• No results found

GEOCOMmunicatie 18 over de oeratmosfeer, een missing link, vaak onverwachte verschijnselen die samenhangen met continentverschuiving, en zwerfsteensponzen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "GEOCOMmunicatie 18 over de oeratmosfeer, een missing link, vaak onverwachte verschijnselen die samenhangen met continentverschuiving, en zwerfsteensponzen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

39 AFZETTINGEN WTKG 22(2). 2001

GEOCOMmunicatie 18

overdeoeratmosfeer, een

missing link,vaak onverwachte verschijnselen die samenhangen

metcontinentverschuiving,

en zwerfsteensponzen

A.J.+(Tom) vanLoon*

Inleiding

Atmosfeer bevatte2,5 miljard jaar geleden nauwelijks zuurstof

Deanalyse van eenbodem die is gedateerdop 2,6-2,45 miljard jaar oud, geeftaandat de atmosfeertoen

nog nauwelijks zuurstof bevatte. Dat er in debegintijd vandeaardeeenzuurstofloze(ofbeter:zeerzuurstofarme) atmosfeer was, is reedslang bekend, maarhetmoment

waaroper- geologisch gezien zeerplotseling -een

zuur-stofrijkeatmosfeerontstond,isnognietgoedbekend.Dat iseengevolg van het feit dat oudegesteentende

atmos-ferische omstandigheden tijdenshunvormingalleen re-delijkkunnen weerspiegelen indienzegedurende betrek-kelijk lange tijd aan de luchtzijn blootgesteld. In zo’n

situatie ontwikkelt zich een bodem, waarin mineralen wordenomgezetonder invloedvanbodemvormende

pro-cessen. In deloopvan de geologische geschiedenis zijn devroegste gesteentenechtervoor eenzeergroot gedeelte door erosieverdwenen,of onder invloedvanbewegende lithosfeerschollentot in de aardmantel

weggedrukt en omgesmolten. Uit de toch

nogovergebleven restantenzijn slechtsweinig oude bodems bekend. Envan

datbetrekke-lijk geringeaantal bodems iseengrootdeel in deloopder geologische geschiedenis weer sterk veranderd, onder meerdoorblootstelling aande laterzuurstofrijke

atmos-feer. Bovendienzijn de oude bodems nietaltijd goedte

dateren. Al dieomstandigheden maken hetmoeilijkom deomslag van de zuurstofarmenaardezuurstofrijke

at-mosfeertedateren.

Japanseonderzoekersvande UniversiteitvanTokyo heb-ben, samen meteen medewerkervan deGeologische DienstvanCanada,nuechtereengoed gedateerdebodem

onderzocht. Diebodem had zichontwikkeldopeenoude graniet (bij dePronto-mijn in Canada). In die bodem vormde zich als gevolg van bodemvormendeprocessen eencerium-rijke (en tevenslanthaanenneodymium be-vattende) variantvanhet zeldzaam voorkomende mine-raalrhabdofaan, dat het veelalgemenere mineraalapatiet verving.Het rhabdofaankongedurende de2,5 miljard jaar

nazijn vorming in de bodemblijven bestaan omdathet nauwelijks oplosbaarisentevensgoed bestendig is tegen

hitte(wat vanbelang isbij diepe begravingonderjongere gesteenten).

Zowel in hetgranietals in het mineraalrhabdofaanbleek het(inminiemehoeveelheden) inoplossing voorkomende ceriumvoortekomen alsdriewaardige ionen. Dat is ty-perendvoorniet-oxidatieveomstandigheden, wantin jon-gere bodemsvormt cerium directvierwaardige ionenen verbindt zichmetzuurstoftot CeO

z (het

mineraal ceria-niet). Zo’n2,5 miljard jaar geleden moetde bodem dus

nogblootgesteld zijn geweestaan een(vrijwel) zuurstof-lozeatmosfeer. Uit anderegegevenswordt het waarschijn-lijkdat deomslag van zuurstofarmnaarzuurstofrijk mi-nimaal2,2miljard jaar geleden plaatsvond.De onderzoe-kersmenendatmeerstructureel onderzoeknaardevalentie van cerium in oude gesteenteneen goede mogelijkheid biedtom deovergangnaar eenzuurstofrijke atmosfeer in kaarttebrengen.

Referentie:2

‘Missing link’ uit evolutievan vogels

gevonden

Talrijke recentevondsten, vooraluitChina, leveren steeds meeraanwijzingen vooreenevolutievan de

vo-gelsvanuit dinosauriërs. Het bleef echter steedseen raad-sel hoe deontwikkeling van de modernevogels vanuit hun voorgangersheeftplaatsgevonden. Dankzij de vondst

vaneen soort ‘missinglink’is daarinnu

verandering ge-komen. TweeAmerikaansegeologen beschrijven

name-lijkeennieuwesoort diegedurende hetLaat-Krijt, om-streeks 80 miljoen jaar geleden, inMongolië leefde, en diebuitengewoon goed gefossiliseerd blijkt. Daardoor kunnentalrijkedetailswordenonderscheiden.

Paleonto-logen zijn van mening dat de vondst van uitzonderlijk belang isvoor eengoed begrip vanhetontstaan van de modernevogels,medeomdatde vroege

ontwikkeling aan-zienlijk gecompliceerder moetzijn geweest dan eerder Het isweerdetijddat allegeologen het veldingaan,en

dus welandere(en leukere) dingenaanhun hoofd hebben dan het lezenvan artikeltjes. Hoewel...Afzettingen blijft toch altijd weerheerlijk

-geestelijk - smullen. Daarom

waag ik hetooknu weer om eenaantalonderwerpen in deze rubriekaantekaarten. Het is ditmaaleenpotpourri van de meestuiteenlopende onderwerpen, vanoudnaar jong,zodat iedere lezerertoch wel ietsvanzijn gadingin zal kunnen vinden. Enkelebijdragen hebben echtereen

-veelal onverwacht- verbandmet

continentverschuiving; datonderwerp blijft altijdweerverrassingen in de

litera-tuur opleveren.

Kortom: ik hoop (en verwacht) voor iedereen veel lees-plezier, maarzorgdathet niettenkoste

gaatvanhet veld-werk,want datvormtnueenmaal nogaltijdde basisvoor publicaties. En zonder diepublicaties kunnen we geen goed veldwerk doen. Heteenkan dus niet zonder het an-der,endat moetenweookmaar zohouden.

(2)

AFZETTINGEN WTKG22(2), 2001 40

werd aangenomen.

De huidige vogels, diebehorentotdeOrnithurae,

stam-menafvan deEnantiomithes, een groep diegedurende hetbegin van het Krijt (140 miljoen jaar geleden) ont-stond,dieeenlangdurige bloeitijdmeemaakte voordatze zo’n 70miljoen jaar geleden uitstierven, en waarvan di-verse fossiele restanten (maargeencomplete skeletten) bewaardzijn gebleven.Van de vroege Ornithuraezijn twee complete skelettenbekend, die beide in denegentiende eeuw werden gevonden. Het gaat daarbij om twee ver-schillendegeslachten.

Hetnuontdektefossiel, Apsaravisukhaana(desoortnaam

isafgeleid van devindplaats, UkhaaTolgod), vertegen-woordigt eenderdegeslacht (endus ookeennieuwesoort). Waar detweeeerder ontdekte soortenindeloop van de geologische geschiedenis waren platgedrukt, is het nu

gevonden fossiel dooreenspeling vanhet lotvrijwel on-geschonden inzijn originele3-dimensionalevormbewaard gebleven (al liggen niet alle botjes nog precies op hun plaats).Dit maakteenanalysevanzijndiverse karakteris-tieken uiteraard veel betermogelijk.

Deontdekkersbeschrijven27kenmerken dietypisch zijn

voor de Ornithurae(onder meerde tienvergroeide wer-vels vanhetheiligbeen, maarook 12 kenmerken diejuist karakteristiekzijnvoor de fossielen dietot nutoebijde Enantiomitheszijn ingedeeld. Daarmeelijkt de nieuwe

soorteentypischeovergangsvormtevertegenwoordigen.

Eenprobleem ishierbij nog wel dat debekendefossielen van Enantiomitheszo fragmentarisch zijn,dat paleon-tologen nietmetzekerheid durventestellen dat de diverse kenmerken dieaan henwordentoegeschreven ook dia-gnostisch voor die groepzijn. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt deontwikkelingvandevogelsechter nog veel ingewikkelder danhij nu lijkt.

Referentie:3,8

Gebergten beïnvloedden continent-verschuiving

Toen het vroegeresupercontinent ‘Gondwanaland’ zo’n kleine 200miljoen jaar geleden geleidelijk ineen aantal continenten uiteenbegon te vallen, gebeurde dat

opeenwijzedie sterk medebepaald lijkt door depositie van de toen bestaandegebergteketens en grote slenk-systemen. De aardwetenschappen M. Krabbendam (Monash Universiteit inMelboume)enT.D. Barr(AFEX International, Houston) komen tot deconclusie datvan deca.25.000 km langekustzonevan deuiteengedreven delenvanGondwanaland ongeveer45%evenwijdig ligt

aanoudeplooiingsgebergten in hetsupercontinent, dat ongeveer46% daareen hoekmee maakt, endat datbij

ongeveer9% vande totalelengtenietduidelijk is. Omdat plooiingsgebergten een relatiefgeringe oppervlakte be-slaan,is het feit dat zoveelvande nieuwekustlijnen even-wijdigmetdiegebergten lopen,nietmettoevalte verkla-ren.Kennelijk iserduseenrelatietussendeliggingvan

diegebergten en devormvan deuiteendrijvende

conti-nenten.Daarstaatechterweertegenover daterin het oude

supercontinentongeveer 20.000 kmplooiingsgebergte lag dat geen enkele relatie methet uiteenvallenlijktte heb-ben.

De onderzoekers komen danooktotdeconclusiedat som-mige gebergteketens eenrelatiefsterkdeelvan de litho-sfeeruitmaakten, terwijlanderejuistzwaktezones vorm-den. Dat laatstelijktdus hetmeestevoortekomen. Krab-bendamen Barr verklaren dat op basis van een mecha-nisme dateenTolmoethebbengespeeld (en waarschijn-lijk ook nu nogspeelt) bij hetontstaan van plooiings-gebergten enbij continentverschuiving. Datonderliggende mechanisme is deverwijdering van materiaal uit het

bo-venstegedeeltevande aardmantel(de zogeheten

thermi-schegrenslaagvandelithosfeer)doorde convectiestromen in de aardmantel.Opbasisvanthermische modellenstel-len deonderzoekersvastdat devorming vanrelatiefkleine plooiingsgebergten (d.w.z. gebergten waarin deplooiing voor een verdikking vanhet betrokken gesteentepakket zorgt van minder dan50%) nietof nauwelijks gepaard gaat metverwijdering van materiaal uit de thermische grenslaag; dergelijke gebergten vormen,door de

toege-nomendiktevandeaardkorst,dusjuiststerkezones. Grote plooiingsgebergten vormen echterjuist zwaktezones, meestal omdaterveel materiaal uit de thermische grens-laag verwijderd wordt,maarookals datniethetgevalis. Van de oudegebergtenuit hetsupercontinent Gondwana-land is zoweinigoverdat het moeilijkisomvast te stel-len of ditthermische modeleenjuiste verklaring geeftvoor de relatie tussen deliggingvandegebergten endeopdeling in continenten. Het modelopent echter wel de mogelijk-heidomdaarnaarnusystematischonderzoektegaan

uit-voeren.

Referentie: I

Zwareaardbeving opKretavan 365 n.Chr.

gevolg van tijdelijk versneidebeweging van Afrika

Deopdelingvansupercontinenten inuiteendrijvende continentenhangt,zoals hierbovenaangegeven,samenmet

de positievan gebergten. Aan de anderekantwetenwe

dat botsendecontinentengebergtendoenvormen.Zozette de noordwaartsebeweging van Afrika, leidend toteen botsing metEuropa,devormingvanondermeerdeAlpen in gang. Maar debeweging van Afrika heeft

nogmeer gevolgen voorEuropa. Op21juli365 werd Kreta getrof-fen dooreenzware aardbeving, in groottevergelijkbaar

metdeaardbeving die Alaska in 1964 trofendie daareen

verwoestend spoor achterliet datgemakkelijkin de afzet-tingen uit dietijd isterugte vinden. Voor deaardbeving

op Kreta geldtongeveerhetzelfde:bijna alle steden op het eiland werden (evenals veel steden in het Midden-oosten) verwoest, en erontstondeenseismische vloed-golfdie deNijldelta overspoelde. Dezeaardbeving blijkt

(3)

41

AFZETTINGEN WTKG 22 (2),2001

nuineengeologisch kadertekunnen wordengeplaatst. Hetwasverreweg dezwaarsteaardbeving in het gebied

vande Middellandse Zee diebekend is uithistorischetijd. StathisStiros,eenaardwetenschapper vande Universiteit vanPatras(Griekenland) geeftaandat deaardbeving een vande eerste vormde in eenserieaardbevingen die het oostel;ijkdeelvande MiddellandseZeeteisterdentussen het middenvande vierdeenhet middenvande zesdeeeuw.

Ditinterval duidthij aan als het ‘Vroeg-Byzantijnse Tectonische Paroxisme’. Vooreendeelzijndebevingen bekenduit historischebronnen, voor eenanderdeeluit nagelaten geologische sporen. Daartoe behorengoed ge-dateerdeschijnbare dalingenvan de zeespiegel (een ge-volgvan opheffingen van dekustgebieden). Omstreeks hetmiddenvandevierdeeeuwmoethetwestenvanKreta

tot9mzijn opgeheveneniseengrootblok uit delithosfeer (van minimaal 100 kmlang) scheefgesteld.

De concentratievanaardbevingenin ditgebied gedurende

tweeeeuwenheeft nooit veel aandachtgekregen, moge-lijkomdat de oorzaakaltijdalsraadselachtigis beschouwd. Stiros is daardieperop in gegaan,waarbij hijookgebruik heeftgemaaktvanarcheologische engeschrevenbronnen. Hij komtdaarbijondermeertot deconclusiedatde door sommigehistoricienarcheologen aangehangen hypothese datergeensprakewasvan eenzeer zwareaardbeving in 365

(maardat die in deoverleveringis ‘ontstaan’ door de samenvoeging van eenaantalkleinere bevingen) niette handhaven is.Op geologische gronden (ondermeer ver-storingen vangesteentepakketten) kan dezware aardbe-vingwordenvastgesteld, maar dat deinvloed daarvanin devorm vanschade verderzou hebbengereiktdanLybië in hetoostenen Tunesië in hetwesten acht Stirosniet waarschijnlijk.

De talrijke bronnen (onder meer uitConstantinopel en Antiochië) bevestigen datertweeeeuwenlangveelmeer

seismischeonrustoptraddanervoor endaarna.De aard-bevingen blijken tezijn opgetreden langs de randenvan

delithosfeerschollen, terplaatsevandeDode-Zee-slenk, de Aegeïsche Eilanden, de zogeheten Cyprus-boog, de Noord-Anatolischeboog enwestelijk Griekenland. Dat impliceert mogelijk dat de noordwaartsebeweging van de Afrikaanse lithosfeerschol tegenEuropa aantijdelijk

moetzijn verhevigd.

Referentie: 7

Sonar van bodem Noordelijke IJszee wijst opextreemgrote ijskappen in geologisch verleden

Inmiddelsweten wedatcontinentverschuiving ook invloed heeftop het klimaat: dePleistoceneijstijden zijn medeeengevolg van de isolatievan depolen (het conti-nentAntarcticajuistop deZuidpool,

omgeven door

wa-ter; deNoordpool eenzeegebied omringddoor continen-ten); daarnaastspeelthetpatroonvan(warmeenkoude)

zeestromen een rol, vanwege het warmtetransport; de

noordwaartseverschuiving van Australiëdie zo’n

vijf-miljoen jaar geleden begonheeftbijvoorbeelddeaanvoer

van warm water uit de Stille Zuidzeenaarde Indische Oceaan sterk verminderd. Toch kunnen niet alle klimaat-fluctuaties- endaarmee deuitgestrektheid van de land-ijskappen

-opdiemanierworden verklaard.

Enormeijskappen moetenzich in hetgeologische

verle-denvanuit AlaskaenSiberië hebbenuitgestrekttotverin

de huidige Noordelijke IJszee. Ditgebied rondom de Noordpool is nubedekt met zee-ijs; een zogeheten ijs-shelf,bestaande uiteenijsmassadie vanafhet land inzee uitmondtenzich daarin voortzet, isernunietaanwezig omdat het land(Siberië, Canada, Groenland) daarvoorte

ververwijderdis. Us datvan eenlandijsmassa inzee uit-mondt-zoalsnuondermeerbijAntarctica opgroteschaal gebeurt

-desintegreert in hetalgemeen vrij gemakkelijk; daardoorraken massa’s los die als ijsbergen wegdrijven. Die desintegratieheeft zich in hetgeologische verleden kennelijk nietaltijdzogemakkelijk voltrokken als thans. AmerikaanseenZweedse onderzoekers hebbennamelijk vastgesteld dateenijs-shelfooittot meerdan 1000 km uit de kust vanSiberië enCanadamoethebbenuitgestrekt (Nature,22 maart, blz. 453). Zijkomentotdie conclusie

opbasisvan acoustische opnames dieter plaatse vanuit een onderzeeërzijn gemaakt. Die opnamestonen zeer duidelijk erosieverschijnselen opeen aantal relatief on-diepe plaatsenin deNoordelijkeUszee. Dieondiepe

plaat-sen bestaan uitruggendieverboven dezeebodemter plaatse uitsteken. Hetgaat daarbij het Chukchi Plateau dat zo’n 500monderzeeniveauligt, bijna 1000 km uit de kust van Alaska, en de LomonosovRug, diemeer dan

1000km uitdekust vande ondiepe Barentz Zeeligten waarin deverschijnselen totdieptesvan meerdan 900m zijnwaargenomen.

Deerosieverschijnselen opde ruggen bestaan uit groeven

van maximaal 100mbreed entot 30 mdiep, die wille-keurige richtingen lijkentehebben. Enkelegeïsoleerd lig-gendegroevenzijntot700mbreed,enkunnen zich over

eenlengte van meer dan 10 km voortzetten. Dergelijke

groevenzijn zeetgoedbekendvandehuidige (maar be-trekkelijk kustnabije) ondiepe zeeën waarinlandijsmassa’s uitmonden. Desporenzijn daaruitgesleten tijdens de

laat-steijstijdtoenhetijszich daarterplaatseverder dan

mo-menteel in zee uitstrekte. Bekend uit de omgeving van AntarcticaenGroenlandzijn dergelijke

sporentot

diep-tesvan500-550m, meteenuitzonderlijk diepe insnijding

van zo’n850min het VermakPlateau. Diediepteis dus goed vergelijkbaar metdievande LomonosovRug. In diepezeeënzijn dewaterbewegingen zeer

langzaam. Uitschuring vanbetrekkelijk nauwegeulenvantientallen

meters diepte door waterstromen is dan ookuitgesloten. Er zijnevenmin andere processen bekend diedergelijke geulen kunnen doenontstaan.Mede vanwege de gelijke-nis metdegeulen bij Antarcticaen Groenland, waarvan de oorsprong is vast testellen,kunnen de onderzoekers dan ook slechts concluderen dat degeulenop het Chukchi Plateauende LomonosovRugdooreenijs-shelfmoeten

(4)

AFZETTINGEN WTKG 22(2),2001 42

zijn veroorzaakt. Wanneer datgebeurd moetzijnis nog

onbekend, almoethet welgedurende de laatste 2miljoen jaar zijn gebeurd. Maar zeker niettijdens de koudste pe-riodevande laatsteijstijd (het zogeheten Laat-Glaciale Maximum),wantdaarvan isbekend dat deijsuitbreiding veel mindergrootwas.Vooralsnog blijvende omstandig-heden waaronder hetlandijszoopmerkelijk verinzeeis doorgedrongen, dan ook nogeenraadsel.

Referentie: 4,6

Fossiele sponzen in Nederlandgeven deel

van geheimen prijs

Het is nietmijn gewoonte omin deze rubriek publica-tiesvanandereNederlandsegeologische verenigingen te

verwerken. In ditgeval wil ik daarvoorechtereen

uitzon-dering maken, wantde NederlandseGeologische Vereni-gingheefteenboekwerkuitgebracht (zowel als tijdschrift-nummer van Grondbooren Hamer als in de vorm van nummer9 in deonregelmatige serie Staringia) dat ook voor de ledenvan de WTKGvan belang lijkt.Het gaat immersom fossielen uit Pleistoceneafzettingen, zij het dat hetglaciaal omgewerkt ouder materiaal betreft.

De herkomstvan de ongeveer 20.000 inmiddels gevon-den fossiele sponzen inNederlandis nog steedsmetveel raadsels omgeven. De meeste stammenuit het Laat-Ordovicium(460-438 miljoen jaar geleden), en zezijn waarschijnlijkallemaalaangevoerd vialandijs. Niet

ech-terdoor het landijsdat Nederland in de voorlaatsteijstijd halfbedekte, maar tijdens een eerdere. Ze moetenzijn aangevoerd dooreen rivierenstelselvan smeltwater dat ons landvanuithet Oostenbenaderde, maardeprecieze plaatsvanherkomstisonduidelijk gebleven: de

gesteen-ten waaruitze moeten zijn vrijgekomen worden zelden aangetroffen.

Sponzen vormen eenmoeilijkte determinerengroep; de

vormwordtnamelijk grotendeels bepaalddoor de toeval-ligekarakteristiekenvan hetleefmilieu, enveel minder door deonderlingetaxonomische relaties. Moderne

spon-zen worden vooralgedetermineerd oponderdelendie in gefossiliseerde exemplarenniet ofnauwelijksbewaardzijn gebleven. Het onderzoek en determinerenvan fossiele sponzen is daardoorzeerlastig,enslechtsweinig paleonto-logenhebben zich daaraan in de laatste decenniagewaagd. Met alsgevolg dat hetmeeste werk isgedaan door

ama-teurs, waaronder veel Nederlanders.

Dat werk heeftnugeresulteerd ineenprachtig verzorgde atlas ‘Ordovicischezwerfsteensponzen’, uitgegevendoor deNederlandseGeologische Vereniging.De eerste exem-plaren werden uitgereikt

op dejaarlijks contactdag van dezevereniging (3 maart), waarbij gelijk duidelijk werd dat heteenwerkvanzeerprofessioneel niveauis,dat ook internationaal de aandacht zal trekken.

Desamenstellers, Freek Rhebergen, RuudEggink, Tom Koops enBerendRhebergen, zijn erin geslaagd om de huidige inzichten in debiologisch merkwaardige groep

vansponzen(het gaatomdieren zonder echte weefsels of organen)ookvoorniet-deskundigen inzichtelijk samente vatten.Ze besteden ook aandachtaandeecologie, aande verspreiding van de sponzen tijdenshet Ordoviciumen aandehuidige vindplaatsen van de fossielen.Uitgebreid gaanzein op de inNederlandgevondensoorten,waarvan eenaantalnieuw isvoorEuropa. Indit kaderis hetvan groot belang datze veel soorten hebbengeïdentificeerd dietevoren alleenuit Amerika bekendwaren.Dit is ove-rigens begrijpelijk, gezien de andereconfiguratievan de

landmassa’s tijdenshet Ordovicium. Met deze vergelij-king tussenAmerikaenEuropa is een belangrijke stap gezetnaar eenbeter inzicht in de Ordovicische sponzen-fauna, enkomt mogelijk ook eenbeter begrip naderbij vanhetprecieze herkomstgebiedvandeNederlandse spon-zen, alsookvandestromingsrichting die delandijsmassa’s en smeltwaterstromentijdens eenvan de grote verglet-sjeringen uit hetVroeg- of Midden-PIeistoceenmoeten

hebbengehad.

Referentie:5

Geraadpleegdeliteratuur

1 Krabbendam, M. & Barr, T.D., 2000.Proterozoic

orogensand thebreak-upof Gondwana:whydidsome

orogensnotrift?Journal ofAfricanEarthSciences31, p.35-49.

2 Murakami, T., Utsunomiya, S., Imazu, Y. & Prasad, N., 2001. Direct evidence of late Archeantoearly

Proterozoic anoxicatmosphere Ifomaproductof 2.5 Ga oldweathering. Earth and Planetary Science

Let-ters 148,p.523-528.

3 Norell, M.A. &Clarke, J.A.,2001.Fossilthat fïlls a critical gap in avianevolution. Nature409,p. 181-184. 4 Polyak, L., Edwards, M.H., Coakley,BJ. &Jakobsson,

M.,2001.Iceshelves in the Pleistocene ArcticOcean inferredfromglaciogenic deep-seabedforms.Nature 410,p. 453-457.

5 Rhebergen, F. (red.), Eggink, R., Koops, T. & Rhe-bergen, B.,2001. Ordovicische zwerfsteensponzen. GrondboorenHamer55,

p. 1-144/Staringia 9, 144 pp.

6 Spielhagen, R., 2001.Enigmatic Arctic ice sheets. Nature401,p.427-428.

7 Stiros,S.C.,2001. The AD 365Creteearthquake and possible seismic clustering duringthefourth tosixth centuries AD in the eastem Mediterranean:areview ofhistoricaland

archaeological data. Journal of Struc-turalGeology 23,p.545-562.

8

Stokstad, E.,2001. New fossilfïlls gapin bird evolu-tion. Science291,p. 225.

*TomvanLoon,Geocom B.V.,

Benedendorpsweg 61, 6862 WCOosterbeek, tel.026-3390908, fax 026-3390783, e-mailtomvan.loon@wxs.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De afgelopen ma:1.nd zijn op een vijftal plaatsen in de wereld verkiezingen ge- houden die direct of indirect van invloed zijn of kunnen zijn op ons bestaan.

 Methode van reguleren gaat uit van nacalculatie van inkoopkosten voor energie vanaf 2006 TOTEX-regulering..  Regulering van GTS gaat uit van productiviteitsverandering op

Zo is volgens het rapport de levensduur van de voorraad chroom 420 jaar, wanneer je aanneemt dat het jaarlijks verbruik van chroom steeds even groot is als in 1970, namelijk

Als de kandidaat gerekend heeft met de gegevens uit de tabel, hiervoor geen scorepunten in

Dat lijkt ons nogal voor de hand liggend, want een situatie waarin er geen Oostwand staat maar wel een Forum, mag stedenbouwkundig als uiterst curieus beschouwd worden.. (Andersom

Zo hebben we de Stichting Zwembaden Gemeente Tynaarlo een lening verstrekt, die hen in staat heeft gesteld het energieverbruik van de zwembaden substantieel terug te brengen.”.

Met behulp van lineair extrapoleren kun je berekenen in hoeveel dagen de eerste tien miljoen exemplaren van de Cute 2 verkocht zijn.. 4p 9 Bereken hoeveel dagen minder het

1p 22 „ Wat voegt fragment 1 toe aan wat in de tekst Zestien miljoen kuddedieren over het verschijnsel ‘individualisering’ wordt duidelijk gemaakt. A In het fragment wordt