• No results found

Een Rawlsiaanse rechtvaardige verdeling van de lasten van mitigatie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een Rawlsiaanse rechtvaardige verdeling van de lasten van mitigatie."

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een Rawlsiaanse rechtvaardige verdeling van de lasten van

mitigatie.

Masterscriptie Bruna Kapetanovic

Augustus 2018

Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Dhr. dr. G. Van Donselaar Tweede lezer: Dhr. dr. H.W.J.M Wijsbek

(2)

Inhoudsopgave Inleiding p.4 Afbakening p.8 Hoofdstuk 1 Klimaatverandering p.11 1.1 Klimaatwetenschap p.11 1.2 Terminologie p.14 1.3 Wereldwijde uitstoot p.16 1.4 Mitigatiemaatregelen p.17 Hoofdstuk 2 Rawls p.20

2.1 Theorie van rechtvaardigheid p.20

2.2 Basisstructuur p.21 2.3 Oorspronkelijke positie p.21 2.4 Primaire goederen p.24 2.5 Rechtvaardigheidsbeginselen p.26 2.5.1 Het verschilbeginsel p.27 Hoofdstuk 3 De toepassing p.30 3.1 Internationale rechtvaardigheid p.30

3.2 Volken binnen de oorspronkelijke positie p.35

3.3 CO2-uitstoot als primair goed p.36

3.3.1 Correlatie bnp en CO2-uitstoot p.37

3.3.2 CO2-uitstoot en energie p.41

(3)

3.4 Minst en meest bevoorrechte groep p.44

3.5 Van lusten naar lasten p.46

3.6 Rawls’ benadering p.47 Hoofdstuk 4 Verschillende benaderingen p.49 4.1 Shue’s benadering p.49 4.1.1 Nuances in emissies p.52 4.2 Economische benadering p.53 Hoofdstuk 5 Uitkomst p.57 5.1 Samenkomst benaderingen p.57 5.2 Uitkomst Rawls p.57 5.2.1 Welzijnsgrens p.58 5.2.2 Egalitaire conceptie p.59 Hoofdstuk 6 Slot p.61 6.1 Discussie p.61 6.2 Conclusie p.63 6.3 Literatuur p.67

(4)

Inleiding

Klimaatverandering wordt door verschillende auteurs bestempeld als het grootste milieuprobleem dat de mensheid ooit heeft gekend. (Gardiner, 2011) Als we de wetenschap moeten geloven, loopt de planeet groot risico op een wereldwijde verschuiving van het klimaat, vergelijkbaar in grootte met die van de ijstijd. (Gardiner, 2011) De oorzaak van de stijgende temperatuur op de aarde is het gevolg van een te hoge uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt door menselijke activiteit, die vandaag de dag nog steeds hoog oploopt. De concentratie van de broeikasgassen CO2 en methaan is in de afgelopen 80.000 jaar nog nooit zo hoog geweest, blijkt uit het International Panel on Climate Change (IPCC). (IPCC, 2013) Daarbij wijst het IPCC erop dat de jaren ’90 het warmste decennium ooit gemeten is in de afgelopen 140 jaar (IPCC, 2013). Klimaatverandering is een feit. Indien er niet snel klimaatactie wordt ondernomen om de wereldwijde broeikasgassen terug te dringen, zal de extreme stijging van de temperatuur desastreuse gevolgen hebben voor het leven op aarde. Veranderingen binnen het klimaat in de vorm van extreme droogte of juist neerslag zullen optreden, overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging, het uitsterven van dier -en plantsoorten en de verspreiding van ziektes als gevolg van extreme hitte zijn hier voorbeelden van. (Kerr, 2009)

Om verdere verwarming van de aarde tegen te gaan is het noodzakelijk de broeikasgassen in te perken. Het treffen van mitigatiemaatregelen, het verminderen van de broeikasgas uitstoot, is op dit moment urgenter dan ooit.

Wereldwijd vinden al tal van klimaatconferenties plaats om het probleem van klimaatverandering op internationaal niveau te bespreken. Het meest centrale en besproken thema betreft op welke manier het inperken van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen tot stand moet worden gebracht. Al vanaf 1992, het jaar waarin de organisatie United Nations Framework Convention on Climate Change is opgericht, die tot doel heeft om emissies te reduceren tot een veilig niveau om zo veel mogelijk ongewenste effecten van klimaatverandering te

(5)

voorkomen, vinden verscheidene klimaatconferenties plaats. (Singer, 2010) Het Kyotoprotocol werd als eerste verdrag opgesteld, gevolgd door vele andere nieuwe klimaatverdragen gehouden in verschillende hoofdsteden waaronder Parijs, Kopenhagen en Marrakech. De meest recente klimaattop vond plaats in 2017 in Bonn, waar delegaties uit de hele wereld bijeenkwamen om te discussiëren over de manier waarop de uitstoot van broeikasgassen verder kan worden gereduceerd. (Singer, 2010) Tijdens de laatste klimaatconferentie werd gezamenlijk op internationaal niveau besloten dat de broeikasgassen sterk moeten dalen tot onder een niveau van 2 graden Celsius vergeleken met het jaar 1990. (IPCC, 2013)

Wereldwijd zijn er al behoorlijk wat overeenkomsten gesloten als onderdeel van het Klimaatverdrag met tot doel de oplopende emissies terug te dringen. De afspraken over de mate waarin landen mitigatiemaatregelen moeten treffen zijn echter alleen tot stand gekomen door onderhandelingen tussen verschillende politieke leiders met tegengestelde belangen. Literatuuronderzoek van onder andere Singer (2010) wijst erop dat de verdeling van de reductie-hoeveelheid, het inperken van broeikasgassen, nog nooit gebaseerd is geweest op een principe van rechtvaardigheid.

De hoofdvraag binnen dit onderzoek zal als volgt luiden: wat is een rechtvaardige manier om de lasten van mitigatie tussen landen te verdelen? Om op een efficiënte manier mitigatiemaatregelen te treffen moet op internationaal niveau door alle landen gezamenlijk worden gereduceerd. Maar hoe verdelen we deze reductielasten op een rechtvaardige manier? Moeten de landen die het meeste uitstoten, de grootste lasten dragen? Of moeten de niet-welvarende landen juist meer reduceren, dan de rijken?

Om antwoord te kunnen geven op de vraag zal de theorie van rechtvaardigheid van John Rawls beschreven in zijn welbekende boek A Theory of Justice als uitgangspunt worden gebruikt om een rechtvaardige verdeling van de lasten tot stand te brengen. Rawls wordt gezien als de belangrijkste politieke

(6)

filosoof van na de Tweede Wereldoorlog, zijn ideeën hebben sinds 1971 een overweldigende invloed gehad op de ontwikkeling van de politieke filosofie (Lehning, 2009). In A Theory of Justice, een van de belangrijkste filosofische werken uit die tijd, probeert Rawls een theorie van rechtvaardigheid binnen een democratische liberale samenleving te ontwerpen. (Rawls, 1999) Hij schets hier een beeld van hoe een rechtvaardige samenleving eruit behoort te zien aan de hand van twee rechtvaardigheidsprincipes. Het eerste deel van het tweede rechtvaardigheidsprincipe is het verschilbeginsel. Dit beginsel heeft tot doel om een rechtvaardige verdeling van de sociaaleconomische goederen tot stand te brengen. Om de lasten op een rechtvaardige manier tussen landen onderling te kunnen verdelen zal worden uitgegaan van een rechtvaardige verdeling die tot stand zal komen door middel van het verschilbeginsel.

Om Rawls’ benadering te ondersteunen en de uiteindelijke conclusie te versterken zullen daarbij twee verschillende theorieën worden gepresenteerd. De filosofische benadering van Shue en de economische benadering aan de hand van de grensnutcurve.

Hierbij zal alleen worden gekeken naar de status quo van klimaatverandering. Historische ethische kwesties, historische schuld, en toekomstgerichte morele dillema’s, verantwoordelijkheid tot toekomstige generaties, zullen niet worden meegenomen in de afweging. Daarbij zal ook de historische schuld omtrent CO2-uitstoot niet worden meegerekend binnen de rechtvaardige afweging. Het klimaatprobleem zal puur worden bekeken vanuit de huidige stand van zaken, waarbij het principe van rechtvaardigheid –specifiek het verdelingsprincipe- van Rawls zal worden toegepast op het huidige klimaat.

Dit onderzoek zal als volgt zijn opgebouwd. Hoofdstuk 1 zal dienen als informatief hoofdstuk ter verduidelijking van het klimaatprobleem. Het probleem, de gevolgen, terminologie, wereldwijde uitstoot en mogelijke mitigatiemaatregelen van klimaatverandering zullen worden besproken. Dit hoofdstuk is bedoeld om de wetenschappelijke feiten van klimaatverandering

(7)

(gespecificeerd op mitigatie) en de urgentie van het treffen van mitigatiemaatregelen duidelijk te maken. Het vijfde International Panel on Climate Change rapport (2013) zal hierbij als kernliteratuur dienen.

In hoofdstuk 2 zal een uiteenzetting worden gegeven van John Rawls’ theorie van rechtvaardigheid beschreven in zijn boek A Theory of Justice. Dit hoofdstuk heeft tot doel een uitgebreide uiteenzetting van Rawls’ theorie van rechtvaardigheid te geven om zo een compleet beeld te verwerven van wat ‘rechtvaardigheid’ volgens Rawls inhoudt en de bredere context waarbinnen de rechtvaardigheidsbeginselen tot stand komen te begrijpen. Hier zal vooral dieper worden ingegaan op het verschilbeginsel, het beginsel dat de verdeling van de sociaaleconomische goederen reguleert. Aangezien de hoofdvraag betrekking heeft op een rechtvaardige verdeling van de lasten en het verschilbeginsel in Rawls’ theorie het centrale verdelingsvraagstuk behelst zal alleen dieper worden ingegaan op dit beginsel.

In hoofdstuk 3 zal het klimaatprobleem met betrekking tot mitigatie op Rawls’ theorie van rechtvaardigheid, specifiek op het verschilbeginsel, worden toegepast. Gekeken zal worden naar wat de consequenties zullen zijn wanneer verondersteld wordt dat Rawls’ theorie op internationaal niveau kan worden toegepast, zodat de vraag naar een rechtvaardige verdeling van de lasten wereldwijd kan worden toegepast. De nadruk zal liggen op het verschilbeginsel dat binnen Rawls’ theorie het beginsel van de rechtvaardige verdeling van goederen behelst. Om het verschilbeginsel toe te kunnen passen op het klimaatprobleem, met betrekking tot mitigatie, moet duidelijk worden wat als primair goed kan worden opgevat binnen het klimaatprobleem, zodat gekeken kan worden naar hoe deze goederen op een rechtvaardige manier tussen landen moeten worden verdeeld volgens het verschilbeginsel. Daarbij zal duidelijk worden welke groep als de minst bevoorrechte groep kan worden bestempeld, aangezien het verschilbeginsel stelt dat een ‘ongelijke verdeling van de goederen ten goede moet komen aan de minst bevoorrechte groep’. Wanneer dit duidelijk

(8)

is geworden kan door middel van het verschilbeginsel tot Rawls’ benadering worden gekomen.

In hoofdstuk 4 zullen twee benaderingen worden uiteengezet die Rawls’ benadering ondersteunen, met als doel de theorie van Rawls sterker te maken. Enerzijds zal de filosofische theorie van Shue, waarbij uit wordt gegaan van verschillende soorten uitstoot, worden uiteengezet. Anderzijds zal de economische benadering aan de hand van de grensnutscurve worden uiteengezet. Beide theorieën zullen kijken naar wat voor een invloed een gelijke verdeling van de lasten van mitigatie voor effect hebben op het welzijn voor zowel arme als welvarende landen.

In hoofdstuk 5 zal tot de uitkomst worden gekomen waar alle drie de benadering, Rawls, Shue en de economische benadering allen in dezelfde richting wijzen. Daarbij zal tot een meer weloverwogen en genuanceerdere uitkomst van Ralws’ benadering worden gekomen.

Tot slot zal hoofdstuk 6 dienen als het slothoofdstuk waarbinnen de discussie en een weloverwogen conclusie zullen worden uiteengezet.

Afbakening

De nadruk in dit onderzoek zal liggen bij de status quo van klimaatverandering, ofwel de huidige stand van zaken van klimaatverandering. De meningen over het verantwoordelijk houden van landen voor hun historische schuld, de uitstoot veroorzaakt in het verleden, verschillen. Zo is er enerzijds de opvatting dat landen niet moreel verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor al hun historische uitstoot en anderzijds dat het voor de hand liggend is dat landen moreel verantwoordelijk zijn voor de uitstoot in het verleden veroorzaakt door menselijke activiteit. Daarbij is er nog een verschil tussen voorstanders hiervan. De meer gematigde variaties nemen het jaar 1990 als uitgangspunt en stellen dat ongeveer vanaf dan de schadelijke effecten algemene kennis waren. (Gardiner, 2004). Van alle uitstoot voor die periode was niet bekend dat het schadelijk was.

(9)

Landen met een lange historie van emissies kunnen om die reden voor de pre-1990 uitstoot niet verantwoordelijk worden gehouden. De radicalere voorstanders stellen dat landen vanaf het begin van de industriële revolutie verantwoordelijk dienen te worden gehouden.

Echter zal binnen dit onderzoek de vraag naar het verleden en de historische schuld niet worden meegenomen, aangezien Rawls’ theorie van rechtvaardigheid, en daarmee ook het verdelingsprincipe, zich alleen concentreert op het hier en nu. De verdeling van de goederen kan namelijk alleen worden toegepast op de huidige stand van zaken.

Om deze reden zal in dit onderzoek alleen worden uitgegaan van de status quo van het klimaatprobleem. Hierin zal het verleden, en de samenhangende vraag naar de verantwoordelijkheid met betrekking tot historische emissies, en de toekomst, de discussie die morele verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties omvat, niet verder worden besproken.

Het klimaatprobleem kent twee complementaire benaderingen, die beide als doel hebben de risico’s van klimaatverandering tegen te gaan, namelijk: adaptatie en mitigatie. Adaptatie is het aanpassen aan de te verwachten gevolgen van klimaatverandering. Het adapteren aan de gevolgen van klimaatverandering gebeurt door bijvoorbeeld het bouwen van dijken, het planten van droogtebestendige gewassen en het bouwen van meer orkaanbestendige huizen (IPCC, 2007). Daarbij is het op vrijwillige basis laten emigreren van mensen voor de gevolgen van klimaatverandering ook een vorm van adaptatie. Daarentegen wordt de term mitigatie gebruikt voor maatregelen die beogen de emissies te reduceren. Het treffen van mitigatiemaatregelen heeft effect op de lange termijn. Daarbij reduceert het het effect van klimaatverandering op de hele wereld, in tegenstelling tot adaptatie dat effect heeft op de korte termijn en op een specifieke plaats. Jones en De Meyer (2009) benadrukken dat mitigatie een onmisbaar onderdeel van een succesvol klimaatbeleid vormt. Indien men alleen inzet op adaptatie zullen de gevolgen van het veranderend klimaat het adaptatiebeleid

(10)

telkens inhalen met verwoestende gevolgen. Om bovengenoemde redenen zal ik mij binnen dit onderzoek alleen beperken tot mitigatie en zal adaptatie niet verder worden behandeld.

Daarbij zal de nadruk van dit onderzoek liggen bij een rechtvaardige verdeling van de lasten in plaats van de lusten. Het verdelingsvraagstuk van Rawls, waar de verdeling van de goederen centraal staat, zal worden toegepast op een rechtvaardige verdeling van de lasten. De nadruk zal liggen bij de lasten aangezien mitigatie over lasten gaat. Hierbij zal worden uitgegaan van CO2 -uitstoot als primair goed, en het ‘reduceren van CO2’ als een last. Het reduceren van emissies staat gelijk aan het inleveren van de goederen en vice versa. De lasten zullen hier gelijk staan aan de procentuele uitstoot die gereduceerd moet worden. Als een land meer moet reduceren, betekend dit dat het desbetreffende land minder recht heeft op een goed.

Tot slot zal in dit onderzoek Rawls’ theorie van rechtvaardigheid worden behandeld omdat dit de meest gangbare en bekendste filosofische theorie van rechtvaardigheid is die wordt toegespitst op een liberale democratische samenleving. (Rawls, 1999, 11) Rawls’ theorie van rechtvaardigheid concentreert zich daarbij op hoe een rechtvaardige verdeling van goederen tot stand dient te komen binnen een samenleving.

(11)

Hoofdstuk 1

Klimaatverandering

Hoofdstuk 1 dient als informatief hoofdstuk ter verduidelijking van het klimaatprobleem. De klimaatwetenschap, terminologie, mogelijke mitigatiemaatregelen en de huidige wereldwijde uitstoot zullen worden uiteengezet. Het is bedoeld om de wetenschappelijke feiten van klimaatverandering te duiden (gespecificeerd op mitigatie) en de urgentie van het treffen van mitigatiemaatregelen duidelijk te maken.

1.1 Klimaatwetenschap

In 1988 is het eerste International Panel on Climate Change-rapport (IPCC) gezamenlijk opgericht door de World Meteorological Association en de United Nations Environment Program om informatie te geven over ‘the science, the impacts, and the economics of-and the options for mitigating and/or adapting to- climate change’. (IPCC 2001, in Gardiner 2004, 556) Het IPCC heeft tot nu toe vijf verschillende rapporten gepubliceerd, het eerste rapport werd uitgegeven in 1990 en het vijfde en meest recente rapport in 2014. De IPCC-rapporten, tot stand gekomen door samenwerking van honderden wetenschappers wereldwijd, geven een helder beeld van de huidige stand van zaken van klimaatwetenschap en andere actuele thema’s waar klimaatonderzoekers zich vandaag de dag mee bezighouden. Er is een duidelijke consistentie merkbaar tussen de vijf verschillende rapporten als wordt gekeken naar de uiteindelijke resultaten en conclusies die uit elk rapport volgen. Om de belangrijkste resultaten van klimaatverandering uiteen te zetten zal ik uitgaan van de resultaten van het vijfde en meest recente IPPC-rapport (Ar5). Dit rapport toont het nieuwste bewijsmateriaal van klimaatverandering en bouwt voort op het vierde IPPC-rapport.

Ten eerste stelt het vijfde IPCC-rapport dat ‘The atmosphere and ocean have warmed, the amounts of snow and ice have diminished, sea level has risen,

(12)

and the concentrations of greenhouse gases have increased.’ (IPCC, 2013, 5) Het rapport wijst erop dat de periode 1983 - 2012 de warmste 30-jarige periode van de afgelopen 1400 jaar is. (IPCC, 2013) Daarbij wijzen data erop dat de gemiddelde temperatuur gemeten op aarde en in de oceaan is gestegen met 0.85 graden Celsius over de periode 1880- 2012. (IPCC, 2013) Naast de landtemperatuur is ook de oceaantemperatuur sinds de jaren ’70 sterk aan het stijgen, zo is het oceaanoppervlak sinds 1971 al met 75 millimeter gestegen. Dat staat gelijk aan een stijging van 0.1 graden Celsius per decennium. (IPPC, 2013) Naast de stijging in temperatuur tonen wetenschappelijke data aan dat er een sterke afname van de hoeveelheid ijs, op onder andere Groenland en Antarctica, merkbaar is door de massale smelting van het ijs. Zo toont het IPCC aan dat het ijsgehalte is afgenomen met 226 Gigaton over de periode 1971 – 2009. (IPCC, 2013) 1 Ook het het zeeniveau is gestegen, met 0.19 millimeter over de periode 1901-2010. Daarbij is er een merkbare stijging te zien van de broeikasgassen, zo is het broeikasgas CO2 met 40 % gestegen vanaf het pre-industriële tijdperk. Naast de toenames in temperatuur, het stijgende zeeniveau en de afnames in het ijsoppervlak, wijst het IPCC op een sterke toename van de hoeveelheid neerslag in bepaalde regio’s. (IPPC, 2013)

Ten tweede toont het vijfde IPCC-rapport dat de stijging van de broeikasgassen het gevolg is van menselijke activiteit. Deze te hoge concentratie antropogene broeikasgassen bedreigen de stabiliteit van het klimaat, aangezien de broeikasgassen niet meer geabsorbeerd kunnen worden door natuurlijke broeikasgasputten. (IPCC, 2013) Het vijfde IPPC-rapport wijst erop dat er een sterke toename van antropogene broeikasgassen merkbaar is sinds het pre-industriële tijdperk. Zoals wordt gesteld in het IPCC-rapport ‘the atmospheric concentrations of the greenhouse gases carbon dioxide (CO2), methane (CH4), and nitrious oxide (N2O) have alle increased since 1750 due to human activity’

1 Ter verduidelijking: een gigaton staat gelijk aan 1.000.000.000.000 kilogram, oftewel 1.000.000.000

(13)

(IPCC, 2013, 11) Niet alleen koolstofdioxide heeft een opwarmend effect op de aarde, ook methaan (CH4), lachgas (N2O) en waterdamp dragen bij aan de opwarming van de aarde. Sinds de industriële revolutie is er een toenemende stijging merkbaar van de antropogene gassen. Het antropogene broeikasgas CO2 is sinds 1750 gestegen met 40%, methaan is in dezelfde periode gestegen met 150%, en het antropogene broeikasgas lachgas met 20%. (IPCC, 2013) De toenemende concentratie van broeikasgassen sinds 1750 toont de menselijke invloed aan op het klimaat. Koolstofdioxide wordt daarbij gezien als de grootste boosdoener, omdat dit broeikasgas het langst in de atmosfeer blijft hangen. (Gardiner, 2004)

Tot slot probeert het IPCC toekomstige veranderingen binnen het klimaat te voorspellen. Het IPCC stelt dat ‘Continued emissions of greenhouse gases will cause further warming and changes in all components of the climate system’. (IPCC, 2013, 14) Het IPPC wijst erop dat de broeikasgas concentratie in 2100 relatief hoger zal zijn in vergelijking met de hedendaagse concentratie CO2 in de atmosfeer, indien er sprake zal zijn van een cumulatieve verhoging van CO2 uitstoot tijdens de 21e eeuw. (IPCC, 2013) Daarbij is het hoogstwaarschijnlijk dat er een stijging in de temperatuur merkbaar zal zijn van 2 - 4.5 graden Celsius deze eeuw. (IPCC, 2013)

De extreme stijging van de temperatuur zal desastreuze gevolgen hebben voor het leven op aarde. Verschillende onderzoekers wijzen erop dat de gletsjers in de toekomst als gevolg van de toenemende temperatuur uiteindelijk helemaal zullen smelten. (Kerr, 2009). Daarbij zal ook het overgrote deel van het landijs smelten dat een stijging van de zeespiegel tot gevolg heeft. Het IPPC voorspelde in een rapport van 2007 dat de zeespiegel verder zal stijgen van 18 tot 59 centimeter in de periode van 1990- 2090. (IPCC, 2007). Als gevolg van de zeespiegelstijging zullen er vaker overstromingen plaatsvinden. De dichtbevolkte steden in Zuid-Azië, de laaggelegen kustgebieden in Afrika en eilandstaten

(14)

hebben het meest te vrezen voor de zeespiegelstijging. (Nicholls & Cazenave, 2010)

Daarbij heeft de stijgende temperatuur invloed op het neerslagpatroon. Er is nu al een merkbare toename in neerslag in het noorden van Europa, Amerika en Noord en Centraal- Azië. (IPCC 2007, in Jones & De Meyere, 2009). De toename in neerslag in bepaalde delen van de wereld gaat gepaard met hevige droogte in andere gebieden. De toenemende droogte en overstromingen als gevolg van een veranderbaar neerslagpatroon, hebben voornamelijk heftige gevolgen voor kleine landbouwboeren die worden blootgesteld aan misoogsten. De misoogsten zullen impact hebben op de voedselproductie binnen een land, als gevolg dat in de toekomst hongersnoden zullen toenemen.

De toenemende opwarming van de aarde zal daarbij gepaard gaan met een hoger aantal sterfgevallen als gevolg van infectieziekten en hittegolven. (Costello et al., 2009). Daarbij wordt voorspeld dat er in de nabije toekomst een groot aantal mensen zullen emigreren, de zogenoemde klimaatvluchtelingen zullen vluchten voor honger, overstromingen, droogte et cetera.

Om deze desastreuze gevolgen te voorkomen zouden de antropogene broeikasgassen volgens het IPCC moeten dalen tot onder het niveau van 1990, en de daarna komende tientallen jaren hieronder blijven. (IPCC, 2013)

1.2 Terminologie

Klimaatverandering wordt veroorzaakt door een te hoge concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer veroorzaakt door menselijke activiteit. Deze antropogene broeikasgassen zoals CO2, methaan, N20, ozon en synthetische gassen, zoals CFS en HFCs, die in grote mate in de atmosfeer terecht komen zijn de grote boosdoeners van de opwarming van de aarde. (IPCC, 2013)

Naast antropogene broeikasgassen bestaan er ook natuurlijke broeikasgassen, deze maken deel uit van de natuurlijke samenstelling van de atmosfeer en spelen een cruciale rol in de klimaatregulatie. De natuurlijke

(15)

broeikasgassen dragen niet per se bij aan de opwarming van de aarde, in tegenstelling tot de antropogene broeikasgassen zijn dit broeikasgassen die een positief effect hebben op de aarde. (IPCC, 2013) Slechts de in grote mate aanwezige broeikasgassen in de atmosfeer als gevolg van menselijke activiteit vormen het daadwerkelijke probleem voor de opwarming van de aarde. (Gardiner, 2004)

De atmosfeer, het totaal van omhullende gassen dat zich rond de aarde bevindt, is van essentieel belang voor een leefbaar klimaat op aarde. Zonder de atmosfeer zal er geen enkele vorm van leven mogelijk zijn op onze planeet. De gasdeeltjes in de atmosfeer laten zonnestraling door waarvan een deel door de aarde wordt geabsorbeerd, en een deel weer wordt teruggekaatst, dat bekend staat als warmtestraling. (Raupach & Fraser, 2011) De teruggekaatste zonnestraling, ofwel de warmtestraling, wordt op het moment van terugkaatsing niet volledig doorgelaten door de overtollige broeikasgassen in de atmosfeer. Als gevolg hiervan wordt een deel van de warmtestraling weer teruggekaatst naar de aarde, dit heeft verhoging in de temperatuur tot gevolg. Daarbij spelen de verschillende soorten aardoppervlak een rol in de mate waarin de energie wordt teruggekaatst. Zo reflecteren lichtere stukken zoals met ijs en sneeuw bedekte delen van de aarde, van het aardoppervlak veel meer energie terug, dan donkere aardoppervlakten zoals regenwouden en oceanen, die op hun beurt de energie juist absorberen. (Raupach&Fraser, 2011)

De uit proportie getrokken hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer als gevolg van menselijke activiteit heeft invloed op de radiative forcing ofwel de stralingsforcering. De stralingsforcering drukt het verschil uit tussen de zonne-energie die wordt geabsorbeerd door het aardoppervlak en de hoeveelheid die weer wordt teruggekaatst in de atmosfeer. (IPCC, 2007) Het IPCC omschrijft radiative forcing als volgt: ‘radiative forcing is a measure of how the energy balance of the Earth-atmosphere system is influenced when factors that affect climate are altered.’ (IPCC, 2007, 136)

(16)

Het woord radiative wordt gebruikt omdat deze factoren de balans tussen de inkomende zonnestraling en de uitgaande warmtestraling in de atmosfeer verstoren, een balans tussen beide beïnvloed de temperatuur op aarde. (IPCC, 2007) De term forcing daarentegen wordt gebruikt om aan te geven dat de normale straling balans op aarde wordt verstoord. (IPCC, 2007) Het IPCC stelt dat radative forcing meestal wordt gekwantificeerd als ‘rate of energy change per unit area of the globe as measured at the top of the atmosphere’ en ‘is expressed in units of watts per square metre’. (IPCC, 2007, 36) Wanneer radiative forcing van een factor of groep van factoren als positief wordt gemeten, zal de energie van het aardatmosfeer systeem uiteindelijk toenemen, wat zal leiden tot een opwarming van de aarde. Daarentegen zal bij een negatief gemeten stralingsforcering de energie juist afnemen, dit zal leiden tot koeling van het systeem. (IPCC, 2007)

Naast de broeikasgassen die een verwarmend effect hebben op de aarde, zijn er ook factoren die een afkoelend effect hebben op de planeet. Sommige aërosolen die vrijkomen bij verbranding van fossiele brandstoffen zorgen ervoor dat minder energie het aardoppervlak bereikt. Naast de aërosolen hebben andere fysische processen, zoals de helderheid van het aardoppervlak en de veranderingen in de inkomende zonne-energie, ook een afkoelend effect op de planeet. (Raupach & Fraser, 2011)

1.3 Wereldwijde uitstoot

World Data Bank (2014) wijst erop dat de landen die het meeste uitstootten op dit moment, als we kijken naar de absolute uitstoot van een land, China, Amerika en India zijn. China draagt bij aan 26% van de wereldwijde uitstoot, en staat daarmee op nummer 1 als land dat de grootste bijdrage levert aan klimaatverandering. (World Data Bank, 2014) Amerika staat op nummer twee als een na grootste uitstoter en India op nummer drie. Uit verschillende literatuur wordt duidelijk dat indien gekeken wordt naar de wereldwijde uitstoot een

(17)

denkbeeldige lijn kan worden getrokken tussen het Noorden en Zuiden van de wereld. (Plan Bureau voor leefomgeving, 2013) De landen gelegen in het noordelijke deel zijn de westerse geïndustrialiseerde landen, die voor het overgrote deel bijdragen aan de wereldwijde broeikasgasuitstoot. De landen gelegen in het zuidelijke deel, dit zijn voornamelijk niet-welvarende landen, van de denkbeeldige lijn dragen daarentegen relatief weinig bij aan de vervuiling wereldwijd. (Plan Bureau voor Leefomgeving, 2013)

De Europese Unie en de V.S. zorgen bijvoorbeeld voor meer dan de helft van de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd. De niet-welvarende landen, zoals overgrote deel van de landen gelegen in Afrika, Zuid-Azië en Zuid-Amerika dragen relatief weinig bij aan de opwarming van de aarde. (World Data Bank, 2014)

De bovengenoemde cijfers geven de wereldwijde absolute uitstoot weer per land onafhankelijk van het bevolkingsaantal. Daarbij kan ook worden gekeken naar de uitstoot per hoofd van de bevolking, dit is de absolute uitstoot van een land gedeeld door het aantal inwoners. Indien we deze maatstaaf aanhouden staat Australië op nummer een, gevolgd door de V.S. (Plan Bureau voor leefomgeving, 2013) Daarbij scoort het Midden-Oosten aardig hoog. De westerse wereld scoort ook hoger als we kijken naar de uitstoot per hoofd van de bevolking dan de niet-welvarende landen. Een groot verschil is dat China niet meer de grootste wereldwijde uitstoter is, China scoort aanzienlijk lager. Daarbij is de uitstoot per hoofd van de bevolking in India ook behoorlijk laag, met 1,5 ton per hoofd van de bevolking is het zelfs veel minder dan de uitstoot per hoofd van de bevolking die de gemiddelde industrielanden produceren. (Plan Bureau voor Leefomgeving, 2013)

1.4 Mitigatiemaatregelen

Om de antropogene broeikasgassen terug te dringen en de desastreuze gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan is het van groot belang maatregelen te

(18)

treffen tegen klimaatverandering. Binnen het klimaatprobleem zijn er twee complementaire benaderingen, met beide als doel de risico’s van de gevolgen van klimaatverandering te verminderen, namelijk: mitigatie en adaptatie. (IPCC, 2014) Klimaatadaptatie is het proces van aanpassing aan het actuele of te verwachte klimaat en zijn effecten, opdat de schadelijke gevolgen door klimaateffecten kunnen worden beperkt of voorkomen. (IPCC, 2014) Mitigatie is het verminderen ofwel reduceren van broeikasgasemissies. Binnen dit onderzoek zal alleen dieper worden ingaan op de mitigatiemaatregelen, aangezien de nadruk ligt bij het verdelen van de lasten van mitigatie.

Mitigatie wordt gebruikt voor maatregelen die beogen emissies van broeikasgassen te verminderen. Mitigatiemaatregelen bestaan uit het reduceren van broeikasgassen, het voorkomen van ontbossing en herbebossing. (IPCC, 2014) De geplante bomen dienen als natuurlijke putten die het broeikasgas CO2 uit de lucht opnemen en verwerken. Herbebossing of het voorkomen van ontbossing kunnen in deze zin worden opgevat als factoren die bijdragen aan het verminderen van CO2 uit de atmosfeer. Dit is echter niet de meest efficiënte manier om CO2-uitstoot te verminderen, aangezien het aantal bomen dat moeten worden geplant om de vrijgekomen CO2 te compenseren niet normaal hoge hoeveelheden zal omvatten. (Houghton, 2001)

Om effectief mitigatiemaatregelen te treffen is internationale samenwerking vereist. Mitigatie moet collectief tot stand komen aangezien het gezamenlijk reduceren van broeikasgassen de meest efficiënte manier is om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. (IPCC, 2014) Daarbij pakt mitigatie de kern van het probleem aan, het probleem betreft namelijk een te hoge uitstoot aan broeikasgassen die door middel van mitigatiemaatregelen kunnen worden teruggedrongen. Mitigatie heeft tot doel de gevolgen van klimaatverandering te voorkomen, in plaats van zich alleen aan te passen aan de gevolgen zoals het geval bij adaptatie. Daarbij heeft mitigatie (in tegenstelling tot adaptatie) effect op de lange termijn. (IPCC, 2014)

(19)

Er zijn meerdere manieren binnen de mitigatiemaatregelen die de opwarming van de aarde zullen verlagen. Al deze mitigatiepaden vereisen aanzienlijke emissiereducties in de komende decennia, die gepaard gaan met een minimale uitstoot van broeikasgassen. (IPCC, 2014)

Het IPCC stelt dat, zonder mitigatie (of adaptatiemaatregelen) te nemen de opwarming van de aarde tegen het einde van de 21e eeuw hoge tot zeer hoge risico’s met zich mee brengt op ernstige en onomkeerbare effecten van klimaatverandering. (IPCC, 2014) De toekomstige scenario’s in het IPCC-rapport wijzen erop dat het hoogstwaarschijnlijk is dat de temperatuur zal stijgen met vier graden boven het gemeten pre-industriële niveau tegen het jaar 2100, indien we nu niet ingrijpen (IPCC, 2014)

De desastreuse gevolgen waarmee we te maken krijgen indien niet snel actie wordt ondernomen om de CO2-uitstoot in te perken, besproken in het hoofdstuk over klimaatwetenschap, wijzen er onder andere op dat er dringend actie moet worden ondernomen. Verschillende auteurs zoals Jones & Meyer (2009) en Raupach & Fraser (2011) benadrukken het treffen van mitigatiemaatregelen als een onmisbare actie om klimaatverandering tegen te gaan. Beide auteurs stellen dat het urgenter is dan ooit wereldwijd mitigatie-acties te treffen.

Het is duidelijk dat er behoefte is aan het instellen van een mondiaal emissieplafond om de wereldwijde uitstoot in te perken. De manier waarop dit tot stand moet komen betreft echter een ander vraagstuk, namelijk het ‘verdelingsvraagstuk’. Aan de hand van Rawls’ theorie van rechtvaardigheid, meer specifiek gericht op het verdelingsbeginsel, zal duidelijk worden hoe op een rechtvaardige manier de broeikasgas-reductie tussen landen onderling zou moeten worden verdeeld.

(20)

Hoofdstuk 2 Rawls

In hoofdstuk 2 zal Rawls’ theorie van rechtvaardigheid worden uiteengezet om een compleet beeld te bieden van wat rechtvaardigheid volgens Rawls inhoudt en om de bredere context waarbinnen de rechtvaardigheidsbeginselen tot stand komen te begrijpen. Duidelijk zal worden hoe een rechtvaardige samenleving eruit behoort te zien en op welke manier de beginselen van rechtvaardigheid hierbinnen tot stand komen. Aangezien dit onderzoek het verdelingsvraagstuk behelst zal specifiek worden ingegaan op het tweede beginsel, het verschilbeginsel. Dit beginsel heeft betrekking op de rechtvaardige distributie van goederen.

2.1 Theorie van rechtvaardigheid

Rawls wil in zijn boek A Theory of Justice een theorie ontwerpen die een antwoord moet geven op de vraag hoe een rechtvaardige samenleving eruit behoort te zien. (Rawls, 1999, 15) Rawls beoogt een democratische samenleving te ontwikkelen waarbinnen de fundamentele vrijheidsrechten van de burgers en gelijkheid naast elkaar bestaan binnen deze maatschappij.

Daarbij wil Rawls een idee van rechtvaardigheid formuleren dat een alternatief idee biedt voor het utilitarisme, dat tot doel heeft het maatschappelijk nut te maximaliseren en hiermee geen rekening houdt met de verschillen tussen individuen binnen de maatschappij. (Rawls, 1999, 16) Rawls is van mening, in navolging van Kant, dat de mens als doel op zichzelf moet worden opgevat dat nooit enkel als middel mag worden gebruikt voor het verwezenlijken van een maatschappelijk doel.

Rawls presenteert verder ‘een conceptie van rechtvaardigheid die de gangbare theorie van het sociaal contract [..] op een hoger abstract niveau brengt.’ (Rawls, 1999, 58)

(21)

2.2 Basisstructuur

’’Rechtvaardigheid is de eerste deugd van sociale instituties, zoals waarheid dat is van denksystemen’’, aldus Rawls. (Rawls, 1999, 51) Volgens Rawls is de rechtvaardigheid gefundeerd in de basisstructuur van de samenleving. Met de basisstructuur doelt Rawls op ‘de manier waarop we de belangrijkste sociale instituties fundamentele rechten en plichten verdelen en de toewijzing van voordelen uit sociale samenwerkingen bepalen.’ (Rawls, 1999, 55) Onder de belangrijkste instituties verstaat Rawls politieke, economische en sociale organisaties. Al deze instituties dienen op een rechtvaardige manier te zijn geregeld.

De basisstructuur vormt het voornaamste object van rechtvaardigheid, omdat het vanaf het begin aanwezig is. Rechtvaardigheid moet worden begrepen als fundamenteel onderdeel van de basisstructuur van de samenleving, dat hier inherent aan is. Om deze reden liggen de vrijheden en gelijkheden van de burgers vast in het concept van een rechtvaardige samenleving, deze zijn niet onderworpen aan politieke onderhandelingen. (Rawls, 1999, 56)

Daarbij stelt Rawls dat de basisstructuur recht moet doen aan een pluriforme samenleving. Binnen zo een pluriforme samenleving is er sprake van een pluralisme aan verschillende concepties van het goede. In de samenleving aanwezige religieuze en etnische groepen hebben verschillende ideologieën en opvattingen over wat een goed leven precies inhoudt.

De vraag die Rawls zichzelf stelt is hoe we binnen een pluriforme samenleving tot rechtvaardigheidsprincipes kunnen komen die voor iedereen rechtvaardig zijn?

2.3 Oorspronkelijke positie

Volgens Rawls vormt de oorspronkelijke positie het toneel voor het overeenkomen van de rechtvaardige beginselen die onze samenleving op een

(22)

rechtvaardige wijze moeten ordenen (Rawls, 1999, 88) Deze beginsituatie moet worden opgevat als een puur hypothetische situatie, in die zin dat deze denkbeeldige situatie tot een bepaalde rechtvaardigheidsconceptie leidt. (Rawls, 1999, 59) De oorspronkelijke positie kan in die zin worden opgevat als een hulpmiddel om te achterhalen onder welke omstandigheden tot billijke rechtvaardigheidsbeginselen gekomen kan worden.

Deze situatie wordt gekenmerkt door het feit dat de individuen binnen de oorspronkelijke positie zich achter de veil of ignorance bevinden. De sluier van onwetendheid ontneemt de individuen informatie over hun plek in de maatschappij en hun natuurlijke gaven en vermogens ofwel contingente eigenschappen. Niemand weet wat zijn ‘natuurlijke begaafdheden zijn, of zijn geslacht, leeftijd, levensbeschouwing, conceptie van het goede, of de sociale positie die men in de samenleving zal innemen’ (Rawls, 1999, 60)

De sluier dient als cruciale factor om tot billijke principes van rechtvaardigheid te komen doordat het de kennis van de maatschappelijke positie voor elk individu binnen de samenleving uitsluit, evenals de contingente eigenschappen van ditzelfde individu. (Rawls, 1999, 222) Door de rechtvaardigheidsprincipes achter dit gordijn te kiezen garandeert het dat bij de keuze van beginselen ‘niemand wordt bevoordeeld of benadeeld door het lot of contingentie van sociale omstandigheden’. (Rawls, 1999, 59) Het gordijn dient als noodzakelijke voorwaarde om de leden van de samenleving te weerhouden uit eigen belang te handelen of de rechtvaardigheidsprincipes af te stemmen op hun persoonlijke belangen.

Om tot objectieve rechtvaardigheidsprincipes te komen is het volgens Rawls irrelevant kennis te hebben over jezelf als persoon en de plek in de samenleving. Deze informatie heeft alleen negatieve invloed in het tot stand brengen van de rechtvaardigheidsprincipes omdat deze informatie het individu ervan weerhoudt puur rechtvaardig en objectief te handelen.

(23)

Wanneer alle individuen zich in eenzelfde situatie bevinden en niemand beginselen kan afstemmen op zijn of haar persoonlijke belangen zijn de beginselen van rechtvaardigheid het resultaat van een billijke overeenkomst en om deze reden fair te noemen. (Rawls, 1999, 59)

Rawls stelt dat een rechtvaardige samenleving, een samenleving is waar het individu ook mee zou instemmen niet wetende welke positie deze in de samenleving zal innemen.

De individuen binnen de oorspronkelijke positie die gezamenlijk tot de rechtvaardigheidsbeginselen komen zijn rationele personen die het vermogen hebben om een ‘conceptie van het goede’ te vormen en die beschikken over een rechtvaardigheidsgevoel. (Ralws, 1999, 66) Deze individuen hebben namelijk het vermogen om een bepaald levensplan te ontwikkelen en ze hebben de capaciteit de rechtvaardigheidsbeginselen te begrijpen en na te leven.

Daarbij zijn de individuen vrije en gelijke personen. De partijen zijn gelijke aan elkaar in die zin dat tijdens de procedure voor het kiezen van de beginselen alle personen dezelfde rechten krijgen toegeschreven en elk individu evenveel inspraak heeft als elk ander individu binnen de maatschappij. (Rawls, 1999, 66) Daarbij komen de rechtvaardigheidsprincipes tot stand door een collectieve overeenkomst tussen alle vrije en gelijke leden van de samenleving. Er is niet een gemeenschappelijk geaccepteerde moraal of religieuze autoriteit waarmee in overeenstemming de burgers hun rechtvaardigheidsprincipes moeten vormen.

De contractanten gaan ervan uit dat zij elkaar kunnen vertrouwen, zij zullen de rechtvaardigheidsprincipes die zij in overeenstemming met elkaar hebben gekozen ook zelf nakomen en verwachten dat de andere contractanten dat ook zullen doen. (Rawls, 1999, 67)

(24)

2.4 Primaire goederen

Ondanks het feit dat de individuen binnen de oorspronkelijke positie informatie onthouden wordt over hun plek in de samenleving en hun contingente eigenschappen weten ze wel dat ze, onafhankelijk van hoe hun levensplan eruit komt te zien, in het bezit willen zijn van primary goods. Deze primaire goederen zijn goederen die voor een individu essentieel zijn om ongeacht het levensplan, dit levensplan te kunnen verwezenlijken. Deze middelen vormen op deze manier geredeneerd een index voor welzijn. Primaire goederen vormen de basisvoorwaarden voor het realiseren van het subjectieve levensplan en het zijn goederen waar individuen ten alle tijden meer boven minder van prefereren. (Rawls, 1999, 406) Om dit duidelijk te maken introduceert Rawls the thin theory of the good:

The thin theory is supposed to explain the preference for primary goods needed for the contract derivation by developing a morally neutral notion of the good, that is, a notion of the good acceptable to all rational individuals regardless of ethical persuasions. (Rawls, 2009, 380)

Primaire goederen dienen in de pluriforme samenleving als neutrale middelen die in staat zijn tot het verwezenlijken van elk mogelijk levensplan. De voorkeur voor de primaire goederen is te verklaren aan de hand van het neutrale karakter van de middelen. Binnen een pluriforme samenleving spreekt men van primary goods wanneer dit neutrale goederen zijn, en deze het verwezenlijken van ieder levensplan mogelijk maken.

De thin theory of the good is gebaseerd op een moreel neutraal begrip van het goede. De definitie van het goede binnen deze theorie is gebaseerd op goodness as rationality. Zo stelt Rawls: ‘The thin definition states that a person’s good is determined by what is for him the most rational plan of life given reasonable favorable circumstances.’ (Rawls, 2009, 381)

(25)

Er bestaat een onderscheid tussen twee typen primaire goederen, namelijk; de sociale en natuurlijke goederen. Onder de primaire sociale goederen worden ‘rechten en vrijheden, kansen en bevoegdheden, inkomen en vermogen’ geschaard. (Rawls, 1999, 103) Het eerste beginsel, dat van gelijke vrijheid, dient ter regulering van de vrijheden. Waarbij het tweede verschilbeginsel dient ter rechtvaardige distributie van de sociaaleconomische goederen.

Daarbij bestaan er ook nog de natuurlijke goederen zoals intelligentie, gezondheid en voorstellingsvermogen. Deze goederen kunnen echter in tegenstelling tot de sociaal primaire goederen niet worden verdeeld door de samenleving. Of je in het bezit bent van de natuurlijke goederen, of je als intelligent persoon wordt geboren of als dom persoon, hangt puur af van geluk en toeval. (Rawls, 1999, 103)

De individuen binnen de oorspronkelijke positie zijn niet geheel onwetend, ze hebben namelijk ook algemene kennis over samenlevingen, economie, psychologie, biologie en natuurwetenschappen. (Rawls, 1999, 104) Deze algemene kennis geldt voor alle samenlevingen en staten en niet alleen voor de specifieke samenleving waarbinnen de individuen zich bevinden. Daarbij zijn de individuen zich ervan bewust dat een maatschappij bestaat uit minder en meer bedeelden. De individuen achter de sluier van onwetendheid die geen weet hebben van hun toekomstige positie binnen de samenleving en hun contingente eigenschappen maar wel algemene kennis hebben over dezelfde samenleving, zullen ervoor kiezen dat de primaire goederen op een rechtvaardige manier onder de individuen zullen worden verdeeld. Omdat de kans bestaat dat ze zelf terecht kunnen komen in de minst bevoorrechte groep zouden ze nooit kiezen voor principes die in het nadeel zijn van de minst bevoorrechte groep. Geen individu zou willen dat de verdeling van de primaire goederen een negatieve invloed zal hebben op zijn positie of levenskansen. Om bovenstaande reden zullen de contractanten om te beginnen kiezen voor een gelijke verdeling van de goederen,

(26)

namelijk gelijke fundamentele vrijheden voor iedereen. Daarnaast zullen de individuen kiezen voor het verschilbeginsel, dit beginsel stelt dat een ongelijke verdeling van de sociaaleconomische goederen gerechtvaardigd alleen als deze verdeling ten goede komt aan de minst bevoorrechte groep. (Rawls, 1999, 104) Het verschilbeginsel zal in hoofdstuk 2.5.1 verder worden uitgelegd.

2.5 Rechtvaardigheidsbeginselen

Binnen de oorspronkelijke positie worden door de rationele personen twee rechtvaardigheidsbeginselen tot stand gebracht, namelijk het beginsel van gelijke vrijheid en het principe van gelijkheid. Waar het tweede principe nog verder kan worden onderverdeeld in het a) verschilbeginsel en b) billijke gelijkheid van kansen. De formulering van de twee beginselen luidt als volgt:

Eerste beginsel:

Elke persoon dient een gelijk recht te hebben op het meest uitgebreide totale systeem van gelijke fundamentele vrijheden, dat verenigbaar is met een vergelijkbaar systeem van vrijheid voor allen.

Tweede beginsel:

Sociale en economische ongelijkheden dienen zo te worden geordend dat ze (a) Het meest ten goede komen aan de minst bevoordeelden, (..) en,

(b) Verbonden zijn aan ambten en posities die voor allen toegankelijk zijn onder voorwaarden van billijke gelijkheid van kansen.

(Rawls, 1999, 321)

Het is belangrijk op te merken dat de twee beginselen van rechtvaardigheid lexicaal zijn geordend. Dit betekent dat er eerst aan het eerste beginsel voldaan moet worden, voordat naar het tweede beginsel kan worden gegaan. Doordat het ene beginsel prioriteit heeft boven het andere, laten de beginselen niet toe dat de

(27)

vrijheden tegen economische en sociale winsten worden uitgeruild (Rawls, 1999, 103) Volgens het eerste beginsel is het van belang dat elk individu recht heeft op verschillende soorten vrijheid; zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van denken, politieke vrijheid et cetera en deze vrijheden voor iedereen gelijk zijn. (Rawls, 1999, 56) Binnen dit onderzoek zal niet verder worden ingegaan op het eerste principe van rechtvaardigheid, maar zal de nadruk liggen op het tweede beginsel, voornamelijk gericht op het verschilbeginsel. Het verschilbeginsel is het verdelingsbeginsel dat een rechtvaardige distributie van de sociaaleconomische goederen-inkomen en vermogen- tot stand brengt. De hoofdvraag binnen dit onderzoek behelst die van een rechtvaardige verdeling van de sociaaleconomische goederen, om deze reden zal enkel dieper worden ingegaan op het verschilbeginsel.

2.5.1 Het verschilbeginsel

Het eerste deel van het tweede principe van rechtvaardigheid wordt het verschilbeginsel genoemd. Het verschilbeginsel is het beginsel dat de sociaaleconomische verdeling van goederen zoals inkomen en vermogen binnen een samenleving reguleert. Het verschilbeginsel gaat ervan uit dat een ongelijke verdeling van deze goederen gerechtvaardigd is, alleen als het ten goede komt aan de minst bedeelde groep (Rawls, 1999, 113)

De sociaaleconomische middelen moeten ten alle tijden zo worden verdeeld dat ze ten goede komen aan de minst fortuinlijke groep binnen de samenleving. Dit betekent dat indien de rijke meer van de goederen krijgen toegeschreven terwijl de minst bevoorrechte groep er niet beter op worden, dit onrechtvaardig is. Daarentegen is een ongelijke verdeling waarbij de rijken meer middelen krijgen toegeschreven, die wel ten goede komt aan de minst bevoorrechte wel gerechtvaardigd. Rawls geeft hier het voorbeeld van hoge lonen. Hogere lonen voor de meest begunstigden kunnen positieve gevolgen hebben voor de minst fortuinlijke groep binnen de samenleving, ze kunnen de

(28)

kosten van het onderwijs dekken en op deze manier en stimulans bieden om banen waar meer vraag naar is open te stellen. Een ongelijke verdeling van de middelen moet dus altijd ten goede komen aan de minst bevoorrechte groep, ongeacht hoe deze ongelijke verdeling eruitziet. We mogen de inkomensverschillen nooit rechtvaardigen met het argument dat de nadelen van degene in de ene positie worden gecompenseerd door de grotere voordelen van de andere positie, aldus Rawls. (Rawls, 1999, 105)

Het verschilbeginsel is door Rawls geïntroduceerd om de op toeval gebaseerde startplaatsen van de individuen recht te trekken. Rawls stelt namelijk dat toevallige factoren zoals gender, rasse of klasse geen negatieve invloed mogen hebben voor het te verwezenlijken levensplan van het individu. (Ralws, 1999, 104) Het verschilbeginsel compenseert de ongelijkheden door toeval en geluk in inkomen en vermogen-in de startpositie of basisstructuur van de samenleving-, door te stellen dat degene met de minste kansen op het realiseren van hun levensplan er beter op worden. De verschillen in macht, rijkdom en inkomen kunnen alleen zo worden gerechtvaardigd dat deze tegemoet komen aan de minst bevoorrechte groep (Rawls, 1999, 105). Let wel, Rawls is niet van mening dat we moeten afzien van natuurlijke verschillen of verschil in contingente eigenschappen moeten gelijkstellen, de machtsrelaties die eruit voortkomen mogen volgens hem echter niet ten koste gaan van de minst bevoorrechten. Daarbij stelt Rawls wel dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun geluk. De rechtvaardig verdeelde goederen zijn een gegeven, maar daarna is de keuze aan de persoon zelf om er mee te doen wat hij of zij wil. De persoon heeft zelf in de hand of hij er gelukkig of juist ongelukkig mee wordt, dit hangt af van zijn eigen keuzes. (Rawls, 1999, 105)

Het verschilbeginsel zorgt ervoor dat binnen een samenleving de meest bevoorrechte groep niet rijker kan worden ten koste van de minst bevoorrechte groep. Het is in die zin een economie die in iedereens voordeel werkt.

(29)

Daarbij kan het verschilbeginsel in sommige gevallen ook worden opgevat als een egalitaire conceptie. Dingen die economisch geen relatie met elkaar hebben kunnen we gelijk verdelen. Als we puur kijken naar hoe we een potje goud of een taart tussen twee personen op een rechtvaardige manier kunnen verdelen, zal altijd een gelijke verdeling worden geprefereerd. Echter zal in een complexe samenleving blijken dat economische relaties verband houden met elkaar, en om deze reden zal een ongelijke verdeling volgens het verschilbeginsel als deze ten goede komt aan de minst bevoorrechtte groep gerechtvaardigd zijn. Het verschilbeginsel houdt rekening met de verbanden en relaties binnen de economie. Als werkgevers meer kapitaal vergaren om te investeren en dit ten goede komt aan de werknemers aangezien het werk creëert, is deze ongelijke verdeling gerechtvaardigd. Gezag en macht kunnen ongelijk zijn verdeeld als het totaalpakket ten goede komt aan de minst fortuinlijke groep. Het verschilbeginsel rechtvaardigt in sommige gevallen een ongelijke verdeling waarbij de rijke meer hebben, alleen als dit ten goede komt aan de minst bevoorrechte groep.

De egalitaire conceptie stelt echter, in tegenstelling tot het verschilbeginsel, dat een rechtvaardige verdeling van de goederen enkel tot stand kan komen door een gelijke verdeling van de goederen. Hierin verschillen beide concepties van elkaar.

Daarbij verschilt het verschilbeginsel sterk van de utilitaristische benadering, die enkel uitgaat van het maximaliseren van het algemene nut. De utilitaristische benadering heeft tot doel het algemene nut te maximaliseren, en houdt hierbij geen rekening met het individu in tegenstelling tot het verschilbeginsel. (Rawls, 1999, 114)

(30)

Hoofdstuk 3 De toepassing

Helder is gebleken dat het probleem rondom klimaatverandering wordt veroorzaakt door de hoge wereldwijde uitstoot van CO2 als gevolg van antropogene broeikasgassen. Om het klimaatprobleem tegen te gaan en de desastreuze gevolgen te voorkomen moeten er op mondiaal niveau mitigatiemaatregelen worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Alle landen moeten deelnemen aan de klimaatactie om bij te dragen aan de oplossing van het probleem. Op welke manier de lasten moeten worden verdeeld tussen landen onderling zal binnen in dit hoofdstuk duidelijk worden, door dit vraagstuk toe te spitsten op de theorie van rechtvaardigheid van Rawls, en specifiek het verschilbeginsel. Gekeken zal worden naar wat er zou volgen als we veronderstellen dat de rechtvaardigheidsprincipes van Rawls toe te passen zijn op internationaal niveau met betrekking tot het klimaatprobleem. Om duidelijk te stellen wat een rechtvaardige verdeling van de lasten tussen landen is zal de nadruk liggen bij het verschilbeginsel. Dit beginsel reguleert de verdeling van de sociaaleconomische goederen.

3.1 Internationale rechtvaardigheid

In Theories of Justice spreekt Rawls over rechtvaardigheid op nationaal niveau, waar de individuen achter de veil of ignorance tot de rechtvaardigheidsbeginselen komen. Hij gaat in dit boek uit van rechtvaardigheid binnen een liberaal democratische samenleving die geheel los moet worden gezien van andere samenlevingen. In The Law of Peoples concentreert Rawls zich daarentegen op de internationale relaties en bespreekt de beginselen en normen van het ‘recht tussen volkeren’. (Rawls, 1993) De volkeren vormen hier, in tegenstelling tot op nationaal niveau, de morele actoren.

Rawls is van mening dat de rechtvaardigheidsprincipes tot stand gekomen op nationaal niveau tussen individuen niet kunnen worden toegepast op die van

(31)

internationaal niveau tussen ‘volkeren’. De vereisten van rechtvaardigheid op nationaal niveau omvat volgens Rawls namelijk gelijkheid tussen burgers. Rawls is van mening dat de gelijkheid tussen burgers enkel toepasbaar is op de basisstructuur binnen een natiestaat en niet tussen samenlevingen of tussen leden van verschillende samenlevingen. (Nagel, 2005) De egalitaire rechtvaardigheid kan niet worden veralgemeniseerd naar andere contexten die andere normen vereisen, maar kan enkel binnen de samenleving van een natiestaat bestaan. (Nagel, 2005)

In het artikel ‘The problem of global justice’ stelt Nagel dat:

His two principles of justice are designed to regulate neither the personal conduct of individuals living in a just society, nor the governance of private associations, nor the international relations of societies to one another, but only the basic structure of separate nation-states. (Nagel, 2005, 123)

De nationale rechtvaardigheid kan niet worden doorgetrokken naar internationale rechtvaardigheid tussen volkeren, omdat rechtvaardigheid in de basisstructuur van een natiestaat is gefundeerd. (Nagel, 2005) Rechtvaardigheid is namelijk altijd in overeenstemming met bepaalde patronen of instellingen die deel zijn van een systeem en invloed hebben op de vorm van mensen hun levens. Deze institutie of dit effectieve systeem waar de individuen onderdeel van uitmaken geeft de individuen motivatie zich te conformeren aan bepaalde regels. Indien dit systeem ontbreekt, ontbreekt het de individuen ook aan deze motivatie zich te conformeren aan de regels omdat zij geen zekerheid hebben dat hun gedrag inderdaad deel uitmaakt van een betrouwbaar systeem. (Nagel, 2005)

Zo stelt Nagel: ‘The only way to provide that assurance is through some form of law, with centralized authority to determine the rules and a centralized monopoly of the power of enforcement.’ (Nagel, 2005, 123)

(32)

Rechtvaardigheid kan alleen bestaan binnen een institutie omdat deze uitgaat van een bepaalde vorm van gezag en wetten en regels die onderdeel zijn van het systeem. Daarbij stelt Nagel dat:

It is the nature of sovereign states, he believes, and in particular their comprehensive control over the framework of their citizens’ lives, that creates the special demands for justification and the special constraints on ends and means that constitute the requirements of justice. (Nagel, 2005, 123)

De onderworpenheid aan een systeem betekent dat de individuen tegelijkertijd worden onderworpen aan bepaalde normen en dat de autoriteit binnen het systeem moet worden geaccepteerd. De burgers die onderdeel uitmaken van een institutie hebben bepaalde rechten jegens elkaar, omdat ze gezamenlijk deel uitmaken van dezelfde politieke samenleving, deze rechten hebben ze echter niet op internationaal niveau jegens andere mensen die geen deel uitmaken van het systeem. (Nagel, 2005)

Op internationaal niveau heeft Rawls het over volkeren, de grootste morele beperking tussen volkeren op internationaal niveau is die van wederzijds respect en gelijkheid tussen volkeren. Zo wordt in het artikel van Nagel duidelijk dat: ‘Internationally, Rawls finds the main expression of moral constraints not in a relation among individuals but in a limited requirement of mutual respect and equality of status among peoples.’ (Nagel, 2005, 124)

Het probleem op internationaal niveau is ‘om beginselen te formuleren waarover overlappende consensus kan worden bereikt tussen vrije en gelijke volkeren’. (Rawls, 1999, 28)

(33)

Er zijn volgens Rawls wel bepaalde algemene, globale standaarden die op internationaal niveau gelden, maar er geldt niet een globale algemene conceptie van rechtvaardigheid die we gezamenlijk aan kunnen nemen. Hij stelt:

The full standards of justice, though they can be known by moral reasoning, apply only within the boundaries of a sovereign state, however arbitrary those boundaries may be. Internationally, there may well be standards, but they do not merit the full name of justice. (Nagel, 2005, 122)

De belangen van de ‘volkeren’ erkend als morele actoren zijn niet herleidbaar tot de belangen van individuele personen volgens Rawls om bovengenoemde redenen.

Er is veel kritiek geweest door onder andere Pogge en Beitz op het idee van Rawls dat nationale rechtvaardigheid niet kan worden doorgetrokken naar internationale rechtvaardigheid. Het voornaamste kritiekpunt heeft betrekking op de gedachte van Rawls dat de belangen van de individuen die centraal staan op nationaal niveau niet meetellen binnen de internationale theorie van rechtvaardigheid. Waar Rawls het op nationaal niveau heeft over het belang van het individu stelt hij dat we deze belangen op internationaal niveau totaal buiten beschouwing moeten worden gelaten. Hij stelt namelijk dat de belangen van de ‘volkeren’ erkend als morele actoren niet herleidbaar zijn tot de belangen van individuele personen. (Pogge, 2004)

Pogge en Beitz zijn daarentegen van mening dat internationale rechtvaardigheid wel kan worden afgeleid uit de nationale rechtvaardigheid. Zij stellen dat de rechtvaardigheidsprincipes die op nationaal niveau worden gekozen door individuen ook op internationaal niveau zullen worden gekozen door volkeren. De individuele rechten geïntroduceerd in A Theory of Justice zijn ook

(34)

toe te passen op de volkenrechten aangezien het in beide gevallen individuen betreft. (Pogge, 2004)

Pogge stelt dat:

Just as liberal societies are said to be concerned for "the well-being of their citizens," so decent hierarchical societies are said to be committed to a common good idea of justice that involves a concern for "the human rights and the good of the people they represent. (Pogge, 2004, 1745)

De individuen binnen de democratische samenleving op internationaal niveau kunnen worden vervangen door ‘wereldburgers’. (Pogge, 2004) Pogge en Beitz definiëren een rechtvaardige mondiale samenleving als een eerlijk systeem van samenwerking tussen wereldburgers, die allemaal als vrij en gelijke aan elkaar worden beschouwd. Dat de ene burger is geboren binnen een arm land en de andere binnen een welvarend land, is net zo willekeurig als dat de individuen op nationaal niveau worden geboren binnen verschillende sociale klassen, met verschillende rassen en geslachten.

Zo stelt Pogge dat: ‘(..) respect for the autonomy of other societies can be thought of as respect for the human rights of their members, rather than as respect for the equality of peoples, taken as moral units in their own right.’ (Pogge, 2004, 1750) De volkeren zijn samengesteld uit individuen, dus op internationaal niveau kan respect worden opgevat als respect jegens de leden van de samenleving, in plaats van jegens de volkeren.

Het belang dat de volken hebben bij het bereiken van rechtvaardige nationale instituties is afgeleid van het belang van de individuen die zijn vertegenwoordigd in de oorspronkelijke positie. De belangen van de individuen in de oorspronkelijke positie, worden door de volken ook meegenomen als belangen. De volken zullen dezelfde rechtvaardigheidsprincipes kiezen als de individuen, individuen zijn ten slotte leden van een institutie.

(35)

In dit onderzoek zal worden gekeken naar wat de consequenties zouden zijn indien we veronderstellen dat de rechtvaardigheidsbeginselen op internationaal niveau kunnen worden toegepast. Het is namelijk op zichzelf al interessant genoeg te kijken naar wat de gevolgen zullen zijn indien we veronderstellen dat de beginselen van rechtvaardigheid op internationaal niveau zouden kunnen worden toegepast.

Omdat de hoofdvraag betrekking heeft op een rechtvaardige verdeling van de lasten van mitigatie, zal de nadruk liggen bij het verschilbeginsel.

Om het verschilbeginsel toe te kunnen passen op het klimaat, moet ten eerste duidelijk worden gesteld wat als een primair goed kan worden opgevat binnen het klimaatprobleem. Het verschilbeginsel heeft namelijk tot doel de verdeling van de primaire goederen, voornamelijk gericht op de sociale en economische goederen, te reguleren. Daarbij moet de minst bevoorrechte groep binnen het klimaatprobleem worden aangewezen, aangezien Rawls duidelijk benadrukt dat een ongelijke verdeling van de goederen de minst bevoorrechte groep ten goede moet komen.

Wanneer duidelijk is geworden wat als primair goed kan worden opgevat en welke groep kan worden aangewezen als de minst bevoorrechte groep, kan gekeken worden naar hoe deze goederen op een rechtvaardige manier tussen landen moeten worden verdeeld volgens het verschilbeginsel.

3.2 Volken binnen in de oorspronkelijke positie

Waar op nationaal niveau de rechtvaardigheidsprincipes tot stand komen door de individuen, kunnen we veronderstellen dat de volkeren op internationaal niveau tot dezelfde rechtvaardigheidsprincipes komen. Binnen deze tweede oorspronkelijke positie zullen de volken kiezen voor de rechtvaardigheidsprincipes, aangezien volken rationeel en redelijke morele

(36)

actoren zijn zoals de individuele burgers dat zijn binnen de eerste oorspronkelijke positie. (Rawls, 1999)

De partijen binnen de tweede oorspronkelijke positie zullen kiezen voor dezelfde rechtvaardigheidsprincipes aangezien zij willen dat het ten goede komt aan het collectieve welzijn van de burgers. Net zoals op nationaal niveau bevinden de partijen zich op internationaal niveau binnen een oorspronkelijke positie achter de sluier van onwetendheid. Ook van de partijen op internationaal niveau is de kennis over de toekomstige plek binnen de samenleving ontnomen. Waar op nationaal niveau het voor de individuen onzeker is welke plek ze in de samenleving krijgen, of ze als man of vrouw worden geboren, binnen een rijk of arm gezin of als intelligent of dom individu, hebben de partijen op internationaal niveau geen kennis van een aantal factoren zoals in welk land ze worden geboren; de grootte van het land, de dichtbevolktheid, rijkdom, of het economisch is ontwikkeld et cetera.

Met deze onzekerheid in het achterhoofd houdend zullen de volken ook hier kiezen voor de rechtvaardigheidsbeginsel en het verschilbeginsel als rechtvaardig principe voor het verdelen van de goederen. De volken zullen namelijk zo kiezen dat als zij terechtkomen in de slechtste situatie, deze situatie de best mogelijke situatie is. Met betrekking tot het verschilbeginsel zullen de partijen ervoor kiezen dat de goederen zo dienen te worden verdeeld dat ze ten goede komen aan de minst bevoorrechte groep. De minst bevoorrechte groep refereert hier naar de armste landen wereldwijd, hier zal verder op worden ingegaan in hoofdstuk 3.5. De partijen houden namelijk rekening met de kans dat zij tot de minst fortuinlijke groep zouden kunnen behoren.

3.3 CO2-uitstoot als primair goed

Om het verschilbeginsel toe te kunnen passen moet ten eerste duidelijk worden wat als primair goed kan worden opgevat binnen het geschetste klimaatprobleem, en waarom. Duidelijk is gebleken uit hoofdstuk 2.4 dat primaire goederen op

(37)

nationaal niveau goederen zijn die dienen als index voor het welzijn van een individu en om zijn levensplan te kunnen realiseren. Op internationaal niveau zal duidelijk worden dat CO2-uitstoot als een primair goed kan worden opgevat voor elk land. Aan de hand van een positieve correlatie tussen enerzijds CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking en bnp per hoofd van de bevolking zal duidelijk worden dat CO2-uitstoot als een primair goed kan worden opgevat binnen de economie.

Het Kaya-model is samengesteld om aan te geven welke factoren positieve invloed hebben op CO2-uitstoot. (IPCC, 2013) Volgens dit model zijn er vier factoren die hieraan bijdragen, namelijk: bevolkingsgroei, bruto nationaal product per hoofd van de bevolking, de energie-intensiteit van de economie en de koolstofintensiteit van energie (Raupach et al, 2015). In dit hoofdstuk zal de nadruk alleen liggen op hoe het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking positieve invloed heeft op de broeikasgas uitstoot, hierbij zal niet dieper worden ingegaan op de andere drie factoren. Het bruto nationaal product is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in een bepaalde periode door een bepaald land wordt geproduceerd. Het is de meest gangbare maatstaaf voor het meten van de welvaart binnen een land, om deze reden zal het ook in dit onderzoek worden gebruikt om de welvaart binnen een land te meten.

3.3.1 Correlatie bnp en CO2-uitstoot

Volgens verschillende onderzoeken van het IPPC-rapport is er een duidelijke correlatie aantoonbaar tussen enerzijds CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking en anderzijds bnp per hoofd van de bevolking. (IPCC, 2013) Daarbij toont literatuuronderzoek van Galeotti et al (2006) en Tucker (1995) dat er een positief samenhangend verband bestaat tussen bnp per hoofd van de bevolking en CO2 -uitstoot. Een hoog bnp per hoofd van de bevolking correleert positief met hoge uitstoot. (Tucker, 1995)

(38)

Grafiek 1 zal deze correlatie tussen bnp per hoofd van de bevolking en CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking laten zien. Voor deze grafiek is gebruik gemaakt van data uit de World Data Bank (2014) voor zowel de waarden van het bnp per hoofd van de bevolking als voor de CO2-emissies per hoofd van de bevolking. Er is gekozen voor het jaar 2014, omdat de meest recente data voor de CO2-emissies per hoofd van de bevolking uit dit jaar komen.

Er zal worden gekeken naar het bnp per hoofd van de bevolking omdat deze maatstaaf op een indirecte manier de welvaart van een land weergeeft. Daarbij zal worden gekeken naar de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking omdat alleen op deze manier landen onderling op een eerlijke manier met elkaar zijn te vergelijken. De CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking representeert de uitstoot van een land gebaseerd op het bevolkingsaantal per land. De totale groei of daling van de totale CO2-uitstoot per land heeft invloed op de CO2-emissie per hoofd van de bevolking, indien deze stijgt zal de CO2-emissie per hoofd van de bevolking ook stijgen en vice versa.

Het is daarbij belangrijk om op te merken dat zowel de x als de y-as op exponentiele schaal zijn weergegeven. Neem bijvoorbeeld Zuid-Afrika en Turkmenistan op de grafiek, deze twee landen liggen veel verder uit elkaar dan de grafiek op het eerste gezicht doet vermoeden, dit als gevolg van de exponentiele schaal waarop de x en y-as zijn weergegeven.

Het bnp per hoofd van de bevolking in US-dollars per jaar, voor elk land, is op de x-as weergegeven. Op de y-as is de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking weergegeven. De grafiek heeft tot doel de positieve samenhang tussen het bnp per hoofd van de bevolking en de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking weer te geven. De grafiek laat zien dat met een hoge CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking (meestal) een hoog bnp per hoofd van de bevolking gepaard gaat. Zo toont de grafiek dat de landen met een hoog bnp per hoofd van de bevolking zoals de V.S, landen van de Europese unie, Rusland en Canada een hoge emissie per hoofd van de bevolking hanteren. In de grafiek is te zien dat

(39)

onder de lage inkomensgrens voornamelijk landen in Afrika en enkele in Azië behoren, hun uitstoot per hoofd van de bevolking relatief laag is.

Aan de hand van de grafiek, ondersteunt door meerdere literatuuronderzoeken zoals Tucker (1995), Galeotti et al (2006) en het IPPC (2013), is duidelijk geworden dat bnp per hoofd van de bevolking van een land positief samenhangt met de uitstoot per hoofd van de bevolking. Alhoewel dit aan de hand van de grafiek helder is geworden dient dit enige verdere uitleg.

(40)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(uit de grafiek blijkt: Hoe meer mieren, hoe meer nectar.) Door de stam van de vraag wordt gesuggereerd dat de mieren bescherming leveren en daarvoor nectar terug ontvangen?. Voor

De Partij van de Eenheid kiest niet voor de begrippen integratie en assimilatie, maar legt de nadruk op de eigen kracht van de vele diverse groepen mensen die ons land rijk is..

Al die verschillende kinderen (en hun ouders) komen elkaar daar tegen. En samen op school zullen ze vaak ontdekken dat de dingen die hen binden, belangrijker zijn dan de zaken

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en

Deel 2: De lokale representatieve democratie en haar alternatieven

Zo zouden sociaal werkers op een bescheiden, maar ambitieuze wijze hun steentje kunnen bijdragen aan ‘het verbeteren van de wereld’, niet alleen door het helpen van mensen die

In de Regionale Energiestrategie wordt daarbij gekeken naar de opwek van grootschalige duurzame elektriciteit met bestaande technieken: zonne- en windenergie. Daarnaast gaat de

TenneT corrigeert dat het voor de aangeslotenen op TenneT voor alle gebruikers geldt, ongeacht of zij meedoen aan vraagsturing.. Voor de regionale netten geldt het alleen