• No results found

Meijsing (Geerten). Tussen mes en keel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Meijsing (Geerten). Tussen mes en keel"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Arnold Heumakers

Geerten Meijsing. Tussen mes en keel. De Arbeiderspers

Van oudsher horen kunst en melancholie bij elkaar. Zwaarmoedigheid geldt als de prijs, zo niet als de voorwaarde voor artistieke genialiteit. Bij een schrijver als Geerten Meijsing, immer ontvankelijk voor wat de traditie te bieden heeft, is het daarom geen wonder dat de melancholie in zijn werk zo'n belangrijke rol speelt. Zelfs de uiterste consequentie ervan was van meet af aan aanwezig: de held van zijn eerste roman Erwin (nog geschreven onder het pseudoniem Joyce & Co) pleegt zelfmoord. Daarna is hij weliswaar weer verrezen (in Cecilia) en uit De ongeschreven

leer blijkt zelfs dat hij in werkelijkheid zou zijn vermoord, maar dat doet aan de

melancholie niets af.

De schrijver regeert, melancholicus of niet, over zijn literaire universum als een demiurg. Bij Meijsing neemt dat universum, althans wat de vorm betreft, vaak opvallend classicistische trekken aan. De inhoud daarentegen is eerder romantisch te noemen. Zijn helden zijn antimaatschappelijke estheten, slechts levend voor de liefde en de kunst. Maar tot het romantische gedachtegoed behoort ook dat het kunstwerk uiteindelijk sterker is dan zijn schepper, vooral wanneer deze niet de beoogde erkenning krijgt van het publiek. Menige romanticus heeft, op papier of in het echt, uit miskenning zelfmoord gepleegd.

Het blijft nog altijd een heroïsch gebaar, het ultieme bewijs dat de

romanticus zijn leven (dat zelf ook als een kunstwerk wordt opgevat) in eigen hand wil houden. Door de hoogste prijs te betalen bevestigt hij zijn soevereiniteit

tegenover God en de wereld. Anders wordt dat pas, wanneer de

zelfmoordpogingen keer op keer blijken te mislukken. Dan begint het bouwsel te wankelen, met mogelijk fatale gevolgen voor het romantische kunstenaarschap.

Hoe dat in zijn werk kan gaan, beschrijft Meijsing in zijn nieuwe roman

Tussen mes en keel. In zekere zin is dit boek de tegenhanger van zijn vorige roman De ongeschreven leer, waarin een complexe speurtocht werd ondernomen naar Plato's

geheime boodschap, de mathematische formule van de wereldharmonie die niet kan worden opgeschreven maar stiekem wel ten grondslag ligt aan de compositie van de roman. Voerde de vorige roman, zij het met de nodige dubbelzinnigheid, nog naar het 'licht', in het nieuwe boek komt de held terecht in de onderwereld. Het gaat om een lijfelijke confrontatie met de zwarte zon van de melancholie, niet meer als een klassieke gemeenplaats voor het artistieke genie, maar als een in de

psychiatrische handboeken terug te vinden ziektebeeld.

De naam van de held is Erik Provenier, Meijsings alter ego met wie we ook al hebben kennisgemaakt in De grachtengordel, zijn satire op de mores in

'luiletterland'. Wederom wordt Provenier gepresenteerd als het onbegrepen genie van de Nederlandse literatuur. Maar ditmaal doet hij geen knieval voor de smaak van het publiek, een knieval die hem destijds de 'Grote Prijs' opleverde.

Integendeel, hij heeft nu al zijn kaarten gezet op een grote filosofische roman, die de 'kroon' op zijn werk zal worden en hem de waarachtige 'doorbraak' moet verschaffen waar hij al zo lang op zit te wachten.

(2)

Arnold Heumakers

dit verschil alleen, dat deze roman indertijd lang niet zo negatief door de kritiek is ontvangen als Meijsing het hier voorstelt. Maar we zijn gewaarschuwd: 'Ik zeg niet dat ik de waarheid ga vertellen. Die heb ik niet in pacht', schrijft Meijsing bij monde van zijn hoofdpersoon. En dat slaat niet alleen op de receptie van zijn filosofische roman, maar ook op het relaas van zijn verhouding met een naamloze geliefde, waarvan we alleen Proveniers versie te horen krijgen.

Hij heeft haar vergoddelijkt tot een wellustige Belle Dame sans Merci, terwijl tussen de regels duidelijk wordt dat zij daar heel anders over denkt. Zij blijkt heel banaal uit te zijn op een burgerlijk huwelijk, met kinderen en al, en is tegen de manische affectie van haar geniale minnaar allerminst bestand. Wat Provenier in een vrouw aantrekt, is juist het 'andere', 'alles wat ik zelf niet ben, het vreemde, mysterieuze, onkenbare, dat mij tegelijk enigszins beangstigt'. Daarin ligt voor hem 'de kern van de seksualiteit', die elders wordt gereduceerd tot een gevolg van de 'erfzonde' en uitvergroot tot een kosmische 'oorlog tussen de geslachten'. Meijsing denkt nu eenmaal zelden in het klein.

Helpen doet het Provenier intussen niet. Het echec van zijn liefde (zij neemt een ander) en het echec van zijn boek doen hem inzien dat zijn onvermogen om op een normale wijze aan het leven deel te nemen wel eens op een reële ziekte zou kunnen berusten. Het merendeel van het boek wordt besteed aan deze pijnlijke bewustwording, die gepaard gaat met ettelijke zelfmoordpogingen, drankmisbruik,

sexual harassment, antidepressiva, verwijzingen naar Stevensons Dr. Jekyll and Mr.

Hyde en Nervals Aurélia, persoonlijke verloedering, een bezoek aan de psychiater en een dubbele opname in een psychiatrische kliniek.

Pas in tweede instantie blijkt de behandeling aan te slaan. Daarvóór hebben we, in vaak gênante beschrijvingen (de held en zijn auteur zijn hierin de schaamte ruimschoots voorbij) kunnen lezen hoe hij zijn 'hellegang' heeft moeten voltooien. Om een 'nieuwe mens' te kunnen worden, breekt Meijsing bij zijn held de 'oude mens' tot op de grond toe af, inclusief diens schrijverschap. Alleen al de gang naar de psychiater ervaart Provenier als 'een falen, een totaal echec'. En dat is nog maar het begin van zijn neergang, de bodem wordt pas bereikt nadat werkelijk alle

decorum, alle pretentie en pose is afgelegd, en Provenier als een liederlijke clochard door de politie voor het huis van zijn geliefde moet worden weggesleept.

Meijsing vertelt deze Werdegang van zijn held op de van hem bekende

breedvoerige manier, compleet met hele verhandelingen over de zelfmoord. Iets te breedvoerig pakt het allemaal uit, te meer daar Meijsing voor een cliché meer of minder niet terugschrikt. Zo meldt hij dat het bij het schrijven niet zozeer aankomt op 'inspiratie' als wel op 'transpiratie', en dat het geluk zich als zodanig pas laat herkennen als het voorbij is. Evenmin stimulerend is een zin als: 'De ene kut, met permissie, was de andere niet' of 'Een tergende leegte schroefde mijn keel dicht', om over het komisch bedoelde 'awel', dat een paar maal in de tekst opduikt, en het enkele 'ammehoela' nu maar te zwijgen.

Aan de andere kant kun je zeggen: met dit soort frasen bewijst Meijsing dat hij ook in formeel opzicht alle gêne vaarwel heeft gezegd, en de breedvoerigheid laat zich verdedigen met het argument dat de verloedering zo uitentreuren geschetst

(3)

Arnold Heumakers

moet worden om de schok van het verlossende inzicht beter te doen uitkomen. Dat inzicht komt erop neer dat zijn aandoening in feite het gevolg is van een 'chemische onbalans' in het hoofd, die met de juiste psychofarmaca kan worden genezen. Mede daarom lijkt Meijsing dit boek geschreven te hebben, voor het eerst niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen, omdat hij niet de enige is die van deze kwaal last heeft. Voor lotgenoten zou zijn coming out zoiets als een exempel kunnen zijn, een ruggensteun om de moed op te brengen de werkelijkheid onder ogen te zien.

Zelf geeft hij het goede voorbeeld door alvast zijn eigen Platonisme op de vuilnisbelt te deponeren. De enige mogelijkheid die zijn Provenier nog open staat is: 'je aan te passen aan de werkelijkheid, en de weinige voldoening die overblijft te vinden in de aanvaarding, de tragedie, het rouwen, om de vergankelijkheid van onze gedachten en ons bestaan'. In hoeverre het Meijsing ernst is, kan alleen maar worden afgewacht en of dat straks een ander soort literatuur zal opleveren, blijft niet minder ongewis.

Enige dubbelzinnigheid is in Tussen mes en keel al te bespeuren. Hoewel Provenier geen pen meer op papier zet, laat Meijsing hem bij diens entree in de kliniek toch nieuwsgierig zijn naar 'de gang van zaken in dit gruwelkabinet', met het oog op de mogelijkheid er later over te kunnen schrijven. Het blijkt achteraf de beste passages in de roman te hebben opgeleverd, waarin Provenier, ondanks incidentele opwellingen van lust voor een frisse stagiaire of een vrouwelijke co-assistente ('ruime keus uit een jong repertoire!'), vooral wordt getroffen door een verrassende solidariteit met zijn medepatiënten. Dat hij, ook zonder Platonisme nog altijd in het groot denkend, in hen meteen 'een ontroerend tableau, hoe dilettantistisch ook, van de lijdende, de strijdende en de zegevierende mensheid' meent te zien, zij hem vergeven.

Zo eenvoudig is het tenslotte niet voor een schrijver, wat voor vreselijks hem ook overkomt, om de 'oude mens' volledig achter zich te laten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Je hebt er zelf voor gekozen,’ zei mijn moeder; altijd met verwijt in haar stem, wanneer ze vertelde hoe goed deze of gene terecht was gekomen, waar de zonen van haar

Leerlijn Toegankelijke Onafhankelijke cliëntondersteuning.. MAARTEN VAN DEN

Gezamenlijke scholings- en intervisie- bijeenkomsten voor alle Meedenkers, nog beter

• Wat kan ik de komende weken bijdragen binnen mijn organisatie om een prettige werkcultuur te creëren voor ervaringsdeskundigen. • Welke kennis ontbreekt wellicht nog binnen

• Niet altijd bewust dat cliëntondersteuning óók is voor vraagstukken rond schulden, werk & inkomen. • SCP over participatiewet: geen sprake

• Presentatie door Frits Dreschler van Divosa over het project ‘Rechtshulp en het sociaal domein’1. • In gesprek met Wil Evers, beleidsmedewerker bij

Een evaluatie levert kennis op voor de doorontwikkeling van beleid of aanpak of voor nieuw te ontwikkelen beleid of projecten.?. Vijf stappen voor monitoren

Tekst en Muziek: Travis Cottrell, Angela Cottrell Ned. tekst: