• No results found

Verhogen van de conversie van deelnemers naar verenigingen en zeilscholen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verhogen van de conversie van deelnemers naar verenigingen en zeilscholen"

Copied!
125
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VERHOGEN VAN DE CONVERSIE VAN DEELNEMERS

NAAR VERENIGINGEN EN ZEILSCHOLEN

Onderzoek- adviesrapport voor het verhogen van de

betrokkenheid met verenigingen en zeilscholen voor het

(2)

2

Onderzoek- adviesrapport voor het verhogen van de betrokkenheid van verenigingen en zeilscholen

bij het jeugdprogramma van het Watersportverbond.

Auteur: Bram Deen

Studentnummer: 500731306 Verslag: Afstudeerverslag

Onderwijsinstelling: Hogeschool van Amsterdam

Opleiding: Leerroute: Sportkunde; Sport, Management en Ondernemen Adres: Dr. Meurerlaan 8, 1067 SM Amsterdam

Afstudeerperiode: februari 2020 – juni 2020

Opdrachtgever: Koninklijke Nederlands Watersportverbond Adres: Orteliuslaan 1041, 3528 BE Utrecht

Begeleider: Charlotte van Leerdam Afstudeerdocent: Jacco Bergsma

Meelezer: Martin Breedijk

Datum: 11 augustus 2020

(3)

3

VOORWOORD

Deze scriptie betekent de afsluiting van mijn studie aan de Hogeschool van Amsterdam. Met trots presenteer ik u mijn afstudeeronderzoek naar het verhogen van de betrokkenheid van verenigingen en zeilscholen bij het jeugdprogramma. Dit afstudeerverslag gaat specifiek in op de samenwerking tussen het Watersportverbond, verenigingen en zeilscholen, op het gebied (breedte)sport, instroom van jeugd in de sport, het behouden van jeugdleden. Dit afstudeerverslag, samen met mijn functionele stage bij het Watersportverbond, is het slotstuk van mijn vierjarige bacheloropleiding aan de HvA. Ik heb erg genoten en ontzettend veel geleerd in een prettige leeromgeving. Daarnaast bood de opleiding een unieke combinatie tussen theorie en praktijk. Ik heb stagegelopen bij allerlei verschillende sport gerelateerde bedrijven en daar veel ervaring opgedaan. Hierbij wil ik alle stagebedrijven bedanken voor de leerzame jaren. In het bijzonder wil ik mijn coach, Martin Breedijk bedanken voor de begeleiding de afgelopen drie jaar.

Naast Martin zijn er nog een aantal mensen die ik in het bijzonder wil bedanken. Ten eerste wil ik het Watersportverbond en Charlotte van Leerdam bedanken. Zij heeft mij de kans gegeven om een onderzoek bij het Watersportverbond uit te voeren. Daarnaast wil ik alle respondenten bedanken voor de tijd die zij hebben vrijgemaakt voor mijn interviews tijdens deze wat lastige periode. Mijn afstudeerbegeleider, Jacco Bergsma, wil ik bedanken voor alle feedback en tijd die hij voor mij heeft vrijgemaakt in deze toch bijzondere tijd. Ik wens u veel leesplezier toe!

(4)
(5)

5

MANAGEMENTSUMMARY

In this research it has become clear that the sports federations and sports associations have to deal with social developments, such as individualization, commercialization and vitalization. The number of members in organized sports is decreasing and there is a decrease in income among sports associations. This has led to the idea that there should be a 'Transition in Sport'. The current movement 'Transition in Sport' seems to only increase the autonomy of sports federations in relation to associations. Part of this is that sports federations are expected to change into entrepreneurial organizations. On the one hand they have to keep and guard all the good within the organized sport. On the other hand, renewal and innovation are demanded and sports federations are expected to include their 'relatively autonomous' operating member associations (NOC*NSF, 2016a). Given the historically grown mutual dependency relationship, this raises the question how the mutual relationship and cooperation between sports federations and associations currently is. In order to measure the current mutual relationship and cooperation between the Watersportverbond, the associations and sailing schools, the following research question has been drawn up: "How can the Watersportvonderbond increase the number of participants in the trial lessons or introductory activities at watersport associations and sailing schools?

The emphasis in this research is mainly on member retention through the youth program Optimist on Tour. The current cooperation between the Watersportverbond, the water sports associations and sailing schools is not sufficient. The water sports associations and sailing schools only play a minor role in the cooperation with the youth program or in the cooperation in general. Since 2014, the Water Sports Association is working on a new setup to introduce children to water sports. The goal is to increase the attractiveness of water sports for the youth.

By means of eleven semi-structured interviews with the associations, sailing schools and other sports associations, insight has been gained into the meaning that employees or administrators give to the mutual relationship and cooperation. Prior to the interviews, the researcher studied information about the clubs, sailing schools and sports associations.

The associations and sailing schools indicate that a strong board and a personal approach is important. According to sport bonds, associations should be supported by an associationsupporter. This way personal contact is possible. The literature also indicates that strong association boards lead to more sports participation.

The associations and sailing schools are generally satisfied with the communication from the

Watersportverbond. During the corona period they are very satisfied with the information and the amount of it that is communicated to them. They do indicate that this is not always the case and that this way of communication is desirable in general.

The associations and sailing schools that were interviewed almost all have their own community. In its simplest description a community is a group of people with a common goal, interest or interest. Apparently it is

important to be in a community with several people and to pursue the same idea or goal together (Terpstra, F 2010). This is seen as a success factor and the Watersportverbond recognizes this success factor. Other sports associations also indicate that a community contributes to the success of associations when it comes to recruiting and retaining members.

The water sports associations and sailing schools expect the Watersportverbond to stimulate and make water sports visible. From the KNHB can be learned that this exposure for the sport, in combination with good policy, can yield new members. From the literature it appears that the exemplary function of top sport can be used to recruit members. Research shows that side events at top sport events can contribute to the creation of social spin-off such as increasing sports participation.

(6)

6 The recommendations for the Water Sports Association are:

 More cooperation with other sports federations and other sports associations. The

Watersportverbond can learn things from other sports associations and vice versa, sports associations can learn from the Watersportverbond. The Watersportverbond can also cooperate with associations outside watersports. This cooperation can relate to organizing events together with other sports associations or together with associations (no water sports associations);

 Turn water sports clubs and sailing schools into communities. Make sure that a group of people forms a common goal, interest or interest. It is important to be in a community with several people and to pursue the same idea or goal together;

 Focus more on the quality of the activities on offer for the youth than on the quantity of this offer. Research shows that the quality of the offer is very important. Associations and sailing schools struggle to deliver the right quality. As soon as the quality of the offer is good, one can look at the quantity of the offer;

 Make sure that watersport associations and sailing schools have a strong board;

 Get in touch with watersport associations and sailing schools and support them in their activities;  Try to stimulate watersport associations and sailing schools to create a suitable offer for the different

target groups. In addition, it is possible to look at a general sports stimulation program that is not only aimed at the youth;

 Make sure that watersports in schools (primary or secondary education) can play a bigger role. Children get acquainted with different sports from an early age. The Watersportverbond should bring water sports more into the light at and through schools;

 Communicate transparently, let them know what is going on at the Watersportverbond;  Make sure that water sports are visible everywhere in the Netherlands. Watersports are mainly

practiced in the suburbs, in rich areas and in places where there are large puddles. The Watersportverbond can promote watersports even more nationwide.

(7)

7

MANAGEMENTSAMENVATTING

In dit onderzoek is duidelijk geworden dat de sportbonden en sportverenigingen te maken hebben met maatschappelijke ontwikkelingen, zoals individualisering, commercialisering en vitalisering. Het aantal leden bij de georganiseerde sport daalt en er is sprake van een inkomstendaling bij de sportbonden. Dit heeft tot het idee geleid dat er een 'Transitie in de Sport' moet komen. De huidige beweging ‘Transitie in de Sport’ lijkt de autonomie van sportbonden ten opzichte van verenigingen alleen nog maar te vergroten. Onderdeel hiervan is dat van sportbonden wordt verwacht dat ze veranderen in ondernemende organisaties. Enerzijds moeten ze al het goede binnen de georganiseerde sport behouden en bewaken. Anderzijds wordt vernieuwing en innovatie gevraagd en wordt er van sportbonden verwacht dat ze hun ‘relatief autonoom’ opererende lidverenigingen hierin meenemen (NOC*NSF, 2016a). Gezien de historisch gegroeide wederzijdse afhankelijkheidsrelatie roept dit de vraag op hoe de onderlinge relatie en samenwerking tussen sportbonden en verenigingen momenteel is. Om de huidige onderlinge relatie en samenwerking tussen het Watersportverbond, de verenigingen en zeilscholen te meten is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: “Hoe kan het Watersportverbond het aantal

deelnemers bij de proeflessen of kennismakingsactiviteiten bij verenigingen en zeilscholen laten stijgen?”

De nadruk in dit onderzoek ligt vooral op ledenbinding via het jeugdprogramma Optimist on Tour. De huidige samenwerking tussen het Watersportverbond, de watersportverenigingen en zeilscholen is niet voldoende. De watersportverenigingen en zeilscholen spelen slechts een geringe rol spelen in de samenwerking met het jeugdprogramma of in de samenwerking over het algemeen. Sinds 2014 is het Watersportverbond bezig met een nieuwe opzet om kinderen kennis te laten maken met de watersport. Het doel is om de aantrekkelijkheid van de watersport te vergroten voor de jeugd.

Door middel van elf semigestructureerde interviews met de verenigingen, zeilscholen en andere sportbonden is inzicht verkregen in de betekenis die medewerkers of bestuurders geven aan de onderlinge relatie en samenwerking. Voorafgaan aan de interviews heeft de onderzoeker informatie over de verenigingen, zeilscholen en sportbonden bestudeerd.

De verenigingen en zeilscholen geven aan dat een sterk bestuur en een persoonlijke aanpak belangrijk is. Volgens sportbonden moeten verenigingen ondersteund worden door een verenigingsondersteuner. Op deze manier is persoonlijk contact mogelijk. De literatuur geeft ook aan dat sterke verenigingsbesturen leiden tot meer sportparticipatie.

De verenigingen en zeilscholen zijn over het algemeen tevreden over de communicatie vanuit het Watersportverbond. Tijdens de coronaperiode zijn ze erg tevreden over de informatie en de hoeveelheid daarvan die naar hun wordt gecommuniceerd. Ze geven wel aan dat dit niet altijd zo is en dat deze manier van communicatie wenselijk is in het algemeen.

De verenigingen en zeilscholen die geïnterviewd zijn hebben bijna allemaal hun eigen community. In zijn simpelste omschrijving is een community een groep mensen met een gezamenlijk doel, belang of interesse. Het is blijkbaar belangrijk om met meerdere mensen in een community te zitten en samen hetzelfde idee of doel na te streven (Terpstra, F 2010). Dit wordt als succesfactor gezien en het Watersportverbond erkent deze succesfactor. Andere sportbonden geven ook aan dat een community bijdraagt aan het succes van

verenigingen als het gaat om het werven en het behouden van leden.

De watersportverenigingen en zeilscholen verwachten van het Watersportverbond dat zij zorgt voor stimulering en het zichtbaar maken van de watersport. Van de KNHB kan geleerd worden dat deze exposure voor de sport, in combinatie met goed beleid, nieuwe leden op kan leveren. Uit de literatuur blijkt dat gebruik gemaakt kan worden gemaakt van de voorbeeldfunctie van topsport om leden te werven. Uit onderzoek komt naar voren dat side events bij topsportevenementen kunnen bijdragen aan het creëren van maatschappelijke spin-off zoals het verhogen van de sportparticipatie.

(8)

8 De adviezen voor het Watersportverbond zijn:”

 Meer samenwerken met andere sportbonden en andere sportverenigingen. Het Watersportverbond kan dingen leren van andere sportbonden en andersom kunnen sportbonden weer leren van het Watersportverbond. Ook kan het Watersportverbond samenwerken met verenigingen buiten de watersport. Deze samenwerking kan dan betrekking hebben op het samen organiseren van events met andere sportbonden of samen met verenigingen (geen watersportverenigingen);

 Maak van watersportverenigingen en zeilscholen communities. Zorg dat een groep mensen een gezamenlijk doel, belang of interesse vormt. Het is belangrijk om met meerdere mensen in een community te zitten en samen hetzelfde idee of doel na te streven;

 Zet meer in op de kwaliteit van het aanbod van activiteiten voor de jeugd dan op de kwantiteit van dit aanbod. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het aanbod erg belangrijk is. Verenigingen en zeilscholen hebben moeite om de juiste kwaliteit te leveren. Zodra de kwaliteit van het aanbod goed is, kan er gekeken worden naar de kwantiteit van het aanbod;

 Verenigingen en zeilscholen eerder betrekken in het proces van het werven van nieuwe jeugdleden;  Zorg ervoor dat verenigingen en zeilscholen een sterk bestuur hebben;

 Zoek contact met verenigingen en zeilscholen en ondersteun ze in hun activiteiten;

 Zorg voor passend aanbod voor verschillende doelgroepen in de watersport Probeer verenigingen en zeilscholen te stimuleren een passend aanbod te creëren voor de verschillende doelgroepen. Daarnaast is het mogelijk om te kijken naar een algemeen sportstimuleringsprogramma die niet alleen op de jeugd gericht is;

 Zorg ervoor dat de watersport op scholen (basis of middelbaaronderwijs) een grotere rol kan spelen. Kinderen maken al vroeg kennis met verschillende sporten. Het Watersportverbond moet de watersport meer op en via scholen in het daglicht brengen;

 Communiceer transparant, laat weten wat er speelt bij het Watersportverbond;

 Zorg ervoor dat de watersport overal in Nederland zichtbaar is. De watersport wordt vooral beoefend in de randstad, in rijke gebieden en op plaatsen waar grote plassen liggen. Het Watersportverbond kan de watersport nog meer landelijk promoten.

(9)

9

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord ... 3 Managementsamenvatting ... 7 1. Inleiding ... 11 1.1 Watersportverbond ... 11 1.2 Aanleiding ... 11 1.3 Managementvraagstuk en doelstelling ... 12 1.4 Onderzoeksdoelen ... 12 1.5 Onderzoeksvragen ... 13 1.6 Leeswijzer ... 14 2. Theoretisch kader ... 14

2.1 Ontwikkeling georganiseerde sport in Nederland ... 14

2.2 Samenwerking tussen sportbonden en verenigingen ... 16

2.3 Topsport en sportparticipatie ... 18

2.4 Bouwstenen voor het advies ... 19

3. Verantwoording onderzoeksmethodologie ... 20 3.1 Onderzoeksstrategie ... 20 3.2 Onderzoeksmethoden ... 21 3.2.1 Observatie... 21 3.2.2 Semigestructureerde interviews ... 21 3.2.3 Data-analyse ... 22 3.2.4 Betrouwbaarheid en validiteit ... 22 4. Succesvolle verenigingen ... 23 4.1 Resultaten interviews ... 23 4.2 Bouwstenen ... 27 5. Succesvolle zeilscholen ... 28 5.1 Resultaten interviews ... 28 5.2 Bouwstenen ... 32 6. Succesvolle sportbonden ... 33 6.1 Resultaten interviews ... 33 6.5 Bouwstenen ... 36 7. Conclusie en advies ... 37 7.1 Conclusie ... 37 7.2 Adviezen ... 40 7.3 Vervolgemogelijkheden ... 44 8. Discussie ... 45

(10)

10 8.1 Validiteit ... 45 8.1.1 Interne validiteit ... 45 8.1.2 Externe validiteit ... 45 8.2 Betrouwbaarheid ... 45 Bibliografie ... 47

(11)

11

1. INLEIDING

In dit hoofdstuk staat beschreven wie de opdrachtgever is en wordt er achtergrondinformatie over de opdrachtgever gegeven. Daarnaast wordt de aanleiding, het managementvraagstuk, de doelen, de advies- en onderzoeksvragen van de opdracht beschreven. Als laatste wordt de leeswijzer van het rapport weergegeven.

1.1 WATERSPORTVERBON D

Het Koninklijke Nederlands Watersportverbond is een overkoepelende verbond voor de verschillende

watersporten in Nederland. Onder deze watersporten vallen: zeilen, kanovaren, motorboot varen, windsurfen, kitesurfen, golfsurfen en suppen. Het Watersportverbond ondersteunt alle watersportverenigingen en dit doet zij op verschillende manieren. Het Watersportverbond helpt bij lastige verenigingsvraagstukken, probeert kinderen te enthousiasmeren voor de watersport, leidt instructeurs en trainers op en ze ondersteunt de topsporters bij het behalen van resultaten (Het Watersportverbond in een notendop, 2016).

Het uiteindelijke doel van het Watersportverbond is om ervoor te zorgen dat de diverse lagen in de

Nederlandse bevolking, met plezier watersport kunnen beoefenen. Deze visie wordt via de volgende strategie nagestreefd:

“Het bereiken en binden van de watersporters”

Naast de 400 aangesloten verenigingen, die samen voor 80.000 leden de behoeftes voorzien, zijn er 65.000 watersporters die niet zijn aangesloten bij de verschillende verenigingen of bij het Watersportverbond zelf. Het Watersportverbond probeert deze watersporters te binden aan de verschillende verenigingen of het Watersportverbond zelf. Eén van de middelen om dit te bereiken is het jeugdprogramma, onder dit

jeugdprogramma vallen meerdere activiteiten zoals Optimist on Tour, Wereld van Water, Q-cup en Fan van de Watersport. Het Watersportverbond houdt zich daarnaast ook bezig met het behouden en de doorstroom van leden.

1.2 AANLEIDING

Dit onderzoek bespreekt de kwaliteit van de relatie en onderlinge samenwerking tussen sportbond en

verenigingen. Het blijkt dat er een historisch sterke relatie tussen sportbonden en sportverenigingen is. Stokvis (1989) constateerde ongeveer 25 jaar geleden dat de relatie tussen sportbonden en verenigingen onder druk staat omdat sportbonden zich autonomer zijn gaan opstellen ten opzichte van hun verenigingen. De huidige beweging ‘Transitie in de Sport’ lijkt de autonomie van sportbonden ten opzichte van verenigingen alleen nog maar te vergroten. Gezien de historisch gegroeide wederzijdse afhankelijkheidsrelatie is het relevant om te onderzoeken hoe de onderlinge relatie en samenwerking tussen sportbonden en verenigingen momenteel is. Het Watersportverbond probeert proactief en op uitnodiging van verschillende partijen (gemeentes,

verenigingen, zeilscholen en andere organisaties) door heel Nederland kinderen kennis te laten maken met watersport. Uiteindelijk is het doel van deze activatie om kinderen door te geleiden naar verenigingen en zeilscholen. Om deze conversie te verhogen is het belangrijk dat verenigingen en zeilscholen een actieve bijdrage leveren om de drempel om te watersporten, te verlagen, zegt Charlotte van Leerdam, de opdrachtgever (persoonlijke communicatie, 17 februari 2020).

Het Watersportverbond werkt graag met verenigingen en zeilscholen samen om kinderen blijvend te binden en verbinden aan de watersport. Het Watersportverbond biedt hierbij diverse producten en diensten aan. Het Watersportverbond merkt dat de samenwerking met verenigingen en zeilscholen niet altijd soepel en

(12)

12 mogelijkheden (de diverse producten en diensten zoals Optimist on Tour). De reden hiervoor is dat

verenigingen en zeilscholen het vaak druk genoeg hebben met hun eigen activiteiten.

Door als Watersportverbond beter en meer samen te werken met verenigingen en zeilscholen ontstaan er kansen om de ‘conversie’ van het jeugdprogramma te verhogen. Met conversie wordt bedoeld het verhogen van de deelname van de vervolgactiviteiten, zoals proeflessen of kennismakingsactiviteiten bij de verenigingen en zeilscholen. De betrokkenheid en samenwerking met verenigingen en zeilscholen, op het gebied van het verhogen van de conversie, is op dit moment laag. Verenigingen en zeilscholen zouden in de voorbereiding, tijdens en na een evenement van het Watersportverbond meer kunnen helpen en ondersteunen in de werkzaamheden. Op deze manier zal het aantal deelnemers stijgen bij de vervolgactiviteiten.

1.3 MANAGEMENTVRAAGSTUK EN DOELSTELLING

De betrokkenheid met verenigingen en zeilscholen is relatief laag terwijl dit de belangrijkste doelgroepen zijn voor het Watersportverbond. Het Watersportverbond wilt adviezen over hoe zij het beste deze doelgroepen meer en succesvoller kunnen betrekken in de samenwerking en relatie met het Watersportverbond. Dit moet uiteindelijk antwoord geven op de hoofdvraag van het onderzoek: “Hoe kan het Watersportverbond het aantal

deelnemers bij de proeflessen of kennismakingsactiviteiten van verenigingen en zeilscholen laten stijgen?”

1.4 ONDERZOEKSDOELEN

Zoals hierboven beschreven staat is het belangrijk voor het Watersportverbond om de wensen en behoeften van de verenigingen en zeilscholen, als het gaat om de rol van het Watersportverbond, in kaart te brengen. Om achter deze wensen en behoeftes te komen zijn hieronder de onderzoeksdoelen opgesteld:

Het doel van het onderzoek is:

Advies geven over hoe het Watersportverbond de verenigingen en zeilscholen meer kan betrekken of ‘samenwerking met zeilscholen en verenigingen verbeteren ten behoeve van de doorstroom van deelnemers aan jeugdprogramma naar de verenigingen en zeilscholen’.

De doelen in het onderzoek zijn:

 Kennis opdoen over trends en ontwikkelingen op het gebied van sport, georganiseerde sport, samenwerking tussen vereniging en sportbond en topsport en sportparticipatie;

 Onderzoeken welke en wat voor verenigingen en zeilscholen open staan voor meer samenwerking met het Watersportverbond en het jeugdprogramma;

 Inzicht krijgen in de wensen en behoeften van de verenigingen en zeilscholen wat betreft de samenwerking met het Watersportverbond en het jeugdprogramma;

 Inzicht krijgen in welke vormen van samenwerking en communicatie het beste toegepast kunnen worden om de verenigingen en zeilscholen te betrekken bij het Watersportverbond;

 Het bedenken van een manier om verenigingen en zeilscholen een grotere rol te laten spelen bij het organiseren van Optimist on Tour en het vervolgaanbod.

(13)

13 1.5 ONDERZOEKSVRAGEN

In dit hoofdstuk staat de volgende hoofdvraag centraal:

“Hoe kan het Watersportverbond het aantal deelnemers bij de proeflessen of kennismakingsactiviteiten van verenigingen en zeilscholen laten stijgen?”

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld om de hoofdvraag te ondersteunen: Deel 1 - het Watersportverbond 2019/2020

Hoofdstuk: Hoe ziet het Watersportverbond als organisatie er anno 2019/2020 uit?  Organisatie;

 Aanleiding van het onderzoek;  Onderzoeksdoelen en vragen. Deel 2 – ontwikkelingen en trends

Hoofdstuk: Hoe is de ontwikkeling van georganiseerde sport in Nederland?

Hier wordt de ontwikkeling van de georganiseerde sport (verenigingen en sportbonden die steeds zelfstandiger gaan werken) besproken.

Hoofdstuk: Hoe is de samenwerking tussen sportbonden en verenigingen?

Hoe is de relatie tussen sportbonden en verenigingen? Waar hangen de keuzes van bonden en verenigingen vanaf en hoe kan hierop ingespeeld worden?

Hoofdstuk: Wat voor invloed heeft topsport op sportparticipatie in Nederland?

Hoe kan topsport een voorbeeldfunctie zijn om de sportparticipatie te verhogen? Welke middelen zijn hiervoor nodig om dit te laten slagen?

Deel 3 – Casestudies

Hoofdstuk: Wat zeggen succesvolle watersportverenigingen? Hoofdstuk: Wat zeggen succesvolle zeilscholen?

In deze hoofdstukken worden de resultaten uit de interviews met de succesvolle verenigingen en zeilscholen beschreven. Het gaat om verenigingen en zeilscholen die aangesloten zijn bij het Watersportverbond en al een langere tijd een grote bijdrage leveren in de watersport. Zijn er relatief grote watersportverenigingen en zeilscholen die een groot aantal (jeugd)leden hebben? Wat hebben ze hiervoor gedaan? Hoe vangen ze dit aantal op? Wat zijn de succesfactoren en valkuilen? Hoe is de relatie met de bond?

Hoofdstuk: Hoe betrekken andere sportbonden hun verenigingen en of particulieren organisaties succesvol bij het jeugdprogramma’s/activatieprogramma’s?

Verschillende sportbonden, zoals de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond en Nederlandse Volleybal Bond, hebben veel verenigingen die aangesloten zijn en een groot aantal jeugdleden. Wat lag hieraan ten grondslag en hoe hebben ze de relatie met hun verenigingen bewerkstelligd? Wat zijn succesfactoren en valkuilen? Deel 4 – Het advies

(14)

14 Samen met een aantal belangrijke medewerkers van het Watersportverbond worden de resultaten van het onderzoek besproken. Daarna is er een brainstormsessie gehouden om de resultaten van het onderzoek uit te werken en tot conceptuele adviezen te komen.

Hoofdstuk: Adviezen

 Adviezen aangaande betrokkenheid, samenwerking en de onderlinge relatie met de verenigingen en zeilscholen;

 Organisatorische consequenties;  Randvoorwaarden;

 Conceptuele adviezen van de brainstormsessie worden verder uitgewerkt.

Aan het einde van elk hoofdstuk worden er bouwstenen opgesteld. Deze bouwstenen geven antwoord op de deelvragen en uiteindelijk vormen zij de adviezen voor het Watersportverbond.

1.6 LEESWIJZER

Dit rapport bestaat uit acht hoofdstukken. In hoofdstuk twee is het theoretisch kader beschreven, hier zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen voor dit onderzoek geanalyseerd. Hoofdstuk drie beschrijft de verantwoording van het onderzoek. Hoofdstuk vier gaat over de succesvolle watersportverenigingen in Nederland. Hoofdstuk vijf gaat over de succesvolle zeilscholen in Nederland. Hoofdstuk zes gaat over andere succesvolle sportbonden in Nederland. In hoofdstuk zeven worden de beschreven. In hoofdstuk acht wordt de discussie, betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek beschreven. Daarna volgt de bibliografie en de bijlages van het onderzoek.

2. THEORETISCH KADER

In dit hoofdstuk wordt op basis van literatuuronderzoek inzicht gegeneerd in onderlinge samenwerking tussen sportbonden en verenigingen In paragraaf een komt de ontwikkeling van georganiseerde sport in Nederland naar voren. In paragraaf twee komt de samenwerking tussen sportbonden en verenigingen aan bod. Paragraaf drie bespreekt de invloed van topsport op sportparticipatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met paragraaf vier, de bouwstenen voor het advies.

(15)

15 Sportbeoefening is ontstaan en grotendeels ontwikkeld in het kader van verenigingsverband (Van Bottenburg, 2013). Bij verenigingen zijn er regels en standaardprocessen opgesteld voor alle sport- en normale activiteiten. Dit heeft geleid tot een piramideopbouw van sportorganisaties. Bij voetbal zijn er talloze verenigingen

verspreid door het land. Deze verenigingen zijn aangesloten bij de KNVB, de bond op nationaal niveau. De KNVB is aangesloten bij de FIFA, een overkoepelende internationale federatie. Deze structuur is bijna in elke sport en op internationaal niveau terug te vinden.

In 1959 werd door de Nederlandse sportbonden de Nederlandse Sport Federatie (NSF) opgericht. De NSF is opgericht om de belangen van de sportbonden te vertegenwoordigen en overleg te voeren met de

Rijksoverheid over het landelijk sportbeleid. De verenigingssport is vlak na de Tweede Wereldoorlog uitgegroeid van 0,5 miljoen sporters naar 1,5 miljoen in 1963 en 3,5 miljoen in 1980 (Maanen & Venekamp, 1991). De overheid erkende het maatschappelijke belang van de georganiseerde sport in de samenleving en verhoogde het budget in deze periode naar 40 miljoen gulden. Dit budget werd vooral als subsidie uitgekeerd aan de nationale sportbonden. Een gevolg hiervan was dat de bonden meerdere functies kregen: naast het regelen van activiteiten voor de sportbeoefening, moesten sportbonden van het geld van de subsidie ook politiek-maatschappelijke doelen nastreven (Van Bottenburg, 2013). Sportbonden werden daardoor minder afhankelijk van inkomsten vanuit de lid verenigingen en dit leidde tot een versterkte positie van de

sportbonden ten opzichte van de lid verenigingen. Daarnaast veranderde de positie van het NSF naar NOC*NSF om zo meer landelijk en Europees te kunnen opereren (Stokvis, 1989).

In de jaren zestig en zeventig gingen mensen steeds meer losse en informele regels opvolgen, ook wel informalisering genoemd (Schnabel, 2004). Steeds meer mensen gingen sport op een ongestructureerde en informele wijze beoefenen (Van Bottenburg, 2013). In het verlengde hiervan ontstond ook meer variatie in sportbeoefening. Er kwamen sporten die niet eerder als sport werden gezien, zoals fitness, mountainbiken en spinning. Deze sporten werden geïntroduceerd door commerciële sportaanbieders die met deze sporten inspeelden op de toenemende behoefte aan spanning, avontuur en op de hogere maatschappelijke waardering voor slankheid, gespierdheid en gezondheid (Van Bottenburg, 2013).

Deze commerciële aanbieders hadden een ander organisatiemodel voor sportbeoefening. De sportvereniging draait volledig op vrijwilligers, terwijl de commerciële sportaanbieder wordt geleid door ondernemers en managers. Zij benaderden de sportbeoefening als bedrijfsmatig en introduceerde nieuwe management- en marketingtechnieken in de sport. Zo proberen de commerciële aanbieders de gezelligheid van een

sportverenigingen ook te implementeren. Hierdoor vindt de bindende kracht van een sportvereniging ook plaats bij de commerciële aanbieder (Van Bottenburg, 2013). Door de opkomst van de commerciële

sportaanbieder kwam de groei van het verenigingsleven tot dan toe nog niet in gevaar. Het aantal leden van alle sportverenigingen nam toe van 3,5 miljoen in 1980 tot 4,5 miljoen in 2004 (Van Bottenburg, 2013). Ondanks de stijgende ledenaantallen bij de sportverenigingen in de jaren '90, was er een wens tot meer kennis over ontwikkelingen bij de sportvereniging. Deze wens werd versterkt door de individualisering van de

Nederlandse sporter (Boessenkool et al., 2011). Door onder andere de individualisering en de opkomst van de commerciële sportaanbieder kwam er de afgelopen jaren steeds meer een 'externe oriëntatie' van de sport: er worden meer verbindingen aangegaan met de markt en de publieke sector (Boessenkool et al., 2011). Door deze 'externe oriëntatie' gingen sportverenigingen meer inspelen op de veranderingen in de omgeving (Boessenkool et al., 2011). De vereniging werd vroeger vanuit de oorspronkelijk invalshoek "passie"

georganiseerd. De betekenis van "passie" is het spelen en organiseren van het spel met en onder

soortgenoten, dit is gebaseerd op vrijwillige associatie (Boessenkool et al., 2011). Onder vrijwillige associatie wordt verstaan dat de deelname vrijwillig is, als je lid bent van een sportvereniging en geen lid meer wilt zijn, dan kun je meteen stoppen bij de vereniging (Dekker, 2002). Daarnaast wordt de vereniging bestuurd en georganiseerd door vrijwilligers (Dekker, 2002). De "passie" waarop de vereniging georganiseerd was, komt in gevaar doordat verenigingen gingen professionaliseren (Boessenkool et al., 2011).

(16)

16 De professionalisering is ontstaan doordat de sportverenigingen in de afgelopen jaren meer afhankelijk zijn geworden van overheidsinvesteringen. Deze investeringen leidde tot externe verwachtingen. De overheid ging meer investeren in de sportvereniging doormiddel van subsidies. Dit zorgde ervoor dat de sportvereniging onder andere sportaanbod moest ontwikkelen voor specifieke doelgroepen, zoals sporters met een beperking en Nederlanders met een migratie achtergrond (Van Bottenburg, 2013). Door deze vermaatschappelijking werden sportverenigingen als publieke dienstverleners gezien. Daarnaast leidde de wens tot meer marktgericht ondernemen van de sportvereniging ook tot externe verwachtingen. Deze wens kwam onder andere duidelijk naar voren bij de commerciële sportaanbieder. Bij deze commerciële sportaanbieder is de sporter een klant die een dienst afneemt en hiervoor alleen maar betaalt en daar niets voor terug hoeft te doen. Ook stellen de sporters eisen aan deze diensten en als dit niet bevalt, stappen ze over naar een andere aanbieder. Door deze ontwikkelingen ontstond er een vermarkting en werden meer sportverenigingen op winst gerichte organisaties. Een gevolg van deze vermarkting en vermaatschappelijking is dat van verenigingen wordt verwacht dat zij hun primaire taak op een andere manier gaan uitvoeren of verbreden. Dit wordt aangegeven als een verschuiving van sport als doel naar sport als middel en gaat tegelijkertijd gepaard met professionalisering (Boessenkool et al. 2011). Deze professionalisering zorgt ervoor dat sportverenigingen zich verder gaan ontwikkelen van 'mutual - support' organisaties naar 'service - delivery' organisaties (Van

Bottenburg, 2013). 'Mutual - support' organisaties zijn organisaties die voor en door leden zijn. Terwijl 'service - delivery' organisaties meer als dienstverlenend wordt beschouwd.

Door de maatschappelijke ontwikkelingen, professionalisering en het afnemende marktaandeel van de georganiseerde sport zetten de overheid, NOC * NSF en de sportbonden hun beleid in op de 'sterke vereniging' (Van Bottenburg, 2013). Dit zijn verenigingen die ondernemend zijn, ambitie hebben, professionaliseren en met andere verenigingen en lokale organisaties de samenwerking aangaan (Van Bottenburg, 2013). De overheid samen met het NOC * NSF en de sportbonden proberen hiermee het beleid, dat ontwikkeld is op landelijk niveau, te implementeren bij de lokale vereniging. Van Bottenburg (2013) stelt dat de keuze om de 'sterke vereniging' te ondersteunen wijst op een vergroting van de autonomie van de sportbonden en NOC * NSF ten opzichte van de aangesloten verenigingen. Echter groeit de maatschappelijke druk op de sportbonden om hun, relatief autonoom opererende verenigingen, hierin mee te krijgen (Van Bottenburg, 2013).

In deze paragraaf is besproken hoe de georganiseerde sport zich heeft ontwikkeld. De veranderingen in de samenleving hebben invloed gehad op de georganiseerde sport in Nederland. Deze veranderingen hebben ook voor spanningen tussen de sportbond en haar lid verenigingen gezorgd. Deze spanningen worden in de volgende paragraaf besproken.

2.2 SAMENWERKING TUSSEN SPORTBONDEN EN VERENIGINGEN

In de periode tot de Tweede Wereldoorlog was het beleid van sportbonden beperkt tot het organiseren van competities en het samenstellen van nationale selecties. Na de Tweede Wereldoorlog hebben een sterke stijging van de aangesloten leden en meer overheidssubsidies geleid tot verruiming van het takenpakket van sportbonden en hiermee samenhangende professionalisering. Binnen sportbonden ontstond aandacht voor jeugdsport, opleidingen en topsport. Dit heeft ervoor gezorgd dat sportbonden autonomer zijn gaan opereren ten opzichte van sportverenigingen (Stokvis, 1989).

(17)

17 Door veranderingen in het subsidiebeleid van het NOC*NSF begin deze eeuw ontwikkelde zij eigen

beleidsdoelen waarin een bijdrage aan overheidsbeleid en subsidievoorwaarden centraler kwamen te staan. Als reactie hierop ontwikkelden de sportbonden nieuwe ambities en beleid. Sportbonden gingen in

toenemende mate ondersteunen bij het beleid en spoorde sportverenigingen aan een rol te spelen bij de uitvoering van dit beleid. Van sportbonden wordt verwacht dat ze veranderingen initiëren en van

sportverenigingen om dit in de praktijk te brengen. Deze sturing van bovenaf lijkt te botsen met de traditionele sturing van onderaf. (Van het Verlaat, 2010).

Tot slot hebben maatschappelijke ontwikkelingen zoals individualisering, commercialisering en vitalisering geleid tot het idee dat de georganiseerde sport zich anders moet organiseren. In 2016 is een werkgroep samengesteld die kijkt naar de mogelijkheden hoe de georganiseerde sport zich moet vormgeven. Deze beweging wordt ook wel ‘Transitie in de Sport’ genoemd (NOC*NSF, 2016b). De ‘Transitie in de Sport’ houdt in dat sportbonden zich voorbereiden op de toekomst. Onderdeel hiervan is dat van sportbonden wordt

verwacht dat ze veranderen in ondernemende organisaties. Enerzijds moeten ze al het goede binnen de georganiseerde sport behouden en bewaken. Anderzijds wordt vernieuwing en innovatie gevraagd en van sportbonden verwacht ze hun ‘relatief autonoom’ opererende lidverenigingen hierin meenemen (NOC*NSF, 2016a).

Sportbonden kunnen er niet automatisch vanuit gaan dat sportverenigingen samen willen werken bij de uitvoering van centraal beleid. Binnen sportverenigingen is ‘competitie’ de dominante kernwaarde (Skille, 2011). Sportverenigingen zijn dus alleen bereid centraal beleid te overwegen als het bijdraagt aan de eigen lokale doelen en uitvoering van sportactiviteiten. Sportverenigingen maken deze overweging op basis van de lokale context, specifieke kenmerken van de lidvereniging en de levenswerelden van de vertegenwoordigers van de lidvereniging (Skille, 2008).

Samenvattend is door ontwikkelingen in de georganiseerde sport de samenwerking tussen sportbonden en sportverenigingen meerdere keren onder druk komen te staan. Het takenpakket van sportbonden is verruimd (Stokvis, 1989) en sportbonden zijn steeds meer gaan aansturen bij beleidsuitvoering (Van het Verlaat, 2010). De huidige beweging ‘Transitie in de Sport’ lijkt deze ontwikkelingen alleen maar te versterken.

(18)

18 2.3 TOPSPORT EN SPORTPARTICIPATIE

Gebleken uit onderzoek naar het effect van topsport op sportparticipatie, is dat televisieaandacht voor topsport of succes in topsport er niet voor zorgt dat de sportparticipatie blijvend stijgt. Van Bottenburg (2003), concludeert dat het Ard-en-Keessie-effect niet bestaat. Het trickle down effect van topsport op

sportparticipatie wordt ook wel zo genoemd. Het effect werd ontdekt in de tijd van de topprestaties van schaatsers Ard Schenk en Kees Verkerk in de jaren zestig en zeventig. De gedachte was dat door de topprestaties en aandacht daarvoor, de deelname aan een sport, schaatsen, zou stijgen.

Het effect is in Nederland onderzocht voor de successen van de hierboven genoemde Ard Schenk en Kees Verkerk en nog vele andere succesvolle Nederlandse topsporters. Nergens was een stijging van de deelname aan de betreffende sport gevonden, die langer dan één jaar duurde.

Er zijn ook voorbeelden waar wel sprake lijkt te zijn van een stimulerend effect van topsport op

sportparticipatie. Het succes van Anton Geesink in judo, met als hoogtepunt goud op de Spelen van 1964 en het succes van Raymond van Barneveld in darts rond 1998 hebben beide tot een sterke groei van de sport geleid. Van Bottenburg concludeert dat het stimulerende effect van topsport op de participatie wel voor kan komen als het gaat om verspreiding van een relatief onbekende sport.

Ook de spectaculaire groei van hockey werd door veel media-aandacht in het daglicht gebracht. Hockey was hier echter geen relatief onbekende sport. De KNHB had al een goed beleid gericht op geborgenheid, veiligheid en kwaliteitsverhoging. Van Bottenburg vermoedt dat de media-aandacht ertoe heeft bijgedragen dat dit beleid zo succesvol is geworden.

Van Bedaf (2012) heeft onderzoek gedaan naar de interventies, doelen en effecten van drie grote

sportevenementen in Nederland. De Grand Départ van de Tour de France in 2010, het WK Tafeltennis in 2011 en de World Open Squash 2011. De volgende vraag stond centraal in het onderzoek: ‘in hoeverre vervullen topsportevenementen de rol van aanjager voor de breedtesport?’.

Voor de drie onderzochte evenementen kan er geen eenduidig antwoord worden gegeven op de hoofdvraag. De drie grote sportevenementen zetten wel in op een verhoging van de sportparticipatie, maar de doelen zijn niet SMART opgesteld. Bij de evenementen zijn ook geen evaluaties achteraf ingepland. Meetbare resultaten zijn dus niet of nauwelijks in kaart te brengen of er wordt weinig tot geen moeite voor gedaan.

Aanbevelingen uit het onderzoek zijn het opstellen van SMART doelstellingen en evaluatie van het evenement om de effecten meetbaar te maken. Activiteiten gekoppeld aan topsportevenementen moeten inzetten op bewustzijn, informatiefactoren, motivatiefactoren, intentiestatus en capaciteitsfactoren. Op deze manier kan een topsportevenement meer bijdragen aan de sportparticipatie in de breedtesport.

(19)

19 2.4 BOUWSTENEN VOOR HET ADVIES

 De "passie" waarop de vereniging georganiseerd was, kwam in gevaar doordat verenigingen gingen professionaliseren;

 Een gevolg van deze vermarkting en vermaatschappelijking is dat van verenigingen wordt verwacht dat zij hun primaire taak op een andere manier gaan uitvoeren of verbreden;

 De professionalisering zorgt ervoor dat sportverenigingen zich verder gaan ontwikkelen van 'mutual - support' organisaties naar 'service - delivery' organisaties;

 In 2016 is een werkgroep samengesteld die kijkt naar de mogelijkheden hoe de georganiseerde sport zich moet vormgeven, ook wel ‘Transitie in de Sport’ genoemd. Belangrijk om te blijven kijken naar de ontwikkeling van de georganiseerde sport;

 Sportbonden kunnen er niet automatisch vanuit gaan dat sportverenigingen samen willen werken bij de uitvoering van centraal beleid. Binnen sportverenigingen is ‘competitie’ de dominante

kernwaarde;

 Het stimulerende effect van topsport en topsportevenementen op sportparticipatie bestaat voor relatief nieuwe sporten;

 Het stimulerende effect van topsport en topsportevenementen op sportparticipatie lijkt bovendien te bestaan als de betreffende sportbond de gegenereerde media-aandacht weet te koppelen aan goed beleid;

 Het stimulerende effect van topsportevenementen kan gerealiseerd worden door het organiseren van side events;

(20)

20

3. VERANTWOORDING ONDERZOEKSMETHODOLOGIE

In dit hoofdstuk wordt in de eerste paragraaf beschreven welke onderzoeksstrategie de onderzoeker heeft gehanteerd en in de tweede paragraaf worden de onderzoeksmethoden beschreven.

3.1 ONDERZOEKSSTRATEGIE

Dit onderzoek betreft een beschrijvend onderzoek. Een beschrijvend onderzoek is onderzoek waarin een beschrijving wordt gegeven over een bepaald onderwerp of een bepaalde groep (Plooij, 2011). Een verklarend onderzoek is een onderzoek waar een verklaring wordt gezocht voor bepaalde verschijnselen (Plooij, 2011). In dit onderzoek is niet gezocht naar een verklaring, maar zijn de wensen en behoeften van het

Watersportverbond en de verenigingen en zeilscholen in Nederland in kaart gebracht.

De informatiebehoefte van de eerste deelvraag betreft de ontwikkelingen van georganiseerde sport in Nederland, samenwerking tussen sportbonden en verenigingen in Nederland en de invloed van topsport op sportparticipatie. Om in te kunnen spelen op de huidige markt is er in dit onderzoek onderzocht wat de huidige trends en ontwikkelingen zijn op de bovenstaande deelvragen.

De informatiebehoefte van de tweede deelvraag betreft de gewenste samenwerking tussen het

Watersportverbond en de verenigingen en zeilscholen. Om het onderzoek van deze informatie te voorzien is onderzocht wat de wensen en behoeften van de verenigingen en zeilscholen zijn, als we het hebben over de samenwerking en onderlinge relatie met het Watersportverbond en de samenwerking met Optimist on Tour. Bij de derde deelvraag is er gekeken naar hoe de relatie en samenwerking van andere sportbonden met hun verenigingen is. Bij de sportbonden is specifiek gekeken naar de samenwerking met de verenigingen als we het hebben over de jeugdprogramma’s.

De informatiebehoefte van de vierde deelvraag betreft de gewenste vorm van samenwerking tussen het Watersportverbond en de verenigingen en zeilscholen. Om tot een conclusie te komen en de adviezen uit te schrijven zijn de resultaten met verschillende medewerkers van het Watersportverbond gedeeld. De

medewerkers van het Watersportverbond hebben de resultaten geanalyseerd en samen met de onderzoek de conclusie gevormd. De onderzoeker heeft daarna de adviezen uitgeschreven en besproken met het

Watersportverbond.

De onderzoekstrategie die gehanteerd wordt in dit onderzoek, is een meervoudige casestudy. Er wordt van een meervoudige casestudy gesproken wanneer het onderzoek zich afspeelt binnen meer dan één groep of organisatie. In dit geval zijn er drie groepen: het Watersportverbond, de verenigingen en zeilscholen en de sportbonden. Er wordt verondersteld dat er een fenomeen onderzocht moet worden binnen de cases. In dit geval is het fenomeen de gewenste samenwerking tussen het Watersportverbond en de verenigingen en zeilscholen op het gebied van het jeugdprogramma, Optimist on Tour. Het doel hierbij is om het fenomeen, in relatie met de betrokken groepen, beter te leren begrijpen (Yin, 2013).

Om de juiste gegevens te verzamelen, is dit onderzoek van kwalitatieve aard. Baarda (2014, p. 22) definieert kwalitatief onderzoek als: “Onderzoek waarbij problemen in en van situaties, gebeurtenissen en personen beschreven en geïnterpreteerd worden met behulp van gegevens van kwalitatieve aard, zoals beleving, ervaringen, betekenisverlening die verzameld zijn via open interviews en/of participerende observatie en/of bestaande documenten.”. Binnen dit onderzoek is het van belang dat de wensen en behoeften van de belanghebbende partijen in kaart worden gebracht. Hierbij is er geen behoefte aan cijfermatige informatie. Hier is alleen behoefte aan als de resultaten van het kwalitatieve onderzoek voldoende informatie voorzien om een enquête op te stellen, die representatief is voor alle verenigingen en zeilscholen in Nederland.

(21)

21 3.2 ONDERZOEKSMETHODEN

In deze paragraaf wordt beschreven welke onderzoeksmethoden de onderzoeker heeft gehanteerd. De observatie, semigestructureerde interviews, data-analyse en de betrouwbaarheid en validiteit zijn achtereenvolgens in sub paragrafen beschreven.

3.2.1 OBSERVATIE

Er is voor dit onderzoek gebruik gemaakt van observatie bij alle interviews met de externe partijen (verenigingen, zeilscholen en andere sportbonden) en interne partijen (medewerkers van het

Watersportverbond). De externe interviews met de verenigingen, zeilscholen en sportbonden vonden plaatst via videochat of telefoongesprek. Tijdens de observatie is de houding van de verenigingen en zeilscholen ten opzichte van het Watersportverbond geobserveerd. Bij de andere sportbonden is vooral gekeken naar de houding van de sportbonden naar haar verenigingen of andere partijen toe.

3.2.2 SEMIGESTRUCTURE ERDE INTERVIEWS

Voor dit onderzoek zijn semigestructureerde interviews afgenomen onder verengingen en zeilscholen en verschillende sportbonden in Nederland. Kenmerkend voor deze manier van interviewen is dat er vooraf topics worden opgesteld die in het interview aan bod komen (Boeije, 2012).

De volgende topics zijn, voor de interviews van de verenigingen en zeilscholen, vastgesteld op basis van literatuuronderzoek: ‘Algemeen’, ‘Rol Watersportverbond’, ‘Rol vereniging of zeilschool’, ‘Verhouding’, ‘Optimist on Tour’, ‘Samenwerking/alternatieve oplossingen’ en ‘Toekomst’.

De volgende topics zijn, voor de interviews van de sportbonden, vastgesteld op basis van literatuuronderzoek: ‘Algemeen’, ‘Algemene vragen voor de sportbonden’, ‘Betekenis verenigingen voor de sportbond’ en ‘Relatie bond met vereniging’.

Daarnaast is het kenmerkend voor semigestructureerde interviews, dat de interviewer naast de topics vrijheid heeft om dieper op onderwerpen in te gaan.

Selectie respondenten

Er zijn in totaal elf interviews gehouden voor het onderzoek. De elf interviews zijn allen individueel

afgenomen, dus er zijn elf personen geïnterviewd. Er zijn in totaal zeven interviews gehouden bij verenigingen en zeilscholen en vier interviews bij de sportbonden. De voorkeur ging uit naar een solo-interview omdat de interviews online zijn afgenomen in verband met het coronavirus. Bij de verenigingen en zeilscholen is

gesproken met bestuursleden, voorzitters en eigenaren. De voorkeur van het Watersportverbond ging uit naar een bestuurslid die zich vooral bezighoudt met de jeugd. Op deze manier was het mogelijk om vragen te stellen over de onderlinge samenwerking met het Watersportverbond in het algemeen en specifiek over de onderlinge samenwerking met de jeugd en Optimist on Tour.

Bij de sportbonden is gesproken met bestuursleden en accountmanagers die een achtergrond hebben of hadden met de jeugdafdeling. Op deze manier was het mogelijk om specifieke vragen te stellen over de jeugdafdeling.

De verenigingen en zeilscholen zijn geselecteerd in overleg met Charlotte van Leerdam (afdeling jeugd). Er is gekozen om acht ‘succesvolle’ verenigingen en acht zeilscholen met een relatief grote jeugd te benaderen voor het onderzoek. De verenigingen en zeilscholen zijn gekozen uit verschillende regio’s door het hele land. De sportbonden zijn geselecteerd in overleg met Zoï Alblas (projectleider Optimist on Tour). Er is gekozen om vier verschillende sportbonden te benaderen en te interviewen.

(22)

22

3.2.3 DATA-ANALYSE

De data is eerst voorbewerkt voordat er is begonnen met het analyseren van de data. De afgenomen interviews zijn volledig uitgeschreven en verwerkt in de bijlages. De data is geanalyseerd op basis het uiteenrafelen en structureren van de data. Dit is nodig om te doorgronden welke onderwerpen er in de ruwe data aan bod komen. Na de uiteenrafeling is de onderzoeker de data gaan structureren. Dit is het in elkaar zetten van de gegevens die voortkomen uit de uiteenrafeling. Het eindresultaat van de uiteenrafeling en structurering dient in dienst te staan van de probleemstelling en vormen uiteindelijk de adviezen.

3.2.4 BETROUWBAARHEID EN VALIDITEIT

Twee belangrijke indicatoren voor de kwaliteit van het onderzoek zijn betrouwbaarheid en validiteit. Indien een herhaling van waarneming tot gelijke uitkomsten leidt is een onderzoek betrouwbaar. Om dit mogelijk te maken is in dit hoofdstuk beschreven hoe de onderzoeker te werk is gegaan, hierdoor kunnen de stappen van de onderzoeker na worden gegaan (Boeije, 2012). Bij kwalitatief onderzoek is de betrouwbaarheid moeilijker te waarborgen doordat de onderzoeksmethoden een minder gestandaardiseerd karakter hebben dan bij kwantitatief onderzoek. De onderzoeker heeft college gevolgd om een open en neutrale blik te houden en is zich bewust van zijn rol in het onderzoek. De onderzoeker is zich ervan bewust dat hij werkzaamheden verricht voor het Watersportverbond en dit kan vooroordelen met zich meebrengen. Tevens kunnen de antwoorden van de respondenten zijn beïnvloed doordat de onderzoeker werkzaamheden verricht voor het

Watersportverbond.

Een kwalitatief onderzoek is valide als de mate waarin de methode en de structuur van het onderzoek ervoor zorgen dat de resultaten en conclusies ook werkelijk het beoogde verschijnsel meten (Boeije, 2012). De onderzoeker heeft de validiteit van het onderzoek gewaarborgd door de methodologie uitgebreid te

(23)

23

4. SUCCESVOLLE VERENIGINGEN

In 2020 telt het Watersportverbond ruim 400 watersportverengingen door heel Nederland. Sommige van deze verenigingen zijn succesvoller dan anderen. Bij vier verenigingen zijn bestuursleden geïnterviewd.

Jeugdzeilen Hellevoetsluis is de eerste vereniging die geïnterviewd is. De organisatie bestaat uit drie succesvolle verenigingen die allemaal aangemeerd zijn aan de Heliushaven. Daarna komt de koninklijke watersportvereniging de Kaag aan bod. Eén van de grootste en oudste verenigingen in Nederland. Zetten zich ook actief in op het wedstrijdzeilen. Watersportvereniging Giesbiek is een grote vereniging met een haven met maar liefst 440 ligplaatsen. Als laatste wordt Sleattemermar, een relatieve kleine vereniging in het Noorden van het land beschreven. Sleattemermar is druk bezig met het werven van jeugdleden naar de vereniging, maar probeert eerst alles intern op de rit te krijgen.

In paragraaf 4.1 worden de resultaten van de interviews beschreven aan de hand van de zes topics die gehanteerd zijn tijdens de interviews. Het hoofdstuk wordt afgesloten met bouwstenen voor het advies (4.2). 4.1 RESULTATEN INTERVIEWS

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de vier geïnterviewde verenigingen beschreven. De resultaten worden uitgeschreven aan de hand van zes topics. Dit zijn de topics die gebruikt zijn in het interviewschema, het gaat om de volgende topics: activiteiten van de vereniging, rol van het Watersportverbond voor de vereniging, rol van de vereniging voor het Watersportverbond, verhouding tussen vereniging en het Watersportverbond, Optimist on Tour en alternatieve ideeën en de toekomst. In dit hoofdstuk zal gebruik gemaakt worden van citaten uit de interviews om bepaalde aspecten goed naar voren te brengen. Activiteiten van de vereniging

Elke vereniging heeft een vast aanbod aan activiteiten. Sommige verenigingen organiseren naast deze vaste activiteiten ook nog andere leuke activiteiten. In deze paragraaf worden de activiteiten van de verenigingen besproken en toegelicht.

De verenigingen hebben allemaal ongeveer dezelfde structuur. Deze structuur bestaat uit een voorzitter, secretaris, penningmeester en bestuursleden hebben. Daaronder zitten vaak commissies die zich bezighouden met de uitvoerende taken zoals, jeugdcommissie, wedstrijd commissie, activiteitencommissie etc.

De verenigingen houden zich bezig met het organiseren van activiteiten voor de huidige leden om deze te behouden en te betrekken bij de vereniging. Er worden dus niet veel activiteiten georganiseerd om nieuwe leden aan te trekken. Het is vaak al lastig voor verenigingen om de huidige leden te behouden. Dit wil niet zeggen dat de verenigingen hier niet mee bezig zijn. Er wordt door de verenigingen aangegeven dat er meer samengewerkt kan worden tussen de verenigingen onderling en andere betrokkenen partijen bij de watersport. Deze samenwerking heeft vooral betrekking op het organiseren van activiteiten om nieuwe jeugdleden aan te trekken.

Het valt op dat de jeugd het traditionele zeilen soms niet stoer genoeg meer vindt zegt Gijs Vrind (bijlage X). Dat maakt het lastig om bestaande jeugdleden te binden aan onze vereniging. Aan ons dan om samen met het Watersportverbond deze sport weer interessant te maken.

Ruben (bijlage X), van watersportvereniging Giesbeek, geeft aan dat een belangrijke activiteit van de

vereniging het opleiden van eigen instructeurs is. Ze hebben een grote poule met instructeurs, maar veel van deze instructeurs stoppen en er komen geen nieuwe bij. Het is voor verenigingen lastig om voldoende kader (instructeurs) op te leiden voor lessen en trainingen.

(24)

24 Rol van het Watersportverbond voor de vereniging

Wat het Watersportverbond allemaal doet voor de verenigingen en wat de verenigingen verwachten van het Watersportverbond wordt in deze paragraaf uitgeschreven.

Het Watersportverbond is een overkoepelende organisatie waar verenigingen op kunnen terugvallen. De verenigingen vinden het prettig als ze met vraagstukken zitten, ze bij het Watersportverbond kunnen

aankloppen of het gewoon op de website kunnen opzoeken. Daarnaast is het ook prettig voor de verenigingen om de richtlijnen van het Watersportverbond op te volgen, zo kunnen de verenigingen geen dingen doen die niet kunnen of mogen.

Verenigingen kunnen niet specifiek benoemen wat er eigenlijk allemaal, op het gebied van jeugd, voor hun georganiseerd wordt door het Watersportverbond naast de gebruikelijke zaken zoals wedstrijdzaken, tucht etc. Kaj (bijlage X) van watersportvereniging Sleattemermar geeft in het interview aan dat er een regionale vergadering is voor de verenigingen. Deze worden als nuttig ervaren en de vereniging probeert altijd een afgevaardigde heen te sturen. Het contact dat het Watersportverbond nu tijdens de coronaperiode heeft met de verenigingen wordt als prettig ervaren. Volgens de verenigingen is dit de juiste manier om op de hoogte gebracht te worden en dit mag altijd wel zo gedaan worden.

Vervolgens is aan de verenigingen gevraagd om aan te geven wat zij verwachten van het Watersportverbond. Twee verenigingen geven duidelijk aan wat zij verwachten van het Watersportverbond, de andere twee vinden het moeilijk om dit goed te omschrijven. Aangegeven wordt dat ze het belangrijk vinden dat het

Watersportverbond een overkoepelende rol heeft naar de verenigingen. Verder is het belangrijk dat ze helpen met het faciliteren van bepaalde zaken zoals het regelen van de opleidingen voor instructeurs en het zoeken naar geschikt wedstrijd comité. Verenigingen geven aan dat dit steeds lastiger wordt om zelf te regelen omdat ze het druk hebben met de belangrijke zaken die de vereniging omhooghoudt. Daarnaast zijn de verenigingen tevreden over de kaderstelling van de bond, ze vinden het prettig dat ze snel instappen op bepaalde actuele onderwerpen en aangeven hoe verenigingen hiermee kunnen omgaan. Ook wordt er aangegeven dat het belangrijk is om meer samen te werken tussen de verenigingen onderling en tussen de bond en de vereniging. Hierop aansluitend is gevraagd of de verwachting naar het Watersportverbond in de loop der jaren is

veranderd. Alle verenigingen geven aan dat dit in positieve zin is veranderd in de loop der jaren. Ze zien dat het Watersportverbond druk bezig is om ervoor te zorgen dat het allemaal makkelijker gemaakt wordt voor verenigingen. Zo zien ze bijvoorbeeld dat het steeds toegankelijker wordt om eigen instructeurs op te leiden. Toch is er een nog een lange weg te gaan volgens de verenigingen.

De verenigingen geven aan steeds meer te willen samenwerken met het Watersportverbond. Ze zouden hier graag nog wel verder in willen ontwikkelen. Het contact met bepaalde werknemers van het

Watersportverbond ervaren verenigingen als prettig. Ze hebben dan een direct aanspreekpunt en zien ze ook wie de werknemers van de bond zijn. Dit zorgt voor een betere samenwerking. Persoonlijk contact met direct verantwoordelijke bij Watersportverbond is goed en maar kan eventueel frequenter.

Rol van de vereniging voor het Watersportverbond

Het is niet alleen belangrijk om te weten wat het Watersportverbond voor de verenigingen betekent, maar ook wat de verenigingen voor het Watersportverbond betekend. Wat kan het Watersportverbond verwachten van haar verenigingen? Hoe zetten zij zich in voor het Watersportverbond en voor de watersport in het algemeen? De antwoorden op deze vragen worden in deze paragraaf beschreven.

Naast de algemene inzet van een vereniging, zetten de verenigingen zich in voor de watersport. Leden en vrijwilligers van een verenigingen hebben passie voor de watersport en zij proberen samen met de vereniging

(25)

25 de watersport aantrekkelijk te maken voor anderen. De verenigingen zetten ook veel in op de jeugd, omdat er veel vergrijzing optreedt bij de verenigingen.

Zoals eerder al beschreven werd zijn de verenigingen actief bezig met de jeugd. Hier ligt vaak de nadruk meer op het binden van de jeugdleden dan het werven van de jeugdleden. Gijs Vrind (bijlage X) geeft bijvoorbeeld aan dat zij met de jeugdteams naar verschillende evenementen toe gaan. Dit zijn regionale en nationale wedstrijden voor jeugdzeilers. Er zijn overigens ook verenigingen die met hun jeugdleden geen andere wedstrijden bezoeken, maar alleen onderlinge wedstrijden varen. Kaj (bijlage X) van watersportvereniging Sleattememar verteld in het interview dat zij bezig zijn om meer jeugdleden te werven. Zo vragen zij aan de leden (vaak ouders van jonge kinderen) om hun kinderen aan te moedigen om ook te komen watersporten bij de vereniging. Daar willen de ouders dan vaak ook iets voor terug. Om iets terug te doen voor de leden moet het intern eerst op orde zijn geeft Kaj (bijlage x) aan. Daarnaast proberen ze ook lokale bekendheid te creëren door bijvoorbeeld trainingen te geven voor een vaarbewijs. Jeugdzeilen Hellevoetsluis (bijlage X) geeft daarentegen aan dat zij niet veel organiseren voor de jeugd omdat zij het druk hebben met andere dingen door het seizoen heen. De verenigingen komen simpel weg handen te kort.

Verenigingen organiseren eigenlijk heel veel voor jeugd alleen al door lessen en trainingen te organiseren. Verenigingen zijn er alleen nooit echt op bedacht dat je reclame moet maken om nieuwe

deelnemers/jeugdleden te krijgen.

De verhouding tussen vereniging en het Watersportverbond

De verhouding tussen een vereniging en een sportbond is belangrijk. Hierin moet de juiste balans gevonden worden. Dit verschilt natuurlijk per vereniging, maar waar zitten knelpunten of valkuilen? Zijn deze er niet en zijn de verenigingen tevreden? De antwoorden op deze vragen worden in deze paragraaf beschreven. Uit de interviews komt naar voren dat de vier verenigingen tevreden zijn over de huidige verhouding tussen hun vereniging en het Watersportverbond. Ze ervaren vrijwel geen druk vanuit het verbond. Dit mag volgens sommige verenigingen wel meer. De adviserende rol van het Watersportverbond wordt als prettig ervaren. De verenigingen merken wel degelijk dat het Watersportverbond inzet op werven van nieuwe deelnemers voor de watersport. Optimist on Tour vinden ze een initiatief hiervoor. Kaj (bijlage X) geeft aan dat zij merken dat er een landelijke campagne achter zit, maar dat ze niets merken van eventuele doorstroom of aanhaken bij.

Aan drie verenigingen is ook gevraagd hoe zij de communicatie vanuit het Watersportverbond ervaren. Mark (bijlage X) van jeugdzeilen Hellevoetsluis geeft aan dat zij de communicatie op dit moment erg prettig vinden en dat dit in positieve zin is veranderd de afgelopen tijd. De verenigingen hebben contact met Charlotte, een medewerker van het Watersportverbond en vinden het prettig om op deze manier een aanspreekpunt te hebben bij het Watersportverbond. Gijs Vrind (bijlage X) van de Kaag, geeft aan dat hij de communicatie niet optimaal vindt. Er wordt vaak langzaam gereageerd en er is weinig informatie concreet voor hun vereniging. Volgens Gijs zijn er weinig korte lijntjes (directe communicatie tussen een vereniging en een medewerker van de bond) tussen de vereniging en de bond. Zo worden bepaalde zaken in het niets gelaten. Ruben (bijlage X) van watersportvereniging Giesbeek geeft aan dat hij tevreden is over de communicatie met het

Watersportverbond. De mails zijn overzichtelijk en dat is prettig. Verder is er weinig telefonisch contact met de verenigingen en dit is wel wenselijk.

Optimist on Tour

Optimist on Tour is een belangrijk middel van het Watersportverbond om de jeugd kennis te laten maken met de watersport. In deze paragraaf wordt er door de verenigingen antwoord gegeven op een aantal vragen wat betreft Optimist on Tour.

(26)

26 Zoals eerder beschreven, geven de vier verenigingen aan dat Optimist on Tour een goed concept is, maar dat het lastig blijft om mensen echt te laten zeilen. Veel verenigingen weten niet hoe ze kunnen participeren, een bijdragen kunnen leveren of hoe ze kunnen aanhaken bij Optimist on Tour, maar staan hier wel voor open. Echter willen zij eerst alles intern op orde krijgen voordat zij verder willen samenwerken met Optimist on Tour. Daarentegen geeft Gijs (bijlage X) van watersportvereniging Giesbeek aan dat er weinig met de opvolging van Optimist on Tour wordt gedaan. Het is voor veel kinderen een leuke activiteit, maar daar blijft het dan bij. Als een vereniging zelf aanwezig is bij Optimist on Tour, zal de kans op doorstromen hoger zijn.

Ideale samenwerking en de toekomst

In het laatste topic is er aan de verenigingen gevraagd hoe zij de ideale samenwerking met het

Watersportverbond zouden omschrijven. Daarnaast is er gevraagd of de verenigingen nog alternatieve ideeën hebben over een nieuwe vorm om de jeugd kennis te laten maken met de watersport. Als laatste is er aan de verenigingen gevraagd hoe hun toekomst eruitziet als vereniging.

De ideale samenwerking voor de verenigingen is veel en persoonlijk gericht contact met het

Watersportverbond. De verenigingen vinden het prettig om veel op eigen houtje te kunnen doen. Mochten ze wel met vragen of problemen zitten dan kunnen ze altijd terugvallen bij het Watersportverbond. Daarnaast is het belangrijk dat de kwaliteit van de dingen die het Watersportverbond georganiseerd in orde is. De

faciliterende rol van het Watersportverbond is daarom gewenst.

De Kaag werkt samen met SAILacademie. Dit is een zeilschool waar ongeveer duizend kinderen per jaar naar toe gaan. Ondanks dat er duizend kinderen paar jaar aanwezig zijn op de zeilschool, wordt er weinig gemerkt van de doorstroom naar verenigingen. De samenwerking tussen zeilscholen en verenigingen kan beter. De meeste verenigingen zijn niet onzeker over hun toekomst. De verenigingen zullen blijven bestaan en altijd doorgaan met wat ze doen. Sommige verenigingen onderzoeken andere vormen van lidmaatschap, bieden andere activiteiten aan of doen meer aan verhuur van materiaal. Zo proberen zij de drempel voor het zeilen te verlagen.

De verenigingen hopen op kort termijn meer jeugdleden te werven. Meer activiteiten in de zomer aanbieden is al een grote stap. Verder gaan sommige verenigingen meer naar het jeugd/wedstrijd zeilen en dat is een goed teken. Hierdoor komt het jeugd/wedstrijd zeilen meer in beeld en hebben mensen een beter beeld van de sport. Een enkele vereniging richt zich liever eerst intern om alles goed op de rit te krijgen. Daarna willen ze graag meer jeugdleden naar de vereniging krijgen.

(27)

27 4.2 BOUWSTENEN

 Door verenigingen wordt van het Watersportverbond een open houding en open communicatie verwacht. Daarnaast wordt persoonlijke communicatie (telefonisch of in het echt) ook als prettig ervaren;

 De verenigingen zijn meer bezig met het behouden van leden dan nieuwe aantrekken;

 Het Watersportverbond is een overkoepelende organisatie waarop teruggevallen kan worden als er problemen voordoen, dit wordt als prettig ervaren;

 Verenigingen ervaren soms weinig druk vanuit het Watersportverbond. De druk bestaat uit

adviezen/eisen die het Watersport deelt met de verenigingen. Volgens de verenigingen mag er meer druk vanuit het Watersportverbond komen. Op deze manier weten verenigingen wat ze wel en niet kunnen doen en zal de samenwerking tussen de verenigingen en het Watersportverbond verbeteren;  De vier verenigingen vinden Optimist on Tour een goed concept, maar vinden dat het zeilen nog meer

naar voren mag gehaald worden;

 Veel verenigingen weten niet hoe ze kunnen participeren, een bijdragen kunnen leveren of hoe ze kunnen aanhaken bij Optimist on Tour, maar staan hier wel voor open;

 Soms moet het intern (de kwaliteit) bij de verenigingen eerst goed op orde zijn, voordat ze kunnen samenwerken met andere partijen;

 Van het Watersportverbond wordt verwacht aandacht (exposure) te generen voor de watersport;  Er is niet één aanpak, succesvolle ledenwerving ontstaat door te kijken naar de lokale situatie en

daarop in te spelen;

 De verenigingen hopen op kort termijn meer jeugdleden te werven. Het volplannen van de zomer met allerlei activiteiten is hier een voorbeeld van;

 Eén vereniging geeft aan het prettig te vinden om de regionale vergaderingen bij te wonen. De andere geven wel aan dit nuttig te vinden, maar doen er niet veel mee.

(28)

28

5. SUCCESVOLLE ZEILSCHOLEN

In Nederland zijn er 80 zeilscholen met CWO-kwalificaties. Zeventien zeilscholen zijn aangesloten bij het Watersportverbond. Het Watersportverbond zoekt meer samenwerking met zeilscholen en probeert

samenwerking tussen zeilscholen en verenigingen te ontwikkelen/stimuleren. In totaal zijn er acht zeilscholen benaderd. Van de acht zeilscholen die benaderd hebben er drie positief gereageerd en bij deze zeilscholen zijn bestuursleden geïnterviewd.

De eerste zeilschool die geïnterviewd is, is Vinea zeilscholen. Vinea zeilscholen is naast één van de grootste zeilscholen in Nederland ook een grote reisorganisatie. De bestaansrede van Vinea is de zeilkampen voor kinderen en daar zetten zij zich nog steeds volop voor in. Daarna komt zeilschool Zuidlaardermeer aan bod. Zeilschool Zuidlaardermeer houdt zich al ruim 40 jaar bezig met het verzorgen van vakantieweken. De zeilschool is iets meer extern gericht dan intern en wil dit in de komende jaren omdraaien. De laatste zeilschool die geïnterviewd is, zeilschool de Morra, is niet een grote zeilschool, maar wel een bekende. Al 45 jaar organiseren zij sportkampen in Zuidwest Friesland.

In paragraaf 5.1 worden de resultaten van de interviews beschreven aan de hand van de zes topics die gehanteerd zijn tijdens de interviews. Het hoofdstuk wordt afgesloten met bouwstenen voor het advies (5.2). 5.1 RESULTATEN INTERVIEWS

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de drie geïnterviewde zeilscholen beschreven. De resultaten worden uitgeschreven aan de hand van zes topics. Dit zijn de topics die gebruikt zijn in het interviewschema, het gaat om de volgende topics: activiteiten van de zeilschool, rol van het Watersportverbond voor de zeilschool, rol van de zeilschool voor het Watersportverbond, verhouding tussen de zeilschool en het Watersportverbond, Optimist on Tour en alternatieve ideeën en de toekomst. In dit hoofdstuk zal gebruik gemaakt worden van citaten uit de interviews om bepaalde aspecten goed naar voren te brengen. Activiteiten van de zeilschool

Zeilscholen zijn te definiëren als commerciële sportaanbieders. Het aanbod voor de klanten wordt op basis van deze doelstelling gevormd. De zeilscholen verschillen van elkaar. Vinea is niet alleen een zeilschool, maar ook een reisorganisatie. Hierdoor hebben ze een groot bereik, veel samenwerking met verschillende partijen en een groter managementteam dan de andere zeilscholen. Bij zeilschool De Morra en Zuidlaardermeer ligt de focus vooral op het lesgeven en de zomerkampen. Zeilscholen geven les op eigen accommodatie. Vinea heeft een hoofdkantoor, huurt accommodatie voor de zomer en heeft accommodatie in bezit.

De focusdoelgroep van de zeilscholen is de jeugd tussen 7 en 18 jaar is. Naast het organiseren en uitvoeren van zomerkampen verhuren zeilscholen accommodatie, boten en organiseren ze evenementen en

schoolkampen.

De zeilscholen hebben ieder ook hun eigen instructeursopleiding en een grote poule met instructeurs. Dit is volgens de zeilscholen heel belangrijk. Door cursisten de kans te geven zichzelf verder te ontwikkelen bij de zeilschool creëer je een prettige sfeer volgens Remco (bijlage XI) van zeilschool de Morra. Zeilscholen proberen een groep te creëren met een onderlinge band die zich graag inzetten voor de zeilschool

Rol van het Watersportverbond voor de zeilschool

August (bijlage XI) van zeilschool Vinea geeft in het interview aan dat zij ooit zijn aangesloten bij het

Watersportverbond om meer jeugd naar de zeilschool te halen. Over het algemeen vinden de zeilscholen het belangrijk dat er algemene begeleiding is vanuit het Watersportverbond. Met algemene begeleiding wordt het op de hoogte gehouden worden van ontwikkelingen rondom de watersport en andere watersport

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verschillende activiteiten werden (weer) geannuleerd of anders georganiseerd en ook een door een leerling gewonnen educatief uitstapje - voor de hele groep naar een museum - kon

Omdat het door de Coronamaatregelen voorlopig niet meer mogelijk is om in het dienstencentrum te komen eten, kunnen de maaltijden van maandag tot vrijdag afgehaald worden..

Niet alleen mensen met een beperkt inkomen, maar ook kwetsbare groepen zoals mensen die uit de maatschappelijke opvang komen, die nog maar net in Nederland zijn of die door

Een rechte en een cirkel kunnen geen, één of twee punten gemeen hebben. Beweeg met de schuifknop om dit

je oefenen in leven met de woorden uit Gods mond, zoeken naar Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid:. juist in deze veertig dagen kunnen we dáár mee

Boeren doen veel moeite om voor iedereen genoeg eten te maken.. En dat kost natuurlijk water

Jullie hebben het misschien al gezien of misschien ook niet, maar Scouts en Gidsen Peutie verkoopt zijn eigen herbruikbare mondmaskers?. Mega

Het eerste doel van dit proefschrift is daarom de relatie tussen enerzijds positieve en negatieve bejegening van jongeren met een licht verstandelijke beperking en gedragspro-