• No results found

Hoofdstuk 4 Het door Afrikaanse bonden geboycotte wereldkampioenschap van

4.4 De gevolgen voor Nkrumah en het Ghanese voetbal in

De boycot van het wereldkampioenschap in 1966 door de Afrikaanse bonden markeert een belangrijk punt in de Afrikaanse campagne voor een meer gelijkwaardige benadering van deze bonden door de FIFA. Ondanks de aanvankelijk harde lijn die werd gevolgd met de opgelegde boetes, sorteerde het Afrikaanse tegengeluid wel degelijk effect. De Pan-Afrikaanse boycot was succesvol gebleken omdat er voor het wereldkampioenschap in 1970 één startbewijs was gereserveerd voor een Afrikaanse bond én één startbewijs voor een Aziatische bond. Aan de ene kant kan de boycot van 1966 daarom als een van de mooiste momenten voor Nkrumah op het internationale toneel worden gezien. Aan de andere kant markeerde de boycot ook een verandering in het ideaal van het Panafrikanisme. Ook hier speelde het voetbal een grote rol.

In het begin van de jaren 1960 was door Djan en Nkrumah een nieuwe vereniging opgericht genaamd de Real Republikans (geïnspireerd op de naam Real Madrid, wat op dat moment het meest

74FIFA archieven, Executive Committee - Members - Correspondence Sir Stanley Rous - 1964 – 1966 - brief Helmut Käser

aan Sir Stanley Rous, 1964.

75Darby, ‘Football, colonial doctrine and indigenous resistance: Mapping the political persona of FIFA's African

constituency’, 82.

76FIFA archieven, Minutes of the XXXIInd Congress, held on 22nd August, 1960 at the ‘Confederazione Italiana Dirigenti

d’Azienda in Rome.

35

dominante elftal van Europa was). Twee van de beste spelers van elke bestaande club in Ghana werden getransfereerd naar de Real Republikans met het idee dat dit elftal de kwaliteit van het voetbal zou verhogen, en mogelijk ook de kwaliteit van het nationale elftal indien zij daar ook voor zouden uitkomen. De spelers van het elftal werden met alle egards behandeld en hadden ongelimiteerde toegang tot Nkrumah om hun wensen in vervulling te laten gaan. Het elftal speelde tot 1963 vriendschappelijk tegen teams als Acrra Heart of Oaks en de Asante Kotoko. In 1964 werd het elftal toegelaten tot de reguliere competitie waar het zich gemakkelijk richting de titel speelde. Het wekt daarom geen verbazing dat dit de fans van andere teams frustreerde. Desondanks werd het elftal geaccepteerd in de naam van het nationalisme, mede omdat het elftal tien spelers leverde voor het nationale elftal waarmee in 1963 beslag werd gelegd op de Afrika Cup.

Het exorbitante transferbeleid van de Real Republikans leidde echter tot een boycot van de nationale competitie door andere teams, omdat zij niet langer hun beste spelers wilden af staan aan het elftal van Nkrumah. Terwijl de eerste stappen van de boycot van het wereldkampioenschap in 1966 plaatsvonden, ontstond er in Ghana een groeiende ontevredenheid over Nkrumah’s autoritaire opstelling en zijn machtspositie. Niet alleen werd de Ghanese nationale competitie ontmanteld, ook de fans waren furieus en zij waren niet de enigen die ontevreden waren met het regime. De ontevredenheid in Ghana bereikte slechts tien weken na de overwinning in de Afrika Cup van 1965 zijn hoogtepunt met de afzetting van Nkrumah tijdens een militaire coup in februari 1966. De club Real Republikans werd ontmanteld door het nieuwe militaire regime en het Ghanese voetbal gleed af in een periode van relatieve achteruitgang.77 Kwame Nkrumah had een ambitieuze droom om heel Afrika te verenigen en zag het

voetbal als een ideaal middel om dit doel te bereiken. Internationaal gezien heeft Nkrumah veel betekend voor de ontwikkeling van het Afrikaanse en Ghanese voetbal door de financiering van de African Club Championship en zijn bijdrage aan de boycot van het wereldkampioenschap in 1966. Spijtig genoeg zou zijn binnenlandse beleid om sport tot speerpunt van de natie te maken gedeeltelijk ook zijn ondergang betekenen, met een mislukte zoektocht naar Afrikaanse eenheid tot gevolg. Ghana is een mooi voorbeeld van het gegeven dat er in het voetbal vele krachten schuilen.

77Conor Heffernan, ‘It’s complicated: Nkrumah, Football and African History’ (2015).

https://physicalculturestudy.com/2015/01/27/its-complicated-nkrumah-football-and-african-history/ (laatst bekeken op 28-06- 2017)

36

Conclusie

Het doel van het onderzoek was om de vraag te beantwoorden in hoeverre het dekolonisatieproces in Ghana, en in een bredere context Afrika, in het laat koloniale en het vroeg (post)- koloniale tijdperk van 1950 tot 1967 van invloed is geweest op de machtsverhoudingen binnen de FIFA. Om dit doel te bereiken is in elk hoofdstuk een deelvraag beantwoord en zijn drie typen relaties onderzocht. Allereerst was het noodzakelijk om de mate waarin voetbal een rol speelde in de politieke, sociale en culturele geschiedenis van Ghana in het koloniale, laat-koloniale en postkoloniale tijdperk te analyseren, om zo de opkomst van deze gepolitiseerde voetbalbond op het Afrikaanse continent inzichtelijk te maken. Ten tweede was het noodzakelijk om meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen de Ghanese voetbalbond en de CAF, om inzichtelijk te maken waarom Kwame Nkrumah veel waarde hechtte aan de verenigende kracht van het voetbal en waarom hij de CAF zag als een podium om zijn Pan-Afrikaanse ideeën in het Afrikaanse voetbal te implementeren. Ten slotte was het noodzakelijk om een bredere historische schets van de FIFA als organisatie en haar functioneren te maken, om de relatie tussen de Ghanese voetbalbond, de CAF en FIFA in het midden van de jaren 1960 te kunnen verklaren omtrent de boycot van het wereldkampioenschap van 1966 door de Afrikaanse voetbalbonden.

Uit de analyse blijkt dat de diffuse verspreiding van het voetbal over het Afrikaanse continent, in met name in het onderzoek centraal gestelde Goudkust aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw, vanuit meerdere perspectieven een belangrijke rol heeft gespeeld in een bredere politieke context en politieke ontwikkeling van het land. Allereest is vanuit Afrikaans perspectief het koloniale verleden van de Goudkust als Brits dominion beslissend geweest in de popularisering van de sport door terugkerende Ghanezen die een opleiding hadden gevolgd in Groot- Brittannië. Zo blijkt uit de literatuur dat zij het voetbal mogelijk niet alleen hebben ervaren als een vermakelijk tijdverdrijf, maar ook in de context van een dalende koloniale invloed, waardoor in het voetbal een potentieel van contra-hegemonie werd gezien. Daarnaast is de introductie van indirect bestuur in de kolonie in combinatie met de groeiende populariteit van het voetbal en de oprichting van de eerste clubs begin twintigste eeuw, de motor geweest achter de opkomst van rivaliteit tussen bevolkingsgroepen. Dit kan worden gezien als de eerste indicatie dat het voetbal tegenovergestelde identiteiten kon creëren in de Goudkust.

Hierbij is het aannemelijk dat de relatie tussen nieuwe clubs, en de ontstane rivaliteit, in deze periode een bredere stedelijke spanning representeerde tussen de chiefs en de inwoners van concurrerende gemeenschappen. Door de introductie van een indirect bestuur in de kolonie worstelden inwoners om zichzelf zowel sociaal als politiek te positioneren in de gemeenschap. Aan de andere kant deed deze rivaliteit ook de trots en identiteit wederopbloeien, zoals in de Ashanti regio. De rol van het voetbal droeg hierdoor niet alleen bij aan een breder begrip van de regionale eigenheid in deze periode. Deze regionale eigenheid had ook invloed op de ontwikkeling van het spel zelf, en was tevens van invloed op de politisering van de sport in de laat-koloniale periode en de vroege jaren van de

onafhankelijkheid. Uit de analyse blijkt de ambiguïteit van koloniale sport door de verschillende kenmerken die zij in zich draagt. Het voetbal vertegenwoordigde naast het zijn van een cultureel onderdrukkingsmiddel, ook een integratiemiddel waarbij de sport als vorm van sociabiliteit diende, en ten derde een object voor nationalisme.

Zo blijkt dat de groei en verspreiding van het voetbal in de Goudkust in de jaren 1940 leidde tot een versplinterd bestuur van het voetbal, wat vervolgens weer leidde tot regionalisme en spanningen in het zich ontwikkelende voetballandschap. Deze rivaliteit ligt in lijn met de bredere etnisch- regionale politieke spanningen tussen de Asante en andere etnische groepen uit de hoofdstad, en kwam tot uiting in de planning van voetbaltournees naar Groot-Brittannië vanaf 1951. Vanuit Afrikaans perspectief bleek dat de organisatie van de tournees voor de afgevaardigden uit de Goudkust door lokale bestuurders een uitgelezen mogelijkheid te zijn om hun bereidheid tot zelfbestuur te tonen aan de Britse diplomaten. Vanuit het perspectief van het koloniale bestuur werden deze tournees gezien als een kans om het opkomende nationalisme in Afrika en de Caraïben te beïnvloeden, en ervoor te zorgen dat een overgang naar zelfbestuur zou worden gereguleerd op een manier waarbij de Britse economische belangen zouden worden gewaarborgd. Daarnaast blijkt vanuit een Koude Oorlog perspectief dat de doelstelling van deze tournees was om een positieve houding te creëren bij de Afrikaanse en de Afro-Caraïbische bezoekers, waarbij sympathie zou ontstaan voor het kapitalisme, de westerse ideeën, en om te illustreren hoe superieur het Britse politieke en economische systeem was ten opzichte van het alternatief dat werd geboden vanuit het communistische model.

Dat de ontwikkeling van het voetbal leidde tot een groeiend regionalisme door rivaliteit, staat in schril contrast met de politieke ontwikkelingen in de Goudkust, waar met het verkiezingssucces van de CPP in 1956 juist grote stappen werden gezet richting onafhankelijkheid en eenheid. Gezien de moeilijke laat-koloniale geschiedenis van het voetbal en de overtuiging van Nkrumah dat de nationale eenwording, en niet een gefragmenteerde federatie, de enige weg was richting een onafhankelijk Ghana, is het moeilijk te verklaren dat hij het voetbal identificeerde als een bouwsteen waarmee een verenigd nationaal bewustzijn en het Panafrikanisme gecreëerd kon worden. De versplintering van het bestuur van het voetbal en de rivaliteit tussen regionale sportbestuurders bleken juist als een vloek te rusten op de bredere aspiraties van Nkrumah om de Ghanese politiek en het sociale leven te ontdoen van etnische en regionale verdeeldheid. Wellicht kan dit verklaard worden vanuit het perspectief van Nkrumah, met zijn geloof in de waarde van het spel en de Afrikaanse persoonlijkheid die het representeerde door de toe-eigening van de sport door de lokale bevolking als ‘culturele oorlogsbuit’. Het voetbal kan niet alleen als een imperialistisch object gezien worden, maar ook als een object dat lokaal kon wortelen en zodoende eigen kleur kreeg. Echter, dit lijkt in strijd met het gegeven dat het voetbal een geïmporteerde Europese cultuurvorm was, waarbij het voetbal had gefunctioneerd als onderdeel van een imperialistisch project in Afrika en door de kolonisator was ingezet als een manier om de Afrikaanse populatie te socialiseren richting de aanvaarding van koloniale sociale en politieke normen.

Dat de kracht en de populariteit van het voetbal schuilt in haar ambiguïteit in combinatie met de bredere politisering van het voetbal over het gehele continent, moet Nkrumah hebben overtuigd van de logica om het voetbal te gebruiken als hoeksteen voor zijn nationalistische en Pan-Afrikaanse aspiraties. Nkrumah begreep goed dat het voetbal niet alleen populair was in de Goudkust bij jonge mannen uit de stedelijke arbeidersklasse. Ook had hij door dat het spel zich elders op het continent had ontworsteld aan de Europese controle. Het voetbal ontwikkelde zich als een instituut dat de lokale bevolking zich kon toe-eigenen. Het was een Afrikaans gemeengoed geworden en het spel was symbool komen te staan voor lokale zelfuitdrukking en nationale identiteit, en werd gezien als een populaire manier om weerstand te bieden tegen koloniale heerschappij. Met name door de meervoudige betekenis van het spel, raakte het voetbal in de Goudkust langzaam verstrengeld met de populistische mobilisatie en de onrust vóór de onafhankelijkheid.

Dat het voetbal na de onafhankelijkheid van Ghana door de Ghanese overheid in een ambassadeursrol werd gemanoeuvreerd met het nationale voetbalelftal als speerpunt, ondanks de oprichting van een breder sport platform, blijkt uit de strategie het voetbal te gebruiken om een sfeer van Afrikaanse eenheid te creëren en het concept van het Panafrikanisme te promoten. Dit is met name zichtbaar in de organisatie van wedstrijden van het nationale elftal als onderdeel van zowel de onafhankelijkheidsvieringen in Kenya en Zambia in 1964, alsmede gedurende de inauguratie van generaal Joseph Désiré Mobutu als president van Congo in 1965. Daarnaast nodigde de GAFA een aantal prominente clubs en nationale elftallen uit Europa en Zuid-Amerika uit om naar Ghana te komen en vriendschappelijke wedstrijden te spelen tegen zowel lokale clubelftallen, regioselecties als tegen de Black Stars.

Dat deze wedstrijden voor Nkrumah meer betekenden dan alleen het behalen van goede sportieve prestaties blijkt uit de behoefte om het voetbal te coördineren over het continent, al was de promotie van een Pan-Afrikaans sportlichaam waarbij het lidmaatschap was beperkt tot onafhankelijke natiestaten, wellicht nog wel groter. De oprichting van de CAF kan vooral cruciaal worden genoemd vanuit het politieke perspectief van Nkrumah. Aansluiting bij de CAF stond duidelijk centraal in de ambities van de nieuwe onafhankelijke Afrikaanse naties. Met name de wens van Nkrumah om zijn Pan- Afrikaanse ambities te implementeren in de CAF laat zien dat de openlijke politisering van de voetbalsport in het postkoloniale tijdperk van invloed is geweest op de relatie tussen de Ghanese voetbalbond en de CAF tot het begin van de jaren 1960, door de vooruitgang die werd geboekt met de uitwisseling van sportieve en culturele activiteiten en de invloed van deze activiteiten op een gezonde sfeer van Afrikaanse eenheid en totale onafhankelijkheid Met deze ambitie en de kennis dat de strijd voor wereldwijde erkenning het beste zou kunnen worden bereikt door middel van affiliaties met internationale organisaties, leidde niet alleen tot een snelle uitbreiding van de CAF, maar ook tot een snelgroeiend aantal geaffilieerde Afrikaanse bonden binnen de FIFA. Na het verwerven van het FIFA- lidmaatschap wilden Afrikaanse naties ervoor zorgen dat de institutionele structuren zich zouden handhaven op een manier die zou passen bij hun behoeften en aspiraties. Met andere woorden, het zou

kunnen worden verwacht dat de CAF zichzelf vanuit een politiek perspectief in een gunstige positie wilde manoeuvreren binnen de FIFA. Echter zou blijken dat het leiderschap binnen de FIFA en met welke idealen de organisatie werd bestuurd, van aanzienlijke invloed was op de complexe route die het Afrikaanse voetbal zou afleggen voor de aanpassing van de institutionele structuren om aan de Afrikaanse behoeften en aspiraties te voldoen.

Vanuit het Europese perspectief zijn meerdere verklaringen te vinden in zowel de primaire bronnen als de literatuur voor het feit dat Europese sportbestuurders de vereniging van Afrikaanse bonden in de CAF, en de aansluiting van nieuwe onafhankelijke bonden bij de FIFA, als een dreiging ervaarden voor de invloed die zij hadden binnen FIFA sinds de oprichting van de wereldvoetbond. De aanleiding voor de spanningen binnen de FIFA, welke implicaties het snel toenemende aantal nieuwe onafhankelijke staten heeft gehad op de FIFA als organisatie, en hoe Europese bestuurders met deze internationale ontwikkelingen omgingen, is met name zichtbaar in de door Ottorino Barassi aangedragen argumenten in het essay ‘The World Organisation Urgently Requires Modernising’.

De gekozen bewoording en argumentatie in het essay is niet alleen een representatie van het gedachtengoed van een Europese sportbestuurder. Het essay laat vooral zien dat de complexe combinatie van leiderschap met verschillende wereldbeelden binnen de FIFA-organisatie, de manier waarop de statuten zich verhielden tot de werkelijke situatie binnen de organisatie en de immobiliteit van het besturingsapparaat, heeft geleid tot angst bij Europese bestuurders voor desintegratie van de FIFA. Het is daarom niet verwonderlijk dat in de late jaren 1950 en de begin jaren 1960 door Europese bondsbestuurders meerdere pogingen werden ondernomen en strategieën werden toegepast om een pluralistisch stemmingssysteem te introduceren dat beter het zelfbeeld en de status van de Europese en Zuid-Amerikaanse bonden binnen het wereldvoetbal zouden weerspiegelen. Los van alle postkoloniale overwegingen kan deze strijd ook werden gezien als een strijd om macht en invloed binnen de FIFA- organisatie. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat vanuit het perspectief van de Europese en Zuid- Amerikaanse bestuurders binnen de FIFA, de opzet en kwalificatiecyclus voor het wereldkampioenschap een reflectie moest blijven van hun dominantie binnen het voetbal.

Dat dit Europees georiënteerde systeem van het wereldvoetbal in schril contrast lijkt te staan met wat in de statuten staat beschreven, blijkt uit de intrinsieke en apolitieke doelstelling van de FIFA die uitging van het beheersen en promoten van het wereldwijde verenigingsvoetbal en daarnaast het bevorderen van relaties tussen aangesloten nationale bonden. Echter, wanneer het in de inleiding beschreven theoretisch kader van neokolonialisme wordt toegepast op de benadering van nieuw toetredende Afrikaanse bonden binnen de FIFA door voornamelijk Europese bestuurders, kan worden geconcludeerd dat vanuit Europees perspectief geen uitbuiting heeft plaatsgevonden. Integendeel, FIFA- bestuurders hebben hun Eurocentrische concepties vaak moeten herzien om nieuwe bonden aan zich te binden en het bestaan van hun organisatie te bewerkstelligen. Het verwelkomen van nieuwe Afrikaanse bonden, die vaak veeleisend, spraakzaam en afwijkend waren van naar wat in Zürich werd gezien als de Europese manier van voetbal en hoe dit bestuurd diende te worden, duidt op een onderhandelingspositie. 40

Wel is door Europese bestuurders bewust en op basis van angst een centrum-periferie relatie in stand gehouden met betrekking tot Afrikaanse en Aziatische bonden om de Europese invloed binnen het FIFA- bestuur te kunnen waarborgen. Dat er een relatie bestaat tussen het Afrikaanse voetbal, de CAF én de FIFA wordt vooral zichtbaar in de situatie waarin de Afrikaanse bonden het wereldkampioenschap van 1966 boycotten.

Het protest tegen dit vermeende onrecht markeert daarom een belangrijk punt in de Afrikaanse campagne voor een meer gelijkwaardige benadering van deze bonden door de FIFA. Ondanks de aanvankelijk harde lijn die werd gevolgd met de opgelegde boetes, sorteerde het Afrikaanse tegengeluid wel degelijk effect. De Pan-Afrikaanse boycot was tevens succesvol gebleken omdat er voor het wereldkampioenschap in 1970 één startbewijs was gereserveerd voor een Afrikaanse bond en één voor een Aziatische bond. De oorzaak van deze ontwikkeling is een complexe samenstelling van de sociaaleconomische en politieke betrekkingen als gevolg van het dekolonisatieproces en bepalingen in de statuten van de FIFA die de voorkeur gaven aan de gevestigde Europese voetbalnaties. Dit is van grote invloed geweest op de machtsverhoudingen binnen de FIFA. Op basis hiervan kan dus worden geconcludeerd dat het dekolonisatieproces in Ghana, en in een bredere context Afrika, in het laat- koloniale en het vroeg (post)-koloniale tijdperk van 1950 tot 1967 wel degelijk van invloed is geweest op de machtsverhoudingen binnen de FIFA.

Literatuurlijst

Bediako, K., The National Soccer League of Ghana: The Full Story, 1956 - 1995 (Accra 1995).

Boli, J., & G. Thomas, Constructing World Culture: International Nongovernmental Organizations Since 1875 (Stanford, CA 1999).

Darby, P., Africa, Football and FIFA: Politics, Colonialism and Resistance (London 2002).

Darby, P., ‘Africa, the FIFA Presidency, and the Governance of World Football: 1974, 1998, and 2002’, Africa Today 50 1 (2003).

Darby, P., ‘Football, colonial doctrine and indigenous resistance: Mapping the political persona of FIFA's African constituency’, Culture, Sport, Society, 3 1 (2007).