• No results found

Het 7e jaar BSO-Veiligheidsberoepen onderzocht: bieden de stage en werkplekleren een toegevoegde waarde voor de private veiligheidsactoren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het 7e jaar BSO-Veiligheidsberoepen onderzocht: bieden de stage en werkplekleren een toegevoegde waarde voor de private veiligheidsactoren?"

Copied!
121
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het 7de jaar BSO-Veiligheidsberoepen

onderzocht: bieden de stage en werkplekleren

een toegevoegde waarde voor de private

veiligheidsactoren?

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door (01401102) Deisz Joeri

Academiejaar 2019-2020

Promotor : Commissaris :

(2)
(3)

i

Voorwoord

Het schrijven van een masterproef is een cruciaal element in het behalen van een masterdiploma Criminologische wetenschappen. Eenieder wie ooit dergelijke opdracht heeft ondernomen, weet dat dit allesbehalve een individuele verdienste is. Het schrijven van een thesis kost niet enkel de eigen moeite, tijd en energie, maar ook die van alle andere betrokken personen. Het lijkt mij dan ook niet meer dan logisch dat deze personen een plaats verdienen in dit voorwoord zodat ik aan hen mijn oprechte dank kan uiten.

In de eerste plaats wil ik mijn promotor professor Marc Cools bedanken. Het is hij die, reeds lang voor het schrijven van deze masterproef, mijn interesse voor de private bewaking heeft aangewakkerd. Al in het tweede jaar van de opleiding Criminologische Wetenschappen heeft hij met het vak “Private veiligheids- en politiestudies” weergegeven welk een boeiende sector het private veiligheidslandschap is. Hij heeft eveneens een niet te ontkennen rol gespeeld in het succesvol afleggen van mijn bachelorproef. Voor het beantwoorden van talloze vragen en het aanbieden van uw ervaring en expertise, dank ik u.

De volgende persoon die ik wens te bedanken is mevrouw Veerle Pashley. Zij was als commissaris van deze thesis altijd bereid om advies te verlenen en vragen te beantwoorden. Ook was zij mijn stagebegeleider en heeft ze mee een aandeel gespeeld in de verdere interesse voor de private bewakingssector. Bedankt hiervoor.

De stageplaats Securitas Academy wil ik eveneens bij naam bedanken. Zij hebben mij de kans geboden om stage te lopen binnen enerzijds de private bewakingssector en anderzijds in een opleidingsinstelling binnen deze sector. Het zijn zij die me het belang hebben doen inzien van een stage en altijd klaar stonden om op elke vraag betreffende opleidingen en wetgeving een antwoord te geven. Aan heel het team bedankt.

Vervolgens wens ik aan alle respondenten mijn dank te betuigen. Zonder hen was het niet mogelijk dit onderzoek te voeren. Zij hebben zichzelf niet enkel bereidwillig laten interviewen maar toonden ook daadwerkelijk interesse in mijn thesis en reikten me “tips & tricks” aan. Aan allen, bedankt!

(4)

ii Zonder alle respondenten bij naam te noemen, verdient er een deelnemer bijzondere aandacht. Hij heeft mij al sinds het begin van de bachelorproef, ondertussen twee jaar voor het schrijven van deze thesis, steeds ondersteund en zijn hulp daar waar nodig aangeboden.

De laatste personen die ik wil bedanken zijn mijn ouders, zussen, vrienden en familie. Zij hebben mij door dik en dun ondersteund en waar nodig een woordje moed ingesproken. Zonder hun onvoorwaardelijke steun zou het schrijven van deze masterproef een veel moeilijker opdracht zijn geworden.

(5)

iii

Inhoud

Voorwoord i Inhoud iii 1. Inleiding 1 1.1 Onderzoeksvraag ( + deelvragen) 2 1.1.1. Hoofd- en deelvragen: 2 1.2 Afkortingen 3 2. Methodologie 4 2.1 Literatuurstudie 4 2.2 Interviews 4 3. Historiek 7 3.1 Inleiding 7

3.2 Wet op de privémilities van 29 juli 1934 8

3.3 Wet van 10 april 1990 (wet Tobback) 9

4. Wettelijk Kader 11

4.1 Wet van 2 oktober 2017 (wet Jambon) 11

4.1.1. Toepassingsgebied 12 4.1.2. Bewakingsactiviteiten 14 4.1.3. Vergunningen 20 4.1.4. Personen 21 4.1.5. Bevoegdheden 26 4.1.6. Controle en sancties 39

4.2 Koninklijk Besluit “Opleidingen” 41

4.2.1. Vereisten inzake beroepsopleiding en vorming van het personeel 42

4.2.2. Opleidingen 48

(6)

iv

4.2.4. Vrijstellingen 52

4.3 Conclusie 53

5. Waarom een opleiding private bewaking? 55

5.1 Inleiding 55 5.2 Huidige Opleidingen 57 5.2.1. Opleidingsinstellingen 57 5.2.2. Secundair onderwijs 57 5.2.3. Hoger onderwijs 67 5.3 Conclusie 70 6. Stage en Werkplekleren 72 6.1 Stage 72 6.1.1. Inleiding 72 6.1.2. Definitie 72 6.1.3. Actoren 73 6.1.4. Soorten 73

6.1.5. Kenmerken van een goede stage 74

6.2 Werkplekleren 75 6.3 Conclusie 75 7. Resultaten 76 7.1 Inleiding 76 7.2 Scholen 77 7.2.1. Keuze 77 7.2.2. Sterktes en zwaktes 78 7.2.3. Praktijkervaring 80 7.3 Opleidingsinstelling 87 7.3.1. Keuze 87

(7)

v

7.3.2. Sterktes en zwaktes 88

7.3.3. Praktijkervaring 89

7.3.4. Tijdelijke identificatiekaart / Stagekaart 91

7.4 Conclusie 92

8. Algemeen besluit, kritische reflectie en aanbevelingen 94

8.1 Algemeen Besluit 94 8.2 Kritische Reflectie 96 8.2.1. Literatuurstudie 96 8.2.2. Interviews 97 8.3 Aanbevelingen 98 8.3.1. Stage 98 8.3.2. Toekomst 99 9. Bibliografie 101 10. Bijlage a

10.1 Bijlage 1 Topiclist Masterproef: a

10.2 Bijlage 2 Informed Consent c

10.3 Bijlage 3 EXE-codes d

(8)
(9)

1

1.

Inleiding

De private bewaking is een steeds meer groeiende sector. Academisch blijft dit echter een eerder onderbelicht domein. In de opleiding Criminologische Wetenschappen bestaat er slechts één (keuze)vak waarbij uitvoerig wordt stilgestaan bij het private veiligheidslandschap. Toch was dit genoeg om een interesse in de bewakingssector aan te wakkeren. Toen er eind 2017 een nieuwe wet kwam met betrekking tot deze sector was dit dan ook de uitgelezen kans om een bachelorproef daaromtrent te schrijven met bijkomende aandacht voor de bestaande veiligheidsopleidingen. Toen het moment daar was om een stage te lopen, werd er dan ook logischerwijze gekozen om dit binnen een private opleidingsinstelling te doen.

Het doel van deze masterproef is om het wettelijk kader waaraan een bewakingsagent gebonden is, weer te geven en hierbij de nodige uitleg te verschaffen. Er wordt enerzijds stilgestaan bij de nieuwe kaderwet van 2017 die onder andere de bevoegdheden omschrijft, anderzijds wordt het nieuw Koninklijk besluit betreffende de opleidingsvoorwaarden besproken. Hierdoor wordt een beeld gecreëerd van wat een bewakingsagent, wat de functie kan inhouden en wat er achterliggend vereist is om deze job uit te oefenen.

Nadien wordt er stilgestaan bij de redenen waarom dergelijke opleidingen van belang zijn en welke veiligheidsopleidingen er in Vlaanderen allemaal voorhanden zijn. Het zwaartepunt hierbij ligt op het Secundair Onderwijs en specifiek op de richting BSO-Veiligheidsberoepen. Uit de bachelorproef en de stage kwam immers naar voren dat een van de grootste tekortkomingen binnen deze richting het gebrek aan de organisatie van een stage is. Het zijn dan ook deze twee elementen die maken dat er gekozen is een masterproef te schrijven over de opleiding tot bewakingsagent in het secundair onderwijs BSO en de mogelijkheden die een stage kan betekenen voor de verschillende veiligheidsactoren.

Nadat besproken wordt wat een stage, en ook het werkplekleren, exact omvat, worden de visies van deze veiligheidsactoren weergegeven. Zij zijn werkzaam binnen de scholen aan de ene kant en de opleidingsinstellingen aan de andere kant. De focus van deze interviews ligt vanzelfsprekend op de standpunten omtrent de stages.

Tenslotte zal dit onderzoek afgesloten worden met een drietal elementen. Ten eerste het algemeen besluit waarin kort de voornaamste aspecten van het onderzoek worden belicht.

(10)

2 Vervolgens zullen er enkele kritische bedenkingen worden gemaakt over het gevoerde onderzoek. Tot slot wordt geëindigd met enkele aanbevelingen op vlak van stages, aan de hand van de visies van de respondenten en met wat er ons in de toekomst te wachten staat.

1.1

Onderzoeksvraag ( + deelvragen)

1.1.1.

Hoofd- en deelvragen:

1. Op welke manier is de private veiligheidssector in België georganiseerd?

a. Welke ontwikkelingen heeft de private veiligheidssector in België ondergaan? b. Wat is het huidig wettelijke kader omtrent de private veiligheidssector in België? 2. Op welke wijze zijn de opleidingen in functie van de private veiligheidssector in België

georganiseerd?

a. Welke wetgeving is van toepassing op de opleidingen in de private veiligheidssector in België?

b. Welke opleidingen bestaan er in het secundair onderwijs in Vlaanderen omtrent de private veiligheidssector in België?

c. Welke opleidingen bestaan er in het hoger onderwijs in Vlaanderen omtrent de private veiligheidssector in België?

d. Welke opleidingen bestaan er in de private veiligheidssector in België?

3. Wat is de visie van de secundaire middelbare scholen omtrent de opleiding BSO-“Veiligheidsberoepen”?

a. Wat zijn volgens de respondenten de sterktes en zwaktes van de opleiding BSO-“Veiligheidsberoepen”?

b. Wat zijn de visies van de respondenten omtrent werkplekleren in het zevende jaar BSO-“Veiligheidsberoepen”?

c. Wat zijn de visies van de respondenten omtrent stages in het zevende jaar BSO-“Veiligheidsberoepen”?

d. Wat zijn de visies omtrent een “tijdelijke stagekaart?”

4. Wat is de visie van private opleidingsinstellingen omtrent de opleiding BSO-“Veiligheidsberoepen”?

a. Wat zijn volgens de respondenten de sterktes en zwaktes van de opleiding BSO-“Veiligheidsberoepen”?

(11)

3 b. Wat zijn de visies van de respondenten omtrent werkplekleren in het zevende

jaar BSO-“Veiligheidsberoepen”?

c. Wat zijn de visies van de respondenten omtrent stages in het zevende jaar BSO-“Veiligheidsberoepen”?

d. Wat zijn de visies omtrent een “tijdelijke stagekaart?”

1.2

Afkortingen

Vermits het wettelijk kader omtrent de private bewaking een gedeelte van deze thesis beslaat, worden voor de duidelijkheid enkele wetten en Koninklijke besluiten afgekort. Naar deze regelgeving zal vooral in de voetnoten als volgt verwezen worden.

“De wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid” wordt simpelweg afgekort als de wet of de Wet Jambon.

Met het KB-opleidingen wordt op “het Koninklijk besluit van 23 mei 2018 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding, -ervaring en -bekwaamheid en inzake het psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende, uitvoerende of commerciële functie in een bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst of opleidingsinstelling en de organisatie ervan” gedoeld.

PTO staat voor “psychotechnisch onderzoek”.

Wanneer gesproken wordt over “de scholen” heeft dit betrekking op de scholen die een van de twee of beide richting aanbiedt. Deze zijn de BSO- richting Veiligheidsberoepen en de TSO-richting Integrale Veiligheid.

(12)

4

2.

Methodologie

Om de bovenstaande onderzoeksvragen degelijk te kunnen beantwoorden werden twee onderzoekstechnieken gehanteerd. Ten eerste werd er relevante literatuur gezocht en bestudeerd met als doelstelling enerzijds een wetenschappelijk onderbouwde masterproef te kunnen neerleggen en anderzijds de interviews tot een goed einde te kunnen brengen. Er is immers, als tweede onderzoeksmogelijkheid, geopteerd om een kwalitatief onderzoek uit te voeren door middel van half-gestructureerde interviews opgesteld aan de hand van een topiclijst.

2.1

Literatuurstudie

De studie naar wetenschappelijke literatuur dient deel uit te maken van elk soort onderzoek. Per slot van rekening is het de eerste techniek die aangewend wordt om gegevens over een bepaald onderwerp te verzamelen (Hardyns, 2018). Deze literatuur fungeert als basis om de wetenschappelijk onderbouwde informatie te kunnen kaderen binnen het onderzocht onderwerp. In casu gaat het aan de ene kant over informatie over het realiseren van een correct uitgevoerd interview. In de studierichting Criminologische Wetenschappen, waarbinnen deze masterproef wordt neergelegd, zijn er al meerdere vakken naar voren geschoven over het doen en laten in verband met het afnemen van een interview en het voeren van een onderzoek in het algemeen.

Anderzijds komt er ook informatie naar boven over de private bewakingssector in zijn geheel en de verschillende mogelijke opleidingen die kunnen leiden tot tewerkstelling binnen deze sector. Hiervoor werd te rade gegaan bij eerder geraadpleegde bronnen. Deze komen vaak uit eerder geconsulteerde literatuur, zoals vereist was om een behoorlijke Bachelorproef af te leggen. Vanuit deze bronnen is het dan mogelijk om op zoek te gaan naar andere relevante en/of interessante materie betreffende de onderwerpen. Het raadplegen van de geldige wetgeving speelt hierin eveneens een belangrijke rol. In dit kader werden dan ook de verschillende sites van de officiële instanties geraadpleegd, zoals de sites van het FOD Binnenlandse Zaken (“vigilis” en “besafe”) en Onderwijs.

2.2

Interviews

Een tweede en volgende gehanteerde methode om aan onderzoek te doen en de nodige data te verzamelen, is het afnemen van kwalitatieve interviews. De uiteindelijke doelstelling is dat, op basis van de afgenomen interviews, de realiteit van de praktijk kan worden onderzocht.

(13)

5 Concreet gaat het in deze aangelegenheid over de meningen en visies van verscheidene experten op het vlak van de opleiding tot bewakingsagent, waarbij de klemtoon op het zevende jaar BSO-“Veiligheidsberoepen” werd gelegd. Zowel de verschillende scholen die de opleiding aanbieden als private veiligheidsactoren werkzaam binnen de opleidingsinstellingen werden hiervoor bevraagd. Door actief te luisteren kan men aan de hand van kwalitatieve interviews de nodige gegevens bekomen om deze dan achteraf verder te analyseren en interpreteren (Beyens, Kennes, & Tournel, 2016; Mason, 2003).

In tegenstelling tot het kwantitatief onderzoek, waarbij onder meer de survey wordt gebruikt om data te bekomen, genieten diepte-interviews bij het kwalitatief onderzoek de voorkeur. De kenmerken van deze interviews zijn dat ze face-to-face worden afgenomen, minder aan een strakke structuur gebonden zijn en vaak gebruik maken van een topiclijst of interviewschema. Hierbij worden de onderwerpen die de onderzoeker wil aankaarten beschreven. Het finale interview wordt dus afgenomen aan de hand van een logisch opgestelde lijst van vragen, rond het onderwerp waarover de onderzoeker gegevens tracht te verzamelen en wordt gedurende het gesprek aan de respondenten voorgelegd. Indien nodig heeft de onderzoeker de mogelijkheid om af te wijken van de vooropgestelde structuur. Hierdoor wordt de behandeling van de onderwerpen bepaald door de ontwikkeling tijdens het interview. Eveneens biedt deze methode het voordeel dat de interviewer dieper kan ingaan op bepaalde aspecten die de respondent aanhaalt, indien dit nuttig en/of nodig lijkt (Beyens, et al., 2016; Mason, 2003)

De focus van het kwalitatieve interview en algemeen in het kwalitatief onderzoek ligt op het zogenaamde verstehen. Dit is het handelen leren begrijpen vanuit een actorperspectief. De interviewer hanteert hierbij een emic- of buitenstaandersperspectief, waarbij het accent hoofdzakelijk op de belevings- en ervaringsaspecten van de respondenten wordt gelegd. Op deze wijze wordt het voor de onderzoeker begrijpelijk hoe de respondenten hun specifieke situatie ervaren en definiëren (Beyens et al., 2016). In verband met dit onderzoek zal er vooral gepeild worden naar de meningen die de experten hebben over de opleiding tot bewakingsagent. Zo wordt er onder andere gevraagd naar de sterktes en zwaktes van het zevende jaar BSO-“Veiligheidsberoepen”, het werkplekleren, eventuele stage … (zie bijlage 1 “Topiclijst”). Gezien het geringe aantal mogelijke respondenten is het kwalitatief interview de meest aangeraden manier om resultaten hieromtrent te kunnen bekomen, zeker indien er voldoende aandacht wordt besteed aan eventueel storende factoren, zoals lawaai en intervieweffecten die het interview kunnen bemoeilijken (Beyens, et al., 2016).

(14)

6 Voorafgaand aan het eigenlijke interview werd de respondenten een informed consent of een geïnformeerde toestemming voorgelegd (zie bijlage 2 “Informed consent”). Dit is een schriftelijke overeenkomst die de respondenten en de onderzoeker ondertekenen. Bij een

informed consent geeft de respondent aan dat hij of zij het doel van het onderzoek begrijpt, zijn of haar rechten kent (zoals te allen tijde mogen stoppen met het gesprek) en toestemming geeft om het interview (anoniem) te laten opnemen en verwerken door de student. Inspiratie voor het

informed consent werd gehaald bij de voorbeelden op de site van de Universiteit van Gent. Het opnemen van een interview zorgt voor de meerwaarde dat de onderzoeker zich volledig kan focussen op het interview en het in goede banen kan leiden. Eveneens dient de onderzoeker geen notities te nemen en kan hij, indien nodig, extra vragen stellen ter verduidelijking van wat gezegd wordt of er dieper op ingaan. Het is echter niet verboden om aanvullende aantekeningen te maken en soms is dit zelfs aan te raden, bijvoorbeeld wanneer de respondent iets aanhaalt dat de onderzoeker mee in zijn vragenlijst wil opnemen voor volgende interviews. Dit is gelijk een voordeel van het werken met een topiclijst. Na afloopworden de interviews getranscribeerd of uitgetypt waarbij men deze dan kan analyseren en interpreteren met het oog op het trekken van resultaten (Beyens, et al., 2016).

(15)

7

3.

Historiek

3.1

Inleiding

Een van de belangrijkste taken van de Staat is het verzekeren en aanbieden van veiligheid van en aan haar burgers. Een samenwerking met alle betrokken actoren, dit zijn de burgers, de verschillende maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, is hiervoor noodzakelijk. Het idee van integrale veiligheid vindt in deze context haar oorsprong (Cools & Verbeiren, 2004). Het begrip integrale veiligheid komt verder uitgebreid aan bod. Binnen dit perspectief kan de private bewakingssector dan vanuit haar doorgedreven specialisatie, professionalisme en expertise een belangrijke rol spelen (Besafe, 2017). Zij heeft zich dan ook de afgelopen decennia meer en meer opgeworpen als een belangrijke partner in het veiligheidsverhaal (Button & George, 2000).

Vooraleer de huidige plaats van de opleiding tot bewakingsagent binnen de samenleving besproken wordt, is het van belang om stil te staan bij de historische context waarbinnen de private bewakingssector is ontstaan. De private sector heeft immers heel wat evoluties doorgemaakt voordat zij beland is waar ze nu staat. De bewakingssector in België wordt nu aanzien als een maximaal legaal geregelde institutie (CoESS & INHES, 2008). Dit was echter niet altijd het geval.

Reeds in de oudheid werd de bescherming van privé-eigendom op een private manier geregeld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan huurlingen of persoonlijke wachters die bepaalde personen bescherming boden (Leloup, 2014). Relevanter voor deze thesis is de historiek van de bewakingsondernemingen vanaf het ontstaan van België tot het heden.

In het begin van de 20ste eeuw merken we de totstandkoming op van ondernemingen die vanuit commercieel oogpunt de bescherming van veiligheid willen garanderen. Zo ontstonden in België meerdere detectivebureaus die zich toe spitsten op private opsporing en het verzamelen van inlichtingen voor particulieren en bedrijven. Niet enkel privédetectivebureaus maar eveneens interne bewakingsdiensten behoorden/behoren tot het private veiligheidslandschap. Zij hadden als taken het bewaken en beveiligen van goederen op het domein van de onderneming waartoe ze behoorden.

In tegenstelling tot de private veiligheidszorg is het voor de private bewakingssector makkelijker om er een begindatum voor te bepalen. Concreet zijn er enkele specifieke feiten en

(16)

8 datums die bepalend waren voor de verdere ontwikkeling van deze sector. Deze hebben het private bewakingslandschap in zulke mate beïnvloed dat ze beschouwd mogen worden als cruciaal voor de totstandkoming van een bewakingsindustrie in België (Leloup, 2014).

In Europa ontstonden rond 1900 de zogenaamde nachtveiligheidsdiensten. Dit is een door particulieren opgerichte en geregelde dienst die de bewaking van goederen tot doel had (Leloup, 2014) Het verschil met de oude nachtrondes zit hem erin dat de nachtveiligheidsdienst een professionelere en privaat-commerciële aard heeft. Eveneens voeren ze ook overdag bewakingsactiviteiten uit, die vaak het louter preventief optreden tegen ongewenst gedrag overstijgen. Enkele van deze verenigingen telden tot honderden personeelsleden en waren verenigd in internationale koepelorganisaties. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog verloren deze organisaties hun succes en ze werden vanaf de jaren ’60 overgenomen door de toen steeds meer opkomende bewakingsondernemingen. De meest bekende hiervan was de Garde Maritime et Commerciale (GMC), die in hoofdzaak de bewaking van goederen bij nacht én overdag als activiteit had. De GMC had als doel een wachtdienst te organiseren voor de haven van Antwerpen, alsook toezicht te houden op werken, bewaking van roerende en onroerende goederen, bescherming tegen diefstal en andere. De GMC wordt vaak als eerste private bewakingsonderneming in België beschouwd (Leloup, 2014)

3.2

Wet op de privémilities van 29 juli 1934

In Europa doken er na de Eerste Wereldoorlog verscheidene paramilitaire organisaties op, zowel (extreem) linkse/communistische als (extreem) rechtse/fascistische, die een bedreiging vormden voor het geweldmonopolie van de overheden. Deze groeperingen gingen vaak openlijk in conflict met elkaar wat zorgde voor de nodige maatschappelijke onrust. Het uiteindelijke gevolg hiervan was de invoering van de wet op het verbod op de privémilities van 26 juli 1934 en 4 mei 1936. Eveneens werd binnen deze wet een raamwerk geboden waarbinnen private bewakingsondernemingen en nachtveiligheidsdiensten konden functioneren en toegelaten waren. De wet definieerde een privémilitie als: “organisatie van private personen waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met dezer actie in te laten of in hun plaats op te treden.” Na toevoeging van de volgende bepaling kregen de bewakingsondernemingen hun bestaansrecht: “uitzonderingen op dit verbod kunnen

ten behoeve van niet-politieke organisaties bij een door de in raad verenigde ministers voorgedragen koninklijk besluit toegelaten worden.” Het hanteren van deze uitzondering bleef

(17)

9 echter dode letter. Er was sinds de invoering van de wet slechts één onderneming die de uitzondering ontving, terwijl er wel meerdere bewakingsondernemingen werkzaam waren. (Leloup, 2014).

Het is pas eind jaren ’60 dat we een verhoging van het overheidstoezicht op de private sector kunnen vaststellen, wat ook meteen leidde tot een stijging van het aantal overhandigde uitzonderingen. Het is eveneens het tijdperk waarin enkele internationale bewakingsondernemingen zich vestigden in ons land, zoals de “Nieuwe Maatschappij voor Bewaking en Veiligheid” (Securitas). Dit is ook de periode waarin de sector zich in België in hoog tempo begon te ontwikkelen, wat ook meteen de toename verklaarde van het toezicht door de overheid. Tenslotte leidden deze evoluties tot de “bewakingswet” van 10 april 1990 (Leloup, 2014).

3.3

Wet van 10 april 1990 (wet Tobback)

Tot voor 1990 kon er niet echt gesproken worden over een wettelijk kader met betrekking tot de private veiligheidssector. Voorheen werd deze materie geregeld doorde wet op het verbod op de privémilities van 26 juli 1934 en 4 mei 1936 toe te passen op de private bewakingssector. Deze wet bleek echter onvoldoende om te kunnen inspelen op de evoluties die binnen de sector speelden. Uiteindelijk kwam hierin verandering met de wet van 10 april 1990, ook wel de bewakingswet of de wet Tobback genoemd en hiermee werd de private bewakingssector voor het eerst wettelijk geregeld. Deze wet had allerminst de intentie om tot een verbreding van de bewakingsondernemingen te komen. Per slot van rekening was de wet erop gericht om de sector streng te kunnen controleren en de groei te beperken (Leloup, 2017).

De wet Tobback had voor ogen om volgende vier doelstellingen te bekomen (Wet van 19 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemeningen en de interne bewakingsdiensten, B.S. 29 mei 1990):

1. Een eerste doelstelling waarnaar werd gestreefd was de kwaliteitsverbetering van zowel de bewakings- en beveiligingsondernemingen als het personeel dat werd tewerkgesteld binnen deze ondernemingen.

2. Vervolgens werd het voorkomen en bestraffen van elke vorm van machtsoverschrijding door een bewakingsagent voorop gesteld. Zij hebben immers geen enkele politiebevoegdheid waardoor het hen niet is toegelaten om zich te mengen in politionele taken en/of -bevoegdheden.

(18)

10 3. Een derde doelstelling was het beperken van overstapmogelijkheden van een regulier politiekorps of van bepaalde ambten naar een bewakings- of beveiligingsonderneming. Hier wou men de fenomenen ”Blue Drain” en ”Moonlighting” tegen gaan. Wanneer er een grote overstap is van de reguliere politiediensten naar de private sector, spreekt men van een zogenaamde “Blue Drain”. Voor politieagenten die na hun uren nog bijkomende prestaties leveren voor een private bewakingsonderneming gebruikt men de term “Moonlighting”.

4. Tot slot bestond de laatste doelstelling erin om de basis leggen te voor een zo effectief mogelijk controle- en sanctiesysteem.

Uiteindelijk heeft deze wet bijna dertig jaar dienst gedaan vooraleer er een nieuwe wet kwam. De wet Tobback bleek immers ontoereikend om tegemoet te komen aan enerzijds de steeds evoluerende samenleving en anderzijds de grijze zones die door deze veranderingen werden gecreëerd. Na een evaluatie van de wet, kwam er een nieuwe, vereenvoudigde wet tot stand. Het resultaat hiervan was de nieuwe wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid (Besafe, 2017).

(19)

11

4.

Wettelijk Kader

4.1

Wet van 2 oktober 2017 (wet Jambon)

De wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid of de wet Jambon, heeft de wet Tobback van 1990 volledig vervangen. Enerzijds had deze nieuwe wet als doelstelling te voorzien in een gemoderniseerde en vereenvoudigde regelgeving over private veiligheid, die eveneens duidelijker en leesbaarder is. Anderzijds heeft ze een uitbreiding van de sector van de private veiligheid met betrekking tot zijn activiteiten en bevoegdheden voor ogen. Hiervoor laat de wet toe dat private veiligheidsdiensten bepaalde taken kunnen uitvoeren die niet tot de kerntaken van de politie behoren. Immers stoten de reguliere politiediensten bepaalde taken van zich af en de niet-publieke veiligheidssector vult deze dan op. Het debat omtrent welke taken al dan niet tot de politie behoren en/of moeten blijven, wordt ook wel het kerntakendebat genoemd (Besafe, 2017; Dupont & De Pauw, 2014).

Aangezien de algemene structuur betreffende de private veiligheid(sector) opgebouwd is rond deze kaderwet is het relevant hierbij uitvoerig stil te staan. Deze wetgeving is immers van toepassing op zeven activiteitendomeinen, die hieronder besproken worden, wat een ruim beeld geeft over wat deze sector uiteindelijk inhoudt. Zo zijn onder andere de opleidingsinstellingen gebonden aan dit wettelijke kader wat betreft hun organisatie en de invulling van de opleidingen (CoESS & INHES, 2008). In verband met deze opleidingsinstellingen, die tot doel hebben bewakingsagenten volwaardig op te leiden, speelt het Koninklijk besluit van 23 mei 2018 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding, -ervaring en -bekwaamheid en inzake het psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende, uitvoerende of commerciële functie in een bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst of opleidingsinstelling en de organisatie ervan een belangrijke rol. Verder zal er verwezen worden naar dit Koninklijk besluit als het “KB-opleidingen.”

Weliswaar is het eveneens belangrijk te vermelden dat de wet omschreven wordt als zijnde een kaderwet. Dit houdt in dat de wet als geheel nog aangevuld wordt en zal worden door tal van koninklijke besluiten. Bij de behandeling van de wet zullen hier en daar deze complementaire besluiten worden aangehaald om zo een volledig beeld te geven. Echter zal dit zich beperken

(20)

12 tot de relevante bijkomende wetgeving. Alle wetgeving van toepassing op de private bewakingssector is terug te vinden op de site van ‘Vigilis’ bij het luik ‘bewaking’. 1

Bij het behandelen van de wet van 2 oktober 2017 wordt er vooral toegespitst op die elementen die van belang zijn voor een (toekomstige) bewakingsagent. De reden hiervoor is dat bepaalde aspecten van deze wet een grotere relevantie hebben dan andere en dit zowel in het kader van deze masterproef als voor een bewakingsagent. Het geheel gaat immers over bewakingsagenten in het algemeen. De onderdelen over de bewakingsactiviteiten, bevoegdheden, persoonsvoorwaarden … worden daardoor uitgebreider besproken. Zaken die vooral betrekking hebben op de bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten zoals vergunningen, controle en sanctie, en retributies zullen slecht kort besproken worden omdat ze geen deel uitmaken van de scope van deze thesis.

4.1.1.

Toepassingsgebied

De wetgeving van toepassing op de private bewaking is de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, waarbij we zeven activiteitendomeinen kunnen onderscheiden. Elk activiteitendomein uitvoerig beschrijven zou het doel van deze thesis voorbijgaan en dus worden enkel de wettelijke definities weergeven. Slechts bij de opleidingsinstellingen zal later iets uitvoeriger worden stilgestaan. De wet is van toepassing op de volgende zeven activiteitendomeinen:

A. Private bewaking

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de bewakingsondernemingen en anderzijds de interne bewakingsdiensten. De wet omschrijft een bewakingsonderneming als “elke onderneming die bewakingsactiviteiten aanbiedt, of uitoefent of zich als dusdanig bekend

maakt.” 2

Een interne bewakingsdienst wordt in de wet beschouwd als: “elke interne dienst die

bewakingsactiviteiten uitvoert:

1https://vigilis.ibz.be/Pages/main.aspx?Culture=nl&pageid=bewaking/bewakingsagent/wetgeving 2 Art. 4 Wet Jambon

(21)

13 1. op de plaatsen, beheerd door de natuurlijke of rechtspersoon die de interne

bewakingsdienst organiseert;

2. voor derden die andere handelsactiviteiten verrichten dan het uitoefenen van bewakingsactiviteiten, onder dezelfde handelsbenaming als de natuurlijke of rechtspersoon die de interne bewakingsdienst organiseert;

3. voor rechtspersonen die behoren tot dezelfde verbonden of geassocieerde vennootschap, in de zin van de artikelen 11 en 12 van het Wetboek van vennootschappen;

4. voor derden gevestigd op dezelfde site als de natuurlijke of rechtspersoon die de interne bewakingsdienst organiseert voor zover de opdrachten van deze derden verband houden met de opdrachten van de natuurlijke of rechtspersoon die de interne bewakingsdienst organiseert.” 3

Een belangrijk onderscheid tussen een bewakingsonderneming en een interne bewakingsdienst is de volgende: een bewakingsonderneming levert diensten aan derden of klanten, terwijl een interne bewakingsdienst de activiteiten ten eigen behoeve uitoefent.

B. Ondernemingen voor alarmsystemen

“Wordt als onderneming voor alarmsystemen beschouwd, de onderneming die diensten aanbiedt, of uitoefent of zich als dusdanig bekend maakt, van conceptie, installatie, onderhoud of herstelling van alarmsystemen, de onderdelen ervan en de er op aangesloten componenten voor zover deze alarmsystemen bestemd zijn om misdrijven tegen personen of onroerende goederen te voorkomen of vast te stellen.” 4

C. Ondernemingen voor camerasystemen

“Wordt als onderneming voor camerasystemen beschouwd, de onderneming die diensten aanbiedt of uitoefent of zich als dusdanig bekend maakt, van conceptie, installatie, onderhoud of herstelling van bewakingscamera’s.” 5

3 Art. 5 Wet Jambon. 4 Art. 6 Wet Jambon 5 Art. 7 Wet Jambon

(22)

14

D. Ondernemingen voor veiligheidsadvies

“Wordt als onderneming voor veiligheidsadvies beschouwd, de onderneming die advies aanbiedt of verstrekt, ter voorkoming van strafbare feiten tegen personen of goederen, met inbegrip van het uitwerken, uitvoeren en evalueren van doorlichtingen, analyses, strategieën, concepten, procedures en trainingen op veiligheidsgebied, of die zich als dusdanig bekendmaakt.” 6

E. Veiligheidsdiensten bij de openbare vervoersmaatschappijen

“Wordt als een veiligheidsdienst beschouwd, elke interne dienst die ten behoeve van een

openbare vervoersmaatschappij, de veiligheid verzekert van het openbaar vervoer op de plaatsen, bedoeld in de artikelen160 tot en met 162.” 7

F. Maritieme veiligheidsondernemingen

“Wordt als een maritieme veiligheidsonderneming beschouwd, de onderneming die diensten

aanbiedt of uitoefent van toezicht, bescherming en veiligheid aan boord van schepen, tegen piraterij, of die zich als dusdanig bekend maakt.” 8

G. Opleidingsinstellingen

“Wordt als een opleidingsinstelling beschouwd, de onderneming die een opleiding aanbiedt of

organiseert met betrekking tot domeinen zoals bedoeld in dit hoofdstuk, of die zich als dusdanig bekendmaakt.” 9

Met de “domeinen zoals bedoeld in dit hoofdstuk” worden de overige zes activiteitendomeinen van de wet bedoeld. Dergelijke opleidingsinstellingen kunnen al dan niet gekoppeld zijn aan een bewakingsonderneming.

4.1.2.

Bewakingsactiviteiten

Evenals de zeven activiteitendomeinen worden in artikel drie van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid de verschillende bewakingsactiviteiten weergegeven. Deze

6 Art. 8 Wet Jambon 7 Art. 11 Wet Jambon 8 Art. 12 Wet Jambon 9 Art. 10 Wet Jambon

(23)

15 bewakingsactiviteiten hebben betrekking op het hierboven reeds besproken activiteitendomein ‘private bewaking’. In dit deel zullen deze dertien bewakingsactiviteiten besproken worden.

A. Statische bewaking van roerende of onroerende goederen

Statische bewaking is: “de bewakingsactiviteit bestaande uit toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen met uitzondering van mobiele bewaking.” 10 Deze activiteit kan worden gezien als de basisactiviteit van de bewaking en het betreft hier menselijke handelingen. Het toezicht houden op en de bescherming van goederen gebeurt bij deze door een persoon, namelijk de bewakingsagent. Zoals bijvoorbeeld de nachtbewaking op een site (De Bruyne, Vandormael, & Verleije., 2018).

Tijdens het uitoefenen van deze activiteit verplaatst de bewakingsagent zich in principe niet op de openbare weg. Weliswaar is dit toch mogelijk voor verplaatsingen binnen of rond een site, het laatste gedefinieerd als “plaats, uitgebaat door één natuurlijke of rechtspersoon, bestaande uit één of meerdere delen die, ofschoon dat ze gescheiden kunnen zijn door één of meerdere openbare wegen, aan elkaar palen.” 11 (De Bruyne, et al., 2018).

B. Mobiele bewaking van roerende en onroerende goederen

“De bewakingsactiviteit bestaande uit toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, waarbij de bewakingsagent zich, met uitsluiting van de verplaatsingen binnen een site en rond een site, op de openbare weg verplaatst van goed naar goed om er toezicht uit te oefenen” wordt mobiele bewaking genoemd. Hierbij verplaatst de bewakingsagent zich wel op de openbare weg aangezien hij meerdere gebouwen controleert (De Bruyne, et al., 2018). De mobiele bewaking kan op twee manieren gebeuren. Enerzijds de patrouille waarbij de agent een controleronde uitvoert bij aan hem toegewezen gebouwen. Anderzijds de interventie na alarm, waarbij de bewakingsagent naar een pad wordt uitgestuurd dat is uitgerust met een alarm. De bewakingsagent moet hierbij nagaan of het al dan niet om een echt alarm gaat, wat men de zogenaamde twijfelopheffing noemt (De Bruyne, et al., 2018).

10 Art 2.7° Wet Jambon 11 Art 2.9° Wet Jambon

(24)

16

C. Beveiligd vervoer

De term “beveiligd vervoer” staat niet letterlijk in de wet geschreven, deze activiteit wordt echter opgedeeld in volgende vier luiken:

a) “toezicht en/of bescherming bij het vervoer, geheel of gedeeltelijk op de openbare weg, van goederen;

b) vervoer, geheel of gedeeltelijk op de openbare weg, van geld of van door de Koning bepaalde goederen, andere dan geld, die omwille van hun kostbare karakter of hun bijzondere aard aan bedreiging onderhevig zijn;

c) beheer van een geldtelcentrum;

d) bevoorrading van biljettenautomaten, bewaking bij werkzaamheden aan biljettenautomaten en onbewaakte werkzaamheden aan biljettenautomaten opgesteld buiten bemande kantoren, indien er toegang mogelijk is tot de geldbiljetten of geldcassettes.”

Het Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer bevat de regels betreffende het beveiligd waardentransport. Deze regelgeving wordt niet besproken vermits zij niet past in het kader van de masterproef.

D. Beheer van een alarmcentrale

De vierde activiteit is het beheer van een alarmcentrale, hieronder vallen eveneens de oproepcentrale en de bewakingscentrale, waarover verder meer. Het opzet van een alarmcentrale is het opvangen en opvolgen van signalen afkomstig van een alarmsysteem. De doelstelling is om misdrijven tegen personen of goederen, brand, gaslekken, ontploffingen of noodsituaties vast te stellen. Weliswaar valt de “112-centrale” hier niet onder (De Bruyne, et al., 2018).

De taken bij het beheer van een alarmcentrale zijn 12:

– Het ontvangen en verwerken van signalen afkomstig van alarmsystemen;

(25)

17 – Goederen, uitgerust met volgsystemen, lokaliseren teneinde vermissing, beschadiging

of vernieling ervan te voorkomen of vast te stellen; – Oproepen van personen in nood ontvangen en verwerken; – Afstandscontrole van toegangen en uitgangen verzekeren.

E. Bescherming van personen

Ook bodyguarding of VIP-bescherming genoemd, houdt het beschermen van personen tegen eventuele gevaren in. Dit gebeurt door de persoon in kwestie af te schermen voor ongewenste benadering van anderen. Bodyguards kunnen bij de uitoefening van hun opdracht toezicht houden op de omgeving waar de beschermde persoon zich bevindt of bescherming bieden tijdens de verplaatsingen van de persoon (De Bruyne, et al., 2018).

F. Winkelinspectie

De zesde activiteit wordt wettelijk omschreven als “bewakingsactiviteit waarbij de bewakingsagent in winkelruimtes toezicht uitoefent op het gedrag van klanten teneinde diefstallen te voorkomen of vast te stellen.” 13 Waar de bewakingsagent normaal een preventieve rol speelt, is dit voor de winkelinspecteur anders.

G. Evenementenbewaking

Deze activiteit bevat “elke vorm van statische bewaking van de goederen, van toezicht op en controle van het publiek met het oog op het verzekeren van het veilig en vlot verloop van evenementen.” De term evenement wordt eveneens door de wet omkaderd. Bij een evenement wordt gedacht aan “gebeurtenis van culturele, maatschappelijke, festieve, folkloristische, commerciële of sportieve aard, met uitzondering van occasionele dansgelegenheden en met inbegrip van festivals, met een tijdelijk karakter waarbij publiek aanwezig is.” 14 De opdrachten van de bewakingsagent kunnen veelomvattend zijn, enkele voorbeelden daarvan zijn het kanaliseren van het publiek, toegangscontrole, … (De Bruyne, et al., 2018)

13 Art 2.10° Wet Jambon 14 Art 2.15° Wet Jambon

(26)

18

H. Bewaking uitgaansmilieu

Bewaking uitgaansmilieu is de achtste bewakingsactiviteit en gaat over “elke vorm van

statische bewaking, controleren en toezicht op het publiek in plaatsen.” De plaatsen waar deze activiteit kan worden uitgevoerd zijn cafés, bars, kansspelinrichtingen en dansgelegenheden (De Bruyne, et al., 2018). In de volksmond worden deze bewakingsagenten ook wel “portiers” genoemd.

I. Doorzoeken van roerende of onroerende goederen naar spionageapparatuur, wapens, drugs, explosieve stoffen, stoffen die voor de aanmaak van explosieve stoffen kunnen aangewend worden of andere gevaarlijke voorwerpen

Deze bewakingsactiviteit houdt het preventief doorzoeken van lokalen en goederen in. Evenwel beperkt deze activiteit zich enkel hiertoe en blijft het doorzoeken van personen een bevoegdheid die slechts is weg gelegd voor de politie (De Bruyne, et al., 2018).

J. Verrichten van vaststellingen die uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de houder van een overheidsconcessie

In opdracht van een bevoegde overheid kan een bewakingsagent bepaalde vaststellingen verrichten op het openbaar domein omtrent de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen. Denk hierbij aan feiten die vallen onder het toepassingsgebied van de wet op de gemeentelijke administratieve sancties, ook wel de GAS-wet genoemd. Voorbeelden hiervan zijn het moment van het buitenzetten van de vuilzakken. Deze momenten zijn immers onderhevig aan bepaalde regels. Een ander gekend voorbeeld zijn de ondernemingen die als concessiehouder opdrachten uitvoeren voor de bevoegde overheid op het openbaar domein. Dit zijn dan vooral de zogezegde “parkeerwachters”, deze bevoegdheid kan zowel door een private bewakingsonderneming als door een interne dienst van een parkeerbedrijf worden uitgevoerd. Deze interne dienst van een parkeerbedrijf is weliswaar niet hetzelfde als een interne bewakingsdienst (De Bruyne, et al., 2018).

(27)

19 Deze bevoegdheid heeft enkele begrenzingen het is de bewakingsagent immers verboden betrokken personen, getuigen of verantwoordelijken op te sporen, de identiteit te controleren, bijkomende inlichtingen in te winnen of personen te verhoren. 15

K. Begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid

Deze bewakingsactiviteit houdt in dat bewakingsagenten groepen zouden kunnen begeleiden op de openbare weg met het oog op de verkeersveiligheid. Ordehandhaving komt hier niet aan te pas. Deze groepen kunnen groepen fietsers, automobilisten, motorrijders of personen zijn (De Bruyne, et al., 2018).

Hierbij genieten de bewakingsagenten van dezelfde verkeersbevoegdheden als signaalgevers, gemachtigde opzichters, werfopzichters, wegkapiteins en groepsleiders om zo hun taken van verkeersbegeleiding naar behoren te kunnen uitvoeren. Weliswaar is het zo dat deze categorieën de hoedanigheid van bewakingsagent niet hoeven te bekomen. 16

L. De bediening van de door de Koning bepaalde technische middelen die met het oog op het verzekeren van de veiligheid aan derden ter beschikking worden gesteld

Bij deze bewakingsactiviteit kunnen derden beroep doen op bewakingsondernemingen en hun kennis en materiaal omtrent technische middelen. Het gaat over de operationele bediening van technische middelen, zoals drones, mobiele camera’s, … Het kan zowel bestaan uit het leveren van een bewakingsagent samen met de technische middelen als uit het ter beschikking stellen van een bewakingsagent met kennis over het bedienen van deze middelen. Doch dient opgemerkt te worden dat de opdrachtgever, vaak maar zeker niet altijd een overheidsdienst, vergund moet zijn om de gebruikte technische middelen te gebruiken. De activiteit kan aldus enkel worden uitgevoerd onder toezicht van de opdrachtgever (De Bruyne, et al., 2018).

M. Het toezicht op en de controle van personen met oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen

Met de laatste activiteit heeft de wetgever een veelheid van activiteiten bedoeld. Hierbij gaat het om activiteiten van persoonscontrole die niet onder de bewakingsactiviteiten

15 Art 128 Wet Jambon 16 Art 134 Wet Jambon

(28)

20 ‘winkelinspectie’, ‘evenementenbewaking’ en ‘bewaking uitgaansmilieu’ vallen. Voorbeelden zijn bewakingsagenten die persoonscontroles uitvoeren in cinemazalen (De Bruyne, et al., 2018).

4.1.3.

Vergunningen

Het volgende aspect in de wetgeving behandelt de vergunningen voor de bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten. Zoals reeds eerder vermeld zal hierbij slechts kort worden stilgestaan. Hierdoor worden enkel de belangrijkste elementen in verband met een vergunning aangehaald.

Vooraleer bewakingsondernemingen of interne bewakingsdiensten activiteiten mogen aanbieden, dienen ze te beschikken over een vergunning die hen in staat stelt bewakingsactiviteiten uit te voeren. Eveneens is het derden niet toegestaan gebruik te maken van een niet-vergunde onderneming. 17 Deze vergunning wordt voorafgaandelijk door de minister van Binnenlandse Zaken toegekend. 18 Hij kan het advies inwinnen van de procureur des Konings alvorens een beslissing te nemen. 19

Indien een vergunning wordt verleend, is deze vijf jaar geldig, kan zij voor dezelfde periode worden vernieuwd 20 en vermeldt zij steeds de activiteiten waarvoor de onderneming of interne bewakingsdienst vergund zijn. 21

In principe zijn bewakingsondernemingen gebonden aan het zogenaamde specialiteitsbeginsel. Hieruit vloeit voort dat ze geen andere activiteiten kunnen uitvoeren dan de welke waarvoor ze vergund zijn. 22 Toch bestaan hier enkele uitzonderingen op. Bewakingsondernemingen mogen immers diensten aanbieden die te maken hebben met preventie en veiligheid zonder te beschikken over een vergunning. Bewakingsondernemingen kunnen eveneens privédetectives tewerkstellen, onder de voorwaarde dat deze exclusief onderzoeken uitvoeren in opdracht van en ten eigen behoeve van de bewakingsonderneming (Berlo, Cools, & Smeets, 2018).

17 Art 17 Wet Jambon 18 Art 16 Wet Jambon 19 Art 18 Wet Jambon 20 Art 22 Wet Jambon 21 Art 21 Wet Jambon 22 Art 53 Wet Jambon

(29)

21 Een andere uitzondering op de vergunningsplicht is het zogenoemde “vrijwilligersregime.” Hierbij kunnen personen voor de eigen organiserende vereniging sporadisch enkele bewegingsactiviteiten uitoefenen. “Een vereniging kan, bij een evenement of ter gelegenheid

van een occasionele dansgelegenheid die ze zelf organiseert, de bewakingsactiviteit evenementenbewaking, en elke vorm van statische bewaking, controle en toezicht op het publiek in een” occasionele dansgelegenheid, laten uitoefenen door de effectieve leden van de vereniging of door de personen die een effectieve en aanwijsbare band hebben met de vereniging.” 23 Hieraan zijn enkele strikte voorwaarden verbonden. Zo mag de vereniging geen winstoogmerk beogen en een ander doel nastreven dan de loutere organisatie van evenementen.24

4.1.4.

Personen

Die deel van de wet handelt over de personen werkzaam of actief binnen de private bewaking, meer specifiek over welk profiel deze personen 25 moeten beschikken en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om te kunnen worden tewerkgesteld in de private bewaking.

A. Persoonsvoorwaarden

In totaal onderscheidt de wet elf persoonsvoorwaarden waaraan een persoon moet voldoen. De bedoeling hierbij is dat de betrouwbaarheid, de competenties en attitudes van personen werkzaam in de private veiligheidssector wordt getoetst (Berlo, et al., 2018). Weliswaar dient hier de nuance te worden gemaakt dat de tiende voorwaarde door de Raad van State is vernietigd.

De elf te onderscheiden uitoefeningsvoorwaarden waaraan personen werkzaam binnen de private veiligheidssector moeten voldoen zijn de volgende: 26

1. “Niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot enige correctionele of criminele straf, behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer;

23 Art 24 Wet Jambon 24 Art 24 Wet Jambon 25 Art 60 Wet Jambon 26 Art 61 Wet Jambon

(30)

22 2. Onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte 27 of van de Zwitserse Bondsstaten hun hoofdverblijfplaats hebben in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat;

3. Niet tegelijkertijd lid zijn van een politiedienst of een inlichtingendienst, noch een functie hebben in een penitentiaire instelling, noch activiteiten uitoefenen van privédetective, van wapen- of munitiefabrikant of -handelaar of enige andere werkzaamheid uitoefenen die, doordat ze wordt uitgeoefend door dezelfde persoon die ook een functie uitoefent in de sector van de private of bijzondere veiligheid, een gevaar kan opleveren voor de in- of uitwendige veiligheid van de Staat of voor de openbare orde;

4. Voldoen aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden inzake beroepsopleiding en beroepservaring;

5. Minstens achttien jaar oud zijn; 6. Beantwoorden aan het profiel 28;

a. respect voor de grondrechten en de rechten van de medeburgers; b. integriteit, loyaliteit en discretie;

c. een incasseringsvermogen ten aanzien van agressief gedrag van derden en het vermogen om zich daarbij te beheersen;

d. afwezigheid van verdachte relaties met het crimineel milieu; e. respect voor de democratische waarden;

f. de afwezigheid van risico voor de inwendige of uitwendige veiligheid van de Staat of voor de openbare orde.

7. Voldoen aan de voorwaarden inzake psychotechnisch onderzoek 29;

8. Niet geschrapt zijn uit het Rijksregister van natuurlijke personen zonder nieuw adres achter te laten;

27 De 31 lidstaten van de E.E.R. zijn België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland,

Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

28 Art 64 Wet Jambon 29 Art 149 Wet Jambon

(31)

23 9. In de afgelopen drie jaar niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing waarbij werd vastgesteld dat zij aan de veiligheidsvoorwaarden, bedoeld onder 6°, niet voldeden;

10. Niet tegelijkertijd deel uitmaken van een onderneming of van een interne dienst, vergund voor de uitoefening van bewakingsactiviteit “bewaking uitgaansmilieu” en van een andere niet-geassocieerde onderneming of interne dienst die vergund is voor andere activiteiten. Deze persoonsvoorwaarde is door het Grondwettelijk Hof vernietigd.30 ; 11. In de afgelopen drie jaar geen lid geweest zijn van de inlichtingendiensten of van die

politiediensten waarbij het onmiddellijk erna uitoefenen van een functie in de private veiligheid een gevaar oplevert voor de Staat of voor de openbare orde.”

B. Veiligheidsvoorwaarden

Wanneer er tegenindicaties bestaan dat de persoon in kwestie niet voldoet aan het hierboven vermelde profiel (zoals bedoeld in artikel 64 van de wet) kan er een onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden worden opgestart. 31 Dit gebeurt op initiatief van een door de minister van Binnenlandse Zaken aangestelde, ambtenaar. 32

Het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden betreft een onderzoek naar een aantal inlichtingen van gerechtelijke en bestuurlijke politie, inlichtingen waarover de inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikken of inlichtingen betreffende de uitoefening van het beroep. 33 Personen die het onderwerp uitmaken van een veiligheidsonderzoek moeten hiervoor hun toestemming geven. Dit gebeurt via de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst waarvoor hij wordt tewerkgesteld en dient voorafgaandelijk aan de uitoefening van zijn bewakingsactiviteiten gegeven te worden. Deze instemming dient eveneens schriftelijk te gebeuren. 34 Bij een weigering tot toestemming van een veiligheidsonderzoek, wordt de persoon

verondersteld niet te beantwoorden aan de vooropgestelde veiligheidsvoorwaarden. 35

30 Grondwettelijk Hof arrest nr. 79/2019. 31 Art 66 Wet Jambon

32 Art 65 Wet Jambon 33 Art 70 Wet Jambon 34 Art 68 Wet Jambon 35 Art 69 Wet Jambon

(32)

24 Indien de ambtenaar van mening is dat de betrokken persoon beantwoordt aan de veiligheidsvoorwaarden wordt het onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden beëindigd. Is de ambtenaar daarentegen van oordeel dat de betrokkene niet voldoet aan het profiel, dan legt hij het dossier voor aan de minister van Binnenlandse Zaken. Het is vervolgens aan de minister om een beslissing te nemen. 36 De persoon in kwestie zal per aangetekende brief melding krijgen van deze beslissing. 37 Indien deze negatief is heeft hij eveneens het recht om zijn dossier in te kijken, met uitzondering van veiligheidsgevoelige informatie. 38

C. Identificatiekaarten

Alle bewakingsagenten, leidinggevend personeel van een bewakingsonderneming en interne bewakingsdienst, personen belast met de commerciële relaties met de klanten van een onderneming en lesgevers en cursuscoördinatoren van opleidingsinstellingen dienen te beschikken over een identificatiekaart. De geldigheidstermijn van dergelijke kaart is vijf jaar en kan telkens voor eenzelfde periode worden verlengd. Desalniettemin bestaat de mogelijk om een kortere geldigheidsduur te voorzien voor bepaalde activiteiten. 39

Vooraleer een persoon een identificatiekaart krijgt, dient hij bij de aanvraag te voldoen aan alle wettelijke voorwaarden, zoals de persoonsvoorwaarden en opleidingsvoorwaarden. 40

Het in bezit zijn van (en het dragen van) de identificatiekaart is een belangrijk controlemiddel voor de politie- en controlediensten maar ook burgers en opdrachtgevers hebben hier een belang bij (Berlo, et al., 2018). Aan de ene kant kan een houder van een identificatiekaart zijn activiteiten slechts uitoefenen als hij de identificatiekaart, op een duidelijk leesbare manier bij zich draagt 41. Eveneens dient hij zijn identificatiekaart te overhandigen bij elke vordering van

de politie- en inspectiediensten en te tonen aan iedere persoon die hierom verzoekt 42.

36 Art 71 Wet Jambon 37 Art 72 Wet Jambon 38 Art 73 Wet Jambon 39 Art 76 Wet Jambon 40 Art 77 Wet Jambon 41 Art 80 Wet Jambon 42 Art 79 Wet Jambon

(33)

25 Anderzijds bevat de identificatiekaart enkele vermeldingen om deze controle te bevorderen, namelijk: 43

– De vermelding ″Identificatiekaart bewaking ″;

– De vermelding ″Onderneming/Dienst ″, dit is de naam van de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst die de kaart heeft aangevraagd en waarbij de houder werkzaam is. De aanvraag gebeurt immers door de onderneming of interne bewakingsdienst waartoe de persoon behoort; 44

– Gevolgd door de naam van de bewakingsagent;

– De vermelding “Volgnummer”, gevolgd door het volgnummer van de kaart;

– De vermelding « Functie: », gevolgd door de bijkomende “EXE-code” die bij de functie hoort (zie bijlage 3 “EXE-codes”);

– De vermelding ″Geldig tot ″, gevolgd door de vervaldatum; – De vermelding “Naam, voornaam”;

– De vermelding “Geboortedatum”; – Een pasfoto van de houder van de kaart.

a. De tijdelijke identificatiekaart

Een belangrijk gegeven inzake opleidingen is de mogelijkheid tot het verkrijgen van een tijdelijke identificatiekaart. Deze kaart is eenmalig te verkrijgen en dus ook niet hernieuwbaar.45

Net zoals bij de identificatiekaart zijn er aan de tijdelijke identificatiekaart enkele voorwaarden verbonden: 46

– Het aanvragen van een tijdelijke identificatiekaart is enkel mogelijk voor zij die het “algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent” trachten te behalen, hiervoor zijn ingeschreven in een opleidingsinstelling, én de vakken van het zogenaamde ‘blok 1”

43 Art. 4 van het koninklijk besluit van 12 oktober 2006 tot vaststelling van het model van de identificatiekaart

44 Art. 8 van het koninklijk besluit van 26 september 2005 betrekkende de modaliteiten voor de toekenning, de

geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden

45 Art 76 Wet Jambon

46 Art 6 KB-Opleidingen + Art. 6 van het koninklijk besluit van 26 september 2005 betrekkende de modaliteiten

voor de toekenning, de geldigheidsduur, de weigering en de vernietiging van de identificatiekaart en de procedure inzake de onderzoeken naar de veiligheidsvoorwaarden.

(34)

26 succesvol hebben afgerond. Zowel op de term “algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent” als het begrip “blok 1” wordt in het luik “Koninklijk Besluit Opleidingen” teruggekomen.

– De activiteiten waarvoor de tijdelijke identificatiekaart wordt aangevraagd dienen voor de eerste keer worden uitgeoefend. De persoon aan wie een tijdelijke identificatiekaart wordt afgeleverd mag eerder nog geen opleiding hebben gevolgd. Bovendien mag hij zelfs nog nooit zijn ingeschreven in een opleidingsinstelling.

– Daarenboven dient de persoon te voldoen aan de wettelijke voorwaarden om de activiteiten uit te oefenen zoals hierboven beschreven bij ‘identificatiekaarten’.

– Er door de ambtenaar belast met het uitvoeren van het veiligheidsonderzoek, besloten is geen onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden uit te voeren.

– Ten slotte is de betrokkene voor onbepaalde duur aangenomen in een opleidingsinstelling.

4.1.5.

Bevoegdheden

In verband met de bevoegdheden van de bewakingsagenten wordt er een onderscheid gemaakt tussen drie soorten, namelijk de algemene, situationele en activiteitsgebonden bevoegdheden. Het onderscheid tussen deze drie zit hem in wanneer de bevoegdheden kunnen worden toegepast. De algemene bevoegdheden “gelden bij de uitoefening van bewakingsactiviteiten,

ongeacht de omstandigheden waarin ze worden uitgeoefend.” 47 Situationele bevoegdheden zijn

supplementair aan de algemene bevoegdheden en enkel op bepaalde plaatsen en momenten is het mogelijk om ze uit te oefenen. 48 De derde soort, de activiteitsgebonden bevoegdheden, zijn

eveneens bijkomende bevoegdheden en zijn gebonden aan bepaalde specifieke bewakingsactiviteiten.

In verband hiermee speelt niet enkel de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid een belangrijke rol. Eveneens het Koninklijk Besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking, verder het KB middelen en methoden

47 Art 94 Wet Jambon 48 Art 136 Wet Jambon

(35)

27 genoemd, is hierbij van belang. Vervolgens wordt er voor de geïnteresseerde dus ook verwezen naar deze wetgeving.

A. Algemene bevoegdheden

De algemene of ook wel de generieke bevoegdheden gelden, zoals reeds gezegd, bij het uitoefenen van de bewakingsactiviteiten, in het even welke context (Berlo, et al., 2018).

a. Uniform

Bij het uitoefenen van bewakingsactiviteiten dragen bewakingsagenten een uniform. Dit uniform mag geenszins aanleiding geven tot verwarring met de uniformen die de agenten van de openbare macht dragen. Elk uniform is bovendien voorzien van een “vigilis-embleem.” De enige uitzonderingen op de draagplicht van een uniform zijn de bewakingsagenten die volgende activiteiten uitvoeren: 49

– Beheer van een geldtelcentrum; – Beheer van een alarmcentrale; – Bescherming van personen; – Winkelinspectie;

– Of in de gevallen bepaald door de minister van Binnenlandse Zaken.

b. Handelingen bewakingsagenten

Bewakingsagenten kunnen enkel handelingen verrichten waarover iedere ander burger beschikt. Een aanvulling hierop zijn de bevoegdheden die de bewakingsagent worden toebedeeld door de wet of haar uitvoeringsbesluiten. Eveneens kunnen zij de bevoegdheden en de middelen die ze aanwenden uitsluitend toepassen voor veiligheidsdoeleinden. 50

Tijdens de uitoefening van hun functie als bewakingsagenten verlenen zij aan eenieder in gevaar bijstand. 51

Behoudens de gevallen waarin de wet het uitdrukkelijk toelaat, kunnen bewakingsagenten geen enkele vorm van dwang of geweld hanteren. 52 Naast deze verbodsbepaling bestaan er nog

49 Art 95 Wet Jambon 50 Art 97 Wet Jambon 51 Art 99 Wet Jambon 52 Art 98 Wet Jambon

(36)

28 enkele andere. Zo is het een bewakingsagent verboden om zowel fooien te ontvangen als te vragen 53, mogen zij zich niet mengen in een politiek- of arbeidsconflict 54 en is het hen verboden informatie omtrent derden mee te delen aan onbevoegden. 55

c. Oproepcentrale

In de uitoefening van zijn functie is het toegestaan dat een bewakingsagent in verbinding staat met een oproepcentrale. 56 De oproepcentrale ontvangt de oproepen van de bewakingsagent en verleent hem bijstand en hulp geeft aanwijzingen en informeert de politie- en hulpdiensten. 57 Om de taken naar behoren te kunnen vervullen moet de oproepcentrale voortdurend in verbinding kunnen staan met de bewakingsagenten, voor wie ze het centraal aanspreekpunt vormt, de brandweer, politie- en hulpdiensten en de verantwoordelijke van de bewakingsagenten. 58

De permanentie in de oproepcentrale wordt verzekerd door minstens twee bewakingsagenten die houder zijn van het ‘Bekwaamheidsattest Bewakingsagent-Operator Alarmcentrale’. Uitzondering hierop is de oproepcentrale van een interne bewakingsdienst die zich op dezelfde site bevindt als de bewakingsagent. In deze context kan de oproepcentrale bemand worden door slechts één bewakingsagent. 59

De verbinding met een oproepcentrale is facultatief maar er bestaan op dit principe enkele uitzonderingen, waarbij het verplicht is om omwille van veiligheidsreden in verbinding te staan met de oproepcentrale. 60 Deze uitzonderingen zijn:

– Statische bewaking uitgevoerd door slecht één bewakingsagent op plaatsen waar geen anderen worden verondersteld aanwezig te zijn; 61

– Mobiele bewaking; 62

53 Art 120 Wet Jambon 54 Art 50 Wet Jambon 55 Art 46 Wet Jambon 56 Art 100 Wet Jambon

57 Art 2 KB middelen en methoden

58Art. 3 KB middelen en methoden

59 Art 4 KB middelen en methoden

60 Art 100 Wet Jambon

61 Art. 6 KB middelen en methoden

(37)

29 – Winkelinspectie; 63

– Beveiligd vervoer. 64

d. Identiteitscontrole

In principe is het controleren van iemands identiteit uitsluitend een politiebevoegdheid. Weliswaar zijn er twee uitzonderingen terug te vinden in de wet. Bewakingsagenten kunnen, op vraag van de opdrachtgever, een identiteitscontrole uitvoeren bij enerzijds het betreden, door derden, van een niet-publiek toegankelijke plaats. Anderzijds bestaat deze mogelijk bij de toegang tot kansspelinrichtingen. Belangrijk hierbij is dat de bewakingsagent de personen slechts hun identiteitsdocumenten kan laten voorleggen gedurende de tijd die nodig is om de identiteit na te gaan. Het is de bewakingsagent dan ook verboden om identiteitsdocumenten te kopiëren, in te houden of te bewaren. 65

e. Toegangscontrole

Bij de uitoefening van de bewakingsactiviteiten ‘evenementenbewaking’, ‘bewaking uitgaansmilieu’ en ‘het toezicht op en de controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen’ kunnen bewakingsagenten aan de toegang van de plaatsen die ze bewaken personen controleren. Deze toegangscontrole dient om na te gaan of de personen wapens of gevaarlijke voorwerpen bij zich hebben. Wapens of gevaarlijke voorwerpen zouden immers het goede verloop van het evenement kunnen verstoren of de aanwezigen in gevaar brengen. 66

Deze toegangscontrole kan enkel aan de ingang en bevat drie mogelijkheden. Ten eerste het visueel controleren van de inhoud van handbagage. Hierbij is het de bewakingsagent toegestaan om de handbagage (handtassen, rugzakken en dergelijke) van de bezoekers visueel te controleren zonder erin te reiken. Ten tweede kan de bewakingsagent een oppervlakkige betasting (Besafe, zd) van de kledij uitvoeren met als doel de controle van de goederen die de persoon op zich draagt. Deze controle mag enkel worden uitgevoerd door een bewakingsagent

63 Art. 6 KB middelen en methoden

64 Art 20 Koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de

bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer.

65 Art 106 Wet Jambon 66 Art 102 Wet Jambon

(38)

30 met hetzelfde geslacht als de gecontroleerde persoon. 67 De derde en laatste zoekmogelijkheid handelt over de visuele controle van voertuigen. Dit is weliswaar enkel mogelijk aan de toegang van niet-publiek toegankelijke plaatsen. 68

De toegangscontrole mag op een systematische wijze worden uitgevoerd. De persoon die een toegangscontrole moet ondergaan moet zich wel steeds vrijwillig hieraan onderwerpen. 69

f. Toegang ontzeggen

Bewakingsagenten kunnen in vijf welbepaalde situaties de toegang weigeren, namelijk, namelijk aan personen die: 70

a. De toegangscontrole weigeren;

b. Zonder toelating niet-publiek toegankelijke plaatsen proberen te betreden; c. Niet beschikken over het vereiste toegangsdocument;

d. Hett goede verloop van het evenement kunnen verstoren;

e. De veiligheid van de aanwezigen of een veilige uitbating in het gedrang kunnen brengen.

Eveneens bevat de wet volgende bepalingen. Wanneer een persoon, die de toegang geweigerd werd, toch probeert binnen te geraken, deelt de bewakingsagent hem mee dat hem de toegang zal verhinderd worden. Wanneer de persoon in kwestie de toegangsweigering blijft negeren, kunnen de bewakingsagenten hem de toegang tot de plaats verhinderen. Weliswaar mogen ze hiervoor geen gebruiken maken van geweld of dwang. De toegangsweigering mag niet het gevolg zijn van een directe of indirecte discriminatie. 71

g. Uitgangscontrole

Een uitgangscontrole is slechts mogelijk wanneer het personen betreft die een bedrijf, instelling of werkplaats waar ze werkzaam zijn verlaten. Hieruit volgt dat deze uitgangscontrole niet geldt voor klanten of bezoekers. Naast deze voorwaarde zijn er nog enkele andere voorwaarden als de bewakingsagent wil overgaan tot een uitgangscontrole. Ten eerste heeft de uitgangscontrole

67 Art 102 en 104 Wet Jambon 68 Art 103 Wet Jambon 69 Art 104 Wet Jambon 70 Art 105 Wet Jambon 71 Art 105 Wet Jambon

(39)

31 als enige doel het voorkomen of het vaststellen van de ontvreemding van goederen van de werkplaats. Zij kan enkel worden uitgevoerd daar waar de werkplaats wordt verlaten en beslaat alleen die goederen die de persoon vrijwillig voorlegt. Dit kan gaan om goederen die hij op zich of in zijn handbagage draagt of die zich in zijn voertuig bevinden. Ten tweede worden de betrokkenen gewaarschuwd dat een uitgangscontrole mogelijk is en dit ten laatste bij het betreden van de plaats. Ten slotte dient de uitgangscontrole te gebeuren in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomst. 72

Daar waar een toegangscontrole systematisch kan worden uitgevoerd, is dit voor een uitgangscontrole niet mogelijk. Deze vorm van controle kan immers enkel steekproefsgewijs gebeuren of wanneer er op grond van het gedrag van de betrokkene, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat deze persoon goederen heeft ontvreemd in de plaats die hij verlaat. 73

h. Vatting

Net zoals elke andere burger hebben ook bewakingsagenten een vattingsrecht. Bewakingsagenten hebben het recht om personen die ze op heterdaad betrappen bij het plegen van een misdaad of misdrijf te vatten. Eveneens kunnen ze, in afwachting van de komst van de politiediensten, belemmeren dat de gevatte persoon wegloopt, met als voorwaarde dat de bewakingsagenten de politiediensten, na betrapping op heterdaad, onmiddellijk hebben verwittigd. 74

De gevatte persoon blijft onder rechtstreeks toezicht van de bewakingsagenten tot de komst van de politiediensten. Hierbij is het de bewakingsagenten verboden om de gevatte persoon op te sluiten of op een of andere manier ergens aan vast te maken. 75 Indien mogelijk onttrekken de bewakingsagenten de persoon aan het zicht van het publiek.

Bij een vatting kunnen bewakingsagenten overgaan tot een veiligheidscontrole. Dit is mogelijk indien deze enkel bestaat uit het opsporen van wapens of andere voorwerpen die een gevaar

72 Art 107 Wet Jambon 73 Art 108 Wet Jambon 74 Art 110 Wet Jambon 75 Art 111 Wet Jambon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De criteria waaraan een idee voor een nieuwe aanvullende dienst moet voldoen wil het van toegevoegde waarde zijn volgens Bedrijf X, zijn in tabel 4.1 samengevat....

We concluderen ten tweede dat de gebruikelijke modellen voor PPS (het concessie- en het alliantiemodel) niet alle vormen van samenwerking tussen publieke en private partijen

(29%) duidt erop dat er een hogere respons is onder vrou- wen, zodat de steekproef op dit punt niet representatief is. De respondenten moesten de vragen beantwoorden voor slechts

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Samenvattend zou gesteld kunnen worden, dat de maat- schappelijke waarde van de onderneming wordt bepaald door funktionele,.. sociaal-ekonomische

Eerst zal het gaan over de (rol van de) duurzaamheid in de allianties, de volgende paragraaf handelt over de (relevante) stakeholders, daarna de toegevoegde waarde van

Welke behoeften vervult u hiermee Heeft u nog andere redenen om deze databanken te raadplegen (bijvoorbeeld tijdverdrijf, ontspanning,algemene kennis