• No results found

Buiting en Stelling & Blom vs. Hartmans

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Buiting en Stelling & Blom vs. Hartmans"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s&d 10/11 | 2004

95 In mijn studie over het sociaal-democratische

maandblad De Nieuwe Tijd heb ik zeer bewust af-gezien van het partijkiezen voor welke factie, partij of groepering dan ook. Ik heb integendeel zo objectief mogelijk willen registreren welke (veranderende) opvattingen de diverse stromin-gen en individuen binnen de toenmalige sociaal-democratie huldigden en welke politieke positie ze hebben ingenomen. Met grote verbazing mocht ik dan ook vernemen, dat recensent Rob Hartmans mij meent te moeten betichten van vooringenomen, ideologische scherpslijperijen ten gunste van de marxistische tendentie(s).

Nu steekt er in zijn verhaal wel meer merk-waardigs. Dit geldt allereerst het onderhanden nemen van mijn dissertatie uit 1989 over de twisten binnen de nog prille sdap. Dit is alleen al hierom bijzonder merkwaardig, omdat deze stu-die al gerecenseerd ís en wel door Bart Tromp, die toch zeker niet verdacht mag worden van

stellingnames ten gunste van de radicaal-mar-xistische factie binnen de sdap (s&d, nr. 9, 1992). In zijn erudiete bespreking van mijn studie, merkt Tromp onder meer op: ‘Een van de aan-trekkelijke kanten van dit boek is Buitings on-partijdigheid’.

Dit nu moet zo tegen het zere been van recen-sent Hartmans zijn geweest dat deze er twaalf jaar later een, overigens volstrekt onbeargumen-teerde, correctie voor over heeft gehad met als te-neur dat ik indertijd een ‘nogal vooringenomen’ boek schreef, waarin de reformisten als ‘perfide’ combattanten figureren. Helaas voor Hartmans loochenstraft niet alleen Bart Tromp deze opinie. Zulks deed indertijd eveneens een door de PvdA ingestelde onafhankelijke commissie van des-kundigen, die mij op 22 januari 1993 de ‘Willem Drees-beurs’ mocht uitreiken. In het jury-rap-port wordt de loftrompet gestoken op het intel-lectuele gehalte van mijn dissertatie die, terecht, als startpunt werd beschouwd van een nieuw onderzoeksproject ten aanzien van het periodiek

De Nieuwe Tijd.

In vermeld rapport komt ook een zinsnede voor, die ons doet belanden bij Hartmans’ be-spreking van mijn Nieuwe Tijd-boek. Het luidt als volgt: ‘Zo begint een principiële titanenstrijd over strategie en toekomst van de Nederlandse sociaaldemocratie’. In het ‘Voorwoord’ bij mijn boek gebruik ook ík de term ‘titanenstrijd’, naast

Buiting en Stelling & Blom vs. Hartmans

h e n n y b u i t i n g

Over de auteurs Henny Buiting is docent Maatschap-pijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit te Am-sterdam. Theunis Stelling is werkzaam als docent op een roc in het Groene Hart. Ron Blom werkt bij de sectie Verwerving in het Gemeentearchief Amsterdam

s & d p o l e m i e k

Ideoloog van kwade zaken?



Met zijn recensie ‘Relletjes en partijtwisten’ in het vorige nummer heeft Rob

Hartmans nogal wat losgemaakt. Met name bij de auteurs van de besproken

boeken. Nogal ongebruikelijk en tegen onze gewoonte in, publiceert s&d hier

een polemiek tussen besproken auteurs en recensent. Over wetenschap en

vooringenomenheid.

(2)

s&d 10/11 | 2004

96

s & d p o l e m i e k

‘heroïsche strijd’, en wel in exact dezelfde beteke-nis die het jury-rapport eraan hecht. Hoewel ook recensent Hartmans moet hebben gezien dat de term verwijst naar een simpele feitelijkheid, de botsing namelijk tussen de rechter- en linker-vleugel van de sdap, beweert hij toch dat ik er een (op)waarderende beoordeling mee beoog van de marxistische partijvleugel alléén.

Op eenzelfde misleidende manier worden termen als ‘marxistisch rijpingsproces’ of ‘afwij-kingen van het kautskyanisme’, die feitelijke ontwikkelingen of fenomenen weergeven, door Hartmans gemetamorfoseerd tot een ideologi-sche klaroenstoot ten gunste van de vermale-dijde marxisten. Het feit evenwel dat Rob Hart-mans in een studie van ruim zevenhonderd pagi-na’s slechts falende voorbeelden heeft weten te vinden van ideologische aberraties verraadt, dunkt mij, eens temeer dat mijn boek níet voor-ingenomen en partijdig is.

Tenslotte nog dit. In plaats van een nadere analyse van fundamentele kenmerken van mijn studie geeft Hartmans de voorkeur aan een ‘epi-loog’, die volkomen buiten de orde van het be-sproken boek valt en waarin de ‘tour de force’ wordt geleverd de gedachten van de auteur te doorgronden. Zo wordt geponeerd, dat ik het ‘on-getwijfeld’ níet eens ben met een overpeinzing, die zo voor de hand ligt dat geen normaal mens ze zou willen verwerpen. Ook huldig ik ‘zeer waarschijnlijk’ opinies, marxistische natuurlijk, die de recensent bij voorbaat als krankzinnig heeft weten te typeren en die inderdaad van een onwaarschijnlijke stupiditeit getuigen.

Deze bovennatuurlijke excursie, die het me-tier van recensent een nieuw aanzien geeft, dient overduidelijk het zeer aardse doel mij te discredi-teren als een ongeneeslijke ideoloog van kwade zaken. De dialectiek speelt hier echter een verra-derlijke rol, doordat de merkwaardige overpein-zing níet de auteur van het besproken boek treft, maar integendeel de recensent zélf door een ide-ologisch gemotiveerde gedrevenheid te openba-ren die een faire beoordeling van mijn boek op voorhand heeft uitgesloten.

Dupliek 1

r o b h a r t m a n s

In 1999 werd de P.C. Hooftprijs toegekend aan de bekende anarchistische essayist Arthur Lehning. Hoewel ik iedereen elk eerbetoon van harte gun, meende ik in een groot artikel in De Groene

Am-sterdammer te moeten aantonen waarom, mijns inziens, Lehning deze letterkundige prijs niet

verdiende. Uit Henny Buitings reactie op mijn recensie maak ik op dat ik toen, in 1999, heel erg fout ben geweest. De jury van de P.C. Hooftprijs had immers bepaald dat het werk van Lehning bekroond diende te worden, en wie zou ik dan zijn dat ik daar bezwaar tegen kon aantekenen?

De jury van de Willem Drees-beurs heeft ooit besloten dat Buitings dissertatie uit 1989 een ge-weldig boek was, en dan zou een of andere jour-nalist het in zijn hoofd kunnen halen om daar anders over te oordelen? Wat een hoogmoed! Mijn opmerking dat uit die dissertatie duidelijk bleek dat Buiting veel meer sympathie koesterde voor de ‘marxisten’ dan voor de ‘reformisten’ is natuurlijk te zot voor woorden. Bart Tromp heeft immers vastgesteld dat Buitings boek ‘onpartijdig’ was! Maar, met alle respect, zelfs Bart Tromp kan zich wel eens vergissen. Wie Richtingen- en

partij-strijd in de sdap aandachtig leest, ontdekt al spoedig

dat negatieve adjectieven uitsluitend worden ge-bruikt voor de ‘rechtse’ tegenstanders van de goedbedoelende marxistische intellectuelen.

Ter illustratie een voorbeeld van de wijze waarop Buiting omging met twee figuren van het tweede echelon. Over de marxist Maurits Mendels lezen we geen onvertogen woord, ter-wijl Jan Duijs wordt gekwalificeerd als behorend tot ‘de politieke mafia van de sdap’, een man die ‘het anti-marxistische intrigeren tot een kunst heeft verheven’ en wiens brief aan Mendels was geschreven in een ‘onuitstaanbare treiterstijl’. Saillant detail: Mendels mislukte jammerlijk als sdap-propagandist voor de Zaanstreek, terwijl zijn opvolger Duijs de beweging daar tot grote bloei wist te brengen.

Buiting en Stelling & Blom vs. Hartmans

s & d p o l e m i e k

(3)

s&d 10/11 | 2004

97 Buiting en Stelling & Blom vs. Hartmans

Wat mijn recensie van Buitings boek over De

Nieuwe Tijd betreft, zie ik niet in wat er

mislei-dend is aan de constatering dat de auteur het heeft over een ‘marxistisch rijpingsproces’ ver-sus ‘afwijkingen van het kautskyanisme’. Het lij-ken mij immers weinig objectieve kwalificaties, eerder bewijzen van een merkwaardig organi-sche denktrant. Elk organisme behoort immers te ‘rijpen’, terwijl het woord ‘afwijking’ wijst op een ziekte of handicap.

Tot slot van zijn repliek stelt Buiting dat ik blijkbaar pretendeer over bovennatuurlijke ga-ven te beschikken, aangezien ik schreef dat hij mijn kritiek wellicht zal afdoen als het product van een finalistische geschiedopvatting. Hier-voor hoeft men echter niet te beschikken over een paranormale begaafdheid, een behoorlijk ar-chief volstaat. In aflevering 4 van het ter ziele ge-gane Kritiek (Jaarboek voor socialistische discussie en

analyse, 1995) heeft Buiting namelijk een zeer

uitvoerig artikel geschreven, waarin hij iedereen die van mening is dat het een zegen is geweest dat de sdap uiteindelijk het marxisme over-boord heeft gezet (waaronder Bart Tromp en ondergetekende), wordt beschuldigd van ‘finalis-tische geschiedschrijving.’ Dat mag dan onzin zijn, het is een respectabele mening waar Buiting zich niet voor hoeft te schamen.

Een ‘wetenschappelijke’

recensie?

t h e u n i s s t e l l i n g & r o n b l o m

Rob Hartmans levert stevige kritiek op ons boek

Niet voor God en niet voor het Vaderland. Linkse sol-daten, matrozen en hun organisaties tijdens de mobi-lisatie van ’14-’18 en heeft daarbij een zeer

ge-kleurde bril op. In een blad dat als ondertitel

poli-tiek wetenschappelijk essay heeft, verwacht je een

ietwat meer gefundeerd verhaal. Hartmans schrijft dat we de vraag: ‘vormde de krijgsmacht nog een betrouwbare factor voor de staat?’ met ‘ja’ beantwoorden. Nu hebben we onze

conclu-sies nog eens gelezen maar dat antwoord is er met geen mogelijkheid uit te halen. De Neder-landse regering zag het leger indertijd al als on-betrouwbaar en alleen daarom besloot ze om hals over kop te demobiliseren om daarmee stoom van de ketel te halen. Ons onderzoek naar het moreel bevestigt de inzichten van de rege-ring.

Onze criticus spreekt over revolutionaire no-stalgie die voorkomt dat we de geschiedenis op een afstandelijke manier bestuderen. Natuurlijk hebben we beiden een socialistische achter-grond, maar hier zijn we strikt wetenschappelijk bezig en pogen een tot nu toe onbeschreven hoofdstuk uit de Nederlandse geschiedenis te schrijven. Niemand nog had de rol van de solda-ten en matrozen in november van 1918 beschre-ven. En bij die periode waarin omwentelingen in veel landen dreigden, hoort Lenin. Niemand kan daar om heen.

Zeer frappant in zijn recensie is dat Hartmans de voorloper van de PvdA, de sdap, nergens noemt. Ook de soldatenorganisatie onder de paraplu van de partij actief (de Bond van Neder-landse Dienstplichtigen), vinden we er niet in terug. Opmerkelijk! Want het waren niet de kleine revolutionair-linkse groepen die in Nederland een omwenteling aankondigden, neen, het waren de sociaal-democraten van die sdapmet Pieter Jelles Troelstra als leider die het voortouw namen.

Dupliek 2

r o b h a r t m a n s

Stelling en Blom kunnen niet lezen. Om te be-ginnen voert dit tijdschrift niet de idiote onderti-tel ‘politiek wetenschappelijk essay’, maar biedt het ruimte aan politieke schouwingen, weten-schappelijke artikelen en essays, en aan recen-sies. Dat ze mijn recensie ongefundeerd vinden komt vermoedelijk doordat het fundament er-van ¬ kritiek op vooringenomenheid en door

wishful thinking gekleurde geschiedschrijving ¬

s & d p o l e m i e k

(4)

s&d 10/11 | 2004

98

hen niet aanstaat. Omdat Stelling en Blom niet kunnen lezen, had ik deze kritiek blijkbaar meer moeten uitspellen. Nu heb ik hen kennelijk de gelegenheid gegeven om mijn bezwaren zwaar vertekend weer te geven.

Zo heb ik uiteraard niet gezegd dat zij conclu-deren dat de Nederlandse krijgsmacht ondanks de relletjes in de Harskamp een betrouwbare fac-tor voor de staat vormde. Die conclusie dringt zich echter op aan een ieder die onbevangen kijkt naar wat Blom en Stelling in hun vuistdikke boek beschrijven. Zijn er hier soms groot-scheepse muiterijen en opstanden uitgebroken? Was hier soms sprake van een revolutionaire si-tuatie?

Ook had ik vanzelfsprekend geen kritiek op het noemen van de naam van Lenin. De door mij gemaakte opmerking volgde op het signaleren van een paradoxale conclusie: de auteurs verwe-ten Troelstra dat hij slechts halfslachtig gebruik

maakte van een situatie die zich niet voordeed! Een dergelijke paradox verbaasde mij echter niet, aangezien de heren anno 2004 Lenin nog steeds zien als ‘de organisator van de Russische revolutie’.

Als Blom en Stelling zich ook maar enigszins hadden verdiept in de geschiedschrijving over de Russische revolutie, in plaats van het lezen van marxistisch-leninistische propaganda, hadden ze geweten dat Lenin de Russische revolutie, die uitbrak toen hij in Zwitserland zat, niet ‘georga-niseerd’ heeft. Hij heeft in november 1917 door middel van een staatsgreep de macht naar zich toegetrokken, en dat is heel wat anders. Nu mo-gen zij Lenin best bewonderen omdat hij vervol-gens een totalitaire staat heeft gecreëerd, en mo-gen zij het betreuren dat die vermaledijde Troel-stra dat hier niet heeft gedaan, maar met ‘weten-schap’ heeft dat niet veel te maken.

Buiting en Stelling & Blom vs. Hartmans

s & d p o l e m i e k

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is mogelijk dat de huidige opvoedinterventies in de vroege kindertijd niet effectief zijn, omdat ouders moeite hebben met het veranderen van hun opvoedpraktijken

Dit heeft er voor gezorgd dat de FIOD van nu niet alleen meer belast is met het bestrijden van iscale fraude, maar ook met het bestrijden van georga- niseerde criminaliteit op

4 De code laat zich vertalen naar vier basiscompetenties in het profiel voor bestuur en toezicht in het voorgezet onderwijs:.. 

De daadwerkelijke inzet en tijd die de toezichthouder besteedt zal nooit volledig gecompenseerd kunnen worden maar speelt mee bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor

Op grond van artikel 25, eerste lid, jo artikel 21 van de Wgr kan in de regeling worden bepaald dat het algemeen bestuur kan besluiten dat leden van het algemeen bestuur, het

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

• Het aantal wetten neemt sinds 1980 stelselmatig toe, en dat geldt ook voor ministeriële regelingen sinds 2005, het aantal AMvB’s neemt enigszins af sinds 2002. • In de jaren