• No results found

2019 tijdvak 2 Antwoorden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2019 tijdvak 2 Antwoorden"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Correctievoorschrift HAVO

2019

tijdvak 2

natuurkunde

Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels

3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Aanleveren scores

1 Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VO.

Voorts heeft het College voor Toetsen en Examens op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet College voor toetsen en examens de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld.

Voor de beoordeling zijn de volgende aspecten van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit VO van belang:

1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het

toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens.

2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de directeur van de school van de

gecommitteerde toekomen. Deze stelt het ter hand aan de gecommitteerde.

(2)

3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens.

De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde.

4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het behaalde aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

5 Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de

gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt

hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde

onafhankelijke corrector aanwijzen. De beoordeling van deze derde corrector komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

2 Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Toetsen en Examens van toepassing:

1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met

correctievoorschrift. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het

maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.

3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen

aantal scorepunten toegekend;

3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het

beoordelingsmodel;

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden

toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig

antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of

berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;

(3)

3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;

3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis,

zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend.

5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het

beoordelingsmodel anders is vermeld.

6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening

gehouden.

8 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.

Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.

NB1 T.a.v. de status van het correctievoorschrift:

Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend

voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift.

NB2 T.a.v. het verkeer tussen examinator en gecommitteerde (eerste en tweede corrector): Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de

behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.

(4)

NB3 T.a.v. aanvullingen op het correctievoorschrift:

Er zijn twee redenen voor een aanvulling op het correctievoorschrift: verduidelijking en een fout.

Verduidelijking

Het correctievoorschrift is vóór de afname opgesteld. Na de afname blijkt pas welke antwoorden kandidaten geven. Vragen en reacties die via het Examenloket bij de Toets- en Examenlijn binnenkomen, kunnen duidelijk maken dat het

correctie-voorschrift niet voldoende recht doet aan door kandidaten gegeven antwoorden. Een aanvulling op het correctievoorschrift kan dan alsnog duidelijkheid bieden.

Een fout

Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examen een fout bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift.

Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt door middel van een mailing vanuit Examenblad.nl bekendgemaakt. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk verstuurd aan de examensecretarissen.

Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling:

– Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe.

en/of

– Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden Wolf-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Dit laatste gebeurt alleen als de aanvulling luidt dat voor een vraag alle scorepunten moeten worden toegekend.

Als een onvolkomenheid op een dusdanig laat tijdstip geconstateerd wordt dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt, houdt het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.

3 Vakspecifieke regels

Voor dit examen zijn de volgende vakspecifieke regels vastgesteld:

1 Een afwijking in de uitkomst van een berekening/bepaling door acceptabel tussentijds afronden wordt de kandidaat niet aangerekend.

2 Het laatste scorepunt, aangeduid met ‘completeren van de berekening/bepaling’, wordt niet toegekend als:

− een fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst gemaakt is (zie punt 3), − een of meer rekenfouten gemaakt zijn,

− de eenheid van een uitkomst niet of verkeerd vermeld is, tenzij gezien de

vraagstelling het weergeven van de eenheid overbodig is, (In zo'n geval staat in het beoordelingsmodel de eenheid tussen haakjes.)

− antwoordelementen foutief met elkaar gecombineerd zijn,

(5)

HA-1023-a-19-2-c 5 lees verder ►►► − een onjuist antwoordelement een substantiële vereenvoudiging van de

berekening/bepaling tot gevolg heeft.

3 De uitkomst van een berekening/bepaling mag één significant cijfer meer of minder bevatten dan op grond van de nauwkeurigheid van de vermelde gegevens

verantwoord is, tenzij in de vraag is vermeld hoeveel significante cijfers de uitkomst dient te bevatten.

4 Het scorepunt voor het gebruik van een formule wordt toegekend als de kandidaat laat zien kennis te hebben van de betekenis van de symbolen uit de formule. Dit blijkt als:

− de juiste formule is geselecteerd, én

− voor minstens één symbool een waarde is ingevuld die past bij de betreffende grootheid.

4 Beoordelingsmodel

Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.

Koper−67

1 maximumscore 3

voorbeeld van een antwoord:

67 67 0 0

29

Cu

Zn + e + γ

30 −1 0

• β en γ rechts van de pijl

1

• Zn als vervalproduct (mits verkregen via kloppende atoomnummers)

1

• het aantal nucleonen links en rechts gelijk

1

2 maximumscore 2

voorbeeld van een antwoord:

De γ-straling heeft een groot doordringend vermogen waardoor de straling

gemakkelijk het lichaam kan verlaten. De straling is daarmee geschikt voor

beeldvorming.

De β- en/of γ-straling heeft/hebben ioniserend vermogen en is/zijn daarmee

geschikt om het tumorweefsel te behandelen.

• inzicht dat de γ-straling geschikt is voor beeldvorming (vanwege het

doordringend vermogen)

1

• inzicht dat de β- en/of γ-straling geschikt is/zijn voor behandeling

(vanwege het ioniserend vermogen)

1

(6)

HA-1023-a-19-2-c 6 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

3 maximumscore 2

voorbeeld van een antwoord:

Bij de reactie komt een deeltje vrij bestaande uit 4 nucleonen waarvan

2 protonen. Dit komt overeen met

42

He (of α).

• inzicht dat ΔA = 4 en ΔZ = 2

1

• consequente naam bij het deeltje

1

Opmerking

Aan het antwoord:

42

He of α zonder uitleg: geen scorepunten toekennen.

4 maximumscore 3

uitkomst:

v=5,4 10 ms 7 −1

voorbeeld van een bepaling:

De kans is het grootste bij een kinetische energie van

13 12

15 MeV 15 1,60 10= =2,40 10 J.

Voor de snelheid geldt:

12 7 1 k 27

2

2 2,40 10

5,4 10 ms .

1,67 10

E

v

m

− − −

=

=

=

• aflezen van E

k

met een marge van 1 MeV en omrekenen naar J

1

• inzicht dat

1 2 k 2 p

E

=

m v

met opzoeken m

p 1

(7)

Vraag Antwoord Scores

5 maximumscore 3

uitkomst: n =

2,1 10

4

voorbeeld van een berekening:

De protonen-stroomsterkte is

43 A = 43 10 Cs .

µ

−6 −1

Dat komt neer op

6 14 19 43 10 2,69 10 1,60 10 − − ⋅ = ⋅

protonen per seconde.

Voor de productie zijn

2,69 10 (70 3600) 6,77 10⋅ 14⋅ ⋅ = ⋅ 19

protonen

afgeschoten per

3,2 10

15

koperkernen. Dat is

2,1 10

4

protonen per

koperkern.

• inzicht

proton

I

n

e

=

protonen per seconde

1

inzicht

dat voor het aantal protonen en het aantal koperkernen dezelfde

tijdsperiode moet worden gebruikt

1

• completeren van de berekening

1

Opmerking

Er hoeft geen rekening gehouden te worden met de significantie.

(8)

HA-1023-a-19-2-c 8 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

6 maximumscore 3

antwoord:

− t = 130 uur (met een marge van

4 uur

)

• Binnen de marge aflezen van de grafiek op n =

3,2·10

15 1

voorbeeld van een bepaling:

− Het aantal kernen dat tijdens de productie vervallen is, is het verschil in

aantal kernen tussen lijn I en lijn II op t = 130 uur. Hiervoor geldt:

Δ

n =6,0 10 153,2 10 15=2,8 10 kernen. 15

• inzicht dat de onderlinge afstand tussen de twee grafieklijnen het aantal

vervallen kernen weergeeft

1

• consequente bepaling van het aantal kernen op het eerder afgelezen

(9)

Vraag Antwoord Scores

Buisisolatie

7 maximumscore 4

uitkomst: U

bron

= 23 V

voorbeeld van een antwoord:

− Er geldt:

P UI=

en

U IR= .

Hieruit volgt:

P U U . R   = ⋅  

(En dus

P U2. R =

)

• inzicht dat P = UI en U = IR gebruikt moeten worden

1

• inzicht dat daaruit volgt dat

P U U

R

 

= ⋅  

1

voorbeeld van een berekening:

− Door de parallelschakeling staat over iedere weerstand een spanning

gelijk aan de bronspanning. Voor deze spanning over een weerstand

geldt:

2 2 20 20 27 23 V. 27 U U P U R = → = → = ⋅ =

• gebruik van

P

U

2

R

=

met (impliciet) het inzicht dat

U

bron

=

U U

1

=

2 1

• completeren van de berekening

1

8 maximumscore 4

uitkomst:

t =1,5 10 s⋅ 2

voorbeeld van een berekening:

Voor de warmte die aan het water wordt toegevoerd geldt:

3 3 3

4,18 10 26 10 (75 18) 6,19 10 J.

Q cm T= ∆ = =

Voor de benodigde tijd geldt dan:

3 2

6,19 10 (2 20) 1,5 10 s.

Q Pt= → ⋅ = ⋅ t→ =t

• gebruik van Q = cmΔT met opzoeken c

water 1

• gebruik van E = Pt met inzicht dat E = Q

1

• inzicht dat

∆ =T 75 18−

1

• toepassen factor 2 en completeren van de berekening

1

(10)

Vraag Antwoord Scores

9 maximumscore 1

voorbeelden van een antwoord:

Er wordt minder water opgewarmd. / Het opgewarmde water bereikt de

thermometer eerder dan wanneer de weerstanden verder onderin de buis

zouden zitten.

Opmerking

Het antwoord moet (impliciet) verwijzen naar de hogere plaatsing van de

weerstanden.

10 maximumscore 2

antwoord:

tijdstip

P

elektrisch

> P

verlies

P

elektrisch

= P

verlies

P

elektrisch

< P

verlies

t

1

X

t

2

X

t

3

X

indien drie regels juist

2

indien twee regels juist

1

indien één of geen regel juist

0

11 maximumscore 2

voorbeeld van een antwoord:

De warmtegeleidingscoëfficiënt λ van koper is veel groter dan die van ijzer.

(Alle overige variabelen zijn constant.) Uit de formule volgt dat de

warmtestroom P voor koper groter is dan voor ijzer.

• inzicht dat

λ

koper

>

λ

ijzer 1

• consequente conclusie

1

(11)

Vraag Antwoord Scores

12 maximumscore 3

uitkomst: n = 3,3

voorbeeld van een berekening:

De warmtestroom door de wand van de geïsoleerde buis is gelijk aan

2 3 57 0,038 4,9 10 8,2 W. 13 10 T P A d

λ

− − ∆ = = ⋅ ⋅ ⋅ = ⋅

Zonder isolatie is deze warmtestroom 27 W.

P

verlies

is dus 27 3,3

8,2

=

keer zo klein geworden door het gebruik van

buisisolatie.

• gebruik van

P A T d

λ

=

met

λ

=0,038 W m K−1 −1 1

• inzicht

verlies ongeïsoleerd

verlies geïsoleerd

P

n

P

=

1

• completeren van de berekening

1

Opmerking

Wanneer de kandidaat aangeeft dat P

verlies

met een factor 0,30 vergroot

wordt: dit goed rekenen.

Hyperloop

13 maximumscore 2

voorbeeld van een antwoord:

In deel II is geen motor in gebruik, maar de snelheid vermindert wel. (Er is

een resulterende kracht.) Dus er is wel sprake van wrijving.

• inzicht dat de snelheid in deel II afneemt

1

• conclusie dat er rekening is gehouden met wrijving

1

Opmerking

Als een kandidaat uitgaat van een redenering op basis van deel I of

deel III: geen scorepunten toekennen.

(12)

Vraag Antwoord Scores

14 maximumscore 3

voorbeeld van een antwoord:

De totale afstand die de pod aflegt wordt gegeven door de oppervlakte

onder de grafiek. Hiervoor geldt:

(

1

)

(

1

)

2 I 2 III II 3

125 120

125 4,0

(12,0 4,0)

120 (18,0 12,0)

2

1,6 10 m.

s

=

+

+

+ ⋅

=

Het testtraject is dus lang genoeg.

• inzicht dat de oppervlakte onder de grafiek bepaald moet worden

1

• bepalen van de afstand volgens

1,55 10 m 3 ≤ ≤s 1,64 10 m 3 1

• consequente conclusie

1

15 maximumscore 2

antwoorden:

1·10

2

keer zo groot

1·10

3

keer zo klein zijn

per goed antwoord

1

16 maximumscore 4

voorbeeld van een antwoord:

De baansnelheid van een massa aan de rand van het wiel is

3 1 2 1

1,2 10 km h⋅ − =3,33 10 ms .⋅ −

Voor de middelpuntzoekende kracht

op één massa geldt:

(

)

2 2 2 6 mpz

2,5 3,33 10

1,23 10 N.

0,225

mv

F

r

=

=

=

Er geldt:

1,23 10

46

8,2 10 N m .

8 2

15 1

0

F

A

σ

− −

=

=

=

De treksterkte van aluminium is 0,4∙10

8

tot 0,5∙10

8

Pa (Binas tabel 8 of

Sciencedata blz 40), dus de spaak is niet sterk genoeg.

• gebruik van

Fmpz mv2 r = 1

• gebruik van

F A

σ

= 1

• completeren van de berekeningen

1

• vergelijken met de treksterkte van aluminium en consequente conclusie

1

Opmerking

Er hoeft geen rekening gehouden te worden met significantie.

(13)

Vraag Antwoord Scores

17 maximumscore 3

uitkomst:

C

=

1,6 10 N m

5 −1

voorbeeld van een berekening:

Door de belading van

1,30 10 0,80 10

3

3

=

0,50 10 kg

3

zakt de pod 3,0 cm.

Hieruit volgt:

3 5 1 2 0,50 10 9,81 1,6 10 Nm . 3,0 10 F C u − − ⋅ ⋅ = = = ⋅ ⋅

• inzicht dat

F

z

=

m

belading

g

met

m

belading

=

m

pod beladen

m

podleeg

1

• gebruik van

F

v

=

Cu

1

• completeren van de berekening

1

18 maximumscore 3

uitkomst: Δt = 5,5 h

voorbeeld van een bepaling:

Het pod-traject van San Fransisco naar Los Angeles heeft op de kaart een

lengte van ongeveer 6,0 cm. Uit de schaal volgt dat 1 cm gelijk staat aan

100 km, dus de afstand is 6,0 ∙ 10

2

km. De hyperloop legt deze afstand af in

2 3 6,0 10 0,50 uur. 1,2 10 s t v ⋅ = = = ⋅

De tijdswinst is daarmee

6,0 0,50 5,5 h.− =

• bepalen van de werkelijke afstand van San Fransisco naar Los Angeles

met een marge van 1,0 ∙ 10

2

km

1

• gebruik van s = vt

1

• inzicht Δt en completeren van de bepaling

1

Opmerking

Er hoeft geen rekening gehouden te worden met significantie.

(14)

Vraag Antwoord Scores

PWM

19 maximumscore 3

voorbeeld van een antwoord:

De led brandt fel als weerstand R

1

is ingeschakeld en zwak als R

2

is

ingeschakeld. De spanning U is dus hoog over R

1

en laag over R

2

.

In de serieschakeling geldt:

3 1 3 1 3

.

U

U

I

I

R

R

=

=

Hieruit volgt dat in een serieschakeling over een grotere weerstand een

hogere spanning staat. (Weerstand R

3

is constant.) Weerstand R

1

is dus

groter dan weerstand R

2

.

• inzicht dat in stand 1 spanning U hoog is of dat in stand 2 spanning U

laag is

1

• inzicht dat in een serieschakeling over een hogere weerstand een

grotere spanning staat

1

• consequente conclusie

1

20 maximumscore 3

uitkomst: η = 0,17 (= 17%)

voorbeeld van een berekening:

(Het nuttig vermogen is het vermogen dat de schakeling aan de led levert.)

Voor het rendement van de schakeling geldt dus:

nuttig nuttig in

0,52

0,52 0,17 ( 17%).

8,4 0,375 3,15

P

P

P

UI

η =

=

=

=

=

=

• gebruik van

nuttig

in

P

P

η =

1

• inzicht dat

P

in

=

UI

1

• completeren van de berekening

1

(15)

Vraag Antwoord Scores

21 maximumscore 3

uitkomst: f =

1,2 10 Hz

3

voorbeeld van een bepaling:

Uit figuur 5 blijkt dat de led 23 keer heeft geknipperd van ‘uit’ naar ‘aan’

en terug. Hieruit volgt:

3 4 3 4 20 10 8,70 10 s 1 1 1,2 10 Hz. 23 8,70 10 T f T − − − ⋅ = = ⋅ → = = = ⋅ ⋅

• inzicht dat

totale tijd

aantal flitsen T =

en

f 1 T =

of

aantal flitsen

totale tijd

f =

1

• bepalen van het aantal flitsen n volgens

21≤ <n 25

1

• completeren van de bepaling

1

22 maximumscore 2

voorbeeld van een antwoord:

De accu heeft aan de PWM-schakeling gedurende 1 periode een energie

geleverd van

E Pt= =4,7 3,0 10 −3 =1,4 10 J −2

.

In de andere schakeling heeft de accu in dezelfde tijd een energie geleverd

van

E Pt

=

=

3,2 9,0 10

−3

=

2,9 10 J.

−2

(Daan heeft dus gelijk,) de PWM-schakeling heeft minder energie nodig.

• inzicht dat de oppervlaktes onder de grafieken vergeleken moeten

worden voor één of meer periodes

1

• consequente conclusie

1

Proxima b

23 maximumscore 2

uitkomst: T = 12 dagen met een marge van 1 dag

voorbeeld van een bepaling:

Er zijn 3,5 omlopen geweest in 63,5 − 22,5 = 41,0 dagen. Hieruit volgt voor

de periode

41,0 12 dagen.

3,5

T =

=

• bepalen van de benodigde tijd voor een of meer trillingen

1

• completeren van de bepaling

1

24 A

(16)

HA-1023-a-19-2-c 16 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

25 maximumscore 4

uitkomst:

g

b

=

0,90

g

aarde

voorbeeld van een berekening:

methode 1

Voor de valversnelling g geldt:

F

z

=

F

g

.

Hieruit volgt:

(

)

24 11 2 b b 2 2 6 2 b 1,3 5,972 10 6,674 10 8,86 ms . 1,2 6,371 10 M mM mg G g G r r − ⋅ ⋅ − = → = = ⋅ = ⋅ ⋅

Dus:

b

8,86

aarde

0,90

aarde

.

9,81

g

=

g

=

g

• inzicht dat

F

z

=

F

g 1

• gebruik van

Fg GmM2 r =

en

F

z

=

mg

1

• opzoeken van waardes voor G, M

aarde

en r

aarde 1

• completeren van de berekening

1

of

methode 2

Voor de valversnelling g geldt:

F

z

=

F

g

.

Hieruit volgt:

b aarde aarde b aarde 2 2 2 2 b aarde aarde 1,3 1,3 0,90 . 1,44 (1,2 ) GM G M GM mM mg G g g r r r r ⋅ ⋅ = → = = = ⋅ = ⋅

• inzicht dat

F

z

=

F

g 1

• gebruik van

Fg GmM2 r

=

met

M

b

=

1,3

M

aarde

en

r

b

=

1,2

r

aarde 1

• inzicht dat

aarde

aarde 2

aarde

GM g

r = 1

(17)

HA-1023-a-19-2-c 17 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

26 maximumscore 4

voorbeeld van een antwoord:

Uit de wet van Wien volgt dat bij een grotere waarde van λ

max

een

lagere temperatuur T hoort. Volgens Binas tabel 32B of Sciencedata

3.3d is de temperatuur van de zon 5,8∙10

3

K. Dit is hoger dan de

temperatuur van Proxima Centauri. Figuur 5 hoort bij Proxima

Centauri.

• inzicht dat bij een hogere waarde voor λ

max

een lagere temperatuur T

hoort of vice versa

1

• vergelijken T

zon

met T

Centauri

en consequente conclusie

1

In figuur 5 is af te lezen dat relatief meer rood licht dan blauw licht

wordt uitgezonden. Dus Proxima Centauri is roder dan de zon.

• inzicht dat de ster uit figuur 5 relatief veel rood licht uitzendt

1

• consequente conclusie

1

27 maximumscore 3

uitkomst: t = 28 (jaar)

voorbeeld van een berekening:

methode 1

De afstand vanaf de aarde is 4,22 lichtjaar. Dit komt overeen met

15 16

4,22 9,461 10

=

3,99 10 m.

Met 15% van de lichtsnelheid duurt dat

16 8 8 gem

3,99 10

8,87 10 s.

0,15 3,00 10

x

t

v

∆ =

=

=

Dit komt overeen met 28 jaar.

• gebruik van

v

gem

x

t

=

1

• omrekenen van lichtjaar naar m of km

1

• completeren van de berekening

1

(18)

Vraag Antwoord Scores

methode 2

Licht legt de totale afstand af in 4,22 jaar met een snelheid c. Het

ruimteschip legt dezelfde afstand af met een snelheid 0,15c.

Hieruit volgt:

licht

licht ruimteschip ruimteschip ct c0,154,22 28 jaar.

ct vt t

v c

= → = = =

• inzicht dat licht deze afstand in 4,22 jaar aflegt

1

• inzicht dat

licht

ruimteschip ct

t

v

= 1

• completeren van de berekening

1

5 Aanleveren scores

Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in de applicatie Wolf. Accordeer deze gegevens voor Cito uiterlijk op 24 juni.

einde 

(19)

HA-1023-a-19-2-c-A

aanvulling op het correctievoorschrift

2019-2

natuurkunde havo

Centraal examen havo

Tijdvak 2

Correctievoorschrift

Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor havo,

Bij het centraal examen natuurkunde havo:

Op pagina 13, bij vraag 18 moet de volgende Opmerking worden toegevoegd:

 Wanneer een kandidaat zwart-wit combinaties heeft geteld op het spoortraject en dit

heeft vermenigvuldigd met 200 km: dit niet aanrekenen.

Toelichting:

Het spoortraject is ingetekend als stippellijn. Een kandidaat kan de zwart-wit markering in de schaal aanzien voor een overeenkomstige zwart-wit markering in de ingetekende spoorlijn.

Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren natuurkunde havo.

Namens het College voor Toetsen en Examens,

drs. P.J.J. Hendrikse, voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[2p] Het distrikt Commewijne wordt gedefinieerd als het bewoonde, deels agrarische, deels ruraal-urbaan gebied langs de Commewijne rivier en de rechteroever van de

b.(4) Bespreek twee (2) situaties uit de afgelopen verkiezingsperiode waaruit blijkt dat de bewering niet klopt.. Pagina 4

240 Tussenrekening lonen 602 Toeslag indirect fabricagekosten 610 Toegestane directe grondstofkosten 300 Voorraad grondstoffen 611 Toegestane directe loonkosten. 310 Inkopen

Het gaat echter primair om vragen die situationeel van aard zijn; vragen als 'Hoe verhoudt zich de morele verantwoordelijkheid van de verpleegkundige ten opzichte van de patiënt,

Het is van belang voor goede zorg dat professionele autonomie wordt benaderd als verantwoordelijkheid en niet als recht van de medisch specialist en daarmee gebruikt wordt in

Dit doe ik op drie manieren: (1) de manier waarop ik de sociaal werkers interview en probeer om in hun spreken bepaalde normatieve vanzelfsprekendheden zichtbaar te maken 134 , (2)

Second, the 12 months timing criterion should, in our view, be reconsidered taking into account evidence that elevated PGD symptoms in the first few months strongly predict

This is because ways to teach purpose overlap with basic lessons learned in Dutch teacher training, such as creating a safe and supportive classroom atmosphere in order for