• No results found

Bewustzijnskloof in het stedelijk waterbeheer. Onderzoek naar de bewustzijnskloof van de risico's en verantwoordelijkheden tussen experts en burgers op het gebied van stedelijk waterbeheer als gevolg van wateroverlast door hevige regenval

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bewustzijnskloof in het stedelijk waterbeheer. Onderzoek naar de bewustzijnskloof van de risico's en verantwoordelijkheden tussen experts en burgers op het gebied van stedelijk waterbeheer als gevolg van wateroverlast door hevige regenval"

Copied!
138
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bewustzijnskloof in het stedelijk waterbeheer

Onderzoek naar de bewustzijnskloof van de risico’s en verantwoordelijkheden tussen experts en burgers op het gebied van stedelijk waterbeheer als gevolg van wateroverlast door hevige

regenval.

G.M. Willems

Masterthesis van de opleiding Planologie Faculteit der Managementwetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen

(2)

II

(3)

III

Bewustzijnskloof in het stedelijk waterbeheer

Onderzoek naar de bewustzijnskloof van de risico’s en verantwoordelijkheden tussen experts en burgers op het gebied van stedelijk waterbeheer als gevolg van wateroverlast door van

hevige regenval.

Gijs Willems (s4517369) Masterthesis Planologie 25.809 woorden

Juli 2017

Radboud Universiteit Nijmegen

Faculteit der Managementwetenschappen Onderzoeksbegeleider: dr. Mark Wiering Deltares

Afdeling Stedelijk Water- en Bodembeheer Begeleider: Gerald Jan Ellen

(4)
(5)

V

Voorwoord

De hoeveelheid regenval in de laatste week van het schrijfproces van deze scriptie was een goed voorbeeld van waar we door klimaatverandering steeds vaker mee te maken zullen krijgen: veel regenval en buien die in korte tijd een grote hoeveelheid neerslag met zich mee brengen. In die zin is het belang van het onderwerp van de scriptie gelijk weer relevant. Men zal in de toekomst steeds vaker moeten gaan inspelen op de negatieve gevolgen van hevige regenval in de bebouwde omgeving. Iets wat bij mij een aantal vragen opriep en waarover ik graag meer wilden weten. Wat betekenen deze veranderingen van het klimaat? Op welke wijze kunnen we het beste omgaan met de risico’s van hevige regenval? Wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor het voorkomen van schade en overlast door hevige regenval? Vooral deze laatste vraag is de aanleiding geweest voor het onderzoek wat centraal staat in deze scriptie. Is het duidelijk wie er verantwoordelijk is binnen het stedelijk waterbeheer? Is men wel bekent met de risico’s van hevige regenval? Is er wellicht een bewustzijnskloof te ontdekken tussen het beleid van de experts en de verwachtingen van de inwoners?

Voor u ligt de scriptie die antwoord probeert te geven op de bovenstaande vragen. Deze scriptie geschreven ter afronding van de master Planologie. Ik wil mijn

onderzoeksbegeleider Mark Wiering bedanken voor zijn prettige begeleiding en zijn feedback tijdens het proces van mijn scriptie. Deze scriptie is tot stand gekomen door de samenwerking met Deltares. Ik wil via deze weg dan ook de mensen van Deltares die mij hebben geholpen, hartelijk danken voor hun hulp en het geuite enthousiasme over het onderwerp wat ik heb onderzocht. In het bijzonder wil ik Gerald Jan Ellen bedanken voor zijn begeleiding tijdens het onderzoek. Mijn dank gaat ook uit naar Frank van Lamoen (Provincie Noord-Brabant), Mariëlle Tuinder (PON) en Karin du Long (PON) die het mogelijk hebben gemaakt om de enquête uit te zetten in Noord-Brabant. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken voor hun vertrouwen en wil ik mijn vriendin Chris Veltman bedanken voor de enorme steun die ze me heeft gegeven tijdens het proces van deze scriptie.

Ik hoop dat veel mensen deze scriptie met interesse en plezier lezen en hieruit nieuwe kennis en inzichten vergaren over de bewustzijnskloof, de risicoperceptie en de

verantwoordelijkheden binnen in het stedelijke waterbeheer op het gebied van hevige regenval.

Gijs Willems Breda, juli 2017

(6)
(7)

VII

Samenvatting

Het klimaat is aan het veranderen en we merken hier steeds vaker de gevolgen van. Hevige of extreme regenbuien zullen dan ook vaker voor gaan komen. Deze toename van meer hevige regenval gaat eveneens zorgen voor een toename van overlast en schade. De huidige

rioolstelsels zijn namelijk ingericht op een theoretische standaardbui die eens in de twee jaar voor komt. Echter is het zo dat er vaker hevigere buien zullen gaan optreden dan deze theoretische standaardbui. Dit heeft als gevolg dat er vaker overlast en schade kan optreden.

Om deze schade en overlast zoveel mogelijk te voorkomen, is het belangrijk dat overheidspartijen in het stedelijk waterbeheer gaan samenwerken met burgers en andere private partijen. Technische maatregelen, zoals het riool, zijn in de toekomst niet meer

toereikend om het vele regenwater op te vangen. Daarnaast is het vervangen en vergroten van het rioolstelsel een zeer complex en kostbaar proces. Het is noodzakelijk om in te zetten op ruimtelijke maatregelen, om schade en overlast te voorkomen. Deze ruimtelijke maatregelen zullen voor een groot deel moeten worden toegepast op privaat terrein. Een samenwerking met burgers en private partijen is dus noodzakelijk.

Door het uitstekende waterbeleid van de overheden in de laatste decennia is er op het gebied van waterveiligheid een zogenoemde ‘awareness gap’. Mensen kennen de risico’s niet omdat het in al die jaren nooit fout is gegaan, terwijl de risico’s op sommige plekken in Nederland zeer hoog zijn. In dit onderzoek wordt er gekeken of er ook sprake is van een ‘awareness gap’ of ‘bewustzijnskloof’ in het stedelijke waterbeheer op het gebied van

wateroverlast door hevige regenval. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat deze bewustzijnskloof bestaat uit een kloof tussen de verwachte risico’s en de daadwerkelijke risico’s en de

verwachte verantwoordelijkheden en de daadwerkelijke verantwoordelijkheden. Het doel van het onderzoek is dan ook het achterhalen of er sprake is van een

bewustzijnskloof onder de bevolking op het gebied van stedelijk waterbeheer. Hierbij wordt in beeld gebracht welke factoren de meeste invloed hebben op de risicoperceptie en de inschatting van de verantwoordelijkheden. Met deze kennis kan de bewustzijnskloof worden verklaard en kunnen uitspraken gedaan worden over de vorm van beleid of communicatie, om de kloof te doen afnemen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat met de kennis van de risicopercepties en de verwachte verantwoordelijkheden van burgers, een bewustzijnskloof tussen publieke partijen en burgers kan worden waargenomen. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is als volgt:

(8)

VIII

In welke mate en in welke vorm is er sprake van een bewustzijnskloof, zowel in geval van de risico’s als de verantwoordelijkheden, onder de bevolking op het gebied van wateroverlast door hevige regenval en hoe kan hier het beste door middel van beleid of communicatie op in worden gespeeld?

Om deze hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden is er een literatuurstudie naar de achterliggende factoren van risicoperceptie en verantwoordelijkheidsperceptie uitgevoerd. Deze factoren zijn samengesteld aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie over de factoren die de risicoperceptie beïnvloeden. Het Climate Change Risk Perception Model is gebruikt als belangrijk theoretisch model in de verdere bepaling van de factoren. Uiteindelijk is er een conceptueel model opgesteld met daarin de factoren die de risicoperceptie en de verantwoordelijkheidsperceptie beïnvloeden. De risicoperceptie laat zich volgens de theorie beïnvloeden door: risicofactoren, kennisfactoren, ervaringsfactoren, situatiefactoren, sociaal-culturele factoren en demografische factoren. De factoren die de

verantwoordelijkheidsperceptie beïnvloeden zijn wat moeilijker te bepalen, omdat

theoretische achtergrond hierover nauwelijks beschikbaar is. Er wordt verondersteld dat de verantwoordelijkheidsperceptie wordt beïnvloedt door een samenstelling van kennis- en ervaringsfactoren.

In het vervolg van het onderzoek zullen de risicoperceptie en de

verantwoordelijkheidsperceptie worden afgezet tegenover de daadwerkelijke risico’s en de daadwerkelijke verantwoordelijkheden, om op deze manier een mogelijke bewustzijnskloof in het stedelijk waterbeheer bij wateroverlast door hevige regenval aan te tonen.

Voor het aantonen van de bewustzijnskoof is het noodzakelijk om de risicoperceptie, de verantwoordelijkheidsperceptie en daaruit volgend het bewustzijn van de inwoners in beeld te brengen. Dit is gedaan door het uitzetten van een enquête onder de bevolking van Noord-Brabant. Deze enquête is ingevuld door 910 respondenten. De vragen in de enquête gaan in op de verschillende factoren die de risicoperceptie en de verantwoordelijkheidsperceptie beïnvloeden. Om de perceptie van de inwoners te kunnen toetsten aan de visie van de beleidsmakers, is er met vier gemeenteambtenaren een interview gehouden om deze visie in beeld te brengen.

Om een beter beeld te krijgen van de bewustzijnskloof is er getracht om een

vergelijking te kunnen maken tussen twee verschillende gemeenten, om zo locatie specifieke factoren mee te kunnen laten wegen. Het gaat om verschillen in de mate van het risico, de

(9)

IX

mate van ervaring met mogelijke overlast en schade door hevige regenval en het type beleid wat een gemeente toepast. De twee gemeente waar een vergelijking tussen gemaakt is, zijn de gemeente Breda en de gemeente ’s-Hertogenbosch. Onderzoek heeft uitgewezen dat de risico’s van hevige regenval in ’s-Hertogenbosch het hoogst zijn. De ervaring met mogelijke overlast en schade door hevige regenval is in beide gemeente nagenoeg hetzelfde. Wat betreft het beleid lijkt de gemeente Breda een beleid te voeren die meer inzet op de zelfredzaamheid van de inwoners.

Op basis van de resultaten uit de enquête en de interviews is een analyse uitgevoerd. Uit de analyse blijkt dat er sprake is van een bewustzijnskloof onder de bevolking van Noord-Brabant. Om het bewustzijn te kunnen toetsen, is er aan het bewustzijn een score gehangen. Wanneer het bewustzijn helemaal strookt aan de verwachtingen dan zou er een score van 41 punten moeten uitkomen. Gemiddeld scoren de respondenten ongeveer zestien punten. Men schat de risico’s en de verantwoordelijkheden op het gebied van stedelijk waterbeheer bij wateroverlast door hevige regenval niet goed in.

De vorm van deze bewustzijnskloof is relevant om uitspraken te kunnen doen over hoe de kloof verkleind kan worden. Uit de analyse blijkt dat de risicoperceptie zich met name laat beïnvloeden door de risicofactoren en de kennisfactoren. De verantwoordelijkheids-perceptie laat zich met name beïnvloeden door de kennisfactoren en de mate van bereidheid.

De vergelijking tussen de gemeenten Breda en ’s-Hertogenbosch toont aan dat in een gemeente waar het risico groter is het bewustzijn hoger is. Gezien het feit dat beide gemeente nagenoeg dezelfde mate van ervaring met mogelijke overlast en schade door hevige regenval hebben, kan niet worden vastgesteld welke invloed dit heeft op het bewustzijn. Tot slot toont de vergelijking aan dat een beleid wat inzet op meer zelfredzaamheid van de inwoners niet leidt tot een toename van het bewustzijn, dit werd wel verwacht.

De verschillende conclusies uit het onderzoek wijzen erop dat er sprake is van een bewustzijnskloof. Om deze kloof te verkleinen kunnen een aantal aanbevelingen gedaan worden. Het is belangrijk dat er wordt ingespeeld op het genereren van meer kennis onder de bewoners, zowel van de risico’s van hevige regenval als de verantwoordelijkheden binnen het stedelijk waterbeheer. Daarnaast moet er zorgvuldig worden omgegaan met het volledig overgaan naar de verantwoordelijkheid voor het doelmatig verwerken van het regenwater op de eigen percelen van de inwoners. De beleidsbepalers doen er verstandig aan het beleid zo op te stellen dat het inzet op een geleidelijke overgang waarbij burgers zich meer bewust

(10)

X

moeten worden van de eigen verantwoordelijkheid binnen dit thema. Ook is het van belang dat de inwoners meer kennis kunnen vergaren over de effectiviteit en haalbaarheid van de maatregelen die op privaat terrein kunnen worden uitgevoerd. Wanneer met deze punten rekening wordt gehouden zou, volgens dit onderzoek, het bewustzijn van de inwoners (in Noord-Brabant) moeten toenemen en de bewustzijnskloof moeten verkleinen.

(11)
(12)

XII

Inhoudsopgave

H1 Inleiding ... Blz. 1 1.1 Onderzoekskader 1.2 Doel- en vraagstelling 1.3 Onderzoeksaanpak 1.4 Onderzoeksrelevantie 1.5 Leeswijzer H2 Theorie ... Blz. 10 2.1 Theoretisch kader 2.1.1 Risico en risicopercepties

2.1.2 Water gerelateerde risicopercepties

2.1.3 Verantwoordelijkheden stedelijk waterbeheer 2.2 Conceptueel model H3 Methodologie ... Blz. 31 3.1 Onderzoeksstrategie 3.2 Dataverzameling 3.2.1 Kwantitatieve data 3.2.2 Kwalitatieve data 3.3 Data-analyse 3.3.1 Kwantitatieve data 3.3.2 Kwalitatieve data

H4 Omstandigheden in de twee steden ... Blz. 40 4.1 Stedelijk waterbeheer in de gemeenten

4.1.1 Stedelijk waterbeheer in Breda

4.1.2 Stedelijk waterbeheer in ’s-Hertogenbosch 4.1.3 De verschillen in het stedelijk waterbeheer 4.2 Risico’s en ervaringen wateroverlast

4.2.1 Risico’s en ervaringen wateroverlast in Breda

4.2.2 Risico’s en ervaringen wateroverlast in ’s-Hertogenbosch 4.2.3 De verschillen in risico’s en ervaringen

(13)

XIII

H5 Resultaten van de enquête ... Blz. 49 5.1 Risicofactoren

5.2 Kennisfactoren 5.3 Ervaringsfactoren

5.4 Sociaal-culturele factoren

5.5 Situatiefactoren en demografische factoren

5.6 Kennis- en ervaringsfactoren (verantwoordelijkheid)

H6 De analyse ... Blz. 62 6.1 Deductieve analyse

6.1.1 Analyse van de risicoperceptie

6.1.2 Analyse van de verantwoordelijkheidsperceptie 6.1.3 Analyse van het bewustzijn

6.2 Inductieve analyse

6.2.1 Demografische achtergrond bij het bewustzijn 6.2.2 Gemeentebeleid en het bewustzijn

H7 Conclusies en aanbevelingen ... Blz. 78 7.1 Conclusies over de bewustzijnskloof

7.2 Aanbevelingen over het inspelen op de bewustzijnskloof 7.3 Reflectie van het onderzoek

Literatuur ... Blz. 84 Bijlagen ... Blz. 88

(14)

1

H1 Inleiding

In dit eerste hoofdstuk wordt een inleiding gegeven op het onderwerp dat centraal staat in deze masterthesis. In paragraaf 1.1 zal aan de hand van relevante wetenschappelijke literatuur het onderwerp beschreven worden. Vervolgens komt in paragraaf 1.2 de doel- en

vraagstelling van het onderzoek aan bod. In paragraaf 1.3 wordt de onderzoeksaanpak

beschreven aan de hand van een onderzoeksmodel. Waarna in paragraaf 1.4 de relevantie van dit onderzoek uiteen wordt gezet. Tot slot wordt in paragraaf 1.5 een leeswijzer gegeven. 1.1 Onderzoekskader

‘Welkom in het nieuwe klimaat’. Op deze wijze opende weerman Gerrit Hiemstra het weerbulletin in het NOS Journaal van 1 juni 2016. Dit deed hij naar aanleiding van een periode met een grote hoeveelheid aan hevige regenbuien en het nieuws over deze

gebeurtenissen in de betreffende uitzending. De boodschap van Hiemstra was hierbij dat het klimaat aan het veranderen is en dat het vaker voorkomen van hevige regenval in dit ‘nieuwe klimaat’ één van de veranderingen hierin is.

Het veranderen van het klimaat is een onderwerp waar al veel over gezegd en geschreven is. In Nederland heeft het KNMI (2015) vier klimaatscenario’s opgesteld (zie Kader), zodat berekeningen over de gevolgen van klimaatverandering kunnen worden gemaakt en mogelijkheden en strategieën voor adaptatie kunnen worden opgesteld. Binnen deze klimaatscenario’s komt naar voren dat hevige of extreme regenbuien steeds vaker voor zullen gaan komen, zowel in de zomermaanden als in de wintermaanden (KNMI, 2015, p. 12-13). Gesteld wordt dat de toename van meer hevige regenval gaat zorgen voor een toename van overlast en schade door deze extreme buien (Klein Tank, Beersma, Bessembinder, Van den Hurk & Lenderink, 2014, p. 7; STOWA, 2015). De afvoercapaciteit van het riool is namelijk doorgaans zo ontworpen dat een theoretische standaardbui, die eens in de twee jaar voorkomt, zonder problemen kan worden afgevoerd. Wanneer de buien echter heviger zijn dan die theoretische standaardbui is het mogelijk dat er water op straat komt te staan. Volgens Luijtelaar (2014) regent het gemiddeld vijf keer in de tien jaar (veel) harder. In de meeste gevallen vormen deze situaties geen problemen en wordt dit slechts als hinderlijk ervaren, maar op het moment dat de neerslag in een zodanige extreme mate valt kan dit leiden tot wateroverlast of schade (Oosterom & Hermans, 2013). Deze overlast en schade kenmerken zich onder andere door economische schade zoals ernstige hinder wanneer een tunnel onder water loopt die daardoor gestremd is, door materiële schade zoals het onderlopen van

(15)

2

gebouwen, door een veiligheidsrisico zoals opdrijvende putdeksels of door een

gezondheidsrisico als afvalwater uit de riolering op straat stroomt (Oosterom & Hermans, 2013; Stichting RIONED, 2016).

Uit het rapport van het Verbond van Verzekeraars (2015) blijkt dat de schade door hevige regenval met minimaal 5% tot maximaal 139% kan toenemen op basis van de vier verschillende klimaatscenario’s van het KNMI. Uit een analyse blijkt dat er een soort

drempelwaarde aan hoeveelheid regen is in relatie tot schade. Deze drempelwaarde ligt bij 38 millimeter regen op één dag. Wanneer er minder regen valt op één dag blijft de schade

beperkt en naarmate er meer regen valt blijkt de schade snel op te lopen (Verbond van Verzekeraars, 2015).

De vier klimaatscenario’s van het KNMI

De klimaatscenario’s zijn berekend op veranderingen in de temperatuur en veranderingen in het luchtstromingspatroon. Door het combineren van de veranderingen in de temperatuur en luchtstromingspatroon zijn de vier klimaatscenario’s ontstaan:

• GL: gematigde temperatuurstijging met een lage verandering in het luchtstromingspatroon

• GH: gematigde temperatuurstijging met een hoge verandering in het luchtstromingspatroon

• WL: hoge temperatuurstijging met een lage verandering in het luchtstromingspatroon • WH: hoge temperatuurstijging met een hoge verandering in het luchtstromingspatroon

Het verschil tussen de scenario’s zit voornamelijk in details, maar in alle scenario’s is de richting van veel ontwikkelingen gelijk. Hierdoor kunnen een aantal conclusies worden getrokken over de veranderingen in het klimaat in Nederland:

o De temperatuur blijft stijgen.

o De winters worden zachter, de zomers heter.

o In de winter nemen neerslag en extreme neerslag toe. o In de zomer neemt de intensiteit van extreme buien toe. o Hagel en onweer worden heviger. (KNMI, 2015).

(16)

3

Om deze overlast en schade zoveel mogelijk te voorkomen, zal er moeten worden ingegrepen. De overheid zou hierin een belangrijke rol kunnen spelen. Echter, de overheid wil tegenwoordig nog meer inzetten op de verantwoordelijkheid voor burgers en private partijen binnen het stedelijk waterbeheer. Alle partijen moeten worden geïntegreerd in het watermanagement (Bergsma, Gupta & Jong, 2012; Verkerk & Buuren, 2013). In het geval van het stedelijke waterbeheer zal samenwerking met burgers en private partijen zeer belangrijk worden. Technische maatregelen zoals het riool zijn niet toereikend om het vele regenwater op te vangen en daarnaast ook zeer complex om aan te passen. Er moet worden ingezet op ruimtelijke maatregelen om schade en overlast tot een minimum te beperken. Om deze ruimtelijke maatregelen toe te passen is samenwerking met burgers en private partijen noodzakelijk, aangezien dit voornamelijk maatregelen op het niveau van een perceel zal behelzen.

Het feit dat de overheid meer inzet op verantwoordelijkheid bij burgers en private partijen kan een aantal problemen opleveren. Nederland kent namelijk al vele jaren een succesvolle omgang met problemen die spelen op het gebied van wateroverlast. De overstromingsrisico’s worden op een goede manier beheerd en de kennis en kunde op het gebied van watermanagement heeft internationale allure (Slomp, 2012, p. 3). Toch lijkt het erop dat men op het gebied van stedelijk waterbeheer de zaken niet altijd even goed op orde heeft. Met stedelijk waterbeheer wordt gedoeld op het waterbeheer wat noodzakelijk is in de stad en dan vooral op het gebied van mogelijke wateroverlast door hevige regenbuien. Het is echter zo dat door de goede omgang met de overstromingsrisico’s het vertrouwen in de overheid op dit gebied erg hoog is. Men is niet bezig met de risico’s omdat men verwacht dat de overheid alles goed geregeld heeft. In het rapport van de OECD (2014) wordt dan ook gesproken van een ‘awareness gap’ onder de Nederlandse bevolking. Met een ‘awareness gap’ wordt bedoeld dat men, de ‘gewone mens’ de risico’s lager inschat dan dat ze daadwerkelijk zijn. Zo schijnt de perceptie van de waterrisco’s laag te zijn onder de

Nederlandse bevolking (Bočkarjova, Geurts, Oosterhaven, & Van der Veen, 2009, p. 3). Men is zich niet bewust van de beginselen van een mogelijke evacuatie en/of men woont in een risicovol gebied (OECD, 2014). De oorzaak van deze ‘awareness gap’ komt voornamelijk door het feit dat het vertrouwen in de overheden, op het gebied van watermanagement, zeer hoog is en omdat diezelfde overheid goed is omgegaan met het voorkomen van grote overstromingen. In het rapport van OECD (2014) worden dan ook een aantal interessante vragen geformuleerd:

(17)

4

But the “awareness gap” raises challenging questions for policy makers: how to increase the awareness of the risks, to influence decisions of property owners, businesses and

municipalities about exposure and vulnerability to risk, and thereby reduce the expected cost of damages in a flood event? How to make the public more aware of what is needed to keep the country dry and habitable, and to secure willingness to pay for flood safety? (OECD,

2014, p. 21).

Deze vragen die OECD stelt kunnen interessant zijn voor een verder onderzoek. Aangezien er in de literatuur voornamelijk wordt gesproken over de aanwezigheid van een ‘awareness gap’ op het gebied van waterveiligheid (Bočkarjova et al., 2009; OECD, 2014; Unie van

Waterschappen, 2014), zal in dit onderzoek ingegaan worden op een mogelijke ‘awareness gap’ op het gebied van stedelijk waterbeheer. Dat men zich niet bewust is van de risico’s die mogelijke overstromingen vanuit de zee of de rivieren met zich meebrengen staat vast, maar het is ook interessant om te onderzoeken in hoeverre men zich niet bewust is van de risico’s die mogelijke hevige regenbuien met zich mee brengen. Daarnaast is het ook interessant om te kijken in hoeverre men verwacht waar de verantwoordelijkheden liggen binnen het stedelijk waterbeheer. Wanneer duidelijk is of bij dit onderdeel van het waterbeheer ook sprake is van een ‘awareness gap’ en duidelijk wordt wat de redenen zijn dat men de risico’s en verantwoordelijkheden verkeerd percipieert, is het wellicht interessant om hier

beleidsmatig beter op in te kunnen spelen. Het is namelijk uiteindelijk het doel om meer verantwoordelijkheid bij de private partijen te leggen; daarbij is het belangrijk dat men weet wie waar verantwoordelijk voor is en dat de risico’s goed worden ingeschat. Zo wordt al gesproken over meer verantwoordelijkheid voor burgers en marktpartijen bij het treffen van maatregelen die moeten voorkomen dat in toenemende mate overlast plaatsvindt door middel van hevige regenbuien (Gilissen, 2013, p. 418). Ideeën als het ‘vergroenen’ van de tuin en het plaatsen van regentonnen worden regelmatig geopperd (Deltaprogramma, 2012). Voor dit onderzoek is het van belang om te kijken wat de achterliggende redenen zijn die de

risicoperceptie van burgers beïnvloeden. Daarbij is het interessant of er in enige mate sprake is van een ‘awareness gap’ onder de bevolking op het gebied van stedelijk waterbeheer. Binnen dit onderzoek zal de ‘awareness gap’ opgesplitst worden in een ‘awareness gap’ op het gebied van de risicoperceptie en een ‘awareness gap’ op het gebied van de

verantwoordelijkheden. Samen dragen deze bij aan de totale ‘awareness gap’ of

‘bewustzijnskloof’ die mogelijk aanwezig is binnen het stedelijk waterbeheer. In het vervolg van dit onderzoek wordt er dan ook gesproken van een ‘risicobewustzijnskloof’ en een

(18)

5

‘verantwoordelijkheidskloof’. Met de kennis van de achterliggende redenen of factoren die de

risicoperceptie beïnvloeden en de kennis van de verwachte verantwoordelijkheden is het wellicht mogelijk om beter in te spelen op het overdragen van meer verantwoordelijkheden aan burgers en andere private partijen.

1.2 Doel en vraagstelling

Binnen het onderzoek zijn een doel- en vraagstelling opgesteld om volgens een

gestructureerde manier te werk te gaan. De doelstelling bevat een aantal hypothesen welke met het onderzoek getoetst worden. De vraagstelling omvat een centrale vraag die wordt ondersteund door een aantal deelvragen.

Doelstelling

Het doel van het onderzoek dat centraal staat in deze thesis, is achterhalen of er sprake is van een bewustzijnskloof onder de bevolking op het gebied van stedelijk waterbeheer. Waarbij een onderverdeling wordt gemaakt tussen een risicobewustzijnskloof en een

verantwoordelijkheidskloof. Hierdoor kan gezien worden welke factoren de meeste invloed hebben op de risicoperceptie en de inschatting van de verantwoordelijkheden. Met deze kennis kan vervolgens de bewustzijnskloof worden verklaard en waarop later zowel door middel van beleid of door middel van communicatie op in kan worden gespeeld. Voor dit onderzoek wordt uitgegaan van de volgende hoofdhypothese:

‘Bij de kennis van de risicopercepties (en de daarbij achterliggende factoren) en de verwachte verantwoordelijkheden van burgers, kan een bewustzijnskloof tussen publieke partijen en burgers worden waargenomen’.

Ondersteunend aan deze hoofdhypothese zijn er een aantal sub-hypotheses opgesteld: 1) Het verschil tussen het daadwerkelijke risico en de risicoperceptie van burgers

draagt bij aan de aanwezigheid van een bewustzijnskloof.

a. In een gemeente waar de risico’s op het gebied van hevige neerslag hoger zijn, is de bewustzijnskloof kleiner en dus het bewustzijn groter.

b. In een gemeente waar vaker wateroverlast door hevige regenbuien plaatsvindt, is de bewustzijnskloof kleiner.

(19)

6

2) Onvoldoende kennis van burgers over de verantwoordelijkheden binnen het stedelijk waterbeheer draagt bij aan de aanwezigheid van een bewustzijnskloof.

a. In een gemeente waar, door middel van beleid, actiever wordt ingezet op de zelfredzaamheid van inwoners op het gebied van wateroverlast door hevige regenval, is de bewustzijnskloof kleiner.

Om het doel van dit onderzoek te bereiken worden er uitspraken gedaan over verschillen onder de bevolking van Noord-Brabant. Om locatie specifieke uitspraken te kunnen doen worden de gemeenten Breda en Den Bosch met elkaar vergeleken aan de hand van enquêtes onder de bevolking van de betreffende gemeenten. Met de enquêtes worden de risicopercepties en de verantwoordelijkheidspercepties van de burgers inzichtelijk gemaakt. Deze gegevens worden daarna vergeleken met de daadwerkelijke risico’s en de

daadwerkelijke verantwoordelijkheidsverdeling, om zo een mogelijke bewustzijnskloof te achterhalen.

Naast de enquête onder de inwoners worden er ook interviews gehouden met gemeenteambtenaren van vier gemeenten binnen de provincie Noord-Brabant. Dit wordt gedaan om een beeld te krijgen van de percepties en de verantwoordelijkheidsverwachtingen van de gemeenten, om zo een mogelijk verschil tussen de percepties van de risico’s en de verantwoordelijkheidsverdeling van burgers en experts aan te kunnen tonen.

Vraagstelling

Voor het bereiken van het doel van het onderzoek is er een centrale vraag opgesteld en zijn er daarnaast een aantal ondersteunende deelvragen opgesteld. De centrale vraag die in deze thesis dient te worden beantwoord, luidt als volgt:

In welke mate en in welke vorm is er sprake van een bewustzijnskloof, zowel in geval van de risico’s als de verantwoordelijkheden, onder de bevolking op het gebied van wateroverlast door hevige regenval en hoe kan hier het beste door middel van beleid of communicatie op in worden gespeeld?

Om de centrale vraag op een degelijke en gestructureerde manier te kunnen beantwoorden zijn een aantal deelvragen opgesteld:

(20)

7

2. Waar liggen de verantwoordelijkheden binnen het stedelijk waterbeheer op het gebied van wateroverlast door hevige regenval?

3. Welke factoren beïnvloeden de risicoperceptie en verantwoordelijkheidsperceptie van de bevolking op het gebied van wateroverlast door hevige regenval?

4. Op welke manier schat de bevolking de huidige risico’s en de verantwoordelijkheden op het gebied van wateroverlast door hevige regenval?

5. Hoe kan het huidige (ruimtelijke-)beleid van overheidspartijen meer aansluiten op de risicopercepties en de inschatting van de verantwoordelijkheden van de bevolking?

Met het beantwoorden van de eerste en tweede deelvraag wordt duidelijk wat de daadwerkelijke risico’s zijn en hoe de verantwoordelijkheden liggen, op het gebied van stedelijk waterbeheer. Door het beantwoorden van de derde deelvraag, moet meer duidelijkheid ontstaan over welke factoren de risicopercepties en de

verantwoordelijkheidsperceptie van de bevolking beïnvloeden. Naar deze factoren kan dan worden gevraagd in de enquête. Met de resultaten van de enquête kan er antwoord worden gegeven op de vierde deelvraag die in dit onderzoek behandeld wordt. De antwoorden worden vergeleken met de resultaten die uit de eerste twee deelvragen gekomen zijn. Met de kennis van de verschillende factoren en de resultaten van de enquête kunnen er gerichte antwoorden worden gegeven op de vijfde en laatste deelvraag binnen dit onderzoek. Welke ook moet leiden tot mogelijke aanbevelingen naar overheidspartijen voor het wegnemen van de mogelijke bewustzijnskloof op het gebied van stedelijk waterbeheer.

1.3 Onderzoeksaanpak

Ter verduidelijking van de onderzoekaanpak is een onderzoeksmodel opgesteld. Het

onderzoeksmodel wordt gepresenteerd in Figuur 1.1. In het model is het onderzoek opgedeeld in vijf fasen. De laatste twee fasen, zijn het uiteindelijke doel van het onderzoek. Hier wordt een conclusie getrokken of en in welke vorm er sprake is van een bewustzijnskloof onder de bevolking. Met deze conclusie wordt getracht om aanbevelingen te doen voor het wegnemen van deze kloof. Om de conclusie te kunnen trekken en de aanbevelingen te kunnen geven is noodzakelijk om eerst de voorgaande drie fasen van het onderzoek te doorlopen.

In de eerste fase van het onderzoek vindt er een theoretisch onderzoek plaats. In deze fase worden de factoren die de risicoperceptie en verantwoordelijkheidsperceptie beïnvloeden opgesteld en wordt onderzocht hoe de verantwoordelijkheden liggen binnen het stedelijke waterbeheer. Met behulp van deze kennis kan een empirisch onderzoek worden uitgezet (fase

(21)

8

2 in het model). Het empirische deel van dit onderzoek bestaat uit drie delen. Ten eerste wordt een enquête uitgezet onder bewoners om de risicopercepties en verwachte

verantwoordelijkheden op het gebied van stedelijk waterbeheer (wateroverlast als gevolg van hevige regenval) in beeld te krijgen. Ten tweede worden er interviews gehouden met

gemeenteambtenaren om de verwachte verantwoordelijkheden te toetsen en de huidige visie op het stedelijk waterbeheer. Tot slot moeten de daadwerkelijke risico’s en daadwerkelijke verantwoordelijkheden in beeld worden gebracht, door middel van kaarten en andere data.

In de derde fase van het onderzoek vindt vervolgens de analyse plaats. In de analyse worden de risicopercepties en de verantwoordelijkheidspercepties van de private partijen en de verwachte verantwoordelijkheden van de gemeenten met elkaar vergeleken. Hieruit kan dan blijken of er sprake is van een bewustzijnskloof.

Figuur 1.1

Onderzoeksmodel

1.4 Onderzoeksrelevantie

Het is belangrijk dat het onderzoek maatschappelijk en wetenschappelijk relevant is, zodat het zowel voor de maatschappij als voor de wetenschap enige meerwaarde heeft.

De vragen die het OECD stelt, zoals in paragraaf 1.1 beschreven, zijn belangrijk om de maatschappelijke relevantie van het onderzoek aan te geven. Met dit onderzoek wordt getracht om op een deel van deze vragen in te gaan. Op deze manier wordt het onderzoek maatschappelijk relevant, aangezien het onderzoek bij kan dragen aan kennis over het wegnemen van een mogelijke bewustzijnskloof in het stedelijk waterbeheer, gericht op wateroverlast door hevige regenval. Met deze kennis is het wellicht mogelijk om het bewustzijn van de risico’s en de verantwoordelijkheden beter in beeld te brengen bij de

(22)

9

burgers en andere private partijen. Het creëren van meer bewustzijn en het verduidelijken van de verantwoordelijkheden binnen het stedelijke waterbeheer wordt namelijk gewenst om in de toekomst overlast en schade als gevolg van hevige regenval zo veel mogelijk te beperken. Het onderzoek genereert dus kennis die voor de maatschappij meerwaarde kan bieden.

In de wetenschappelijke literatuur is al veel geschreven over risicoperceptie in het bijzonder en risicoperceptie rondom waterveiligheidsrisico’s. Met de nadruk op risico’s die ontstaan als gevolg van een toename van hevige regenval, wordt er getracht om

risicopercepties binnen het stedelijk waterbeheer in beeld te brengen. Door de theorie over risicoperceptie toe te passen op het onderwerp regenwateroverlast, wordt het onderzoek ook wetenschappelijk relevant. De combinatie tussen risicoperceptie en wateroverlast door hevige regenval is namelijk een nieuwe relatie. Daarnaast wordt niet alleen gekeken naar de

percepties van de risico’s, maar worden ook de percepties van de verantwoordelijkheden binnen het stedelijk waterbeheer meegenomen. Deze aanvulling op de theorie zorgt ervoor dat het onderzoek een zekere meerwaarde voor de wetenschap kan hebben.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding van het onderzoek, wordt in het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) de achterliggende theorie omschreven. Er wordt ingegaan op het risico van wateroverlast door hevige regenval, risicoperceptie en op de verantwoordelijkheden binnen het stedelijk waterbeheer, specifiek op het gebied van wateroverlast door hevige regenval. Op basis van deze theorie is een conceptueel model opgesteld die leidend is in het onderzoek. Hoe het onderzoek is opgezet en welke methodologische keuzes zijn gemaakt is beschreven in het daarop volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 3). Vervolgens worden in het vierde hoofdstuk de cases beschreven die worden gebruikt bij plaats-specifieke analyses. De resultaten van de enquête worden beschreven in Hoofdstuk 5. Op basis van deze resultaten wordt een analyse uitgevoerd welke is omschreven in Hoofdstuk 6. Tot slot worden op basis van de analyse conclusies en aanbevelingen gegeven in het laatste hoofdstuk (Hoofdstuk 6).

(23)

10

H2 Theorie

In dit hoofdstuk wordt in de eerste paragraaf een theorie uiteengezet die gebruikt gaat worden tijdens het onderzoek. Allereerst wordt er ingegaan op de termen risico en risicoperceptie. Hierbij wordt een theoretisch model over risicopercepties omschreven. Vervolgens wordt ingegaan op risicopercepties die meer gerelateerd zijn aan het waterbeheer en de daarbij achterliggende factoren die de risicopercepties beïnvloeden. Daarnaast wordt ingegaan op de veranderende bestuursvormen en de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het stedelijke waterbeheer. In paragraaf 2.2 worden de verschillende theorieën geoperationaliseerd en worden de factoren van de verschillende theorieën met elkaar verbonden in een conceptueel model.

2.1 Theoretisch kader

Om de bewustzijnskloof onder de bevolking te onderzoeken is het relevant om te weten wat de achterliggende redenen zijn van het ontstaan van deze kloof. Zoals gesteld wordt verwacht dat men zich niet bewust is van het feit dat er mogelijke risico’s zitten aan het steeds vaker voorkomen van hevige regenbuien. De risicoperceptie van mensen is een belangrijk aspect dat bepaalt in hoeverre men zich bewust is van een mogelijk gevaar. Het is dus van belang om de achterliggende factoren die de risicoperceptie van mensen beïnvloeden te achterhalen. De verantwoordelijkheidsverdeling is daarnaast ook een belangrijk onderdeel in het

onderzoek. Wanneer blijkt dat men de verantwoordelijkheid binnen het stedelijk waterbeheer anders inschat dan dat daadwerkelijk het geval is, draagt dit bij aan de aanwezigheid van een bewustzijnskloof.

2.1.1 Risico en risicopercepties

Binnen dit onderzoek zijn risico en risicoperceptie belangrijke begrippen die verder verklaard dienen te worden. Daarnaast is het ook van belang om duidelijkheid te krijgen over de

daadwerkelijke risico’s op het gebied van wateroverlast door hevige regenval en over de theorie betreffende de factoren die de risicoperceptie beïnvloeden.

Risico’s

Mensen hebben dagelijks te maken met risico’s en het wordt dan ook vaak omschreven als de kans dat een individu een mogelijk gevaar ervaart (Short Jr., 1984). Een voorbeeld binnen het thema waterbeheer is het risico dat men loopt in geval van een dijkdoorbraak. Het risico is in

(24)

11

dit geval dat men niet zeker weet of de dijk bestand is tegen elke vorm van hoogwater. Hierbij is de onzekerheid een belangrijke factor voor het ‘ontstaan’ van risico’s. Wanneer men namelijk zeker weet dat er in de toekomst geen sprake meer is van een gevaar dan zijn er ook geen risico’s. De onzekerheid ontstaat door een tekort aan kennis van de toestand en de consequenties ervan (Beenen, 2014). Zo kan risico dus worden gekoppeld aan twee aspecten: de ‘kans’ of ‘waarschijnlijkheid’ dat een gebeurtenis plaatsvindt en daarbij de ‘gevolgen’ of ‘negatieve consequenties’ die deze gebeurtenis veroorzaakt (Rayner & Cantor, 1987; Vries, 2002). Een risico laat zich dus het best omschrijven als een onzekere afwijking van het verwachte resultaat. Het is echter wel zo dat volgens Rayner and Cantor (1987) deze omschrijving van het begrip risico goed toepasbaar is voor het bepalen van risico’s binnen een bouwkundige berekening, maar dat het tekort komt wanneer er gesproken wordt over een breder en groter niveau van sociale risico’s. Risico betekent namelijk voor elk individu iets anders en hoe men handelt en reageert op de risico’s wordt bepaald door hoe men sociaal en cultureel in het leven staat (Brun, 1994; Boholm, 1998).

Het daadwerkelijke risico rondom wateroverlast als gevolg van hevige regenval is lastig om in exacte cijfers te omschrijven. Dit komt doordat de echte extreme buien die eens in de 50 tot 250 jaar voorkomen, zo weinig zijn voorgekomen dat ze nog niet vaak gemeten zijn (Kluck, Hogezand, Dijk, Meulen & Straatman, 2013). Echter zal hevige regenval in de toekomst vaker voor gaan komen, zoals blijkt uit de klimaatscenario’s van het KNMI. Dit doordat het klimaat verandert en we vaker te maken zullen krijgen met warme temperaturen en het daarbij komende vochtigere klimaat (KNMI, 2015). Gesteld wordt dat de meeste risico’s die een gevolg zijn van klimaatverandering, onzekere risico’s zijn (Gilissen, 2013). Naast de klimaatverandering is ook de toename van de bebouwing één van de oorzaken dat de risico’s van wateroverlast als gevolg van hevige regenval groter worden (Kluck et al., 2013).

Het is vooralsnog lastig om de hoeveelheid en de frequentie van neerslag te

voorspellen. De exacte hoeveelheid neerslag aan een bepaalde herhalingstijd verbinden is niet mogelijk (Kluck et al., 2013). Logischerwijs is er een kans dat overal in Nederland elk jaar een zware bui optreedt. Ook is het zo dat buien tot 100 millimeter per uur al mogelijk zijn. Dus nog hevigere buien in de toekomst zijn zeer aannemelijk. Dat zijn buien die veel meer neerslag bevatten dan waar de rioolstelsels op berekend zijn. De kans op overlast en schade zal dus in de toekomst toenemen (Kluck et al., 2013). Toch blijft het moeilijk om er een exact risico aan te koppelen. Voorspeld wordt dat eens in de tien jaar in één uur ongeveer 25 tot 50 millimeter neerslag valt en eens in de honderd jaar 45 tot bijna 90 millimeter. Wanneer een

(25)

12

rioolstelsel in dat geval 45 millimeter aankan, is het onduidelijk of dat de capaciteit eens in de tien of eens in de honderd jaar wordt bereikt (Kluck et al., 2013). In het onderzoek van Kluck et al. (2013) wordt voorgesteld om rekening te houden met een maximale uur-neerslag van 50 tot 90 millimeter, één keer in de honderd jaar. Het Verbond van Verzekeraars (2015) stelt dat, voor een specifiek punt in Nederland, een gemiddelde dagelijkse hoeveelheid van 44

millimeter regen eens in de tien jaar wordt overschreden. Gezien het feit dat Nederland geen punt is, zal deze overschrijding van de waarde in heel Nederland ongeveer vier à vijf keer per jaar plaatsvinden. In de toekomst zal dit, volgens de klimaatscenario’s van het KNMI,

toenemen met 2,5% volgens het gematigde scenario en tot 40% volgens het meest extreme scenario. Hierbij wordt verwacht dat de schade als gevolg van deze buien respectievelijk zal toenemen tussen de 3 procent en de 55 procent (Verbond van Verzekeraars, 2015).

Gezien het feit dat schade na 38 millimeter neerslag op een dag aanzienlijk oploopt (Verbond van Verzekeraars, 2015), wordt hier de grens gelegd voor wanneer er overlast en schade optreedt als gevolg van hevige regenval. Aangezien het aannemelijk is dat er eens in de 10 jaar een bui van 44 millimeter per uur valt (Kluck et al., 2013; Verbond van

Verzekeraars, 2015), wordt het risico op overlast en schade door hevige regenval vastgesteld op eens is de tien jaar. Met hierbij de aanname, dat het reëel is dat in de toekomst dit risico groter wordt.

Risicoperceptie

Men gaat dus uit van een verwacht resultaat, maar door onvoldoende kennis is dit verwachte resultaat niet uit te sluiten en ontstaat er een risico. Ieder individu ziet deze risico’s anders en hoe men het risico beoordeeld kan het beste omschreven worden met de term risicoperceptie. Risicoperceptie is een subjectieve beoordeling van de kans dat een gevaar optreedt en hoe bezorgd men is over de mogelijke gevolgen. Het waarnemen van risico’s behelst zowel een evaluatie van de kans dat een gevaar optreedt als een evaluatie van de consequenties van deze negatieve uitkomst (Sjöberg, Moen & Rundmo, 2004). Risicoperceptie is een begrip dat in veel internationale studies is onderzocht. Veel van deze studies proberen aan de hand van verschillende factoren, die de risicoperceptie mogelijk kunnen beïnvloeden, te doorgronden wat de percepties van mensen over allerlei risico’s zijn. Kellens, Terpstra & De Maeyer (2013) concluderen dat er, binnen een groot aantal studies over risicoperceptie in relatie tot ‘waterrisico’s’, al veel variëteit bestaat tussen welke factoren de risicoperceptie beïnvloeden. Doordat in een meerderheid van de studies geen theoretisch model wordt gebruikt, zijn veel van deze studies moeilijk met elkaar te vergelijken of te combineren. Verschillende factoren

(26)

13

worden gebruikt om de risicoperceptie te verklaren en in sommige gevallen spreken de studies elkaar tegen (Kellens, Terpstra & De Maeyer, 2013). Het is dan ook noodzakelijk dat in een studie waar risicopercepties worden gemeten of voorspeld een theoretisch model wordt gebruikt. Daarnaast is het noodzakelijk dat bij de operationalisering van de theorie

voorgaande onderzoeken als leidend worden beschouwd of, in een beter geval, dat de factoren die in de voorgaande studies zijn gebruikt worden overgenomen (Kellens, Terpstra & De Maeyer, 2013).

Gesteld wordt dat de kennis van risicopercepties van burgers een belangrijke factor is om goed in te kunnen spelen op het verminderen van de risico’s (Kellens, Terpstra & De Maeyer, 2013). Het is namelijk zo dat percepties en risico’s in beeld moeten worden gebracht om het gedrag van de burgers beter te begrijpen en in een later stadium te beïnvloeden

(Slovic, Fischhoff & Liechtenstein, 1982; Burn, 1999, p. 3451-3452; OECD, 2014, p. 53). Om deze kennis van de risicopercepties te vergaren is het noodzakelijk dat een theoretisch model wordt gehanteerd en dat gebruikte factoren in voorgaande studies worden bestudeerd en eventueel worden overgenomen.

Theoretische modellen

Om de risicopercepties van mensen te meten en met elkaar te vergelijken kan een theoretisch model worden toegepast. Een theorie die vaak wordt toegepast op het gebied van

risicopercepties is het ‘psychometric paradigm’. Dit theoretisch model gaat er vanuit dat risico subjectief wordt beoordeeld door individuen die worden beïnvloed door verschillende psychologische, sociale, institutionele en culturele factoren (Sjöberg, Moen & Rundmo, 2004). Het model stelt de mogelijkheid om deze factoren te kwantificeren, wanneer er gebruik wordt gemaakt van een survey (Slovic, 1992). Met het model is het mogelijk om risicoperceptie van groepen mensen te achterhalen en hierin overeenkomsten en verschillen te ontdekken (Slovic et al., 1985). Het model gaat uit van negen dimensies die men bij een risico ervaart (Sjöberg, Moen & Rundmo, 2004):

1) Vrijwillige of onvrijwillige ervaring van het risico 2) Directheid van de gevolgen

3) De kennis over het risico

4) Het chronische dan wel het catastrofische potentieel van het risico 5) De gewenning dan wel angst van een risico

(27)

14 7) Wetenschappelijke kennis van het risico 8) Controle over het risico

9) De nieuwigheid van het risico

Binnen het model blijkt dat de angst voor een risico en de nieuwigheid van een risico belangrijke elementen zijn die de risicoperceptie beïnvloeden. Daarnaast worden

risicopercepties ook beïnvloed door culturele, milieu en beleidsaspecten (Sjöberg, Moen & Rundmo, 2004). Hoewel het met het ‘psychometric paradigm’ mogelijk is om de

verschillende factoren te kwantificeren heeft het model ook tekortkomingen. Gesteld wordt dat het model de data omschrijft, maar dat het verder geen verklarend vermogen heeft

(Wåhlberg, 2001). Het ‘psychometric paradigm’ maakt ook geen voorspellingen mogelijk en daardoor is het model slecht toepasbaar. Daarnaast wordt er binnen het model uitgegaan van een aantal aannamen die, door nieuw onderzoek, niet meer gelden (Sjöberg, Moen &

Rundmo, 2004).

Vanuit een meer interdisciplinaire benadering is een sociaalpsychologisch model ontwikkeld, wat meer ingaat op de percepties van risico’s die ontstaan door

klimaatverandering. Het gaat om het ‘Climate Change Risk Perception Model’ (CCRPM) en kan bruikbaar zijn gezien het onderwerp in dit onderzoek (Linden, 2015). De toename van buien met hevige regenval wordt gezien als een gevolg van klimaatverandering (KNMI, 2015). Het CCRPM gaat ervan uit dat de risicopercepties worden beïnvloedt door vier dimensies (zie Figuur 2.1) (Linden, 2015):

1) Cognitieve factoren

2) Ervaringsgerichte processen 3) Sociaal-culturele invloeden

(28)

15 Figuur 2.1

Climate Change Risk Perception Model (Linden, 2015)

De vier dimensies worden hieronder verder omschreven. De dimensie cognitieve factoren bestaat uit de kennis over klimaatverandering. Om een goed beeld te krijgen over de kennis die men bezit op het gebied van klimaatverandering is het noodzakelijk om een onderscheid te maken van verschillende vormen van kennis. In het model worden drie vormen gemeten, namelijk publieke kennis over (1) de oorzaken van klimaatverandering, (2) de impact van klimaatverandering en (3) de reacties op klimaatverandering. Per vorm worden er

verschillende onderwerpen gegeven die beoordeeld worden in hoeverre ze een oorzaak zijn van klimaatverandering, ze een gevolg zijn van klimaatverandering en een oplossing zijn voor klimaatverandering.

Binnen de dimensie ervaringsgerichte processen zijn affect en persoonlijke ervaring belangrijk. Hierbij wordt affect gezien als een vorm van gedrag waarbij een bepaald gevoel (of emotie) aangekoppeld is. Met het model wordt het gegeneraliseerde/holistische affect gemeten. Persoonlijke ervaring wordt gemeten door de ervaring van individuen met extreme weersomstandigheden (waarvan aangenomen wordt dat ze een merkbaar gevolg zijn van klimaatverandering).

(29)

16

De derde dimensie sociaal-culturele invloeden kenmerkt zich door sociale normen en waardeoriëntaties. Met sociale norm wordt bedoeld; de verwachting op welke manier mensen reageren, denken en voelen tijdens een specifieke situatie. De sociale normen worden

gemeten door individuen een mening te laten geven over de normen die men verwacht in hun sociale leefomgeving en in hoeverre een individu zich sociaal onder druk voelt gezet in zijn sociale leefomgeving. De waardeoriëntaties geven inzicht in hoe een individu waarde hecht aan het klimaat. Gemeten wordt hoe men waarde hecht aan een eigen visie, aan zorg dragen voor anderen en aan zorg dragen voor de natuur.

De sociaal-demografische dimensie gaat in op de demografische gegevens van een individu. In dit model worden geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, inkomen, politieke voorkeur en religie gemeten. Deze laatste dimensie wordt voornamelijk gebuikt als controle variabele in het model.

Naast deze vier dimensies wordt er in het model ook een holistische beoordeling gegeven van de risicopercepties, die zowel ruimtelijke als tijdsgebonden dimensies bevat. Er wordt gemeten in hoeverre een individu verwacht persoonlijk bedreigd te worden als gevolg van klimaatverandering. Daarnaast wordt ook gemeten in hoeverre verwacht wordt dat de samenleving bedreigd wordt door klimaatverandering. Ook wordt er gemeten in hoeverre een individu klimaatverandering ziet als een ernstige bedreiging voor de natuurlijke omgeving, voor het land waar men in leeft en voor hem of haar persoonlijk. Tot slot wordt ook gemeten hoe serieus men huidige gevolgen van klimaatverandering beoordeelt, hoe bezorgd men is over klimaatverandering en hoe vaak men zich zorgen maakt over klimaatverandering (Linden, 2015).

Het Climate Change Risk Perception Model kan helpen bij het uitleggen en voorspellen van risicopercepties op het gebied van klimaatverandering (Linden, 2015). Aangezien de toename van hevige regenbuien een gevolg is van klimaatverandering kan het model bruikbaar zijn binnen dit onderzoek naar de risicopercepties van inwoners op het gebied van overlast door hevige regenval. Er zijn echter ook studies die ingaan op de

risicopercepties betreffende waterveiligheid. In de volgende paragraaf wordt een selectie van deze studies beschreven om zo een beeld te geven van mogelijk bruikbare factoren die een relatie hebben met wateroverlast.

2.1.2 Water gerelateerde risicopercepties

Het Climate Change Risk Perception Model en de daarbij behorende factoren zijn bruikbaar voor een studie naar de risicopercepties op het gebied van wateroverlast door hevige

(30)

17

regenval. Internationaal zijn er veel studies uitgevoerd die ingaan op water gerelateerde risicopercepties (Kellens, Terpstra & Mayer, 2013). Veel van deze studies gaan in op de risico’s die ontstaan op het gebied van waterveiligheid. Omdat het risico binnen

waterveiligheid ook een overstroming behelst kunnen de factoren in deze studies wellicht bruikbaar zijn voor het onderzoeken van de risicoperceptie op het gebied van wateroverlast door hevige regenval. Echter zijn de oorzaak en het gevolg van het risico van een andere aard dus een één-op-één overname van de factoren is niet mogelijk.

In het onderzoek van Kellens et al. (2013) zijn 57 studies aangaande percepties bij overstromingsrisico’s beschreven en geanalyseerd. Binnen het onderzoek is een vierdeling gemaakt in de uitleg over welke factoren belangrijk zijn die risicoperceptie beïnvloeden op het gebied van overstromingsrisico’s. De factoren worden uitgelegd aan de hand van het ‘psychometric paradigm’, de heuristiek, niet theoretische benaderingen van risicoperceptie en andere belangrijke variabelen.

Met toepassing van het ‘psychometric paradigm’ wordt gekeken naar de perceptie van het risico aan de hand van een aantal verschillende karakteristieken van risico (bijv. de ernst en de consequenties op de lange termijn). Daarnaast wordt er gekeken naar de persoonlijke mogelijkheden om met het risico om te gaan (bijv. kennis van het risico), het gevoel bij het risico (bijv. angst) en de houding ten opzichte van risicomanagement (bijv. vertrouwen) (Kellens et al., 2013).

Een aantal studies zijn uitgegaan van het concept ‘de heuristiek’. Heuristiek kan ook wel omschreven worden als simpele en efficiënte vuistregels, en wordt vaak gebruikt om complexe problemen te simplificeren en makkelijkere keuzes te maken (Kellens et al., 2013). Binnen de heuristiek zijn een viertal psychologische fenomenen te onderscheiden; de

representativiteitsheuristiek, de beschikbaarheidsheuristiek, de anker- en

aanpassingsheuristiek en de affectheuristiek. Met de laatste heuristiek is geprobeerd om in beeld te brengen in hoeverre affect (bijv. angst) belangrijk is bij risicocommunicatie (Kellens et al., 2013).

Meerdere onderzoeken hebben geen gebruik gemaakt van theoretische benaderingen van risicoperceptie. Binnen al deze onderzoeken zijn vijf verschillende, en vaak gebruikte, factoren te onderscheiden die risicoperceptie beïnvloeden. Ten eerste gaat het om het ‘bewustzijn’ van het feit dat er een mogelijk risico wordt gelopen. Ten tweede is de factor ‘affect’ belangrijk, het gaat dan om de bezorgdheid en de angst van een risico. De derde factor is de ‘waarschijnlijkheid’; hoeverre verwacht men dat het waarschijnlijk is dat het risico plaatsvindt. Ten vierde gaat het om de factor ‘impact’; in welke mate worden de

(31)

18

consequenties verwacht. Tot slot is de vijfde factor ‘oorzaak’ belangrijk; in hoeverre is de oorzaak van het risico bekend (Kellens et al., 2013).

Kellens et al. (2013) concluderen vervolgens dat er nog een aantal andere factoren belangrijk zijn in het onderzoek naar risicoperceptie op het gebied van overstromingsrisico’s. Het gaat hierbij om (1) kennis, vertrouwen en beschermingsverantwoordelijkheid, (2) fysieke blootstelling en ervaring en (3) sociaal-demografische factoren. De factor kennis gaat in op de kennis die een individu heeft over het ontstaan van een gevaar, op welke manier dit gevaar zich uit en de kennis die een individu heeft over mogelijke oplossingen die de gevolgen van het risico verminderen. De factor vertrouwen kenmerkt zich door het vertrouwen van een individu in de bekwaamheid van de overheidspartijen en het vertrouwen in specifieke

oplossingsmaatregelen. De factor beschermingsverantwoordelijkheid laat zich uitleggen door in welke mate een individu zich verantwoordelijk voelt het nemen van maatregelen tegen een overstroming (Kellens et al., 2013). De factor fysieke blootstelling gaat in op locatie van de woning van een individu ten opzichte van de bron van het risico (bijv. een rivier of de zee). De factor ervaring wordt verklaard door hoe men de ervaring interpreteert en wat hiervan geleerd wordt. Sub-factoren die hierbij de risicopercepties beïnvloeden zijn de grootte van het effect, het risicodoelwit en de hoeveelheid en recentheid van de ervaringen. Hierbij betekent risicodoelwit in hoeverre een individu persoonlijk getroffen wordt of de gemeenschap in zijn geheel wordt getroffen (Kellens et al., 2013). Tot slot zijn de belangrijkste

sociaal-demografische factoren; leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, inkomen en huiseigendom (Kellens et al., 2013).

Naast de studie van Kellens et al. (2013) waarin een groot aantal studies zijn geanalyseerd, zijn er nog een aantal andere studies die niet zijn behandeld en welke wel interessante factoren benoemen voor het onderzoek naar de risicopercepties bij

waterveiligheid. In Tabel 2.1 is een overzicht gegeven van deze aanvullende studies. In het onderzoek van Burn (1999) is door middel van een case, in dit geval de ‘Red River flood’ van 1997 in Canada, onderzocht wat de risicopercepties zijn van mensen op het gebied van overstromingsrisico’s. Het onderzoek is uitgevoerd in Canada en in de Verenigde Staten (North Dakota en Minnesota). In het onderzoek wordt er van uitgegaan dat verschillen in de karakteristieken van de rivier, de voorspellings- en waarschuwingssystemen en de eerdere ervaringen van inwoners met overstromingen leiden tot verschillende reacties en percepties op overstromingsrisico’s (Burn, 1999). Om de risicopercepties van de inwoners te meten is een aantal factoren getoetst welke de risicoperceptie beïnvloeden. Eerdere ervaring met een overstroming wordt gezien als één van de belangrijkste factoren. Verschillende

(32)

19

sociale- en culturele factoren zijn ook van invloed. Het gaat hierbij om; materiële welvaart, persoonlijkheidskenmerken, mate van bereidheid om actie te ondernemen en de verwachte rol van een individu versus de samenleving als geheel (Burn, 1999). Uit de resultaten blijkt ook dat een eerdere ervaring met een overstroming een belangrijke factor is om de risicoperceptie van een individu te bepalen (Burn, 1999).

Baan en Klijn (2004) hebben onderzocht wat de houding van mensen is ten opzichte van overstromingsrisico’s in Nederland. De focus van het onderzoek lag op hoe mensen leven met de risico’s en wat men bij deze risico’s voelt. Factoren die de risicoperceptie beïnvloeden zijn sociaal-culturele factoren en karakteristieken van het risico, bijvoorbeeld of het risico door de mens of natuurlijk is ontstaan. Daarnaast hebben een drietal factoren te maken met de gevolgen van het risico; in hoeverre vindt blootstelling aan de gevolgen plaats, in hoeverre is er controle over het gevaar en de gevolgen en in welke mate is men bereid om de gevolgen te verkleinen. Met het verkrijgen van deze kennis is getracht om aanbevelingen te doen voor betere risicocommunicatie en betere watermanagement (Baan en Klijn, 2004).

Het doel van het onderzoek van Terpstra (2008) is om inzicht te krijgen in de risicopercepties van dijk- en kadedoorbraken en wateroverlast. In het onderzoek wordt verondersteld dat een lage risicoperceptie kan leiden tot weerstand tegen maatregelen die moeten worden getroffen om wateroverlast en schade te voorkomen. Dit komt doordat men de nadelen van het beleid, die vaak spelen op korte termijn, belangrijker vindt dan de

voordelen op langere termijn. Een lage risicoperceptie leidt er ook toe dat men zich niet gaat afvragen hoe zich voor te bereiden op een mogelijke overstroming of wateroverlast; het feit of men handelingsperspectief ziet wordt zeer belangrijk bevonden (Terpstra, 2008). De factoren die getoetst zijn om de risicoperceptie te bepalen zijn: de geschatte kans en gevolg van het risico, de geschatte voorspelbaarheid van het risico, de geschatte invloed van klimaatverandering op het risico en de mate van zorgen over gebeurtenissen rondom het risico. Daarnaast is de intentie van inwoners om voorbereidingen te treffen, de verwachte verantwoordelijkheidsverdeling, het vertrouwen in de overheid, eerdere ervaringen en een aantal demografische factoren getoetst (Terpstra, 2008). Vastgesteld wordt dat

risicopercepties op het gebied van overstromingsrisico’s meer worden gevoed door de perceptie van de kans dan door de perceptie van de gevolgen. Men hecht dus meer waarde aan het voorkomen van de kans dan het minimaliseren van de gevolgen (Terpstra, 2008).

In het onderzoek van Bradford et al. (2012) wordt een verkenning gemaakt voor de rol van de publieke perceptie in de ontwikkeling van risicocommunicatie-strategieën in Europa, op het gebied van overstromingsrisico’s. Gesteld wordt dat risicoperceptie gerelateerd kan

(33)

20 T abe l 2.1 O ve rz ic ht s tudi es be tr ef fe nde wat er ge re lat ee rde r is ic ope rc ept ie s A u te u rs O n d er w er p on d er zoe k Be lan gr ijk ste fac tor en Burn (1999) D e ri si cope rc ept ie bi j ove rs trom ings ri si co’s is in be el d ge bra cht m et a ls c as e de ‘Re d Ri ve r f lood’ va n 1997 i n Ca na da . 1) E erde re e rva ri ng m et e en ove rs trom ing 2) S oc ia le - en c ul ture le f ac tore n • M at eri el e w el va art • P ers oonl ij khe ids ke nm erke n • M at e va n be re idhe id om a ct ie te onde rne m en • V erw ac ht e rol va n he t i ndi vi du ve rs us de sa m enl evi ng a ls ge he el Ba an e n Klijn (2004) O nde rz oe k na ar de houdi ng va n m ens en t en opz ic ht e va n ove rs trom ings ri si co’s . O nde rz oc ht is hoe m ens en l eve n m et de ri si co’s e n w at m en e rbi j voe lt . H ie rdoor konde n c onc lu si es w orde n ge ge ve n ove r be te re ri si coc om m uni ca ti e e n be te re w at erm ana ge m ent . 1) S oc ia al -c ul ture le c ont ext 2) K ara kt eri st ie ke n va n he t ri si co (ont st aa n door de m ens of na tuurl ij k) 3) M at e va n bl oot st el li ng a an de ge vol ge n 4) M at e va n c ont rol e ove r he t ge va ar e n de ge vol ge n 5) M at e va n be re idhe id e n m oge li jkhe de n om ge vol ge n t e ve rkl ei ne n T erps tra (2008) O nde rz oe k na ar de publ ie ke pe rc ept ie va n he t ri si co op ove rs trom inge n e n w at erove rl as t door he vi ge re ge n. N aa st de ri si cope rc ept ie s i s ook onde rz oe k ge da an na ar de m at e w aa ri n m ens en be re id z ij n z ic h 1) Ri si cope rc ept ie f ac tore n: • K ans e n ge vol g • V oors pe lba arhe id • Invl oe d va n kl im aa tve ra nde ri ng

(34)

21 voor t e be re ide n op ove rs trom inge n. • M at e va n z orge n ove r ge be urt eni ss en 2) Int ent ie om voorbe re idi nge n t e t re ff en 3) V era nt w oorde li jkhe id sve rde li ng 4) V ert rouw en i n ove rhe id 5) E erde re e rva ri nge n 6) D em ogra fi sc he f ac tore n Bra df ord, O ’S ul li va n, va n de r Cra at s, K ryw kow , Rot ko, A al tone n, Bona iut o, D e D om ini ci s, W ayl en e n S che lf aut (2012) O nde rz oe k na ar de ve rke nni ng v oor de rol va n de publ ie ke pe rc ept ie in de ont w ikke li ng va n ri si coc om m uni ca ti e-st ra te gi eë n i n E uropa op he t ge bi ed va n ove rs trom ings ri si co’s . 1) S it ua ti e f ac tore n • F ys ie ke loc at ie • K ara kt eri st ie ke n va n he t ri si co • E rva ri ng m et ove rs trom inge n • D em ogra fi sc he f ac tore n 2) Cogni ti eve f ac tore n • A ff ec tke nm erke n • G edra gs ke nm erke n • H ande li ngs w ij ze bi j t re ff en voorbe re idi nge n Fatti en P at el (2013) O nde rz oe k na ar hoe ri si cope rc ept ie va n burge rs loka le ove rhe de n e n i nw one rs be ïnvl oe de n bi j he t om ga an va n ra m pe n. S pe ci fi ek op he t ge bi ed va n ove rs trom inge n door he vi ge re ge nva l (c as e i n Z ui d-A fri ka ). 1) E rva ri ngs fa ct ore n 2) K enni sf ac tore n 3) Ri si cof ac tore n

(35)

22

worden aan drie indicatoren; bewustzijn, paraatheid en bezorgdheid. Wanneer een van deze indicatoren, of een combinatie ervan, verhoogd wordt zal de perceptie van het risico ook toenemen en daardoor zullen eerder mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.

Tegenovergesteld zal bij een afname van de bezorgdheid het bewustzijn afnemen en daardoor zullen maatregelen minder snel overwogen worden (Bradford et al., 2012). In het onderzoek wordt de risicoperceptie getoetst aan twee ‘hoofdfactoren’, namelijk situatie factoren en cognitieve factoren. De situatie factoren behelzen de fysieke locatie, de karakteristieken van het risico, de ervaring met overstromingen en verschillende demografische factoren. De cognitieve factoren zijn de affectkenmerken, de gedragskenmerken en de handelingswijze bij treffen van voorbereidingen (Bradford et al., 2012). Geconcludeerd wordt dat de kennis van risicoperceptie belangrijk is voor watermanagement. Het is echter niet zo dat bezorgdheid het verband legt tussen bewustzijn en paraatheid. Het opwekken van angst wordt vaak geopperd als oplossing om de risicoperceptie te verhogen, dit blijkt echter niet altijd het geval te zijn (Bradford et al., 2012).

Met het onderzoek van Fatti en Patel (2013) is getracht om te toetsen hoe de

risicopercepties van burgers, het handelen van lokale overheden en inwoners beïnvloedt. Het onderwerp binnen het onderzoek betrekt zich op de risico’s die ontstaan door overstromingen bij hevige regenval, met een casestudie in Zuid-Afrika. In het onderzoek wordt perceptie gedefinieerd als; de manier waarop individuen en gemeenschappen op de hoogte zijn van de overstromingsrisico’s. Deze percepties ontstaan uit de kennis en ervaring die men heeft met een overstroming. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat bepaalde gebeurtenissen, met betrekking tot overstromingen, interactie hebben met psychologische-, sociale-, institutionele- en

culturele processen. Hierbij geldt dat deze interactie, individuele en gemeenschappelijke risicoperceptie kan verhogen of verlagen en dat hierdoor een bepaald risicogedrag ontwikkeld wordt. Wat betekent dat de reactie van individuen op een risico wordt beïnvloed door de individuele ervaring, kennis en percepties van dit risico. Risicopercepties zijn dus niet gelijk tussen gemeenschappen of binnen de gemeenschappen (Fatti en Patel, 2013). Er wordt vanuit gegaan dat in een gemeenschap, waar recentelijk een overstroming is geweest, meer actie wordt ondernomen om toekomstige overstromingen te voorkomen dan in een gemeenschap waar nog nooit een overstroming heeft plaatsgevonden. Fatti en Patel (2013) gaan dus uit van een drietal hoofdfactoren, namelijk de ervaringsfactoren, de kennisfactoren en de

risicofactoren.

Binnen de vijf studies (Burn, 1999; Baan en Klijn, 2004; Terpstra, 2008; Bradford et al., 2012; Fatti en Patel, 2013) worden een aantal factoren, welke de risicoperceptie op het

(36)

23

gebied van overstromingen beïnvloeden, meerdere keren genoemd. Eerdere ervaring met een overstroming wordt in bijna elke studie genoemd als een belangrijke factor. Daarnaast zijn sociale- en culturele factoren ook een belangrijke bepaler van de risicoperceptie.

Situatiefactoren worden ook in verschillende studies genoemd, het gaat hierbij ook om karakteristieken van het risico. Cognitieve factoren en kennisfactoren zijn ook genoemd als bepalende factoren van de risicoperceptie. Tot slot zijn demografische factoren in alle studies onderdeel van het onderzoek.

Zowel uit het Climate Change Risk Perception Model, als uit de verschillende studies naar risicopercepties op het gebied van wateroverlast komen een groot aantal factoren naar voren die de risicopercepties kunnen beïnvloeden. Enkele factoren zijn van een zelfde aard en enkele factoren zijn in één van beide gevallen niet naar voren gekomen. Een vertaling van deze factoren naar het onderwerp in deze scriptie zal moeten volgen. In paragraaf (2.2) zal bij het conceptuele model een vertaling worden gemaakt naar de factoren die een rol kunnen spelen bij de risicoperceptie voor wateroverlast door hevige regenbuien.

2.1.3 Verantwoordelijkheden stedelijk waterbeheer

De risicoperceptie is niet het enige element wat de bewustzijnskloof kan verklaren. De verwachting van de verantwoordelijkheidsverdeling is ook belangrijk. Wanneer namelijk niet duidelijk is welke partij de verantwoordelijkheid heeft voor het voorkomen van bepaalde risico’s, leidt dit tot een bewustzijnskloof op het gebied van de verantwoordelijkheden. Het is dus belangrijk dat duidelijk wordt wat de achterliggende factoren zijn bij de verdeling van de verantwoordelijkheden en welke partijen binnen het stedelijk waterbeheer op welke plekken de verantwoordelijkheden dragen.

Verantwoordelijkheid verdelen

Verantwoordelijkheid laat zich uitleggen door de verplichting om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt. Verantwoordelijkheid wordt, binnen het Nederlandse waterbeheer, al snel gekoppeld aan het zorgen voor veiligheid. Het land moet worden beschermd tegen mogelijke overstromingsrisico’s vanuit de rivieren en de zee. Iets wat al jaren wordt uitgevoerd door de Nederlandse overheid (Brugge, 2009; OECD, 2014; Kaufmann, Priest & Leroy, 2016). De overheid neemt de verantwoordelijkheid binnen het waterbeheer. Mede doordat het nemen van verantwoordelijkheid verbonden is aan de beheersing van het probleem. Ergens verantwoordelijk voor worden gehouden waar je niet of nauwelijks invloed op kan

(37)

24

uitoefenen, zoals een doorsnee inwoner van Nederland bij het beheersen van

waterveiligheidsrisico’s, voelt als een onrecht (Helsloot & Padje, 2010). Daarom is het de taak van de overheid om deze verantwoordelijkheid op te pakken en de risico’s zo goed mogelijk te beheersen, omdat verwacht wordt dat de overheid de kennis en experts in huis heeft om dit voor elkaar te krijgen. Er is dus sprake van een zekere ‘public interest’ of publiek belang op het gebied van waterbeheer. Dit publieke belang zorgt ervoor dat de overheid zich kan verantwoorden om wetten en regels op te stellen en het land zo kan inrichten om te zorgen dat de risico’s op het gebied van waterveiligheid zo klein mogelijk worden (Alexander, 2002).

Deze verantwoordelijkheid wordt al geruime tijd opgepakt door de Nederlandse overheid. Nederland kenmerkt zich dan ook door het waterbeheer zo goed op orde te hebben, dat het een voorbeeld is voor de hele wereld (Heezik, 2006; Slomp, 2012, p. 3). De

veiligheidsnormen liggen zo hoog dat een overstroming haast uitgesloten lijkt. Echter blijft het risico bestaan en een overstroming kan nog altijd plaatsvinden (Aerts, Botzen, Veen, Krywkow & Werners, 2008). Doordat de overheid haar verantwoordelijkheid in zulke mate heeft genomen, is men zich er niet of nauwelijks meer van bewust welke risico’s er worden gelopen op het gebied van waterveiligheid. Een ‘awarness gap’ of bewustzijnskloof is ontstaan tussen experts en de gewone Nederlandse burger (OECD, 2014).

Naast deze bewustzijnskloof is er een visie geschreven waarin wordt aangegeven hoe de Nederlandse watersector er in 2050 uit moet zien. Dit is gedaan aan de hand van vijf ‘pilaren’, waarbij één van deze ‘pilaren’ het zorgen voor meer verantwoordelijkheid bij private partijen behelst. Het bewustzijn van waterkansen en –risico’s moet worden vergroot door middel van communicatie en participatie (Brugge, 2009). Het meer verantwoordelijk maken van deze private partijen stuit echter op een probleem wanneer deze partijen zich niet bewust zijn van de risico’s en hoe zij deze risico’s kunnen verminderen. Zoals gezegd voelt een individu zich pas verantwoordelijk als er ook zichtbaar invloed op het verminderen van de risico’s kan worden uitgeoefend.

Doordat de risico’s bij waterveiligheid worden gezien als zeer catastrofaal, is er zeer veel aandacht uitgegaan naar het voorkomen van deze risico’s. Dit heeft kunnen bijdragen aan het feit dat er minder aandacht is besteed aan andere typen van overstromingsrisico’s, zoals de risico’s bij hevige regenval (Kaufmann et al.,2016). Dit onderzoek gaat echter wel over de verantwoordelijkheid in het stedelijk waterbeheer, specifiek op het gebied van hevige regenval. Het gaat er om wie er verantwoordelijk is voor het beperken van de risico’s op schade en overlast door hevige regenval.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een werkwijze op basis van assetmanage- ment kan bijdragen aan scherpere keuzes: “waar staat de gemeente wel of niet voor aan de lat en hoe doen we onze taken zo effi-

Bovendien is er een groeiende behoefte om de keuzes die gedaan moeten worden ten aanzien van het concept van het stedelijk waterbeheer (rioolstelselkeuze, wel of niet

Meer dan de helft van de oppervlakte nog bestaande natuur in de steden volgens de BWK, is op de gewestplannen ingekleurd als parkgebied (natuur als park) - wat een afname van

Dit houdt in dat regenwater niet langer ingezameld wordt in de gemengde riolering, maar met een aparte leiding afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater.. Naast vervanging is

alles, en kan nog steeds hipertensie hê, maar dis nie as gevolg van te min oefeninge wat die persoon hipertensie het nie, dis as gevolg van stres, wat sy oorsaak is van hipertensie

Dit houdt in dat regenwater niet langer ingezameld wordt in de gemengde riolering, maar met een aparte leiding afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater.. Naast vervanging is

Dit houdt in dat regenwater niet langer ingezameld wordt in de gemengde riolering, maar met een aparte leiding afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater.. Naast vervanging is

Tijdens het watersymposium bij de formele start van het lectoraat Duurzame Watersystemen aan de Hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden op 12 februari 2015 is aan de ruim