• No results found

De relatie tussen druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole : een vergelijking tussen de V.S. en de U.K.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole : een vergelijking tussen de V.S. en de U.K."

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

De relatie tussen druk op de

controlevergoeding en de kwaliteit van de

accountantscontrole: Een vergelijking tussen de

V.S. en de U.K.

Naam: Rick ten Haken Studentnummer: 6050913 Datum: 28 februari 2014

Scriptiebegeleider: Dr. J.J.F. van Raak Tweede corrector: Dr. S. Bissessur Opleiding:

MSc Accountancy & Control, specialisatie Accountancy

(2)

Abstract:

This study examines the relationship between audit fee pressure and audit quality in the period from 2005 to 2012. In addition, it is checked whether such a relationship differs between the United Kingdom (U.K.) and the United States (V.S.) because these countries have different accounting standards. The accounting standards in the U.K. are principle-based while in the U.S. the standards are rule-based.

Audit quality is measured with the Modified Jones Model to check the value of the Discretionary Accruals. Furthermore fee pressure is measured by abnormal audit fee, in accordance with the study of Asthana en Boone (2012).

This research shows that, there is a negative significant relation between fee pressure and audit quality. However, this study gives no statistical evidence of a difference in this relation between the U.K. and the U.S.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie ter afronding van de master Accountancy & Control, studierichting Accountancy.

Na het behalen van mijn Vwo-diploma in 2009 ben ik gestart met de bachelor Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam, alwaar ik in het tweede jaar gekozen heb voor de studierichting Accountancy. In 2012 heb ik de bachelor opleiding voltooid met een

afstudeeronderzoek naar het effect van een verplichte roulatie van accountantskantoren op de kwaliteit van de accountantscontrole. De interesse voor cijfers en het bedrijfsleven hebben mij doen besluiten de masteropleiding in deeltijd te gaan volgen, om zo de theoretische kennis te combineren met de dagelijkse praktijk.

Sinds 2012 ben ik werkzaam op de assurancepraktijk bij BDO. Een ideale, maar toch ook pittige combinatie van werken en leren.

Met een gevoel van trots schrijf ik dan ook dit voorwoord, waar ik mij in realiseer dat naast mijn eigen prestaties en doorzettingsvermogen, ook mijn omgeving een belangrijke rol heeft gespeeld in dit succes.

Ik wil naast mijn werkgever BDO, dan ook een aantal mensen in het bijzonder bedanken.

Allereerst mijn familie, in het bijzonder mijn vader, zus en oma, voor de onvoorwaardelijke steun die zij mij ten alle tijden hebben geven. Mijn vriendin Jeanine, die op ieder moment voor mij klaar staat en soms wel eens de dupe wordt van de af en toe hectische combinatie tussen werken en leren. Natuurlijk mogen ook mijn vrienden niet ontbreken. Zij zijn een fantastische steun voor zowel het doorzettingsvermogen en het verzorgen van de benodigde ontspanning. Tot slot wil ik ook mijn scriptiebegeleider, Jeroen van Raak, bedanken voor de zeer goede begeleiding tijdens dit gehele traject.

Ik wens u veel leesplezier.

Rick ten Haken

(4)

Inhoudsopgave:

1 Introductie ... 6

2 Theoretisch kader en hypothesevorming ... 9

2.1 Accountantscontrole ... 9

2.1.1 De definitie van accountantscontrole ... 9

2.1.2 Accountantscontrole Risico Model ... 9

2.2 De vergoeding voor de accountantscontrole ... 10

2.2.1 De determinanten van de controlevergoeding ... 10

2.2.2 Ontwikkelingen in de controlevergoedingen ... 13

2.3 De kwaliteit van de accountantscontrole ... 14

2.4 De relatie tussen de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole. .. 15

2.5 De V.S. versus U.K. (Regels versus Principes) ... 16

2.5.1 Rechtssysteem in de U.S. en de U.K. ... 16

2.5.2 Vergelijking tussen beide accountingstandaarden: ... 17

2.6 Hypothese ontwikkeling ... 18

3 Methodologie ... 20

3.1 Data selectie ... 20

3.2 Gehanteerde maatstaven ... 20

3.2.1 De kwaliteit van de accountantscontrole ... 20

3.2.2 De vergoeding voor de accountantscontrole ... 22

3.2.3 De relatie tussen druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole ... 25

3.3 Data analyse en beschrijvende statistiek ... 26

3.3.1 Data analyse en beschrijvende statistiek ... 26

4 Resultaten ... 28

4.1 Beschrijvende statistiek voor de U.K. en de V.S. ... 28

(5)

4.1.2 Controlevergoedingen ... 30

4.2 Regressieanalyse ... 36

4.2.1 Doel van het regressiemodel ... 36

4.2.2 uitkomsten regressieanalyse ... 37 4.2.3 Druk op de controlevergoeding ... 39 4.3 Hypotheses ... 40 4.3.1 Hypothese 1 ... 40 4.3.2 Hypothese 2 ... 43 4.4 Sensitiviteitsanalyse ... 45 5 Discussie en conclusie ... 48 Verwijzingen ... 51

(6)

1 Introductie

Na het uitbreken van de financiële crisis eind 2007, begin 2008 verloor de maatschappij niet alleen haar vertrouwen in de financiële sector, maar ook het beroep van de accountant werd sterk bekritiseerd. In Nederland is dit voor de toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten

(AFM), een aanleiding geweest om een onderzoek te starten naar de kwaliteit van de

accountantscontrole. Uit dit onderzoek blijkt dat de controle op bepaalde elementen ernstig tekort schiet, waardoor de controle als geheel haar kwaliteit verliest. De AFM stelt dat

verschillende factoren van invloed zijn op de kwaliteit van de accountantscontrole, waaronder de ervaring en deskundigheid van het gehele controleteam. Om een controle van voldoende

kwaliteit uit de voeren moet de accountant “voldoende en geschikte onderbouwing verkrijgen voor zijn oordeel over de getrouwheid van de gecontroleerde jaarrekening” (AFM, 2013). Ook op Europees niveau

blijkt de noodzaak om de kwaliteit van de accountantscontrole te verbeteren. De Europese Unie (2010) stelt dat na de financiële crisis de hoofdzaak is geweest om het financiële stelsel te

stabiliseren. Er is echter weinig aandacht besteed aan het verbeteren van de rol van de accountant en daarmee samenhangend de accountantscontrole.

Naast de zorgen over de controlekwaliteit, staat ook de vergoeding die de accountants krijgen onder druk. Door het uitbreken van de financiële crisis eind 2007, begin 2008, heeft de wereldmarkt een behoorlijke val gemaakt. Het gevolg hiervan is een langdurige wereldwijde recessie. Tijdens deze recessie zijn ook de vergoedingen die de accountant kan vragen voor zijn controlewerkzaamheden onder druk komen te staan. Deze druk wordt onderkend door het onderzoek van Ettredge e.a. (2012), waaruit blijkt dat ruim de helft van alle bedrijven minder betaalde voor de accountantscontrole over het boekjaar 2008 dan aanvankelijk, op basis van de kosten en ondernemingskenmerken uit 2006 werd geschat. Na deze periode zijn de

vergoedingen, mede door de crisis, gaan dalen. Bovenstaande ontwikkelingen lijken tegenstrijdig te zijn. Enerzijds moet de kwaliteit van de accountantscontrole omhoog, maar anderzijds gaan de vergoedingen voor de accountantscontrole en derhalve ook het budget omlaag. De vraag die hieruit voortkomt, is dan ook wat het effect van een drukkende vergoeding is op de kwaliteit van de accountantscontrole.

Deze vraag is onderzocht door Christensen e.a. (2012) waarin zij de relatie uiteenzetten tussen de druk op de controlevergoeding en de controlekwaliteit. Hieruit blijkt dat in de periode tussen het jaar 2000 en 2003 accountants een hoger controlerisico konden compenseren met een hogere vergoeding voor de accountantscontrole. Met andere woorden: hoe hoger het risico, hoe hoger de vergoeding. Uit het onderzoek volgt een positieve significante relatie tussen het

(7)

accountantscontrole, in de periode tot en met 2007. Na 2007 is deze relatie veranderd en is er geen sprake meer van een significante relatie tussen het controlerisico en de hoogte van de vergoeding. Een hoger controlerisico wordt niet langer gecompenseerd door een hogere controlevergoeding. Een hoger risico betekent dat de accountant doorgaans meer werkzaamheden dient uit te voeren om een “redelijke mate van zekerheid” te kunnen

verschaffen en door die zekerheid de kwaliteit van de accountantscontrole weet te waarborgen. Het gevaar bestaat dat accountants minder detailwerkzaamheden verrichten, om zo te besparen op de accountantscontrolekosten. Het verdwijnen van deze significante relatie gaat sneller voor de non-expert- dan de expert-accountants. Dit betekent dat accountants die gespecialiseerd zijn in een bepaalde industrie minder last hebben van druk op de controlevergoeding.

Eerder onderzoek naar de relatie tussen de controlevergoeding en de kwaliteit is vooral gericht op Amerikaanse ondernemingen. Daarentegen richt dit onderzoek zich op een Europees land, namelijk de U.K. Er voor de U.K. gekozen omdat dit het meest geschikte Europese land is om de relatie tussen de controlevergoeding en kwaliteit te vergelijken met diezelfde relatie in de V.S. In hoofdstuk twee is verder ingegaan op de vergelijking tussen de U.K. en de V.S. In dit onderzoek wordt een vergelijking gemaakt tussen de V.S. en de U.K. om zo een mogelijk verschil in de relatie tussen de druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de

accountantscontrole te onderzoeken. De onderzoeksvraag die hieruit kan worden geformuleerd is: Wat is de relatie tussen de druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole en verschilt deze relatie voor de U.K. ten opzichte van de V.S.?

De bijdrage aan de wetenschap is dat dit onderzoek niet alleen primair gericht is op de relatie tussen de druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole, maar ook een vergelijking maakt tussen de V.S. en de U.K. Een dergelijke vergelijking is interessant aangezien deze landen verschillende accountingstandaarden hanteren. De standaarden voor bedrijven uit de V.S. zijn met name gebaseerd op regels, tegenover de U.K standaarden die zijn gebaseerd op principes. Verder is het onderzoek naar de relatie tussen de druk en de kwaliteit voor Europese landen beperkt. De focus ligt veelal op Amerikaanse ondernemingen.

De keuze voor een dergelijk onderzoek is ontstaan doordat ik tijdens mijn dagelijkse werkzaamheden merk dat de aandacht continu is gevestigd op het verbeteren van de kwaliteit (de maatschappij en toezichthouders verwachten steeds meer van een accountant). Echter neemt het budget bij de meeste controleopdrachten af, waardoor eenzelfde accountantscontrole moet worden uitgevoerd tegen een lagere controlevergoeding dan voorheen. De tegenstelling tussen enerzijds een hogere kwaliteit, maar anderzijds een lagere vergoeding is merkbaar in het hedendaagse accountantsberoep door een toename aan kwaliteitstoetsen vanuit de

(8)

toezichthouder en de toenemende verwachting van de maatschappij van de accountant.

Anderzijds staat de vergoeding onder druk, wat merkbaar is door een toenemende concurrentie binnen de branche.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt een negatieve relatie tussen de aanwezigheid van druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole. Deze bevindingen zijn consistent met voorgaand onderzoek. Er is echter geen statistisch bewijs gevonden dat deze relatie verschilt voor de U.K. ten opzichte van de V.S. Een mogelijke beperking van dit

onderzoek is de korte tijdsperiode waarin dit onderzoek is uitgevoerd, waardoor er mogelijk niet diep genoeg wordt ingegaan op de gevonden relaties.

De opbouw van dit onderzoek is als volgt. Allereerst wordt in het volgende hoofdstuk het theoretische kader uiteengezet, waarna de hypotheses worden gevormd. In hoofdstuk 3 is de methodologie beschreven, waarna in hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten zijn gepresenteerd. Tot slot is in hoofdstuk 5 de discussie en de conclusie opgenomen.

(9)

2 Theoretisch kader en hypothesevorming

2.1 Accountantscontrole

2.1.1 De definitie van accountantscontrole

Een accountantscontrole is het verzamelen en evalueren van bewijs om zo een uitspraak te doen over de mate van zekerheid en de mate waarin het bewijs correspondeert met de opgestelde criteria (IFRS, 2013). In het geval van een financiële accountantscontrole betreffen deze criteria de cijfers in de jaarrekening die worden getoetst. Een accountantscontrole moet worden

uitgevoerd door een competent en onafhankelijk persoon. Kapitaalverschaffers en andere belanghebbenden, zoals crediteuren, hebben behoefte aan objectieve informatie over het bedrijf waar zij kapitaal aan verschaffen en/of een duurzame of een ander soort relatie mee hebben. Een accountantscontrole door een onafhankelijke accountant is derhalve de meest gebruikelijke manier om in de behoefte van de stakeholders te voorzien. De accountant vormt dan ook een schakel tussen het bedrijf en de externe gebruikers van informatie, de belanghebbenden. Het primaire doel van een accountantscontrole is het detecteren van materiële fouten in de financiële informatie van een bedrijf. Accountants ontwerpen en voeren controlewerkzaamheden uit om zo een redelijke mate van zekerheid te kunnen geven dat de financiële informatie geen materiële fouten bevat. Materiële fouten zijn fouten in de jaarrekening die de investeerder of gebruiker van de jaarrekening mogelijk een andere economische beslissing laat nemen, dan op het moment dat er geen materiële fout in de jaarrekening zou zitten (Hylas & Ashton, 1982).

2.1.2 Accountantscontrole Risico Model

Tijdens het plannen van de accountantscontrolewerkzaamheden zijn de accountants verplicht het Accountantscontrole Risico Model (ARM) te gebruiken. Dit model bepaalt de omvang van de uit te voeren werkzaamheden om een bepaalde mate van zekerheid te verkrijgen. Het model is opgebouwd uit de volgende componenten, welke hierna, op basis van bestaande literatuur, afzonderlijk worden besproken (Arens, Elder, & Beasly, 2012), (Houston, 1999).

Detectie risico: dit is het risico dat na het uitvoeren van de accountantscontrole, er een materiele fout in de jaarrekening niet is ontdekt door de accountant. Het gevolg hiervan is dat er een

Detectie risico = Acceptabel controlerisico Inherente risico x Controlerisico

(10)

foutieve verklaring bij de jaarrekening wordt afgegeven. Het detectie risico is afhankelijk van de andere factoren in het Accountantscontrole Risico Model. Een lager detectie risico betekent dat de accountant meer werkzaamheden moet verrichten.

Acceptabel controlerisico: dit is het risico wat de accountant maximaal accepteert dat de jaarrekening na het uitvoeren van de accountantscontrole nog materiele fouten bevat. Een accountant kan dit risico zelf bepalen. Een Acceptabel Accountantscontrole Risico (AAR) van honderd procent betekent nul procent zekerheid, en andersom. Het is echter niet mogelijk om een AAR van nul procent te verkrijgen, aangezien dit de accountantscontrole te kostbaar maakt. Inherent en Controle Risico: de accountant bepaalt allereest het inherente risico. Dit is het risico op materiele fouten zonder rekening te houden met de interne beheersingsmaatregelen van een onderneming. Interne beheersingsmaatregelen zijn maatregelen die een onderneming treft om het effect van inherente risico’s te mitigeren en haar doelstellingen te bereiken. Volgens COSO (2013) is interne beheersing het proces dat is gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid omtrent de doelstellingen van een onderneming. Een van deze doelstellingen is de betrouwbaarheid van de financiële informatievoorziening. Om het controlerisico te bepalen test de accountant de werking van de interne beheersing binnen een organisatie. Een goede interne beheersing verkleint de kans op materiële fouten in de jaarrekening, waardoor de accountant minder werkzaamheden hoeft uit te voeren om een bepaalde mate van zekerheid te verkrijgen. Het controle risico is dan ook het risico dat een materiële fout niet wordt voorkomen of ontdekt door de interne beheersingsmaatregelen. Samenvattend betekent een lager detectie risico een hogere mate van zekerheid. Hoe hoger de mate van zekerheid dient te zijn, des te meer accountantscontrolewerkzaamheden er moeten worden verricht.

2.2 De vergoeding voor de accountantscontrole

2.2.1 De determinanten van de controlevergoeding

Voor het uitvoeren van een accountantscontrole ontvangt de accountant een vergoeding. De vergoeding die een accountant ontvangt voor haar diensten is afhankelijk van een aantal factoren. In deze paragraaf worden allereerst de verschillende factoren die van invloed zijn op de hoogte van de controlevergoeding besproken aan de hand van het onderzoek van Hay (2013), waarna vervolgens enkele actuele ontwikkelingen van de controlevergoeding worden besproken.

Hay (2013) analyseert in zijn onderzoek een groot aantal onderzoeken naar de factoren die van invloed zijn op de controlevergoeding over de afgelopen drie decennia. Hierbij zijn de

(11)

factoren geclassificeerd in vier hoofdcategorieën die in deze paragraaf achtereenvolgens worden besproken:

1) Grootte van de klant

2) Complexiteit (Controlerisico) 3) Bedrijfsrisico van de onderneming 4) Overige factoren

De eerste categorie betreft de ondernemingsgrootte. Bij een grotere organisatie zijn er meer financiële transacties waarover de accountantscontrole zich uitstrekt. Hierdoor is de

ondernemingsgrootte een goede weerspiegeling voor de omvang van de werkzaamheden die de accountant moet verrichten. De omvang van de onderneming wordt veelal gemeten door het balanstotaal of de totale omzet van een onderneming. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de ondernemingsgrootte de belangrijkste determinant is in het verklaren van de hoogte van de controlevergoeding (Hay, 2013), (Chan e.a., 1993), (Groenen en Langedijk, 2004), (Picconi en Reynolds, 2012). Wel bestaat er discussie over de keuze voor juiste maatstaf, het totaal aan activa of omzet. Zo veronderstelt Chan e.a. (1993) dat het gebruikt van het balanstotaal minder

geschikt is omdat dit afhankelijk is van welke accountingstandaarden er worden gevolgd. Ook houdt de maatstaf geen rekening met de kapitaalintensiteit van een onderneming en haar financiële structuur. Echter gebruiken de meeste onderzoekers het balanstotaal doordat er in de V.S. veelal sprake is van een balansgerichte controleaanpak. Verder speelt een rol dat aanklachten tegen de accountant voornamelijk betrekking hebben op de waardering van activa (Rubin, 1988), (Palmrose, 1986). Het onderzoek van Hay (2012) geeft aan dat er 37 onderzoeken zijn waarin omzet als maatstaf wordt gehanteerd, tegenover 208 onderzoeken op basis van het totaal aan activa. Beide variabelen hebben een positieve significante relatie. Aangezien de meeste onderzoeken het totaal aan activa als maatstaf hanteren, wordt deze ook in dit onderzoek

gebruikt. Wel is in de gevoeligheidsanalyse (zie hoofdstuk 4) een additionele regressie uitgevoerd, waarbij in plaats van het totaal aan activa, de totale omzet als maatstaf is opgenomen.

De volgende categorie is de complexiteit (controlerisico) van een onderneming. Een complexe onderneming levert voor de accountant meer coördinatie en evaluatiewerk op, waardoor de verwachting is dat bij een toenemende complexiteit de kosten voor de accountantscontrole zullen stijgen. Hay (2013) onderscheidt de complexiteit van een

onderneming in organisatorische en geografische complexiteit. De maatstaf die wordt gebruikt voor geografische complexiteit is het percentage buitenlandse activa of omzet t.o.v. het totaal aan

(12)

activa of omzet. De organisatorische complexiteit wordt door onderzoekers gemeten door te kijken naar de sector waarin een onderneming actief is, omdat sommige sectoren een hoger inherent risico hebben dan een andere. Er wordt door onderzoekers gebruik gemaakt van de SIC-Code om een onderneming in een bepaalde sector te plaatsen (Simunic, 1980). Een

onderneming met meerdere SIC-Codes valt in meerdere sectoren en is derhalve complexer. Ook is er een positieve significante relatie tussen het aantal deelnemingen en de hoogte van de

vergoeding. Verder blijkt uit het onderzoek van Langendijk en Groenen (2004) en Hay (2012), dat het aandeel van de voorraad en debiteuren ten opzichte van de overige activa positief gerelateerd is met de accountantsvergoeding. Volgens Simunic (1980) zijn deze posten risicovoller omdat deze lastig te waarderen zijn. Daarom vereisen deze balansposten een

specifieke controle, zoals het opvragen van saldobevestigingen en het uitvoeren van observaties. Hierdoor zorgen deze posten voor een hogere complexiteit van de accountantscontrole.

Ook het bedrijfsrisico van een onderneming heeft effect op de hoogte van de vergoeding. Dit risico bestaat voornamelijk uit het risico dat een materiële fout niet wordt opgemerkt door de accountant en/of een accountant mogelijk kan worden aangeklaagd. Dit risico is afhankelijk van de sector waarin de onderneming actief is (zie complexiteit) en de financiële situatie van een onderneming. De financiële situatie van een onderneming wordt gemeten door de kijken of het bedrijf in de afgelopen drie jaren een verlies heeft gemaakt of te kijken naar de rentabiliteit van het eigen vermogen (Chan, 1993). Hay (2012) draagt verder nog een aantal andere variabelen aan die kunnen worden gebruikt om de financiële situatie van een onderneming te meten zoals vlottende activa, current-ratio, quick-ratio. Diverse onderzoeken concluderen dat er een negatief verband bestaat tussen de financiële situatie van een

onderneming en de hoogte van de controlevergoeding (Pratt, 1994). Uit onderzoek van Calderon (2012) blijkt dat het controlerisico van een klant effect heeft op de hoogte van de

controlevergoeding. Het controlerisico, en daarmee de hoogte van de controlevergoeding, wordt volgens dit onderzoek bepaald op basis van historische risico’s van de afgelopen drie jaren. In het onderzoek wordt als variabele onder andere gekeken of er sprake is van een verliessituatie in een van de drie jaren en of er een goedkeurende controleverklaring is afgegeven. Volgens Hay (2012) is de controleverklaring het meest duidelijke aanknopingspunt om vast te stellen of er problemen zijn geconstateerd tijdens de controle.

De laatste categorie zijn de overige factoren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen grote en kleine accountantskantoren (Big-4 en Niet Big-4). Zoals hieronder beschreven bestaat er een positieve significante relatie tussen de grootte van het accountantskantoor en de vergoeding die zij ontvangt, de Big-4 premie. Verder blijkt dat de vergoeding voor controles uitgevoerd in het

(13)

drukke seizoen, hoger is dan de vergoeding voor controles uitgevoerd in het laagseizoen. Als maatstaf voor het drukke seizoen wordt gekeken of de balansdatum van een onderneming 31 december is. Een andere variabele met een significante relatie is de vergoeding van de niet-controle werkzaamheden die de accountant verricht. Uit het onderzoek van Hay (2012) blijkt een positieve relatie tussen deze variabele en de controlevergoeding. Een mogelijke verklaring voor deze relatie is dat cliënten die tevens gebruik maken van adviesdiensten door hetzelfde kantoor, de accountant de mogelijkheid geven om misstanden binnen de organisatie eerder te

identificeren en zodoende het controle risico te verhogen, wat resulteert in een hogere

vergoeding voor de accountantscontrole. Ook de aanwezigheid van een auditcommittee heeft een positieve significante relatie met de controlevergoeding. De oorzaak hiervan is dat de commissieleden streven naar een hogere kwaliteit van de financiële gegevens en vragen dit ook aan de accountant.

In paragraaf 3.2 is op basis van de reeds beschreven factoren een

controlevergoedingsmodel opgesteld, welke in het onderzoek wordt gebruikt om de variantie van de controlevergoeding te verklaren.

2.2.2 Ontwikkelingen in de controlevergoedingen

Na alle accountingschandalen in de periode 2000 – 2003 zijn de accountants extra gaan letten op de bedrijfsrisico’s van een onderneming. Het bedrijfsrisico van een onderneming was op dat moment positief gerelateerd met de vergoeding voor de accountantscontrole. Met andere woorden: een hoger bedrijfsrisico van een onderneming, resulteerde in een hogere

controlevergoeding voor de accountant. Echter, na het uitbreken van de crisis in 2007 is deze trend doorbroken en zijn de controlevergoedingen onder druk komen te staan. Dit resulteert in het feit dat accountants niet langer in staat zijn het risico van een onderneming af te dekken door middel van een hogere controlevergoeding (Doogar e.a., 2012).

Een andere belangrijke ontwikkeling is de premie op de controlevergoeding die Big-4 accountantskantoren ontvangen. Uit onderzoek van Palmrose (1986) volgt een significante relatie tussen de omvang van het accountantscontrolekantoor en de vergoeding voor de

accountantscontrole, wat inhoudt dat grotere kantoren een hogere vergoeding kunnen vragen. Deze hogere vergoeding wordt de Big-N (voorheen Big-6 en nu Big-4) premie genoemd, verklaard door de hogere controlekwaliteit van grotere accountantscontrolekantoren. Fleischer e.a. (2012) hebben onderzocht of Big-4 kantoren op dit moment nog steeds een premie bovenop de vergoeding ontvangen. Hieruit blijkt dat Big-4 klanten die niet overstappen naar een andere accountant, op dit moment nog steeds een Big-4 premie betalen. Dit betekent dat

(14)

ondernemingen die bij een Big-4 accountant blijven, relatief meer voor hun controle betalen.

Verder heeft de toenemende concurrentie de druk om accountantscontrolevergoedingen te verlagen vergroot. Uit het onderzoek van Houston (1999) blijkt dat accountants minder oog voor risico hebben, wanneer de vergoeding onder druk staat. Accountants zijn geneigd om inadequate controletechnieken te gebruiken, als een reactie op deze druk. Verder blijkt uit dit onderzoek dat accountants in het geval van risicovollere klanten bij de aanwezigheid van druk op de controlevergoeding voorstellen minder aanvullende werkzaamheden verrichten in vergelijking met de situatie dat er geen sprake is van druk op de vergoeding (Christensen e.a., 2012).

2.3 De kwaliteit van de accountantscontrole

Francis (2011) beschrijft de kwaliteit van de accountantscontrole als een zeer dynamisch begrip waar geen eenduidige definitie voor kan worden gegeven. Er zijn veel onderzoeken naar controlekwaliteit gedaan, waarin diverse maatstaven en criteria worden gehanteerd om controlekwaliteit te omschrijven en te meten. Volgens DeAngelo ( 1981, p. 186) betekent controlekwaliteit dat een accountant in staat is een materiële fout in de jaarrekening te ontdekken, als ook te rapporteren aan het management. De kans dat een accountant de fout ontdekt hangt af van zijn technische vaardigheden. De kans dat een accountant een gevonden fout ook daadwerkelijk rapporteert hangt af van de mate van onafhankelijkheid.

De complexiteit van het begrip accountantscontrole ligt voornamelijk in de verschillende maatstaven/criteria die worden gebruikt om het begrip meetbaar te maken. De kwaliteit van een accountantscontrole is volgens Catanach en Walker (1999) eenvoudig waar te nemen, door te kijken naar het aantal gemaakte controlefouten door de accountant. Een controlefout is het niet waarnemen en/of niet rapporteren van een materiële fout in de jaarrekening door de accountant. Een dergelijke fout getuigt volgens Catanach en Walker (1999) van een slechte controlekwaliteit.

Lawrence e.a. (2011) stelt echter dat controlekwaliteit door middel van discretionaire transitorische posten kan worden gemeten, aangezien dit de beperking van de accountant laat zien in relatie tot de rapporteringsbeslissingen van het management. Een andere maatstaf is de mate waarin een accountant geneigd is een negatief oordeel over de continuïteit af te geven in geval van een mogelijk bankroet. Deze maatstaf wordt vooral gehanteerd in onderzoek naar de relatie tussen controlekwaliteit en de termijn van een accountant. Men verwacht dat een

accountant minder snel geneigd een negatief oordeel over de continuïteit af te geven, naar mate de accountant langer bij de organisatie betrokken is (Knechel en Vanstraelen, 2007).

(15)

In hoofdstuk 3 is weergegeven welke maatstaf in dit onderzoek wordt gebruikt om de kwaliteit van de accountantscontrole te meten.

2.4 De relatie tussen de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole.

In de voorgaande paragrafen zijn de begrippen controlerisico van de accountant,

controlevergoeding en controlekwaliteit uiteengezet. In deze paragraaf wordt eerder onderzoek naar de relatie tussen controlevergoeding en de controlekwaliteit besproken.

Bierstaker en Wright (2001) onderzoeken hoe accountants omgaan met druk op de controlevergoeding. Hieruit blijkt dat indien er sprake is van druk op de controlevergoeding, accountants gemiddeld tien procent minder uren budgetteren en minder uit te voeren

werkzaamheden inplannen. Ook besluiten partners om minder ervaren medewerkers in te zetten, waardoor de werkzaamheden minder effectief zijn, vanwege een gebrek aan ervaring. Ook de toenemende concurrentie zorgt voor een lagere kwaliteit van de accountantscontrole. Newton e.a. (2013) hebben de relatie tussen concurrentie en het aantal controlefouten onderzocht. Hieruit blijkt een positieve relatie tussen concurrentie en de hoeveelheid controlefouten.

Houston (1999) onderzoekt de relatie tussen de druk op de controlevergoeding en de risico inschatting van de accountant tijdens de planningsfase van de accountantscontrole. Hieruit blijkt dat accountants geneigd zijn om minder goed te reageren op specifieke klantrisico’s

wanneer er sprake is van druk op de controlevergoeding. Accountants gaan in deze situatie namelijk besparingen toepassen door de investering ten behoeve van de controle te

minimaliseren. Deze investering betreft het inzetten van voldoende middelen (arbeidsuren) om voldoende controlebewijs te verzamelen om een professioneel oordeel te vormen.

Ettredge e.a. (2013) vindt een positief verband tussen de druk op de vergoeding en het aantal fouten in de accountantscontrole, met name in 2008. Hoe verder de vergoeding onder druk staat, hoe hoger het aantal fouten. Tevens is er sterk bewijs gevonden dat dit met name geldt voor kleine accountantskantoren.

Daarentegen toont Choi e.a. (2010) een negatief verband aan tussen abnormale

controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole. Er is sprake van een abnormale controlevergoeding indien de vergoeding voor de accountantscontrole hoger of lager ligt dan de verwachte (norm) vergoeding. De onderzoekers vinden hier een negatieve significante relatie tussen positieve abnormale vergoedingen en de controlekwaliteit. Voor negatief abnormale vergoeding wordt geen significant verband gevonden. Hiermee concludeert Choi dat er geen relatie is tussen een te lage vergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole.

(16)

negatieve abnormale vergoedingen en de controlekwaliteit aan. De onderzoekers gebruiken dezelfde maatstaf voor controlekwaliteit, namelijk discretionaire transitorische posten. Dit laat zien dat er tussen 2010 en 2012 wel degelijk een relatie is ontstaan, waarbij er een significant verband is gevonden tussen een te lage vergoeding en een lagere kwaliteit. Deze ontwikkeling sluit aan bij de eerder genoemde onderzoeken in het literatuuroverzicht.

Een beperking van de genoemde onderzoeken is dat deze zich met name richten op de Amerikaanse markt. Middels dit onderzoek, wil ik dan ook een bijdrage leveren aan de

wetenschap door te onderzoeken wat de relatie tussen de druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van een accountantscontrole is voor een Europees land. Tevens wordt in dit onderzoek een vergelijking gemaakt tussen twee landen, namelijk de V.S. en de U.K. Hierdoor wordt een mogelijk verschil tussen beide landen aangetoond. In de volgende paragraaf is uiteengezet waarom voor de vergelijking tussen de U.K. en de V.S. is gekozen.

2.5 De V.S. versus U.K. (Regels versus Principes)

In dit onderzoek wordt een vergelijking gemaakt tussen de Verenigde Staten van Amerika (V.S.) en het Verenigd Koninkrijk (U.K.). In deze paragraaf wordt beschreven waarom een dergelijke vergelijking interessant is. Eerst beschrijf ik kort de overeenkomsten tussen beide landen, waarna vervolgens de verschillen worden besproken en hoe deze in relatie staan met de literatuur.

2.5.1 Rechtssysteem in de U.S. en de U.K.

Beide landen hebben een rechtssysteem op basis van gewoonterecht (Common Law). Kenmerkend aan dit rechtsstelsel is dat er sprake is van een casusbenadering. Er wordt sterk gebruik gemaakt van precedenten, uitspraken uit voorgaande zaken, welke in volgende zaken moet worden gevolgd om zo de ontwikkeling van het recht eenvormig te houden. Verder is er bij het gewoonterecht meestal sprake van een juryuitspraak. Uit eerder onderzoek blijkt dat

investeerders een betere bescherming genieten onder dit rechtssysteem (Francis e.a., 2001). Er is echter wel een verschil tussen beide landen in de mate waarin accountants worden aangeklaagd. Zo blijkt uit het onderzoek van Seetharaman e.a. (2002) dat het risico dat een accountant wordt aangeklaagd groter is in de V.S. Dit wordt veroorzaakt doordat accountants kunnen worden aangeklaagd door iedere investeerder, zonder dat deze überhaupt kennis heeft genomen van de jaarrekening of het controlerapport. Hierdoor is het controlerisico voor accountants uit de V.S. groter. In combinatie met de reeds beschreven theorie over de factoren van de controlevergoeding betekent dat voorheen een hoger risico zorgt voor een hogere controlevergoeding.

(17)

2.5.2 Vergelijking tussen beide accountingstandaarden:

Hoewel beide landen qua rechtssysteem met elkaar overeenkomen, verschillen zij op het gebied van accountingstandaarden. Amerikaanse bedrijven hanteren voornamelijk U.S. GAAP en bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk gebruiken voornamelijk IFRS. Het grote verschil tussen beide is dat U.S. GAAP op regels is gebaseerd en IFRS op basis van principes (Forgeas, 2013).

Ook Collins e.a. (2012) classificeert IFRS als standaarden gebaseerd op principes en U.S. GAAP gebaseerd op regels. Op regels gebaseerde standaarden zijn duidelijk en er wordt

gedetailleerd uitgelegd waar men aan moet voldoen (precies). De standaarden die zijn gebaseerd op principes zijn in opzet wel duidelijk, alleen mist men hier een gedetailleerde uitwerking over de interpretatie van de standaarden (niet precies). IFRS verplicht de accountant om veelal gebruik te maken van zijn professionele oordeel om de standaarden te interpreteren. Onder U.S.-Gaap gaat een accountant voornamelijk na of men de gestelde regels heeft nageleefd.

Uit de bovenstaande vergelijking blijkt dat er overeenkomst is tussen het soort rechtssysteem, maar de landen op basis van de accountingstandaarden van elkaar verschillen. Ook blijkt dat accountants in de V.S. een hoger risico hebben om te worden aangeklaagd. In het volgende gedeelte van deze paragraaf wordt besproken in hoeverre de mate van winststuring afhangt van het soort standaarden dat wordt toegepast.

Bij standaarden die precies zijn is het voor een bedrijf moeilijk om winststuring toe te passen. Wel kan zij proberen om de transacties te structureren, om op zo’n manier te voldoen aan de standaarden. Bij standaarden die onprecies zijn is er meer ruimte voor verschil in interpretatie. Hierdoor bestaat de kans dat bedrijven de standaarden op een andere manier interpreteren dan de accountant. Hierdoor ontstaat er discussie tussen de managers en de

accountants over de interpretatie van de standaarden. Uit het onderzoek van Nelson (2002) blijkt dat managers bij precieze standaarden de transacties structureren door bijvoorbeeld de looptijd van contracten aan te passen. Bij minder precieze standaarden zijn de managers eerder geneigd winststuring toe te passen (Nelson, 2002).

Cohen (2013) heeft een vergelijking gemaakt tussen de op regels en op principes gebaseerde standaarden en het effect van beide op de winststuring van managers. Hieruit blijkt dat accountants meer kans hebben om de winststuring te beperken in het geval van op principe gebaseerde standaarden. Binnen dit soort standaarden ontstaat er weliswaar meer ruimte voor managers om winststuring toe te passen, echter is de kans dat een accountants op basis van professionele oordeelsvorming een aanpassing verplichten groter, doordat zij standaarden op een andere wijze kunnen interpreteren.

(18)

Uit bovenstaande blijkt dat een vergelijking tussen beide landen interessant is. Hoewel beide landen qua rechtssysteem overeenkomen, verschillen zij in het soort accountingstandaarden die worden gebruikt en in het risico dat een accountant loopt om te worden aangeklaagd. Om een dergelijke vergelijking te kunnen maken is het van belang dat de onderzochte relatie zo min mogelijk wordt beïnvloed door externe factoren. Hoewel het rechtssysteem in beginsel hetzelfde is voor beide landen, kunnen overige factoren niet voor honderd procent worden geëlimineerd. Op basis van het gelijke rechtssysteem lijkt het verantwoord een dergelijke vergelijking te maken. 2.6 Hypothese ontwikkeling

In deze paragraaf zijn de hypotheses opgenomen, welke voortkomen uit de reeds beschreven literatuur.

Eerder onderzoek toont aan dat de controlevergoedingen de laatste jaren onder druk zijn komen te staan. Tevens is er aangetoond dat er een negatieve relatie bestaat tussen de druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole. Deze onderzoeken richten zich met name op de Amerikaanse markt. In de introductie is reeds opgemerkt dat er behoefte is voor Europees onderzoek, in dit geval Engeland. Aangezien de druk op de vergoeding is ontstaan tijdens een wereldwijde crisis is de verwachting dat de uitkomsten van dit onderzoek redelijk overeenkomen met de eerdere, op de Amerikaanse markt gerichte, onderzoeken.

Uit het literatuuroverzicht blijkt dat er vanaf 2008 geen significante relatie meer aanwezig is tussen de controlevergoeding en het risico van de accountantscontrole. Dit betekent dat een hoger risico voor de accountant, niet langer resulteert in een hogere vergoeding voor de controle. Zoals reeds beschreven in het literatuuroverzicht kunnen accountants niet langer het

controlerisico afdekken door middel van een hogere vergoeding. Wanneer er sprake is van druk op de controlevergoeding heeft dit een negatief effect op de kwaliteit van de

accountantscontrole. Dit betekent dat de kans in dergelijke situaties groter is dat materiële fouten onopgemerkt blijven. De eerste hypothese in dit onderzoek luidt derhalve als volgt:

H1: er is sprake van een negatieve relatie tussen druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de

accountantscontrole.

Hoewel accountants in de VS een groter risico hebben om te worden aangeklaagd, blijkt uit onderzoek dat een dergelijk risico geen hogere controlevergoeding meer betekent. Verder is aangegeven dat de V.S. en de U.K. verschillen van accountingstandaarden, op regels gebaseerd (V.S.) versus op principe gebaseerd (U.K.). Managers hebben bij standaarden, gebaseerd op principes, meer discretionaire ruimte om winststuring toe te passen. De standaarden die op principes gebaseerd zijn vergen meer professionele oordeelsvorming van de accountant dan de

(19)

op regels gebaseerde standaarden. De accountant kan een bedrijf verplichten aanpassingen te maken, echter bestaat het risico dat door de toenemende druk op de vergoeding, de accountant minder tijd heeft om een goed professioneel oordeel te vellen. De tweede hypothese is derhalve als volgt:

H2: het negatieve verband tussen de druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole is

sterker voor de U.K. dan voor de V.S.

Het doel van de bovenstaande hypotheses is om de onderzoeksvraag te beantwoorden wat de relatie is tussen controlevergoeding en de controlekwaliteit en of deze relatie anders is voor de VS dan voor de UK.

In de volgende paragrafen zijn de gehanteerde modellen en de daarbij behorende variabelen nader toegelicht.

(20)

3 Methodologie

3.1 Data selectie

Om de relatie te onderzoeken tussen de controlevergoeding en de controlekwaliteit op de Engelse markt en een vergelijking te maken met de Verenigde Staten voor de periode van 2005-2012, wordt gebruik van kwantitatief onderzoek.

Voor de U.K. zijn alle bedrijven meegenomen die zijn genoteerd aan de FTSE100 en voor de V.S. alle bedrijven uit de S&P500. De keuze om alleen beursgenoteerde bedrijven te onderzoeken is gemaakt in verband met de beschikbaarheid van de data. De data is verkregen met behulp van Datastream, waaruit de data voor de periode 2004 tot en met 2012 is verkregen. Hoewel het onderzoek zich richt op de periode 2005-2012, is voor het berekenen van diverse variabelen data uit 2004 noodzakelijk.

3.2 Gehanteerde maatstaven

In deze paragraaf zijn de gehanteerde maatstaven beschreven voor respectievelijk de kwaliteit van de accountantscontrole, de controlevergoeding en de relatie tussen de kwaliteit en de vergoeding voor de accountantscontrole.

3.2.1 De kwaliteit van de accountantscontrole

De maatstaf voor het meten van controlekwaliteit zijn discretionaire transitorische posten (Discretionary Accruals). Ettredge e.a. (2012) heeft namelijk een positieve relatie gevonden tussen de hoeveel vergoeding druk en het aantal discretionary accruals. Tevens wordt deze maatstaf in veel andere onderzoeken gehanteerd dan wel aangedragen om controlekwaliteit te meten (Choi e.a.,2010), (Asthana, 2012), (Lawrence e.a., 2011), (Fancis, 2011), (Dechow e.a., 1995).

Volgens Callao en Jarne (2010) zijn accruals de kosten en opbrengsten, welke niet door ontvangst of uitgave wordt gekenmerkt. Het totaal aantal accruals is volgens de onderzoekers als volgt te berekenen:

Totaal transitorische posten = winst/verlies voor bijzondere items – Netto kasstroom uit operationele activiteiten

Vervolgens wordt er onderscheid gemaakt tussen Niet-Discretionaire transitorische posten (NDA) en Discretionaire transitorische posten (DA). De Niet-Discretionaire transitorische posten zijn door het management lastig te beïnvloeden. De Discretionaire transitorische posten

(21)

zijn dat echter wel en worden dan ook gezien als een manier om winststuring toe te passen. Winststuring wordt in de negatieve zin uitgelegd als een manier om de belanghebbenden van de jaarrekening te misleiden door transacties zo te structureren dat deze voornamelijk in het belang van de organisatie zijn, zonder rekening te houden met de werkelijke economische situatie van het bedrijf (Healy en Wahlen, 1999). Het totaal aan transitorische posten wordt derhalve ook onderverdeeld in de hieronder besproken categorieën:

Total transitorische posten = Niet-Discretionaire transitorische posten (NDA) + Discretionaire transitorische posten (DA)

De controlekwaliteit wordt in dit onderzoek gemeten op basis van discretionaire transitorische posten welke met behulp van het aangepaste Jones model worden bepaald (Dechow e.a., 1995). Het originele model van Jones uit 1991 ging er van uit dat opbrengsten niet-discretionair zijn. Wanneer een manager in dat geval opbrengsten gebruikt om de winst te sturen, zal de

discretionaire transitorische post niet goed worden gemeten. In het aangepaste model van Jones worden derhalve de opbrengsten gecorrigeerd voor de mutatie in de debiteurenpositie ten

opzichte van voorgaand jaar. Dit resulteert in de bewering dat de mutatie in debiteurenpositie het gevolg is van winst sturing. Het aangepaste Jones model berekent de discretionaire transitorische posten als volgt:

TACC(it) / TA(t-1) = α x 1/TA(t-1) + β1 x (ΔSALES(it) – ΔREC(it)) / TA(t-1) + β2 x PPE(it) / TA(t-1) + ROA (t-1) +ε(it).

Hierbij is TACC het totaal aan transitorische posten, TA het totaal aan activa, Δ SALES is de verandering in omzet ten opzichte van voorgaand jaar, Δ REC is de verandering van de

debiteurenpositie ten opzichte van voorgaand jaar en PPE de historische waarde van terreinen, gebouwen en machines. Kothari, Leone, & Wasley (2005) voegen ROA (Rendement op activa) aan het aangepaste Jones model toe om zo een prestatiemaatstaf aan het model toe te voegen. Door het niet opnemen van een prestatiemaatstaf bestaat de kans op misspecificatie. Uit het onderzoek blijkt dat het toevoegen van de variabele ROA de kans op misspecificatie verkleint. Volgens de onderzoekers fungeert ROA binnen het model derhalve als controle variabele. Hoewel er meerdere modellen zijn om discretionaire transitorische posten te meten, is de keuze gemaakt het aangepaste Jones model te hanteren. Deze keuze is enerzijds gemaakt omdat dit overeenkomt met het gehanteerde model in het onderzoek van Matsumoto (2002) en een recent onderzoek van Asthana en Boone (2012). Tevens sluit dit model aan op de toevoeging aan het model door Kothari e.a. (2005).

(22)

De storingsterm die uiteindelijk overblijft geeft de hoogte van de discretionaire transitorische posten weer, die niet door het model kunnen worden verklaard. Deze storingsterm is een indicatie voor winststuring en fungeert in dit onderzoek als maatstaf voor de kwaliteit van de accountantscontrole.

3.2.2 De vergoeding voor de accountantscontrole

De vergoeding die accountants krijgen voor de controle is afhankelijk van de reeds beschreven factoren. In het theoretische gedeelte is reeds aangegeven dat de vergoeding die de accountants kunnen vragen tijdens de economische crisis is veranderd. Om te kunnen vaststellen dat de controlevergoeding onder druk staat, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van een

controlevergoedingsmodel om deze vervolgens af te zetten tegen der werkelijke vergoeding. Het controlevergoedingsmodel is opgesteld op basis van het onderstaande schema, welke in het theoretische gedeelte reeds beschreven is. Het doel van het model is om de variantie in de controlevergoeding te verklaren met behulp van de, in het onderstaande schema opgenomen, onafhankelijke variabelen. De storingsterm in het model betreft de variantie van de

controlevergoeding die niet door de opgenomen factoren kan worden verklaard. De variantie van de controlevergoeding die niet door het model wordt verklaard (door de factoren die van invloed zijn op de hoogte van de controlevergoeding) geeft aan dat er sprake is van druk op de controlevergoeding. In paragraaf 3.2.2. wordt hier verder op in gegaan. Deze methode sluit aan op het onderzoek uitgevoerd door Ettredge e.a. (2012) en Asthana en Boone (2012).

Het controlevergoedingsmodel dat op basis van diverse bestaande onderzoeken (zie het literatuuroverzicht) is opgesteld, is als volgt:

Controlevergoeding = β0 + β1LNACTIVA + β2SIC + β3FRGNSALE + β4INV_DEB +

β5ROA + β6CA_TA + β7VERLIES + β8BIG4 + β9VERKLARING+ β10LNNON-AUDIT + β11ACOMM + β12JAAREINDE + β13LAND + β14industrie- en jaardummies + ε

In het theoretisch kader zijn de in het model opgenomen variabelen reeds besproken. De verwachte relatie tussen de hoogte van de controlevergoeding (afhankelijke variabele) en de verklarende factoren (onafhankelijke variabelen) voor de controlevergoeding zijn in onderstaand schema opgenomen:

(23)

Grootte van de klant:

Voor de controlevergoedingen en het totaal aan activa wordt de natuurlijke logaritme (LN) van de variabele gebruikt. Deze transformatie is conform voorgaande onderzoeken en wordt veelal gebruikt omdat het effect van grote waarden minder uitgesproken is dan het effect bij kleine waarden. De omzet wordt in dit model niet meegenomen, aangezien uit eerder onderzoek blijkt dat omzet en activa feitelijk dezelfde variantie verklaren. De keuze hier omtrent wordt

onderbouwd door de reeds beschreven discussie in het literatuuroverzicht.

Complexiteit:

De complexiteit wordt afgeleid uit de sector (het aantal SIC-codes) aangezien de SIC-codes worden gebruikt om vast te stellen of een onderneming activiteiten verricht in meerdere sectoren. De variabele voor de geografische complexiteit is het percentage buitenlandse omzet ten opzichte van het totaal aan omzet. Het aandeel van de voorraad en debiteuren ten opzichte van het totaal aan activa (voorraad+debiteuren/totaal activa) wordt meegenomen als ratio. Deze

Verwachte relatie tussen de afhankelijke variabele, controle vergoeding, en onderstaande onafhankelijke variabelen

Onderdeel: Variabele: Verwachte relatie: Afkorting: Grootte van klant - Totaal aan activa + ACTIVA

Controlerisico

- Sector van de onderneming (aantal

SIC-Codes) + SIC

- % Buitenlandse omzet t.o.v. totaal aan

activa + FRGNSALE

- Aandeel debiteuren en voorraad t.o.v.

activa + INV_DEB

Bedrijfsrisico van de onderneming

- Rendement op activa - ROA - Aandeel vlottende activa t.o.v. totaal aan

activa + CA_TA

- Verlies in laatste 3 jaar

+ VERLIES Overige factoren

- Big4 / Non-Big4 + BIG4 - Soort verklaring + VERKLARING - Niet-controle vergoeding + NON-AUDIT - Aanwezigheid auditcommittee + ACOMM - Jaareinde (hoog/laagseizoen) + JAAREINDE

(24)

variabele wordt gebruikt omdat voorraad en debiteuren een speciale controleprocedure vereisen en derhalve in veel onderzoeken naar de controlevergoeding wordt toegevoegd om de

complexiteit te meten.

Controlerisico:

Het controlerisico hangt enerzijds samen met de complexiteit van de onderneming en anderzijds met de financiële situatie van de onderneming zelf. Het controlerisico kan worden verklaard middels de genoemde variabelen onder complexiteit. Het controlerisico wordt gemeten door na te gaan of de onderneming een verlies heeft geleden in de afgelopen drie jaar. De variabele krijgt de waarde 1 indien er sprake is van een verlies in de afgelopen drie jaar en anders de waarde 0. Een andere variabele die kan worden gebruikt is het rendement op activa (ROA). Verder is de variabele CA/TA, het percentage vlottende activa ten opzichte van de totale activa in het model opgenomen omdat deze eveneens betrekking heeft op de financiële situatie van de onderneming.

Overige factoren:

Verder zijn er nog een aantal overige factoren welke reeds in het theoretisch kader zijn benoemd die in het model worden meegenomen. Ten eerste of de accountantscontrole wordt uitgevoerd door een Big-4 accountant. Indien de controle is uitgevoerd door een Big-4 accountant krijgt de variabele de waarde 1 en anders 0. Ook het type verklaring is van invloed op de hoogte van de controlevergoeding en krijgt bij een goedkeurende verklaring de waarde 1 en anders 0. Verder is de natuurlijke logaritme van de niet-controlevergoeding en het jaareinde opgenomen in het model. Het jaareinde krijgt de waarde 1 indien het fiscale jaareinde 31 december betreft en anders de waarde 0. Ook wordt in het model meegenomen of het bedrijf wel of geen

accountantscommittee heeft met respectievelijk de waarde 1 of 0. Tot slot wordt de variabele Land toegevoegd als controlevariabele aan het model, om te controleren voor een mogelijk verschil in de hoogte van de controlevergoeding voor bedrijven uit de V.S. en de U.K. Bedrijven uit de U.K. en de V.S. hebben respectievelijk de waarde 1 en 0.

Door middel van dit model kan de variantie van de controlevergoedingen worden verklaard door onafhankelijke variabelen, waarbij de storingsterm een indicatie voor druk op de controlevergoeding geeft. Tevens worden er jaar- en industriedummies aan het model

toegevoegd om te controleren voor mogelijke verschillen in accountingstandaarden en regelgeving voor diverse industrieën en verschillende jaren.

(25)

3.2.3 De relatie tussen druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole

De relatie tussen de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole wordt onderzocht middels een multivariabel regressiemodel, waarbij de kwaliteit van de

accountantscontrole de afhankelijke variabele en de controlevergoeding de onafhankelijke variabele vormt binnen het model.

Door de beschreven modellen voor controlekwaliteit en de controlevergoeding te

combineren ontstaat het onderstaande model, waarbij variabelen die reeds in beide modellen zijn opgenomen niet terugkomen in het onderstaande model omdat deze feitelijk dezelfde variantie verklaren. Hierdoor is de variabele ROA niet in onderstaand model opgenomen. Uit het model voor de controlekwaliteit volgt een storingsterm. Deze storingsterm geeft het gedeelte van de transitorische posten aan welke niet kunnen worden verklaard en een indicatie geven voor winststuring. Een grotere storingsterm betekent volgens het model een lagere kwaliteit van de accountantscontrole, aangezien de accountant de winststuring niet heeft opgemerkt en/of een aanpassing niet heeft verplicht.

Eventuele druk op de controlevergoeding wordt gemeten door de onverklaarde variantie uit het model voor de controlevergoeding, de storingsterm, en vormt in onderstaand model twee nieuwe variabelen, namelijk HIFEE en LOFEE. De variabele HIFEE krijgt de waarde van de

storingsterm indien deze positief is en anders de waarde 0. De variabele LOFEE krijgt de

absolute waarde van de storingsterm indien deze negatief is en anders 0. Deze methode is conform het onderzoek van Asthana en Boone (2012). In hoofdstuk vier wordt de interpretatie van deze variabelen nader toegelicht.

Op basis van de eerste hypothese is de verwachting dat er een negatieve relatie bestaat tussen druk op de controlevergoeding en de kwaliteit van de accountantscontrole. De tweede hypothese, een mogelijk verschil tussen de V.S. en de U.K., wordt vervolgens onderzocht door kruistermen aan het model toe te voegen. Dit is nader toegelicht in hoofdstuk 3.

Het model kan als volgt worden samengevat:

Controlekwaliteit (|AAC|) = β0 + β1HIFEE + β2LOFEE + β3LNACTIVA+ β4SIC+

β5FRGNSALE+ β6INV_DEB+ β7CA_TA+ β8VERLIES+ β9VERKLARING+

β10LNNONAUDIT+ β11ACOMM+ β12FYE+ β13BIG4+ β14LAND+ β15industrie- en jaar dummies+ ε

(26)

3.3 Data analyse en beschrijvende statistiek

Voordat de data gebruikt kan worden voor het statistische onderzoek dient deze geanalyseerd te worden. Het voornaamste doel is om de observaties met ontbrekende data uit de dataset te verwijderen, aangezien deze observaties niet alle componenten van het model bevatten en derhalve niet kunnen worden meegenomen in het onderzoek.

Ten slotte wordt de data beoordeeld op de mogelijke aanwezigheid van uitschieters in belangrijke variabelen. Deze zullen uit de dataset worden verwijderd, omdat uitschieters het statistisch onderzoek kunnen beïnvloeden.

Nadat bovenstaande stappen zijn uitgevoerd vindt het beschrijvende onderzoek plaats, waarbij de belangrijkste variabelen zullen worden besproken.

3.3.1 Data analyse en beschrijvende statistiek

Zoals eerder aangegeven is de data afkomstig uit Datastream, waarbij alle beursgenoteerde bedrijven zijn meegenomen. In de onderstaande tabel is een opstelling gemaakt tussen de uit Datastream afkomstige data en de uiteindelijke data welke kan worden gebruikt voor het onderzoek. Allereerst zijn de observaties verwijderd met ontbrekende data voor het berekenen van discretionaire transitorische posten. Vervolgens zijn alle observaties verwijderd met

ontbrekende gegevens over de controlevergoedingen. Deze observaties zijn verwijderd omdat in dit onderzoek de relatie tussen de controlekwaliteit en de druk op de controlevergoeding wordt onderzocht. Zie hiervoor de onderstaande tabel (Tabel 1: Verloopoverzicht dataselectie).

Conform eerder onderzoek (Ettredge e.a., 2012), (Christensen e.a., 2012), (Asthana en Boonen, 2012), worden alle financiële instellingen uit de dataset verwijderd aangezien de discretionaire transitorische posten voor deze sector lastig zijn te interpreteren. Dit wordt veroorzaakt door het unieke uitvoerings- en reguleringskader van financiële organisaties. Ook zijn alle observaties uit de dataset verwijderd met ontbrekende data voor het

controlevergoedingenmodel. Hierdoor beschikt de dataset over 2716 observaties (482 bedrijven uit de U.K. en 2234 uit de V.S.).

Ten slotte is nagegaan in hoeverre de dataset mogelijk extreme waarden bevat. Middels een grafische analyse met behulp van Qnorm-plots blijkt de variabele totale activa 28 extremen

waarden te bevatten. De extreme waarden liggen boven het 99e percentiel en zijn uit de dataset verwijderd. Ook de variabele FRGNSALE, percentage buitenlandse omzet ten opzichte van de

(27)

niet mogelijk is. Deze 19 observaties zijn uit de dataset verwijderd waardoor de uiteindelijke dataset bestaat uit 2669 observaties, verdeeld in 455 voor de U.K. tegenover 2214 voor de V.S. Tabel 1: Verloopoverzicht dataselectie

Totaal U.K. V.S.

Oorspronkelijk aantal observaties 5337 909 4428

Minus: ontbrekende data t.b.v. aangepaste

Jones model 1499 307 1192

subtotaal 3838 602 3236

Minus: ontbrekende data controlevergoeding 432 23 409

subtotaal 3406 579 2827

Minus: financiële organisaties (Industry

Classification Benchmark 8000-8999) 244 32 212

subtotaal 3162 547 2615

Minus: ontbrekende data t.a.v. model

controlevergoeding 446 65 381

subtotaal 2716 482 2234

Extreme waarden 47 27 20

(28)

4 Resultaten

4.1 Beschrijvende statistiek voor de U.K. en de V.S.

4.1.1 Discretionaire transitorische posten

Om de hoogte van de discretionaire transitorische posten te bepalen is gebruikt van het aangepaste Jones model, zoals reeds is beschreven. Conform eerder onderzoek is de regressie voor discretionaire overlopende posten uitgevoerd per sector en per jaar, om zo te controleren voor verschillen tussen industrieën en meerdere jaren. Ondernemingen worden in een sector ingedeeld op basis van een 4-cijferige SIC-code. Dit 4-cijferige nummer is teruggebracht naar 2 cijfers aangezien de eerste twee cijfers de hoofdindustrie van de onderneming weergeven. Vervolgens zijn alle bedrijven met dezelfde 2-cijferige industriecode in een industriegroep geplaatst. In totaal zijn er 90 regressies gedraaid om de discretionaire transitorische posten te bepalen. De discretionaire transitorische posten zijn opgeslagen en vormen derhalve een nieuwe variabele “AAC”, welke in het vervolg van dit onderzoek wordt gebruikt als afhankelijke

variabele.

Uit de beschrijvende statistiek, opgenomen in tabel 2 en tabel 3, blijkt dat het relatieve gemiddelde voor beide landen rond 0,00 ligt met minima en maxima variërend tussen -0,15 en 0,15 voor U.K. bedrijven tegenover -0,20 en 0,18 voor bedrijven uit de V.S. Echter blijkt wel dat de standaarddeviatie voor U.K. bedrijven groter is dan voor bedrijven uit de V.S.. Dit impliceert dat de spreiding rond het gemiddelde voor U.K. bedrijven groter is dan dat voor de V.S. Uit de t-test tussen beide landen blijkt echter dat het gemiddelde voor U.K. bedrijven significant hoger ligt (t-waarde -1,87, p-waarde 0,0304) ten opzichte van bedrijven uit de V.S.

Absoluut gezien liggen de gemiddelde voor U.K. en V.S. bedrijven respectievelijk op 0,029 en 0,027. De discretionaire transitorische posten zijn weergegeven in absolute waarden, aangezien zowel positieve als negatieve discretionaire transitorische posten een aanwijzing kunnen zijn voor winststuring. Om vast te stellen of de gemiddelden voor beide landen significant van elkaar verschillen is een t-test uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen significant verschil aanwezig is tussen het gemiddelde voor de U.K. en de V.S. (t-waarde -1,19). Er kan daarom niet worden verondersteld dat bedrijven uit de U.K. gemiddeld een grotere omvang aan discretionaire transitorische posten hebben en derhalve meer winststuring toepassen.

(29)

Tabel 2: Beschrijvende statistiek over discretionaire transitorische posten voor bedrijven uit de V.S. over de periode 2005-2012

Tabel 3: Beschrijvende statistiek over discretionaire transitorische posten voor bedrijven uit de U.K. over de periode 2005-2012

observaties Aantal Gemiddelde Standaard-deviatie kwartiel Mediaan 1e kwartiel 3e Min. Max.

Discretionaire transitorische posten

(Abs.) 2214 0.027 0.026 0.009 0.020 0.038 0.000 .2000

Discretionaire

transitorische posten (Rel.) 2214 -0.000 0.038 -.020 -.0004 0.020 -0.200 0.178

observaties Aantal Gemiddelde Standaard-deviatie kwartiel Mediaan 1e kwartiel 3e Min. Max.

Discretionaire transitorische posten

(Abs.) 455 0.029 0.025 0.010 0.023 0.040 0.000 0.151

Discretionaire

(30)

4.1.2 Controlevergoedingen

De beschrijvende statistiek voor de afhankelijke variabele, controlevergoeding, en de

onafhankelijke variabelen zijn samengevat in onderstaande tabel 4 en 5. Tabel 4 beschrijft de data van bedrijven uit de V.S en tabel 5 die voor bedrijven uit de U.K.

Uit de tabel 4 en tabel 5 blijkt dat de gemiddelde controlevergoeding voor bedrijven uit de V.S. gemiddeld hoger liggen dan die voor U.K. bedrijven (9 t.o.v. 6,9 miljoen). Uit een t-test blijkt een t-waarde van 9,4 waardoor er sprake is van een significant verschil.

Bedrijven uit de V.S. hebben gemiddeld 19.6 miljard aan activa ten opzichte van 16 miljard voor bedrijven uit de U.K. Uit de t-test blijkt derhalve dat bedrijven uit de V.S.

gemiddeld groter zijn dan die uit de U.K. (t-waarde 9,5). Dit kan wellicht worden verklaard door het aantal ondernemingen in de steekproef voor ieder land, 455 U.K. en 2.214 V.S. bedrijven, waardoor de kans op aanwezigheid van grotere bedrijven aanwezig is. Een mogelijk andere verklaring is het feit dat de V.S. de grootste economie ter wereld is ten opzichte van een 6e plaats

voor de U.K. (CEBR, 2014).

De winstgevendheid van beide landen is nagenoeg gelijk. De winstgevendheid wordt in dit onderzoek gemeten door te kijken naar het rendement op activa (ROA) en het rendement op investeringen (ROI). Het rendement op activa is voor beide landen 9% en het rendement op investeringen voor de V.S. en de U.K. respectievelijk 14 en 16%. Echter is het verschil in rendement op activa niet significant (t-waarde -1,06), waardoor niet kan worden gesteld dat de ROA voor U.K. bedrijven gemiddeld hoger is dan voor ondernemingen uit de V.S.

Kijkend naar de complexiteit van ondernemingen valt op dat de gemiddelde complexiteit van U.K. bedrijven gemiddeld hoger ligt dan die voor V.S. bedrijven. U.K. bedrijven zijn

gemiddeld in meer sectoren actief (2,95) dan V.S. bedrijven (2,73). Het verschil in complexiteit is significant met een t-waarde van -3,28. De andere maatstaven voor complexiteit, het aandeel van de buitenlandse omzet en het aandeel van voorraad en debiteuren, ligt voor U.K. bedrijven hoger 38% en 23% ten opzichte van 34% en 2% voor bedrijven in de V.S. Het verschil in gemiddelde blijkt voor beide variabelen significant te zijn met een twaarde van respectievelijk 17,20 en -2,18. De overige variabelen zijn voor beide landen nagenoeg hetzelfde (geen significanties uit t-test gebleken). Zo wordt de accountantscontrole voor 99% van de bedrijven uitgevoerd door een Big4-accountant. Verder blijkt dat er slecht voor 4 van de 2.669 observaties sprake is van een afkeurende controleverklaring.

(31)

Wel valt op dat V.S. bedrijven vaker een jaareinde in het hoogseizoen hebben, wat mogelijk een positief effect heeft op de hoogte van de controlevergoeding. Het hogere gemiddelde voor bedrijven uit de V.S. ligt significant hoger dan dat voor de U.K. (t-waarde 3,12).

Ten slotte volgt uit de beschrijvende statistiek dat het gemiddeld aantal bedrijven dat de afgelopen 3 jaar een verlies rapporteerde nagenoeg gelijk ligt (17% voor U.K. bedrijven t.o.v. 15% voor V.S. bedrijven). Verder beschikken nagenoeg alle bedrijven over een auditcommittee. Dat de gemiddelden voor beide landen nagenoeg gelijk zijn blijkt ook uit de t-test, waarbij geen significante t-waarde is gevonden, respectievelijk -0,92 en -0,59. De beschrijvende statistiek is samengevat in de tabellen 4 en 5. Na de overzichtstabellen wordt nader ingegaan op de correlaties tussen de variabelen.

(32)

Tabel 4: Beschrijvende statistiek over controlevergoedingen voor bedrijven uit de V.S. in de periode 2005-2012

observaties Gemiddelde Aantal Standaard-deviatie kwartiel 1e Mediaan kwartiel 3e Min. Max.

Controlevergoeding (in duizenden dollars) 2214 9.041 10.039 3.210 5.822 10.896 193 111.000

Totaal Activa (in miljoenen dollars) 2214 19.600 26.400 4.429 10.200 24.700 563 212.000

Soort controle verklaring 2214 0,00 0,04 0 0 0 0 1

Einde boekjaar 2214 0,66 0,47 0 1 1 0 1

Big4 2214 0,99 0,08 1 1 1 0 1

Aantal sectoren 2214 2,73 1,35 2 2 4 1 7

Verlies in voorgaande jaren 2214 0,15 0,36 0 0 0 0 1

Aanwezigheid Audit Committee 2214 0,99 0,10 1 1 1 0 1

Niet controle vergoeding (in duizenden dollars) 2214 1.121 2.092 62 400 1.190 0 22.700

Rendement op Activa (ROA) 2214 9% 8% 5% 8% 13% -68% 89%

Rendement op Investeringen (ROI) 2214 14% 14% 8% 13% 19% -91% 245%

% Buitenlandse omzet t.o.v. totale omzet 2214 34% 26% 8% 33% 52% 0% 100%

% Voorraad en debiteuren t.o.v. totale activa 2214 22% 14% 10% 20% 30% 0% 71%

% Vlottende activa t.o.v. totale activa 2214 39% 21% 23% 38% 54% 2% 95%

Variabelen met een waarde 0 of 1 observaties Aantal 0 1 (1/n) % =

BIG4 2214 13 2201 99%

Soort controle verklaring 2214 2210 4 0%

Einde boekjaar 2214 759 1455 66%

Verlies in voorgaande jaren 2214 1873 341 15%

Aanwezigheid Audit Committee 2214 21 2193 99%

(33)

Tabel 5: Beschrijvende statistiek over controlevergoeding voor bedrijven uit de U.K. in de periode 2005-2012

observaties Gemiddelde Aantal Standaard-deviatie kwartiel Mediaan 1e kwartiel 3e Min. Max.

Controlevergoeding (in duizenden dollars) 455 6.900 8.569 1.700 3.985 8.000 188 51.182

Totaal Activa (in miljoenen dollars) 455 16.000 31.700 2.263 5.299 16.600 387 203.000

Soort controle verklaring 455 0,00 0,05 0 0 0 0 1

Einde boekjaar 455 0,58 0,49 0 1 1 0 1

Big4 455 0,99 0,11 1 1 1 0 1

Aantal sectoren 455 2,95 1,20 2 3 4 1 5

Verlies in voorgaande jaren 455 0,17 0,38 0 0 0 0 1

Aanwezigheid Audit Committee 455 0,99 0,08 1 1 1 0 1

Niet controlevergoeding (in duizenden dollars) 455 3.345 8.457 400 1.200 3.100 0 106.700

Rendement op Activa (ROA) 455 9% 7% 6% 9% 12% -54% 56%

Rendement op Investeringen (ROI) 455 16% 13% 8% 13% 21% -74% 87%

% Buitenlandse omzet t.o.v. totale omzet 455 58% 33% 27% 70% 84% 0% 100%

% Voorraad en debiteuren t.o.v. totale activa 455 23% 14% 12% 21% 30% 1% 86%

% Vlottende activa t.o.v. totale activa 455 36% 17% 24% 34% 46% 4% 87%

Variabelen met een waarde 0 of 1 observaties Aantal 0 1 (1/n) % =

BIG4 455 6 449 99%

Soort controle verklaring 455 454 1 0%

Einde boekjaar 455 191 264 58%

Verlies in voorgaande jaren 455 377 78 17%

Aanwezigheid Audit Committee 455 3 452 99%

(34)

Om een eerste indicatie te krijgen tussen de samenhang van de verschillende variabelen is een correlatiematrix opgesteld. Conform voorgaande onderzoeken is gebruik gemaakt van de Pearson Correlatiematrix. De correlatiematrix is opgenomen in Tabel 6. De belangrijkste correlaties worden in deze paragraaf beschreven.

Conform eerder onderzoek is de sterkste positieve correlatie die tussen het totaal aan activa en de controlevergoeding (0,6410, p-waarde<0,01). Verder is er een positieve

significante correlatie tussen het einde van het boekjaar en de controlevergoeding (0,0858, p-waarde<0,01). Ook is er een positieve correlatie tussen de controlevergoeding en de onafhankelijk variabelen Big4 en het aantal SIC-nummers, respectievelijk (0,0508,

p-waarde<0,01) en (0,2729, p-waarde<0,00). Deze correlaties geven aan dat een Big4-accountant en het actief zijn in meerdere sectoren mogelijk een hogere controlevergoeding tot gevolg heeft.

De variabele voor het meten van de complexiteit van een organisatie, het percentage buitenlandse omzet ten opzichte van de totale omzet is zwak positief, maar wel significant (0,2174, p-waarde<0,00). Dit betekent dat een hogere aanwezigheid van buitenlandse omzet een hoger controlevergoeding tot gevolg heeft.

Overeenkomstig met het literatuuronderzoek hebben de variabelen rendement op activa en rendement op investering een negatief verband met de controlevergoeding, respectievelijk (-0,0661, p-waarde<0,00) en (-0,0329, p-waarde<0,00). Dit illustreert dat bedrijven die, volgens de ratio’s, financieel gezonder zijn dan andere bedrijven, doorgaans een lagere controlevergoeding betalen. Ook de verhouding tussen de vlottende activa/totaal aan activa, waar een hoger ratio duidt op een meer liquide organisatie toont een negatief verband met de hoogte van de controlevergoeding (-0,052, p-waarde<0,00).

Een andere opmerkelijke relatie is de negatieve relatie tussen het land en de

controlevergoeding (-0,0819, p-waarde<0,00). Dit betekent dat bedrijven uit de U.K. doorgaans een lagere controlevergoeding hebben dan bedrijven uit de V.S.

Voor de variabelen soort controleverklaring, de aanwezigheid van een auditcommittee , een verlies in de afgelopen drie jaren of het percentage voorraad en debiteuren ten opzichte van het totaal aan activa, blijkt geen significante relatie uit de correlatiematrix

(35)

Tabel 6: Correlatiematrix (Zie het schema op pagina 23 voor de betekenis van de afkortingen)

De vetgedrukte correlaties in bovenstaande tabel zijn significant op een betrouwbaarheidsinterval van 1%,

Variabele: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 1. Controlevergoeding 1,000 2. Activa 0,641 1,000 3. Jaar -0,028 0,048 1,000 4. Verklaring 0,006 -0,010 -0,015 1,000 5. Jaareinde 0,086 0,082 -0,051 -0,004 1,000 6. Big-4 0,058 0,049 0,001 -0,099 0,114 1,000 7. SIC 0,273 0,255 -0,028 0,034 0,025 -0,042 1,000 8. Verlies -0,006 -0,056 0,037 0,005 0,061 0,000 -0,063 1,000 9. Acomm 0,017 0,006 0,130 0,004 0,037 -0,008 0,010 0,008 1,000 10. Non-Audit 0,450 0,256 -0,040 0,007 0,045 0,025 0,120 -0,040 0,001 1,000 11. Roa -0,066 -0,066 -0,056 -0,012 -0,073 -0,022 -0,001 -0,149 -0,037 0,002 1,000 12. Roi -0,033 -0,053 -0,038 -0,014 -0,062 -0,008 0,029 -0,141 -0,033 0,008 0,831 1,000 13. Frgnsale 0,217 0,043 0,028 0,018 0,008 0,065 -0,030 0,030 0,017 0,223 0,157 0,105 1,000 14. Inv_Deb 0,008 -0,147 -0,057 0,045 -0,209 -0,023 0,145 -0,055 -0,006 0,002 0,122 0,175 0,078 1,000 15. Ca_Ta -0,052 -0,208 -0,012 0,015 -0,268 -0,054 -0,032 -0,006 -0,016 -0,049 0,298 0,304 0,217 0,665 1,000 16. Land -0,082 -0,050 0,011 0,003 -0,060 -0,033 0,063 0,018 0,012 0,206 0,021 0,043 0,316 0,042 -0,067 1,000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The special effects of the twenty-first century manipulate the spectator as the imaginary worlds of dystopian films become plausible (Metz 675) and this reinforces Gunning’s cinema

Load management is the effective utilisation of low-cost periods presented by the time-of-use (TOU) tariff structure. A TOU tariff structure assigns high electricity tariffs to

Door deze discoursen alleen met Zwarte Piet als beginpunt te bekijken worden deze al in een bepaald kader geplaatst die de discussie over dit onderwerp niet ten goede komt.. We

Panel (c) shows the continuous and uninterrupted flow observed for D/d = 4: even at the largest particle volume fraction (φ ≈ 60%), no clog is observed (i.e., after ∼10 8

Vanuit de legitimiteitstheorie is de conclusie dat een hoge kwaliteit van het duurzaamheidsverslag een positief verband heeft met de reputatie van het bedrijf, waardoor

Indien deze groepen representatief zijn, dan wordt vervolgens van de assumptie uitgegaan, dat de leerlingen vanuit hun positie als leerling een vrij betrouwbaar

66.. This explains why the value of Ea is smaller at 100 bar than at 150 bar. At the lower pressure, the density and thus the solvent strength of the fluid is lower and thus the

Dat mondt uit in de volgende hoofdvraag: hoe gebruikten zowel lokale als nationale politici beide argumenten – de relatie tussen referendum en representatieve democratie enerzijds