• No results found

In de enquête zijn vragen opgenomen of een student heeft deelgenomen aan een evenement. De studenten kunnen aan verschillende evenementen deelnemen. Voor dit onderzoek is gekozen om drie specifieke evenementen te kiezen, evenementen bij de big 4, de SEFA accountancy tour en de FSA Fort Boyard.

Een keer in het jaar organiseert SEFA, in samenwerking met Aureus, een accountancy tour. Dit is de accountancy variant in hun Career Month. Studenten kunnen zich inschrijven op verschillende inhouse dagen bij verschillende accountantskantoren. De big 4 hebben allen hun eigen Tour, en de middelgrote kantoren werken samen en geven op hun beurt een MKB tour. SEFA stelt dat de accountancy tour de student een beeld geeft van de mogelijkheden die je hebt als beginnende accountant. Het is de perfecte manier om je glansrijke carrière te starten in de accountancy. SEFA is de faculteitsvereniging Economie en Bedrijfskunde van de UvA (Aureus van de VU).

Fort Boyard is een evenement waarbij studenten de kans wordt geboden op zich te verdiepen in de werkzaamheden van een accountant en tegelijkertijd in contact te komen met de big 4. Bij dit evenement worden studenten door middel van cases door het audit proces geloodst. Dit is in competitief verband, waar een ‘letter of recommendation’ door de studenten kan

worden verdient. Dit evenement wordt jaarlijks georganiseerd door de Financiele Studievereniging Amsterdam, en is daarmee toegankelijk voor UvA Master studenten Accountancy.

Daarnaast wordt in de enquête ook meegenomen dat big 4 kantoren zelf opendagen of inhousedagen regelen. Inschrijving van een dergelijke dag bij een big 4 kan vaak via de

desbetreffende website. Via de gekozen evenementen kan een student zich betrokken voelen bij een big 4. Dit kan veroorzaken dat hij/zij wel op de hoogte is van (negatieve) publiciteit.

Aan de hand van een correlatiematrix (tabel 6.1) is samenhang onderzocht tussen participatie aan accountancy evenementen en het op de hoogte zijn van nieuwsfeiten omtrent big 4 fraudegevallen. Uit de correlatiematrix kan worden opgemaakt dat deelname aan een evenement een significant positieve samenhang vertoont met het op de hoogte zijn van de AFM rapport. Dit geldt echter niet voor het evenement van FSA, maar wel voor het samengestelde construct. Verder kan worden gesteld dat verdere deelname aan evenementen geen significante samenhang vertoont met het op de hoogte zijn van nieuwsfeiten.

Tabel 6.1

Correlatie tussen participatie aan evenementen en kennis over nieuwsfeiten AFM KPMG Imtech KF Events **0.237 0.134 0.070 *0.182 Sefa **0.235 0.062 0.052 0.144 FSA 0.137 0.134 0.074 0.142 Active **0.280 0.142 0.082 *0.208

* Correlatie is significant op een 0.05 level ** Correlatie is significant op een 0.01 level

Aan de hand van de correlatiematrix (6.1) kan niet worden gesteld of een student die vaak deelneemt aan evenementen meer of minder weet dan studenten die niet deelnemen. De correlaties zijn wel allen positief, wat betekent dat het deelnemen aan evenementen er in ieder geval niet voor zorgt dat de kennis over nieuwsfeiten minder is.

7 Conclusie en discussie

Deloitte, EY, KPMG en PWC, de big 4, zijn altijd op zoek naar ambitieuze studenten. Zij bieden allen een opleidingstraject aan welke de student kan volgen na het behalen van zijn master. In dat traject zit vervolgens ook het volgen en behalen van de postmaster. Voor het aantrekken van jonge collega’s hebben de kantoren een recruitment team. Deze moeten zorgen voor naamsbekendheid onder studenten via websites, social media, sponsoring en het organiseren of deelnemen aan evenementen. De big 4 hebben allen meerdere vestigingen verspreid over het hele land. Waar een non big 4 vaak in één bepaalde regio opereert. De laatste tijd is vooral de big 4 negatief in het nieuws. De vraag is of dit invloed heeft op de keuze van studenten om te willen werken voor een big 4 of non big 4 accountantskantoor.

Een keuze wordt beïnvloedt door behoeftes (Maslow, 1943). Waarbij een hiërarchische indeling is gemaakt in de behoeftes. Een keuze wordt volgens Ajzen (1991) beïnvloedt door intenties. Het artikel van Bagley e.a. (2012) heeft op basis van de TPB van Ajzen (1991) onderzocht dat de studenten die voor een big 4 kiezen andere karakteristieken belangrijk vinden dan studenten die voor een non big 4 kiezen. Dit valt te rijmen met de theorie van Maslow (1943) en Ajzen (1991) in dat behoeftes per persoon kunnen verschillen. Bagley e.a. (2012) beschrijven onder andere dat salaris, prestige en recognition belangrijke karakteristieken zijn. In de Maslow theorie (1943) kunnen deze karakteristieken geschaard worden onder esteem. Terwijl de karakteristieken voor de non big 4, atmosfeer, balans en cultuur eerder vallen onder social of self actualization. Verder is aan de keuze voor big 4 en non big 4 nog de invloed van de omgeving op te merken (Bagley, Dalton, & Ortegren, 2012). Voor een student die voor de big 4 kiest is de omgeving erg belangrijk, terwijl dit voor iemand die voor een non big 4 kiest niet belangrijk is. Overige artikelen bevestigen het belang van de invloed van de omgeving (Violette & Chene, 2012). Nierop (2006) is nog kritisch op het feit dat salaris niet belangrijk wordt gezien in zijn onderzoek, terwijl dat een belangrijke karakteristiek werd bevonden in Bagley e.a. (2012).

In dit onderzoek zijn 3 hypotheses onderzocht. De eerste twee hypotheses zijn opgesteld op basis van Bagley e.a. (2012) en Ajzen (1991) om hierbij aansluiting te kunnen zoeken. Namelijk de vraag of salaris, recognition en prestige inderdaad belangrijke karakteristieken zijn voor studenten die kiezen voor een big 4. En de vraag of de mening van anderen, de invloed van de omgeving een rol speelt bij het maken van een keuze voor een big 4. De derde hypothese is de onderzoeksvraag in dat het antwoord geeft op de vraag of negatieve publiciteit invloed heeft op de keuze van studenten voor een big 4 of non big 4.

Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een enquête verspreid onder voltijd Master studenten Accountancy & Control aan de Universiteit van Amsterdam. Hierbij is gebruik gemaakt van een enquête met gesloten vragen met een 5 punten schaal. De enquête is afgenomen in een verplichte les Internal Control and Accounting Information Systems. Er zijn 137 respondenten. Hieruit is geen filtering gemaakt van studenten die wel of geen aanbod van een kantoor hebben liggen. Er is geen data verwijderd, er zijn geen vragen overgeslagen.

De eerste hypothese is getoetst aan de hand van een correlatietabel en vervolgens een regressieanalyse. Op basis van de correlatiematrix kan worden gesteld dat prestige en recognition belangrijke karakteristieken zijn voor een keuze voor een big 4 accountantskantoor. Op basis van de correlatiematrix kan salaris niet als belangrijke karakteristiek worden beschouwd. Vervolgens is een construct SPR gebruikt voor het uitvoeren van de regressieanalyse. Hieruit blijkt dat SPR, salaris, prestige en recognition een significant positief effect heeft op een keuze voor de big 4. Het blijkt zelfs dat SPR een significant negatief effect heeft op een keuze voor een non big 4. Gesteld kan dus worden dat SPR belangrijke karakteristieken zijn in het maken van een keuze voor een big4. Dit sluit aan met Bagley e.a. (2012) eveneens in het feit dat de karakteristieken positief belangrijk voor big 4 juist negatief zijn voor een non big 4.

De tweede hypothese is ook getoetst aan de hand van een correlatietabel en een regressieanalyse. Uit de correlatie kan al worden opgemaakt dat Friends, Family en People, FFP in de regressieanalyse, significante samenhang vertonen met een keuze voor de big 4. De regressieanalyse bevestigd dit. Er is een significant positieve relatie tussen de invloed van FFP en de keuze voor een big 4. Een andere regressieanalyse bevestigd daarna dat er geen relatie is tussen de invloed van FFP en de keuze voor een non big 4. Daarmee wordt hypothese 2 bevestigd en sluit ook dit aan met Bagley e.a. (2012).

De onderzoeksvraag is beantwoord aan de hand van een regressieanalyse waarbij het construct KP het effect van negatieve publiciteit moet aantonen. Aan de hand van deze regressieanalyse kan deze hypothese niet worden bevestigd. KP heeft geen invloed op de keuze voor een big 4 kantoor. Ook als de regressie nogmaals wordt uitgevoerd met interactievariabelen blijkt dat negatieve publiciteit geen invloed heeft op de keuze van studenten voor een big 4 accountantskantoor.

Een extra test is uitgevoerd om te zien of studenten die deelnemen aan evenementen, georganiseerd door big 4, wellicht meer weten over de negatieve publiciteit. De evenementen vertoonden geen eenduidige samenhang met de kennis over negatief publiciteit. Alle resultaten waren positief, slechts enkele waren significant. Hieruit valt niet te concluderen of als studenten

ergens aan deelnemen zij bekend zijn met het nieuws of een enkel nieuwsfeit. Bij de gemiddelde scores over de negatieve publiciteit bleek al eerder dat de gemiddeldes niet boven de 3 uit komen. Het is dus zeer de vraag of studenten wel voldoende op de hoogte zijn van negatieve publiciteit om hiervan invloed te onderkennen.

Dit onderzoek is voortborduurt op Bagley e.a. (2012). Twee hypotheses zijn ontstaan om aansluiting bij Bagley e.a. (2012) te vinden. De hypotheses die hieruit zijn ontstaan konden ook voor dit onderzoek worden bevestigd. Dat betekent dat de respondenten van Bagley e.a. (2012) overeenkomen met de voltijd master studenten Accountancy & Control aan de Universiteit van Amsterdam in hun antwoorden.

In dit onderzoek is ervoor gekozen om salaris mee te nemen als belangrijk karakteristiek voor de keuze voor een big 4. Dit terwijl de correlatie tussen salaris en big 4 niet significant werd aangetoond en bovendien door Nierop (2010) al kritiek werd geuit. Een test zonder salaris is ook uitgevoerd waarbij kon worden gesteld dat de resultaten niet echt verschillen. Bovendien is aangetoond dat SPR als construct wel degelijk invloed heeft op de keuze van studenten voor een big 4. Er kan nog worden onderzocht wat de rol van salaris precies is bij de keuze van studenten om ergens te gaan werken (in dit geval big 4 of non big 4).

De vraag of studenten voldoende op de hoogte zijn van (negatieve) publiciteit omtrent accountancy kan worden beantwoord in volgende onderzoeken. Hierin kunnen nog specifiekere vragen worden gesteld omtrent het abonneren op accountancy vak bladen, het lezen van de economische/financiële secties in kranten en andere accountancy gerelateerde nieuwsfeiten. Ook kan dan verder worden onderzocht of iets in verband staat met het volgen van accountancy gerelateerd nieuws, bijvoorbeeld deelname aan evenementen of het hebben liggen van een aanbod.

In het onderzoek van Bagley e.a. (2012) werd, net als in dit onderzoek, aan de studenten gevraagd of zij een aanbod van een bedrijf hadden liggen. In Bagley e.a. (2012) zijn deze resultaten uit de data gehaald Daarmee haalden ze data eruit van studenten die wellicht bevooroordeeld waren eruit. In dit onderzoek is wel de vraag gesteld, maar zijn de gegevens niet uit de data gehaald. De respondentengroep van 137 is al een gelimiteerde grootte. Bij het verwijderen van studenten die een aanbod hadden liggen werd de data te klein (<100). Daarmee kan het voorkomen dat sommige studenten bevooroordeeld waren.

Bibliografie

Accountant. (2014). Imtech bereikt schikking met beleggers. Opgehaald van accountant.nl: http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Imtech+bereikt+schikking+met+beleg gers.aspx

AFM. (2010). Rapport algeme bevindingen kwaliteit accountantscontrole en kwaliteitsbewaking. AFM. (2014). Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties. AFM. Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes,

179-211.

APB. (2009). Scope and authority of pronouncements (revised). Opgehaald van Auditing Practices Board: http://www.frc.org.uk/Our-Work/Publications/APB/APB-Scope-and-Authority-of- Pronouncements-(Revised.aspx

Auyeung, P., & Sands, J. (1997). Factors influencing accounting students' career choice: a cross- cultural validation study. Accounting Education: A International Journal, 13-23.

Bagley, P. L., Dalton, D., & Ortegren, M. (2012). The Factors that Affect Accountants' Decisions to Seek Careers with Big 4 versus Non big 4 Accounting Firms. Accounting Horizons, 239- 264; Vol. 26, No. 2.

Byrne, M., & Flood, B. (2005). A study of accounting students' motives, expectations and preparedness for higher education. Journal of Fruther and Higher Education, 111-124; 29:2. Deloitte. (2014). Werken bij Deloitte. Opgehaald van Deloitte:

https://www.werkenbijdeloitte.nl/student/blijvend-ontwikkelen.html

EY. (2014). EY careers. Opgehaald van EY: http://www.ey.com/NL/nl/Careers/Students Geiger, M. A., & Ogilby, S. M. (2000). The first course in accounting: students' perceptions and

their e€ect on the decision to major in accounting. Journal of Accounting Education; 18, 63-78. Gray, I., & Manson, S. (2011). The audit process; principles, practices and cases. Hampshire: South-

Western Cengage Learning.

Imtech. (2014). homepage. Opgehaald van Imtech.com/nl/imtechnl: http://www.veb.net/content/HoofdMenu/Acties/Imtech/Imtechactieartikel/Imtechac countant.aspx

Joseph, G., Paolillo, P., & Estes, R. W. (1982). An Empirical Analysis of Career Choice Factors among Accountants, Attorneys, Engineers, and Physicians. The Accounting Review, 785-793; vol. 57, No. 4.

KPMG. (2014). traineeship-young-talent-program. Opgehaald van KPMG.com: http://www.kpmg.com/nl/nl/werken-bij/starters/pages/traineeship-young-talent- program.aspx

Maslow, A. H. (1943). A Theory of Human Motivation. Psychological Review; Vol.50(4), pp.370-396. Nierop, T. (2006). Afwisseling belangrijker dan geld. De Accountant, 28-29.

NRC. (2013). Vervolging KPMG vanwege omkoping door Ballast Nedam. Opgehaald van nrc.nl: http://www.nrc.nl/nieuws/2013/11/25/strafrechtelijke-vervolging-kpmg-vanwege-rol- bij-omkopingen-door-ballast-nedam/

Openbaar Ministerie. (2013). Openbaar Ministerie. Opgehaald van Openbaar Ministerie: https://www.om.nl/onderwerpen/fraude/@32396/kpmg-treft-schikking/

Panday, N. B. (2013). Invloed van negatieve publiciteit op de studiekeuze studenten accountancy. Amsterdam.

Pollock, K. S., Papiernik, J. C., & Slaubaugh, M. D. (2002). High School Guidance Counselors' Perceptions of the Profession. CPA Journal, 73.

PWC. (2014). werken bij PWC. Opgehaald van www.pwc.nl: http://www.werkenbijpwc.nl/ SOX. (2002). The Sarbanes-Oxley act of 2002. Opgehaald van sox-online: http://www.sox-

online.com/soxact.html#sec201

Stolle, C. D. (1997). Perceived Differences among Public Accounting Firms Which Affect Job Choices. The Accounting Review; vol. 52, No. 2, 474-478.

Tan, L. M., & Laswad, F. (2006). Students' beliefs, attitudes and intentions to major in accounting. Accounting Education: An International Journal, 15:2. 167-187.

Telegraaf. (2013). Grote Poolse problemen voor Imtech. Opgehaald van Telegraaf.nl: http://www.telegraaf.nl/dft/bedrijven/imtech/21267750/__Grote_Poolse_problemen_ voor_Imtech__.html

Telegraaf. (2013). Problemen Imtech groter dan gedacht. Opgehaald van Telegraaf.nl: http://www.telegraaf.nl/dft/bedrijven/imtech/21334609/__Problemen_Imtech_groter _dan_gedacht__.html

Telegraaf. (2014). KPMG weer in de fout. Opgehaald van Telegraaf.nl: http://www.telegraaf.nl/dft/23023542/__KPMG_weer_in_de_fout__.html

VEB. (2013). Beleggers stellen Imtech-accountant KPMG aansprakelijk. Opgehaald van Vereniging van effectenbezitters:

http://www.veb.net/content/HoofdMenu/Acties/Imtech/Imtechactieartikel/Imtechac countant.aspx

Violette, G. R., & Chene, D. G. (2012). Factors Influencing Students' Choice of the Accounting Major. The CPA Journal, 14-15.