• No results found

Het klachtrecht van de patiënt in een psychiatrisch ziekenhuis : Een onderzoek naar het klachtrecht op grond van de Wkkgz, de Wet Bopz en de Bvt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het klachtrecht van de patiënt in een psychiatrisch ziekenhuis : Een onderzoek naar het klachtrecht op grond van de Wkkgz, de Wet Bopz en de Bvt"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het klachtrecht van de patiënt in een psychiatrisch ziekenhuis

Een onderzoek naar het klachtrecht op grond van de Wkkgz, de Wet Bopz en de Bvt

Charlotte Karman

Universiteit van Amsterdam ( Master P ubliekrecht, track Gezondheidsrecht) Scriptiebegeleider : dhr. prof. dr. J. Legemaate

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Lijst met afkortingen ... 4

1. Inleiding ... 5

2 Verschillende titels onder één dak ... 7

2.1 Inleiding... 7

2.2 Definitie van het psychiatrisch ziekenhuis ... 7

2.3 Opname in een psychiatrisch ziekenhuis ... 8

2.3.1 Vrijwillig ... 8

2.3.2 Met een civielrechtelijke titel ... 9

2.2.3 Met een forensische titel ... 10

2.3 Samenloop van titels ... 10

2.4 Praktijk ... 11

2.5 Toetsingskader... 11

3 Juridisch kader: klachtrecht van de opgenomen patiënt ... 13

3.1 Inleiding... 13 3.2 Reikwijdte en toepasselijkheid ... 13 3.3 Inleiding... 16 3.3 Beschrijving klachtrecht Wkkgz ... 16 3.3.1 Klachtgronden ... 17 3.3.2 Procedure ... 17

3.4 Beschrijving klachtrecht Wet Bopz ... 21

3.4.1 Klachtgronden ... 22

3.4.2 Procedure ... 22

3.5 Beschrijving klachtrecht Bvt ... 27

3.5.1 Klachtgronden ... 28

3.5.2 Procedure ... 29

4 Klachtenregelingen; verschillen, overeenkomsten en onduidelijkheden ... 35

4.1 Inleiding... 35

4.2 Klachtenregelingen; verschillen, overeenkomsten en onduidelijkheden ... 35

4.2.1 Klachtgronden ... 35

4.2.2 Procedure ... 37

(3)

5 Het effect van het toekomstige klachtrecht in de Wvggz ... 48

5.1 Inleiding en achtergrond ... 48

5.2 Beschrijving klachtrecht Wvggz ... 49

5.2.1 Klachtgronden ... 49

4.2.2 Procedure ... 50

Hoofdstuk 6: Conclusies en aanbevelingen ... 54

(4)

Lijst met afkortingen

Awb Algemene wet bestuursrecht

Bvt Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden

CvT Commissie van Toezicht

Fpa Forensisch psychiatrische afdeling

Fpc Forensisch psychiatrisch centrum

Fpk Forensisch psychiatrische kliniek

Ggz Geestelijke gezondheidszorg

IGZ Inspectie voor de Gezondheidzorg

Pvp Patiëntenvertrouwenspersoon

R.o. Rechtsoverweging

RSJ Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

TBS Terbeschikkingstelling

VenJ Ministerie van Veiligheid en Justitie

VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Wet Bopz Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen WGBO Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst Wkcz Wet klachtrecht cliënten zorgsector

Wkkgz Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg Wvggz Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

(5)

1. Inleiding

De geestelijke gezondheidszorg is een belangrijk maatschappelijk thema. Op jaarbasis hebben 1.896.700 volwassenen een psychische stoornis.1 Maar liefst 43,6 procent van de volwassen Nederlandse bevolking heeft ooit zelf een psychische stoornis gehad.2 In sommige gevallen is er sprake van een dermate zware en ingewikkelde psychische aandoening dat het leven van iemand ernstig ontwricht raakt en zij een gevaar vormen voor zichzelf, anderen of de maatschappij en is opname in een psychiatrisch ziekenhuis aangewezen.

Personen c.q. patiënten kunnen met diverse civiel- en strafrechtelijke titels, dan wel op vrijwillige basis, worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtspositie van de patiënt wordt bepaald door de titel van opname en de locatie waar de patiënt verblijft. Dit betekent dat de rechtspositieregelingen van de opgenomen patiënten met elkaar kunnen verschillen. Een belangrijk onderdeel van de rechtspositie van de opgenomen patiënt is het klachtrecht. Deze scriptie brengt het hedendaags en toekomstig klachtrecht van de patiënt3 die in een psychiatrisch ziekenhuis is opgenomen, in kaart. Gekeken wordt naar de verschillen tussen de regelingen en of die te rechtvaardigen zijn. Indien de verschillen niet te rechtvaardigen of verklaarbaar zijn, wordt er gekeken of harmonisatie wenselijk is.

Deze scriptie beoogt de volgende centrale onderzoeksvraag te onderzoeken: In hoeverre

bestaat de noodzaak tot harmonisatie van het klachtrecht ten aanzien van patiënten die zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis?

Aan de hand van de volgende deelvragen wordt getracht de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden:

- Deelvraag 1: Wat zijn de juridische mogelijkheden om te worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en wat betekent dit voor de rechtspositie van de patiënt? - Deelvraag 2: Hoe is het huidige klachtrecht van de opgenomen patiënt geregeld en

wanneer is een klachtenregeling van toepassing?

- Deelvraag 3: Wat zijn de verschillen, overeenkomsten en onduidelijkheden tussen de verschillende klachtenregelingen en zijn die verschillen te rechtvaardigen?

- Deelvraag 4: Wat is het effect van het toekomstige klachtrecht in de Wvggz?

1

Dit is gemeten in 2007-2009 door het Trimbos Instituut: ‘GGZ in tabellen 2013-2014’.

2 Dit is gemeten in 2007-2009 door het Trimbos Instituut: ‘GGZ in tabellen 2013-2014’. 3 Onder de term patiënt kan ook cliënt of betrokkene worden verstaan.

(6)

In dit onderzoek wordt de ambulante zorg, zorg aan minderjarigen, zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en psychogeriatrische zorg buiten beschouwing gelaten.

Het onderzoek is uitgevoerd door middel van het bestuderen van huidige en beoogde toekomstige wet- en regelgeving, wetsgeschiedenis, vakliteratuur en jurisprudentie.

Leeswijzer

In het eerste hoofdstuk worden de mogelijkheden om te worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis weergegeven en uitleg gegeven over het begrip psychiatrisch ziekenhuis. In hoofdstuk twee wordt een breed juridisch kader van het klachtrecht geschetst en een beschrijving gegeven van de verschillende mogelijkheden die patiënten in een psychiatrisch ziekenhuis hebben om een klacht in te dienen en wordt uitgelegd waar dit vanaf hangt. In hoofdstuk drie worden de verschillen, overeenkomsten en onduidelijkheden tussen de verschillende klachtenregelingen besproken en wordt gekeken of die verschillen te rechtvaardigen zijn en of het noodzakelijk is om het klachtrecht te harmoniseren. In hoofdstuk vier wordt het effect van het wetsvoorstel ‘Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg’ ten aanzien van het klachtrecht besproken. Tot slot worden in het laatste hoofdstuk de conclusies en aanbevelingen weergegeven.

(7)

2

Verschillende titels onder één dak

2.1 Inleiding

In dit eerste hoofdstuk wordt het juridisch kader geschetst van de mogelijkheden van opname in een psychiatrisch ziekenhuis. In de eerste paragraaf wordt aandacht besteed aan de definitie van het psychiatrisch ziekenhuis. Vervolgens wordt de mogelijkheid besproken om vrijwillig te worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De derde paragraaf bekijkt de mogelijkheden op opgenomen te worden door middel van een civielrechtelijke machtiging. In de vierde paragraaf wordt de mogelijkheid besproken om met een strafrechtelijke titel in een psychiatrisch ziekenhuis terecht te komen. Tevens wordt aandacht besteed aan de vraag of het voorkomt dat patiënten met verschillende titels (strafrechtelijk en civielrechtelijk) op een afdeling zijn opgenomen en of het mogelijk is dat een patiënt op grond van meerdere titels kan worden opgenomen. Ten slotte wordt een toetsingskader om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden, besproken.

2.2 Definitie van het psychiatrisch ziekenhuis

Op grond van de Wet Bopz is het slechts mogelijk om onvrijwillige opname te laten plaatsvinden op een afdeling of locatie van een psychiatrisch ziekenhuis die gericht is op behandeling, verpleging en verblijf van personen die gestoord zijn in hun geestvermogens. Niet alleen de reguliere ggz-instellingen vallen onder het begrip psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de Wet Bopz, maar ook een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (PAAZ). De locatie moet zodanig zijn uitgerust dat opneming overeenkomstig de regeling van de interne rechtspositie van de wet Bopz mogelijk is en de instelling moet zijn aangemerkt als een Bopz-instelling door de minister van VWS.4 In de Staatscourant is een overzicht gepubliceerd van de instellingen die aangemerkt zijn als een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de Wet Bopz.5 De lijst met de Bopz-aangemerkte instellingen laat zien dat niet alleen de reguliere ggz-afdelingen een aanmerking hebben maar dat er ook verschillende forensische psychiatrische afdelingen en klinieken zijn die een Bopz-aanmerking hebben.

De Bopz-aangemerkte instellingen zijn onder te verdelen in vier verschillende beveiligingsniveaus. Verschillen tussen de beveiligingsniveaus hangen met name af van de materiele kenmerken van een instelling zoals verschil in de hoogte van het hek of de mate van

4 Art. 1 lid 1 sub h Wet Bopz.

5 Zie de regeling aanmerking psychiatrisch ziekenhuis Bopz, Stcrt. 2012, 9954. Het overzicht van de Bopz-aangemerkte instellingen wordt periodiek

(8)

bewegingsvrijheid.6 Een reguliere ggz-afdeling of instelling heeft het beveiligniveau één, hetgeen betekent dat de afdeling of instelling slechts licht is beveiligd. Indien meer beveiliging nodig is dan een reguliere afdeling kan een persoon worden geplaatst op een afdeling waar beveiligingsniveau twee geldt. Hieronder valt bijvoorbeeld een forensisch psychiatrische afdeling (fpa) of een gesloten afdeling. Plaatsing is ook mogelijk in een forensische psychiatrische kliniek (fpk). Een dergelijke kliniek maakt meestal onderdeel uit van een psychiatrisch ziekenhuis en hanteert een hoog beveiligingsniveau, namelijk niveau drie. Ook een forensische psychiatrisch centrum (fpc), ook wel een tbs-kliniek genoemd, heeft een Bopz-aanmerking. In een fpc geldt het hoogste beveiligingsniveau. Dit is niveau vier, hetgeen gelijk is aan het gevangeniswezen. De huidige Minister van VWS, mevrouw Schippers, geeft aan dat indien nodig, geschakeld kan worden tussen de verschillende beveiligingsniveaus.7 Indien een psychiatrisch ziekenhuis een Bopz-aanmerking bezit, wil dat niet zeggen dat de patiënten die daar verblijven ook altijd zijn opgenomen met een Bopz-titel. Ook in een fpa of fpk bevinden zich niet uitsluitend patiënten met een strafrechtelijke titel. De locatie en de externe rechtspositie, oftewel de grondslag voor opname, bepalen de interne rechtspositie van de patiënt en daarmee welke rechten in de instelling voor de betreffende patiënt gelden.

In deze scriptie wordt de term psychiatrisch ziekenhuis gehanteerd om aan te sluiten bij de bepaling uit de Wet Bopz. Hieronder worden alle instellingen verstaan die een Bopz-aanmerking bezitten ongeacht welk beveiligingsniveau. De juridische mogelijkheden om in een psychiatrisch ziekenhuis te worden opgenomen worden hieronder nader toegelicht.

2.3 Opname in een psychiatrisch ziekenhuis

2.3.1 Vrijwillig

Ten eerste is het mogelijk om vrijwillig te worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Dit is slechts mogelijk indien iemand blijk geeft van de nodige bereidheid tot opneming en vervolgens het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis.8 De vrijwillige psychiatrische patiënt wordt opgenomen op grond van een behandelingsovereenkomst in de zin van de Wgbo. De patiënt moet voldoende in staat zijn om zijn informed consent te geven.9 Zonder informed consent, is vrijwillige behandeling immers niet mogelijk. De rechtspositie

6 De forensische zorgwijzer 2016, p.2 7 Aanhangsel Handelingen II, 2015/16, 2987.

8 Nodige bereidheid is een vereiste, gezien artikel 2, derde lid, Bopz waarin geen bereidheid tot opneming noodzakelijk is voor een gedwongen opname. 9 Leenen e.a 2014, p. 182.

(9)

van de vrijwillig opgenomen patiënten wordt, net zoals voor niet-psychiatrische patiënten, bepaald door de Wgbo.10

2.3.2 Met een civielrechtelijke titel

Indien de nodige bereidheid tot opneming en verblijf ontbreekt is het mogelijk om door middel van een Bopz-maatregel een persoon tegen diens wil op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis. De Wet Bopz voorziet in een wettelijke grond voor het beperken van artikel 15 van de Grondwet, het recht op vrijheid. Een gedwongen opname vindt, in bijna alle gevallen, plaats na een machtiging die wordt aangevraagd door de officier van justitie. De rechter geeft de machtiging slechts af indien is voldaan aan de door de wet gestelde criteria. Artikel 2 van de Wet Bopz stelt dat er sprake moet zijn van een stoornis van de geestvermogens en gevaar voor de patiënt zelf, anderen of hun omgeving. Dit gevaar moet zijn ontstaan door de stoornis van de geestvermogens en er moet geen alternatief zijn voor de opname om het gevaar af te wenden. Indien een rechtelijke machtiging niet kan worden afgewacht, is het mogelijk om in geval van een spoedsituatie een inbewaringstelling aan te vragen.11 In deze crisissituatie is de burgemeester bevoegd een persoon gedwongen op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Naast de voorlopige machtiging en de inbewaringstelling is het ook mogelijk om als rechter een observatiemachtiging af te geven.12 Tijdens de tenuitvoerlegging van de observatiemachtiging wordt de patiënt voor een korte periode onderzocht om te zien of een voorlopige machtiging aangewezen is. Een machtiging kan telkens opnieuw worden verleend indien de geldigheidsduur is verstreken.13

Tenslotte kan ook een rechterlijke machtiging op eigen verzoek worden aangevraagd14, indien de patiënt wel bereid is tot opname en behandeling maar zelf vreest dat zijn motivatie of toestemming na enige tijd zou kunnen veranderen. De rechter kan ook een voorwaardelijke machtiging afgeven hetgeen juist als doel heeft om opname in een psychiatrisch ziekenhuis te voorkomen.15 Indien de voorwaarden niet worden nagekomen of het gevaar niet kan worden geweken, is opname alsnog mogelijk. Indien een patiënt is opgenomen op grond van een, niet voorwaardelijke, Bopz-maatregel, regelt de Wet Bopz de rechtspositie van deze patiënten. De Wgbo is van toepassing wanneer de Wet Bopz geen specifieke regels stelt met betrekking tot

10 Leenen e.a 2014, p. 182. 11 Art. 20 Wet Bopz.

12 Art. 14 Wet Bopz 13 Art. 18 Wet Bopz. 14 Art. 32 Wet Bopz. 15 Keurentjes 2012, p. 23

(10)

een bepaald onderwerp. Hanteert de Wet Bopz afwijkende of meer specifieke voorschriften met betrekking tot een bepaald onderwerp, dan heeft de Wet Bopz voorrang.16

2.2.3 Met een forensische titel

Naast de vrijwillige of civielrechtelijke opnamemogelijkheden zoals hierboven besproken, is het ook mogelijk om aan gedwongen zorg te worden onderworpen middels een (voorwaardelijke) straf, maatregel of andere strafrechtelijke sanctie. Dit wordt ook wel forensische zorg genoemd. Er zijn in totaal 25 forensische zorgtitels op basis waarvan forensische zorg mogelijk is.17 Waar de forensische zorg wordt geleverd hangt af van de behandeling die de patiënt in combinatie met beveiliging nodig heeft.18 De interne rechtspositie van patiënten die zorg ontvangen in een strafrechtelijk kader en verblijven in een reguliere ggz-instelling, fpa of fpk, is geregeld in de Wet Bopz of in de Wgbo, afhankelijk van hun strafrechtelijke titel.19 Uit artikel 51 van de Wet Bopz volgt op welke forensische titels onderdelen van de interne rechtspositie van de Wet Bopz van toepassing zijn.20 Deze bepaling is recent aangepast en uitgebreid tot meerdere titels.21 Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is slechts mogelijk indien de betreffende persoon met de plaatsing instemt.22 Dit betekent dat indien de persoon instemt met de rechtspositie van de Wet Bopz hierover dus vooraf voldoende geïnformeerd moet zijn. Daarnaast kan onderscheid kan gemaakt worden tussen de onvoorwaardelijke en voorwaardelijke titels (sanctiemodaliteiten). Indien het gaat om een strafrechtelijke opnametitel in de ggz met een bijzondere voorwaarde tot klinische opname en verblijf, is er sprake van een vrijwillige opname. 23 In dat geval wordt er een behandelingsovereenkomst gesloten in de zin van de Wgbo, en worden die patiënten gezien als vrijwillig opgenomen patiënten. De strafrechter kan overigens de voorwaardelijke straf ten uitvoer leggen indien de patiënt niet meer bereid is om de bijzondere voorwaarden voldoende na te leven.

2.3 Samenloop van titels

In beginsel is de samenloop van een strafrechtelijke en civielrechtelijke titel mogelijk. Hiervan kan sprake zijn indien de rechter een voorwaardelijke straf heeft opgelegd en vervolgens een Bopz-machtiging wordt aangevraagd. De Hoge Raad heeft bij beschikking

16 Stikker 2013, p. 12.

17 Handboek forensische zorg 2016, p.2 18 Handboek forensische zorg 2016, p.3 19 Handboek forensische zorg 2016, p.3 20 Heeren 2015, p.2.

21 Kamerstukken I 2013/14, 33771. Artikel xxxva, Verzamelwet Veiligheid en Justitie. 22 Heeren 2015, p.2.

(11)

van 18 april 200324 bepaald dat samenloop van een strafrechtelijke maatregel en civiele maatregel, indien het gaat om titels tot vrijheidsbeneming, niet gewenst is. Een jaar later oordeelde de Hoge Raad dat samenloop van een civielrechtelijke en strafrechtelijke plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet mogelijk is en dat voorrang dient te worden gegeven aan strafrechtelijke last.25 In een recente uitspraak van de Hoge Raad was opnieuw de samenloop van een strafrechtelijke en civielrechtelijke machtiging aan de orde.26 Het ging in deze situatie om een ISD-maatregel van voor 2015, die nog niet was opgenomen in de schakelbepaling van artikel 51 Wet Bopz. Om dwangbehandeling mogelijk te maken werd een Bopz-machtiging naast de ISD-titel aangevraagd. In tegenstelling tot de uitspraak in 2013, waarin de toewijzing van de Bopz-machtiging kon leiden tot onduidelijkheid over de titel van het verblijf volgens de Hoge Raad, was dit in deze situatie niet het geval en week het onderhavige geval af van het geval van 18 april 2003. Uit deze uitspraak volgt dat samenloop van een strafrechtelijke en civielrechtelijke titel niet elkaar altijd hoeft te bijten.

2.4 Praktijk

Of het in de praktijk voorkomt dat patiënten met verschillende titels gezamenlijk op eenzelfde afdeling in een psychiatrisch ziekenhuis zijn opgenomen, blijkt uit het ZonMw rapport ‘gedwongen zorg’. Uit de thematische wetsevaluatie volgt dat in de praktijk verschillende titels, zowel strafrechtelijke titels en civielrechtelijke titels, onder één dak verblijven.27 Afgelopen juni schreef het NRC Handelsblad dat steeds vaker patiënten met een Bopz-maatregel in een tbs-kliniek zitten.28 Hierover zijn door de Kamerleden Kooiman en Leijten Kamervragen gesteld. Minister Schippers van VWS geeft als reactie dat overplaatsing naar een tbs-kliniek mogelijk is en indien deze patiënten met zeer complexe problematiek intensievere beveiliging nodig hebben die niet kan worden geboden door een reguliere ggz instelling of forensische afdeling of kliniek, dit kan plaatsvinden in een tbs-kliniek.29 Op het moment van beantwoording verbleef een aantal van 38 Bopz-patiënten in een tbs-kliniek.

2.5 Toetsingskader

Zoals uit dit hoofdstuk is gebleken is het mogelijk dat patiënten met een civielrechtelijke titel, forensische titel of op vrijwillige basis onder één dak kunnen verblijven. Om de centrale onderzoeksvraag, in hoeverre de noodzaak bestaat tot harmonisatie van het klachtrecht, te beantwoorden zal ten eerste moeten worden gekeken naar de mogelijkheden die een patiënt in 24 HR 18 april, BJ 2003, 21. 25 HR 12 oktober 2004, BJ 2005, 2 (m.nt. T.P. Widdershoven). 26 HR 10 juli 2015, NJ 2015,381 (m.nt. J. Legemaate). 27 Legemaate e.a.2014, p. 202-203. 28 Kouwenhoven, NRC 12 mei 2016. 29 Aanhangsel Handelingen II, 2015/16, 2987.

(12)

een psychiatrisch ziekenhuis heeft om een klacht in te dienen. Vervolgens moeten de verschillende klachtenregelingen die van toepassing kunnen zijn met elkaar worden vergeleken om te bezien of die regelingen overeenkomen en of er verschillen of onduidelijkheden te vinden zijn. Indien wordt vastgesteld dat de klachtenregelingen van elkaar afwijken, kan worden getoetst of die verschillen te rechtvaardigen zijn. Hiervoor wordt gekeken naar de doelen die de wetgever heeft nagestreefd bij het opstellen of aanpassen van het klachtrecht in de context van de wet.

Indien de verschillen in de uitgangspunten van de klachtenregeling niet te rechtvaardigen zijn of zijn weggenomen kan de vraag worden gesteld in hoeverre harmonisatie van het klachtrecht wenselijk is. Gekozen kan worden om het klachtrecht te harmoniseren om meer eenduidigheid te brengen in het klachtrecht. Klachtrecht is een belangrijk onderdeel van de rechtspositie van de in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen patiënt ongeacht de titel van opname of het beveiligingsniveau van de verblijfslocatie.

(13)

3

Juridisch kader: klachtrecht van de opgenomen patiënt

3.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk zijn de mogelijkheden beschreven voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Er zijn verschillende regelingen die van toepassing kunnen zijn bij een verblijf in de (forensische) ggz; de Wkkgz, de Wet Bopz, Bvt, Wgbo. De Wgbo bevat in tegenstelling tot de andere wetten geen klachtenregeling. Om te bepalen welk klachtrecht van toepassing is moet gekeken worden naar de titel, de hierbij behorende rechtspositie en de locatie waar de patiënt verblijft. In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de reikwijdte en toepasselijkheid van de verschillende klachtenregelingen. Vervolgens worden de verschillende procedures beschreven aan de hand van dezelfde thema’s.

3.2 Reikwijdte en toepasselijkheid

De Wkkgz stelt eisen ten aanzien van de zorgaanbieders voor het bieden goede zorg en de behandeling van klachten en geschillen. Alle zorgaanbieders, zowel instellingen als solistische werkende zorgverleners, die zorg verlenen als omschreven in de Zvw of Wlz vallen onder de reikwijdte van de Wkkgz. Welke patiënten een beroep kunnen doen op de klachten- en geschillenregeling uit de Wkkgz volgt indirect uit de reikwijdte. De zorgaanbieders dienen immers een klachtenregeling op te stellen voor de patiënt die de zorg ontvangt. De Wkkgz is daarom in ieder geval om die reden van toepassing op de patiënten die vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven.

De voorganger van de Wkkgz, de Wkcz, had expliciet in artikel 1, vierde lid, opgenomen dat deze wet niet van toepassing is op klachten van onvrijwillig in een inrichting opgenomen patiënten, voor zover deze overeenkomstig een bijzondere wettelijke regeling door een klachtencommissie kunnen worden behandeld. De wetgever heeft met de Wkkgz dezelfde toepasselijkheid beoogd als de Wkcz, ondanks dat dit niet op dezelfde manier expliciet in de wet is vastgelegd.30 Indien op patiënten de interne rechtspositie van de Wet Bopz van toepassing is, dan is ook het bijzondere klachtrecht van de Wet Bopz van toepassing, hetgeen voorziet in een beperkt aantal klachtgronden die betrekking hebben op vrijheidsbeneming en dwangtoepassing. De Bopz fungeert ten opzichte van deze onderwerpen als een lex specialis ten opzichte van de Wkkgz. 31 Voor alle algemene klachten, die niet vallen onder deze limitatieve lijst van klachtgronden, is de algemene klacht- en geschillenregeling van de Wkkgz van toepassing.

30 Kamerstukken II, 2009/10, 32402, nr. 3, p. 58. 31 Kamerstukken II, 2009/10, 32402, nr. 3, p. 58 .

(14)

Indien patiënten verblijven in een fpc is in beginsel de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) van toepassing.32 Het Hof van Arnhem heeft in 2006 bepaald dat het niet strookt met de uitleg van artikel 1, vierde lid van de Wkcz, dat naast de beklagregeling van de Bvt ook een beroep zou bestaan op de Wkcz.33 Het Hof achtte de Wkcz niet van toepassing op klachten van onvrijwillig in een in een inrichting opgenomen patiënten voor zover voor hen bijzondere wettelijke klachtenregelingen gelden.34Akveld en Van der Voet zijn van mening dat het Hof in dit geval ten onrechte concludeerde dat uit artikel 1, vierde lid Wkkgz volgt dat de Wkcz in zijn geheel niet van toepassing is op instellingen voor gedwongen opname.35 Dit is slechts het geval indien een bijzondere regeling niet voorziet in de mogelijkheid om een klacht in te dienen. In dat geval fungeert de Wkcz als een ‘vangnetfunctie’. Desalniettemin zijn de tbs-klinieken ervanuit gegaan dat de Wkcz, indien de Bvt van toepassing is, in zijn geheel niet voorziet in een klachtmogelijkheid voor de patiënt.36

Of hetzelfde geldt voor de Wkkgz, is wel beoogd maar nog niet vastgesteld. In een aanhangig wetsvoorstel wordt voorgesteld dat hoofdstuk 3 van de Wkkgz over klachten- en geschillenbeslechting evenwel niet van toepassing is in penitentiaire inrichtingen en tbs-instellingen.37 In dit wetsvoorstel, dat tot op heden nog niet is aangenomen, is voorgesteld om toe te voegen aan artikel 1 van de Wkkgz dat deze wet niet van toepassing is in justitiële inrichtingen voor zover daar een bijzondere wettelijke regeling geldt of de justitiële setting zich daartegen verzet.38 Het uitsluiten van de samenloop van de twee regelingen wordt dus wel beoogd, maar is nog niet wettelijk vastgelegd.

Bopz-titel

Een patiënt die is opgenomen met een Bopz-titel verkrijgt de rechtspositie van de Wet Bopz, onafhankelijk van de plaats waar de patiënt verblijft. Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken is het ook mogelijk dat een patiënt met een Bopz-titel verblijft in een fpc. De rechter heeft bepaald dat een met een Bopz-machtiging opgenomen patiënt moet kunnen afgaan op de bepalingen van de Wet Bopz om te weten hoe zijn interne rechtspositie is geregeld.39 Noch in de Bopz noch in de Bvt is aangeven dat de Wet Bopz niet van toepassing zou zijn en de Bvt wel, indien een patiënt wordt geplaatst in een inrichting die een aanwijzing heeft als een

32 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3, p. 4. 33 Hof Arnhem 14 februari 2006, GJ 2006, 44, r.o. 3.11. 34 Hof Arnhem 14 februari 2006, GJ 2006, 44, r.o. 3.6.

35 Hof Arnhem 14 februari 2006, TvGR 2006, 25, p. 365 (m.nt. Akveld en Van der Voet).

36 Zie hiervoor o.a. de website: https://www.commissievantoezicht.nl/dossiers/tbsenbopzklachtenregeling/tbs-en-bopz/ 37 Kamerstukken II, 2013/14, 33844, nr. 3, p. 27.

38 Kamerstukken II, 2013/14, 33844, nr. 2, p. 16.

(15)

algemeen psychiatrisch ziekenhuis en die tevens is aangewezen als tbs-inrichting.40 Indien de bijzondere aard van de forensische psychiatrische kliniek met zich meebrengt dat voor alle daar opgenomen patiënten met betrekking tot hun interne rechtspositie dezelfde regels moeten gelden, is het aan de wetgever om dit expliciet in de wet te regelen.41 Een fpc, waar ook personen kunnen verblijven met een Bopz-titel, dienen dus te voorzien in alle hieronder beschreven klachtregelingen.

Tbs-titel

Indien een patiënt wordt opgenomen in een Bopz-instelling met een forensische zorgtitel hangt het van de interne rechtspositie af welke klachtenregeling van toepassing is. Voor alle tbs-gestelden42 geldt dat indien zij worden geplaatst in een ggz-instelling, fpa of fpk, dat de interne rechtspositie van de Wet Bopz en het bijzondere klachtrecht van de Wet Bopz aanvullend me het algemene klachtrecht van de Wkkgz van toepassing is. Dit volgt uit artikel 51, derde lid, Bopz. Indien de tbs-gestelde verblijft in een fpc, is de Bvt en het daarbij behorende klachtrecht van toepassing. Voor tbs-gestelden is het dus afhankelijk van de locatie welke regeling van toepassing is.

Forensische zorgtitel, niet zijnde een tbs-titel

Indien het gaat om een andere forensische zorgtitel, niet zijnde een tbs-maatregel, hangt het af van de titel welke interne rechtspositie met het daarbij behorende klachtrecht, van toepassing is. Indien de forensische zorgtitel is opgenomen in artikel 51, derde lid, van de Wet Bopz, is bij opname in een reguliere ggz-instelling, fpa of fpk, de interne rechtspositie van de Wet Bopz van toepassing. Indien de persoon met een forensische zorgtitel verblijft in een fpc wordt als uitgangspunt genomen dat de interne rechtspositie wordt bepaald door de bestemming van de inrichting, waarin hij is opgenomen. De bestuurbaarheid en beheersbaarheid van een inrichting vereist volgens de wetgever namelijk zoveel mogelijk één uniforme rechtspositieregeling voor alle personen die in de fpc zijn opgenomen, ondanks hun titels van vrijheidsbeneming.43 Dit betekent dat voor alle andere forensische zorgtitels die verblijven in een fpc, het klachtrecht van de Bvt van toepassing is.

40 RSJ 30 januari 2009, BJ 2009, 32; Rb. Utrecht 11 augustus 1999, nr. 86457/HA ZA 98-1203. 41 RSJ 30 januari 2009, BJ 2009, 32; Rb. Utrecht 11 augustus 1999, nr. 86457/HA ZA 98-1203.

42 Het maakt hierbij niet uit of het gaat om tbs met voorwaarden, tbs met dwangverpleging of voorwaardelijke beëindiging. 43 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3, p.4.

(16)

Tabel 1.1 Overzicht toepasselijk klachtrecht

3.3 Inleiding

In de volgende paragraaf wordt het klachtrecht van de Wkkgz besproken. Vervolgens de Wet Bopz en tot slot het klachtrecht van de Bvt.

3.3 Beschrijving klachtrecht Wkkgz

Op 1 januari 2016 is de Wkkgz in werking getreden. De wetgever wil met deze wet de rechtspositie van de patiënt versterken en verbeteringen doorvoeren in de regelingen omtrent de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen.44 Voorheen werd het klachtrecht als onvoldoende effectief beschouwd en de drempel om te klagen als hoog ervaren.45 Het doel is dat zorgaanbieders klachten intern, snel en adequaat oplossen en dat de patiënt daarbij recht heeft op ondersteuning.46 De wetgever beoogt daarnaast de kwaliteit van de zorg te vergroten door meer openheid over en leren van incidenten en klachten.47 Artikel 35 en 40 van de Wkkgz voorzien in een overgangsregeling met betrekking tot de regels die gaan over klachten en geschillen. Op 1 januari 2017 dient de klachten- en geschillenregeling

44 Kamerstukken II, 2013/14, 43402, I, p.2. 45 Kamerstukken II, 2009/10, 32402, nr.3, p.9. 46 Kamerstukken II, 2009/10, 32402, nr.3, p.12. 47 Kamerstukken I, 2014/15, 32402, m, p. 1. Bopz-aangemerkte instelling Reguliere ggz-instelling FPA FPK FPC (TBS-kliniek) Vrijwillig Wkkgz Wkkgz Wkkgz Wkkgz Civielrechtelijke titel Bopz Aanvullend: Wkkgz Bopz Aanvullend: Wkkgz Bopz Aanvullend: Wkkgz Bopz Aanvullend: Wkkgz TBS-titel Bopz Aanvullend: Wkkgz Bopz Aanvullend: Wkkgz Bopz Aanvullend: Wkkgz Bvt

(17)

te zijn geïmplementeerd.48 Hieronder wordt een beschrijving gegeven van het klachtrecht van de Wkkgz.

3.3.1 Klachtgronden

In de Wkkgz zijn geen specifieke klachtgronden opgenomen. Uit artikel 14 van de Wkkgz volgt dat over een gedraging jegens een patiënt in het kader van de zorgverlening een klacht kan worden ingediend. Uit de parlementaire behandeling is gebleken dat gekozen is voor het begrip gedraging omdat dit een breed begrip is, waaronder ieder handelen of nalaten valt.49 De wetgever acht het van belang dat iedere uiting van onvrede over onderwerpen variërend van incidenten dan wel bejegeningskwesties in de vorm van een klacht door de patiënt aan de zorgaanbieder kenbaar kunnen worden gemaakt.50 Het begrip gedraging omvat meer dan slechts gedragingen die tot een incident hebben geleid.51 In de parlementaire behandeling heeft de wetgever aangegeven dat er sprake moet zijn van een integrale benadering van klachten, ongeacht de vraag of deze een schadepost bevatten.52 Dit betekent dat onder klacht ook een vordering tot schadevergoeding, een claim, kan worden verstaan.

3.3.2 Procedure

Klachtenfunctionaris

Artikel 15 van de Wkkgz verplicht de zorginstelling één of meer daartoe geschikte personen aan te wijzen die een klager op diens verzoek gratis van advies dienen met betrekking tot de indiening van een klacht en bijstaan bij het formuleren van de klacht en het onderzoeken van de mogelijkheden om tot een oplossing voor de klacht te komen; oftewel een klachtenfunctionaris. De klachtenfunctionaris heeft gezien de uiteenlopende taken ook verschillende rollen waaronder een patiëntenondersteuner maar ook de rol van bemiddelaar. De wetgever geeft aan dat beide taken verenigbaar zijn omdat de functionaris zich in beide posities kan verplaatsen en op zoek gaat naar een passende oplossing voor beide partijen.53 De klachtenfunctionaris dient zijn functie op onafhankelijke basis uit te voeren. In het Uitvoeringsbesluit54 zijn nadere regels gesteld ten aanzien van de onafhankelijkheid van de klachtenfunctionaris. De klachtenfunctionaris mag bijvoorbeeld niet betrokken zijn bij een situatie waarop de klacht betrekking heeft en verricht zijn werkzaamheden naar eigen inzicht en hoeft daarover geen verantwoording aan de zorgaanbieder af te leggen.55 De wetgever 48 Stb. 2015, 525, p. 2. 49 Kamerstukken I, 2013/14, 32402, I p. 34. 50 Kamerstukken I, 2013/14, 32402, I p. 34. 51 Kamerstukken I, 2013/14, 32402, I p. 34. 52 Kamerstukken I, 2013/14, 32402, I p. 36. 53 Kamerstukken I, 2013/14, 32402, I p. 47. 54 Stb. 2015, 447.

(18)

geeft aan dat het voor de onafhankelijkheid niet nodig is dat de klachtenfunctionaris geheel los van de zorgaanbieder wordt geplaatst.56 De klachtenfunctionaris mag zelfs in dienst zijn van de zorgaanbieder.

Klachtenprocedure

De zorgaanbieder is op grond van artikel 13 Wkkgz verplicht een schriftelijke regeling te treffen voor een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten en dit in overeenstemming met een representatief te achten organisatie van patiënten vast te stellen. Uit artikel 16 van de Wkkgz volgt dat een klacht zorgvuldig dient te worden onderzocht en dat de behandeling van de klacht gericht moet zijn op het bereiken van een voor de klager en zorgaanbieder bevredigende oplossing. In tegenstelling tot de wet die voorheen van kracht was, de Wkcz, is de verplichting om een klachtencommissie te hebben, hiermee komen te vervallen. Dit betekent echter niet dat het aanhouden van een klachtencommissie niet mogelijk is.

Wie, hoe en waar klagen?

De patiënt, maar ook nabestaanden van de overleden patiënt dan wel vertegenwoordigers van de patiënt, kan een klacht indienen. Indien de patiënt een formeel oordeel wenst te ontvangen van de zorgaanbieder dient de patiënt zijn klacht schriftelijk aan de zorgaanbieder kenbaar te maken. De wetgever geeft daarbij aan dat onder ‘schriftelijk’ ook per e-mail, anderszins elektronisch, per brief of middels een klachtenformulier kan betekenen.57

Termijn

De Wkkgz bevat geen regels over de termijn waarbinnen de klacht moet zijn ingediend. Ten aanzien van de behandeling zijn wel termijnen vastgelegd. Zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen zes weken na indiening van de klacht ontvangt de klager een schriftelijke mededeling waarin de zorgaanbieder aangeeft tot welk oordeel het onderzoek heeft geleid. Indien het vereiste zorgvuldige onderzoek van een klacht het noodzakelijk maakt, kan de termijn met vier weken worden verlengd.58 Er is veel kritiek geweest op deze termijn. Hendriks, Van der Meer en Van Meersbergen achten de termijn zeer kort om te komen te komen tot een oordeel, zeker in het geval van een complexe (medisch-)inhoudelijke klacht.59 Legemaate geeft aan dat uit de praktijk is gebleken dat het in veel gevallen niet haalbaar is dat een klachtencommissie

56 Kamerstukken I, 2014/15, 32402, m, p. 18. 57 Kamerstukken I, 2013/14, 32402, l p. 38. 58 Art. 17 lid 2 Wkkgz.

(19)

tot een zorgvuldig oordeel komt binnen de krappe Wkkgz-termijnen en acht het daarom niet reëel om te veronderstellen dat dit veel sneller kan.60 Het is de vraag of het aanhouden van een klachtencommissie tot de mogelijkheden behoort, gezien de korte termijn. Ook Dute geeft aan dat klachtencommissies met zo een korte termijn niet goed kunnen functioneren en om die reden wellicht wel worden opgeheven.61 De minister van VWS heeft tijdens de parlementaire behandeling in de Eerste Kamer aangegeven dat deze termijn niet als een fatale termijn hoeft te worden gezien en dat klager en zorgaanbieder samen kunnen beslissen dat meer tijd nodig is.62 Dit neemt niet weg dat voor de klager de mogelijkheid open staat om naar de externe geschilleninstantie te gaan indien niet is voldaan aan de vereisten uit de eerste paragraaf, waar ook de termijn is opgenomen.63 Ook vraagt Kastelein zich terecht af wat de betekenis is van de uitlatingen van de minister nu de wettekst niet gewijzigd is.64 Legemaate vraagt zich af waarom niet wordt aangesloten bij de termijnen die de in het veld breed gedragen GOMA65 hanteert.66 De GOMA hanteert een termijn van drie maanden voor de behandeling van een schadeclaim. Voor dit onderzoek is het de vraag of de GOMA en de termijnen uit de GOMA ook vanzelfsprekend zijn voor de ggz. De brancheorganisatie GGZ Nederland heeft de GOMA niet officieel onderschreven of gefaciliteerd. Wel heeft zij haar leden informeel naleving aanbevolen.67

Beslissing, schorsing en tegemoetkoming of schadevergoeding

De klager ontvangt vervolgens een schriftelijke mededeling waarin de zorgaanbieder aangeeft, met redenen omkleed, tot welk oordeel het onderzoek heeft geleid en welke beslissing over en naar aanleiding van de klacht zijn genomen en binnen welke termijn de maatregelen waartoe is besloten, gerealiseerd zullen worden.68 Onduidelijk is wat onder een

oordeel moet worden verstaan. In een expertmeeting op 4 maart 2014 heeft de minister van VWS aangegeven dat wat onder oordeel moet worden verstaan nog niet is uitgewerkt maar dat naast een gegrond of ongegrondverklaring van de klacht ook een vaststelling dat partijen het eens zijn geworden of een procedurele volgende stap kan worden verstaan.69 Indien de patiënt een klacht heeft ingediend waaruit een claim kan worden gedestilleerd, is de zorgaanbieder verplicht die claim te behandelen en kan de behandeling daarvan in de

60 Legemaate 2013, p.5. 61 Dute 2016, p. 2.

62 Kamerstukken I, 2014/15, 23402, o, p. 15. 63 Art. 21 lid 1 sub a Wkkgz.

64 Kastelein 2016, p.2.

65 De Letselschaderaad, Gedragscode Openheid Medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA), 2012. 66 Legemaate 2013, p.5

67 Door middel van een bericht op een platform:

http://www.ggz-connect.nl/bericht/510/goma-aanbevelingen-voor-het-afwikkeling-van-klachten-en-claims-van-patiëntpatiënten.

68 Art. 17 lid 1 Wkkgz.

(20)

klachtenregeling niet uitsluiten.70 Onduidelijk is of de klachtenregeling van de Wkkgz ook kan voorzien in een ambtshalve toekenning van een schadevergoeding. Ook kent de Wkkgz geen mogelijkheid om een beslissing op te schorten.

Externe geschilleninstantie

Indien niet is voldaan aan de bepalingen 13 tot en met 17 van de Wkkgz of het oordeel van de zorgaanbieder als bedoeld in artikel 17 de klacht van de klager in onvoldoende mate wegneemt of indien in redelijkheid niet van de klager kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht bij de zorgaanbieder indient, is het mogelijk een geschil met de zorgaanbieder aan een externe geschilleninstantie voor te leggen. Niet alleen de klager kan een geschil voorleggen aan de geschilleninstantie. Uit het tweede en derde lid van artikel 21 volgt dat ook een persoon die door de zorgaanbieder ten onrechte niet als vertegenwoordiger is beschouwd, een geschil aan een geschilleninstantie kan voorleggen indien diens klacht naar zijn oordeel in onvoldoende mate is weggenomen. Ook een stichting of een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, mits een belang in het geding is dat de stichting of vereniging volgens haar statuten behartigt, kan een geschil voorleggen.

Met de komst van de Wkkgz is de zorgaanbieder verplicht om zich aan te sluiten bij een geschilleninstantie die voldoet aan de kwaliteitseisen als bedoeld in de Wkkgz en lagere regelgeving en is erkend door de minister van VWS.71 De werkzaamheden van de geschilleninstantie zijn vastgelegd in een schriftelijke regeling.72 In de Uitvoeringsregeling Wkkgz volgt dat een aanvraag tot erkenning vergezeld gaat met een reglement waarin de geschilleninstantie voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen. Uit artikel 6 van de regeling volgt dat het reglement in ieder geval regels bevat over de wijze waarop een geschil aanhangig moet worden gemaakt en de termijn waarbinnen dit kan plaatsvinden. De geschilleninstantie dient vervolgens op grond van artikel 22 Wkkgz binnen zes maanden uitspraak te doen middels een bindend advies. In de gevallen dat het is aangewezen, met het oog op aard van het geschil en de daarbij betrokken belangen, doet de geschilleninstantie in afwijking van de termijn van zes maanden een uitspraak op korte termijn.73

70 Kastelein 2016, p. 67.

71 Art. 2 Uitvoeringsregeling Wkkgz. 72 Art. 19 lid 2 en 3 Wkkgz. 73 Art. 22 lid 2 Wkkgz.

(21)

Daarnaast is de geschilleninstantie bevoegd tot het toekennen van een schadevergoeding tot in ieder geval € 25.000,-. Friele schrijf dat de meeste personen die een klacht indienen dit doen om dat ze willen dat hetgeen dat hen is overkomen anderen niet overkomt en is niet gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding.74 Of de geschilleninstantie door deze rol beter zal presteren dan de klachtencommissie moet nog blijken in de praktijk maar de termijn van zes maanden gaat volgens Friele in ieder geval niet helpen. Een bindend advies kan zowel door de zorgaanbieder als de patiënt wel ter toetsing aan burgerlijke rechter worden voorgelegd alhoewel de rechter rekening met het bindend advies zal houden en in beginsel slechts toetst of het advies niet onredelijk is.75

De geschilleninstantie heeft de mogelijkheid om allerlei onderwerpen verder zelf te regelen. Om landelijke uniformiteit in de behandeling van geschillen en kwaliteit van de geschilbeslechting op basis van de Wkkgz te bevorderen en om te voldoen aan de eisen voor een behoorlijke rechtsgang is door verschillende organisaties, waaronder GGZ Nederland, de LPGGz76 en de Consumentenbond, een kaderstellend programma van eisen Wkkgz-geschilleninstantie opgesteld (PvE).77

Uit artikel 35 volgt dat zorginstellingen één jaar de tijd krijgen om een klachtenregeling vast te stellen en zich aan te sluiten bij een geschilleninstantie. Dit betekent dat, 1 januari 2017 het klachtrecht van de Wkkgz van kracht is en dit moet zijn geïmplementeerd.

3.4 Beschrijving klachtrecht Wet Bopz

Gezien de ingrijpende mogelijkheden die de Wet Bopz biedt zoals dwangbehandeling en vrijheidsbeperkingen, bevat de wet ook vormen van rechtsbescherming zoals in de eerste plaats in de uitvoering van het klachtrecht. Het gaat in een dergelijk geval om een beperking van fundamentele rechten zoals het recht op bewegingsvrijheid en lichamelijke integriteit, waartegen de patiënt moet kunnen klagen. Dit maakt dat het mogelijk is om de klacht voor te leggen aan een onafhankelijke instantie. Het doel is om een laagdrempelige voorziening te bieden die evenwicht brengt in de ongelijke verhouding tussen behandelaar en de patiënt.78 Dute geeft aan dat het klachtrecht een tweeledig doel dient en dat het enerzijds gaat om

74 Friele 2016, p. 99.

75 Kamerstukken I 2013/14, 32402 I, p. 56. 76 Cliëntenorganisatie GGZ.

77 De Groot 2016, p. 53.

(22)

bewaking en verbetering van de kwaliteit van zorg en anderzijds om de genoegdoening van de patiënt.79

De klachtenprocedure is sinds de inwerkingtreding van de Wet Bopz in 1994 meerdere malen gewijzigd. Hieronder wordt het bijzondere klachtrecht van de Bopz beschreven.

3.4.1 Klachtgronden

Het is mogelijk om een klacht in te dienen ten aanzien van een beperkt aantal, limitatief opgesomde, onderwerpen.80 Er kan geklaagd worden over de beslissing om de patiënt wilsonbekwaam te oordelen, over het besluit dwangbehandeling toe te passen, over de toepassing van middelen en maatregelen om een tijdelijke noodsituatie te overbruggen, over het beperken van vrijheden zoals genoemd in artikel 40 en over het niet toepassen van het overeengekomen behandelingsplan. Tot slot kan op grond van art. 34n lid 3 worden geklaagd over het niet toepassen van het behandelingsplan, zoals voorzien in de zelfbindingsmachtiging.81

3.4.2 Procedure

Patiëntenvertrouwenspersoon

In artikel 59 wordt de positie van de patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: pvp) geregeld. De patiënt kan de pvp verzoeken om advies en bijstand te verlenen over zaken die te maken hebben met de opname en het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis.82 Een pvp heeft een partijdig en ondersteunend karakter en zijn taken zijn gericht op het verwezenlijken van de rechten van de patiënt.83 Een pvp is in dienst van de landelijke stichting PVP, die gefinancierd wordt door het ministerie van VWS.84 In artikel 59 wet Bopz wordt verwezen naar nadere regels ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de pvp die bij AMvB worden gegeven. Artikel 1 lid 3 van het besluit patiëntenvertrouwenspersoon is bepaald dat de pvp vrij toegang heeft tot de ruimten van het ziekenhuis die bestemd zijn voor opneming en verblijf. De pvp heeft daarnaast ook recht op alle inlichtingen en informatie die hij nodig heeft voor een juiste oefening van zijn taak.85 Ook in het kader van een voorwaardelijke machtiging heeft de patiënt recht op bijstand van de pvp.86 In de derde evaluatie van de Wet Bopz wordt geconstateerd dat de pvp in belangrijke mate bijdraagt aan het klachtrecht en dat door de

79 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41. 80 Art. 41 lid 1 Wet Bopz.

81Deze grondslag is later bij de introductie van de zelfbindingsmachtiging is toegevoegd. 82 Art. 2 Besluit Patiëntenvertrouwenspersoon Bopz.

83 Widdershoven 2016, p.2. 84 Widdershoven 2016, p.2.

85 Art. 4 Besluit Patiëntenvertrouwenspersoon Bopz. 86 Kamerstukken II, 2001/02, 27289, nr. 239b, p.6.

(23)

inschakeling van de pvp de problemen op een effectieve manier worden opgelost en daarom in een beperkt aantal gevallen de klachtenprocedure wordt gestart.87

Klachtprocedure

Op grond van de Wet Bopz dient een zorginstelling over een klachtencommissie te beschikken. In het besluit klachtenbehandeling Bopz worden nadere regels gesteld ten aanzien van de klachtenbehandeling, de samenstelling van de commissie en de wijze waarop klachten worden behandeld.88 Uit het besluit klachtenbehandeling Bopz volgt dat een klachtencommissie zodanig moet worden samengesteld dat een deskundige en zorgvuldige beoordeling van de klacht te allen tijde is gewaarborgd en dat de klacht moet worden behandeld door ten minste drie leden van de klachtencommissie, waaronder een voorzitter die niet werkzaam is bij of voor het betreffende psychiatrisch ziekenhuis en dat in ieder geval een jurist en een psychiater erbij betrokken zijn. Voorheen nam het bestuur, na behandeling door de commissie, een beslissing. In de eerste evaluatie van de Wet Bopz is aanbevolen om het begrip bestuur en de verhouding tussen de klachtencommissie en het bestuur te verhelderen.89 Het gevolg is geweest dat de wet is aangepast en zowel de behandeling als de beslissing een taak is geworden voor de klachtencommissie.90 Dute concludeert dan ook dat de klachtencommissie in de loop der jaren een geheel zelfstandige, van het bestuur onafhankelijke positie heeft gekregen. 91

Het besluit klachtenregeling Bopz stelt naast de vereiste disciplines geen eisen ten aanzien van de deskundigheid. In de tweede en derde evaluatie wordt dit als aandachtspunt aangemerkt en blijft in de praktijk een punt van zorgen.92 Ook Dute geeft aan dat gelet op de zelfstandige positie van de klachtencommissie en haar verruimde bevoegdheden, dat dit om aandacht vraagt.93

Wie, hoe en waar klagen?

Niet alleen de opgenomen patiënt kan klagen over de hiervoor genoemde beslissingen. Iedere andere in het ziekenhuis verblijvende patiënt en een ieder die een voorlopige machtiging kan verzoeken, zoals de echtgenoot, de ouders, dan wel een van hen, elke meerderjarige bloedverwant in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de tweede graad, voogd, curator en de mentor van de patiënt om wie het gaat, kunnen een klacht indienen ten

87 Evaluatierapport: voortschrijdende inzichten…2007, p. 67. 88 Art. 41 lid 2 Wet Bopz.

89 Evaluatiecommissie Wet Bopz (1996). Tussen invoering en praktijk– Wet Bopz evaluatierapport. Rijswijk: ministerie van VWS, p. 168-169. 90 Stb. 2000, 292.

91 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41. 92 Evaluatierapport: voortschrijdende inzichten…2007, p. 69. 93 Dute, 2008, art. 41.

(24)

aanzien van de hierboven opgesomde gronden.94 Een klacht moet schriftelijk worden ingediend bij een door de geneesheer-directeur bekend gemaakt adres.95 Dute geeft aan dat uit het klaagschrift minimaal moet blijken van wie de klacht afkomstig is, tegen wie de klacht zich richt en waarover zij gaat en mogen, met het oog op de laagdrempeligheid, geen hoge eisen worden gesteld aan de betrokkene ten aanzien van het klaagschrift. 96 De betrokkene moet in de gelegenheid worden gesteld om het klaagschrift eventueel, indien nodig, aan te vullen.97 Het bestuur van het psychiatrisch ziekenhuis stelt een commissie aan die de klachten dient te behandelen.

Termijn

De klachtencommissie geeft binnen twee weken na ontvangst van de klacht, of indien het een klacht betreft tegen een beslissing die ten tijde van de indiening geen gevolg meer heeft, binnen vier weken na ontvangst van de klacht, een met redenen omkleed oordeel inzake de klacht.98 Dute geeft aan dat het niet geheel duidelijk is wanneer bij een gebrekkig klaagschrift de termijn voor de behandeling precies begint te lopen.99

Beslissing, schorsing en tegemoetkoming

De beoordeling van de klachtencommissie dient, gezien het in de meeste klachtgronden gaat om de beperking van vrijheidsrechten, een volle toetsing te zijn waarbij wordt gekeken naar de effectiviteit, proportionaliteit en subsidiariteit.100 Niet de beslissing van de behandelaar wordt getoetst maar er dient in volle omvang te worden onderzocht of er gronden bestaan voor het beperken van de rechten waartegen een klacht is gericht.

De klachtencommissie kan oordelen ten aanzien van de klacht dat de klacht niet in behandeling wordt genomen omdat een gelijke klacht al in behandeling is.101 De andere mogelijkheden zijn dat de klachtencommissie zich onbevoegd acht, de klacht niet-ontvankelijk verklaart, of de klacht gegrond of ongegrond verklaart.102 Een gegrondverklaring van een klacht hoeft niet de beslissing in zijn geheel te vernietigen maar kan ook een gedeeltelijke vernietiging betekenen.103 In 2006 is het rechtskarakter van de uitspraak expliciet in de wet opgenomen en geeft artikel 41 aan dat de commissie de klacht gegrond kan

94 Art. 41 lid 1 jo. 4 Wet Bopz. 95 Art. 41 lid 3 Wet Bopz.

96 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41. 97 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41. 98 Art. 41 lid 6 Wet Bopz.

99 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41. 100 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41. 101 Art. 41 lid 5 Wet Bopz.

102 Art. 41 lid 7 Wet Bopz. 103 Art. 41 lid 8 Wet Bopz.

(25)

verklaren en dat hiermee de rechtsgevolgen worden vernietigd.104 De wetgever heeft bij deze wetswijziging aangegeven dat een gegrondverklaring betekent dat de maatregel en de voortzetting daarvan door de behandelaar onrechtmatig is.105 Vlaardingenbroek geeft aan dat het onduidelijk is welk effect de klager met zijn klacht kan bereiken, maar acht het effect dat na gegrondverklaring de behandelaar de beslissing niet zal voortzetten, belangrijk.106 De commissie heeft ook de bevoegdheid om de behandelaar opdracht te geven een nieuwe beslissing te nemen en hiervoor een termijn te stellen waarbinnen de nieuwe beslissing moet worden genomen.107 Het vierde lid van artikel 41 van de Wet Bopz geeft daarnaast een schorsingsmogelijkheid. Op verzoek van de klager heeft de klachtencommissie de bevoegdheid om de dwangbehandeling op te schorten. Uit de wetsgeschiedenis is gebleken dat noch het indienen van een klacht, noch het indienen van een schorsingsverzoek schorsende werking heeft aangezien dit de slagvaardigheid van de behandelaar in gevaar brengt.108 Dute geeft aan dat de wetgever ten onrechte niet heeft voorzien in de mogelijkheid van het treffen van een voorlopige voorziening, hetgeen onder sommige omstandigheden nodig is om te voorkomen dat er een onomkeerbare situatie ontstaat.109 De klachtencommissie is niet bevoegd om een schadevergoeding toe te kennen.

De externe klachtmogelijkheid bij de rechter

Indien de klachtencommissie niet tijdig een beslissing neemt, de klacht (gedeeltelijk) ongegrond verklaard of de klachtencommissie de klacht niet in behandeling wil nemen, heeft de klager de mogelijkheid om de inspecteur te vragen of de klacht mag worden voorgelegd aan de rechter. Indien de patiënt zelf de klager is, kan hij zelf een verzoekschrift indienen bij de rechter.110 Dit moet schriftelijk worden verzocht binnen zes weken vanaf de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de klager bekend is gemaakt dan wel waarop de commissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.111 Indien de klager niet de patiënt is, dient de inspecteur de patiënt eerst te horen om te zien of de patiënt bezwaren heeft tegen het indienen van het verzoekschrift. Indien de patiënt geen toestemming hiervoor geeft, kan de inspecteur slechts het verzoekschrift indienen indien er sprake is van gewichtige redenen, hetgeen volgt uit derde lid van artikel 41a Wet Bopz. Keurentjes geeft aan dat de regering niet heeft willen ingaan op de suggestie uit het veld om eerst de mogelijkheid te beschrijven dat de

104 Kamerstukken II, 2002/03, 28999, nr. 3, p.3, 105 Kamerstukken II 1999/00, 26527, nr. 5, p. 7

106 Vlaardingerbroek 2008 (online bijgewerkt tot 2016), art. 41. 107 Art. 41 lid 9 en 10 Wet Bopz.

108 Kamerstukken II, 2003/04, 28 999, nr. 5, p. 5 ; Keurentjes 2012, p. 208. 109 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41.

110 Art. 41a lid 5 Wet Bopz. 111 Art. 41a lid 1 Wet Bopz.

(26)

klager zelf een klacht indient bij de rechtbank, en niet eerst een verzoek doet bij de inspectie, hetgeen de leesbaarheid vergroot en in overeenstemming met de praktijk zou zijn.112 Ook heeft de IGZ aangeven het indienen van klachten niet tot haar taak te rekenen.113

Deze externe mogelijkheid om een verzoekschrift in te dienen bij de rechter is geen vorm van hoger beroep. De beslissing van de klachtencommissie wordt dan ook niet getoetst. De rechterlijke procedure voorziet in een tweede, zelfstandige beoordeling van de klacht door een externe instantie.114 De rechter dient een oordeel te vellen binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift.115 Overschrijding van de termijn heeft overigens geen gevolgen.

De rechtbank is niet verplicht een zitting te organiseren indien de rechter direct van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond is, hetgeen de rechter direct in een beschikking moet aangeven.116 Ook in dit geval toetst de rechter opnieuw de rechtmatigheid van de klacht door middel van een (volle) toetsing, net zoals de klachtencommissie.117 De rechter heeft in beginsel dezelfde beslissingsmogelijkheden als de klachtencommissie met als toevoeging de mogelijkheid om aan de uitspraak een dwangsom te koppelen.118 De dwangsommogelijkheid is pas later in de wet opgenomen om te zorgen dat de uitspraak van de rechtbank effectief kan worden gewaarborgd.119 Ook heeft de rechter de mogelijkheid om een beslissing waartegen de klacht zich richt, te schorsen. De rechtbank doet vervolgens binnen vier weken uitspraak ten aanzien van de beslissing. Uit artikel 41b volgt dat de rechter de bevoegdheid heeft om een schadevergoeding toe te kennen.

Degene jegens wie de klacht gericht is, heeft niet de mogelijkheid om het geschil aan de rechter voor te leggen. Uit de eerste, tweede en derde evaluatie van de Wet Bopz volgt dat moet worden overwogen de mogelijkheid te creëren voor een aangeklaagde instelling of behandelaar om een verzoekschrift in te dienen naar aanleiding van de uitspraak van de klachtencommissie.120 De regering heeft telkens het standpunt ingenomen dat zij de bestaande regeling, waarin niet de mogelijkheid van hoger beroep van de beklaagde is geregeld, wil handhaven. De reden die de minister hiervoor geeft is dat het doel van de klachtenregeling een versterking van de rechtspositie van de patiënt is en daarbij een beroepsmogelijkheid voor

112 Keurentjes 2012, p. 212.

113 Kamerstukken II, 2002/03, 28999, nr. 3, p. 8. 114 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41a. 115 Art. 41a lid 9 Wet Bopz.

116 Art. 41a lid 8 Wet Bopz.

117 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41a en zie ook HR 16 maart 2007, BJ 2007, 14, (m.nt. H.E. Bröring); NJ 2007, 378, (m.nt. J. Legemaate); TvGR

2007, 26, (m.nt. J.C.J. Dute).

118 Art. 41a lid 15 Wet Bopz.

119 Kamsterstukken II, 2002/03, 28999, nr.3 ,11.

(27)

de behandelaar niet past.121 Als reactie op de derde evaluatie heeft het kabinet het standpunt ingenomen dat dit wordt opgenomen in voorgestelde nieuwe wettelijke regeling, de toekomstige Wvggz.122

Uit artikel 41a, negende lid, Wet Bopz volgt dat tegen beslissing van de rechter geen hoger beroep openstaat. De mogelijkheid om cassatie bij de Hoge Raad in te stellen wordt echter niet uitgesloten.

Overige aspecten

Bij de aanpassing van de Wet Bopz is ervoor gekozen om samenloop met Awb te voorkomen. Indien het gaat over beslissingen die krachtens de Wet Bopz zijn genomen maar ook gekwalificeerd kunnen worden als besluiten in de zin van Awb, is jegens dergelijke beslissingen geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk. De wetgever heeft ervoor gekozen om het rechtsbeschermingstelsel van de Wet Bopz in een dergelijke situatie te handhaven.123

3.5 Beschrijving klachtrecht Bvt

Het doel van de verpleging in een tbs-kliniek ziet op de uitgangspunten: het beschermen van

de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde124 tijdens de tenuitvoerlegging van

de vrijheidsbenemende straf of maatregel, de verzorging van de verpleegde en het doen van

een aanbod om te behandelen.125 Bij het opstellen van de Bvt heeft de wetgever getracht

evenwicht te vinden tussen het beveiligingsaspect, het behandelingsaspect en het rechtspositionele aspect.126 Struijk geeft aan dat de behandelings- en de resocialiseringsgedachte wordt begrensd door het beveiligingsaspect dat in de verpleging besloten ligt. Het beveiligingsaspect brengt met zich mee dat met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen of in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, het mogelijk is om de materiële rechten van de verpleegde te beperken.127

Hieronder wordt een beschrijving gegeven van het klachtrecht van de Bvt.

121 Kamerstukken II 2002/03, 28999, nr. 3, p. 4; Kamerstukken II, 2003/04, 25763 en 28350, nr. 4, p. 27. 122 Kamerstukken I 2009/10, 28999, nr. 3, p. 102.

123 Art. 7:1 jo. art. 8:5 Awb en de bij de Awb behorende bijlage; Kamerstukken II 1992/03, 23258, nr. 3, p.10 en 70. 124 De Bvt hanteert de term verpleegde.

125 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3, p. 7. 126 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3, p. 7. 127 Hof Arnhem 14 februari 2006, GJ 2006, 44, r.o. 3.9.

(28)

3.5.1 Klachtgronden

Het is voor een verpleegde slechts mogelijk om tegen een aantal beperkte beslissingen een klacht in te dienen. In artikel 56 van de Bvt staan de beklaggronden limitatief opgesomd.128 Een verpleegde kan bij een beklagcommissie beklag doen over een door het hoofd van de inrichting genomen beslissing129, over de oplegging van een disciplinaire straf zoals bedoeld in artikel 49, de plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32, een beslissing die een beperking inhoudt van het contact met buitenwereld als bedoel in hoofdstuk VII en de weigering of intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen als bedoeld in artikel 47. Een klacht kan ook worden ingediend ten aanzien van een beslissing over de intrekking van verlof en de intrekking van proefverlof. Ten slotte bevat artikel 56 ook nog een restcategoriebepaling. Ook enige andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat de verpleegde op grond van een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift of een (ieder verbindende) verdragsbepaling toekomt, is beklagwaardig. 130 Indien in de Bvt gesproken wordt over een ‘recht’ betekent dit dat de verpleegde tegen de beperking daarvan een beklag kan doen en onder de restcategoriebepaling valt.131 Een beweerde of vermeende schending van een recht wordt ook beklagwaardig geacht.132 Hieruit blijkt dat er dus geen sprake is van een limitatieve opsomming van concrete beklaggronden.133 Deze bepaling heeft niet slechts betrekking op rechten die in de Bvt zijn genoemd maar ook een beperking van rechten van bijvoorbeeld de grondwet, het EVRM en andere Nederlandse wetten.134 Zo is een beklag met betrekking tot een schending van het eigendomsrecht (volgens vaste jurisprudentie van de RSJ) beklagwaardig op grond van artikel 56 lid 1 sub e Bvt.135 Overigens heeft de RSJ gesteld dat niet over de wijze van invulling van de zorgplicht geklaagd kan worden maar wel over het feit dat de zorgplicht in zijn geheel niet wordt betracht.136 Van der Wolf geeft aan dat de wetgever dit niet had beoogd maar dat Kelk spreekt van een recht op actie van de inrichting waarop op grond van artikel 56 lid 1 sub e beklag mogelijk is.137 In de memorie van toelichting heeft de wetgever aangegeven dat hij verwacht dat de beklag- en beroepscommissies terughoudend zullen zijn met het toekennen van niet in de Bvt gecodificeerde en beklagwaardige rechten

128 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3, p. 17.

129 Een beslissing van een personeelslid of medewerker van de inrichting wordt gelijkgesteld met de beslissing van het hoofd van de inrichting. Art. 56 lid 3 Bvt. 130 Art. 56, derde lid, Bvt.

131 Kamerstukken I, 1996/97, 23445, nr. 33a, p. 8. Dit is aan de orde in de artikelen, 18, 20, 21, 31 tweede lid, 35, 37, 38, 40, 41 en 44. 132 RSJ 27 september 2007, 07/0977/TA.

133 Struijk 2016, p. 2482. 134 Struijk 2016, p. 2482. 135 Struijk 2016, p. 2483.

136 RSJ 16 augustus 2000, 0672/TA en 0811TA. 137 Van der Wolf 2012, 276.

(29)

aan de verpleegde.138 Uit de recent gepubliceerde tweede evaluatie volgt dat de opsomming van beklagwaardige beslissingen steeds langer wordt en dat ook enkele commissies van toezicht en juristen die werkzaam zijn in een tbs-kliniek aangeven dat het overzicht daarop kwijt is geraakt.139 In artikel 57 van de Bvt zijn nog meer beklaggronden opgenomen. Ten aanzien van de beslissing tot separatie en afzondering en de verlenging daarvan kan een klacht worden ingediend. In 2005 is naar aanleiding van de eerste evaluatie toegevoegd dat ook over de duur van een separatie en afzondering kan worden geklaagd.140 Ook de beslissing tot het toepassen van cameraobservatie is beklagwaardig. Ten slotte beschrijft artikel 56 lid 5 de mogelijkheid een beklag in te dienen indien de hoofd van de inrichting weigert een beslissing te nemen.

Uit artikel 69 van de Bvt volgt dat ten aanzien van een aantal beslissingen de ter beschikking gestelde rechtstreeks een beroep kan instellen bij de beroepscommissie. De beslissingen die gaan over plaatsing of overplaatsing overeenkomstig de artikel 11, 13 en 15, oftewel plaatsing in een tbs-kliniek, een time-out voor zeven weken en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zijn niet beklagwaardige beslissingen die wel open staan voor beroep. Ook ten aanzien van de intrekking van de machtiging van de minister voor (proef)verlof of enige nadere beslissing die door de minister is genomen en die een beperking van een recht inhoudt, is beroep tegen mogelijk. Ten slotte volgt uit artikel 66 lid 7 van de Bvt dat ook tegen alleen een tegemoetkomingsbeslissing beroep mogelijk is.

3.5.2 Procedure

Bemiddeling

Een verpleegde141 heeft de mogelijkheid zich tot de commissie van toezicht (CvT) te wenden met het verzoek te bemiddelen.142 Een verzoek tot bemiddeling is mogelijk inzake van een grief143 omtrent de wijze waarop het hoofd van de inrichting zich in een bepaalde aangelegenheid jegens de verpleegde heeft gedragen.144 Dit betekent dat ten aanzien zorgplichten bemiddeling wel mogelijk is ondanks dit niet beklagwaardig is.145 Ook ten aanzien van de beklagwaardige beslissingen is bemiddeling mogelijk.

138 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3, p. 59. 139 Van der Wolf e.a., 2016, p. 34-36. 140 Stb.2005, 194; Stb. 2005, 300.

141 In de Bvt wordt gesproken over een verpleegde in plaats van patiënt of cliënt. De term verpleegde omvat alle personen op wie de Bvt van toepassing is. 142 Art. 55 Bvt.

143 Gekozen is voor term grief om onderscheid te maken met beklaggronden. Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3, p. 58. 144 Art. 55 Bvt.

(30)

De commissie dient binnen vier weken een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te bereiken en kan de bemiddeling geheel of ten dele overlaten aan de maandcommissaris of een ander lid uit de commissie van toezicht. Indien ten aanzien van een beslissing waartegen beklag openstaat bemiddeling wordt verzocht, dient dit verzoek uiterlijk op de zevende dag na de dag waarop de verpleegde kennis heeft verkregen van die beslissing te worden ingediend.146 De wetgever beoogt hiermee te voorkomen dat na afloop van de termijn waarbinnen beklag kan worden gedaan, alsnog een bemiddelingsprocedure gestart kan worden en daarmee wordt tevens bewerkstelligd dat een nieuwe beklagtermijn begint te lopen.147 De maandcommissaris van de CvT, of een ander lid van de commissie, sluit de bemiddeling af met een mededeling van haar bevindingen aan het hoofd van de inrichting en de verpleegde. Uit artikel 63 van de Bvt volgt dat de beklagcommissie een klaagschrift voor bepaalde maar ook onbepaalde tijd kan uitstellen indien de commissie van oordeel is dat de bemiddelingsprocedure nog niet voldoende is afgerond.148 De beklagprocedure is hierdoor complementair aan de bemiddelingsprocedure.149 De wetgever geeft aan dat indien de verpleegde klaagt over een beslissing waarover geen verzoek tot bemiddeling is gedaan, moet worden vermeld met redenen in het klaagschrift. Dit benadrukt het belang dat wetgever hecht aan de toepassing van de bemiddelingsprocedure maar geeft aan dat uit de jurisprudentie zal moeten blijken welke gevolgen aan de niet-naleving verbonden moeten worden.150 Uit een uitspraak van de RSJ volgt dat indien de bemiddelingsprocedure nog loopt ten tijde van het indienen van een klacht, de beklagcommissie de klager om die reden niet-ontvankelijk moet verklaren.151

Uit de derde evaluatie van de Bvt wordt geconstateerd dat er veel verscheidenheid is ten aanzien van de invulling van de bemiddelende taak door CvT’s en maandcommissarissen.152

Dit heeft rechtsgelijkheid tot gevolg en gaat ten koste van een adequate regelgeving oordeelt de evaluatiecommissie. Als eerste aanbeveling geeft de evaluatiecommissie aan dat de bemiddelingsprocedure en de kwaliteitsborging door de maandcommissaris verder dient te worden uitgewerkt in regelgeving.

Beklagcommissie

Binnen elke fpc wordt een separate onafhankelijke commissie van toezicht aangesteld. De

146 Art. 55 lid 3 Bvt.

147 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3 p. 58

148 Uit de Memorie van toelichting volgt dat dit bijvoorbeeld het geval is als de klacht nog niet ten volle met het afdelingshoofd of de behandelingscoördinator is

besproken.

149 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3 p. 18. 150 Kamerstukken II, 1993/94, 23445, nr. 3 p. 60. 151 RSJ 29 januari 2016, 15/2300/TA.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij patiënten die vallen onder de reikwijdte van de nieuwe wetten is niet altijd sprake van enkel een psychiatrische aandoening dan wel alleen een psychogeriatrische aandoening

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

Aansluitend op de belangrijkste conclusie van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer - de kloof tussen de strekking en bepalingen van de Wet BOPZ enerzijds en de werkbaarheid

dementerenden in de nabije toekomst steeds groter zal worden en steeds meer dementerende ouderen langer in verzorgingshuizen verblijven, bestaat de kans dat – omdat instellingen

• De Wzd vanaf 1 januari 2020 direct van toepassing wordt op alle rechterlijke machtigingen (RM), inbewaringstellingen (IBS) en artikel 60 Wet Bopz besluiten die zijn afgegeven

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden