• No results found

5 Het effect van het toekomstige klachtrecht in de Wvggz

5.2 Beschrijving klachtrecht Wvggz

5.2.1 Klachtgronden

Artikel 10:3 van het wetsvoorstel geeft een limitatieve opsomming van de bepalingen waartegen een klacht kan worden ingediend. De lijst met mogelijke klachtgronden is in één oogopslag langer dan de klachtgronden die de Bopz hanteert in artikel 41. De wetgever heeft beoogd alle klachtgronden op te nemen die betrekking hebben op het toepassen van onvrijwillig zorg. 235 Dit heeft tot gevolg dat de klachtgronden aanzienlijk zijn uitgebreid. Het is mogelijk om op grond van de Wvggz bijvoorbeeld ook een klacht in te dienen ten aanzien van de uitvoering van een zorgmachtiging of crisismaatregel, de dossierplicht of ten aanzien van de beslissing op een verzoek tot tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg of een verzoek om overplaatsing.236 De klachtenprocedure kan overigens uitdrukkelijk niet worden gebruikt om de rechtmatigheid van de zorgmachtiging of crisismaatregel ter discussie te stellen, maar kan slechts betrekking hebben op de wijze waarop de zorg waartoe de zorgmachtiging legitimeert, wordt uitgevoerd.237 De uitbreiding van de klachtgronden is een grote verbetering ten aanzien van de rechtspositie van de patiënt.

De positie van de forensische patiënt in de Wvggz is daarentegen beperkter dan in de Wet Bopz met de bepaling van artikel 51 was geregeld. Opmerkelijk is de laatste zin van 9:1 waarin wordt bepaald dat hoofdstuk 10, het klachtrecht, van toepassing is voor wat betreft de artikelen 8:14, 8:14 en 9:9. Artikel 8:15 wordt niet genoemd in de klachtgronden van artikel

232 Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p.28. 233 Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p.33. 234 Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p.28. 235 Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p. 100.

236 Art. 10:3 verwijst o.a. naar: artikel 8:4 (dossierplicht), 8:16 (overplaatsing) en 8:17 (verlof).

10:3 hetgeen betekent dat alleen een forensische patiënt een klacht kan indienen ten aanzien van huisregels en de patiënt die is opgenomen op grond van een zorgmachtiging niet. De reden dat is verwezen naar 9:15 is tevens om de bepaling omtrent de huisregels van toepassing te verklaren op forensische patiënten.238 Onduidelijk is waarom de wetgever ervoor gekozen heeft om dit alleen voor forensische patiënten daarnaast ook beklagwaardig te maken. En of dit zelfs kan worden gezien als een omissie in de wet.

4.2.2 Procedure

Patiëntenvertrouwenspersoon

Gezien de positieve reacties in derde evaluatie van de Wet Bopz wordt de positie van de pvp ook in de Wvggz behouden en versterkt.239 Aangezien opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet meer het uitgangspunt is van de verplichte zorg, dient de pvp ook meer bekendheid te krijgen buiten de instelling. Om te zorgen dat een pvp zicht heeft op de patiënten die een zorgmachtiging opgelegd hebben gekregen biedt de Wvggz een verstrekkingsgrondslag voor persoonsgegevens van personen voor wie een verzoek bij de commissie is ingediend aan de pvp, tenzij de patiënt daar bezwaar tegen heeft. Ook wordt bij de rechterlijke beslissing vermeldt dat de betrokkene recht heeft op bijstand en advies van de pvp, om de pvp meer bekendheid te geven.

Wie, hoe en waar klagen? Klachtgerechtigden

De kring van klachtgerechtigde in de Wvggz is kleiner dan in de Wet Bopz. Slechts de patiënt, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de patiënt heeft de mogelijkheid om een klacht in te dienen. In het eerste voorstel van de Wvggz was de kring van klachtgerechtigden echter groter dan in het gewijzigde wetsvoorstel het geval is.240 Tussen de eerste en tweede nota van wijziging is, zonder opgaaf van redenen, de advocaat in de kring van klachtgerechtigden verdwenen. In de tweede nota van wijziging is de term ‘belanghebbende’ vervangen door ‘nabestaande van betrokkene’ met de reden dat het begrip te ruim wordt geacht en om aan te sluiten bij de Wkkgz.241 De wetgever heeft destijds aangegeven dat de wetsvoorstellen zo zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd en dat de klachtprocedure van beide wetsvoorstellen worden geïntegreerd.242 Het eerste voorstel van de

238 Kamerstukken II, 2015/16, 32399, nr. 27, p. 6 239 Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p. 24.

240 In het voorstel van wet kon ook de advocaat, de contactpersoon van de patiënt, de pvp of een belanghebbende een klacht indienen. Gelet op de kwetsbare en

afhankelijke positie waarin betrokkene verkeert , achtte de wetgever het van belang dat ook anderen dan betrokkene zelf kunnen klagen over de uitvoering van de verplichte zorg. Bij een belanghebbende kan ook worden gedacht aan familie en naasten van betrokkene. Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p.100.

241 Kamerstukken II, 2015/16, 32399, nr. 25, p. 196. 242 Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p.28.

Wvggz bevatte een ruimere bepaling van klachtgerechtigden dat aanzienlijk is ingekort en op dit moment beperkter is, dan in de Wet Bopz bepaald is. De rechtspositie ten aanzien van dit punt is dus in het wetgvingsprocedure aangepast en minder beschermend voor de patiënt. Afgevraagd moet worden of de kring van klachtgerechtigden in de Wvggz, waarbij het gaat om verplichte zorg waarbij de vrijheid van personen kan worden beperkt, vergelijkbaar moet zijn met de Wkkgz die met name van toepassing is op zorg op vrijwillige basis. Het blijft echter een verbetering ten aanzien van de kring van klachtgerechtigden in de Bvt.

Klaagschrift

De klacht moet op grond van de Wvggz schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend. Vergelijkend met de Wet Bopz is de eis om een klacht te motiveren toegevoegd. Onduidelijk is het gevolg van een onvoldoende gemotiveerde klacht. Gezien het doel van de klachtenregeling, een laagdrempelige regeling met zo min mogelijk drempels, dient terughoudend te worden omgegaan met het verbinden van consequenties aan klaagschrift met beperkte motviering. In de Bvt worden daarentegen wel consequenties verbonden aan een onvoldoende gemotiveerde klacht, hetgeen niet moet fungeren als voorbeeld gezien het laagdrempelige karakter.243 Uit de praktijk zal moeten blijken hoe een klachtencommissie omgaat met dit vormvereiste.

Termijnen

Op grond van artikel 10:5, tweede lid van het wetsvoorstel, neemt de klachtencommissie een beslissing binnen 14 dagen na ontvangst van de klacht. Indien de klacht is gericht tegen een beslissing die inmiddels geen gevolg meer heeft, heeft klachtencommissie vier weken de tijd om een uitspraak te doen. Wat betreft de termijn zijn er dus geen wijzigingen in de Wvggz ten opzichte van de Wet Bopz.

In de tweede nota van wijzing wordt nogmaals de mogelijkheid geschetst om de klachtencommissie en de geschilleninstantie, bedoeld in de Wkkgz, te integreren.244 Het grote verschil is met name de termijn van zes maanden die de Wkkgz de geschilleninstantie geeft om een oordeel te vellen. De termijnen wijken in de verschillende wetten dus nog steeds veel van elkaar af245, hetgeen een samenloop van klachten of het integreren van de regelingen kan belemmeren.

243 Dute 2008 (online bijgewerkt tot 2014), art. 41. 244 Kamerstukken II, 2015/16, 32399, nr. 25,p. 195.

Beslissing, schadevergoeding, schorsingsmogelijkheid

Nieuw ten opzichte van de Wet Bopz is dat de klachtencommissie bevoegd is om een schadevergoeding naar billijkheid, aan de patiënt toe te kennen.246 De wetgever is het met de Raad voor de Rechtsbescherming eens dat de patiënt in de Wvggz een laagdrempelige mogelijkheid moet hebben om een vergoeding van schade te vorderen.247 De leden van de D66-fractie vragen zich af of de klachtencommissie voldoende deskundigheid heeft om een schadevergoeding toe te kennen.248 Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie zich af hoe groot het bedrag kan zijn en hoe de term ‘naar billijkheid’ moet worden ingevuld. De wetgever verwijst hiervoor naar artikel 3:12 BW en geeft aan dat, rekening houdend met de algemeen erkende rechtsbeginselen en persoonlijke en maatschappelijke belangen waarbij de omstandigheden bepalend zijn voor wat redelijk en billijk is, een schadevergoeding kan worden vastgesteld.249 Daarnaast stelt de wetgever vast dat er geen maximum aan het bedrag is verbonden en gaat zij ervan uit dat de meeste klachten die aan de klachtencommissie zullen worden voorgelegd betrekking hebben op klachten en claims die qua schadeomvang beperkt van aard zullen zijn.250

De klachtencommissie kan dit op verzoek toekennen maar ook ambtshalve. Onduidelijk is of in de klachten- en geschillenregeling van de Wkkgz een mogelijkheid is voor ambtshalve toekenning. In de Bvt heeft de beklagcommissie slechts de mogelijkheid om een tegemoetkoming aan de patiënt toe te kennen, hetgeen uitdrukkelijk niet moet worden opgevat als een schadevergoeding. Nu de Wvggz ook voorziet in de mogelijkheid om in eerste aanleg de patiënt een schadevergoeding toe te kennen is de rechtspositie van de verpleegde in de Bvt die voor een schadevergoeding naar de burgerlijke rechter moet, opnieuw minder sterk.

De termijn die Wvggz geeft voor het beoordelen van een klacht is kort. Gezien de ingrijpende beslissing waartegen beroep open moet staan is dit echter begrijpelijk. Indien het gaat om het vorderen van een schadevergoeding vraag ik mij af of de termijn die wordt gegeven voldoende is om ook een schadeclaim goed te kunnen beoordelen. Gezien de kritiek op de Wkkgz over de korte termijn van zes weken, waarbij niet is aangesloten bij de termijnen uit de GOMA, acht ik twee tot vier weken voor een schadeclaim relatief kort. Ook acht ik specifieke expertise noodzakelijk in de klachtencommissie om een dergelijke claim te 246 Art. 10:11 Wvggz. 247 Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p.101. 248 Kamerstukken II, 2013/14, 32399, nr. 14, p. 24. 249 Kamerstukken II, 2015/16, 32399, nr. 24, p. 43. 250 Kamerstukken II, 2015/16, 32399, nr. 24, p. 43.

beoordelen. Overigens speelt de schadeverzekeraar een rol bij de afhandeling van de schadevergoeding hetgeen de nodige tijd met zich meebrengt.

Externe mogelijk bij de rechter

Ook de Wvggz voorziet in de mogelijkheid om een verzoekschrift in te dienen bij de rechter. Een groot verschil met de huidige wetgeving is de mogelijkheid voor de aangeklaagde, wiens beslissing ongegrond is verklaard door de klachtencommissie, om een verzoekschrift in te dienen bij de rechter. De reden waarom de wetgever het wel heeft willen opnemen in de Wvggz is volgens de wetgever gelegen in het feit dat in de Wvggz, in tegenstelling tot de wet Bopz, de voorbereiding en het nemen van beslissingen tot toepassing van dwangbehandeling niet zijn belegd bij de individuele psychiater.251 Door de introductie van onafhankelijke actoren zoals de commissie wordt het passend geacht dat ook de behandelaar een beroepsmogelijkheid krijgt.