• No results found

Het effect van negatieve publiciteit op de keuze van accountancy studenten om te willen werken voor een big 4 of een non big 4 accountantskantoor

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van negatieve publiciteit op de keuze van accountancy studenten om te willen werken voor een big 4 of een non big 4 accountantskantoor"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

Het effect van negatieve publiciteit op de keuze van accountancy

studenten om te willen werken voor een big 4 of een non big 4

accountantskantoor.

Naam: Carmen Vorst Student nummer: 10001492 Datum: 22 januari 2015 Master Scriptie

Aantal woorden: 17,184

MSc Accountancy & Control, specialisatie Accountancy (deeltijd) Amsterdam Business School

Faculty of Economics and Business, Universiteit van Amsterdam Supervisor: dr. S. van Triest

(2)

Verklaring van originaliteit

Dit document is geschreven door student Carmen Vorst, zij heeft de volledige

verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit document. Ik verklaar dat de tekst en het werk gepresenteerd in dit document origineel is en dat er geen andere bronnen zijn gebruikt dan die in de tekst en bronvermelding zijn vermeld.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de toezicht op voltooiing van het werk, niet voor de inhoud.

Statement of originality

This document is written by student Carmen Vorst, who declares to take full responsibility for the contents of this document. I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it.

The Faculty of Economic and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

Abstract

In dit onderzoek is onderzocht of negatieve publiciteit invloed heeft op de keuze van studenten om te willen werken voor een big 4 of non big 4 accountskantoor. Dit onderwerp is relevant omdat vooral de big 4 kantoren de afgelopen tijd negatief in het nieuws zijn geweest. Het onderzoek kan bijdragen aan de recruitment strategieën van big 4 kantoren, maar juist ook voor de klein accountantskantoren. De big 4 kantoren zijn altijd opzoek naar ‘gedreven’ studenten en hebben altijd plek om ‘jou’ de juiste opleiding te bieden. Hiervoor zijn evenementen voor de studenten zodat zij kunnen kennismaken met de ‘toekomstige werkgever’. Echter, als de student de big 4 kantoren negatief in het nieuws zien verschijnen, heeft dit dan invloed in de mate waarop zij een big 4 aanbod zullen accepteren? Onderzoek is gedaan door het verstrekken van een enquête onder Masterstudenten Accountancy & Control aan de Universiteit van Amsterdam. Bewust is gekozen voor de masterstudenten omdat zij voor de keuze staan om te gaan werken en al een traject van minimaal 3 jaar hebben afgelegd waarin is gelobbyd. Naar aanleiding van dit onderzoek kan niet worden gesteld dat negatieve publiciteit invloed heeft op de keuze van studenten om te willen werken voor een big 4 of non big 4 accountantskantoor. Een extra test laat zien dat het meedoen aan evenementen niet bijdraagt aan de kennis over negatieve publiciteit bij de studenten. De student volgt wellicht te weinig het nieuws, waardoor de hypothese niet kan worden bevestigd.

Abstract (English)

This research is about the influence of negative publicity on the students’ choice to work for a big 4 or non big 4. This subject is relevant because of the negative publicity on big 4 accounting firms recently. This research can be value for recruitment teams and tactics of big 4 accounting firms, so as for non big 4 accounting firms. The big 4 is always searching for the excellent students’ and they can offer an good development program. Students can participate to events to get to known their future ‘boss’. As the student see the negative publicity, are they influenced in their choice? The research is done by questioning master students’ Accountancy & Control at the University of Amsterdam. This respondents are just before their carrier choice and have met the big 4 in minima 3 years. By doing research it can’t be said that negative publicity have any influence in students’ choice to choose for a big 4 or non big 4. Extra research shows that we cannot say participating events will extract knowledge of fraud. Thereby, students’ are not familiar with accounting news.

(4)

Contents

1 Introductie ... 6

2 Theorie ... 8

2.1 Het maken van keuzes ... 8

2.1.1 Attitude als determinant van keuze maken ... 9

2.1.2 Hypothese 1 ... 10

2.1.3 Karakteristieken bij het maken van een keuze ... 11

2.2 De invloed van de omgeving ... 12

2.2.1 Hypothese 2 ... 13

2.3 Behavioral control ... 14

2.4 Negatieve publiciteit ... 15

3 De rol van de accountant en de schending van die rol in het nieuws ... 16

3.1 AFM Rapport 2014 ... 16

3.2 De KPMG – Ballast Nedam zaak ... 18

3.3 Imtech ... 18 4 Methodologie ... 20 4.1 Onderzoeksmethode... 20 4.2 Doelgroep ... 21 4.3 Respondenten ... 22 4.4 Constructen ... 23 5 Resultaten ... 26

5.1 Prestige, recognition en salaris zijn voor studenten de belangrijkste karakteristieken om te kiezen een big 4 accountantskantoor. ... 26 5.2 Een student wordt in het maken van zijn carrière keuze beïnvloed door zijn omgeving.

33

(5)

5.4 Conclusies van de resultaten. ... 42

6 Extra test ... 44

6.1 Wat weet een student welke actief deelneemt aan evenementen?... 44

7 Conclusie en discussie ... 46

Bibliografie ... 49

Bijlage 1: Enquete ... 52

(6)

1 Introductie

“Geinteresseerd in een carriere binnen audit of advisory? Of je nog studeert of je bent net klaar met je studie, vroeg of laat begint de zoektocht naar een werkgever die bij je past. KPMG is een ambitieuze werkgever. Daarom zijn we altijd op zoek naar jonge, gedreven collega’s die willen meebouwen aan ons succes en dat van cliënten. We geven je de ruimte om je te ontwikkelen en jouw carrière vorm te geven” (KPMG, 2014). Een voorbeeld van de recruitment op de website van KPMG laat zien dat de big 4 altijd op zoek zijn naar starters. Hierin is KPMG niet de enige. Ook op de website van PWC staat het bol van de vacatures voor starters (PWC, 2014). De big 4 bestaat uit Deloitte, EY, KPMG en PWC. Uit de vacatures is op te maken dat de grote kantoren nieuw talent willen binnenhalen. Dit doen zij niet alleen via de website, maar ook via social media en de accountancy opleidingen.

De big 4 bieden allen een opleidingstraject voor starters binnen het accountantskantoor. Bij EY heet het opleidingstraject EYU (EY, 2014) bij PWC heet het opleidingstraject the associate acedemy (PWC, 2014), bij KPMG heet het trainee zijn of YoungTalent Program (KPMG, 2014) en bij Deloitte heet het opleidingstraject Development Program (Deloitte, 2014). Alle 4 bieden zij een traject, waarbij een student na de master aan de slag kan. De student wordt vervolgens blijvend begeleid en werkt vier dagen in de week. De overige dag is de student aan het studeren voor de Post Master titel. Als junior starter groei je door naar senior starter, manager, senior manager en wellicht partner. Om studenten die baan aan te kunnen bieden hebben alle big 4 kantoren een recruitment afdeling. Deze afdeling zorgt voor naamsbekendheid onder de studenten via websites, social media, sponsoring en het organiseren of deelnemen aan evenementen. De big 4 hebben allen meerdere kantoren verspreid over het hele land. Zo heeft KPMG 11 vestigingen in Nederland waaronder Amstelveen, Groningen en Maastricht (KPMG, 2014). EY heeft 14 vestigingen in Nederland waaronder Eindhoven, Rotterdam en Zwolle (EY, 2014).

“KPMG weer in de fout” is een kop in de Telegraaf van 30 augustus jl. De kop ging in op de bestuurscrisis bij KPMG die is ontstaan na inspectie en beroeping van de AFM, Autoriteit Financiële Markten. Dit is het afgelopen jaar niet het enige geweest waarmee KPMG of een big 4 kantoor negatief in het nieuws kwam. Op 28 augustus lag KPMG nog onder vuur over hun rol bij Espirito Santo (Telegraaf, 2014). In januari 2014 krijgt KPMG een opgelegde boete met betrekking tot Ballast Nedam. Hierbij werd KPMG verweten dat zij wisten van het smeergeld en dat het toezicht onvolledig was (NRC, 2013). Op 25 september 2014 kwam de AFM met een rapport over de kwaliteit van de wettelijke controles bij de big 4 (AFM, 2014) (Maslow, 1943). Waarin de AFM stelt dat er structurele tekortkomingen zijn bij de grootste (gecontroleerde) accountantskantoren.

(7)

Wat opvalt aan de negatieve nieuwsberichten is dat zij allen gaan over de big 4. Over de non big 4 is vrijwel niets in het nieuws. Hebben deze negatieve nieuwsberichten invloed op de aanwas van nieuwe studenten? De onderzoeksvraag luidt: heeft negatieve publiciteit invloed op de keuze van accountancy studenten om te willen werken voor een big 4 of non big 4 accountantskantoor. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van het artikel van Bagley, Dalton en Ortegren (2012) waarin factoren onderzocht zijn die van invloed zijn op het maken van een carrière keuze tussen big 4 en non big 4.

De vraag of de negatieve publiciteit de keuze van accountancy studenten beïnvloedt is onderzocht aan de hand van enquêtes verspreid onder de voltijd master Accountancy & Control studenten van de Universiteit van Amsterdam. Deze groep studenten zitten in hun laatste fase van hun (master) studie. Het is in Nederland in de accountancy branche gebruikelijk om na de master een baan te zoeken. De respondenten staan dus voor de keuze om een carrière te kiezen.

Het onderzoek is relevant voor zowel de big 4 als de non big 4. De reactie van studenten op het zien of horen van nieuwsfeiten om voor een bedrijf te willen werken is relevant voor de toekomst van accountantskantoren. Het kan ervoor zorgen dat recruitment strategieën aangepast dienen te worden. Ook kan het ervoor zorgen dat non big 4 accountantskantoren een andere plaats in de accountancy wereld krijgen, doordat ze bijvoorbeeld aantrekkelijker worden voor studenten.

De opbouw van dit onderzoek is als volgt: als eerste is een theoretisch kader uitgezet om de casus goed in beeld te krijgen en om achtergrond informatie te geven. Deze achtergrond informatie heeft betrekking op het maken van beslissingen en de keuze tussen big 4 en non big 4. Hoofdzakelijk zal de theorie informatie uit Bagley e.a.(2012) bevatten omdat dit artikel een goede startrichting geeft. Uit de theorie zullen vervolgens 3 hypotheses volgen. De eerste twee hypotheses zijn opgesteld aan de hand van Bagley e.a. (2012). Dit is gedaan om te onderzoeken of deze resultaten aansluiten. Op deze manier kan op legitieme wijze worden voortgebouwd op Bagley en andere (2012). De derde hypothese onderzoekt vervolgens de onderzoeksvraag namelijk of negatieve publiciteit invloed heeft op de keuze van een student op te willen werken voor een big 4 of een non big 4. De respondenten en benodigde basisgegevens zijn gegeven en uitgelegd, na het uitleggen van de onderzoeksmethode Hierna worden de resultaten van het onderzoek besproken. Aan de hand van de resultaten is ten slotte een conclusie geformuleerd. De gebruikte enquête is bijgevoegd in bijlage 1. Bijlage 2 bestaat uit een correlatietabel met alle constructen.

(8)

2 Theorie

2.1 Het maken van keuzes

Voor het maken van een keuze heeft ieder mens een bepaalde motivatie. Deze motivatie wordt gesteund door een behoefte (Maslow, 1943) of een intentie (Ajzen, 1991). Volgens de Maslow motivatie theorie (1943) is een behoefte van een individu bepalend voor de keuzes die deze individu maakt. De behoeftes zijn vervolgens in te delen in hiërarchieën. Van onder naar boven zijn deze hiërarchieën: physiological, safety, social, esteem en self-actualization. Hoewel deze hierarchische indeling is gemaakt pleit Maslow (1943) voor het feit dat geen enkel individu gelijk is en daardoor ook behoeftes, en de indeling hiervan, kunnen verschillen. Hierdoor zijn keuzes vaak niet te voorspellen (Maslow, 1943). De theorie van Ajzen (1991) is ook opgesteld om keuzes te kunnen voorspellen of uit te leggen. Ajzen (1991) linkt, in de ‘theory of planned behavior’ (TPB), een keuze van een individu aan zijn of haar intentie voor een bepaald gedrag. Een gedrag lijdt dan vervolgens naar een keuze. Een intentie wordt geleidt door motivatie, de motivatie bepaald in welke mate een individu zich ergens voor inzet. Hoe sterker de intentie om een bepaald gedrag te vertonen, hoe groter de kans dat dit gedrag ook daadwerkelijk wordt vertoond (Ajzen, 1991).

(9)

Een intentie van een individu wordt bepaald door drie determinanten, welke ook op fig. 1 te zien zijn. Attitude toward the behaviour is hoe een individu aankijkt tegen een bepaald gedrag, dit kan zijn positief of negatief. Subjective norms is de sociale druk die een individu voelt om een bepaald gedrag te vertonen. Perceived behavioural control is de moeilijkheid die een individu voorziet voor het vertonen van een bepaald gedrag. De relatieve invloed van de drie determinanten verschilt per persoon, per gedrag en per situatie (Ajzen, 1991). Zowel Maslow (1943) en Ajzen (1991) benadrukken dat ieder individu anders op bepaalde situaties reageert, wat het moeilijk maakt om een gedrag of keuze te voorspellen.

2.1.1 Attitude als determinant van keuze maken

Aan de hand van de TPB hebben Bagley e.a. (2012) onderzocht welke onderlinge factoren te onderscheiden zijn tussen studenten welke voor een big 4 kiezen en studenten welke voor een non big 4 kiezen. Aan participanten werd gevraagd te identificeren welke voor- en nadelen zij verwachten te ondervinden bij werken voor de big 4 en de non big 4. De meest gegeven antwoorden konden op deze manier worden meegenomen in de enquête voor hypothese 1. Een belangrijke ontdekking is dat de voordelen die de studenten noemden voor een big 4, tegelijkertijd als nadelen bij een non big 4 en vice versa werden genoemd. De meest genoemde voordelen bij het werken voor een big 4 waren prestige, compensatie en voordelen en netwerk en toekomstige werk mogelijkheden. De nadelen voor het werken voor een big 4 waren te veel uren werk, stressvol en te competitief en de werk omgeving (Bagley, Dalton, & Ortegren, 2012). Deze factoren zijn vervolgens ook getest onder professionals, mensen al werkzaam in de accountancy. De resultaten van de mensen in de branche verschilde niet van de verwachting van de studenten.

In de TPB heeft Ajzen (1991) als eerste determinant attitudes. Dit is de houding die een individu heeft op een bepaald gedrag of de uitkomst op dat gedrag. Zo kan een gedrag een negatief of positief effect op iemand hebben. Bagley e.a. (2012) formuleerde de eerste hypothese op basis van de verkregen voor- en nadelen voor werken bij een big 4 en non big 4 en de TPB factor attitudes. H1: houdingen hebben effect op de keuze voor big 4 en non big 4. Een houding is hierin wat een individu belangrijke karakteristieken vindt voor het bepalen van zijn keuze. Een voorkeur voor bepaalde karakteristieken, prestige, recognition en salaris, wordt gezien als een positievere houding voor de big 4. Daarentegen worden de karakteristieken, atmosfeer, cultuur en balans, gezien als een positievere houding voor de non big 4 (Bagley, Dalton, & Ortegren, 2012).

Het onderzoek werd uitgevoerd door middel van enquêtes waarin aan studenten werd gevraagd welke karakteristieken zij belangrijk vonden bij het zoeken van een carrière. Aan de hand van deze resultaten kon hypothese 1 worden bevestigd. Houdingen hebben een positief effect op

(10)

de waarschijnlijkheid dat de student een aanbod van een big 4 accepteert. Een extra test resulteert in het feit dat salaris en compensatie, prestige en erkenning voor het werken voor een prestigieus bedrijf significant worden geacht voor studenten die een aanbod van een big 4 zullen accepteren. Voor studenten die een aanbod van een non big 4 liever zullen accepteren waren andere karakteristieken significant kenmerkend, namelijk atmosfeer, werk/leven balans en de toon of cultuur van het bedrijf (Bagley, Dalton, & Ortegren, 2012).

2.1.2 Hypothese 1

Bagley e.a. (2012) beschrijven dat verschillende factoren van invloed zijn op de keuze van een student. Uit de TPB van Ajzen (1991) zijn vervolgens determinanten gelinkt aan de intentie om te gaan voor een bepaald gedrag of bepaalde keuze. Attitudes wordt vervolgens omschreven als de gedacht die mensen bij iets hebben en de uitkomst daarvan. Met een gedachte wordt in Bagley e.a. (2012) bedoeld de gedachte van studenten over wat zij verwachten/vinden van een big 4 of een non big 4. Het is het beeld wat studenten bij een bepaald bedrijf hebben. Deze gedachten hoeven overigens niet te zijn ontstaan uit feiten of ervaring. In Bagley e.a. (2012) zijn de gedachten van studenten wel vergeleken met die van professionals en die bleken overeen te komen. Studenten hebben wat dat betreft een reëel beeld van de accountantskantoren.

Het werken voor een big 4 werd gelinkt aan de karakteristieken prestige, compensatie en benefits, netwerk en werk mogelijkheden, grotere cliënten en betere training. De negatieve big 4 gedachten waren het maken van teveel uren, stressvol en competitief en minder persoonlijk en vriendelijk. De negatieve big 4 gedachten waren tegelijkertijd de positieve non big 4 gedachten. De hypothese onder Bagley e.a. (2012) was: houdingen hebben effect op de keuze voor big 4 en non big 4. Om verder te gaan met het onderzoek van Bagley e.a. (2012) en/of hierbij een aansluiting te kunnen maken is de eerste hypothese van dit onderzoek:

H1: De karakteristieken prestige, recognition en salaris zijn positief gerelateerd aan de keuze voor de big

4.

Deze hypothese is zo neergezet omdat uit het onderzoek van Bagley e.a. (2012) bleek dat drie karakteristieken significant kenmerkend waren voor de keuze voor een big 4. Namelijk prestige, recognition en salaris. Overigens waren drie andere karakteristieken significant kenmerkend voor de keuze voor een non big 4. Deze drie karakteristieken waren atmosfeer, cultuur en werk/leven balans.

(11)

2.1.3 Karakteristieken bij het maken van een keuze

Als de karakteristieken beschreven in Bagley e.a. (2012) kenmerkend voor de big 4, salaris, prestige en recognition geplaatst zouden worden in de hiërarchie van behoeftes van Maslow (1943) zouden deze het meeste passen in de hiërarchie ‘esteem’, dit is respect dat iemand nodig heeft van binnen en van buiten iemands omgeving. De karakteristieken kenmerkend voor de non big 4, atmosfeer, cultuur en werk/leven balans vallen meer onder ‘social’ en ‘self-actualisation’. Waarbij social de mogelijkheid is om in contact te komen met andere mensen en ‘self-actualisation’ betekent de mogelijkheid voor zelfontplooiing en vervulling door persoonlijke groei en ontwikkeling (Maslow, 1943). Aan de hand van deze karakteristieken is een duidelijk onderscheid te zien tussen big 4 en non big 4. Waar de karakteristieken voor een non big 4 meer aan de sociale kant liggen, zijn de karakteristieken voor een big 4 prestatie gericht. De big 4 kiezers hechten veel waarde aan erkenning.

Nierop (2006) heeft het accountancy beloningsonderzoek uitgevoerd. Waarin hij onderzoek deed naar wat studenten aantrekt in het accountantsberoep. Hiervoor vulden 547 studenten de vragenlijst in. De aantrekkelijkste aspecten van het accountantsberoep waren het contact met de klanten en de afwisseling in werkzaamheden en het zien van veel verschillende bedrijven. Als laatste vaak genoemde aspect waren de carrièreperspectieven (Nierop, 2006). Het onderzoek van Nierop (2006) is vooral gericht op wat studenten in het algemeen aantrekkelijk vinden aan het accountantsberoep, waardoor er geen te onderscheidden factoren zijn tussen big 4 en non big 4. Verder vindt Nierop (2006) het opvallend dat salaris als aantrekkelijkheidsfactor laag scoort, slechts 5.1%. In de hiërarchie van behoeften (Maslow, 1943) valt salaris in de physiological need, salaris is nodig om zichzelf van eten en kleding te kunnen voorzien (Maslow, 1943). Ook noemt Nierop (2006) een duidelijk verschil in prioriteiten tussen, in dit geval, mannen en vrouwen. Daarmee ondersteunt hij Bagley e.a. (2012), Ajzen (1991) en Maslow (1943) in dat prioriteiten, karakteristieken of behoeftes per persoon kunnen verschillen.

Waar Bagley e.a. (2012) prestige, recognition en salaris significant kenmerkend acht, valt uit het artikel van Nierop (2006) op te merken dat salaris nauwelijks als belangrijk wordt gekenmerkt. Dit kan betekenen dat studenten denken dat ze overal een goed salaris kunnen verwachten en dat daarmee de intentie of behoefte al is vervuld. Het kan ook betekenen dat salaris juist voor iedere keuze dermate belangrijk is, en daardoor niet meer zo wordt gezien.

(12)

2.2 De invloed van de omgeving

De tweede determinant van Ajzen (1991) voor intentie zijn ‘subjective norms’. Dit is de sociale druk die een individu voelt om een bepaald gedrag te vertonen. Bagley e.a. (2012) namen ook deze ‘subjective norms’ mee in hun onderzoek. Zij stelden dat vrienden, familie, collega’s, en andere individuen invloed kunnen hebben op iemands keuze om zich wel of niet op een bepaalde manier te gedragen. Volgens Ajzen (1991) is de waarschijnlijkheid dat een individu een bepaald gedrag gaat vertonen sterker als deze individu gelooft dat mensen in zijn omgeving dit gedrag ondersteunen of adviseren. In Bagley e.a. (2012) is daarom meegenomen of de studenten zich laten beïnvloeden door de verwachte sociale druk van belangrijke mensen uit de omgeving. Hierbij zijn belangrijke mensen gedefinieerd als de mensen die voor de student als belangrijk gezien worden. H2 luidt dan ook: subjectieve normen hebben invloed op de keuze van accountants voor big 4 of non big 4. Subjectieve normen is de invloed van de omgeving, welke zijn opgesplitst naar familie, vrienden, de meeste mensen die de student kent (massa) en de belangrijkste mensen uit de student z’n omgeving.

In de enquête van Bagley e.a. (2012) werden dan ook 4 vragen met betrekking tot de subjectieve normen toegevoegd. Daarbij werd gevraagd of familie je zou aanraden om bij een big 4 te werken. Ditzelfde werd gevraagd met betrekking tot vrienden, meeste mensen en de belangrijke mensen in het leven van de student. Hypothese 2 kon worden bevestigd in dat subjectieve normen een significante positieve invloed hebben op studenten die kiezen voor een big 4. Deze relatie gold niet voor een non big 4. Daarbij werd gesteld dat individuen die verwachten dat de omgeving een big 4 zou aanbevelen eerder een aanbod van een big 4 zullen accepteren.

Binnen de accountancy zijn ook andere onderzoeken geweest met betrekking tot invloed van de omgeving. Uit het artikel van Geiger en Ogilby (2000) blijkt dat de persoon die het eerste vak in accounting lesgeeft al effect heeft op de vervolg keuzes van de student. Deze studie is vooral uitgevoerd om te onderzoeken of de eerste accounting les invloed heeft op het kiezen van accountancy als studierichting. Derhalve valt dit buiten de doelgroep van dit artikel. Echter, op basis van Geiger en Ogilby (2000) kan wel worden gesteld dat een professor invloed kan hebben op de keuze van een student. Voor dit artikel kan dat gezien worden als dat een student

beïnvloedbaar is door mensen om zich heen, dit wordt ondersteund door Bagley e.a. (2012). Auyeung en Sands (1996) gingen een stap verder dan Geiger en Ogilby (2000). Auyeung en Sands (1996) onderzochten factoren die van invloed waren voor accountancy studenten op het maken van een carrière keuze. Hierbij vergeleken zij Australische studenten met studenten uit Hong Kong en uit Taiwan. Hierdoor konden cultuurverschillen zichtbaar worden. In het

(13)

van buitenaf, materiele invloeden en geloof. Hieruit blijkt dat studenten uit Hong Kong en Taiwan zich meer laten beïnvloeden door ouders, leraren, naasten en mensen uit het veld dan Australische studenten die weer meer materieel ingesteld waren (Geiger & Ogilby, 2000). Voor dit onderzoek is het cultuur aspect niet relevant, maar wel interessant is dat Geiger en Ogilby (2000) inderdaad stellen dat studenten beïnvloedbaar zijn door mensen uit de omgeving.

Een onderzoek onder accountancy studenten waarbij rechtstreeks gevraagd werd: geef de redenen waarom je gekozen hebt voor accountancy, werd uitgevoerd door Violette en Chene (2012). Ruim 64% gaf daarbij aan dat succes in accounting vakken op de middelbare school de belangrijkste reden was. De volgende vraag die de studenten gesteld werd ging over of de studenten zich bij de keuze voor accountancy hebben laten beïnvloeden door anderen. De meeste studenten (60%) gaven hierbij aan dat de leraar accountancy op de middelbare school hierop een invloed had, 28% werd beïnvloed door familie en 12% door een studiebegeleider (Violette en Chene, 2012). Ook hieruit blijkt dat invloed van buitenaf invloed heeft op de keuze die een student maakt.

Joseph en andere (1982) vergelijken carrière keuze factoren tussen verschillende professies. Hieruit blijkt dat bij accountants, in vergelijking met advocaten, ingenieurs en artsen, de inkomsten, jaren van educatie, geschiktheid en de rol van de leraar een grotere impact hebben op hun carrière keuze. Volgens dit onderzoek is voor accountants minder belangrijk de invloed van ouders en van de omgeving, kosten van educatie en de werksfeer (Joseph en andere, 1982). Dit artikel spreekt vorige besproken artikelen tegen in de zin dat voor accountants de invloed van ouders en van de omgeving minder belangrijk is. Dit artikel is uit 1982 terwijl de overige artikelen recenter zijn. Gezien de bewegingen in de accountancy markt wordt voor dit onderzoek het artikel van Bagley e.a. (2012) als belangrijker beschouwd. Het is recenter en sluit daarmee meer aan op de huidige situatie. Bovendien onderzochten Joseph en andere (1982) mensen die al in een professionele organisatie zaten, terwijl Bagley e.a. (2012) onderzoek deden onder studenten welke voor de carrière keuze stonden.

2.2.1 Hypothese 2

Factoren die een rol spelen in de keuze voor accountancy bij studenten zijn de affiniteit op de middelbare school met lessen in accountancy (Violette & Chene, 2012), de eerste les in accountancy bij de universiteit (Chen en andere, 2005) en de mensen in de omgeving die affiniteit met accountancy hebben (Pollock en andere, 2002).

Ook in het onderzoek van Bagley e.a. (2012) bleek dat studenten bij het maken van hun carrière keuze beïnvloedbaar waren. Dit noemden zij subjectieve normen en dit werd beschreven

(14)

als de sociale druk om je wel of niet daaraan aan te passen. In het onderzoek van Bagley e.a. (2012) werden groepen onderscheidden in familie, vrienden, meeste mensen in de omgeving, en de belangrijkste mensen in de omgeving. De uitkomst van dit onderzoek was dat studenten zich inderdaad laten beïnvloeden door de sociale druk in de omgeving. Een significant verschil was zichtbaar tussen de studenten die voor een big 4 kozen en beïnvloedbaar waren en studenten die voor een non big 4 kozen en niet beïnvloedbaar waren. Dit is te beredeneren als zijnde dat iemand voor de big 4 kiest als karakteristieken onder andere prestige en erkenning belangrijk vindt. Op het moment dat je familie, vrienden en andere mensen uit de omgeving het een bepaalde aanzien vinden hebben als iemand daar werkt dan zal je je eerder laten beïnvloeden.

Om te kijken of de masterstudenten Accountancy & Control aan de UvA ook beïnvloedbaar zijn, en of dit invloed heeft op hun carrière keuze is hypothese 2 opgenomen.

H2: Studenten die de mening van familie, vrienden en mensen uit de omgeving belangrijk vinden kiezen vaker voor

de big 4.

2.3 Behavioral control

De derde determinant van Ajzen (1991) op de intentie van een individu om zich op een bepaalde manier te gedragen is ‘behavioral control’. Dit is de moeilijkheid die een individu voorziet voor het vertonen van een bepaald gedrag. Waarbij wordt gesteld dat als een individu denkt dat het té moeilijk is om een bepaald gedrag te vertonen, het onwaarschijnlijker is dat deze individu daadwerkelijk dat gedrag gaat vertonen (Ajzen, 1991). In Bagley e.a. (2012) werd ook deze determinant onderzocht waarbij ‘behavioral control’ in dit geval werd uitgelegd dat sommige accounting studenten geloven dat de big 4 kantoren meer uren werk verwachten, en een stressvollere omgeving hebben. Ook zullen sommige studenten denken dat zij niet de academische kennis hebben om te kunnen werken voor een big 4. Daarvoor stelden Bagley e.a. (2012) H3: het zelfbeeld van de student heeft invloed op de keuze tussen big 4 en non big 4. Hierbij is het zelfbeeld de moeilijkheidsgraad om iets te presteren of zich naar te gedragen.

De hypothese kon worden bevestigd in dat het zelfbeeld van de student een negatieve invloed heeft op het accepteren van een aanbod van een big 4. Dit indiceert dat de hoogte van het stress level en de lange uren die geassocieerd worden met de big 4 ervoor zorgen dat studenten eerder kiezen voor een non big 4. Ook stelden Bagley e.a. (2012) dat extra academische kennis nodig om bij de big 4 te werken een negatieve invloed heeft op de student om te willen werken voor een big 4.

(15)

Deze resultaten kwamen uit de enquête waarbij vragen werden gesteld als: ‘big 4 accountantskantoren verwachten teveel uren’, ‘de hoeveelheid uren van een big 4 kosten teveel moeite’, ‘ik heb wellicht niet de kennis nodig om te kunnen werken voor een big 4’ en ‘een non big 4 heeft een betere werk atmosfeer’. Hierbij moesten de studenten ranken van een schaal van 1 (onwaarschijnlijk) tot 7 (waarschijnlijk) (Bagley, Dalton, & Ortegren, 2012).

De ‘perceived behavioural control’ van Ajzen (1991) gebruikt in de derde hypothese van Bagley e.a. (2012) gaat dit onderzoek te buiten. Voor dit onderzoek is relevant of de karakteristieken en de omgeving een invloed heeft. Daarna wordt ingegaan op de negatieve publiciteit.

2.4 Negatieve publiciteit

De onderzoeksvraag is geformuleerd in de vraag: heeft negatieve publiciteit invloed op de keuze van studenten om te willen werken voor een big 4 of non big 4 accountantskantoor.

Deze vraag zal worden beantwoord aan de hand van drie cases van negatieve publiciteit. Gekozen is voor het recent uitgebrachte AFM rapport waaruit de gehele big 4 slecht naar voren kwamen. Het KPMG – Ballast Nedam verhaal waarin de accountants van KPMG schikkingen hebben getroffen en boetes zijn uitgedeeld vanwege ontoereikende waarnemingen. Voor de laatste negatieve publiciteit is gekozen voor Imtech. Deze casussen worden in hoofdstuk drie uitgebreid behandeld.

Aan de hand van de eerste twee hypotheses hebben we al een inschatting kunnen maken welke karakteristieken studenten belangrijk vinden en of zij zich laten beïnvloeden in hun carrière keuze. In deze hypothese wordt een stap verder gegaan door te onderzoeken hoeveel studenten afweten van het nieuws.

(16)

3 De rol van de accountant en de schending van die rol in het nieuws

Een accountant is iemand die de financiële verslaggeving nakijkt aan de hand van auditstandaarden, waar de verslaggeving aan moet voldoen. Hierover brengt hij een, onafhankelijk, oordeel uit (SOX, 2002). De rol van de accountant is ontstaan door een belangenverstrengeling tussen manager en eigenaar van een bedrijf, dit is de agency theorie. Het basis idee van de agency theorie is dat de eigenaren en manager een ander belang nastreven. Beide groepen hebben verschillende informatie beschikbaar, wat ervoor zorgt dat een informatieprobleem ontstaat. Als de informatie die naar buiten gebracht wordt niet betrouwbaar is, zorgt dat ervoor dat de markt niet kan functioneren. Aandeelhouders kunnen niet op de informatie vertrouwen en zullen niet gaan investeren. Zonder een oordeel van een accountant, een onafhankelijke derde, heeft een financiële verslaggeving geen waarde, omdat de manager de cijfers naar zijn behoeve kan presenteren (Gray & Manson, 2011).

Voor het verlenen van een onafhankelijke audit heeft een accountant negen fundamentele principes waar hij zich aan moet houden. Deze zijn opgesteld door de Auditing Practices Board. De negen principes zijn: verantwoording, integriteit, objectief en onafhankelijk, competent, streng, rechtvaardig, duidelijk, compleet en effectieve communicatie, associatie en waarde verhogend (APB, 2009). Volgens de IFAC moet een professionele accountant integer en objectief zijn, professionele competenties hebben, zorgvuldig zijn, vertrouwelijk zijn en zich professioneel gedragen. Er zijn potentiele bedreigingen, zoals eigen belang, familiariteit, self-review, die ervoor zorgen dat een accountant zich niet altijd aan deze principes en waardes houdt (Gray & Manson, 2011). Als een accountant zich niet aan de regels of principes houdt, en dit wordt ontdekt, dan kan dat in het nieuws terecht komen. In 2013/2014 is dat meerdere malen gebeurd. Voor dit onderzoek zijn drie ‘evenementen’ gekozen, deze zijn in de enquête opgenomen.

3.1 AFM Rapport 2014

Op 25 september 2014 is het rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties, openbaar gemaakt. Dit zorgde voor krantenkoppen als “structurele tekortkomingen (AFM, 2014).

De AFM (2014) heeft in het rapport onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de wettelijke controles en de kwaliteitsbeheersing en –bewaking door de big 4. De AFM heeft bewust gecontroleerd bij de big 4 omdat zij voor zowel organisaties van openbaar belang (OOB) en overige ondernemingen en instellingen (niet – OOB) een vergunning hebben. Bovendien verzorgt de big 4 ruim 90% van de wettelijke controles van de OOB’s en de helft van alle wettelijke controles bij niet-OOB’s (AFM, 2014).

(17)

Het toezicht van de AFM is om de kwaliteit van wettelijke controles te verhogen en deze kwaliteit te waarborgen. Het doel van het onderzoek van de AFM (2014) was de beoordeling van de kwaliteit van de wettelijke controles en beoordeling of de maatregelen van de accountantsorganisaties voor waarborgen van de kwaliteit hebben gezorgd. Ook heeft de AFM (2014) in dit onderzoek inzicht verkregen in de oorzaken die volgens de big 4 aan tekortkomingen ten grondslag liggen. Dit mag sinds 2014 openbaar gemaakt worden, op kantoor niveau, zodat beleggers en andere gebruikers van de financiële verslaggeving kunnen zien hoe de kwaliteit ligt en zich verhoudt.

De AFM heeft onderzocht of de externe accountant voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen, benodigd om zijn oordeel te onderbouwen en aan de vakbekwaamheidsregels te voldoen. Als deze informatie niet voldoende was, of ongeschikt dan is dit niet voldoende om het oordeel over de jaarrekening te onderbouwen. In dat geval werd die controle bestempeld als onvoldoende. De AFM meldt hierover dat een onvoldoende uitgegeven controle niet per definitie betekent dat de gecontroleerde jaarrekening onjuist is. De AFM kan niet oordelen over de juistheid van de jaarrekening, hierover heeft de AFM geen onderzoek gedaan. De AFM heeft bij elk van deze big 4 10 wettelijke controles uit de periode 2012/2013 beoordeeld. Hiervan zijn er 18 als onvoldoende aangemerkt (45%). Vier bij Deloitte, drie bij EY, zeven bij KPMG en vier bij PWC. De uitkomsten geven een duidelijke indicatie of de kwaliteit van de wettelijke controles voldoende wordt gewaarborgd door de accountantsorganisaties. Het onderzoek is een voortgangsonderzoek op die uit 2010 waaruit ook al bleek dat de controles onder de maat waren (52%). In 2010 heeft de AFM een rapport opgesteld met betrekking tot de kwaliteit van de accountants controle en de bewaking hierop. Dit heeft de AFM ingesteld omdat zij een eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten bevorderen. De AFM stelt dat de markt erop moet kunnen vertrouwen dat de accountant de jaarrekening goed heeft gecontroleerd. Uit de bevindingen blijkt dat de accountantscontroles bij alle big 4-kantoren structurele tekortkomingen bevatten waardoor de kwaliteit tekortschiet. Deze tekortkomingen verschillen per kantoor en per onderzochte accountantscontrole (AFM, 2010).

Naar aanleiding van dit onderzoek uit 2010 hebben de big 4 accountantsorganisaties maatregelen genomen gericht op het waarborgen van de kwaliteit van wettelijke controles (AFM, 2010). In 2014 wordt vervolgens geconcludeerd dat de maatregelen opgesteld in 2010 niet het gewenste resultaat hebben bereikt. Het betreft verschillende tekortkomingen van de externe accountant. De aanbeveling van de AFM is dat de accountancysector zo snel mogelijk concrete

(18)

maatregelen moet doorvoeren om de kwaliteit van de wettelijke controle te waarborgen en het publiek belang meer centraal te stellen (AFM, 2014).

Naar aanleiding van de gestelde, tekortkomende, kwaliteit van controles gaat de AFM nu strikter toezicht houden op alle accountantsorganisaties. De big 4 vertegenwoordigd een dermate grote markt in de uitvoering van wettelijke controles dat de AFM als eerst daar onderzoek heeft willen doen. Naar aanleiding van de, ondermaatse, uitkomst gaat de AFM het onderzoek verder oppakken en ook bij kleinere accountantskantoren controleren. Op deze manier wil de AFM (2014) de kwaliteit van wettelijke controles in het algemeen verbeteren. De gebruikers van financiële verslaggeving kunnen dan wellicht meer steunen op het oordeel van de accountant, iets waar de accountant ooit voor bedoeld was.

3.2 De KPMG – Ballast Nedam zaak

Op 30 december 2013 treft KPMG een schikking voor haar rol bij het verhullen van betalingen aan buitenlandse agenten. Bij KPMG en drie voormalige partners is over de jaren 2000 tot en met 2003 een strafrechtelijk onderzoek gedaan naar de rol van de accountant bij het verhullen van betalingen aan buitenlandse agenten door Ballast Nedam. In het onderzoek, verricht door de FIOD, is naar het oordeel van het OM gebleken dat de door KPMG verrichte accountantscontrole bewust is uitgevoerd op een wijze die mede mogelijk heeft gemaakt dat betalingen van Ballast Nedam aan buitenlandse agenten en de daarbij horende schaduwadministratie werden verhuld. KPMG wordt verweten dat zij onvoldoende aandacht hadden voor de naleving van de zorgvuldigheids- en integriteitseisen. KPMG betaalt in totaal 7 miljoen euro voor haar rol bij de controles, welke ontoereikend zijn bevonden, over de boekjaren 2000 tot en met 2003. Dat bedrag is opgebouwd uit 3,5 miljoen euro boete en 3,5 miljoen euro ontneming. Naar aanleiding van deze zaak is het compliancebeleid bij KPMG verder aangescherpt en vastgelegd in aanvullende maatregelen om de integriteit van de organisatie te waarborgen (Openbaar Ministerie, 2013).

In deze casus heeft de accountant van KPMG dus niet aan haar verplichtingen kunnen voldoen. De accountant is niet oprecht geweest. Het kan zijn dat hier sprake was van eigen belang, of intimidatie. Feit is in ieder geval dat de accountant er niet voor heeft gezorgd dat alle informatie beschikbaar is gesteld aan de gebruikers van de financiële verslaggeving.

3.3 Imtech

“Imtech is dé voorkeurspartner in technische dienstverlening, die excelleert in het realiseren van geïntegreerde, duurzame en inventieve oplossingen op het gebied van technologie en inventieve

(19)

oplossingen op het gebied van technologie en onderhoud met een aantoonbare waarde voor haar klanten en de maatschappij” is de tekst die hedendaags te zien is op de website (Imtech, 2014).

4 februari 2013 (Telegraaf, 2013) wordt bekend dat Imtech te maken heeft met problemen bij Poolse dochter onderneming. In Polen was een deal aangenomen met betrekking tot het opbouwen van een Pools pretpark. Op 4 februari wordt bekend dat Imtech zich verslikt lijkt te hebben in de waarde van dit project en moet ruim 100 miljoen afschrijven. Dit zorgt onmiddellijk voor een waardedaling van Imtech op de beurs. Het publiceren van de jaarrekening 2012 wordt uitgesteld. Op 23 februari 2013 (Telegraaf, 2013) blijkt dan dat de problemen bij Imtech toch groter zijn dan in eerste instantie gedacht. Imtech heeft dan ontdekt dat de waarde van oude debiteuren en onderhanden project van de dochtermaatschappij in Duitsland naar beneden moeten worden bijgesteld. Dit zorgt voor een kostenplaatje van 150 miljoen euro. Het bedrag dat in Polen moet worden opgevangen is inmiddels van 100 miljoen al bijgesteld naar 150 miljoen. Imtech doet een claimemissie.

KPMG ontdekte in 2013 dat sprake was van fraude en onjuiste balansposten bij de Poolse en Duitse dochters. Echter, de vereniging van effectenbezitters stelt zich op het standpunt dat KPMG dit veel eerder had moeten ontdekken. In de controle is KPMG te nalatig geweest door zonder toegang tot het het Poolse IT systeem toch op de Poolse cijfers te vertrouwen. Ook werden signalen vanuit Imtech naar KPMG genegeerd. Beleggers hebben op deze manier onterecht op jaarrekening gesteund (VEB, 2013).

In oktober 2014 wordt bekend dat Imtech een schikking treft met de beleggers (Accountant, 2014). Er wordt een fonds opgericht, om beleggers tegemoet te komen, welke zal worden gevuld door Imtech, de aansprakelijkheidsverzekeraar en KPMG.

In de Imtech casus voldoet de accountant niet aan haar eisen. KPMG heeft een oordeel gegevens over iets waarvan zij onvoldoende onderbouwing hebben. Dit is wat de AFM (2014) ook naar voren bracht. Het is onvoldoende en nalatig om een oordeel te geven over informatie die niet toegankelijk was. Ook dit brengt de rol van de accountant in gevaar.

(20)

4 Methodologie

4.1 Onderzoeksmethode

Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op basis van een enquête. De enquête zal voornamelijk bestaan uit gesloten vragen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een 5 punten schaal. Het doel van het onderzoek zal bij de studenten niet uit de enquête duidelijk worden. Zoals bij de hypotheses al vermeld zal het onderzoek bestaan uit drie hypotheses, de enquête zal voor elk van de drie hypotheses de vraagstelling wijzigen.

In het eerste deel wordt gebruik gemaakt van de vraagstelling van Bagley e.a. (2012) om te kijken of de Amsterdamse studenten dezelfde uitkomsten genereren. In dit deel wordt de vraag gesteld wat belangrijk is in het maken van een carrière keuze. Hierbij worden verschillende opties gegeven waarbij de studenten moeten ranken van 1 = onbelangrijk naar 5 = heel belangrijk, waarbij 3 neutraal is, in hoeverre ze een optie belangrijk vinden.

Hierna is een casus situatie opgesteld. De casus stelt een situatie voor aan studenten dat ze twee contracten aangeboden krijgen, 1 bij een big 4 kantoor en 1 bij een non big 4 kantoor. Daarna komt de vraag in hoeverre ze geneigd zouden zijn om op een bod in te gaan. Ook deze vraag is met een 5 punten schaal waarbij 1 = zeker niet accepteren en 5 = zeker wel accepteren, opnieuw is 3 neutraal. Deze vraag behoort niet specifiek toe aan één van de hypotheses maar kan wel belangrijk zijn voor het verloop van het onderzoek.

In het tweede deel wordt gebruik gemaakt van een ander deel van Bagley e.a. (2012). Dit omdat zij goede vragen hebben opgesteld met betrekking tot invloed van buitenaf. Hierin worden vragen gesteld in welke mate je het belangrijk vindt wat familie, vrienden en andere van je denken, maar dan gefocust op het hebben van een carrière binnen accountancy. Opnieuw is een5 punten schaal aangehouden waarbij 1 = onbelangrijk en 5 = heel belangrijk.

In het derde en laatste deel van de enquête gaan we in op andere factoren. Hierin is deels opnieuw overgenomen van het onderzoek van Bagley e.a. (2012), maar zijn ook eigen vragen toegevoegd welke van belang zijn voor dit onderzoek. Om de invloed van negatieve publiciteit te kunnen onderzoeken is voor dit onderzoek gesteld dat studenten dan wel op de hoogte zouden moeten zijn van alle accountancy publiciteit. Derhalve worden vragen of betrokkenheid gesteld, opnieuw op een 5 punten schaal manier. Hierin is 1 = nee en 5 = heel veel. Gesteld kan worden dat als studenten niets weten over een klein kantoor dit invloed heeft op de beslissing van studenten.

(21)

4.2 Doelgroep

De enquête is afgenomen onder de master studenten in de richting accountancy & control aan de universiteit van Amsterdam. De meeste masterstudenten hebben eerst het bachelor traject accountancy & control afgewerkt. De bachelor begint met het eerste jaar als economie en bedrijfskunde en start in het tweede jaar met de richting accountancy. In de bachelor fase, evenals in de masterfase, worden verschillende dagen georganiseerd door de Big 4 accountantskantoren. Dit zijn evenementen als Inhouse Dagen, een dag kennis maakt met het desbetreffende kantoor op een informele manier, maar wel met een casus. Fort Boyard, accountancy geassocieerde oplossingen moeten bedenken met je medestudenten. Of ze sponsoren activiteiten of studieverenigingen. De studievereniging economie en bedrijfskunde aan de UvA heet SEFA en zij worden gesponsord door KPMG.

Tegenwoordig werken middelgrote kantoren samen om ook dit soort activiteiten te organiseren. De middelgrote kantoren zijn BDO, Mazars, Grant Thornton en RSM. Voor dit onderzoek zal geen onderscheidt gemaakt worden in groot, middelgroot en klein, maar alleen tussen groot en klein. De bovengenoemde middelgrote kantoren zullen vallen onder de categorie klein.

In de accountancy is het gebruikelijk om na de master accountancy & control aan de slag te gaan. Dit kan zowel in de branche als daarbuiten. De studenten die inderdaad op het gebied accounting doorgaan komen doorgaans als junior associate bij een big 4 of assistent accountant bij een klein kantoor terecht. Vooral bij een big 4 kantoor is het wel gebruikelijk dat de student vanuit het kantoor doorstudeert voor Register Accountant. Ook bij een klein kantoor kan dit in overleg vaak wel gedaan worden. Het is niet gebruikelijk om aan de opleiding voor RA te beginnen voordat je enig werkervaring hebt opgedaan. Het praktijk gedeelte van de RA opleiding gaat om 500 controle uren per semester en is daarom niet zonder baan op te brengen.

Als masterstudent heb je er dus een traject van 4 jaar opzitten. In deze vier jaar is flink gelobbyd, door voornamelijk de big 4 kantoren. De studenten staan nu voor de keuze om te gaan solliciteren. Dus de groep masterstudenten hebben net de keus gemaakt of staan voor de keuze om te bepalen voor welk bedrijf zij willen gaan werken.

(22)

4.3 Respondenten

Honderd zevenendertig master accountancy & control studenten van de Universiteit van Amsterdam namen deel aan dit onderzoek. De respondenten namen deel aan het vak Internal Control and Accounting Information Systems (ICAIS), voor dit vak hebben zij verplichte deelname. In deze steekproef zijn de respondenten welke al een stage of werk aanbod hadden niet uitgehaald. Dit zou de steekproef teveel verkleinen, want 83 respondenten hebben nog geen enkel aanbod liggen. Demografische data voor de respondenten zijn gepresenteerd in tabel 4.1.

Tabel 4.1

Studenten Respondenten Demografieᵅ Gender Male 54.5% Female 45.5% Age* <23 35.3% 23-25 48.5% >25 14.2% Nationaliteit Nederlands 76.1% Anders 23.9% Track Accountancy 48.5% Control 26.9%

Accountancy & Control 24.6%

Keuze voor Big 4ᵇ

Ja 55.9%

Nee 26.3%

Demografie is gebaseerd op de responses van 134 deelnemers. Van de 137 studenten uit deze steekproef hebben drie respondenten de algemene informatie nodig voor de demografie niet ingevuld. Keuze voor big 4 is gebaseerd op 137 respondenten.

De score is berekend met de formule: Big 4 - Non big 4 Positieve score is een keuze voor big 4

Negatieve score is een keuze voor non big 4

0 (13,9%) betekent indifferent tussen big 4 en non big 4 * De gemiddelde leeftijd is 23,33

(23)

4.4 Constructen

Hieronder een overzicht met gebruikte constructen in de analyses welke in hoofdstuk 5 aan de orde komen.

Big = de waarschijnlijkheid dat de studenten een aanbod van een big 4 accountantskantoor zal accepteren op een schaal van 1-5

Nonbig = de waarschijnlijkheid dat de studenten een aanbod van een non big 4 accountantskantoor zal accepteren op een schaal van 1-5

BN = big – nonbig; dit is de waarschijnlijkheid dat de studenten een aanbod van een big 4 accountantskantoor zal accepteren gecorrigeerd voor het feit dat de studenten een aanbod voor een non big 4 ook zullen accepteren.

SPR = (Salary + Prestige + Recognition) / 3

Salary = op schaal van 1 op 5 of studenten salaris als belangrijke karakteristiek beschouwen

Prestige = op schaal van 1 op 5 of studenten prestige als belangrijke karakteristiek beschouwen

Recognition = op schaal van 1 op 5 of studenten recognition als belangrijke karakteristiek beschouwen

PR = (Prestige + Recognition ) / 2

ACB = (Atmosphere + Culture + Balance) / 3

Atmosphere = op schaal van 1 op 5 of studenten atmosfeer als belangrijke karakteristiek beschouwen

Culture = op schaal van 1 op 5 of studenten de bedrijfscultuur als belangrijke karakteristiek beschouwen

Balance = op schaal van 1 op 5 of studenten een werk/leven balans als belangrijke karakteristiek beschouwen

FFP = (Family + Friends + People) / 3

Family = in hoeverre een student zich laat beinvloeden door familie Friends = in hoeverre een student zich laat beinvloeden door vrienden

(24)

People = in hoeverre een student zich laat beinvloeden door, voor hen, belangrijke mensen

Active = (Events + SEFA + FSA) / 3

Events = in hoeverre een student deel heeft genomen aan evenementen geregeld d oor de Big 4 zelf

SEFA = in hoeverre een student deel heeft genomen aan SEFA accountancy tour FSA = in hoeverre een student deel heeft genomen aan FSA Fort Boyard

KF = (AFM + KPMG + Imtech) /3; de kennis die studenten van fraude hebben

AFM = op schaal van 1 tot 5 in hoeverre student op de hoogte is van de AFM

rapport

KPMG = op schaal van 1 tot 5 in hoeverre student op de hoogte is van KPMG – Ballast Nedam

Imtech = op schaal van 1 tot 5 in hoeverre student op de hoogte is van Imtech SPRKF = SPR * KF; Dit is de interactie van SPR en KF

ACBKF = ACB * KF; Dit is de interactie van ACB en KF FFPKF = FFP * KF; Dit is de interactie van FFP en KF

Nationality = controle variabele op het land waar de student uit komt. Hierbij hebben de Nederlandse studenten 0 en buitenlandse studenten 1.

Track = controle variabele op de variant accountancy of control die de studenten studeren. Hierbij heeft de track accountancy 0, de track control = 1. Iemand die beide tracks volgt (accountancy/control) valt onder accountancy.

(25)

In onderstaande tabel (4.2) zijn de beschrijvende statistieken toegevoegd van de gebruikte constructen. Op basis van de minimale score en maximale score is te zien dat in het onderzoek, de enquête, veelal gebruik is gemaakt van een 1-5 schaal. Het aantal respondenten is overal 137, er zijn geen vragen overgeslagen. Correctie hiervoor was niet noodzakelijk. Aan de hand van de gemiddelde scores kunnen we zeggen dat er over het algemeen meer gekozen wordt voor een big 4 dan voor een non big 4. Dit wordt nogmaals bevestigd door de gemiddelde van BN, een positief gemiddelde is vaker een keuze voor een big 4. Verder zijn de gemiddeldes van AFM, KPMG en Imtech respectievelijk 2.93, 2.87 en 2.52. Aan de hand van deze scores lijkt de kennis omtrent negatieve publiciteit laag.

Tabel 4.2 Beschrijvende statistieken constructen en variabelen

gemiddelde med min max

Big 3.77 3 1 5 nonbig 3.08 3 1 5 BN 0.69 0 -4 4 SPR 3.57 3 1 5 Salary 3.72 3 1 5 Prestige 3.57 3 1 5 Recognition 3.43 3 1 5 PR 3.5 3 1 5 ACB 4.24 3 1 5 Atmosphere 4.2 3 1 5 Culture 4.22 3 1 5 Balance 4.3 3 1 5 Family 2.66 3 1 5 Friends 2.86 3 1 5 People 2.7 3 1 5 FFP 2.74 3 1 5 AFM 2.93 3 1 5 KPMG 2.87 3 1 5 Imtech 2.52 3 1 5 KF 2.77 3 1 5 N = 137

(26)

5 Resultaten

5.1 Prestige, recognition en salaris zijn voor studenten de belangrijkste karakteristieken om te kiezen een big 4 accountantskantoor.

Om deze hypothese te toetsen is gebruik gemaakt van de karakteristieken getoetst in de enquête. Deze karakteristieken zijn salaris en compensatie (Salary), bedrijfs prestige (Prestige), status van werken voor een prestigieus bedrijf (Recognition), werksfeer en/of stress level (Atmosphere), cultuur en de toon van het bedrijf (Culture) en het hebben van een goede balans tussen werken en vrije tijd (Balance). Deze karakteristieken komen uit het artikel van Bagley e.a. (2012). In dit artikel is voordat het onderzoek is opgezet een enquête uitgedeeld aan studenten waarin werd gevraagd welke karakteristieken belangrijk zijn voor het maken van een carrière keuze. Hieruit kwam een lijst waaruit de belangrijkste karakteristieken werden meegenomen in het onderzoek. De belangrijkste karakteristieken zijn salaris en compensatie, prestige, recognition, atmosfeer, cultuur en balans. Waarbij de eerste drie karakteristieken belangrijker werden ondervonden bij een big 4 en de laatste drie juist voor een non big 4 (Bagley, Dalton, & Ortegren, 2012). Aan de hand van deze bevindingen zijn twee construct variabelen gemaakt, SPR en ACB. Waarbij SPR bestaat uit de variabelen salaris, prestige en recognition en ACB bestaat uit atmosfeer, cultuur en balance.

Om dit onderzoek te kunnen aansluiten bij het onderzoek van Bagley e.a. (2012) is eerst een correlatiematrix gemaakt. De uitkomsten van de correlaties bevestigen de hypothese dat prestige en recognition belangrijke kenmerken zijn voor de keuze voor een big 4. De variabelen prestige en recognition tonen een significante samenhang met het construct big. Dit betekent dat de variabelen prestige en recognition van samenhangen met de keuze voor een big 4. Salaris heeft geen significante samenhang met het construct big. Salaris vertoont nog wel correlatie met prestige en recognition, maar deze resultaten gaan dit onderzoek te buiten. Deze bevinding is niet conform Bagley e.a. (2012) waarin wel een samenhang tussen salaris en de keuze voor een big 4 werd geconstateerd. Wel sluit dit aan met het artikel van Nierop (2010) waarin hij stelt dat salaris geen belangrijke karakteristiek is bij het maken van een carrière keuze. Aan de hand van deze correlatietabel kan geen reden worden vastgesteld. Nierop (2010) stelt dat studenten salaris geen belangrijke karakteristiek is bij het maken van de keuze tussen big 4 en non big 4. Dat kan door deze correlatietabel niet worden bevestigd noch worden ontkracht. Ook bij de non big zien we geen significante samenhang met salaris. Daaruit kan worden opgemaakt dat Salaris of altijd als belangrijke karakteristiek wordt bevonden en daardoor niet specifieke samenhang vertoont met big of non big. Of het betekent dat conform Nierop (2010) studenten salaris geen belangrijke

(27)

Ook de construct variabelen SPR en ABC zijn meegenomen in de correlatiematrix. Hieruit blijft dat SPR een significante samenhang toont met de keuze als geheel. Voor Big en de gecorrigeerde keuze BN blijkt een significante positieve samenhang met SPR. Voor non big is er ook een significante samenhang met SPR, deze is negatief. Als de losstaande variabelen salaris, prestige en recognition zijn samengevoegd in het construct SPR vertoont dit dus wel een samenhang met de keuze voor een big 4 of een non big 4. Op deze manier kan worden aangesloten met Bagley e.a. (2012) in dat zowel prestige en recognition als salaris belangrijke karakteristieken zijn voor een keuze voor een big 4. Tevens zijn deze karakteristieken belangrijk, maar in negatieve zin, voor de keuze voor een non big 4. Voor dit onderzoek wordt SPR als belangrijk construct meegenomen. De karakteristiek salaris is dus meegenomen in het onderzoek, ondanks dat salaris op zichzelf geen significant verband met de keuze voor een big 4 of non big 4 heeft. Hierbij wordt voorbij gegaan aan het artikel van Nierop (2010), maar wordt aangesloten met Bagley e.a. (2012).

Tabel 5.1

Correlatie tussen karakteristieken en de keuze voor een big/non big 4

Big Nonbig BN Salary 0.016 -0.109 0.073 Prestige **0.302 *-0.187 **0.293 Recognition **0.339 *-0.201 **0.323 Atmosphere -0.005 0.101 -0.061 Culture 0.025 0.032 -0.003 Balance -0.151 **0.234 **-0.227 SPR **0.293 *-0.215 **0.303 ABC *0.052 0.149 0.118

* Correlatie is significant op een 0.05 level ** Correlatie is significant op een 0.01 level

(28)

Op basis van deze correlatiematrix kan worden gesteld dat H1 niet kan worden bevestigd. Prestige en recognition vertonen een significante samenhang met zowel de keuze voor een big 4 als een non big 4. Daarmee zijn prestige en recognition belangrijke karakteristieken om te kiezen voor een big 4. Voor de karakteristiek salaris kan dit niet worden gesteld omdat salaris geen significante samenhang vertoont met de keuze voor een big 4 of een non big 4. De drie karakteristieken samen, construct SPR, vertoont wel een significante samenhang met de keuze voor een big 4. Tevens vertoont SPR een negatieve samenhang met de keuze voor een non big 4. Om verder in te gaan op de hypothese is eerst berekend hoe betrouwbaar de construct variabele SPR is, door middel van een Cronbach Alpha. Daarna is een meervoudige regressie gedraaid.

Om vervolgens voor samengestelde constructen te kijken of deze betrouwbaar zijn, en daarmee de juiste resultaten tonen wordt de Cronback alpha voor het construct SPR berekend. Dit is een inter-item correlatie welke corrigeert voor het aantal toegevoegde items, in dit geval dus salaris, prestige en recognition. Een Cronbach alpha mag niet lager zijn dan 0.5 en voor een betrouwbaar construct hoger dan 0.7. In de kolom ‘Cronbach’s Alpha if Item deleted’ is de hoogte van de betrouwbaarheid terug te vinden als de karakteristiek daarvoor uit het construct zou worden gehaald.

Tabel 5.2

Cronbach Alpha van Salary, Prestige en Recognition (SPR) Cronbach's Alpha N of items

0.685 3 Cronbach's Alpha if Item deleted Salary 0.789 Prestige 0.441 Recognition 0.447

Zoals in tabel 5.2 is te zien is de Cronbach Alpha voor SPR 0.685 (rond de 0.7). Dit is een betrouwbare score. Echter, als salaris hieruit verwijderd zou worden en het construct PR overblijft dat wordt de Cronbach Alpha 0.789, wat nog betrouwbaarder is (>0.7). Op basis van deze Cronbach Alpha kan gesteld worden dat het construct in principe goed is, maar dat ons onderzoek betrouwbaardere resultaten verschaft als het construct PR zou worden gebruikt. Dit komt overeen met de eerdere bevindingen uit de correlatietabel, prestige en recognition hebben een significante samenhang met de keuze voor een big 4 of een non big 4 en zijn

(29)

daardoor betrouwbare variabelen. In Tabel 5.2 is te zien dat op het moment dat prestige of recognition uit het construct zou worden verwijderd, de betrouwbaarheid van het construct daalt (waarde < 0.5). Salaris vertoonde in de correlatietabel al geen samenhang voor de keuze voor een big 4 of een non big 4. Uit tabel 5.2. blijkt dat salaris de onbetrouwbaarste karakteristiek in het construct is. Toch is de betrouwbaarheid van het construct SPR redelijk.

Voor de regressieanalyse maken we gebruik van beide constructen, zowel SPR als PR. Hieruit moet kunnen worden opgemaakt of het verschil in SPR en PR uitmaakt voor de uitkomst van de regressie.

De eerste regressieanalyse wordt opgesteld aan de hand van de formule:

Big = c + βSPR +βnationality+ βtrack +βage

Uit de uitkomsten van de meervoudige regressie (tabel 5.3) blijkt dat 18.7% door dit model wordt verklaard (Adjusted R²). Het model als geheel is een statistisch significante voorspeller van de keuze voor een big 4 (sig. = 0.000 <0.05). De significante negatieve coëfficiënt voor Track geeft aan dat iemand die accountancy studeert (=0) vaker voor de big 4 zal kiezen als iemand de control track volgt (=1). SPR is significant positief; dat betekent dat studenten die salaris, prestige en erkenning belangrijk vinden een aanbod van big 4 hoger waarderen. De verandering in de R² laat zien dat het toevoegen van de variabele SPR de R2 met 7.2% vergroot (Change R²). SPR is dus een belangrijke verklarende factor. Uit deze regressie analyse kan worden opgemaakt dat hypothese 1 kan worden bevestigd, SPR is een belangrijke factor in het maken van een keuze voor de big 4.

Tabel 5.3 Unstandardized Standardized

B Std. Error Beta t Sig.

(Constant) 2.123 1.278 1,661 0.099 Age 0.008 0.053 0.012 0.155 0.877 Track -1.014 0.228 -0.357 -4.440 **0.000 Nationality 0.141 0.249 0.048 0.566 0.572 SPR 0.485 0.142 0.282 3.417 **0.001 0.212 Adj R² 0.187 Change R² 0.072 F **8.664

** Significant op een <0.01 level

(30)

Om vervolgens te controleren of dit juist is, is dezelfde meervoudige regressie uitgevoerd voor de keuze van een non – big 4 accountantskantoor.

Nonbig = c + βSPR +βnationality+ βtrack +βage

Uit de uitkomsten van deze meervoudige regressie (tabel 5.4) blijkt dat 12.7% door dit model wordt verklaard (Adjusted R²). Het model als geheel is een statistisch significante voorspeller van de keuze voor een non big 4 (sig. = 0.000 < 0.05). De significante (sig <0.01) positieve coëfficiënt voor Track betekent dat iemand die accountancy (=0) studeert minder snel voor een non big 4 kiest dan iemand die control studeert (=1). SPR is significant negatief (sig. = 0.004 <0.01); dat betekent dat studenten die salaris, prestige en erkenning belangrijk vinden een aanbod van een non big 4 minder waarderen. De verandering in de R² laat zien dat het toevoegen van de variabele SPR de R² met 5.7% vergroot (change R²). SPR is dus een belangrijke verklarende factor. Uit deze regressie analyse kan worden opgemaakt dat SPR een belangrijke factor is in het maken van een keuze voor de non big 4.

Uit Bagley e.a. (2012) bleek al dat karakteristieken positief voor de keuze voor een big 4, negatief waren voor een keuze voor een non big 4. De uitkomsten van de regressieanalyses ondersteunen Bagley e.a. (2012) hierin. SPR is positief van invloed op de keuze voor een big 4 en tegelijkertijd negatief van invloed op de keuze voor een non big 4.

Tabel 5.4 Unstandardized Standardized

B Std. Error Beta t Sig.

(Constant) 5.515 1.261 4.374 **0.000 Age -0.052 0.052 -0.082 -1.004 0.317 Track 0.738 0.225 0.273 3.276 **0.001 Nationality 0.287 0.246 0.102 1.168 0.245 SPR -0.414 0.140 -0.253 -2.960 **0.004 0.153 Adj R² 0.127 Change R² 0.057 F **0.5837

** Significant op een <0.01 level

(31)

Als laatste controle is een samengestelde variabele gebruikt als afhankelijke variabele voor de keuze van studenten. Dit is de variabele BN wat de waarde van big 4 – non big 4 inhoud. Dit betekent dat als deze score positief is de student liever voor een big 4 gaat, is de score negatief dan zal de student eerder een aanbod van een non big 4 accepteren.

BN = c + βSPR +βnationality+ βtrack +βage

Uit de uitkomsten van de meervoudige regressie (tabel 5.5) blijkt dat 21.7% door dit model wordt verklaard (Adjusted R²). Het model als geheel is een statistisch significante voorspeller van de keuze voor een big 4 gecorrigeerd voor de keuze voor een non big 4 (sig. = 0.000 < 0.05). De significante negatieve coëfficiënt voor Track geeft aan dat iemand accountancy volgt sneller voor een big 4 zal kiezen dan iemand die control studeert. SPR is significant positief; dat betekent dat studenten die salaris, prestige en erkenning belangrijk vinden een aanbod van big 4 meer

waarderen. De verandering in de R²laat zien dat het toevoegen van de variabele SPR de R² met 8.8% vergroot (Change R²). SPR is dus een belangrijke verklarende factor. Deze regressie biedt ondersteuning op de vorige twee regressies in dat SPR een belangrijke invloed heeft op de keuze van studenten, positief bij een keuze voor een big 4 en negatief bij de keuze voor een non big 4.

Tabel 5.5 Unstandardized Standardized

B Std. Error Beta t Sig.

(Constant) -3.393 2.090 -1.623 0.107 Age 0.060 0.086 0.054 0.700 0.485 Track -1.752 0.373 -0.370 -4.692 **0.000 Nationality -0.146 0.408 -0.030 -0.358 0.721 SPR 0.899 0.232 0.314 0.387 **0.000 0.241 Adj R² 0.217 Change R² 0.088 F **6.239

** Significant op een <0.01 level

(32)

Eerdere bevindingen waren dat salaris wellicht geen belangrijke karakteristiek is in het maken voor een keuze voor een big 4 specifiek. Om deze bevindingen ondersteuning te bieden is de meervoudige regressie voor de keuze voor een big 4 opnieuw gedraaid, nu niet met SPR maar met de construct PR.

Big = c + βPR +βnationality+ βtrack +βage

Uit de uitkomsten van de meervoudige regressie (tabel 5.6) blijkt dat 21.7% door dit model wordt verklaard (Adjusted R²). Het model als geheel is een statistische significante voorspeller van de keuze voor een big 4 (sig. = 0.000<0.05). In deze analyse blijkt ook een significante negatieve coefficient voor Track. PR is significant positief; dat betekent dat studenten die prestige en erkenning belangrijk vinden een aanbod van big 4 meer waarderen. De verandering in de R² laat zien dat het toevoegen van de variabele PR de R² met 10% vergroot (Change R²). PR is dus een belangrijke verklarende factor.

Tabel 5.6 Unstandardized Standardized

B Std. Error Beta t Sig.

(Constant) 2.465 1.220 2.021 *0.045 Age -0.004 0.052 -0.006 -0.083 0.934 Track -0.953 0.225 -0.335 -4.229 **0.000 Nationality 0.047 0.249 0.016 0.190 0.849 SPR 0.482 0.117 0.341 4.122 **0.000 0.240 Adj R² 0.217 Change R² 0.100 F **6.209

** Significant op een <0.01 level

Dat betekent dat de uitkomsten van de regressie analyse met SPR en die van PR niet in uitkomsten verschillen. De karakteristiek salaris heeft geen dermate grote invloed om de uitkomsten van de regressieanalyses te beïnvloeden. Voor het vervolg van dit onderzoek is gekozen om SPR als construct te blijven gebruiken. Hiervoor is gekozen omdat de resultaten tussen PR en SPR geen afwijkingen vertonen en om aansluiting te behouden met Bagley e.a. (2012).

Aan de hand van de regressieanalyses kan gesteld worden dat SPR in zijn geheel een significant construct is. Hierdoor kan worden gesteld dat ondanks dat salaris, prestige en

(33)

bevestigd. SPR is positief gerelateerd aan de keuze voor de big 4. Ook kan worden gesteld dat SPR negatief gerelateerd is aan de keuze voor een non big 4. Bagley e.a. (2012) konden deze hypothese ook bevestigen en stelden tevens dat de voordelen voor een keuze voor de big 4 de nadelen van de keuze voor de non big 4 zijn. De regressieanalyses komen overeen met de bevindingen van Bagley e.a. (2012). De bevinding van Nierop (2010) dat salaris geen belangrijke karakteristiek is voor de carrière keuze van studenten is door dit onderzoek ontkracht. Hoewel signalen erop wijzen dat salaris minder belangrijk is dan prestige en recognition heeft dit onderzoek uitgewezen dat SPR als construct belangrijk is in het maken van de keuze voor een big 4.

5.2 Een student wordt in het maken van zijn carrière keuze beïnvloed door zijn omgeving.

Om de tweede hypothese te beantwoorden is ook hier een correlatiematrix opgesteld tussen de invloed van de omgeving, opgesplitst in familie, vrienden en belangrijke mensen in directe omgeving, enerzijds, en de carrière keuze anderzijds. Uit het artikel van Bagley e.a. (2012) bleek dat studenten wier keuze voor de big 4 is zich sneller laten beïnvloeden door anderen. Ook in Bagley e.a. (2012) werd de omgeving opgesplitst in familie, vrienden en belangrijke mensen in de omgeving. Waarbij belangrijke mensen bijvoorbeeld docenten zijn. Hieruit bleek dat er alleen een significante invloed was van de omgeving op studenten die kozen voor de big 4 (Bagley, Dalton, & Ortegren, 2012). Om deze hypothese te kunnen bevestigen is gekeken naar correlaties en zijn regressieanalyses gedraaid.

Als eerst is een correlatiematrix opgesteld om te kijken wat de samenhang is tussen factoren uit de omgeving en de carrière keuze.

Tabel 5.7

Correlatie tussen invloeden en de keuze voor een big/non big 4

Big Nonbig BN

Family **0.278 **-0.326 **0.357 Friends **0.261 -0.153 **0.248 People **0.351 *-0.209 **0.335

* Correlatie is significant op een 0.05 level ** Correlatie is significant op een 0.01 level

(34)

Uit de correlatiematrix blijkt dat alle factoren, familie, vrienden en belangrijke mensen in de omgeving, een significant positieve samenhang vertonen met de keuze voor een big 4. Ook als de keuze voor de big 4 gecorrigeerd is voor de keuze voor een non big 4. Voor een keuze voor de non big 4 is de samenhang negatief en voor familie en belangrijke mensen uit de omgeving ook significant. Uit deze correlatiematrix kan worden afgeleid dat de omgeving, met alle factoren, een significante samenhang vertoont met de keuze voor een big 4. Bij een keuze voor een non big 4 vertonen deze factoren geen significante samenhang, waaruit afgeleid kan worden dat er bij de keuze voor een non big 4 minder tot geen invloed van de omgeving meespeelt.

Om de invloeden van buitenaf in een regressieanalyse mee te nemen is de construct FFP bedacht. Dit is een som van de factoren Family, Friends en People. Op deze manier wordt zowel de correlatie meegenomen als dicht bij het artikel van Bagley e.a. (2012) gebleven in dat de omgeving van invloed is op de keuze voor een big 4.

Vervolgens is er een meervoudige regressie losgelaten op de hypothese vraag:

Big = c + βSPR + βACB + βFFP + βnationality+ βtrack +βage

Bij de formulering van de regressieanalyse zien we twee nieuwe constructen in vergelijking met de vorige hypothese dit zijn ACB en FFP. Voor deze nieuwe constructen zijn eerst de

Cronbach’s Alpha berekend om de betrouwbaarheid van de constructen te bepalen.

Tabel 5.8

Cronbach Alpha van atmosphere, culture en balance (ACB) Cronbach's Alpha N of items

0,738 3 Cronbach's Alpha if Item deleted Atmosphere 0,614 Culture 0,606 Balance 0,727

Bovenstaande tabel geeft de Cronbach Alpha van het construct ACB. Deze is 0.738 wat aangeeft dat ACB een zeer betrouwbaar construct is (> 0.7). Het construct wordt niet betrouwbaarder als er een karakteristiek zou worden weggelaten. Derhalve wordt ACB meegenomen in de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het lijkt voor de Big 4-accountantsorganisaties van belang dat de HR-afdelingen, in samenspraak met de partners van de verschillende professies, ervoor zorgen dat de professies

Wat betreft het belang van de reputatie van de klant wordt het als belangrijk ervaren dat de accoun- tancyafdeling een flagship-cliënt binnenhaalt (grote beursgenoteerde OOB).

De studie laat bovendien zien dat zowel accountants als adviseurs veel belang hechten aan informeel contact met de klant, hun motieven voor het gebruik van informele

In dit onderzoek wordt er gekeken of het type Big-4 accountantsorganisatie en karakteristieken van de audit commissie van invloed zijn op de leesbaarheid van de

Door controlekwaliteit te meten aan de aan hand van winstkwaliteit en audit fee, neemt dit onderzoek aan dat de definitie van controlekwaliteit van DeAngelo (1981) volledig wordt

Voor het meten van de invloed van het rechtssysteem is in het onderzoek, naar aanleiding van andere onderzoeken, getoetst of autoproducenten in landen met een common law

Doordat het hier vooral gaat om teksten worden (veel) analyses door mid- del van text mining -technieken uitgevoerd. Met behulp van technieken wordt informatie uit

Het Spaarne Gasthuis en zeker locatie Haarlem Zuid, ligt midden in ons werkgebied en zal ook veel met deze migranten te maken hebben?. Net als alle