het naastgelegen landbouwgebied tot een minimum te beperken.

Een tweede groenbuffer wordt voorzien langs de noordelijke, zuidelijke en westelijke zijde van de nieuwe overloopparking. Deze groenbuffer dient voldoende breed te zijn en te bestaan uit inheemse, laag- en hoogstammige beplanting zodoende de visuele en akoestische hinder naar het naastgelegen landbouwgebied en woningen tot een minimum te beperken.

Een derde groenbuffer wordt voorzien tussen het woonlint van de Pierstraat en de nieuwe doorgroeiserre. Deze groenbuffer vertrekt aan de linkerzijde van de woning in de Pierstraat nr. 264 en zal via de achterste perceelsgrenzen van de woningen in de Pierstraat reiken tot aan de oostzijde van het bestaande waterbufferbekken, gelegen naast de doorgroeiserre. De buffer dient voldoende breed te zijn en te bestaan uit inheemse, laag- en hoogstammige beplanting zodoende de visuele en akoestische hinder naar de naastgelegen woningen tot een minimum te beperken.

Het plan zal voorzien in een overloopparking langsheen de zuidwestelijke zijde van de bestaande verkoopserre. Deze parking wordt opgericht om in voldoende parkeerplaatsen te kunnen voorzien tijdens piekmomenten en op die manier de parkeerdruk op het openbaar domein tot een minimum te beperken. In totaal voorziet het plan 179 autostaanplaatsen die zullen worden aangelegd in waterdoorlatende materialen. De rijwegen worden aangelegd in beton. De parking wordt langs noordelijke, zuidelijke en westelijke zijde voorzien van groenbuffering (zie hoger).

(28)

De aanzet tot de m.e.r.-screening (onderzoek tot m.e.r.) wordt hier integraal geïntegreerd in de startnota van het voorliggend RUP. Deze screening dient dan ook samen gelezen te worden met de andere hoofdstukken van de startnota en het plan van de bestaande en juridische toestand. Op deze wijze heeft de lezer steeds volledige inzage in het RUP en specifiek in de bestaande toestand als referentiesituatie en de planningscontext waarbinnen het voorliggend RUP kadert.

Als eerste stap in het onderzoek tot m.e.r. wordt nagaan of het RUP niet ‘van rechtswege’

plan-MER-plichtig is volgens de regelgeving, zoals vastgelegd in het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007. Indien dit niet het geval is, kan overgegaan worden op de beschrijving en evaluatie van de te verwachten effecten van het voorgenomen plan en de redelijke alternatieven.

Om het onderzoek naar de milieueffecten op een kwalitatieve en eenduidige wijze te kunnen voeren, worden de ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden door het RUP gebundeld in een aantal planingrepen.

Tijdens de fase van de startnota wordt een eerste inschatting gemaakt van de mogelijk te verwachte effecten van de diverse planingrepen via een ingreep-effectenmatrix. In deze matrix wordt afgewogen welke disciplines verder zullen onderzocht worden en hoe deze verder onderzocht zullen worden. Hierbij wordt rekening gehouden met a/ de referentiesituatie die een indicatie geeft van de kwetsbaarheid van het plangebied en b/ de aard van de planingrepen.

In deze fase zal een beslissing m.b.t. de plan-MER-plicht dienen genomen te worden. Op basis van binnengekomen adviezen en opmerkingen tijdens de raadpleging publiek en adviesvraag zullen indien nodige bepaalde disciplines bijkomend onderzocht worden. De finale screening van de potentiële milieueffecten zal vervolgens worden overgemaakt aan de dienst MER die een advies zal formuleren m.b.t. de plan-MER-plicht.

Het RUP is niet ‘van rechtswege’ plan-MER-plichtig, omwille van de volgende redenen:

Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, namelijk voor projecten opgesomd in rubriek 10b van bijlage II. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 0.09 km² of 0,37% van de totale oppervlakte van de gemeente Kontich.

Bovendien heeft het RUP betrekking op een beperkte wijziging en zelfs een afstemming op de bestaande situatie.

Het RUP is geen plan of programma waarvoor een passende beoordeling vereist is zoals bepaald door het artikel 36ter §3 van het natuurdecreet.

(29)

Omwille van bovenstaande motivering dient besloten te worden dat het RUP ‘van rechtswege’

niet plan-MER-plichtig is, maar wel screeningsplichtig. Naargelang het resultaat van het onderzoek naar mogelijke aanzienlijke milieueffecten, wordt er een oordeel geveld over de noodzaak van de opmaak van een plan-MER:

indien er geen aanzienlijke milieueffecten kunnen zijn: geen plan-MER-plicht;

indien er wel aanzienlijke milieueffecten kunnen worden aangetoond voor één of meerdere criteria: wel plan-MER-plicht.

Het nulalternatief is geen alternatief daar een planologisch attest voor het plangebied goedgekeurd werd. Voor de verdere uitwerking van het planologisch attest is de opmaak van een RUP noodzakelijk.

Naast het nulalternatief kan er eveneens gekeken worden naar de locatie- en inrichtings-en/of uitvoeringsalternatieven. Gezien er een planologisch attest voor het plangebied goedgekeurd werd is het onderzoeken van locatiealternatieven niet relevant. Daarnaast zijn de inrichtings- en/of uitvoeringsalternatieven beperkt. Deze zijn immers afgestemd op de actuele situatie, het gewenste beleid en de ontwikkelingswensen van de overheid en betrokken eigenaars.

Bovendien dient het RUP rekening te houden met de opgenomen ruimtelijke randvoorwaarden opgelegd binnen het afgeleverde planologisch attest:

standpunt met betrekking tot behoud van het bedrijf op de plaats waar het gevestigd is:

• het bedrijf kan behouden blijven op de huidige locatie;

standpunt met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden op korte termijn:

• gunstig voor de ontwikkelingsperspectieven op korte termijn onder volgende voorwaarden:

• er kan niet akkoord gegaan worden met een overloopparking achteraan, westelijk van de loods voor opslag materiaal;

• de overloopparking westelijk van de koude serre dient op zodanige manier vormgegeven te worden dat het groene karakter primeert. Advanced Turf geniet de voorkeur;

standpunt met betrekking tot de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan:

• de toegestane ontwikkelingsperspectieven op korte termijn veronderstellen de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan;

• bij de opmaak van het RUP dient een oplossing gevonden te worden voor de aanwezige voetweg nr. 51.

De ingreep-effectenmatrix geeft een indicatie van de potentiële milieueffecten van de geplande planingrepen en waaraan bij de milieueffectbeoordeling meer aandacht dient te worden besteed.

Via voorliggend plan worden volgende planingrepen beoogd:

optimaliseren bedrijfsbebouwing en buitenruimte;

(30)

voorzien groenbuffers;

ontwikkelen van een groene overloopparking.

Planingrepen Relevante

disciplines

Optimaliseren bedrijfsbebouwing en

buitenruimte

Voorzien groenbuffers Ontwikkelen van een groene overloopparking

Bodem / / /

Water / - /

Biodiversiteit / + /

Landschap,

bouwkundig erfgoed en archeologie

/ + /

Mens en ruimte / + +

Atmosfeer en klimatologische factoren

/ / /

/ ++

+ - --

?

= geen effect

= positief effect, potentieel aanzienlijk

= positief effect, niet aanzienlijk

= negatief effect, niet aanzienlijk

= negatief effect, potentieel aanzienlijk

= nog te onderzoeken

(31)

Checklist potentiële ingrepen discipline Bodem Ja Nee

Bodemverstoring en grondstofvoorraden

Voorziet het plan vergraving of graafwerkzaamheden?

Voorziet het plan een wijziging inzake verharding (aard en/of oppervlakte)?

Wordt ingegrepen op de grondstoffenvoorraden?

Voorziet het plan de uitbating van de diepe ondergrond (klei-, zand-, steen- of grinduitbating, ertswinning)?

Bodemkwaliteit en bodemverontreiniging

Voorziet het plan risico-activiteiten voor verontreiniging (zoals bijv. kmo-zone, bedrijvenzone)?

Voorziet het plan herbestemmingen naar een ander bestemmingstype?

Erosie

Voorziet het plan een gewijzigd bodemgebruik waardoor bijkomende oppervlakte aan erosie het gevolg kan zijn of het plan aan erosie onderhevig kan zijn?

Referentiesituatie

De bodem van het plangebied bestaat uit een matig natte zandleembodem en een matig droge zandleembodem. In het zuiden van het plangebied wordt een beperkte zone gekarteerd als bebouwde zone (OB).

(32)

Bodemkaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Door afwezigheid van kwetsbare bodemprofielen, kwetsbare bodems voor verstoring, bodemkundig erfgoed en ontginningsactiviteiten kan geconcludeerd worden dat er zich geen kwetsbaarheden voordoen binnen de referentiesituatie. Bovendien kent het plangebied een zeer sterke antropogene invloed dat wijst op eerdere verstoringen van de bodem.

Effectenbespreking

De fysische bodemtoestand in het plangebied zal slechts in beperkte mate gewijzigd door bebouwings- en verhardingsmogelijkheden daar de actuele situatie al grotendeels bebouwd of verhard is. In het voorliggend RUP worden de nodige bepalingen opgenomen om bijkomende verhardingen tot een minimum te beperken en waar mogelijk te realiseren in waterdoorlatende materialen.

De beoogde overloopparking wordt mogelijk gemaakt binnen een zone die momenteel in agrarisch gebruik is. Er kan bijgevolg van uit gegaan worden dat de bodem hier reeds verstoord werd in functie van grondbewerking.

Bijgevolg kan rekening houdend met de aard van het plan en het gegeven dat er binnen het plangebied geen kwetsbare bodemtypes, bodemkundig erfgoed of ontginningen werden aangetroffen en dat de ontwikkeling van het plangebied geen ontginning mogelijk maakt, er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op bodemverstoring en grondstofvoorraden optreden.

Referentiesituatie

Binnen het plangebied werd één oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd met referentienummer 12413 (23 september 2011).

Legende Bebouwde zone Matig natte zandleem Matig natte licht zandleem Matig droge licht zandleem

(33)

Kaart bodemonderzoeken (OVAM, 2019)

Gelet op het feit dat het oriënterend bodemonderzoek geen aanleiding gaf voor de opmaak van een beschrijvend bodemonderzoek, kan gesteld worden dat er geen uitgesproken verontreiniging van de bodem werd vastgesteld.

Effectenbespreking

Het RUP voorziet een gedeeltelijke bestemmingswijziging van een zachte naar een harde bestemming. De activiteiten binnen het plangebied wijken echter niet af van de activiteiten binnen de referentiesituatie waardoor gesteld kan worden dat de wijzing in bestemming geen wijziging inzake bodemkwaliteit en -verontreiniging met zich mee zal brengen. Bovendien dient te allen tijde de geldende milieuwetgeving (Vlarem/Vlarema/Vlarebo) gevolgd te worden.

Eventuele beperkte verontreiniging kan te wijten zijn aan calamiteiten bijvoorbeeld als gevolg van een lekkende olietank in de laad- en loszone of op de parking. Aanzienlijke effecten ten aanzien van de bodemkwaliteit worden niet verwacht.

Het plan voorziet geen dermate wijzigingen in het bodemgebruik die erosie tot gevolg kunnen hebben. Aanzienlijke effecten ten aanzien van de discipline bodem worden bijgevolg niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline bodem te verwachten zijn.

Legende

Sitebesluit

Oriënterend bodemonderzoek Beschrijvend bodemonderzoek Bodemsaneringsproject Eindevaluatieonderzoek

(34)

Checklist potentiële ingrepen discipline Water Ja Nee

Grondwater

Voorziet het plan omvangrijke ondergrondse constructies?

Voorziet het plan bijkomende verharding van niet verharde zones?

Kan het plan aanleiding geven tot permanente wijziging van grondwaterstanden of –stromen (bv.

t.b.v. natuur of landbouw)?

Worden bestemmingen voorzien die aanleiding kunnen geven tot risico-activiteiten voor grondwaterverontreiniging (zoals bijv. kmo-zone, bedrijvenzone)?

Oppervlaktewater

Zijn er binnen het plan ingrepen op waterlopen of oevers mogelijk (afgraven of aanleggen oevers/dijken, openleggen of overwelven van waterlopen, hermeandering/rechttrekking, verharden oeverzones)?

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die een invloed kunnen hebben op overstromingszones of signaalgebieden, zoals:

verharding, bebouwing, ophoging.

Afvalwater

Genereert het plan afvalwater (huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater)?

Referentiesituatie

Het plangebied is hoofdzakelijk verhard en integraal gelegen in een infiltratiegevoelige zone.

Het plangebied is volledig gesitueerd in matig grondwaterstomingsgevoelig gebied (type 2).

Verder is het plangebied integraal gekarteerd als ‘weinig kwetsbaar’ wat betreft grondwaterkwetsbaarheid.

Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone voor waterwinning. Andere aspecten van de grondwaterhuishouding worden uitgebreider besproken onder de watertoets.

Effectenbespreking

Binnen het RUP worden beperkingen gesteld aan de verhardingsgraad. Rekening houdend met de aard van de planingrepen – waarbij een bestendiging en optimalisatie van de huidige bedrijfsactiviteiten wordt beoogd zonder risico op verontreiniging van het grondwater – en het

(35)

gegeven dat het plan niet gelegen is ter hoogte van zeer grondwaterstromingsgevoelige gebieden zoals valleigebied, niet ter hoogte van een beschermingszone voor drinkwaterwinning, er geen gekende verontreinigde percelen worden aangetroffen (cf.

bodem), kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op grondwater optreden.

Referentiesituatie

Het plangebied is niet gelegen in een signaalgebied.

Het plangebied is niet gekarteerd als effectief of mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

Binnen het plangebied zijn geen geklasseerde waterlopen aanwezig. Het oppervlaktewater stroomt af naar de aanwezige bufferbekkens in het plangebied en uiteindelijk naar de Grote Struisbeek, een waterloop gesitueerd ten noordoosten van het plangebied. Andere aspecten van de oppervlaktewaterhuishouding worden besproken onder de watertoets.

Afstromingskaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Effectenbespreking

Het plan voorziet in een beperkt aandeel bijkomende verharding. Hoewel het plangebied niet gecategoriseerd is als effectief of mogelijk overstromingsgevoelig gebied, zal via het RUP aangemoedigd worden om de nieuwe verharding in de mate van het mogelijke aan te leggen in waterdoorlatende materialen. Dit gezien de aard van de bedrijfsactiviteiten en de ligging ervan in infiltratiegevoelig gebied. Verder zal elke omgevingsvergunning moeten voldoen aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (5 juli 2013, B.S. 8.10.2013 en wijziging) en technische achtergronddocumenten (en wijzigingen).

Rekening houdend met het gegeven dat er in het plan geen waterlopen zijn gelegen met een waardevolle structuurkwaliteit, er geen overstromingsgevoelige gebieden in/nabij het plangebied zijn aangeduid, noch een aanduiding van signaalgebied en er geen gebiedsspecifieke acties zijn geformuleerd, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten op oppervlaktewater optreden.

Legende

0,5 – 5 ha 5 – 10 ha 10 – 20 ha 20 – 50 ha 50 – 100 ha > 100 ha

(36)

Referentiesituatie

Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij is het plangebied hoofdzakelijk gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit betekent dat er een riolering gepland is of een riolering aanwezig is maar die nog niet aangesloten is op een waterzuivering.

Zoneringskaart (VMM, 2019)

Binnen het plangebied wordt afvalwater geproduceerd. Gelet op de aard van de activiteiten gaat het hoofdzakelijk om bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard.

Effectenbespreking

Het plan voorziet een beperkte uitbreiding van de bedrijfsvolumes. Gelet op de aard van de activiteiten die het voorliggend RUP toelaat zal het gaan om een beperkte toename van huishoudelijk afvalwater. Er wordt verwacht dat het bijkomend aandeel bedrijfsafvalwater beperkt zal zijn.

Het afvalwater dat binnen het plangebied geproduceerd wordt, moet aangesloten worden op de openbare riolering. Indien dit niet haalbaar is, moet het afvalwater gezuiverd worden via een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) alvorens het in de bodem mag infiltreren.

Rekening houdend met de aard van de planingrepen kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten vanuit afvalwater optreden.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline water te verwachten zijn.

Legende

Centraal gebied

Collectief geoptimaliseerd buitengebied Collectief te optimaliseren buitengebied

Individueel te optimaliseren buitengebied – IBA gepland

(37)

Checklist potentiële ingrepen discipline Biodiversiteit

Ja Nee

Biotoopverlies / biotoopwijziging Biotoopverlies door ruimtebeslag

Voorziet het plan bijkomende bodemverstoring zoals verharding, verdichting en vergraving?

Biotoopwijziging

Verdroging / vernatting:

Voorziet het planvoornemen een permanente bemaling of is het mogelijk dat er door uitvoering van het planvoornemen een lange tijdelijke bemaling (zoals bijvoorbeeld bij ondergrondse infrastructuren zoals tunnels of ontginningen dieper dan het grondwater) of grondwaterpeilsturing (bijvoorbeeld i.f.v. irrigatie voor landbouwgebruik) zal plaatsvinden waardoor er toch permanente effecten op bestaande biotopen te verwachten zijn?

Verzurende en vermestende depositie (belangrijkste

= stikstofdepositie)

Zal uitvoering van het plan zorgen voor een relevante toename van verzurende en/of vermestende deposities (meest relevant is vaak de stikstofdepositie): enerzijds via water (bijv. bemesting die afvloeit naar de waterloop) en anderzijds via lucht (industriële emissies zoals energiebedrijven en raffinaderijen of via een hoge toename in verkeersemissies)?

Rustverstoring (door geluid en lucht)

Voorziet het planvoornemen geluidsproducerende functies/activiteiten (zoals door recreatie, industriële installaties, bedrijvigheid met bijvoorbeeld typerende buitenactiviteiten, open sportstadium/sportpleinen in open lucht, enz)?

Voorziet het plan in een bestemming/functie waardoor er een bijkomende recreatiedruk te verwachten valt?

Voorziet het plan relevant aandeel bijkomende lichtbronnen (zoals bijvoorbeeld voor sport- en recreatieactiviteiten, i.f.v. veiligheid op bedrijfsterreinen)?

Barrièrevorming en versnippering

(38)

Kan het plan zorgen voor het doorbreken van een verbinding(szone) voor fauna of flora (zoals bermen, waterlopen, groene zones)?

Kan het plan zorgen voor een belangrijke fysische scheiding tussen biologisch waardevolle zones (zoals een verkeersweg, waterweg, ontwikkeling)?

Kan het plan een potentieel obstakel voor vogeltrek toelaten (bijvoorbeeld windturbines) of een obstakel voor foerageerroutes (bijvoorbeeld door inname of versnipperen van waterlopen, boszones, kleine landschapselementen)?

Referentiesituatie

Er bevinden zich noch speciale beschermingszones (vogel- of habitatrichtlijngebieden), noch VEN- of IVON-gebieden, noch Vlaamse of erkende natuurreservaten in het plangebied in het plangebied (Geopunt Vlaanderen, 2019).

Ten noorden van het plangebied komt een zone voor die gecategoriseerd is als biologisch zeer waardevol. Dit door de aanwezigheid van zuur eikenbos (qs), eiken-haagbeukbos (qa) en gemengd loofhout (gml). Het plangebied zelf is volledig gecategoriseerd als biologisch minder waardevol omwille van de aanwezigheid van minder dichte bebouwing (ua) en kwekerijen of serres (kq). Er kan bijgevolg gesteld worden dat het plangebied niet uitgesproken kwetsbaar is wat betreft biotoopverlies en -wijziging.

(39)

Biologische waarderingskaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Effectenbespreking

In en in de ruime omgeving van het plangebied bevinden zich geen Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebieden of Ramsar-gebied. Het plangebied bevindt zich niet op een mogelijke migratieroute tussen twee deelplangebieden van een Habitat- of Vogelrichtlijngebied (zoals bijvoorbeeld verbinding via waterlopen of groenstructuren), noch is er beïnvloeding vanuit het plan te verwachten. Bijgevolg kan gesteld worden dat er is geen passende beoordeling noodzakelijk is.

In en in de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich geen VEN-gebieden. Een verscherpte natuurtoets wordt niet nodig geacht.

In en in de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich geen erkende natuurreservaten of bosreservaten. Rekening houdend met de aard van het plan worden er geen aanzienlijke effecten op reservaten verwacht.

Het plan voorziet geen specifiek geluidsproducerende activiteiten of functies, noch wordt er verwacht dat er functies worden voorzien met een relevante toename in lichtbronnen of recreatiedruk. Aanzienlijke effecten ten aanzien van rustverstoring worden bijgevolg niet verwacht. Bovendien voorziet het plan voldoende groenbufferzones ten aanzien van harde functies.

Het plan zorgt niet voor het doorbreken van een verbindingszone, trek- en fourageerroutes voor fauna of flora of een scheiding tussen waardevolle gebieden. Aanzienlijke effecten van versnippering en barrièrevorming worden niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline biodiversiteit te verwachten zijn. Gezien het RUP inzet op landschappelijke integratie en specifiek het vrijwaren van het woonlint en de open ruimte door middel van het maximaal bundelen van bebouwing en voorzien van buffergroen kan gesteld worden dat mogelijks een positief effect te verwachten is voor de discipline biodiversiteit.

Checklist potentiële ingrepen discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Ja Nee

Landschap

Legende

Biologisch minder waardevol

Complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle gebieden

Complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen Complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen

Biologisch waardevol

Complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen Biologisch zeer waardevol

Faunistisch belangrijk gebied

(40)

Landschapsstructuur en -erfgoedwaarde

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die landschappelijke structuren of erfgoedwaarden kunnen verstoren of vernietigen?

Zoals:

o Fysieke ingrepen (bv.

reliëfwijzigingen, ophogingen, afgravingen, rechttrekken van waterlopen, dempen van holle wegen, afgraven van taluds, aanleggen of wijzigen van dijken en bermen, rooien van KLE’s, …)?

o Ontbossing of rooiwerkzaamheden (met bijzondere aandacht voor historische bossen)?

o Wijziging van historische percelering, kavelstructuren, waterlopen, wegenpatroon?

Uitzicht

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die uitzichten kunnen verstoren? Zoals:

o Mogelijkheden tot een harde invulling/bouw van constructies (bv gebouwen) of infrastructuren (zoals wegen, masten, turbines) of voor het oprichten van omvangrijke volumes of belangrijke wijzigingen in het bodemgebruik.

Bouwkundig erfgoed

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die bouwkundig erfgoed kunnen verstoren of vernietigen? Zoals:

o Afbraak van bouwkundig erfgoed.

o Het renoveren/verbouwen van het bouwkundig erfgoed waardoor het karakter, de herkenning,… van het erfgoed mogelijks verdwijnt.

o Nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw of infrastructuuraanleg)

Archeologie

Komen als gevolg van het planvoornemen ingrepen voor die archeologisch erfgoed kunnen verstoren of vernietigen? Zoals:

(41)

o Werkzaamheden die gepaard gaan met ingrepen in de bodem (graafwerkzaamheden)

o Permanente veranderingen in de grondwatertafel

o Samendrukking van onderliggende lagen ten gevolge van (permanente) ophogingen van het terrein

Referentiesituatie

Het plangebied bevat geen uitgesproken kwetsbaarheden op vlak van landschap.

Effectenbespreking

Landschapsstructuur en -erfgoed

Het planvoornemen voorziet geen aantasting, vernietiging of doorsnijding van kenmerkende landschapsstructuren, zoals door het rechttrekken van waterlopen, dempen van holle wegen, afgraven van taluds, aanleggen of wijzigen van dijken, bermen, omvormen van landgebruik, omleggen historische wegen- of dijkenpatroon, rooien van vegetatie-elementen zoals bosstructuren, bomenrijen, houtkanten, heggen enz. Aanzienlijke effecten op landschapsstructuur en -erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Landschapsuitzicht

Het planvoornemen voorziet geen visuele verstoring, wijziging van het uitzicht of het landschapskarakter daar het plangebied reeds in grote mate bebouwd is met grote bedrijfsvolumes en het RUP inzet op een maximale bundeling van de bedrijfsbebouwing.

Aanzienlijke effecten op landschapsuitzicht worden dan ook niet verwacht.

Het planvoornemen voorziet geen vernietiging, renovatie of verbouwing van bouwkundig erfgoed. Het planvoornemen voorziet geen intensifiëring van het landgebruik. Het planvoornemen voorziet geen nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw of infrastructuuraanleg).

Aanzienlijke effecten op bouwkundig erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Het plan geeft geen aanleiding tot werkzaamheden die gepaard gaan met ingrepen/verstoring in de bodem (zoals graafwerken, ophoging, ondergrondse constructies&verharding) of permanente grondwatertafelwijziging). Aanzienlijke effecten op archeologisch erfgoed worden dan ook niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie te verwachten zijn.

Gezien het RUP inzet op landschappelijke integratie en specifiek het vrijwaren van het woonlint en de open ruimte door middel van het maximaal bundelen van bebouwing en voorzien van buffergroen kan gesteld worden dat mogelijks een positief effect te verwachten is voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie.

(42)

Checklist potentiële ingrepen discipline mens- mobiliteit

Ja Nee

Mobiliteit

Zal het plan een wijziging in de verkeersgenereratie teweeg brengen (zoals bij wonen, bedrijvigheid, recreatie, school, kantoor, winkels, …)?

Zal het plan een wijziging in de (ontsluitings)infrastructuur teweeg brengen/vereisen?

Ruimtelijke aspecten Ruimtegebruik

Zullen er landbouwfuncties en structuren wijzigen ten gevolge het planvoornemen (door bijvoorbeeld bestemmingswijzigingen, wijzigingen in ruimtebeslag en functioneren)?

Ruimtebeleving

Genereert het plan een potentieel gewijzigde ruimtebeleving (visueel, licht/schaduw, wind, privacy, veiligheidsgevoel)?

Gezondheid

Zal het plan een wijziging in de verkeersgenereratie teweeg brengen (zoals bij wonen, bedrijvigheid, recreatie, school, kantoor, winkels, …)

Genereert het plan bijkomende geluids- en luchtemissies (incl. geur) (zoals bij een toename van verkeer, bepaalde bedrijfsbestemmingen, e.a.)?

Voorziet het plan kwetsbare functies (scholen, woningen, zorgvoorzieningen, …)?

Veiligheid

Voorziet het plan een wijziging in het voorkomen of toelaten van risicovolle installaties (bijvoorbeeld Seveso-inrichtingen, hoogspanningslijnen, infrastructuren (weg-spoorweg-waterweg-pijpleiding) voor transport van gevaarlijke stoffen…)?

(43)

Referentiesituatie

Het plangebied is gelegen langsheen de Pierstraat. Op piekmomenten is het aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied beperkt en wordt er gebruik gemaakt van de parking op openbaar domein op het verkeerseiland in de Pierstraat.

Op circa 70 m van het plangebied bevindt zich de bushalte ‘Kontich Pannebossen’ die bediend wordt door de lijnen 132 en 133 met een frequentie van circa 6 bussen per dag.

Effectenbespreking

Gezien het tuincentrum reeds aanwezig is en er geen aanzienlijke toename van de bedrijfsactiviteiten voorzien wordt binnen het RUP kan gesteld worden dat het planologisch bestendigen van het tuincentrum geen of slechts zeer weinig invloed zal hebben op de huidige verkeersgeneratie. Bovendien wordt binnen de opmaak van het RUP rekening gehouden met de bestaande parkeerproblematiek door het mogelijk maken van een voldoende grote overloopparking. Door het voorzien van een overloopparking binnen het plangebied, zal de parkeerdruk op het openbaar domein in de Pierstraat afnemen. De beperkte verkeersgeneratie vanuit het plan zal bijgevolg slechts een verwaarloosbare inname betekenen van de capaciteit van de ontsluitende wegen.

Het planvoornemen geeft geen aanleiding tot een wijziging in organisatie van de ruimte waardoor gebieden ruimtelijk versnipperd worden of er barrièrevorming optreedt. Bovendien wordt met het RUP gestreefd naar een optimale interne circulatie waarbij het laden en lossen binnen het bedrijfsvolume gebeurd. Aanzienlijke effecten worden bijgevolg niet verwacht.

Referentiesituatie

De site bestemd als landschappelijk waardevol agrarisch gebied wordt in hoofdzaak gebruikt als historisch gegroeid tuincentrum. Ten westen en ten noorden van de verkoopserre bevinden zich agrarische percelen die gebruikt worden voor het telen van voedergewassen en maïs.

Ten noorden en ten oosten van de doorgroeiserre bevinden zich twee bufferbekkens voor hemelwater. Tussen de Pierstraat en een gedeelte van het tuincentrum bevindt zich een woonlint.

Voor een verdere toelichting van de aanwezige ruimtelijke aspecten wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘bestaande toestand’.

Effectenbespreking

Door uitvoering van het plan dienen geen bestaande functies en/of structuren te verdwijnen.

Het RUP voorziet hoofdzakelijk de planologische bestendiging van een bestaand tuincentrum.

Het plan genereert geen potentieel gewijzigde ruimtebeleving (visueel, licht/schaduw, wind, privacy). Binnen het plan is er aandacht voor een adequate landschappelijke inpassing in de omgeving door het voorzien van groenbuffering tussen de bedrijfssite en de achterliggende open ruimte enerzijds en tussen de bedrijfssite en de woonzone anderzijds.

Het plan voorziet geen kwetsbare functies. Het plan genereert geen verkeer of geluids- en luchtemissies. Aanzienlijke effecten ten aanzien van gezondheid worden niet verwacht.

(44)

Het plan voorziet geen kwetsbare functies noch risicovolle installaties/inrichtingen.

Aanzienlijke effecten ten aanzien van veiligheid worden niet verwacht.

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mens – ruimtelijke aspecten, gezondheid en veiligheid te verwachten zijn. Gezien het RUP inzet op landschappelijke integratie en specifiek het vrijwaren van het woonlint en de open ruimte door middel van het maximaal bundelen van bebouwing en voorzien van buffergroen kan gesteld worden dat mogelijks een positief effect te verwachten is voor de discipline mens en ruimte.

Rekening houdend met de aard van de planingrepen en de effecten, kan er redelijkerwijze worden geconcludeerd dat er geen aanzienlijke effecten vanuit het planvoornemen op het klimaat optreden:

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op de grondwatervoorraden.

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op de oppervlaktewater- en grondwaterhuishouding.

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op biotoopverlies.

Het plan heeft geen aanzienlijke impact op het klimaat vanuit een relevante verhoging van (CO2-)emissies (van bijvoorbeeld industrie / verwarming / veeteelt).

Op basis van voorgaande effectbespreking blijkt dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline klimaat te verwachten zijn.

Het voorgenomen plangebied bevindt zich op ca. 25 km van de meest nabij gelegen lands- of gewestgrens. Gelet op de aard van het plan, de omvang van de effecten zoals hiervoor beschreven en de grote afstand tot een lands- of gewestgrens worden geen aanzienlijke grensoverschrijdende effecten verwacht

Er zijn geen leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat de aanzienlijkheid van bepaalde effecten niet beoordeeld kan worden.

Op basis van de beschikbare informatie op dit moment, kan worden besloten dat er voor het voorliggend planinitiatief geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn.

Indien gedurende de verdere procedure toch blijkt dat niet zondermeer kan gesteld worden dat er geen aanzienlijke negatieve effecten worden verwacht voor een bepaalde discipline, zal deze discipline verder onderzocht worden.

(45)

Het plangebied is niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied.

Het oppervlaktewater stroomt af naar de aanwezige bufferbekkens in het plangebied en uiteindelijk naar de Grote Struisbeek, een waterloop gesitueerd ten noordoosten van het plangebied.

Afstromingskaart (Geopunt Vlaanderen, 2019)

Binnen het plangebied zijn geen gecategoriseerde waterlopen aanwezig. Ten westen van het plangebied stroomt de Pannebosbeek, een waterloop van 2e categorie beheerd door de provincie Antwerpen. Ten noordoosten van het plangebied stroomt een niet-gecategoriseerde waterloop die uitmondt in de Grote Struisbeek.

Legende

0,5 – 5 ha 5 – 10 ha 10 – 20 ha 20 – 50 ha 50 – 100 ha > 100 ha

(46)

VHA-waterlopen (Geopunt Vlaanderen, 2019)

De kaart met de infiltratiegevoelige bodems werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt.

Het plangebied is integraal gekarteerd als infiltratiegevoelig. Het hemelwater kan echter door de aanwezige bebouwing en verharde oppervlakten minder gemakkelijk infiltreren in de ondergrond.

Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Bij de watertoets gaat de aandacht in de eerste plaats naar de ondiepe grondwaterstroming.

Het plangebied is integraal gekarteerd als matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2).

Indien er in type 2 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5 m en een horizontale lengte van meer dan 100 m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.

De winterbedkaart duidt gebieden aan waar verandering in bodemgebruik aanleiding kan geven tot een gewijzigd afvoergedrag bij overstromingen. Aangezien dit gewijzigd afvoergedrag enkel relevant is voor omvangrijke overstromingsgebieden, werd de winterbedkaart beperkt tot gebieden die onderhevig zijn aan overstromingen vanuit de bevaarbare waterlopen. Binnen het plangebied bevinden zich geen afbakeningen van de winterbedkaart.

Legende bevaarbare 1e categorie 2e categorie 3e categorie niet-geklasseerd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

uitselecteren > analyse) vormt de basis voor een evaluatie van de aanwezigheid en bewaring van vondstclusters en een advisering naar ofwel (1) een behoud in situ of

Als hier geen rekening mee gehouden wordt in het huidige model, kan het zijn dat de ontworpen leidingen dus ondergedimensioneerd worden, wat kan leiden tot problemen met

De mogelijkheid om te telewerken is ingevoerd, ondanks dat al de (digitale) voorwaarden misschien niet vervuld waren, maar door een goede organisatie kon dit worden opgevangen, om

Er ontstond een samenwerking tussen sociale dienst OCMW Kontich ( 4 maatschappelijk werkers), de verantwoordelijke voor Kind en Gezin Kontich, de verantwoordelijk van het

Ook aan de herleiding van de fictieve naar de werkelijke aantallen zal een onzekerheid moeten worden toegekend, die groter zal zijn naarmate het verwachtingsjaar

Sommige soortnamen zijn verkeerd gespeld, verouderd of zijn achterhaald door modern onderzoek. 155) moet zijn Anodonta, Dreissena bugenses moet zijn.. bugensis (p. 166)

Globaal kan worden gesteld dat de toekomstige mogelijke ontwikkelingen binnen het plangebied geen aanzienlijk effect zullen genereren op de discipline bodem.. Het

Rekening houdend met de eerder beperkte ingrepen die voorzien worden door het voorgenomen RUP en het gegeven dat er binnen het plangebied geen kwetsbare bodemtypes, bodemkundig