• No results found

Hoofdstuk 3 Europese hegemonie

3.3 Verdeeldheid binnen de FIFA

Het FIFA-congres van 1953, met de discussie omtrent de wijziging van het eerste artikel van de statuten, betekende een keerpunt in de verdere ontwikkeling van de organisatie. De discussies die aanleiding waren voor de spanningen binnen de FIFA kwamen voort uit het snel toenemende aantal nieuwe onafhankelijke staten die zich aansloten bij de organisatie, en de manier waarop de bestuurders met deze internationale ontwikkelingen omgingen. Ottorino Barassi, vicepresident van de FIFA tussen 1952 en 1971, heeft deze ontwikkelingen beschreven in het essay ‘The World Organisation Urgently Requires Modernising’.61

De argumenten die Barassi in zijn essay aandraagt voor hervormingen binnen de FIFA laten vooral de angst van bestuurders voor desintegratie van de FIFA en de immobiliteit van het besturingsapparaat zien. Zo stelt Barassi dat de directe relaties tussen de centrale internationale organisatie en de afzonderlijke nationale bonden steeds meer werd bemoeilijkt door het toenemende

59Ibidem, 12. 60Ibidem, 12.

61FIFA archieven, Correspondence with Confederations UEFA - 1962 – 1967 - The World Organisation Urgently Requires

Modernising (1960) 2.

27

aantal aangesloten bonden bij de FIFA vanwege de verspreiding van het spel over elk continent, met name in Azië en Afrika. In de periode daarvoor, zo beargumenteert Barassi, was het spel bijna uitsluitend verspreid over Europa en Zuid-Amerika. Echter, het wereldkampioenschap was een zeer effectief reclamemiddel en zorgde voor een verdubbeling van het aantal aangesloten bonden sinds het congres van Parijs. Volgens Barassi zou dit aantal alleen nog maar verder toenemen met het geleidelijke ontstaan van meer nieuwe onafhankelijke staten. Zo stelt Barassi dat tien jaar na de dringende oproep de continenten te verenigen in federaties, het duidelijk was geworden dat de oude statuten vervangen moesten worden zoals in Rio de Janeiro was voorgesteld, en dat een gedeelte van de voorstellen op het congres van Parijs aangenomen zou moeten worden. Als reden draagt Barassi aan dat nationale bonden niet meer direct onder leiding van de FIFA zouden moeten vallen, tenzij in bijzondere gevallen een meerderheid van de leden nodig is om bepaalde arbitraire beslissingen van het uitvoerende comité te beslechten.62

Met name de rol van de algemene vergadering was volgens Barassi minder belangrijk geworden, waarbij buiten de presidentsverkiezingen alleen de keuze voor de organisatie van het wereldkampioenschap en de wijziging van regelingen met betrekking tot intercontinentale activiteiten nog van belang waren. Daarnaast stelt Barassi dat het uitvoerende comité al op zichzelf staand functioneerde ten opzichte van de confederaties, wat er in feite op neerkomt dat besluiten die in de praktijk door de commissies werden genomen, en veel werkzaamheden die nu door FIFA werden uitgevoerd, eigenlijk bij de confederaties zou moeten liggen. Barassi uit in het essay echter zijn zorgen over de grootte van sommige confederaties, en de roep vanuit het FIFA-bestuur om de representatieve confederaties verder uit te breiden. Hierdoor bestond het risico dat de hoofdorganisatie ineffectief werd door het onvermogen om regelmatig vergaderingen te organiseren.

De kerntaken van de FIFA zouden zich volgens Barassi, naast het organiseren van wereldwijde competities, moeten richten op de relaties tussen de verschillende confederaties, publiciteit, spelontwikkeling, de controle over technische regelgeving, en al het overige wat niet valt binnen de zelfstandige werkzaamheden van de confederaties. Als argument voor zijn ideeën draagt Barassi aan dat de situatie van het voetbal zich niet op hetzelfde punt van ontwikkeling en perfectie bevond op de verschillende continenten. Zo stelt Barassi dat het de taak van FIFA was om vooruitgang te faciliteren op de gebieden die het meest verbeterd moesten worden, maar dat het niet langer mogelijk was de toepassing van het democratische concept te begrijpen als een resultaat van het idee dat confederaties een gelijk stemrecht hebben op algemene vergaderingen. Dit onderbouwt Barassi door te stellen dat sport geen politiek was maar technologie, waarbij het ondenkbaar is dat de Britse FA, die de rest van de voetbalwereld leidde en een krachtige nationale bond was, dezelfde waarde zou moeten vertegenwoordigen als de jongste en kleinste nationale bonden. Ofwel, een nieuw waarderingssysteem zou volgens Barassi moeten worden toegepast zoals in meerdere andere sporten ook het geval is. Een

62Ibidem, 4.

28

andere mogelijkheid was het toepassen van een systeem waarin individuele bonden gelijke rechten en plichten hebben in een continentale federatie, en waar de relaties met de FIFA alleen worden gereguleerd doormiddel van het inzetten van de confederaties zelf.63

Dat Barassi huiverig was over de ontstane situatie binnen het bestuursorgaan blijkt uit de uiting dat serieuze angst gevoeld zou moeten worden bij het vooruitzicht wat er zou kunnen gebeuren als de CAF en de Aziatische confederatie samen zouden komen en een numerieke meerderheid zouden vormen op de algemene vergadering van de FIFA, met de intentie besluiten te nemen zonder rekening te houden met de isolatie van de Europese en Amerikaanse confederaties of één van hen. Zo sluit Barassi niet uit dat een toernooi met alleen de nationale bonden binnen de Europese en Amerikaanse confederaties al voldoende interessant zou zijn vanwege hun voetbalkwaliteiten, en de organisatie van een toernooi met meer landen dus niet noodzakelijk was. Daarnaast beargumenteert Barassi dat het voetbal in Europa een authentieke en totale entiteit vertegenwoordigt, wat helaas niet het geval was in de politiek. Om deze reden was het volgens Barassi in het algemeen belang van de FIFA om in de geest van echte samenwerking te werken aan het opstellen van nieuwe regelgeving die de ontwikkeling en de vooruitgang van het voetbal niet zou tegenwerken. Hierbij deed Barassi de oproep het buitengewone congres in Londen van 1961 te benutten om een gewichtige taak (het accepteren van de vorming van confederaties) uit te voeren die bepalend zou zijn voor het wereldvoetbal.64

De gekozen bewoording en argumentatie in het essay van Barassi is niet alleen een representatie van het gedachtengoed van een Europese sportbestuurder. Het essay laat vooral zien dat de complexe combinatie van leiderschap met verschillende wereldbeelden binnen de FIFA-organisatie, de manier waarop de statuten zich verhielden tot de werkelijke situatie binnen de organisatie, en de immobiliteit van het besturingsapparaat, heeft geleid tot angst bij Europese bestuurders voor desintegratie van de FIFA. Het is daarom niet verwonderlijk dat in de late jaren 1950 en de begin jaren 1960 door Europese bondsbestuurders, op basis van vooroordelen, meerdere pogingen werden ondernomen en strategieën werden toegepast om een pluralistisch stemmingssysteem te introduceren dat beter en meer het zelfbeeld en de status van de Europese bonden binnen het wereldvoetbal zou weerspiegelen. Los van alle post- koloniale overwegingen kan deze strijd ook worden gezien als een strijd om macht en invloed binnen de FIFA-organisatie.

Dat dit Europees georiënteerde systeem van het wereldvoetbal in schril contrast lijkt te staan met wat in de statuten staat beschreven, blijkt uit de intrinsieke en apolitieke doelstelling van de FIFA, die uitging van het beheersen en promoten van het wereldwijde verenigingsvoetbal en daarnaast het bevorderen van relaties tussen aangesloten nationale bonden. Echter, wanneer het in de inleiding beschreven theoretisch kader van neokolonialisme wordt toegepast op de benadering van nieuw toetredende Afrikaanse bonden binnen de FIFA door voornamelijk Europese bestuurders, kan worden

63Ibidem, 5. 64Ibidem, 6.

29

geconcludeerd dat vanuit Europees perspectief geen uitbuiting heeft plaatsgevonden. Integendeel, FIFA- bestuurders hebben hun Eurocentrische concepties vaak moeten herzien om nieuwe bonden aan zich te binden en het bestaan van hun organisatie te bewerkstelligen. Het verwelkomen van nieuwe Afrikaanse bonden, die vaak veeleisend, spraakzaam en afwijkend waren van naar wat in Zürich werd gezien als de Europese manier van voetbal en hoe dit bestuurd diende te worden, duid vanuit beide perspectieven op een onderhandelingspositie. Wel is door Europese bestuurders bewust en op basis van angst een centrum-periferie relatie in stand gehouden met betrekking tot Afrikaanse en Aziatische bonden. Op deze manier kon de Europese invloed binnen het FIFA-bestuur gewaarborgd worden. Dat er een relatie bestaat tussen het Afrikaanse voetbal, de CAF én de FIFA wordt vooral zichtbaar in het volgende hoofdstuk, waar in de situatie wordt beschreven waarin de Afrikaanse bonden het wereldkampioenschap van 1966 boycotten.

Hoofdstuk 4 Het door Afrikaanse bonden geboycotte wereldkampioenschap