• No results found

Economische gevolgen van het ACFM-advies voor 2003: een schatting voor de kottersector

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Economische gevolgen van het ACFM-advies voor 2003: een schatting voor de kottersector"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Economische gevolgen van het ACFM-advies voor 2003;

een schatting voor de kottersector

Op verzoek van Directie Visserij is een schatting gemaakt van de mogelijke economische gevolgen van het ACFM-advies voor 2003. Drie varianten zouden beschouwd dienen te worden:

– volledig volgen van het advies; – status quo visserij;

– een bevissingsniveau daar midden tussen.

Deze schatting beperkt zich tot de kottersector voorzover die met de quotering te maken heeft: de kotters tot 260 pk worden buiten beschouwing gelaten.

Varianten

Voor de kottersector betekent het ACFM-advies dat de visserij op rondvis geheel gesloten moet worden en dat de visserij op tong en schol met verminderde inspanning zou kunnen worden voort-gezet. De sterfte van tong zou met 23% moeten verminderen ten opzichte van de status quo en die van schol met 40%; daarbij zou zo weinig mogelijk kabeljauw bijgevangen moeten worden.

Bij status quo bevissing zou de vangst van tong afnemen, maar die van schol toenemen. Voor kabeljauw valt aan te nemen dat bij een gehalveerde stand de vangsten ook zullen halveren en voor wijting zullen de vangsten ongeveer gelijk blijven.

In onderstaande tabel zijn de vangsten en sterftes (= effort) bij de verschillende varianten voor de vier vissoorten weergegeven.

ACFM-advies Status quo Tussenbeide

Vangst ‘01 [1000 t] rel. sterfte [% Fsq] Vangst ‘03 [1000 t] rel. sterfte [% Fsq] Vangst ‘03 [1000 t] rel. sterfte [% Fsq] Vangst ‘03 [1000 t] Tong 19,8 77% 14,6 100% 18,1 88,5% 16,3 Schol 82,0 60% 60,1 100% 93,4 80% 77,5 Kabeljauw ‘) n.a. 0% 0 100% 50% 50% 25% Wijitng ‘) n.a. 0% 0 100% 100% 50% 50%

‘) Voor kabeljauw en wijting zijn relatieve vangstpercentages gegeven bij gebrek aan absolute hoeveelheden

Model

Voor het schatten van de economische effecten van bovenstaande veranderingen in visserij-inspan-ning (sterfte) en vangsten is een rekenmodel opgesteld op basis van de voorlopige bedrijfsresul-taten van de kottervisserij in 2001 (zie ‘Visserij in Cijfers 2001’).

In het model worden drie groepen schepen onderscheiden: 261-300 pk, 301-1500 pk en > 1500 pk; en vier takken van visserij: platvis (= boomkor), rondvis (= bordentrawl + span), garnalen en ove-rige (= haring + diversen).

Per tak en pk-groep is de aanvoer gespecificeerd in de vier hoofdsoorten, garnalen en overige. De gemiddelde prijzen van de hoofdsoorten zijn gevarieerd met een flexibiliteit van 0,2, dwz dat 10% verandering in de totale aanvoer 2% verandering van de prijs in tegengestelde richting tot gevolg heeft. De prijs van garnalen en overige vis is per tak per groep constant gehouden.

De kosten zijn onderverdeeld in variabele en vaste scheepskosten, loonkosten en afschrijving en rente. De variabele scheepskosten variëren met de opbrengst (aanvoerkosten) en de inspanning (olie en overige). De loonkosten zijn geschat met een vast deelpercentage van de netto-opbrengsten (opbrengsten – aanvoerkosten & oliekosten). De vaste kosten zijn met afschrijving en rente con-stant gehouden.

Gemakshalve is aangenomen dat de inspanning in 2001 overeenkwam met de status quo inspan-ning in het ACFM rapport. Voor de (boomkor)visserij op platvis is de inspaninspan-ning op tong en schol gewogen op basis van de verhouding van de opbrengsten in ’01, dwz 86,5% tong en 31,5% schol.

(2)

2 In de niet–rondvisvisserijen is de vangst van kabeljauw gehalveerd ten opzicht van de status quo vangst; die van wijting is met de inspanning gevarieerd.

Resultaten

De uitkomsten van het model worden hieronder in grafieken weergegeven en kort besproken. Steeds staan de drie varianten, opgebouwd in de bijdrage van de drie pk-klassen, naast de uitkom-sten in 2001. Visserij-inspanning 0.0 10.0 20.0 30.0 40.0 50.0 60.0

Basis 2001 ACFM advies Status quo Tussenbeide

[m ln k W da ge n] >1501 301- 1500 261- 300

De totale inspanning zou bij het opvolgen van het ACFM-advies dalen van 53 mln kWdagen tot ca. 38 mln kWdagen. De grootste bijdrage daarin komt van de grote boomkorkotters die van 45 mln kWdagen naar 32 mln kWdagen terug zouden moeten, ofwel gemiddeld (per kW) van 183 zeeda-gen naar 131! De Eurokotters zouden maar van 140 naar 120 zeedazeeda-gen terug moeten; de gemengde groep middenslagkotters zou zijn inspanning met 40% moeten verminderen, grotendeels door het staken van de visserij op rondvis.

Opbrengsten 0.0 50.0 100.0 150.0 200.0 250.0 300.0

Basis 2001 ACFM advies Status quo Tussenbeide

[m ln e u ro ] >1501 301- 1500 261- 300

Het opvolgen van het ACFM-advies zou de opbrengsten van de beschouwde kottergroepen ten op-zichte van 2001 met ca 70 miljoen euro doen dalen van 293 miljoen tot 224 miljoen euro. Maar ook als er ‘gewoon doorgevist’ zou worden op status quo niveau zouden de opbrengsten al met 12

(3)

3 joen euro verminderen. Voor de helft is dat het gevolg van verminderde opbrengsten van vis (tong en kabeljauw), voor de andere helft gaat het om wegvallende ‘overige opbrengsten’. (In het model is er, niet geheel terecht, van uitgegaan dat het saldo van huur en verhuur van contingenten op nul uitkomt.)

Ook hier leveren, zoals te verwachten, de grote kotters de grootste bijdrage aan de teruggang, met 50 miljoen euro bij het volgen van het advies en 7 miljoen bij status quo bevissing. Opvolgen van het advies zou de middengroep ca 30 procent van de opbrengst in ’01 (20,6 mln euro) schelen, sta-tus quo visserij maar 1,5 miljoen euro.

Deellonen 0.0 10.0 20.0 30.0 40.0 50.0 60.0 70.0 80.0 90.0

Basis 2001 ACFM advies Status quo Tussenbeide

[m ln e u ro ] >1501 301- 1500 261- 300

De bemanningen van de kotters zouden bij opvolgen van het ACFM-advies ongeveer 20 procent minder gaan verdienen dan in 2001. Bij status quo visserij zou hun inkomen ruim drie procent lager uitvallen dan in ’01. Die percentages gelden ook voor de opvarenden van de grote kotters; bij de Eurokotters zijn de verschillen kleiner, voor de bemanning van de middenslagkotters zijn ze wat groter. Netto-resultaat -10.0 -5.0 0.0 5.0 10.0 15.0 20.0

Basis 2001 ACFM advies Status quo Tussenbeide

[m ln e u ro ] >1501 301- 1500 261- 300

Terwijl in 2001 nog door alle drie groepen kotters een positief netto-resultaat (opbrengsten – alle kosten) werd behaald, zou dat voor de grote kotters in verliezen omslaan bij elke vermindering van de inspanning. Bij status quo visserij wordt nog net break-even gevist, bij volgen van het

(4)

4 advies zou bijna 10 miljoen euro bedrijfseconomisch verlies worden geleden. Verrassenderwijs zouden de middenslagkotters in dat geval nog steeds een kleine winst boeken, vermoedelijk dankzij lucratieve ‘overige visserijen’; het moeten staken van de visserij op rondvis levert in deze groep een verlies op van ca 2,5 miljoen euro aan vaste kosten (inclusief afschrijving en rente). De uit-komsten van de Eurokotters zijn, door hun omvangrijke deelname aan de garnalenvisserij (bijna 60% van de inspanning), betrekkelijk ongevoelig voor het gevoerde visstandsbeheer.

Discussie

Steeds moet bij bovenbeschreven resultaten bedacht worden dat het hier om geschatte totalen gaat, waarbij het zicht op de uitkomsten van individuele bedrijven ontbreekt. Daar kan het wel heel an-ders uitpakken, vooral voor die bedrijven waar de visserij op rondvis een belangrijk, zo niet het enige onderdeel van de activiteit is. Voor dergelijke bedrijven zal sluiting wellicht de enige optie zijn.

Door uit te gaan van de uitkomsten van 2001 valt geen rekening te houden met wat er in de loop van 2002 is gebeurd. We verkeren hier echter in dezelfde situatie als de biologen, die evenmin met de gang van zaken in het lopende jaar kunnen rekenen. Nog afgezien van het niet beschikbaar zijn van voldoende economische gegevens, ontbreken gegevens over de toedeling van de vangstrechten in 2002, evenals over de huidige samenstelling van de kottervloot.

Door het STECF is ook een economische doorrekening van het ACFM-advies gemaakt. Overwo-gen is van het daarvoor ontwikkelde model, eventueel in vereenvoudigde vorm, gebruik te maken. Enerzijds blijkt dit model zodanig complex dat toepassing ervan niet zonder uitgebreide bestude-ring mogelijk is, anderzijds lijkt met de toegepaste benadebestude-ring voor de Nederlandse kottersector een voldoende bruikbaar resultaat te zijn bereikt. Achteraf blijken de conclusies van beide benade-ringen elkaar niet veel te ontlopen.

Den Haag, 7 november 2002 LEI, Sectie Visserij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vandaag de dag worden ouders met hoge verwachtingen geconfronteerd: de ideale baan vinden, evenwichtig samenwonen, voorbeeldige kinderen hebben die de beste zijn

Los van of dat wenselijk is of niet, betekent dit in ieder geval dat de IAF in dat geval waarborgen moet hebben dat deze belangrijke functies wel onafhankelijk getoetst kunnen

Vele vluchtelingen vonden nog geen onderdak, ten- ten blijken niet bestand tegen de stortbuien, kinderen kampen met bronchitis en longontste- king en er dreigt

Het klopt dat we goed zijn in het redden van mensen, maar we laten het veel te vaak te ver komen door onvoldoende preventie.’.. U geeft het voorbeeld van de griepvaccinatie:

CDA ziet graag naast deze bezuinigingen ook een vermindering van de ambtelijke lasten, de dagvergoeding voor de vrijwilligers zijn al omhoog gegaan zodat deze specifieke extra post er

Dit kan er niet alleen voor zorgen dat en- kel de werknemers die zonder deze aanpassing niet meer zouden werken aangetrokken worden, maar ook dat ze effectief langer aan het

Investeren in aangepast werk dus, inzetten op maat- regelen die het mogelijk maken de eigen loopbaan vorm te geven (het aanmoedigen van tijdskrediet, landingsbanen), het

De maatregelen die de landelijke overheid heeft genomen ter bestrijding van het coronavirus hebben grote gevolgen voor de dorpshuizen, buurthuizen en gemeenschapscentra in het