• No results found

One nation, one association, one vote - Een analyse van de relatie tussen de Ghanese voetbalbond, CAF en FIFA in de (post)-koloniale wereld tussen 1950 en 1967

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "One nation, one association, one vote - Een analyse van de relatie tussen de Ghanese voetbalbond, CAF en FIFA in de (post)-koloniale wereld tussen 1950 en 1967"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

One nation, one association, one vote

Een analyse van de relatie tussen de Ghanese

voetbalbond, CAF en FIFA in de (post)-koloniale

wereld tussen 1950 en 1967

Student: Arjan Dirven Studentnummer: 0517828 Begeleider: Dhr. Dr. Niek Pas

Tweede lezer: Dhr. Dr. Ruud van Dijk MA Scriptie – definitieve versie Datum: 29-06-2017

(2)

Abstract

In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre het dekolonisatieproces in Ghana, en in een bredere context Afrika, in het laat koloniale en het vroeg (post)-koloniale tijdperk van 1950 tot 1967 van invloed is geweest op de machtsverhoudingen binnen de FIFA. Om dit doel te bereiken zijn drie typen relaties onderzocht. Allereerst is gekeken naar de mate waarin voetbal een rol speelde in de politieke, sociale en culturele geschiedenis van Ghana in het koloniale, laat-koloniale en post-koloniale tijdperk. De analyse laat de ambiguïteit van de koloniale sport zien, door de verschillende kenmerken die zij in zich draagt. Het voetbal vertegenwoordigde naast het zijn van een cultureel onderdrukkingsmiddel, ook een integratiemiddel waarbij de sport als vorm van sociabiliteit diende, en ten derde een object voor nationalisme. Dit leidde tot politisering van het voetbal over het gehele continent. Ten tweede is gekeken naar de relatie tussen de Ghanese voetbalbond en de CAF tot het begin van de jaren 1960. Aansluiting bij de CAF stond duidelijk centraal in de ambities van de nieuwe onafhankelijke Afrikaanse naties. Met name de wens van de Ghanese Nkrumah om zijn Pan-Afrikaanse ambities te implementeren in de CAF laat de openlijke politisering van de voetbalsport in het postkoloniale tijdperk zien. Ten slotte laat de bredere historische schets van de FIFA als organisatie en haar functioneren zien dat de Ghanese voetbalbond en de CAF van invloed waren op het functioneren van de FIFA in het midden van de jaren 1960. Dit werd duidelijk met de boycot van het wereldkampioenschap van 1966 door de Afrikaanse voetbalbonden, waarbij zij streden voor een meer gelijkwaardige benadering van de bonden die waren aangesloten bij de FIFA. Ondanks de aanvankelijk harde lijn die werd gevolgd door de FIFA, sorteerde het Afrikaanse tegengeluid wel degelijk effect.

De historie van de relaties tussen FIFA, Zuid-Amerikaanse, Aziatische en Afrikaanse bonden laat zien dat de vervaardiging van het wereldvoetbal door de FIFA geen imperialistische operatie was. Integendeel, FIFA-bestuurders hebben hun Eurocentrische concepties vaak moeten herzien om nieuwe bonden aan zich te binden en het bestaan van hun organisatie te bewerkstelligen. Het verwelkomen van nieuwe Afrikaanse bonden, die vaak veeleisend, spraakzaam en afwijkend waren van wat in Zürich werd gezien als de Europese bestuursvorm, duidt op een onderhandelingspositie. De oorzaak van deze ontwikkeling is een complexe samenstelling van de sociaaleconomische en politieke betrekkingen als gevolg van het dekolonisatieproces en bepalingen in de statuten van de FIFA die de voorkeur gaven aan de gevestigde Europese voetbalnaties. Dit is van grote invloed geweest op de machtsverhoudingen binnen de FIFA. Op basis hiervan kan dus worden geconcludeerd dat het dekolonisatieproces in Ghana, en in een bredere context Afrika, in het laat-koloniale en het vroeg (post)-koloniale tijdperk van 1950 tot 1967 wel degelijk van invloed is geweest op de machtsverhoudingen binnen de FIFA.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding p. 1

1: De ontwikkeling van het voetbal in de Goudkust p. 6

1.1 De opkomst van het voetbal in de Goudkust p. 6

1.2 Wederopbloei van trots en identiteit p. 8

1.3 Voetbal en het regionalisme in de Goudkust p. 9

1.4 De groeiende kloof tussen regio’s p. 11

2: CAF – ogenschijnlijk de weg vooruit voor het Ghanese voetbal p. 14 2.1 Onafhankelijkheid en nationalisme in het Afrikaanse voetbal in een bredere context p. 15

2.2 Nationalistische doeleinden in Ghana p. 17

2.3 CAF en de African Cup of Nations p. 20

3: Europese hegemonie p. 23

3.1 De invloed van bestuurders en hun idealen p. 24

3.2 Verzet tegen democratisering p. 26

3.3 Verdeeldheid binnen de FIFA p. 27

4: Het door Afrikaanse boden geboycotte wereldkampioenschap van 1966 p. 31 4.1 De groeiende invloed van Nkrumah binnen de CAF p. 31

4.2 In aanloop naar de boycot p. 32

4.3 Afrikaanse strijd voor gelijkheid p. 33

4.4 De gevolgen van Nkrumah en het Ghanese voetbal in 1966 p. 35

Conclusie p. 37

Literatuurlijst p. 42

(4)

Inleiding

Voetbal is bij uitstek de wereldwijde verenigingssport te noemen. Verscheidende factoren zijn verantwoordelijk voor de dominantie van het voetbal als de leidende sport wereldwijd. De intrinsieke schoonheid van het spel, de balans tussen techniek, inzicht en kracht, en de simpelheid van de spelregels zijn slechts enkele voorbeelden die pleitten voor het succes van voetbal. Paul Dietschy, als historicus verbonden aan de Université de Franche-Comté, herkent daarnaast ook andere factoren. Zo hebben soft power en het Britse imperialisme ook een grote bijdrage geleverd aan de verspreiding van het voetbal over meerdere continenten. De oprichting van de English Football Association (FA) in 1863 heeft model gestaan voor alle andere voetbalbonden, met de vastlegging van universele spelregels en de oprichting van het eerste bekertoernooi in 1871, de FA Cup. Met de oprichting van de Féderation Internationale de Football Association (FIFA) in 1904, heeft de FA moeten accepteren dat een overkoepelende organisatie op het toneel verscheen.1

In de historiografie zijn meerdere boeken en artikelen bekend waarin de geschiedenis van de FIFA vanuit verschillende perspectieven is beschreven. Het in 2004 verschenen FIFA centenary book, geschreven door de historici Pierre Lanfranchi, Christiane Eisenberg, Tony Mason en Alfred Wahl, beschrijft hoe de FIFA een machtige wereldwijde Non-Gouvernementele Organisatie (NGO) werd, een vrijwillig coöperatief orgaan dat tevens voldoet aan de criteria van het onafhankelijk opereren van overheden dat culturele, humanitaire en ontwikkelingsdoeleinden nastreeft. Als NGO moest de FIFA verscheidene uitdagingen die de internationale expansie van de organisatie met zich meebracht trotseren. Eén van deze uitdagingen betrof de politisering van het voetbal. Daarnaast betekende de economische dimensie als gevolg van deze internationale expansie een uitdaging voor de FIFA.2

Dat de FIFA als internationale overkoepelende sportorganisatie een speciale plaats inneemt in het internationale sportspectrum blijkt ook wanneer de organisatie vanuit het perspectief van een internationale NGO wordt geanalyseerd. In het boek Constructing World Culture: International Nongovernmental Organisations Since 1875 uit 1999 van John Boli en George M. Thomas, analyseren de auteurs het ontstaan, de ontwikkeling en de exploitatie van alle internationale NGO’s in de periode 1875-1973. Boli en Thomas karakteriseren de FIFA als organisatie over het algemeen als progressief, en als een organisatie die positieve competitie en fair play stimuleert. Echter, de FIFA kan volgens deze auteurs ook gezien worden als een organisatie met een autocratische vorm van bestuur, zelfbenoemde lidmaatschappen en gesloten stemsystemen.3

In het in 2006 verschenen boek Globalizing Sport: National Rivalry and International Community in the 1930s heeft historica Barbara Keys de FIFA bediscussieerd. Het boek is een

1Paul Dietschy, ‘Making football global? FIFA, Europe, and the non-European football world, 1912-74’, Journal of Global

History 8 (2013) 279 - 280.

2Pierre Lanfanchi e.a., 100 Years of Football: The FIFA Centennial Book (Weidenfeld & Nicolson 2004).

3J, Boli & G. Thomas, Constructing World Culture: International Nongovernmental Organizations Since 1875 (Stanford,

CA 1999) 34.

1

(5)

transnationale sportwetenschappelijk studie over de opkomst van internationale sportcompetities als een significant en cultureel drijvende kracht in de jaren 1930. Keys richt zich in haar studie voornamelijk op de opkomst van de moderne Olympische Spelen en grote internationale competities zoals het wereldkampioenschap voetbal, en de manier waarop deze evenementen zich hebben ontwikkeld als een speerpunt van de moderne natie. Toetreding tot het Internationaal Olympisch Comité of de FIFA werd volgens Keys een belangrijk middel waarmee landen erkenning en gevestigde legitimiteit zochten binnen de internationale gemeenschap. Zo benadrukt Keys in haar studie, volgens Dietschy met goede redenen, de verleiding van sommige Europese voetbalbonden om het werkgebied van de FIFA te begrenzen tot Europa, waarbij ze een onderschatting maakt van de wereldwijde dimensie van de FIFA in de jaren 1930.4

De academische literatuur wat betreft de ontwikkeling van de FIFA vanaf het begin van de jaren 1950 is met name gericht op de verschuivende relaties tussen de FIFA en andere voetbalconfederaties, in het bijzonder de Union des Associations Européennes de Football (UEFA). De historici Alan Tomlinson en John Sugden leggen in hun studies de nadruk voornamelijk op de sociale en politieke relaties rondom de komst van Sir Stanley Rous, FIFA-president van 1961 tot 1974, het leiderschap binnen de FIFA en hun idealen.5 De academische literatuur die gericht is op de FIFA en de globalisatie

van sport gaat in op de toetreding van nieuwe (Afrikaanse) onafhankelijke naties binnen de FIFA. Historicus Paul Darby, als onderzoeker verbonden aan de University of Ulster, heeft enkele studies uitgevoerd naar de postkoloniale atmosfeer en de centrum- periferie relatie tussen de FIFA en Afrikaanse voetbalbonden, die volgens Darby is ontstaan sinds de onafhankelijkheid van meerdere voormalige kolonies. Zo beargumenteert Darby dat in de eerste vijftig jaar van het bestaan van de FIFA de organisatie werd gedomineerd door Noord-Europese en Zuid-Amerikaanse bestuurders. De globalisatie van de sport in de tweede helft van de twintigste eeuw werd door de Europese en Zuid-Amerikaanse gevestigde orde binnen FIFA als een mogelijke bedreiging gezien. Volgens Darby reageerden de Europese bondsbestuurders binnen de FIFA op deze ontwikkeling door te strijden voor het behoud van hun hegemonie. In deze strijd werden Afrikaanse bonden gezien als een relevante dreiging, door een explosieve stijging van het aantal bonden dat lid was geworden van de FIFA nadat zij onafhankelijk waren geworden. Als reactie daarop weigerde de FIFA tot in de late jaren 1950 steun te verlenen aan de lobby van het Afrikaanse continent voor de democratisering van de institutionele structuren van het voetbal.6

De formatie van de Confédération Africaine de Football (CAF) in 1957, en de opkomst van gepolitiseerde Afrikaanse voetbalbonden binnen de FIFA (een machtsblok van meer dan dertig bonden midden jaren 1960), representeerde volgens Darby een stevige basis waarop de Afrikaanse strijd tegen

4Dietschy, ‘Making football global? FIFA, Europe, and the non-European football world, 1912-74’, 280.

5John Sugden & Alan Tomlinson, ‘Global power struggles in world football: FIFA and UEFA, 1954–74, and their legacy’,

The International Journal of the History of Sport 14 2 (1997) 1-3.

6Paul Darby, ‘Africa, the FIFA Presidency, and the Governance of World Football: 1974, 1998, and 2002’, Africa Today 50

1 (2003) 3.

2

(6)

de Europese vooroordelen binnen de FIFA kon wortelen. Met de representatie van Afrikaanse bestuurders in het uitvoerende comité van de FIFA kon volgens Darby, door middel van het one nation – one vote principe, worden verwacht dat de Afrikaanse aspiraties voor de vervulling van hun wensen realiseerbaar werd. Echter, de Europese bestuurders weigerden om deze eisen te sanctioneren. De volgens Darby Eurocentrische aanpak van de Brit Sir Stanley Rous heeft dan ook weinig bewerkstelligd om de groeiende wrok van de Afrikaanse voetbalbonden richting de FIFAtegen te gaan.7

Paul Dietschy is echter van mening dat het niet alleen gaat om de relatie tussen de FIFA en de Afrikaanse voetbalbonden, maar ook om de relaties tussen de FIFA en de rest van de voetbalwereld in de periode voor 1974. In 1974 werd de Braziliaan João Havelange de eerste niet Europese FIFA-president, wat als een kantelpunt in de organisatie van de FIFA werd beschouwd. Zo stelt Dietschy dat de FIFA vanaf het ontstaan van de organisatie in 1904 een de facto Europese organisatie is geweest welke is bestuurd door Europese officials. Hierbij zou de vestiging van het internationalisme in het voetbal kunnen worden geïnterpreteerd als een sportief aspect van de culturele Europeanisering van de wereld, of wellicht als een element van de Anglobalization, aangezien FIFA-bestuurders de waarden en de regels van de Britse FA toepasten op het wereldvoetbal. Echter, zo betoogt Dietschy, zou het buitensporig zijn om de relaties van de FIFA met overzeese voetbalbonden te zien als een centrum-periferie relatie welke werd gedomineerd door een overwegend Europees FIFA, maar meer als een ambivalente situatie.8

De periode die in de studie van Dietschy centraal staat, beginnend met de eerste affiliaties van Zuid-Amerikaanse bonden in 1912 en eindigend op de vooravond van de economische globalisering van de sport in 1974, laat de ontwikkeling zien van de FIFA als organisatie. Deze ontwikkeling werd bevorderd door de invoering van het wereldkampioenschap en de progressieve affiliatie van Centraal-Amerikaanse, Aziatische en Afrikaanse bonden aan de FIFA. Zo is Dietschy van mening dat FIFA-bestuurders gedurende deze periode vooral rekening moesten houden met de eisen van deze, in toenemend aantal, overzeese bonden. Sommigen van hen, voornamelijk in Zuid-Amerika, beschouwden zichzelf als ‘het’ centrum van de voetbalwereld. Daarnaast claimden de Centraal-Amerikaanse, Aziatische en Afrikaanse bonden een gelijke behandeling uit naam van het sportieve universalisme.

De relatie tussen de FIFA en de nationale bonden is volgens Paul Dietschy al zichtbaar vanaf de jaren 1920. De organisatie van het voetbal was complex en conflicterend, gebaseerd op sportieve gronden, maar vooral ook een economische machtsbalans en een hypothetische gelijkheid tussen aangesloten bonden bij de FIFA. Dietschy beargumenteert daarnaast dat de manier waarop de FIFA geprobeerd heeft de grenzen van zijn empire op te rekken, culturele en politieke weerstand opriep. Dit is volgens Dietschy vooral zichtbaar in de postkoloniale atmosfeer van de relatie tussen de FIFA en de Europese, Afrikaanse en Aziatische bonden die aangesloten zijn bij de FIFA.

7Darby, ‘Africa, the FIFA Presidency, and the Governance of World Football: 1974, 1998, and 2002’, 4. 8Dietschy, ‘Making football global? FIFA, Europe, and the non-European football world, 1912-74’, 280.

3

(7)

Paul Dietschy nuanceert in zijn artikel ‘Making football global? FIFA, Europe, and the non-European football world’ uit 2013 de analyse van Paul Darby dat er voornamelijk een centrum-periferie relatie bestond tussen de FIFA en de Afrikaanse bonden. Dietschy legt in zijn artikel vooral de nadruk op de relatie tussen FIFA en de eisen van niet-Europese voetbalbonden, en niet specifiek de Afrikaanse voetbalbonden. Wel beargumenteert Dietschy dat de wijdverspreide aansluiting van Afrikaanse bonden de FIFA in een nieuwe moeilijke positie plaatste. FIFA-bestuurders kregen te maken met de eisen van gepolitiseerde bonden, waarbij Dietschy opmerkt dat deze complexe relaties vaak waren gebaseerd op een ambivalente situatie en onbegrip, in plaats van dat FIFA-bestuurders een sportief neokolonialisme uitten.9

In dit onderzoek zal de definitie van neokolonialisme van Nkrumah uit 1965 als een conceptueel kader dienen. Zo stelt Nkrumah dat “Neo-colonialsm is… the worst form of imperialism. For those who practice it, it means power without responsibility, and for those who suffer from it, it means exploitation without redress. In the days of old fashioned colonialsm, the imperial power had at least to explain and justify at home the actions it was taking abroad. In the colony, those who served the ruling imperial power could at least look to its protection against any violent move by their opponents. With neo-colonialism, neither is the case”.10

Uit de academische literatuur blijkt verder dat het voetbal prominent aanwezig was in het Afrikaanse dekolonisatieproces, daar voetbal werd gebruikt als middel om aspiraties voor Afrikaanse emancipatie uit te drukken, en om zich te uitten tegen het onderdrukkende en uitbuitende karakter wat veel van het koloniale Afrika tussen 1945 en 1960 representeerde. Echter, in de literatuur is te weinig aandacht besteed aan de opkomst van gepolitiseerde Afrikaanse voetbalbonden binnen de FIFA, waarvan Ghana een mooi voorbeeld is. In Ghana blijkt de ambiguïteit van koloniale sport door de verschillende kenmerken die zij in zich draagt. Het voetbal vertegenwoordigde naast het zijn van een cultureel onderdrukkingsmiddel, ook een integratiemiddel, door de sport als een vorm van sociabiliteit te zien, en het zijn van een object voor nationalisme.

In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre het dekolonisatieproces in Ghana, en in een bredere context Afrika, in het laat koloniale en het vroeg (post)-koloniale tijdperk van 1950 tot 1967 van invloed is geweest op de machtsverhoudingen binnen de FIFA. Om de hoofdvraag te beantwoorden, zijn vier deelvragen geformuleerd die in elk van de volgende hoofdstukken centraal staan. In het onderzoek zullen drie typen relaties worden onderzocht. Allereerst is het noodzakelijk om de mate waarin voetbal een rol speelde in de politieke, sociale en culturele geschiedenis van Ghana in het koloniale, laat-koloniale en post-koloniale tijdperk te analyseren, om zo de opkomst van deze gepolitiseerde voetbalbond op het Afrikaanse continent inzichtelijk te maken. Ten tweede is het noodzakelijk om meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen de Ghanese voetbalbond en de CAF, om

9Ibidem, 281.

10George Klay Kieh, Jr., ’Neo-Colonialism: American Foreign Policy and the First Liberian Civil War’, The Journal of Pan

African Studies, 5 1 (2012) 165.

4

(8)

inzichtelijk te maken waarom Kwame Nkrumah veel waarde hechtte aan de verenigende kracht van het voetbal, en waarom hij de CAF zag als een podium om zijn Pan-Afrikaanse ideeën in het Afrikaanse voetbal te implementeren. Ten slotte is het noodzakelijk om een bredere historische schets van de FIFA als organisatie en haar functioneren te maken, om de relatie tussen de Ghanese voetbalbond, de CAF en FIFA in het midden van de jaren 1960 te kunnen verklaren omtrent de boycot van het wereldkampioenschap van 1966 door de Afrikaanse voetbalbonden.

In het eerste hoofdstuk zal een uiteenzetting worden gegeven van de ontwikkeling van het Ghanese voetbal en de Ghanese voetbalbond in de koloniale en laat-koloniale periode. Dit is nodig om de deelvraag te kunnen beantwoorden welke rol het voetbal speelde als cultureel onderdrukkingsmiddel, integratiemiddel en object voor nationalisme. Hiermee kan inzichtelijk worden gemaakt waar raakvlakken bestonden tussen het voetbal, de bredere politieke agenda van Nkrumah, en de inspanningen die zijn geleverd om de politieke identiteit van Ghana te beïnvloeden. De analyse zal worden gemaakt op basis van secundaire literatuur, primaire bronnen, en krantenartikelen uit het FIFA-archief te Zurich.

In het tweede hoofdstuk wordt de relatie tussen de onafhankelijkheid en het nationalisme in Afrika in de jaren 1950 en 1960 in een bredere context geplaatst. Hierdoor kan de promotie van het voetbal door Nkrumah als een instrument om etnische verdeeldheid te overwinnen, een uniform gevoel van het ‘Ghanees zijn’ te genereren, en zijn Pan-Afrikaanse idealen te promoten, worden verklaard. Met deze analyse kan de deelvraag worden beantwoord hoe de openlijke politisering van de voetbalsport in het postkoloniale tijdperk zijn uitwerking heeft gehad op de relatie tussen de Ghanese voetbalbond en de CAF tot het begin van de jaren 1960.

In het derde hoofdstuk zal een zijstap worden gemaakt naar de FIFA als organisatie in internationaal perspectief. Dit is nodig om het functioneren van de organisatie te schetsen. In dit hoofdstuk is er voor gekozen om vanuit Europees perspectief een analyse te maken van het leiderschap binnen de FIFA, met welke idealen zij de organisatie hebben bestuurd, en de manier waarop Europese bondsbestuurders ervoor zorgden dat de institutionele structuren van de organisatie zich zouden handhaven op een manier die zou passen bij hun behoeften, aspiraties en status. Hiermee kan de deelvraag beantwoord worden of er enerzijds vanuit Europees perspectief sprake is van neokolonialisme bij de benadering van nieuw toegetreden Afrikaanse bonden binnen de FIFA, of anderzijds pogingen tot cliëntelisme vanuit deze nieuwe onafhankelijke landen. Dit hoofdstuk zal worden onderbouwd met zowel secundaire literatuur als primaire bronnen uit het KNVB-archief en de FIFA-archieven.

In het vierde hoofdstuk staat de casus van de door Nkrumah geïnitieerde boycot van het wereldkampioenschap in 1966 door Afrikaanse voetbalbonden centraal. Zo kan met de bestudering van deze casus kan de vraag worden beantwoord in hoeverre de CAF voor Nkrumah een podium kon bieden om protest te uiten binnen de FIFA en welke gevolgen dit zou hebben voor het Ghanese voetbal. Dit hoofdstuk zal worden onderbouwd met zowel secundaire literatuur als primaire bronnen uit het KNVB-archief en de FIFA-archieven.

(9)

Hoofdstuk 1 - De ontwikkeling van het voetbal in de Goudkust

Nadat Kwame Nkrumah Ghana van de koloniale overheersing richting de onafhankelijkheid in 1957 had geleid, zorgde hij er onmiddellijk voor dat Europa de boodschap van een onafhankelijk Ghana begreep door stevige uitspraken te doen over de kracht van Afrika, zo beargumenteren socioloog James Rosbrook-Thompson en historicus Gary Armstrong. Volgens Thompson en Armstrong had de natie behoefte aan een instituut waar het nieuwe gevoel van onafhankelijk bewustzijn, door Nkrumah African Personality genoemd, gecreëerd kon worden. Bij zijn zoektocht naar een dergelijk instituut kwam Nkrumah uit bij het voetbal, dat voorheen werd ingezet als een middel voor antikoloniaal protest en in de ogen van Nkrumah getransformeerd moest worden tot een middel om de Ghanese postkoloniale identiteit uit te drukken. Nkrumah geloofde dat het voetbal in staat was om het gevoel van een gedeeld erfgoed van een verenigd Afrikaans land over te brengen op de jongeren van het continent.11 Bij het

nastreven van deze droom gaf Nkrumah het Ghanese nationale elftal de bijnaam Black Stars, een naam die volgens politicoloog Rupert Lewis afkomstig is van de Black Star schepen. De Black Star schepen, eigendom van de Jamaicaanse nationalist en Panafrikanist Marcus Garvey, werden ingezet om nazaten van in de Verenigde Staten levende slaven terug te brengen naar hun Afrikaanse thuisland, en stonden symbool voor de Black Pride.12

Met de hierboven beschreven openlijke politisering van de voetbalsport in het laat-koloniale en post-koloniale Ghana kan inzichtelijk worden gemaakt waar raakvlakken bestonden tussen het voetbal, de bredere politieke agenda van Nkrumah, en de inspanningen die zijn geleverd om de politieke identiteit van Ghana te beïnvloeden. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de ontwikkeling van het voetbal in de Goudkust, een Britse kolonie in West-Afrika van 1867 tot de onafhankelijkheid van de Ghanese natie in 1957. Daartoe zal eerst de verspreiding van het voetbalspel van Groot-Brittannië naar de Goudkust in kaart worden gebracht en zal worden geanalyseerd in welke mate het voetbal in de Goudkust verstrengeld raakte in een breder etnisch-regionaal chauvinisme in de jaren 1940 en 1950. Dit is nodig om de deelvraag te kunnen beantwoorden welke rol het voetbal speelde als cultureel onderdrukkingsmiddel, integratiemiddel en object voor nationalisme.

1.1 De opkomst van het voetbal in de Goudkust

Britse vormen van sport werden in de jaren 1870 geïntroduceerd in de Goudkust en waren in deze beginperiode vooral gecentreerd rondom het administratieve centrum van de Cape Coast. De oprichting van Accra als de hoofdstad van de natie Ghana in 1877 faciliteerde volgens Paul Darby, als onderzoeker verbonden aan de University of Ulster, een bredere verspreiding van verschillende sporten over het

11James Rosbrook-Thompson & Gary Armstrong, ‘Fields and Visions; The ‘African Personality’ and Ghanaian Soccer’, Du

Bois Review: Social Science Research on Race, 7 2 (2010) 294.

12Rupert Lewis, Marcus Garvey: Anti-Colonial Champion (Karia Press London 1987).

6

(10)

land.13 In de Franse en Belgische koloniën werd het voetbal in de jaren 1890 – 1910 geïntroduceerd,

terwijl dit in de Italiaanse en Portugese koloniën pas in de jaren 1910 – 1920 op gang kwam. Het feit dat het voetbal gefaseerd werd ‘geïntroduceerd’ impliceert dat de kolonisatoren het voor eigen gebruik hadden geïmporteerd. Het eigenaardige aan dit fenomeen, zo beargumenteert Paul Dietschy, is dat het een decennia of twee duurde voordat de inheemse bevolking werd ingeleid in het voetbal, en zelf is begonnen met spelen. De toe-eigening van de sport door de inheemse bevolking op het Afrikaanse continent was echter niet gelijkmatig te noemen. De verspreiding van het voetbal was in meer of mindere mate afhankelijk van verschillende factoren. Allereest was de status van het voetbal in het thuisland van de kolonisator van invloed op de verspreiding van de sport. Daarnaast speelde het type van het koloniaal stelsel een rol in de verspreiding van de sport, zoals de mate van autonomie die werd geboden aan de inheemse bevolking, de opkomst van een geavanceerd en geassimileerde bourgeoisie als gevolg van het onderwijssysteem, de koloniale economie, en of er sprake was een rassenscheidingsdoctrine. Zo beargumenteert Dietschy dat ook de ratio van de kolonisator een rol speelde in de verspreiding van het voetbal. Industriëlen, plantage-eigenaren, missionarissen, zeelui en soldaten hadden allen andere doelstellingen in de kolonie en deelden niet hetzelfde enthousiasme om het voetbal in de praktijk te verspreiden.14

Ondanks deze ongelijke toe-eigening van de voetbalsport zijn de eerste georganiseerde voetbalwedstrijden in de Goudkust zichtbaar rond het jaar 1882. Deze ontwikkeling heeft als fundament gediend voor de populariteitsgroei van het spel in het laatste decennium van de negentiende eeuw, welke zich dieper wortelde in de eerste twee decennia van de twintigste eeuw. De eerste club in de kolonie, Cape Coast Excelsior, werd in 1903 opgericht vanaf de sportvelden van de Government Boys School. De sport werd geïntroduceerd door de koloniale pedagoog A.G. Fraser, het Jamaicaanse schoolhoofd Briton en bezoekende Britse zeelui. De Britse gouverneur Sir Frederic Hodgson reageerde op deze ontwikkeling door de eerste wedstrijd van Cape Coast Excelsior tegen een elftal van Britse zeelui te faciliteren, en later een wedstrijd te organiseren tegen een selectie van het Britse koloniale ambtelijk apparaat.15 Gedurende het eerste decennium van de twintigste eeuw werden meerdere verenigingen met

de namen Everton Energetics, Sports Swallows, Bolton Wanderers, Blankson XI, Titanic en Mysterious Dwarfs opgericht, waaruit volgens Darby de Britse invloed op de verspreiding van het spel afgeleid kon worden.16

Historicus Ray Jenkins stelt dat schoolmeesters van verschillende onderwijsinstellingen die een sterke Britse ethos bezaten, belangrijk waren in de popularisering van het voetbal in deze periode. Echter, Jenkins betoogt dat niet alleen de schoolmeesters een sleutelrol speelden bij de popularisering

13Paul Darby, Africa, Football and FIFA: Politics, Colonialism and Resistance (London 2002).

14Paul Dietschy & David-Claude Kemo-Keimbou, Africa and the football world (Pollina Imprimerie 2008) 45.

15FIFA archieven, Major Yaw Larson, Professionalism in Ghana Football; The Myth, Perception and Reality (Accra 2015)

3.

16Paul Darby, ‘Let us rally around the flag’: Football, Nation building, and Pan-Africanism in Kwame Nkruhmah’s Ghana’,

Journal of African History, 54 (2013) 226.

7

(11)

van het voetbal, maar ook de naar de Goudkust terugkerende Afrikanen die een opleiding hadden gevolgd in Groot-Brittannië. Ondanks dat deze Afrikanen hoog opgeleid waren, kwamen zij niet in aanmerking voor de betere functies binnen het koloniale bestuur in het begin van de twintigste eeuw. Dit heeft hun steun voor het voetbal waarschijnlijk gestimuleerd. Zo stelt Jenkins dat zij het voetbal mogelijk niet alleen hebben ervaren als een vermakelijk tijdverdrijf, maar voetbal ook zagen als een potentiële contra-hegemonie in de context van een dalende koloniale invloed binnen de kolonie. Echter, Jenkins stelt dat er vanuit de zakelijke en intellectuele elite, alsmede de invloedrijke Europees- Afrikaans ouderen ook een tegengeluid te horen was, daar zij het voetbal ervoeren als een sport die het moreel corrumpeerde en de ontwikkeling van de handel in de groeiende steden tegenwerkte.17

1.2 Wederopbloei van trots en identiteit

Ondanks dit tegengeluid groeide de populariteit van het spel en werden er steeds meer nieuwe clubs opgericht. Volgens Paul Darby was de meest prominente van deze verenigingen het in 1910 ongerichte Accra Invincibles, waar nieuwe spelers voornamelijk afkomstig waren uit het nabij gelegen Jamestown. Het in 1911 opgerichte Hearts of Oak, net als de Accra Invincibles gevestigd in de hoofdstad, verrijkte het voetballandschap in de Goudkust. Dat de meeste spelers afkomstig waren uit de nabij gelegen wijk Ussher Town, zorgde ervoor dat er al snel een sterke rivaliteit tussen beide clubs ontstond. De opkomst van deze rivaliteit kan gezien worden als de eerste indicatie dat het voetbal conflicterende identiteiten kon creëren in de Goudkust. Darby beargumenteert daarnaast dat het aannemelijk is dat de relatie tussen beide clubs in deze periode een bredere stedelijke spanning representeert tussen de chiefs en de inwoners van concurrerende gemeenschappen. Door de introductie van een indirect bestuur in de kolonie worstelden de inwoners om zichzelf zowel sociaal als politiek te positioneren in de gemeenschap.18

De groei van het aantal verenigingen in de jaren 1910 - 1920 leidde volgens de Ghanese oud-voorzitter van de Asante Kotoko, Major Yaw Larson, tot een steeds grotere vraag naar de introductie van een reguliere competitie. Het koloniale bestuur reageerde hier in 1920 op door formeel een competitie op te richten. De meeste clubs die actief waren in deze competitie waren gevestigd in de kustregio’s van Accra en Cape Coast. Met de oprichting van de club Sekondi Eleven Wise in 1920 in het westen van de natie, ontstond echter een geografisch meer diverse competitie. In de jaren 1930 verspreidde het voetbal zich naar de noordelijke regio’s, waar het voetbal aan populariteit won in de Asante regio met de oprichting van The Rainbow Football Club in Kumasi in 1924. Ook verwelkomde de Ashanti regio de formatie van de clubs Everton en Royals, welke werden gesponsord door de rooms-katholieke kerk en de Wesleyan protestantse kerk, waar de patronage voornamelijk was gebaseerd op religieuze overtuiging. In 1929 werd de eerste club in Ashanti opgericht.19

17Ray Jenkins, ‘Salvation for the fittest? A West African sportsman in Britain in the age of the new imperialism’,

International Journal of the History of Sport, 7 1 (1990) 23 – 60.

18Darby, ‘Let us rally around the flag’: Football, Nation building, and Pan-Africanism in Kwame Nkruhmah’s Ghana’, 227. 19FIFA archieven, Larson, Professionalism in Ghana Football; The Myth, Perception and Reality, 6.

8

(12)

Paul Darby beargumenteert dat het opvallend is dat de naam van The Rainbow Football Club in 1926 werd veranderd naar Ashanti United, en in 1935 veranderde naar Kumasi Asante Kotoko, een befaamde monnik. Volgens Darby reflecteert dit de bredere politieke context in deze regio, waar de wederopbloei van de Ashanti trots en identiteit centraal stond. De achterliggende reden voor de wederopbloei van deze trots en identiteit kan volgens Darby worden gevonden in de verbanning van enkele belangrijke chiefs, welke waren vervangen door lokale bestuurders die hielpen bij het realiseren van de koloniale belangen. Daarnaast was de Ashanti koning Prempreh I tussen 1896 en 1924 verbannen door het Britse bestuur, een proces dat was geïnitieerd na het Britse succes in de Anglo-Ashanti oorlogen tussen 1896 en 1901, en de formele annexatie van de Ashanti regio in 1902.20

Met de herinstallatie van Prempreh I als koning van de stad Kumasi in plaats van de regio Ashanti in 1926, is de eerste naamsverandering van de The Rainbow Football Club en de hervonden trots en identiteit te verklaren. De herinstallatie van Prempreh II in de Golden Stool van Ashanti in 1935 door de Britten was zodoende een tweede aanleiding de naam van de club te veranderen, omdat deze symbolisch zeer belangrijk was terugkeer voor de Ashanti-bevolking. Darby beargumenteert dat de club al snel werd gezien als een vertegenwoordiger van de Ashanti-regio, waarmee een diepe rivaliteit ontstond met de bevolkingsgroep die zich identificeerde met de clubs uit het zuiden, voornamelijk de club Acrra Hearts of Oak. Volgens Darby droeg de rol van het voetbal bij aan een breder begrip van de regionale eigenheid in deze periode, wat niet alleen invloed had op de ontwikkeling van het spel zelf, maar ook van invloed was op de politisering van de sport in de laat-koloniale en de vroege jaren van de onafhankelijkheid.21

1.3 Voetbal en het regionalisme in de Goudkust

De groei en verspreiding van het voetbal in de Goudkust in de jaren 1940 leidden tot een versplinterd bestuur van het voetbal. Meerdere instanties in verschillende regio’s van de natie namen de verantwoordelijkheid op zich om het voetbal verder te ontwikkelen. Het regionalisme en de spanningen die dit regionalisme met zich meebrachten in het zich ontwikkelende voetballandschap van de Goudkust, is volgens de Ghanese journalist Ken Bediako vooral zichtbaar in de twee ontstane bonden in de regio’s Accra en Ashanti. De eerste president van de in 1943 opgerichte Acrra Football Association, Richard Akwei, uitte zijn zorgen over het groeiende gebrek aan eenheid en de verspreiding van regionale spanningen binnen het bestuur van het voetbal. Door deze groeiende scheiding trachtte Akwei een enkel bestuursorgaan op te zetten. Ondanks zijn pogingen leidde het regionalisme tot het ontstaan van twee bestuursorganen, de Gold Coast Football Union in Accra, en de Gold Coast and Ashanti Football Union gelegen in Kumasi. Eerstgenoemde werd door Akwei zelf bestuurd, terwijl de Gold Coast and Ashanti Football Union bestuurd werd door John Darkwa, de eerste president van de club Asante Kotoko. De

20Darby, ‘Let us rally around the flag’: Football, Nation building, and Pan-Africanism in Kwame Nkruhmah’s Ghana’, 227. 21Ibidem, 228.

9

(13)

relatie tussen beide bonden wordt door Bediako gekarakteriseerd als rivaliserend, waar beide bonden een houding aannamen en pogingen ondernamen voorrang te verkrijgen en zichzelf te bewijzen. Dit was volgens Bediako vooral zichtbaar in de planning van de Gold Coast voetbaltournee door Groot-Brittannië in 1951, waar beide bonden aan deelnamen.22

Deze door Bediako beschreven rivaliteit ligt volgens Darby tevens in lijn met de bredere etnisch-regionale politieke spanningen tussen de Asante en andere etnische groepen uit de hoofdstad, en kwam tot uiting in de planning van de voetbaltour naar Groot-Brittannië. De voetbaltournee van 1951 was de eerste van vijf georganiseerde reizen gedurende een tienjarige periode, begonnen in 1949 en bestaande uit een gezelschap afkomstig uit de kolonies Nigeria, de Goudkust, Trinidad, Uganda en de Commonwealth regio in de Caraïben. Deze tournees werden door Britse diplomaten georganiseerd en gezien als een kans om het opkomende nationalisme in Afrika en de Caraïben te beïnvloeden. Zij probeerden ervoor te zorgen dat een overgang naar zelfbestuur zou worden gereguleerd op een manier waarbij de Britse economische belangen zouden worden gewaarborgd. In het boek Colouring Over the White Line: The History of Black Footballers in Britain uit 2000, beschrijft auteur Phil Vasili dat de agenda zowel politieke als sportieve aspecten bevatte.23 Vanuit een Koude Oorlog perspectief beschrijft

Vasili dat de doelstelling van de tournees was om een positieve houding te creëren bij de Afrikaanse en de Afro-Caraïbische bezoekers. Hierbij zou sympathie moeten ontstaan voor het kapitalisme en de westerse ideeën, en zou geïllustreerd kunnen worden hoe superieur het Britse politieke en economische systeem was ten opzichte van het alternatief dat werd geboden vanuit het communistische model.24

Paul Darby beargumenteert anderzijds dat de tournees voor de afgevaardigden uit de Goudkust vanuit het Afrikaanse perspectief een uitgelezen mogelijkheid bood hun bereidheid tot zelfbestuur te tonen aan de Britse diplomaten. Zo stelt Darby dat het aannemelijk is dat de overwinning van Nkrumah en het succes van zijn Convention People Party (CPP) bij de eerste algemene verkiezingen in 1951, samen met zijn wens om de natie verenigd te zien worden rond zijn verkiezingsplatform van vrijheid, zou helpen om het regionalisme en het eigenbelang van de sportbestuurders te boven te komen. In de praktijk leek het idee van de tournees het potentieel te hebben om regionale breuken te kunnen lijmen. Zo kwamen in 1949 de sportbestuurders uit Accra en Kumasi samen in Kumasi om de United Gold Coast Amateur Football Association (UGCAFA) op te richten, waar Darkwa werd aangesteld als voorzitter van de bond met Richard Akwei als vicevoorzitter.25

Echter, de hoop op een goede samenwerking binnen het nieuw opgerichte bestuursorgaan bleek van korte duur, omdat de voorbereiding van de tour al snel vastliep op etnisch- regionale argumenten. Terwijl de sportbestuurders van de UGCAFA ervoor zorgden dat een gelijk aantal van acht spelers werden geselecteerd voor de tour vanuit zowel Accra als Kumasi, leidde het besluit om zes officials uit

22Ken Bediako, The National Soccer League of Ghana: The Full Story, 1956 - 1995 (Accra 1995) 73. 23Phil Vasili, Colouring Over the White Line: The History of Black Footballers in Britain (2000). 24Bediako, The National Soccer League of Ghana: The Full Story, 1956 – 1995, 73.

25Darby, ‘Let us rally around the flag’: Football, Nation building, and Pan-Africanism in Kwame Nkruhmah’s Ghana’, 228.

10

(14)

Accra en een relatief kleine selectie van achttien spelers af te vaardigen tot het indienen van een bezwaarschift door de Kumasi Football Clubs Union. Dat dit bezwaarschift berustte op regionalisme is volgens Paul Darby ook zichtbaar in de reacties in lokale kranten. De Kumasi Football Clubs Union, een bestuursorgaan dat verbonden was aan de Ashanti Football Association, werd in de Ashanti Times gesteund door kritiek te uiten op de financieringsregelingen voor de tournee. Een overheidssubsidie en lening zouden misbruik betekenen van overheidsmiddelen. Deze toon staat volgens Darby in scherp contrast met het ondersteunende commentaar en de steun voor de samenstelling van de afvaardiging in de Daily Echo, gevestigd in Accra.26

1.4 De groeiende kloof tussen regio’s

Ondanks het verkiezingssucces van de CPP in 1956, en de grote stappen die werden gezet richting onafhankelijkheid en eenheid, was in het voetbal juist sprake van een groeiend regionalisme en werden meerdere breuken zichtbaar. Met name in de jaren voor 1956 werd duidelijk dat het regionalisme verstrengeld raakte met het voetbal, wat zichtbaar is in gebeurtenissen rondom een poging een nationale competitie te organiseren. In een periode waarin een sterk antikoloniaal gevoel heerste en werd gewacht op het moment van zelfbestuur, zou verwacht kunnen worden dat er unanieme steun zou bestaan voor de oprichting van een competitie die volledig bestuurd, gecontroleerd en beheerd zou worden door Ghanezen. Echter, de betrokkenheid van Richard Akwei bij dit initiatief bleek het enthousiasme te temperen onder bestuurders van verenigingen uit de Ashanti regio. Bij deze bestuurders bestond de perceptie dat de nationale competitie vooral georganiseerd en gestructureerd zou worden rondom clubs uit Accra en het zuiden van de Goudkust. Dit perspectief resoneert met een bredere ontevredenheid onder de Asante, over wat door de Asante werd beschouwd als een bredere toename van de macht in de hoofdstad, zoals beschreven door historicus Richard Rathbone in het boek Nkrumah & the Chiefs: The

Politics of Chieftaincy in Ghana, 1951-1960.27

In het licht van dit soort rivaliteit en afgunst, en in het kader van twee jaren van politieke scheiding, is het niet verbazingwekkend dat de bestuurders van de club Kumasi Asante Kotoko, evenals vier clubs uit de Kumasi regio waaronder Cornerstone, Great Ashanti, Kumasi Dynamos en de Evergreens, besloten om de nationale competitie te boycotten. Als tegenreactie besloot het bestuur van de UGCAFA deze clubs een schorsing op te leggen, waarop de bestuurders van de geschorte clubs reageerden door andere bestuurders van verenigingen te overtuigen zich terug te trekken uit de nationale competitie, waardoor nog slechts de twee teams overbleven: de Acrra Hearts of Oak en de Sekondi

Eleven Wise.28

26 Ibidem, 229.

27Richard Rathbone, Nkrumah & the Chiefs: The Politics of Chieftaincy in Ghana, 1951-1960 (Columbus: Ohio State

University Press 2000) 89 - 99.

28Darby, ‘Let us rally around the flag’: Football, Nation building, and Pan-Africanism in Kwame Nkruhmah’s Ghana’, 230.

11

(15)

Gezien de moeilijke laat-koloniale geschiedenis van het voetbal, en de overtuiging van Nkrumah dat nationale eenwording en niet een gefragmenteerde federatie de enige weg was richting een onafhankelijk Ghana, is het moeilijk te verklaren dat hij het voetbal identificeerde als een bouwsteen waarmee een verenigd nationaal bewustzijn en het Panafrikanisme gecreëerd kon worden. De versplintering van het bestuur van het voetbal en de rivaliteit tussen regionale sportbestuurders bleken juist als een vloek te rusten op de bredere aspiraties van Nkrumah om de Ghanese politiek en het sociale leven te ontdoen van etnische en regionale verdeeldheid. Wellicht kan dit verklaard worden vanuit het perspectief van Nkrumah, met zijn geloof in de waarde van het spel en de Afrikaanse persoonlijkheid die het representeerde. Dit is echter in strijd met het gegeven dat het voetbal een geïmporteerde Europese cultuurvorm was, waarbij het voetbal had gefunctioneerd als onderdeel van een imperialistisch project in Afrika. Het voetbal werd tevens door de kolonisator ingezet als een manier om de Afrikaanse populatie te socialiseren richting de aanvaarding van koloniale sociale en politieke normen.

Ongeacht deze schijnbare tegenstrijdigheden moet de bredere politisering van het voetbal over het gehele continent Nkrumah hebben overtuigd van de logica om het voetbal te gebruiken als hoeksteen voor zijn nationalistische en Pan-Afrikaanse aspiraties. Nkrumah begreep goed dat het voetbal voornamelijk populair was in de Goudkust bij jonge mannen uit de stedelijke arbeidersklasse. Daarnaast begreep hij ook dat het spel zich elders op het continent had ontworsteld aan de Europese controle en inmiddels een Afrikaans gemeengoed was geworden. Het spel was symbool komen te staan voor lokale zelfuitdrukking, en was een populaire manier om weerstand te bieden tegen koloniale heerschappij. Deze tegenstrijdigheid laat zien dat sport in andere en algemenere bewoording, verschillende betekenissen heeft in een koloniale context.

Dit gegeven wordt door Paul Darby ondersteund. Zo beargumenteert Darby dat de populariteit van het voetbal in het koloniale tijdperk in de Goudkust, en de plaats van Nkrumah in de voorhoede van de politieke tegenstand tegen de Britse heerschappij, ervoor zorgde dat het spel langzaam verstrengeld raakte met populistische mobilisatie. Nadat Nkrumah in 1947 na zijn twaalfjarige universitaire carrière in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië is teruggekomen om de positie van algemeen secretaris binnen de United Gold Coast op te pakken, was het voetbal al ontwikkeld tot een Afrikaanse aangelegenheid op zowel bestuurlijk als sportief vlak, zo beargumenteert Darby. In overeenstemming met het groeiende radicalisme in het spel elders op het continent, trachtte Nkrumah niet om expliciet het voetbal te politiseren, maar ook sport in zijn algemeenheid. Volgens Darby blijkt dit uit een reactie van Nkrumah, gepubliceerd in een krant uit Acrra. In het artikel stelde Nkrumah dat het bezoek van de bekende Britse Olympisch atleet Lord Burghley aan Accra eind jaren 1940 als een subtiele poging gezien kan worden van de koloniale regering om sport te gebruiken als een manier om de imperialistische banden te versterken. Daarnaast was Nkrumah van mening dat het bezoek tot doel had om de bevolking van de stad af te leiden van hun inspanningen om de koloniale heerschappij te

(16)

beëindigen. Tevens benadrukte Nkrumah in het artikel dat hij nog steeds het potentieel in sport zag om bij te dragen aan de eenwording van een Ghanese natie.29

Deze uitingen suggereren dat Nkrumah de opkomst van een nationaal voetbalelftal en de mogelijkheid te participeren in een internationale competitie van symbolische waarde vond in de bredere context van zijn campagne voor zelfbestuur. Zo bood de organisatie van wedstrijden tussen elftallen met afgevaardigden uit Acrra en Nigeria eind jaren 1940 een interkoloniale competitie tussen de Goudkust en Nigeria aan, de Jalco Cup in 1951, alsmede een jaarlijkse wedstrijd tegen Sierra Leone vanaf 1953. Dit bood een mogelijkheid om uiting te geven aan een gevoel van nationale identiteit. Daarnaast probeerde Nkrumah zich met de naderende onafhankelijkheid in het achterhoofd meer te positioneren nabij een culturele vorm waarin het jonge nationalisme versterkt werd. Hij probeerde de jongerenbeweging in de stedelijke centra van de natie te vangen en te mobiliseren, om op deze manier populistische goedkeuring voor de politieke agenda van zijn CPP te verkrijgen.

Het voetbal kan daarom niet alleen als een imperialistisch object worden gezien, maar ook als een object dat lokaal kon wortelen en zodoende eigen kleur kreeg ondanks dat dit in strijd leek met het gegeven dat het voetbal een geïmporteerde Europese cultuurvorm was. Hierbij heeft het voetbal gefunctioneerd als onderdeel van een imperialistisch project in Afrika en was het voetbal door de kolonisator ingezet als een manier om de Afrikaanse populatie te socialiseren richting de aanvaarding van koloniale sociale en politieke normen.

Dat de kracht en de populariteit van het voetbal schuilt in haar ambiguïteit in combinatie met de bredere politisering van het voetbal over het gehele continent, moet Nkrumah hebben overtuigd van de logica om het voetbal te gebruiken als hoeksteen voor zijn nationalistische en Pan-Afrikaanse aspiraties. Nkrumah begreep goed dat het voetbal niet alleen populair was in de Goudkust bij voornamelijk de jonge mannen uit de stedelijke arbeidersklasse. Hij begreep ook dat het spel zich elders op het continent had ontworsteld aan de Europese controle, en dat het voetbal zich ontwikkelde als een instituut dat de lokale bevolking zich kon toe-eigenen. Daarnaast begreep Nkrumah dat het voetbal een Afrikaans gemeengoed was geworden en dat het spel symbool was komen te staan voor lokale zelfuitdrukking, nationale identiteit en een populaire manier om weerstand te bieden tegen koloniale heerschappij. Met name door de meervoudige betekenis van het spel, raakte het voetbal in de Goudkust langzaam verstrengeld met populistische mobilisatie en de onrust voor de onafhankelijkheid.

29Ibidem, 232.

13

(17)

Hoofdstuk 2 CAF - ogenschijnlijk de weg vooruit voor het Ghanese voetbal

De visie van de Ghanese journalist Willie Kwateng in een artikel uit 1963 symboliseert het potentieel dat Nkrumah zag in sport om bij te dragen aan de eenwording van een Ghanese natie. Zo brak volgens Kwateng met het bereiken van politieke onafhankelijkheid in 1957 voor Ghana een nieuwe periode aan in de sportrevolutie van de natie, waar voetbal het middelpunt van deze aandacht was. De Black Star Group, het nationale voetbalelftal van Ghana, zag twee jaar na de onafhankelijkheid het levenslicht. Voor het elftal lag volgens Kwateng een specifieke missie in het verschiet, die gezien kon worden gezien als een projectie van het Panafrikanisme in de sport. Zo is Kwateng van mening dat de periode voor de onafhankelijkheid werd vertroebeld door de verspreiding van het Panafrikanisme, dat nauw verbonden was en geassocieerd werd met de broeiende en actieve politiek op het continent.

Deze actieve politiek kon volgens Kwateng worden gezien als een propagandistisch wapen dat als middel voor Afrika werd ingezet om effectieve inspraak te krijgen in de zaken van een ideologisch verdeeld continent. Daarnaast beargumenteert Kwateng dat de verspreiding van het Panafrikanisme in de wereld van de politiek met zijn uiteenlopende ideologieën in het niet valt bij de snelle en positieve resultaten van het propageren van deze ideologie in de kalme wereld van de sport. De sport spreekt een universele taal en is volgens Kwateng een wereld van wederzijds begrip en respect voor elkaar, ongeacht iemands huiskleur, godsdienst, sociale status, financiële draagkracht of politieke achtergrond. In de sport is de snelste atleet, sprinter, of het beste team altijd diegene die de overwinning behaalt.30

Bij de inauguratie van Ghana als onafhankelijke natie in maart 1957, had Nkrumah een vergelijkbaar gevoel als Kwateng wat betreft de drijvende kracht achter het losbreken van de koloniale overheersing. De centrale gedachte achter de door Nkrumah beschreven ‘new African’ was volgens historicus Johnson Olaosebikan het concept van het Panafrikanisme dat moest functioneren als het fundament voor de bevrijding van het continent en de navolgende promotie van Afrikaanse inmenging op het wereldtoneel. Zo stelt Olaosebikan dat als Ghana de leiding zou nemen in deze beweging, de ervaring die Nkrumah had opgebouwd als hoofd van de CPP tussen 1951 en 1957 hem heel duidelijk gemaakt zou moeten hebben hoe hoog de nood voor eenheid binnen zijn eigen natie was en welke rol sport hierin zou spelen.31 Daarnaast blijkt uit de literatuur dat verscheidene nationalistische leiders op

het Afrikaanse continent gedurende de jaren 1950 een groeiend nationaal bewustzijn creëerden, gebaseerd op de principes van het Panafrikanisme. Hierbij werd nationale eenheid gezien als de hoeksteen van een politiek beleid gericht op onafhankelijkheid.

Door de relatie tussen onafhankelijkheid en het nationalisme in Afrika in de jaren 1950 en 1960 in een bredere context te plaatsen, kan de promotie van het voetbal door Nkrumah als een instrument om etnische verdeeldheid te overwinnen, een uniform gevoel van het ‘Ghanees zijn’ te genereren, en

30FIFA Archieven – Associations Nationales Affiliees - Gold Coast - 1.1-1964 - 31.12.1968 - Ghana Black Star 1959-1969. 31Johnson Olaosebikan, ‘Kwame Nkrumah and the proposed African common government’, African Journal of Political

Science and International Relations, 5 5 (2011) 218 – 228.

14

(18)

zijn Pan-Afrikaanse idealen te promoten worden verklaard. Met deze analyse kan de deelvraag worden beantwoord hoe de openlijke politisering van de voetbalsport in het postkoloniale tijdperk zijn uitwerking heeft gehad op de relatie tussen de Ghanese voetbalbond en de CAF tot het begin van de jaren 1960.

2.1 Onafhankelijkheid en nationalisme in het Afrikaanse voetbal in een bredere context

In het licht van de koloniale overheersing in de periode na de tweede wereldoorlog was de groeiende wens van Afrikanen voor onafhankelijkheid volgens Darby zichtbaar in hun aspiraties. Volgens Darby hadden de ervaringen van Afrikanen die een opleiding hadden genoten in Europa, of Afrikanen die hadden meegevochten in oorlogen om het empire te verdedigen, significant bijgedragen aan de ontwikkeling van een nationaal bewustzijn van andere Afrikanen. Zo stelt Darby dat mede door deze ontwikkeling van een nationaal bewustzijn, verscheidene nationalistische leiders op het continent gedurende de jaren 1950 dit groeiende bewustzijn gebruikten. Gebaseerd op de principes van het Panafrikanisme werd nationale eenheid gezien als de hoeksteen van een politiek beleid gericht op onafhankelijkheid.32

Dat de politisering van het voetbal in Ghana in 1957 geen nieuwe ontwikkeling was en in een bredere context geplaatst dient te worden, blijkt uit de centrale plaats die het voetbal innam verspreid over het Afrikaanse continent. Ook elders op het continent representeerde het voetbal een middel om de aspiraties voor Afrikaanse emancipatie uit te drukken. Daarnaast werd het voetbal door veel Afrikanen gezien als een middel om zich te uiten tegen het onderdrukkende en uitbuitende karakter wat veel van het koloniale leven in Afrika tussen 1945 en 1960 representeerde. Het proces in Ghana, waar sociaal-politieke organisaties onder koloniale controle terecht kwamen, is ook zichtbaar in andere Afrikaanse naties. Ook hier ontwikkelde het voetbal zich als een instituut dat de lokale bevolking zich kon toe-eigenen. Zo zijn er volgens Darby meerdere voorbeelden verspreid over het continent waar het voetbal een mogelijkheid bood om uiting te geven aan een gevoel van nationale identiteit.33

De oprichting van de onafhankelijke voetbalbond in koloniaal Zimbabwe (Bulawayo Football Association) in 1949, na onenigheid met de stedelijke autoriteiten, representeert een belangrijk kruispunt in de toe-eigening van het voetbal door Afrikanen. Darby stelt dat snel na de oprichting van deze bond meerdere onafhankelijke bonden werden opgericht in de begin jaren 1950, waarbij de verantwoordelijkheid voor deze organisaties en het bestuur van het voetbal in meerdere steden volledig bij de lokale bevolking lag. Darby is wel van mening dat deze bonden wellicht niet even succesvol waren als de door de kolonisator gesubsidieerde bonden. Maar het feit dat zij onafhankelijk en los van Europese invloed werden bestuurd, had niet alleen een symbolische waarde, maar droeg op een praktische manier

32Paul Darby, ‘Football, colonial doctrine and indigenous resistance: Mapping the political persona of FIFA's African

constituency’, Culture, Sport, Society, 3 1 (2007) 70.

33Darby, ‘Football, colonial doctrine and indigenous resistance: Mapping the political persona of FIFA's African

constituency’, 71.

15

(19)

ook bij aan de politieke emancipatie. Het mobiliserende potentieel van het voetbal werd door nationalistische politiek leiders gezien als een kans om bij lokale wedstrijden hun ambities voor een nieuw Afrika uit te drukken, en openlijk leden te werven vanuit de arbeidersklasse. Daarnaast boden lokale wedstrijden ook de mogelijkheid om de Afrikaanse elite zich bewust te maken van hun politieke doel, waarbij deze lokale wedstrijden symbool stonden voor de Afrikaanse identiteit en verzet tegen het koloniale bestuur.

In Noord-Afrika dienden meerdere voetbalclubs als een centrum voor antikoloniaal sentiment en voor de promotie van nationalistische tradities. Darby haalt het voorbeeld aan uit Marokko, waar de verenigingen Wydad, Casablanca en US Meknes werden geassocieerd met kritieken op Franse en Spaanse koloniale activiteiten, terwijl Tangier en Larrache volgens Darby bekend stonden om hun oppositie tegen de Spaanse overheersing. In Belgisch Congo ontwikkelde het voetbal zich gedurende de jaren 1950 ook als een middel voor de promotie van het opkomende nationalisme. De formatie en de daaropvolgende prestaties van het Congolese nationale elftal in 1957 waren een uitgelezen mogelijkheid om het nationale bewustzijn onder de lokale bevolking te verhogen, waarbij in 1960 onafhankelijkheid werd bereikt. Daarnaast gingen voetbal en de consolidatie van een nationaal bewustzijn in de eerste jaren na de onafhankelijkheid in Zaïre hand in hand. Dit blijkt uit een motie die werd aangenomen door de enige politieke partij in het land, the Congress of Popular Movement of the Revolution, die leidde tot de naamsveranderingen van verenigingen met een buitenlandse afkomst. De vereniging St. Eloi of Elisabethville werd bijvoorbeeld hernoemd tot Lupopo of Lubumbashi, terwijl Daring of Leopoldville werd hernoemd tot Imana of Kinshasa.34

De sterke correlatie tussen voetbal en het protest en verzet tegen de Europese overheersing was volgens Darby ook duidelijk zichtbaar in Tanganyika, het latere Tanzania. Onderzoeker Hamad S. Ndee, verbonden aan de universiteit van Dar es Salaam, stelt dat gedurende de jaren 1950, toen de strijd voor onafhankelijkheid tegen de Britse heerschappij op zijn hoogtepunt was, sportclubs in Dar es Salaam hebben gediend als een dekmantel voor anders verboden politieke bijeenkomsten. Zo werden volgens Ndee sportbijeenkomsten bij de Young African Sports Club gebruikt door de nationalistische partij Tanganyika African National Union (TANU) om strategieën te bespreken voor het bereiken van onafhankelijkheid. Als erkenning voor de bijdrage van de Young African Sports Club aan de realisatie van de politieke doelstellingen van de TANU in 1961, genoot de club een speciale band met de regerende partij in Tanzania in de vorm van financiële steun voor onder andere een nieuw clubhuis. Daarnaast stelt Ndee dat deze erkenning ook zichtbaar is in het feit dat de meerderheid van het aantal leden, en in het bijzonder het leiderschap binnen de club, tevens lid was van TANU.35

34Ibidem, 71.

35Hamad S. Ndee, ‘Prologue: Sport, Culture and Society in Tanzania from an African perspective’, The International

Journal of the History of Sport, 27 5 (2010) 750-751.

16

(20)

De connectie tussen voetbal en de zoektocht naar onafhankelijkheid was volgens Darby wellicht het meest expliciet aanwezig in Algerije.36 De organisatie en coördinatie van de opstand tegen de Franse

overheersing door het in 1951 opgerichte Front de Liberation National (FLN) in de beginjaren van 1950, leidde uiteindelijk tot de Algerijnse onafhankelijkheid in 1962. Dat sport in Algerije werd ingezet als een middel voor het uitdrukken van nationalistische gevoelens en als een traditie kan worden beschouwd, blijkt uit de oprichting van de Etoile Nord-Africaine in 1926 door Arabische nationalisten. Dat de Algerijnse zaak voor onafhankelijkheid met voetbal verbonden geraakte blijkt al uit aanslagen op twee stadions in Algiers in 1957. De FLN profiteerde aan de andere kant van de mobiliserende kracht van dit centrum voor sport en politiek om de Algerijnse onafhankelijkheid te bevorderen door in 1958 het Revolutionary Eleven elftal te introduceren. Het team, bestaande uit de beste Algerijnse moslimspelers uit de Franse competitie, speelde vanuit haar standplaats Tunis verschillende wedstrijden in Arabische en Sovjet-landen om steun te vergaren voor de Algerijnse zaak.37 Tussen 1958 en 1962

ging het FLN XI team op meerdere tournees door twaalf landen in Noord-Afrika, Oost-Europa, het Midden-Oosten en China. Gedurende deze tournees werden er van de 53 gespeelde wedstrijden, 39 winnend afgesloten, 10 gelijk gespeeld en slechts vier verloren. Het succes van de FLN XI werd volgens Darby gezien als een symbool voor de kracht en eenheid van de Algerijnse bevolking, waarbij de spelers werden gezien als patriottische helden. Zij voorzagen de Algerijnse jongeren van nationale trots en een verlangen naar vrijheid, weg onder koloniale overheersing. Als resultaat van deze verbinding tussen het voetbal en de protestpolitiek in Algerije kregen veel van de spelers een prominente positie binnen de overheid toegewezen na de onafhankelijkheid in 1962.38

2.2 Nationalistische doeleinden in Ghana

De sterke correlatie tussen voetbal, protest en verzet in Ghana tegen Europese overheersing was volgens Darby al duidelijk zichtbaar in de eerste zes maanden na de onafhankelijkheidsvieringen in 1957. Hier gaf Nkrumah een duidelijk signaal door het voetbal in te zetten voor nationalistische doeleinden. Als onderdeel van de festiviteiten werd Sir Stanley Matthews uitgenodigd een serie oefenduels af te werken bij Hearts of Oak uit Accra. Daarnaast werd deze bekende Britse voetballer door de Ghanese autoriteiten geïnstalleerd als Soccerthene, koning van het voetbal. Tevens werd het voetbal door Nkrumah geïnstitutionaliseerd op lokaal en internationaal niveau door met de oprichting van de Ghanaian Amateur Football Association (GAFA) in 1957, de UGCAFA als centraal bestuursorgaan te vervangen. Daarnaast werd op een bijeenkomst in september in Accra Richard Akwei als voorzitter vervangen door Ohene Djan. Als nieuw aangestelde voorzitter zou Djan een sleutelrol vervullen bij het implementeren van Nkruhmah’s ambitieuze plannen voor het voetbal. De eerste taak van Djan was het tot stand brengen

36Ibidem, 71.

37Dietschy, ‘Making football global? FIFA, Europe, and the non-European football world, 1912-74’, 293. 38Darby, ‘Football, colonial doctrine and indigenous resistance: Mapping the political persona of FIFA's African

constituency’, 71.

17

(21)

van een nieuwe nationale competitie met acht clubs. De samenstelling van de competitie kwam voort uit een duidelijk begrip van de noodzaak om het GAFA-beleid op één lijn te brengen met het nationale belang, waardoor de competitie werd samengesteld uit twee teams uit elk van de vier grote regio’s (Accra, Kumasi, Sekondi en Cape Coast).39

Naast het opzetten van een nieuwe competitie had Ohene Djan de opdracht gekregen de rol van de GAFA in het internationale speelveld vorm te geven. Hij moest Ghana registeren en zijn aanwezigheid tonen in de internationale gemeenschap van soevereine natiestaten. Dit realiseerde Djan door aansluiting te vinden bij de Confédération Africaine de Football (CAF) in 1957, en de FIFA in 1958. Volgens oud-voorzitter Major Yaw Larson van de club Asante Kotoko is het niet mogelijk de staat van het voetbal in de Goudkust, en sinds de onafhankelijkheid Ghana, te bespreken zonder enige verwijzing naar Ohene Djan. Als leraar, cacaohandelaar en voetbalbestuurder bij de club Nsawam United Football Club uit een oostelijke regio van Ghana werd Djan na het bereiken van onafhankelijkheid in 1957 een invloedrijk figuur binnen het Ghanese voetbal en CAF. Larson benadrukt dat de CAF werd gezien als de ‘broederschap van clubs’. Met de aanstelling als voorzitter van de GAFA in 1957 zocht Ohene Djan onmiddellijk naar internationale wedstrijden voor het nationale elftal om zich te profileren op een internationaal podium.40

De betekenis van de deelname van Ghana in het internationale voetbal in de jaren direct na de onafhankelijkheid strekt verder dan alleen een nationalistische betekenis. Er was vanuit de regering en de GAFA een duidelijke ambitie zichtbaar om het nationale elftal te laten functioneren als de vertegenwoordiger van het gehele continent. Hoewel de naamgeving van de nationale ploeg als de Black Star Group een grote symbolische betekenis had, illustreert de organisatie van de ‘Kwame Nkrumah Gold Cup’ in 1960 wellicht het beste het voornemen van Nkrumah om het voetbal in te zetten om zijn Panafrikanisme op de agenda te zetten en te promoten. Het toernooi, voortgekomen uit de oprichting van de West African Soccer Federation in februari 1959, werd door Nkrumah gezien als een uitgelezen mogelijkheid voor het realiseren van Afrikaanse eenheid. Dit blijkt volgens Larson uit het gegeven dat Nkrumah de eerst vergadering voor het toernooi persoonlijk bijwoonde, en het idee opperde om het toernooi jaarlijks te organiseren met alle nieuwe soevereine staten in de regio. Met het bereiken van een akkoord werd een eerste opzet van het toernooi gerealiseerd met vier deelnemers en Ghana als speellocatie. Daarnaast doneerde Nkrumah een gouden trofee ter waarde van duizend guinea, een goudstandaard gebruikt in Groot-Brittannië ter waarde van 22 karaat en 8,9 gram goud per munt.41

Niet alleen Larson onderschrijft de mogelijkheid van het toernooi om Afrikaanse eenheid te creëren. Volgens Paul Darby was de Pan-Afrikaanse ideologie achter het toernooi al duidelijk nog voordat het toernooi was begonnen. Zo beschrijft Darby dat op de avond voor de aanvang van het toernooi met de deelnemers Ghana, Nigeria, Sierra Leone en Portugees Guinea, journalist Tommy

39FIFA archieven, Larson, Professionalism in Ghana Football; The Myth, Perception and Reality, 25. 40Ibidem, 24.

41Ibidem, 27.

18

(22)

Thompson van de Evening News uit Accra benadrukte wat de onderliggende betekenis was van het toernooi. Volgens Thompson bood het toernooi het vooruitzicht Afrika te verenigen door middel van het voetbal, en dat met de komst van de Gold Cup competitie de droom van de ‘illustere’ premier realiteit zou zijn. Eenzelfde geluid was volgens Darby hoorbaar vanuit de voorzitter van de supportersvereniging van de GAFA, Prince Yao Boateng. Hij deed een oproep aan lokale supporters om hun parochiale loyaliteit aan de kant te zetten en alle bezoekende supporters van andere naties als broeders te ontvangen. Na de 6-2 overwinning van de Black Stars tegen Sierra Leone in de finale van het toernooi, gespeeld in het Independence Stadium te Acrra in 1960, onderschreef Nkrumah volgens Darby nogmaals zijn aspiraties om het voetbal in te zetten voor het Panafrikanisme. In een interview in de Evening News stelde Nkrumah dat hij de gouden trofee niet alleen had gedoneerd voor zijn intrinsieke waarde, maar vooral voor de symbolische waarde als de fundering waarop de vereniging van West- Afrika gebouwd kon worden en de grote waarde die hij hechtte aan het succes van deze beweging.42

Om deze ambities te verwezenlijken werd in 1960 de Central Organisation of Sport (COS) opgericht, waarbij Ohene Djan door Nkrumah werd aangesteld als de eerste Director of Sports in de natie, terwijl Nkrumah zichzelf benoemde tot beschermheer van de COS. Ondanks de oprichting van een breder sportplatform bleef het nationale voetbalelftal het speerpunt van de overheid. De strategie was om sport te gebruiken om een sfeer van Afrikaanse eenheid te creëren. Hierbij werd het voetbal in een ambassadeursrol gemanoeuvreerd. Dat Djan geloofde in deze ambities is zichtbaar in zijn persoonlijke inmenging met de organisatie van wedstrijden van het nationale elftal als onderdeel van zowel de onafhankelijkheidsvieringen in Kenya en Zambia in 1964, alsmede gedurende de inauguratie van generaal Joseph Désiré Mobutu als president van Congo in 1965. Daarnaast nodigde de GAFA een aantal prominente clubs en nationale elftallen uit Europa en Zuid-Amerika uit om naar Ghana te komen en vriendschappelijke wedstrijden te spelen tegen zowel lokale clubelftallen, regioselecties als de Black Stars.

Uit het boek Professionalism in Ghana Football; The Myth, Perception and Reality van Major Yaw Larson uit 2015, blijkt dat onder andere Austria Vienna in 1958 een bezoek bracht aan Ghana, en dat Fortuna Düsseldorf een tournee van drie wedstrijden hield in Ghana waar zij speelden tegen Asante Kotoko, Accra Hearts of Oak, gevolgd door een wedstrijd tegen een gecombineerd Ghanees elftal. In mei 1960 speelden de Black Stars in Accra een wedstrijd tegen het Britse Blackpool, om vervolgens gedurende 1960 en in 1961 het Russische Dynamo Moscow en Locomotiv Moscow te ontvangen, terwijl West-Duitsland in mei 1962 een aantal wedstijden afwerkte in Ghana. Daarnaast werkten de Black Stars ook een aantal duels af buiten de grenzen van het continent gedurende een tournee in 1961, wat hen langs West-Duitsland, Oost-Duitsland, de Sovjet-Unie en Tsjechoslowakije leidde. Gedurende de 42

42Darby, ‘Let us rally aroud the flag’: Football, Nation building, and Pan-Africanism in Kwame Nkruhmah’s Ghana’,

232-233.

19

(23)

dagen durende tour waarin de Black Stars twaalf duels afwerkten, wonnen zij er acht, werd er een duel gelijkgespeeld en werden slechts drie duels verloren.43

Voor Nkrumah betekenden deze wedstrijden tegen Europese elftallen meer dan alleen het behalen van goede sportieve resultaten. Deze prestaties waren naast het sportieve aspect ook verdienstelijk voor het inprenten van het nationale vertrouwen in Ghana zelf. Daarnaast werden de prestaties door Nkrumah gezien als een middel om vooroordelen over Afrikanen in Europa te trotseren. Een tweede reden waarom Nkrumah vooroordelen over Afrikanen in Europa wilde trotseren kan worden gevonden in de analyse van historicus Paul Nugent. In het boek Africa Since Independence beargumenteert Nugent dat Nkrumah zich van een Afrikaans socialistische politiek en economisch systeem, bewoog richting een beleid van non-alignement waarbij stromingen binnen de CPP aandrongen op een nog socialistischer systeem. Dit werd gedreven door een groeiend wantrouwen richting het Westen. In dezelfde periode was zichtbaar dat de banden met de Sovjet-Unie warmer werden, wat resulteerde in een officieel bezoek aan Moskou in 1961 waarin pogingen werden gedaan betere handelsrelaties te betrekken. Dit verklaart de tournee van 1961, waarbij het voetbal werd ingezet als onderdeel van de verbetering van deze handels- en bilaterale relaties.44

2.3 CAF en de African Cup of Nations

Journalist David Goldblatt beargumenteert dat in de geest van het Panafrikanisme in 1957 door vier van de vijf onafhankelijke Afrikaanse naties (Egypte, Ethiopië, Sudan en Zuid-Afrika) de Confederation of African Soccer (CAF) werd gevormd en opgericht in het Sudanese Khartoem. De behoefte om het voetbal te coördineren over het continent was groot, al was de promotie van een Pan-Afrikaans sportlichaam waarbij het lidmaatschap was beperkt tot onafhankelijke natiestaten, wellicht nog wel groter. Met de CAF creëerde het Afrikaanse voetbal volgens Goldblatt zijn eigen administratieve machtsblok met bijkomend stemrecht binnen de FIFA. De ratio achter de formatie van de CAF kan eveneens worden gevonden in de wens het voetbal te ontwikkelen over het gehele Afrikaanse continent, het introduceren van een continentwijde competitie en het promoten van het Afrikaanse voetbal op een mondiaal niveau. De oprichting van de CAF kan vooral cruciaal worden genoemd vanuit het politieke perspectief van Nkrumah. Lidmaatschap bij de CAF zorgde voor extra gewicht om het voetbal in te zetten als een middel voor het creëren van de Afrikaanse identiteit en deze te uiten op een zeer zichtbaar wereldwijd podium. 45

De wens van de CAF om gezien te worden als een organisatie die symbool stond voor Afrikaanse eenheid, werd niet alleen duidelijk gemaakt in de statuten van de organisatie, maar ook in de richting waar het beleid zich in ontwikkelde. Dit was vooral zichtbaar in de relatie met Zuid-Afrika,

43Larson, Professionalism in Ghana Football; The Myth, Perception and Reality, 28.

44Paul Nugent, Africa Since Independence: A Comparative History (New York NY: Palgrave Macmillan 2004) 173 - 174. 45David Goldblatt, The Ball is Round: A Global History of Football (London 2006).

20

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

41. Most of the material for this section was gathered during a visit by Ineke van Kessel to Pietersburg and Sekhukhuneland at the time of the local elections in November 1995 and

In 1804, the first official spelling of Dutch was published as part of a national language policy that had been argued for since the middle of the eighteenth century, and in 1805, an

C’est dans cette orientation que le FORUM congolais du Bassin du Nil a initié cette étude dont l’un des objectifs éta it d’informer les membres et les

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel

various support functions, including risk management, internal control, and compliance, are the second line of defense (monitoring the processes as well as its risks and

Zambian linguistic identity is constituted by this specific multilingual system, involving Bemba, Nyanja, Tonga, Lozi, and English as the main languages of wider communication, all

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

His promises light my way Never lead my feet to stray Livin' in His Word I will overcome Standin' on His promises one by one. I may have