39 AFZETTINGEN WTKG 22(2). 2001
GEOCOMmunicatie 18
overdeoeratmosfeer, een
missing link,vaak onverwachte verschijnselen die samenhangen
metcontinentverschuiving,
en zwerfsteensponzen
A.J.+(Tom) vanLoon*
Inleiding
Atmosfeer bevatte2,5 miljard jaar geleden nauwelijks zuurstof
Deanalyse van eenbodem die is gedateerdop 2,6-2,45 miljard jaar oud, geeftaandat de atmosfeertoen
nog nauwelijks zuurstof bevatte. Dat er in debegintijd vandeaardeeenzuurstofloze(ofbeter:zeerzuurstofarme) atmosfeer was, is reedslang bekend, maarhetmoment
waaroper- geologisch gezien zeerplotseling -een
zuur-stofrijkeatmosfeerontstond,isnognietgoedbekend.Dat iseengevolg van het feit dat oudegesteentende
atmos-ferische omstandigheden tijdenshunvormingalleen re-delijkkunnen weerspiegelen indienzegedurende betrek-kelijk lange tijd aan de luchtzijn blootgesteld. In zo’n
situatie ontwikkelt zich een bodem, waarin mineralen wordenomgezetonder invloedvanbodemvormende
pro-cessen. In deloopvan de geologische geschiedenis zijn devroegste gesteentenechtervoor eenzeergroot gedeelte door erosieverdwenen,of onder invloedvanbewegende lithosfeerschollentot in de aardmantel
weggedrukt en omgesmolten. Uit de toch
nogovergebleven restantenzijn slechtsweinig oude bodems bekend. Envan
datbetrekke-lijk geringeaantal bodems iseengrootdeel in deloopder geologische geschiedenis weer sterk veranderd, onder meerdoorblootstelling aande laterzuurstofrijke
atmos-feer. Bovendienzijn de oude bodems nietaltijd goedte
dateren. Al dieomstandigheden maken hetmoeilijkom deomslag van de zuurstofarmenaardezuurstofrijke
at-mosfeertedateren.
Japanseonderzoekersvande UniversiteitvanTokyo heb-ben, samen meteen medewerkervan deGeologische DienstvanCanada,nuechtereengoed gedateerdebodem
onderzocht. Diebodem had zichontwikkeldopeenoude graniet (bij dePronto-mijn in Canada). In die bodem vormde zich als gevolg van bodemvormendeprocessen eencerium-rijke (en tevenslanthaanenneodymium be-vattende) variantvanhet zeldzaam voorkomende mine-raalrhabdofaan, dat het veelalgemenere mineraalapatiet verving.Het rhabdofaankongedurende de2,5 miljard jaar
nazijn vorming in de bodemblijven bestaan omdathet nauwelijks oplosbaarisentevensgoed bestendig is tegen
hitte(wat vanbelang isbij diepe begravingonderjongere gesteenten).
Zowel in hetgranietals in het mineraalrhabdofaanbleek het(inminiemehoeveelheden) inoplossing voorkomende ceriumvoortekomen alsdriewaardige ionen. Dat is ty-perendvoorniet-oxidatieveomstandigheden, wantin jon-gere bodemsvormt cerium directvierwaardige ionenen verbindt zichmetzuurstoftot CeO
z (het
mineraal ceria-niet). Zo’n2,5 miljard jaar geleden moetde bodem dus
nogblootgesteld zijn geweestaan een(vrijwel) zuurstof-lozeatmosfeer. Uit anderegegevenswordt het waarschijn-lijkdat deomslag van zuurstofarmnaarzuurstofrijk mi-nimaal2,2miljard jaar geleden plaatsvond.De onderzoe-kersmenendatmeerstructureel onderzoeknaardevalentie van cerium in oude gesteenteneen goede mogelijkheid biedtom deovergangnaar eenzuurstofrijke atmosfeer in kaarttebrengen.
Referentie:2
‘Missing link’ uit evolutievan vogels
gevonden
Talrijke recentevondsten, vooraluitChina, leveren steeds meeraanwijzingen vooreenevolutievan de
vo-gelsvanuit dinosauriërs. Het bleef echter steedseen raad-sel hoe deontwikkeling van de modernevogels vanuit hun voorgangersheeftplaatsgevonden. Dankzij de vondst
vaneen soort ‘missinglink’is daarinnu
verandering ge-komen. TweeAmerikaansegeologen beschrijven
name-lijkeennieuwesoort diegedurende hetLaat-Krijt, om-streeks 80 miljoen jaar geleden, inMongolië leefde, en diebuitengewoon goed gefossiliseerd blijkt. Daardoor kunnentalrijkedetailswordenonderscheiden.
Paleonto-logen zijn van mening dat de vondst van uitzonderlijk belang isvoor eengoed begrip vanhetontstaan van de modernevogels,medeomdatde vroege
ontwikkeling aan-zienlijk gecompliceerder moetzijn geweest dan eerder Het isweerdetijddat allegeologen het veldingaan,en
dus welandere(en leukere) dingenaanhun hoofd hebben dan het lezenvan artikeltjes. Hoewel...Afzettingen blijft toch altijd weerheerlijk
-geestelijk - smullen. Daarom
waag ik hetooknu weer om eenaantalonderwerpen in deze rubriekaantekaarten. Het is ditmaaleenpotpourri van de meestuiteenlopende onderwerpen, vanoudnaar jong,zodat iedere lezerertoch wel ietsvanzijn gadingin zal kunnen vinden. Enkelebijdragen hebben echtereen
-veelal onverwacht- verbandmet
continentverschuiving; datonderwerp blijft altijdweerverrassingen in de
litera-tuur opleveren.
Kortom: ik hoop (en verwacht) voor iedereen veel lees-plezier, maarzorgdathet niettenkoste
gaatvanhet veld-werk,want datvormtnueenmaal nogaltijdde basisvoor publicaties. En zonder diepublicaties kunnen we geen goed veldwerk doen. Heteenkan dus niet zonder het an-der,endat moetenweookmaar zohouden.
AFZETTINGEN WTKG22(2), 2001 40
werd aangenomen.
De huidige vogels, diebehorentotdeOrnithurae,
stam-menafvan deEnantiomithes, een groep diegedurende hetbegin van het Krijt (140 miljoen jaar geleden) ont-stond,dieeenlangdurige bloeitijdmeemaakte voordatze zo’n 70miljoen jaar geleden uitstierven, en waarvan di-verse fossiele restanten (maargeencomplete skeletten) bewaardzijn gebleven.Van de vroege Ornithuraezijn twee complete skelettenbekend, die beide in denegentiende eeuw werden gevonden. Het gaat daarbij om twee ver-schillendegeslachten.
Hetnuontdektefossiel, Apsaravisukhaana(desoortnaam
isafgeleid van devindplaats, UkhaaTolgod), vertegen-woordigt eenderdegeslacht (endus ookeennieuwesoort). Waar detweeeerder ontdekte soortenindeloop van de geologische geschiedenis waren platgedrukt, is het nu
gevonden fossiel dooreenspeling vanhet lotvrijwel on-geschonden inzijn originele3-dimensionalevormbewaard gebleven (al liggen niet alle botjes nog precies op hun plaats).Dit maakteenanalysevanzijndiverse karakteris-tieken uiteraard veel betermogelijk.
Deontdekkersbeschrijven27kenmerken dietypisch zijn
voor de Ornithurae(onder meerde tienvergroeide wer-vels vanhetheiligbeen, maarook 12 kenmerken diejuist karakteristiekzijnvoor de fossielen dietot nutoebijde Enantiomitheszijn ingedeeld. Daarmeelijkt de nieuwe
soorteentypischeovergangsvormtevertegenwoordigen.
Eenprobleem ishierbij nog wel dat debekendefossielen van Enantiomitheszo fragmentarisch zijn,dat paleon-tologen nietmetzekerheid durventestellen dat de diverse kenmerken dieaan henwordentoegeschreven ook dia-gnostisch voor die groepzijn. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt deontwikkelingvandevogelsechter nog veel ingewikkelder danhij nu lijkt.
Referentie:3,8
Gebergten beïnvloedden continent-verschuiving
Toen het vroegeresupercontinent ‘Gondwanaland’ zo’n kleine 200miljoen jaar geleden geleidelijk ineen aantal continenten uiteenbegon te vallen, gebeurde dat
opeenwijzedie sterk medebepaald lijkt door depositie van de toen bestaandegebergteketens en grote slenk-systemen. De aardwetenschappen M. Krabbendam (Monash Universiteit inMelboume)enT.D. Barr(AFEX International, Houston) komen tot deconclusie datvan deca.25.000 km langekustzonevan deuiteengedreven delenvanGondwanaland ongeveer45%evenwijdig ligt
aanoudeplooiingsgebergten in hetsupercontinent, dat ongeveer46% daareen hoekmee maakt, endat datbij
ongeveer9% vande totalelengtenietduidelijk is. Omdat plooiingsgebergten een relatiefgeringe oppervlakte be-slaan,is het feit dat zoveelvande nieuwekustlijnen even-wijdigmetdiegebergten lopen,nietmettoevalte verkla-ren.Kennelijk iserduseenrelatietussendeliggingvan
diegebergten en devormvan deuiteendrijvende
conti-nenten.Daarstaatechterweertegenover daterin het oude
supercontinentongeveer 20.000 kmplooiingsgebergte lag dat geen enkele relatie methet uiteenvallenlijktte heb-ben.
De onderzoekers komen danooktotdeconclusiedat som-mige gebergteketens eenrelatiefsterkdeelvan de litho-sfeeruitmaakten, terwijlanderejuistzwaktezones vorm-den. Dat laatstelijktdus hetmeestevoortekomen. Krab-bendamen Barr verklaren dat op basis van een mecha-nisme dateenTolmoethebbengespeeld (en waarschijn-lijk ook nu nogspeelt) bij hetontstaan van plooiings-gebergten enbij continentverschuiving. Datonderliggende mechanisme is deverwijdering van materiaal uit het
bo-venstegedeeltevande aardmantel(de zogeheten
thermi-schegrenslaagvandelithosfeer)doorde convectiestromen in de aardmantel.Opbasisvanthermische modellenstel-len deonderzoekersvastdat devorming vanrelatiefkleine plooiingsgebergten (d.w.z. gebergten waarin deplooiing voor een verdikking vanhet betrokken gesteentepakket zorgt van minder dan50%) nietof nauwelijks gepaard gaat metverwijdering van materiaal uit de thermische grenslaag; dergelijke gebergten vormen,door de
toege-nomendiktevandeaardkorst,dusjuiststerkezones. Grote plooiingsgebergten vormen echterjuist zwaktezones, meestal omdaterveel materiaal uit de thermische grens-laag verwijderd wordt,maarookals datniethetgevalis. Van de oudegebergtenuit hetsupercontinent Gondwana-land is zoweinigoverdat het moeilijkisomvast te stel-len of ditthermische modeleenjuiste verklaring geeftvoor de relatie tussen deliggingvandegebergten endeopdeling in continenten. Het modelopent echter wel de mogelijk-heidomdaarnaarnusystematischonderzoektegaan
uit-voeren.
Referentie: I
Zwareaardbeving opKretavan 365 n.Chr.
gevolg van tijdelijk versneidebeweging van Afrika
Deopdelingvansupercontinenten inuiteendrijvende continentenhangt,zoals hierbovenaangegeven,samenmet
de positievan gebergten. Aan de anderekantwetenwe
dat botsendecontinentengebergtendoenvormen.Zozette de noordwaartsebeweging van Afrika, leidend toteen botsing metEuropa,devormingvanondermeerdeAlpen in gang. Maar debeweging van Afrika heeft
nogmeer gevolgen voorEuropa. Op21juli365 werd Kreta getrof-fen dooreenzware aardbeving, in groottevergelijkbaar
metdeaardbeving die Alaska in 1964 trofendie daareen
verwoestend spoor achterliet datgemakkelijkin de afzet-tingen uit dietijd isterugte vinden. Voor deaardbeving
op Kreta geldtongeveerhetzelfde:bijna alle steden op het eiland werden (evenals veel steden in het Midden-oosten) verwoest, en erontstondeenseismische vloed-golfdie deNijldelta overspoelde. Dezeaardbeving blijkt
41
AFZETTINGEN WTKG 22 (2),2001
nuineengeologisch kadertekunnen wordengeplaatst. Hetwasverreweg dezwaarsteaardbeving in het gebied
vande Middellandse Zee diebekend is uithistorischetijd. StathisStiros,eenaardwetenschapper vande Universiteit vanPatras(Griekenland) geeftaandat deaardbeving een vande eerste vormde in eenserieaardbevingen die het oostel;ijkdeelvande MiddellandseZeeteisterdentussen het middenvande vierdeenhet middenvande zesdeeeuw.
Ditinterval duidthij aan als het ‘Vroeg-Byzantijnse Tectonische Paroxisme’. Vooreendeelzijndebevingen bekenduit historischebronnen, voor eenanderdeeluit nagelaten geologische sporen. Daartoe behorengoed ge-dateerdeschijnbare dalingenvan de zeespiegel (een ge-volgvan opheffingen van dekustgebieden). Omstreeks hetmiddenvandevierdeeeuwmoethetwestenvanKreta
tot9mzijn opgeheveneniseengrootblok uit delithosfeer (van minimaal 100 kmlang) scheefgesteld.
De concentratievanaardbevingenin ditgebied gedurende
tweeeeuwenheeft nooit veel aandachtgekregen, moge-lijkomdat de oorzaakaltijdalsraadselachtigis beschouwd. Stiros is daardieperop in gegaan,waarbij hijookgebruik heeftgemaaktvanarcheologische engeschrevenbronnen. Hij komtdaarbijondermeertot deconclusiedatde door sommigehistoricienarcheologen aangehangen hypothese datergeensprakewasvan eenzeer zwareaardbeving in 365
(maardat die in deoverleveringis ‘ontstaan’ door de samenvoeging van eenaantalkleinere bevingen) niette handhaven is.Op geologische gronden (ondermeer ver-storingen vangesteentepakketten) kan dezware aardbe-vingwordenvastgesteld, maar dat deinvloed daarvanin devorm vanschade verderzou hebbengereiktdanLybië in hetoostenen Tunesië in hetwesten acht Stirosniet waarschijnlijk.
De talrijke bronnen (onder meer uitConstantinopel en Antiochië) bevestigen datertweeeeuwenlangveelmeer
seismischeonrustoptraddanervoor endaarna.De aard-bevingen blijken tezijn opgetreden langs de randenvan
delithosfeerschollen, terplaatsevandeDode-Zee-slenk, de Aegeïsche Eilanden, de zogeheten Cyprus-boog, de Noord-Anatolischeboog enwestelijk Griekenland. Dat impliceert mogelijk dat de noordwaartsebeweging van de Afrikaanse lithosfeerschol tegenEuropa aantijdelijk
moetzijn verhevigd.
Referentie: 7
Sonar van bodem Noordelijke IJszee wijst opextreemgrote ijskappen in geologisch verleden
Inmiddelsweten wedatcontinentverschuiving ook invloed heeftop het klimaat: dePleistoceneijstijden zijn medeeengevolg van de isolatievan depolen (het conti-nentAntarcticajuistop deZuidpool,
omgeven door
wa-ter; deNoordpool eenzeegebied omringddoor continen-ten); daarnaastspeelthetpatroonvan(warmeenkoude)
zeestromen een rol, vanwege het warmtetransport; de
noordwaartseverschuiving van Australiëdie zo’n
vijf-miljoen jaar geleden begonheeftbijvoorbeelddeaanvoer
van warm water uit de Stille Zuidzeenaarde Indische Oceaan sterk verminderd. Toch kunnen niet alle klimaat-fluctuaties- endaarmee deuitgestrektheid van de land-ijskappen
-opdiemanierworden verklaard.
Enormeijskappen moetenzich in hetgeologische
verle-denvanuit AlaskaenSiberië hebbenuitgestrekttotverin
de huidige Noordelijke IJszee. Ditgebied rondom de Noordpool is nubedekt met zee-ijs; een zogeheten ijs-shelf,bestaande uiteenijsmassadie vanafhet land inzee uitmondtenzich daarin voortzet, isernunietaanwezig omdat het land(Siberië, Canada, Groenland) daarvoorte
ververwijderdis. Us datvan eenlandijsmassa inzee uit-mondt-zoalsnuondermeerbijAntarctica opgroteschaal gebeurt
-desintegreert in hetalgemeen vrij gemakkelijk; daardoorraken massa’s los die als ijsbergen wegdrijven. Die desintegratieheeft zich in hetgeologische verleden kennelijk nietaltijdzogemakkelijk voltrokken als thans. AmerikaanseenZweedse onderzoekers hebbennamelijk vastgesteld dateenijs-shelfooittot meerdan 1000 km uit de kust vanSiberië enCanadamoethebbenuitgestrekt (Nature,22 maart, blz. 453). Zijkomentotdie conclusie
opbasisvan acoustische opnames dieter plaatse vanuit een onderzeeërzijn gemaakt. Die opnamestonen zeer duidelijk erosieverschijnselen opeen aantal relatief on-diepe plaatsenin deNoordelijkeUszee. Dieondiepe
plaat-sen bestaan uitruggendieverboven dezeebodemter plaatse uitsteken. Hetgaat daarbij het Chukchi Plateau dat zo’n 500monderzeeniveauligt, bijna 1000 km uit de kust van Alaska, en de LomonosovRug, diemeer dan
1000km uitdekust vande ondiepe Barentz Zeeligten waarin deverschijnselen totdieptesvan meerdan 900m zijnwaargenomen.
Deerosieverschijnselen opde ruggen bestaan uit groeven
van maximaal 100mbreed entot 30 mdiep, die wille-keurige richtingen lijkentehebben. Enkelegeïsoleerd lig-gendegroevenzijntot700mbreed,enkunnen zich over
eenlengte van meer dan 10 km voortzetten. Dergelijke
groevenzijn zeetgoedbekendvandehuidige (maar be-trekkelijk kustnabije) ondiepe zeeën waarinlandijsmassa’s uitmonden. Desporenzijn daaruitgesleten tijdens de
laat-steijstijdtoenhetijszich daarterplaatseverder dan
mo-menteel in zee uitstrekte. Bekend uit de omgeving van AntarcticaenGroenlandzijn dergelijke
sporentot
diep-tesvan500-550m, meteenuitzonderlijk diepe insnijding
van zo’n850min het VermakPlateau. Diediepteis dus goed vergelijkbaar metdievande LomonosovRug. In diepezeeënzijn dewaterbewegingen zeer
langzaam. Uitschuring vanbetrekkelijk nauwegeulenvantientallen
meters diepte door waterstromen is dan ookuitgesloten. Er zijnevenmin andere processen bekend diedergelijke geulen kunnen doenontstaan.Mede vanwege de gelijke-nis metdegeulen bij Antarcticaen Groenland, waarvan de oorsprong is vast testellen,kunnen de onderzoekers dan ook slechts concluderen dat degeulenop het Chukchi Plateauende LomonosovRugdooreenijs-shelfmoeten
AFZETTINGEN WTKG 22(2),2001 42
zijn veroorzaakt. Wanneer datgebeurd moetzijnis nog
onbekend, almoethet welgedurende de laatste 2miljoen jaar zijn gebeurd. Maar zeker niettijdens de koudste pe-riodevande laatsteijstijd (het zogeheten Laat-Glaciale Maximum),wantdaarvan isbekend dat deijsuitbreiding veel mindergrootwas.Vooralsnog blijvende omstandig-heden waaronder hetlandijszoopmerkelijk verinzeeis doorgedrongen, dan ook nogeenraadsel.
Referentie: 4,6
Fossiele sponzen in Nederlandgeven deel
van geheimen prijs
Het is nietmijn gewoonte omin deze rubriek publica-tiesvanandereNederlandsegeologische verenigingen te
verwerken. In ditgeval wil ik daarvoorechtereen
uitzon-dering maken, wantde NederlandseGeologische Vereni-gingheefteenboekwerkuitgebracht (zowel als tijdschrift-nummer van Grondbooren Hamer als in de vorm van nummer9 in deonregelmatige serie Staringia) dat ook voor de ledenvan de WTKGvan belang lijkt.Het gaat immersom fossielen uit Pleistoceneafzettingen, zij het dat hetglaciaal omgewerkt ouder materiaal betreft.
De herkomstvan de ongeveer 20.000 inmiddels gevon-den fossiele sponzen inNederlandis nog steedsmetveel raadsels omgeven. De meeste stammenuit het Laat-Ordovicium(460-438 miljoen jaar geleden), en zezijn waarschijnlijkallemaalaangevoerd vialandijs. Niet
ech-terdoor het landijsdat Nederland in de voorlaatsteijstijd halfbedekte, maar tijdens een eerdere. Ze moetenzijn aangevoerd dooreen rivierenstelselvan smeltwater dat ons landvanuithet Oostenbenaderde, maardeprecieze plaatsvanherkomstisonduidelijk gebleven: de
gesteen-ten waaruitze moeten zijn vrijgekomen worden zelden aangetroffen.
Sponzen vormen eenmoeilijkte determinerengroep; de
vormwordtnamelijk grotendeels bepaalddoor de toeval-ligekarakteristiekenvan hetleefmilieu, enveel minder door deonderlingetaxonomische relaties. Moderne
spon-zen worden vooralgedetermineerd oponderdelendie in gefossiliseerde exemplarenniet ofnauwelijksbewaardzijn gebleven. Het onderzoek en determinerenvan fossiele sponzen is daardoorzeerlastig,enslechtsweinig paleonto-logenhebben zich daaraan in de laatste decenniagewaagd. Met alsgevolg dat hetmeeste werk isgedaan door
ama-teurs, waaronder veel Nederlanders.
Dat werk heeftnugeresulteerd ineenprachtig verzorgde atlas ‘Ordovicischezwerfsteensponzen’, uitgegevendoor deNederlandseGeologische Vereniging.De eerste exem-plaren werden uitgereikt
op dejaarlijks contactdag van dezevereniging (3 maart), waarbij gelijk duidelijk werd dat heteenwerkvanzeerprofessioneel niveauis,dat ook internationaal de aandacht zal trekken.
Desamenstellers, Freek Rhebergen, RuudEggink, Tom Koops enBerendRhebergen, zijn erin geslaagd om de huidige inzichten in debiologisch merkwaardige groep
vansponzen(het gaatomdieren zonder echte weefsels of organen)ookvoorniet-deskundigen inzichtelijk samente vatten.Ze besteden ook aandachtaandeecologie, aande verspreiding van de sponzen tijdenshet Ordoviciumen aandehuidige vindplaatsen van de fossielen.Uitgebreid gaanzein op de inNederlandgevondensoorten,waarvan eenaantalnieuw isvoorEuropa. Indit kaderis hetvan groot belang datze veel soorten hebbengeïdentificeerd dietevoren alleenuit Amerika bekendwaren.Dit is ove-rigens begrijpelijk, gezien de andereconfiguratievan de
landmassa’s tijdenshet Ordovicium. Met deze vergelij-king tussenAmerikaenEuropa is een belangrijke stap gezetnaar eenbeter inzicht in de Ordovicische sponzen-fauna, enkomt mogelijk ook eenbeter begrip naderbij vanhetprecieze herkomstgebiedvandeNederlandse spon-zen, alsookvandestromingsrichting die delandijsmassa’s en smeltwaterstromentijdens eenvan de grote verglet-sjeringen uit hetVroeg- of Midden-PIeistoceenmoeten
hebbengehad.
Referentie:5
Geraadpleegdeliteratuur
1 Krabbendam, M. & Barr, T.D., 2000.Proterozoic
orogensand thebreak-upof Gondwana:whydidsome
orogensnotrift?Journal ofAfricanEarthSciences31, p.35-49.
2 Murakami, T., Utsunomiya, S., Imazu, Y. & Prasad, N., 2001. Direct evidence of late Archeantoearly
Proterozoic anoxicatmosphere Ifomaproductof 2.5 Ga oldweathering. Earth and Planetary Science
Let-ters 148,p.523-528.
3 Norell, M.A. &Clarke, J.A.,2001.Fossilthat fïlls a critical gap in avianevolution. Nature409,p. 181-184. 4 Polyak, L., Edwards, M.H., Coakley,BJ. &Jakobsson,
M.,2001.Iceshelves in the Pleistocene ArcticOcean inferredfromglaciogenic deep-seabedforms.Nature 410,p. 453-457.
5 Rhebergen, F. (red.), Eggink, R., Koops, T. & Rhe-bergen, B.,2001. Ordovicische zwerfsteensponzen. GrondboorenHamer55,
p. 1-144/Staringia 9, 144 pp.
6 Spielhagen, R., 2001.Enigmatic Arctic ice sheets. Nature401,p.427-428.
7 Stiros,S.C.,2001. The AD 365Creteearthquake and possible seismic clustering duringthefourth tosixth centuries AD in the eastem Mediterranean:areview ofhistoricaland
archaeological data. Journal of Struc-turalGeology 23,p.545-562.
8
Stokstad, E.,2001. New fossilfïlls gapin bird evolu-tion. Science291,p. 225.
*TomvanLoon,Geocom B.V.,
Benedendorpsweg 61, 6862 WCOosterbeek, tel.026-3390908, fax 026-3390783, e-mailtomvan.loon@wxs.nl