Duurzaamheid in allianties:
Toegevoegde waarde of niet?
Naam T.P. Levert Studentnummer 1063855
Afstudeeronderzoek Rijksuniversiteit Groningen Student T.P. Levert (s1063855) Faculteit Bedrijfskunde
Organisatie NIDO/Grontmij
Titel Duurzaamheid in allianties; toegevoegde waarde of niet?
Afstudeerbegeleider Mw. Dr. J.F.J Vos Tweede beoordelaar Dr. D.J. Kiewiet
Interne begeleiders Drs. N. Rommes (NIDO)
Drs. J.A van der Schroeff (Grontmij) Ir. J.J.F. Rijnhart (Grontmij)
Periode Augustus 2003 – Maart 2004
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van het afstudeerverslag berust bij de auteur.
Voorwoord
Voor u ligt mijn afstudeerscriptie die ik heb geschreven naar aanleiding van mijn afstudeerproject bij Grontmij. Ik ben daar geplaatst in het kader van het programma
“Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie”, geïnitieerd door het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO), gevestigd in Leeuwarden. Dit onderzoek is opgezet, vormgegeven en uitgevoerd gedurende de periode van 18 augustus 2003 tot halverwege maart 2004. De realisatie van dit afstudeerverslag was onmogelijk geweest zonder de samenwerking met en hulp van een aantal mensen. Allereerst wil ik mijn medeafstudeerder Bart van der Stege hartelijk bedanken voor de leerzame en gezellige samenwerking die we hebben gehad bij het opstellen en uitvoeren van Deel I van deze scriptie. Ten tweede was het schier onmogelijk geweest om deze scriptie op tijd en inhoudelijk solide af te ronden zonder de altijd opbouwende kritiek van en waardevolle gesprekken met mijn afstudeerbegeleidster Janita Vos. Ook Derk Jan Kiewiet heeft door een kritische analyse van deze scriptie bijgedragen aan het verbeteren van de inhoud. Vooral in de beginfase van het schrijven van deze scriptie heb ik veel gehad aan de gesprekken met en adviezen van de begeleiders Nico Rommes (NIDO), Jaap van der Schroeff (Grontmij) en Jeroen Rijnhart (Grontmij). Ook de personen die ik tijdens deze periode gesproken en geïnterviewd heb, zowel medewerkers van Grontmij als van alliantiepartners, hebben hun waardevolle steentje bijgedragen aan de inhoud van mijn afstudeerscriptie. Verder gaat mijn dank en waardering uit naar alle overige betrokken medewerkers van de Faculteit Bedrijfskunde, Grontmij en NIDO, in het bijzonder professor Jorna, die mij in eerste instantie de mogelijkheid geboden heeft geboden te participeren in dit NIDO-programma.
De afgelopen maanden zijn inhoudelijk en persoonlijk zeer leerzaam voor mij geweest. Een groot praktijkonderzoek opzetten, combineren met een literatuurstudie en deze op tijd afronden heeft mij vele dingen geleerd en geeft grote voldoening. Ik kijk dan ook terug op een prettige samenwerking met de meest betrokken personen binnen dit onderzoek, zoals Bart, Janita en Nico. Ik heb te allen tijde met enthousiasme en overtuiging aan dit onderzoek gewerkt en ik hoop dat dat valt af te lezen aan de inhoudelijke beschrijving ervan.
Tim Levert Groningen, maart 2004
Samenvatting
Dit onderzoek handelt over de toegevoegde waarde van duurzaamheid in vier allianties. Deze vier allianties zijn de allianties tussen Grontmij en Marktplan, ECORYS en ECOstyle en tussen Delgromij en WNF. Het totale onderzoek bestaat uit een vooronderzoek, dat voornamelijk een oriënterend karakter heeft gehad en beschreven wordt in Deel I. In Deel II wordt vervolgens de opzet en uitvoering van het hoofdonderzoek behandeld, waar in Hoofdstuk 4 de duurzaamheid en de toegevoegde waarde daarvan per alliantie wordt beschreven en in Hoofdstuk 5 een aantal specifieke en gegeneraliseerde ontwerpaanbevelingen worden gegeven. Dit hoofdonderzoek is gestructureerd op basis van een probleemstelling, bestaande uit de volgende doel- en vraagstelling.
Doelstelling:
(Het management van) Grontmij inzicht geven in de factoren die duurzaamheid in een gezamenlijk innovatietraject een toegevoegde waarde geven en adviseren over manieren om deze factoren te stimuleren en vast te leggen in de organisatie.
Vraagstelling:
Welke factoren geven duurzaamheid een toegevoegde waarde in een gezamenlijk innovatietraject en hoe kunnen deze factoren binnen Grontmij worden gestimuleerd en vastgelegd?
De beantwoording van deze probleemstelling is vormgegeven volgens het zogenaamde DOV- stramien, waarin DOV staat voor Diagnose-Ontwerp-Verandering. Hierbij valt het gedeelte dat handelt over Verandering buiten de scope van dit onderzoek en wordt derhalve niet behandeld. De Diagnose en het Ontwerp worden behandeld in respectievelijk Hoofdstuk 4 en 5. De dataverzameling is grotendeels geschied aan de hand van interviews met sleutelfiguren van de bovengenoemde allianties en een aantal stakeholders. Daarnaast is een aantal inzichten in dit verslag verworven als gevolg van literatuurstudie.
Het laatste deel (Deel III) van dit totale onderzoek geeft een aantal conclusies en aanbevelingen, die voortvloeien uit zowel het vooronderzoek als uit het hoofdonderzoek. Hier worden de belangrijkste genoemd. De bovengenoemde allianties zijn min of meer toevallig ontstaan en zijn sterk afhankelijk van een klein aantal sleutelfiguren. Het nadenken en communiceren over het belang en de rol van duurzaamheid is van groot belang aan het begin van de vorming van een alliantie. Ook moet in dit vroege stadium van een samenwerkingsverband nadrukkelijk de doelbepaling worden vormgegeven, om de alliantie duidelijk vorm en richting te geven. Duurzame producten en diensten worden beter in de markt afgezet, indien de financiële voordelen hiervan duidelijk zijn voor de afnemers. Om het draagvlak bij huidige en potentiële klanten voor een duurzame oplossing van een probleem te vergroten, is het op maat maken van deze oplossing (“customizen”) aan te raden. In het algemeen draagt het communiceren over succesvolle duurzame oplossingen bij aan het positieve en duurzame imago van Grontmij en haar alliantiepartners in de markt. De marketing moet hier dan ook meer op worden gericht. Tenslotte is het (digitaal) vastleggen en overdragen van kennis van de sleutelfiguur op de opvolger cruciaal om de activiteiten en inhoud van alliantie op het bestaande niveau te houden.
Inleiding
Dit afstudeeronderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO). NIDO bestaat sinds 1999 en is één van de twaalf ICES/KIS- initiatieven dat het kabinet heeft genomen als investering in de Nederlandse kennisinfrastructuur. Ze brengt bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en wetenschap bij elkaar in programma’s die gericht zijn op bevordering van duurzaamheid in de praktijk. Deze samenwerking leidt tot gedragen oplossingen en vormt een solide basis voor verdere verspreiding van duurzame ontwikkeling in de samenleving1. Binnen NIDO is een aantal programma’s van onderzoek gestart waarvan ‘Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie’
(KDI) er één is. Dit programma, dat gestart is aan het begin van 2003, richt zich op onderzoek rondom duurzaamheid van innovatieprocessen. De inhoud van dit programma wordt als volgt omschreven: “Het proces van innovatie en de rol van kennis en van de mensen die kennis bezitten vormen de kern van dit NIDO-programma. Duurzame innovatie kan daarbij twee betekenissen hebben: enerzijds innovatie in een organisatie gericht op duurzame diensten, producten of productieprocessen en anderzijds op de inrichting van innovatie zelf als een duurzaam proces”.2 Binnen het KDI-programma wordt gewerkt met twee zogenaamde sprongprojecten, waarbij het ontwikkelen van de kennis van duurzaamheid gevolgd wordt door het realiseren van de duurzaamheid van deze kennis. Deze twee adagia zullen dan ook een belangrijke rol spelen in dit onderzoek.
Voor het programma KDI is een samenwerking gevonden met een tiental bedrijven. Eén van de bedrijven die meewerkt aan dit onderzoek is Grontmij. Vanuit Grontmij is aangegeven dat men het thema ‘Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie’ binnen allianties onderzocht wil hebben. De achterliggende gedachte hiervan is dat duurzaamheid een belangrijke waarde vertegenwoordigt voor Grontmij en dat deze duurzaamheid binnen innovatietrajecten ook een belangrijke rol speelt. Om onderzoek in het kader van het KDI-programma mogelijk te maken zullen de allianties die Grontmij aandraagt moeten voldoen aan een aantal criteria3:
1. Er moet voldoende documentatie aanwezig zijn vanwege het overwegend retrospectieve karakter van delen van het onderzoek;
2. De complexiteit van het project moet overzichtelijk zijn;
3. De omvang van het project moet substantieel, maar niet te groot zijn;
4. Zowel Grontmij als andere partijen moeten het belang van het onderzoek inzien en bereid zijn om mee te doen;
5. Er moeten verschillende vormen van allianties vergeleken kunnen worden.
Grontmij heeft hiertoe een zestal allianties geselecteerd, die in bepaalde mate aan deze criteria voldoen. Hieronder volgt een zeer beknopte omschrijving van deze zes allianties. In de paragrafen 2.3 tot en met 2.8 zal een uitgebreidere beschrijving gegeven worden over de vorm en inhoud van onderstaande samenwerkingsverbanden.
Grontmij – ECOstyle
Samenwerking gericht op het ontwikkelen van een duurzaam bedrijventerrein (Ecolandstyle Park) in de gemeente Appelscha.
1 www.nido.nu
2 www.duurzameinnovatie.nl
3 Uit het Voorstel voor onderzoek, Nico Rommes, 29 juli 2003
Grontmij – ECORYS
Samenwerking gericht op ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen (aanleg, revitalisering en management).
Delgromij – WNF
Samenwerking gericht op het duurzaam herinrichten van klei- en zandafgravingen.
Grontmij-Waterschap Rijn en IJssel (WAGRO)
Een joint-venture van Grontmij en Waterschap Rijn en IJssel. Realisatie van individuele afvalwaterzuiveringsinstallaties ter ontlasting van milieudruk in waterschapsgebied.
Grontmij-Haskoning-Arcadis-Kenniscentrum Rijkswaterstaat (WAU)
Samenwerking gericht op het uitvoeren van projecten op het gebied van waterbodemsanering en het implementeren van een kennismanagement systeem binnen WAU.
Grontmij - Marktplan
Samenwerkingsverband op het gebied van het ontwikkelen en exploiteren van terreinen voor sport en ontspanning.
Naast ruimte voor onderzoek door twee medewerkers van NIDO, heeft Grontmij ook twee plekken voor afstudeerders gereserveerd. Zo hebben Bart van der Stege en ik als afstudeerders vanuit NIDO de opdracht gekregen om gezamenlijk een bijdrage te leveren aan het KDI- programma middels een onderzoek bij Grontmij. In dit onderzoek zullen we zowel een gezamenlijke als een individuele prestatie leveren. In de beginfase wordt door ons veel samengewerkt en naarmate het onderzoek vordert zal de individuele component een grotere rol gaan spelen. Uit praktische (reistijd)overwegingen zijn we geplaatst in de vestiging van Grontmij Friesland te Drachten. De begeleiding vanuit Grontmij komt van de vestigingsdirecteur in Drachten en de directeur Kennis en Kwaliteit in De Bilt. Namens NIDO zijn een projectleider, een programmamanager KDI en een onderzoeker betrokken bij dit afstudeeronderzoek bij Grontmij. Laatstgenoemde is tevens onze afstudeerbegeleider vanuit de faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. In overleg met begeleiders van zowel NIDO als Grontmij is besloten om te beginnen met een vooronderzoek. De doelen, aanpak en resultaten van dit vooronderzoek worden beschreven in Deel I van dit onderzoek.
De resultaten van Deel I dienen (gedeeltelijk) als input voor Deel II. Dit tweede deel zal bestaan uit het hoofdonderzoek, waarin respectievelijk onderzoeksopzet (Hoofdstuk 3), diagnose (Hoofdstuk 4) en ontwerp (Hoofdstuk 5) behandeld worden. In Deel III van dit onderzoek worden algemene conclusies en aanbevelingen gegeven en zal expliciet worden gereflecteerd op de probleemstelling.
Inhoudsopgave
Voorwoord ... 3
Samenvatting ... 4
Inleiding ... 5
Deel I Vooronderzoek Hoofdstuk 1 Onderzoeksopzet ... 10
1.1 Inleiding... 10
1.2 Probleemstelling ... 10
1.3 Methodologische afbakening vooronderzoek... 11
1.4 Fasering onderzoek ... 13
1.5 Aanpak ... 14
Hoofdstuk 2 Resultaten en conclusies ... 16
2.1 Inleiding... 16
2.2 Beschrijving Grontmij NV ... 16
2.3 Grontmij - ECOstyle ... 17
2.4 Grontmij – ECORYS ... 19
2.5 Grontmij – Waterschap Rijn en IJssel (WAGRO)... 21
2.6 Delgromij-WNF... 22
2.7 Grontmij – Marktplan ... 24
2.8 Grontmij – Royal Haskoning – Arcadis – WAU... 25
2.9 Conclusies en opvallendheden... 27
2.10 Afbakening ... 29
Deel II Hoofdonderzoek Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet ... 31
3.1 Inleiding... 31
3.2 Probleemstelling ... 32
3.3 Deelvragen en randvoorwaarden ... 34
3.4 D-O-V ... 36
3.5 Begripsdefiniëring... 38
3.6 Conclusie ... 45
Hoofdstuk 4 Diagnose van het heden… ... 46
4.1 Inleiding... 46
4.2 Grontmij - Marktplan ... 46
4.3 Grontmij – ECORYS ... 49
4.4 Grontmij – ECOstyle ... 51
4.5 Delgromij – WNF ... 54
4.6 Conclusie ... 56
4.7 Programma van Eisen ... 58
Hoofdstuk 5 …naar een ontwerp in de toekomst. ... 60
5.1 Inleiding... 60
5.2 Grontmij - Marktplan ... 61
5.3 Grontmij – ECORYS ... 64
5.4 Grontmij – ECOstyle ... 65
5.5 Delgromij – WNF ... 67
5.6 Eindontwerp... 68
5.7 Conclusie ... 71
Deel III Conclusies en aanbevelingen Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen ... 75
6.1 Inleiding... 75
6.2 Drie fases in elke samenwerking ... 75
6.2.1 Eerste contact en doelbepaling... 75
6.2.2 Uitvoering en invulling... 76
6.2.3 Afronding of doorgave ... 76
6.3 Reflectie... 76
Literatuurlijst ... 78 Bijlage 1 Interviewschema vooronderzoek ... Error! Bookmark not defined.
Bijlage 2 Geïnterviewden vooronderzoek ... Error! Bookmark not defined.
Bijlage 3 Interviewschema’s hoofdonderzoek ... Error! Bookmark not defined.
Interviewschema Grontmij-medewerkers ... Error! Bookmark not defined.
Interviewschema alliantiepartner... Error! Bookmark not defined.
Interviewschema stakeholder ... Error! Bookmark not defined.
Bijlage 4 Geïnterviewden hoofdonderzoek ... Error! Bookmark not defined.
Deel I
Vooronderzoek
Hoofdstuk 1 Onderzoeksopzet 1.1 Inleiding
Om een beeld te vormen van het ‘probleemgebied’ en om vervolgens hierbinnen een afbakening en opdeling te maken is door de betrokkenen besloten om een vooronderzoek uit te voeren. Het programma ‘Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie’ is na overleg tussen NIDO-onderzoekers en de contactpersonen vanuit Grontmij ingekaderd door de volgende onderzoeksgebieden; cruciale kennis, kenniscreatie, kennisdeling en stakeholder-identificatie.
Deze vier thema’s werden ons in eerste instantie door de projectleider van NIDO aangereikt als input voor ons vooronderzoek. Ze fungeerden dan ook –buiten onze invloed of inspraak om- als beginpunt van ons vooronderzoek. De mate van invulling van deze begrippen wordt weergegeven in Deel I van dit afstudeeronderzoek. Aan het einde van dit deel zal blijken in hoeverre deze onderzoeksgebieden zijn ingevuld en uitgewerkt en of ze verder worden behandeld in Deel II. In dit hoofdstuk zal de onderzoeksopzet van het vooronderzoek worden besproken. We zullen daartoe eerst de probleemstelling (bestaande uit doelstelling, vraagstelling, deelvragen en randvoorwaarden) bespreken, gevolgd door een schematische weergave van dit vooronderzoek. Vervolgens zal de fasering van het gehele onderzoek in een figuur worden weergegeven. Dit hoofdstuk wordt afgesloten door een beschrijving van onze aanpak van dit vooronderzoek.
1.2 Probleemstelling
Het doel voor ons als afstudeerders van dit vooronderzoek (oriëntatie en afbakening), samen met de insteek van het KDI-programma (Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie) en de vier onderzoeksgebieden (cruciale kennis, kenniscreatie, kennisdeling en stakeholder-identificatie) als gegeven input, hebben geleid tot de doel- en vraagstelling zoals hieronder beschreven.
Deze twee afzonderlijke afbakeningen dienen als input voor twee afzonderlijke afstudeerscripties. Relevante kenmerken worden gedefinieerd als kenmerken die betrekking hebben op de vier onderzoeksgebieden zoals die beschreven worden in de inleiding en op het thema van het KDI-programma.
De hieruit volgende deelvragen zijn:
1. Op welke manier is de alliantie ontstaan?
2. Hoe is de alliantie vormgegeven?
3. Hoe kenmerkt zich het ‘primaire proces’ van de geselecteerde allianties?
4. Welke visie hebben beide partijen op samenwerking?
5. Welke visie hebben beide partijen op duurzaamheid?
Vraagstelling
“Welke relevante kenmerken vertonen de zes geselecteerde allianties en welke twee afbakeningen kunnen op basis van deze kenmerken gekozen worden?”
Doelstelling
“Het verkennen van en oriënteren op de zes geselecteerde allianties, teneinde twee afzonderlijke afbakeningen binnen het onderzoek te realiseren.”
6. Welke visie hebben beide partijen op stakeholders?
7. Op welke manier geven beide partners invulling aan creatie en deling van kennis?
8. Hoe ziet de verdeling van inbreng en uitwisseling van kennis en competenties eruit?
9. Op welke manier worden stakeholders betrokken bij de alliantie?
Deze deelvragen zijn uitgewerkt in een interviewschema (zie Bijlage 1) die gebruikt wordt bij de gesprekken met de deelnemende partijen. De eerste vier deelvragen zijn oriënterende vragen over de partner en de alliantie, zodat we (meer) inzicht krijgen over de partner en de vormgeving van de alliantie. Omdat de begrippen duurzaamheid, stakeholders en kennisdeling en –creatie binnen ons onderzoek een cruciale rol spelen, zijn deze onderwerpen in een deelvraag opgenomen. Hierbij is duurzaamheid zowel voor Grontmij als voor NIDO van belang en de andere drie begrippen zijn ons aangedragen door de onderzoekers van NIDO. De laatste twee vragen zijn een concretere invulling van de vragen 6 en 7. We willen nogmaals benadrukken dat wij bij aanvang van dit vooronderzoek nog weinig kennis hadden over de zes samenwerkingsverbanden en dat deze vragen ook voor ons een verhelderend karakter hebben gehad.
Randvoorwaarden
• De gekozen afbakeningen dienen onderscheidend en door één persoon realiseerbaar te zijn.
• Beide afstudeeronderwerpen dienen van ongeveer gelijke omvang te zijn.
• Dit vooronderzoek wordt door beide afstudeerders gezamenlijk uitgevoerd.
• De verkregen inzichten zijn op basis van verschafte informatie door de contactpersonen binnen Grontmij en de contactpersonen van de alliantiepartners.
• Dit vooronderzoek moet tenminste kennis opleveren over de onderzoekbaarheid van de thema’s (cruciale kennis, stakeholderidentificatie, kennisdeling en kenniscreatie) binnen de geselecteerde allianties.
• Dit vooronderzoek dient als input voor het hoofdonderzoek en moet dan ook op een redelijke en behoorlijke termijn (een aantal weken) afgerond zijn.
• De deadline van het gehele onderzoeksrapport is maart 2004.
1.3 Methodologische afbakening vooronderzoek
In deze paragraaf wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de afbakening van het onderzoek. Deze factoren worden weergegeven in onderstaand model. Centraal staat de afbakening, die het resultaat van het vooronderzoek moet worden. Van invloed op deze afbakening zijn de inzichten in kenmerken van Grontmij, alliantiepartners en de allianties.
Onder allianties definiëren wij ook de projecten van de allianties. De gedachte is dat wanneer wij de kenmerken van Grontmij, de allianties en de alliantiepartners hebben benoemd, er een prioritering van relevante kenmerken, een afbakening van het probleemgebied en een opdeling kan plaatsvinden. De opdeling die daaruit resulteert is de input voor de twee individuele hoofdonderzoeken. Vervolgens speelt een aantal belangen binnen de relatie NIDO-afstudeerders-Grontmij die invloed hebben op de afbakening. NIDO stelt als voorwaarde dat de afbakening past binnen het door hen geformuleerde thema (Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie) en subthema (kennis van duurzaamheid en duurzaamheid van kennis) en die leidt tot een onderzoek dat binnen de gestelde tijd van een half jaar gerealiseerd kan worden. Grontmij heeft als belang dat zij op basis van dit onderzoek inzicht krijgt in factoren die van invloed zijn op duurzaamheid van innovaties binnen allianties. De doelen van Grontmij en van NIDO aangaande dit onderzoek zijn dus grotendeels overlappend. Toch zal er nog een discussie moeten plaatsvinden over hoe het hoofdonderzoek tot tevredenheid van
zowel NIDO als Grontmij ingericht en uitgevoerd zal worden. De afstudeerders tenslotte hebben belangen die te maken hebben met interesse in het gekozen onderzoeksonderwerp van het hoofdonderzoek en aansluiting van het onderzoek op hun afstudeerrichting. De cirkel geeft aan dat deze belangen tegen elkaar afgewogen worden en dat dit gebeurt door regelmatig overleg tussen de drie betrokken partijen. Uiteindelijk zal de afbakening dus ook in overleg met NIDO en met Grontmij gemaakt worden. De wijze waarop omgegaan wordt met de verschillende belangen in het onderzoek, zoals aangegeven in het conceptuele model, geeft een beeld van de houding en positie die wij als afstudeerders willen innemen in het onderzoek. Hoewel dit vooronderzoek binnen vooraf vastgestelde kaders plaatsvindt, is het in termen van Verschuren als exploratief aan te duiden (Verschuren, 1999). Verschuren kenmerkt exploratief onderzoek als een onderzoeksmethode waarin hypothesen ontbreken en waarin zoveel mogelijk open vragen met een laag informatiegehalte worden opgenomen. Ook De Leeuw definieert exploratief onderzoek als “onderzoek dat, het woord zegt het al, een relatief onbekend terrein verkent en beoogt ideeën (hypothesen) te genereren” (De Leeuw, 1996) Hoewel hij in zijn boek geen uitsluitsel geeft over de betekenis van het begrip ‘laag informatiegehalte’, vermoeden we dat Verschuren ermee bedoelt dat de vragensteller weinig kennis of informatie heeft over een te onderzoeken object of de toepassing hiervan in een concrete situatie. In deze situatie proberen wij als afstudeerders/ onderzoekers in samenwerking met NIDO en Grontmij te komen tot een ‘probleemdefiniëring’, dat wil zeggen dat geprobeerd wordt om de onderzoeksvraag in dialoog te ontwikkelen (Ramondt, 2000). Dit blijkt uit het feit dat we regelmatig overleg hebben met vertegenwoordigers van de betrokken partijen (Grontmij, NIDO, faculteit Bedrijfskunde) om overeenstemming over de onderzoeksvragen van het hoofdonderzoek te bereiken.
1.4 Fasering onderzoek
Zoals uit de onderstaande figuur blijkt, zullen we het vooronderzoek gezamenlijk uitvoeren.
Nadat we de relevante kenmerken hebben beschreven en een acceptabele afbakening hebben gemaakt, zullen we het onderzoek opdelen in twee afzonderlijke onderzoeken. Deze worden in bovenstaand model weergegeven door de scheiding in twee afzonderlijke pijlen. Er staan twee wederkerige pijlen tussen het onderzoek van Bart en het onderzoek van Tim, omdat onze interactie ook tijdens het uitvoeren van de hoofdonderzoeken zal blijven bestaan.
Waarschijnlijk zullen we gebruik maken van kennis en bevindingen van elkaar. Bovendien zullen sommige onderwerpen wellicht gedeeltelijk overlappen, zodat overleg nodig of gewenst is. De lengte van de twee pijlen correspondeert met zes maanden in tijd. We benadrukken dat de voortgang niet zo lineair is als hierboven door het model wordt gesuggereerd, maar dat er waar nodig en mogelijk iteraties en reflecties zullen plaatsvinden.
Eén en ander is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.1: Schematische weergave vooronderzoek Inzicht in kenmerken
Grontmij
Inzicht in kenmerken alliantiepartners
Inzicht in kenmerken allianties
Afbakeningen onderzoek
Belangen NIDO
Belangen Grontmij
Belangen afstudeerders
1.5 Aanpak
Zoals in bovenstaand tijdsschema vermeld wordt, zullen we de volgende activiteiten worden ondernomen om te komen tot de twee afbakeningen. De eerste manier is het uitvoeren van deskresearch, waarin we met name de websites van betrokken partijen bezoeken. Op deze manier kan een algemeen beeld gevormd worden over de deelnemende organisaties en (eventueel) andere betrokkenen binnen de alliantie. Daarbij hebben we als ondersteunende bron toegang tot het intranet van Grontmij. Dit medium kan gebruikt worden voor het opzoeken van (gedetailleerde) informatie over Grontmij en een aantal alliantieprojecten. De tweede manier is het houden van open interviews met direct betrokkenen. De vragen die gesteld werden hadden een open en oriënterend karakter. De lengte van de interviews lag tussen een uur en anderhalf uur en zijn met een impliciete structuur gehouden (zie Bijlage 1).
Het is niet zo dat de geïnterviewden een vragenlijst hebben beantwoord of ingevuld. Het gesprek met de geïnterviewde stond voorop en niet de methodologische zuiverheid. Het exploratieve karakter van de interviews was de reden van deze insteek. De gesprekken hebben steeds plaatsgevonden met die personen in genoemde organisaties die verantwoordelijkheid hebben voor of grote betrokkenheid hebben met de alliantie en het besturen daarvan. Het interviewschema is een uitwerking van de deelvragen van het vooronderzoek. De cursief gedrukte vragen zijn een nadere invulling van de onderwerpen. Deze onderwerpen corresponderen op hun beurt weer met de onderwerpen van de deelvragen. Door de antwoorden op deze vragen proberen we zoveel mogelijk inzicht te krijgen in de kenmerken van Grontmij, de partners en hun verschillende allianties. Deze geven dan duidelijkheid en invulling aan de schematische weergave van Figuur 1.1. Ten derde wordt gezocht naar relevante literatuur, waarbij het accent ligt op publicaties over allianties, kennismanagement, stakeholder-vraagstukken en duurzaamheid. Deze publicaties worden uit de
Kennismaking Inlezen dossiers 1 e ronde interviewsintinterviews Oriëntatie literatuur Afbakening 2 e ronde interviewsinterviews
Literatuurstudie Analyse gegevens Verslaglegging Presentatie
Vooronderzoek
Onderzoek Tim
Onderzoek Bart
Figuur 1.2: Fasering totale onderzoek
universiteitsbibliotheek en uit diverse digitale bibliotheken gehaald (bijv. EBSCO-Business Source Premier). De vierde manier is het doornemen van bestaande dossiers over de allianties.
Hierin zijn onder andere besprekingsverslagen, emailcorrespondentie, overeenkomsten en folders te vinden. Deze dossiers zijn verschaft door de begeleiders van Grontmij.
Hoofdstuk 2 Resultaten en conclusies 2.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is de onderzoeksopzet behandeld. Op basis van deze onderzoeksopzet hebben we relevante documenten onderzocht, internetsites van de betrokken bedrijven bezocht en interviews gehouden met betrokken mensen. Literatuuronderzoek bleek nog niet van groot belang in deze fase van het onderzoek. Het leeuwendeel van de informatie over de allianties is gehaald uit de interviews. De andere informatiebronnen, zoals de verschafte documentatie, gespreksnotities en het internet, hebben voornamelijk een functie gehad in onze voorbereiding op de interviews. In dit hoofdstuk zal een beschrijving worden gegeven van de resultaten. De beschrijving van de resultaten en daarmee de beantwoording van de (deel)vragen uit de onderzoeksopzet zal op een verhalende manier worden behandeld. De redenen hiervoor zijn dat bij alle zes de allianties dezelfde (deel)vragen zijn gesteld, maar dat niet alle onderwerpen in elk interview even relevant bleken. Bovendien hadden de vragen en het interview een open en oriënterend karakter, waardoor de (deel)vragen niet puntsgewijs worden behandeld en er dan ook geen vaste structuur zit in de beschrijvingen van de allianties. Vervolgens zullen opvallendheden en conclusies uit het vooronderzoek beschreven worden. Uiteindelijk zal worden weergegeven welke afbakeningen we hebben gekozen.
2.2 Beschrijving Grontmij NV
Voordat de beschrijvingen van de allianties en de partners van Grontmij worden gegeven, zal in het kort een aantal relevante kenmerken van Grontmij worden behandeld. Grontmij NV is een (inter)nationaal opererend advies- en ingenieursbureau. Ze wordt ingeschakeld bij plannen en projecten op het gebied van Bouw, Infrastructuur en Milieu. De wijze van inschakeling is breed en divers: van advies, ontwerp, engineering en projectmanagement tot en met turnkey-realisatie en exploitatie. Het doel van Grontmij is het leveren van duurzame oplossingen voor problemen in woon-, werk-, een leefomgevingen aan diverse klanten. Om duurzaamheid in haar advies en producten te waarborgen heeft de organisatie een ISO 14001 certificering. Deze doelstelling en aandacht voor duurzaamheid is tevens terug te vinden in de missie. De missie van Grontmij is als volgt. We bieden onze klanten oplossingen voor een duurzame woon-, werk- en leefomgeving. We investeren in kwaliteit van onze mensen en sturen op een constante verbetering van onze prestaties. We voegen waarde toe in elke fase van een project. We bedenken concepten, geven advies, regisseren, realiseren en exploiteren.
Organiserend vermogen en flexibiliteit zijn onze kenmerken. We zijn een netwerkorganisatie en opereren dicht bij de klant. We nemen initiatief en denken mee over optimale en duurzame oplossingen. Samenwerking is ons vertrekpunt. We zijn ons bewust van onze maatschappelijke rol en het effect van ons werk op de omgeving. Mooi werk is onze uitdaging4.
Grontmij is decentraal georganiseerd met in elke provincie (minimaal) één vestiging. De gedachte hierachter is dat de medewerkers dicht bij de klanten zitten en op deze manier optimaal kunnen voldoen aan de (latente) wensen van deze klanten. Grontmij is een dicht bij de klant opererende netwerkorganisatie. Overigens zijn alle provinciale kantoren verantwoordelijk voor hun eigen markt en omzet en daaruit voortvloeiende resultaten. Om deze resultaten te optimaliseren en om voorop te blijven bij verschillende marktontwikkelingen, gaat ze regelmatig op verschillende niveaus samenwerkingsverbanden
4 www.grontmij.com
aan met uiteenlopende organisaties. Een selecte groep van deze samenwerkingsverbanden (of allianties) wordt hieronder beschreven.
2.3 Grontmij - ECOstyle ECOstyle BV
De partner in deze alliantie is het bedrijf ECOstyle BV. De onderneming is opgericht in 1993 en komt voort uit Europlant (1967). ECOstyle is een onderneming die handelt in biologische meststoffen en –bestrijdingsmiddelen. Het bedrijf heeft de productie volledig uitbesteed en doet zelf de marketing- en R&D activiteiten. De markt van biologische meststoffen en – bestrijdingsmiddelen kenmerkt zich door toenemende internationalisering, waarbij wereldwijd een achttal zeer grote spelers (zoals het Duitse Bayer) de markt leiden. ECOstyle richt zich in deze markt op niches. De onderneming heeft een jaaromzet van €20 miljoen, waarvan €16 miljoen in Nederland wordt behaald. De resterende €4 miljoen wordt behaald in België en Denemarken. De nettowinst is ongeveer 5% van de omzet. Men is op dit moment in toenemende mate bezig met het uitbreiden van haar activiteiten in het buitenland. Door overnames probeert ECOstyle voet aan wal te zetten in andere Europese landen. Het bedrijf heeft 62 medewerkers, waarvan het personeelsverloop vrij hoog is. Omdat ECOstyle de productie heeft uitbesteed heeft het veel ervaring opgebouwd ten aanzien van het samenwerken met andere ondernemingen. Bovendien werken ze op het gebied van onderzoek en ontwikkeling samen met meerdere organisaties. Samenwerking is volgens de directeur voor ECOstyle van essentieel belang. In haar business volgen de ontwikkelingen op het gebied van ‘life science’ elkaar snel op, waardoor het moeilijk is om voorop te blijven met innovatieve producten, met name voor een kleine onderneming als ECOstyle.
Aanleiding Ecolandstyle park
De aanleiding voor het idee rondom het Ecolandstyle park ligt in een bezinning op de voortgang van de onderneming. ECOstyle is een populaire overnamekandidaat, waarbij de organisatie al meerdere lucratieve aanbiedingen heeft gehad. Toch wil ECOstyle liever onafhankelijk doorgaan, maar om dit te kunnen, zal hij een andere weg op moeten slaan. De marktniche waarin ECOstyle op dit moment actief is, is ook ontdekt door grote concurrenten.
Hierdoor ontstaat langzamerhand de ‘tafellaken- servet’ situatie, waarin ECOstyle zich steeds minder kan onderscheiden, omdat de wereldwijde spelers ook de niche van ECOstyle gaan betreden. Van daaruit is bij de directeur van ECOstyle het idee rondom Ecolandstyle park ontstaan.
Het idee ‘Ecolandstyle park’
Het Ecolandstyle park moet een duurzaam bedrijvenpark worden waarbij ECOstyle een schakel wordt in een keten van bedrijven die elkaar toegevoegde waarde bieden. De output van de een is de input van de ander. Het idee is een duurzaam bedrijventerrein in de breedste zin van het woord. Het terrein zal op een dusdanige manier aangelegd worden dat het zo min mogelijk schade toebrengt aan de fysieke omgeving. Als het terrein bij wijze van spreken over 20 jaar afgebroken zou moeten worden dan zou het terrein zonder vervuiling direct teruggegeven kunnen worden aan de natuur. Bijvoorbeeld, het verzamelen van afvalwater wat normaal gesproken gebeurd door riolering zal op een andere manier verzameld moeten worden. Het geheel moet ook een educatieve functie krijgen, waarbij het bedrijfsleven en onderwijs kunnen leren over duurzaam ondernemen. Mogelijke partners in de keten zijn onderzoeksbureaus in de bio-life science, waarbij het ontwikkelen van micro-organismen centraal staat. Deze zijn partners die op de een of andere manier aan de Rijksuniversiteit Groningen verbonden zijn of waren. De directeur van ECOstyle is met dit idee in zijn
achterhoofd gaan praten met de burgemeester van Ooststellingwerf over de mogelijkheden van een dergelijk park in Appelscha (gemeente Ooststellingwerf). De burgemeester raakte zeer enthousiast over het idee en gaf vanaf dat moment van zijn kant volledige medewerking.
Via deze burgemeester is ECOstyle bij toeval in contact gekomen met Grontmij. De meerwaarde van Grontmij is de expertise op het gebied van aanleg van dergelijke duurzame bedrijventerreinen. Twee belangrijke redenen voor ECOstyle om Grontmij en niet een ander ingenieursbureau als partner te kiezen zijn dat Grontmij al jaren opdrachten uitvoert in de omgeving van de gemeente Ooststellingerwerf en dat Grontmij veel aandacht schenkt aan het duurzaamheidaspect in haar activiteiten.
Status en vormgeving van de alliantie
Op dit moment bevindt de samenwerking tussen Grontmij en ECOstyle en de ontwikkeling van het Ecolandstyle park zich nog in de fase van ideevorming, de planfase. Grontmij heeft een intentieovereenkomst gesloten met een lokale boer om 26 hectare grond aan te kopen dat gebruikt kan worden voor het bedrijvenpark. ECOstyle is bezig met het creëren van draagvlak voor het idee bij overheden, bedrijfsleven, milieuverenigingen en omwonenden. Vanuit het bedrijfsleven is lichte interesse getoond voor deelname in het project. Langzamerhand is draagvlak gecreëerd bij omwonenden en milieuverenigingen. Bij de overheden is de lokale gemeente zeer enthousiast, maar is Provincie Friesland nog ietwat sceptisch over de uitwerking van het idee. Zij heeft dan tot nu toe ook slechts 5,5 hectare van de geplande 26 hectare vrijgegeven. De samenwerking tussen ECOstyle en Grontmij is volgens betrokkenen uit beide organisaties sterk gebaseerd op vertrouwen. Er is tot op heden nog geen vorm van formele overeenkomst gesloten tussen beide partijen. Er vindt vaak overleg en evaluatie plaats (ongeveer om de 2 weken) tussen de vestigingsdirecteur van Grontmij Friesland en de directeur van ECOstyle.
Stakeholders
Het plan is om het Ecolandstyle park aan te leggen op een gebied naast de vestiging van ECOstyle. Dit gebied ligt midden in een aantal aansluitende natuurgebieden, namelijk het Fochtlooër Veen en het Drenstch-Friesche Woud. Er zijn hierdoor veel groeperingen, partijen, of organisaties die betrokken willen zijn bij de ontwikkeling en uitwerken van het Ecolandstyle Park.
De volgende externe stakeholders zijn betrokken bij dit project;
• NOVEM (Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu; Agentschap Ministerie EZ)
• Ministerie Economische Zaken
• Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij
• Kamer van Koophandel
• Gemeente Ooststellingwerf
• Provincie Friesland
• Gedeputeerde Staten
• Van Weperen (eigenaar grond)
• Omwonenden
• Potentiële bedrijven
• Waterschap Friesland
• VNO-NCW Noord
• MKB-Nederland
• Technologiecentrum Noord Nederland
• Staatsbosbeheer
• Natuurmonumenten
• Ondernemingsvereniging Appelscha
• NLTO
Binnen de alliantie wordt met name door ECOstyle veel waarde gehecht aan het betrekken van stakeholders in de uitwerking van het idee. Vanaf het begin zijn diverse groeperingen betrokken bij het project. Men is zich bewust van de noodzaak om dergelijke belanghebbenden te betrekken in het project om draagvlak te creëren en om mee te helpen in de ontwikkeling van het idee. De directeur van ECOstyle heeft een idee en een bepaalde visie achter dit idee van het Ecolandstyle park en hij is zich ervan bewust dat de invulling van dit idee mede bewerkstelligd kan worden door stakeholders.
Kennisdoelen
Grontmij is al een aantal jaar actief op het gebied van het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen. Deze activiteiten zijn tot op heden met name gericht op het revitaliseren van bestaande verouderde bedrijventerreinen en in mindere mate op het aanleggen van nieuwe terreinen met duurzaamheidcomponenten. Gaandeweg ontwikkelt Grontmij een denkwijze en visie op het gebied van het toepassen van het begrip duurzaamheid bij bedrijventerreinen. Het project rondom het Ecolandstyle park wordt dan ook gezien als een verdere ontwikkeling van kennis op dit gebied. Zowel vanuit Grontmij als vanuit ECOstyle zijn er echter nog geen expliciete kennisdoelen gesteld ten aanzien van het delen en binnenhalen van kennis vanuit het project.
2.4 Grontmij – ECORYS ECORYS
ECORYS is een internationale holding met diverse werkmaatschappijen waaronder Kolpron en NEI. Het is ontstaan na een fusie van Kolpron, NEI en Ecotech Research & Consulting.
ECORYS is een research & consultancy bureau dat strategische adviezen verleent op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt, transport, regionale ontwikkelingen, ruimtelijke inrichting, locatieontwikkeling, communicatie en vastgoed. Zij richt zich voornamelijk op de onderzoeks- en advieskant van een bepaald project en niet zozeer op de uitvoering. Er werken 230 mensen in fulltime dienstverband en nog eens 80 in parttime. 60% van de omzet wordt in het buitenland gehaald. Deze omzet was bijna 60 miljoen euro in het boekjaar 2002. In de tijd dat de eerste contacten werden gelegd tussen Grontmij en Kolpron was Kolpron nog niet gefuseerd met andere bovengenoemde partijen. Om verwarring te voorkomen, wordt in het vervolg van dit verslag over ECORYS en niet over Kolpron gesproken.
De samenwerking
De samenwerking is ontstaan in 1998, toen Grontmij en ECORYS elkaar tegenkwamen in offertetrajecten. Sindsdien hebben de twee bedrijven een aantal projecten samen gedaan.
Sommige van deze projecten zijn een succes geworden, andere hebben geleid tot minder tevredenheid. De voornaamste reden dat sommige projecten niet tot wederzijdse tevredenheid leiden is het feit dat er een aanzienlijke overlap van kennis en expertise is. Deze overlap zit met name op het gebied van advies en management. Als een project onderverdeeld kan worden in 1) marktonderzoek, 2) (proces)management en 3) uitvoering geeft ECORYS de voorkeur aan 1) en 2) en Grontmij aan 2) en 3). Bij parkmanagement echter zijn de competenties complementair en daarom gaat de samenwerking op dit gebied beter. ECORYS heeft veel macro-economische en theoretische kennis en Grontmij zit meer op het lokale
niveau en doen ze meer “hands-on” werk (de daadwerkelijke uitvoering van projecten). Voor Grontmij is de advisering slechts een middel tot het doel. Het doel is de uitvoering, want dat is de core business van Grontmij. Bovendien heeft ECORYS een grote database van up-to-date informatie over sociaal-culturele variabelen, die tegen betaling beschikbaar worden gesteld aan derden (in sommige projecten is Grontmij ook afnemer van deze kennis en moeten ze dus ook daarvoor betalen). Beide bedrijven zijn derhalve niet geneigd elkaar een kijkje in de keuken te geven en dit gedrag bevordert wederzijds leren en vertrouwen dientengevolge ook niet. Opvallend is dat in samenwerking met het NEI, een werkmaatschappij binnen ECORYS, geen sprake is van overlap van kennis of expertise en dat deze samenwerkingsprojecten dan ook een stuk beter verlopen. Op dit moment is de status van de samenwerking niet actief en een structurele samenwerking lijkt niet tot de reële mogelijkheden te behoren. Volgens de contactpersoon van ECORYS is dat te wijten aan de volgende oorzaken; het verschuiven van sommige personen binnen de beide organisaties, waardoor het (informele) contact verloren gaat, een drukke agenda aan beide kanten en het ontbreken van een doel of perspectief. Hij ziet Grontmij als een “concullega”.
Aantal projecten
Het is niet precies duidelijk hoeveel projecten ECORYS en Grontmij gezamenlijk hebben uitgevoerd en op dit moment uitvoeren, maar bij een evaluatie op directieniveau in de zomer van 2003 leek dit aantal eerder toe dan af te nemen. Met name op het gebied van Parkmanagement zijn beide sinds 1999 samen actief. Zo is er een post-HBO opleiding Parkmanagement gestart in samenwerking met IN Holland in Rotterdam. Ook is er een tijdschrift “Business Park Magazine” (voornamelijk getrokken door Sels Advies en Secretariaat BV) en een website; www.bedrijventerreinen.nl. Het tijdschrift komt vier keer per jaar uit en is een platform voor ontwikkelingen op het gebied van parkmanagement en duurzaam beheer van bedrijventerreinen.
Vrijheid en vrijblijvendheid
Er is geen sprake van exclusiviteit in de samenwerking. Zowel Grontmij als ECORYS is vrij in de keuze om voor elk project een ander bureau in te schakelen. Ook is er dus geen formele samenwerkingsovereenkomst. Dit zou beide partijen onnodig vastleggen en een deel van de markt zou niet meer bereikbaar zijn. In een aantal gevallen is er een opdrachtgever – opdrachtnemer relatie, in andere gevallen is er een relatie van iets meer samenwerken.
Doel
Vanaf het begin van de alliantie is er geen duidelijk afgesproken gezamenlijke doelstelling.
Het betreft een samenwerking die rust op af en toe contact hebben met elkaar en aan elkaar af en toe een project gunnen. Hiermee heeft de samenwerking dus een behoorlijke ad hoc basis.
Zowel Grontmij als ECORYS heeft in het begin van de samenwerking geen concrete doelbepaling ten aanzien van de samenwerking als geheel gehad. Het impliciete doel van beide partijen in de samenwerking is marktverbreding en –penetratie. Ook vindt de contactpersoon van Grontmij dat er duidelijke kwantitatieve afspraken gemaakt moeten worden binnen de samenwerking (aantal projecten op jaarbasis, kostenberaming voor advies over parkmanagement etc.). In eerste instantie was het de bedoeling om vrij nauw te gaan samenwerken in meerdere typen projecten, maar deze plannen zijn nooit goed uitgewerkt. Op dit moment is er op het gebied van samenwerking sprake van een convergentie naar parkmanagement, omdat op dat gebied de samenwerking goed verloopt. Wellicht is parkmanagement op termijn de basis voor een uitbreiding van samenwerking op andere gebieden. Daar lijkt de tijd echter nu nog niet rijp voor.
Evaluatie
Op directieniveau wordt er maandelijks telefonisch geëvalueerd, met name over Parkmanagement. De inhoud van deze gesprekken is voornamelijk gericht op de status en voortgang op het gebied van parkmanagement, maar ook eventuele andere projecten worden besproken. Vlak voor de jaarlijkse evaluatiebijeenkomst van de directie, wordt er door middel van e-mails bij de medewerkers geïnventariseerd hoeveel projecten met Grontmij respectievelijk ECORYS hebben plaatsgevonden en hoe dat verlopen is. Deze bijeenkomsten hebben steeds meer een sfeer van gezelligheid dan van zakendoen.
2.5 Grontmij – Waterschap Rijn en IJssel (WAGRO) De samenwerking
WAGRO is een samenwerking tussen het Waterschap Rijn en IJssel en Grontmij. Het waterschap heeft een honderd procent dochter opgericht, genaamd Waterstromen BV. Deze BV heeft samen met Grontmij WAGRO V.O.F. opgericht. De meeste activiteiten vinden plaats in Gelderland (Achterhoek), maar kunnen ook in de rest van Nederland uitgevoerd worden. De eerste contacten dateren van 1998 en hebben concreet vorm gekregen in 2000, toen WAGRO werd opgericht. De aanleiding voor de toenadering lag in het besluit van de Nederlandse overheid om voor 2005 elk perceel in Nederland aangesloten te hebben op riolering. Grontmij is marktleider in Nederland op het gebied van drukriolering. Het is echter erg duur om ver afgelegen percelen in het buitenstedelijk gebied hierop aan te sluiten en daarom werden er vanuit de markt allerlei initiatieven gestart om hier (goedkopere) alternatieven voor te vinden. Eén van deze initiatieven was de Individuele Behandeling Afvalwater (IBA). Dit is een minizuiveringsinstallatie die in de grond naast een perceel wordt gebouwd. Het concept is ontwikkeld door een bedrijf uit Winterswijk genaamd Stichting IBA (Stiba). Grontmij koopt deze IBA’s in en legt ze aan, waarna het Waterschap het beheer en de vergunningen voor haar rekening neemt. Op papier is dit een goede en effectieve oplossing voor het rioleringsprobleem, maar de vraag uit de markt is erg tegengevallen. Als een accountmanager van Grontmij naar een gemeente ging met het IBA-concept, wilde de gemeente en de particuliere boeren in veel gevallen liever een drukriolering. Bovendien is een drukriolering goedkoper dan een IBA, tenzij een grote afstand moet worden overbrugd. Dit leverde geen werk op voor WAGRO, echter wel voor Grontmij. Er was dus een grote mate van spin-off in het voordeel van Grontmij bij de acquisitie voor IBA’s.
Financiën
Er is in het verleden vanuit Grontmij veel geld (ongeveer 1 miljoen gulden) geïnvesteerd in de WAGRO, dat naar alle waarschijnlijkheid nooit meer terugverdiend kan en zal worden. Er wordt dan ook nu geen cent meer geïnvesteerd in de WAGRO. Zowel alle kosten als alle opbrengsten worden fifty-fifty gedeeld tussen Waterstromen en Grontmij. Ondanks de tegenvallende markt komt er af en toe een vraag naar een aantal IBA’s, zoals in de zomer van 2003. In die periode heeft WAGRO er 140 geplaatst. De inschatting van de vestigingsdirecteur van Grontmij Gelderland is dat er in de toekomst nog maximaal 150 IBA’s verkocht gaan worden.
Toekomst
Zoals gezegd is de potentie van de WAGRO op het gebied van het verkopen van IBA’s marginaal. Het “vehikel” oftewel de rechtspersoon van de WAGRO zal echter worden aangehouden, omdat het in de toekomst wellicht een ander doel kan dienen. Op dit moment zitten Grontmij en Waterstromen in een vroeg stadium van onderzoek naar de mogelijkheden om de WAGRO in te zetten bij het beheer van de afvalwaterketen. Eigenlijk hadden beide
partijen volgens de vestigingsdirecteur van Grontmij Gelderland de stekker er op bedrijfseconomische gronden allang uit moeten trekken, maar geen van beide partijen durfde het initiatief hiervoor te nemen. Gelukkig kwam toen het idee van het beheer van de afvalwaterketen op als invulling van de WAGRO en was het niet meer nodig om de samenwerking te stoppen.
Voordelen
Aan deze samenwerking zitten zowel voor Grontmij als voor Waterstromen voordelen. De voordelen voor Grontmij zijn de spin-off (het aanleggen van drukriolering), de positieve associatie van Grontmij met het Waterschap als betrouwbare, bekende organisatie en de binding tussen het Waterschap en Grontmij. Met deze samenwerking kan Grontmij makkelijker opdrachten bij gemeenten en particulieren binnenhalen. Het Waterschap fungeert hierbij als aangever. Het Waterschap zit namelijk in het voortraject dicht bij de klant. Ook het Waterschap heeft voordelen om dicht bij de gemeenten te blijven. De inbreng is dus dat Grontmij voornamelijk de productontwikkeling, acquisitie en marktbewerking doet (80-90%
van de marketing wordt gedaan door Grontmij) en Waterstromen de vergunningen regelt en bijdraagt aan het betrouwbare en degelijke imago van WAGRO. De winst voor Grontmij zit vooral in kennisontwikkeling, bruggen slaan naar andere markten, grotere naamsbekendheid en een betere relatie met het Waterschap.
Organisatie
Er wordt drie keer per jaar geëvalueerd door de directeuren van beide partners. Op deze bijeenkomsten worden de status, de toekomst en de eventuele (magere) successen besproken.
De complementariteit van de twee organisaties is prettig voor de samenwerking gebleken.
Daarom willen de partijen bekijken wat ze samen kunnen doen om gemeenten de zorg rondom verzameling en zuivering van afvalwater uit handen te kunnen nemen. Het is een mogelijk interessante markt waarbij beide partijen voordeel kunnen behalen.
2.6 Delgromij-WNF De samenwerking
Delgromij is een 100% dochter van Grontmij en binnen de organisatiestructuur is het een onderdeel van de divisie Ontwikkeling en Exploitatie. Delgromij bestaat ongeveer 40 jaar en is ontstaan door de vraag vanuit de markt naar klei voor bakstenen. Delgromij begon met het winnen van klei voor baksteenfabrieken. Door toenemende macht van de vraagkant in de baksteenmarkt (door consolidatie) ontstonden hogere kwaliteitseisen aan de levering van klei.
Tegenwoordig kan Delgromij op dit gebied dan ook beschouwd worden als ‘klei-apotheker’.
Dit houdt in dat Delgromij ‘op recept’ een kwalitatief hoogwaardige mix van verschillende soorten klei kan leveren. Naast winning van klei zijn voor Delgromij zandwinning en het herinrichten van deze afgravingen of putten (recreatieplassen, vuilstort e.d.) belangrijke activiteiten geworden. In tegenstelling tot de moedermaatschappij Grontmij NV is Delgromij meer uitvoerend dan planvormend. Het Wereld Natuur Fonds bouwt aan een toekomst waarin de mens leeft in harmonie met de natuur. Een belangrijke doelstelling van het WNF is het teruggeven van zo veel mogelijk gebieden (10% van het Nederlandse oppervlak) aan de oorspronkelijke natuurlijke omstandigheden. Om dit doel te bereiken wil zij zo min mogelijk afhankelijk zijn van overheden en van hun top-down besturing in de vorm van wet- en regelgeving en subsidies. Zij zoekt naar mechanismen die een bottom-up werking hebben en die op een zo natuurlijk mogelijke wijze tot stand komen. Een van die mechanismen is het betrekken van bedrijven in de ontwikkeling van natuurgebieden. WNF probeert economisch nut te creëren aan het ontwikkelen van natuurgebied.
Aanleiding tot samenwerking
De aanleiding tot samenwerking tussen WNF en Delgromij dateert uit het midden van de jaren ’80 toen het herinrichten van het rivierlandschap grote politieke en maatschappelijke aandacht had. De uiterwaarden die hoofdzakelijk ingericht waren als weiland zouden weer teruggegeven moeten worden aan de natuur. Aangezien uiterwaarden zeer belangrijke plaatsen zijn voor winning van klei en zand was en is Delgromij automatisch nauw betrokken bij deze discussie. Delgromij is zelf in het bezit van stukken uiterwaard waar klei of zand uit gewonnen kon worden of heeft contracten afgesloten met overheden voor winning van klei of zand. Het herinrichten van deze afgravingen is daarmee een verplichting van Delgromij vanuit de overheid. Het herinrichten van uiterwaarden sluit tevens aan bij de doelstellingen van het WNF. Zij hield zich vanaf het begin dan ook intensief bezig met dit vraagstuk. Een van de grote projecten waarin het WNF haar invloed liet (en laat) gelden is de ontwikkeling van het gebied ‘De Gelderse poort’. Het WNF helpt Delgromij met het teruggeven van klei- en zandafgravingen aan de natuur, door het vervullen van PR-activiteiten en het creëren van maatschappelijk draagvlak voor de manier waarop Delgromij deze afgravingen herinricht. Dit soort projecten duurt overigens vele jaren, dus WNF ziet pas op lange termijn resultaat in de vorm van een natuurgebied.
Kaliwaal en Millingerwaard
Eén van deze projecten in de Gelderse Poort is het project rondom de Kaliwaal, een zandafgraving van Delgromij die heringericht moet worden tot natuurgebied. Delgromij heeft het plan om op een duurzame manier (langdurig en veilig) vervuild baggerslib op te slaan in deze afgraving om vervolgens boven op deze laag de natuur te herinrichten. Dit stuitte op veel verzet van omwonenden en milieugroepen. Het WNF helpt Delgromij om draagvlak te creëren onder dit soort groeperingen. De samenwerking heeft op deze manier een win – win situatie; Delgromij verdient aan twee kanten aan deze operatie; in eerste instantie door het afgraven van zand en in tweede instantie door de opslag van vervuild baggerslib en het WNF ziet dat uiterwaarden teruggegeven worden aan de natuur. Een ander groot project binnen de Gelderse Poort waarin WNF en Delgromij samenwerken is het herinrichten van de Millingerwaard. De bedoeling is dat in dit gebied de afgezette kleilagen afgegraven worden, zodat de oorspronkelijke structuur van de uiterwaard met haar geulen terug komt. Voor de volledigheid is het nodig om te vermelden dat Delgromij altijd al de verplichting heeft gehad om afgravingen te hercultiveren. Vroeger werd dit soort afgravingen echter door Delgromij hergecultiveerd tot langbouwgrond. De kosten voor deze hercultivering werd doorberekend in de prijs voor klei. Tegenwoordig krijgt Delgromij steeds meer te maken met de verplichting om de afgravingen tot natuurgebied te hercultiveren, wat veel meer kosten met zich meebrengt.
Status
De samenwerking tussen Delgromij en WNF kenmerkt zich door een ad-hoc karakter. Per project bepaalt men de mogelijkheden tot samenwerking. Er geen sprake van structurele samenwerking op hoger niveau met een gezamenlijke doelstelling. De meerwaarde van het WNF voor Delgromij is dat eerstgenoemde maatschappelijk draagvlak kan creëren en dat deze samenwerking bijdraagt aan het verbeteren van het duurzaamheidsimago.
Stakeholders
Bij het herinrichten van uiterwaarden en de daarmee gepaard gaande hercultivering van afgravingen spelen veel belangenbehartigers een rol. Lokale, provinciale, nationale en zelfs internationale overheden oefenen invloed uit op de besluitvorming rondom dit soort projecten.
Delgromij en WNF moeten daardoor door een web van wet- en regelgeving heen en zijn sterk
afhankelijk van de politieke agenda. Bovendien mengen milieuverenigingen zich in de discussie en besluitvorming van dit soort projecten. Tevens zijn de directe omwonenden een bron van protesten. Delgromij en WNF proberen dergelijke groeperingen zoveel mogelijk in te lichten omtrent de ontwikkelingen binnen een bepaald project. Zo levert Delgromij bij het project in de Kaliwaal een belangrijke bijdrage aan informatievoorziening door middel van een uitgebreide website5 en brochures.
2.7 Grontmij – Marktplan Marktplan
Marktplan is een adviesbureau op het gebied van sport, toerisme, recreatie, vrije tijd, economie en ruimte.6 Zij adviseert voor zowel for-profit als not-for-profit organisaties. Haar activiteiten richten van onderzoek en beleidsontwikkeling tot management op projectniveau.
Overname
De samenwerking tussen Grontmij en Marktplan begon 10 jaar geleden, maar is de afgelopen 4 jaar geïntensiveerd. Er is een formele overeenkomst opgesteld, waarin afspraken zijn vastgelegd over eventuele overname (binnen 3 jaar) van Marktplan door Grontmij. Bovendien zijn er afspraken vastgelegd over structurele en exclusieve vormen van samenwerking binnen uitvoering van projecten. Daarnaast zijn afspraken vastgelegd onder andere omtrent het uitwisselen van marktinformatie. De overname speelt volgens de directeur van Marktplan echter geen belangrijke rol in deze samenwerking.
Samenwerking
Jaarlijks werkt Marktplan samen met Grontmij in ongeveer 40 projecten. Dit betekent echter niet dat Marktplan in deze zin een exclusieve samenwerking is aangegaan met Grontmij. Op het gebied van cultuur- en civieltechnisch werk heeft zij wel exclusieve samenwerking met Grontmij. Duurzaamheid is volgens de directeur van Marktplan in deze samenwerking echter geen onderwerp, noch in de samenwerking zelf noch in de producten. Het belang van duurzaamheid wordt volgens hem bepaald door de klant of door wet- en regelgeving. De klant bepaalt overigens ook of Marktplan en Grontmij al dan niet samenwerken. Marktplan is geen verkoopkantoor voor of van Grontmij en wil dit ook niet zijn. De markt waardeert volgens de contactpersoon van Grontmij de onderlinge samenwerking echter wel goed, want er komen positieve resultaten uit het klanttevredenheidsonderzoek.
“Strategische alliantie”
Waar de directeur van Marktplan wel van een strategische alliantie met Grontmij wil spreken is op het gebied van het ontwikkelen van innovatieve ideeën. Marktplan en Grontmij werken samen op het gebied van het ontwikkelen van nieuwe ideeën over sport en ontspanning. Twee voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling van golfterreinen in Nederland (door de Golf Management Groep) en het (her)ontwerpen van sportparken. De Golf Management Groep bestaat naast Marktplan en Grontmij ook uit ANWB en Fortis Vastgoed. De doelstelling is het overnemen van bestaande en het aanleggen van nieuwe golfterreinen. Hiervoor heeft Marktplan een nieuw exploitatiemodel ontwikkeld. Voorbeelden van het (her)ontwerpen van sportparken zijn het laten fuseren van sportclubs, het aanleggen van kunstgrasvelden of het geheel herontwerpen van een (sport)terrein.
5 www.kaliwaal.nl
6 Brochure Marktplan