• No results found

4.2 Koninklijk Besluit “Opleidingen”

4.2.3. Psychotechnisch onderzoek

Elke bewakingsagent moet beschikken over een attest “psychotechnisch onderzoek”. 135 In dit verband wordt ook wel gesproken van de “PTO.” Om dit de behalen heeft hij twee 129 Art 35 KB-Opleidingen 130 Art 1, 17° KB-Opleidingen 131 Art 56 KB-Opleidingen 132 Art 48 KB-Opleidingen 133 Art 49 KB-Opleidingen 134 Art 51 KB-Opleidingen 135 Art 7 KB-Opleidingen

51 mogelijkheden; hij kan deelnemen aan dergelijk onderzoek ofwel bij SELOR zelf ofwel bij een intern testcentrum. Zij zijn de enige instellingen dit een dergelijk onderzoek kunnen afnemen en beoordelen. 136

A. Toegangsvoorwaarden

Een deelname aan een PTO is verbonden aan enkele voorwaarden afhankelijk van waar de deelnemer het PTO aflegt. Indien SELOR de instantie is die het PTO afneemt, moet de deelnemer ingeschreven worden door een vergunde bewakingsonderneming. In het geval dat het zijn tweede deelname aan een PTO betreft, om de reden dat hij de eerste keer niet geslaagd was, moeten er minstens twaalf maanden verstreken zijn. Ingeval de deelname aan het PTO plaatsvindt bij een intern testcentrum gelden volgende voorwaarden: de kandidaat heeft nooit eerder deelgenomen aan een PTO bij SELOR waarvoor hij niet geslaagd was en hij is aangeworven door de bewakingsonderneming waartoe het intern testcentrum behoort. 137

B. Onderzoek

Wanneer uit het onderzoek naar voren komt dat de deelnemer een evenwichtige persoonlijkheid heeft en op psychologisch vlak beantwoordt aan het profiel dan krijgt hij een attest psychotechnisch onderzoek. 138

Met profiel bedoelt men het beoogd profiel bij de persoonsvoorwaarden van de wet. Toegepast op het PTO bevat dit vier elementen: 139

1. respect voor de grondrechten en de rechten van de medeburgers; 2. integriteit, loyaliteit en discretie;

3. een incasseringsvermogen ten aanzien van agressief gedrag van derden en het vermogen om zich daarbij te beheersen;

4. respect voor de democratische waarden.

136 Art 66 KB-Opleidingen 137 Art 64 KB-Opleidingen 138 Art 65 KB-Opleidingen 139 Art 64 Wet Jambon

52

4.2.4. Vrijstellingen

De personen die al beschikken over een of ander bekwaamheidsattest en die een andere opleiding willen volgen, hoeven niet per se de volledige (nieuwe) opleiding te volgen. Immers laat het KB-opleidingen toe dat zij die reeds houder zijn van een bepaald bekwaamheidsattest de mogelijkheid hebben tot vrijstelling van bepaalde vakken afhankelijk van de nieuwe opleiding. Toegepast op het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent komen we tot volgende vrijstellingen: 140

Nieuwe opleiding Vrijgestelde vakken Bekwaamheidsattest

strategisch leidinggevende

Maatschappelijke en culturele vorming.

Bekwaamheidsattest operationeel leidinggevende

– Organisatie van de bewakingssector;

– Studie van de regelgeving met betrekking tot de bewaking en

– grondige studie van de rechten en verplichtingen van de bewakingsagent;

– Grondrechten en andere relevante bevoegdheden en verplichtingen;

– Maatschappelijke en culturele vorming;

– Sociale verhoudingen en collectieve overeenkomsten.

Bekwaamheidsattest

bewakingsagent - beveiligd vervoer

– Bedrijfseerstehulpverlener;

– Sociale verhoudingen en collectieve overeenkomsten.

Bekwaamheidsattest

bewakingsagent - geldtelcentrum

– Studie van de regelgeving betreffende de bewaking toegepast op het personeel van het geldtelcentrum – Sociale verhoudingen en collectieve

overeenkomsten

Bekwaamheidsattest – Organisatie van de bewakingssector;

53 bewakingsagent - uitgaansmilieu – Studie van de regelgeving met betrekking tot de

bewaking en

– grondige studie van de rechten en verplichtingen van de bewakingsagent;

– Grondrechten en andere relevante bevoegdheden en verplichtingen;

– Communicatievaardigheden; – Bedrijfseerstehulpverlener; – Ontwijkingstechnieken;

– Maatschappelijke en culturele vorming;

– Brand, preventie en elementaire brandbestrijding; – Gepast reageren bij crisissituaties;

– Sociale verhoudingen en collectieve overeenkomsten.

4.3 Conclusie

Na het bestuderen van de evolutie van de private bewakingsector en zijn wettelijke omkadering, is het mogelijk om de eerste en deels de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden.

De private veiligheidssector in België kent een woelige ontwikkeling. Momenteel wordt de Belgische bewakingssector beschouwd als maximaal gereguleerd. Dit was weliswaar niet altijd het geval. In het begin van de vorige eeuw ontstonden er enkele bedrijven met als focus het beschermen van goederen. Het duurde echter tot het jaar 1990 vooral er voor deze bewakingsondernemingen een wettelijk kader werd gecreëerd. De wet Tobback met haar vier doelstellingen, namelijk de kwaliteitsverbetering van de sector, het voorkomen en bestraffen van machtsoverschrijding, ”Blue Drain” en ”Moonlighting tegengaan en een controle- en sanctiesysteem uitbouwen, was geboren.

Bijna dertig jaar en talloze koninklijke en ministeriële besluiten later was deze wet onleesbaar geworden. Als gevolg hiervan kwam een nieuwe en tevens de huidige wet tot stand, de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. Deze vereenvoudigde en leesbaardere wet laat een verruiming van de sector toe met het oog op het kerntakendebat.

54 Hierdoor kan de private bewakingssector enkele taken van de politie overnemen omdat deze opdrachten niet behoren tot de essentie van de politiefunctie.

De wet Jambon wordt omschreven als een kaderwet en kent hierdoor meerdere uitvoeringsbesluiten. Het KB-opleidingen vormt hier een belangrijke speler in. Bewakingsagenten kunnen per slot van rekening niet aan de slag zonder een wettelijke opleiding en de attesten die daaruit voortvloeien. Bij deze opleidingen zijn twee soorten te onderscheiden, ten eerste de basisopleidingen die personen kunnen volgen waarvan de meeste bekende is de opleiding tot het behalen van het algemeen bekwaamheidsattest bewakingsagent. Daarnaast bestaan er vervolgopleidingen die pas opgenomen kunnen worden wanneer men al in het bezit is van een ander attest. Als voorbeeld kan de opleiding tot winkelinspecteur pas gevolgd worden indien de aspirant-winkelinspecteur reeds is in het bezit is van voornoemd basisattest.

55

5. Waarom een opleiding private bewaking?

5.1 Inleiding

Zoals eerder aangehaald kunnen private bewakingsondernemingen bepaalde taken gaan uitvoeren die niet tot de kerntaken van de politie behoren (Besafe, 2017). In dit verband wordt er ook wel eens gesproken van een uitbesteding of outsourcing. In deze context worden politietaken uitbesteed aan de private bewakingssector. Evenwel blijft de bevoegde overheid verantwoordelijk voor de uitoefening van deze taken door de bewakingsagenten, zoals reeds besproken is in het luik over de wet Jambon. Dit vertaalt zich naar een strikte regulering van de private veiligheid en de regeling betreffende hun taken (Cools & Verbeiren, 2004).Onderzoek uitgevoerd door Cools en Verbeiren schuift vier redenen naar voren die proberen de neiging tot uitbesteding te verklaren (Cools & Verbeiren, 2004):

1. Ten eerste wijzen zij op de stijging van het aantal veiligheidstaken. Deze taken rond de veiligheid kunnen niet allemaal meer enkel door de politie worden vervuld en om deze werkstijging aan te pakken, wordt de hulp ingeroepen van andere actoren zoals de private sector.

2. Een tweede reden hangt nauw samen met de eerste verklaring. Vermits het aantal taken steeds toeneemt, wil de politie zich enkel bezighouden met kerntaken om zo een goede werking te kunnen garanderen (cfr. Kerntakendebat). Alle opdrachten die dan niet tot deze kern behoren, worden door middel van een uitbesteding “overgedragen” aan andere partners werkzaam in de veiligheidssector.

3. Vanzelfsprekend leidt deze uitbesteding van publiek naar privaat tot meer opdrachten voor de bewakingsonderneming, wat dan weer een positief effect zou hebben op het professionalisme van de sector.

4. De laatste verklaring ten slotte is terug te vinden in het politieke landschap. Al enkele jaren zijn de liberale partijen mee aan de macht in ons land. Vanuit de liberale filosofie wordt geopteerd voor een zo vrij mogelijke markt waarbij het overheidsoptreden beperkt blijft. De uitbesteding van publieke taken naar de privésector (ofwel de vrije markt) is vanuit deze ideologie een logisch gevolg.

De twee eerste verklaringen, enerzijds de stijging van het aantal taken en anderzijds het kerntakendebat, kunnen gekaderd worden binnen twee theorieën. Allereerst passen deze bevindingen in de Junior-Partner-Theory van Kakalik en Wildhorn waarbij een

56 bewakingsonderneming bestempeld kan worden als een verlengde van de publieke politiezorg. De groei van de private veiligheidssector wordt door de auteurs gezien als een gevolg van het feit dat de overheid niet meer alleen kan voorzien in het veiligheidsvraagstuk. De private sector wordt hierbinnen als complementair aan de publieke sector beschouwd. De doelstelling van beide sectoren zijn immers dezelfde, namelijk het voorzien van maatregelen om criminaliteit te voorkomen (Cools & Verbeiren, 2004; Mulkers & Haelterman, 2001).

De tweede theorie is die van het publiek-privaat partnerschap. Hierin is evenzeer de nood aan samenwerking tussen de private en publieke sector terug te vinden. Er is evenwel geen complementariteit tussen de publieke sector enerzijds en de private sector anderzijds. In deze denkwijze zou de overheid haar monopolie op veiligheid zou moeten afstaan. Het kerntakendebat moet immers achterhalen welke taken niet voor de politie zijn weggelegd en dus welke opdrachten de private veiligheidssector op zich kan nemen (Cools & Verbeiren, 2004; Mulkers & Haelterman, 2001).

Wegens de vier voornoemde redenen tot outsourcing is het niet enkel meer belangrijk om belang te hechten aan de werking van politie en justitie. Eveneens zou men moeten stil staan bij de steeds groter wordende rol van de privébewakingssector. Heden ten dage is veiligheid immers niet meer enkel een taak voor de publieke politie maar eveneens voor de private sector. Ook op het vlak van het beleid wordt deze redenering gevolgd en dit bepaalt de kijk op (integrale) veiligheid en vertaalt zich in de Kadernota Integrale Veiligheid van 2004. Hierin wordt het fenomeen van integrale veiligheid als volgt beschreven: “Integrale veiligheid is de manier om criminaliteit, overlast en verkeersveiligheid in alle aspecten en in een zo breed mogelijke context te benaderen.” Het opzet is om dit te bereiken aan de hand van een geïntegreerde aanpak of “de noodzakelijke samenwerking van alle betrokken actoren om te komen tot een gezamenlijke probleemoplossing.” De bewakingssector maakt hierbij een van de betrokken actoren uit (Kadernota Integrale Veiligheid, 2004).

Karakteristiek aan het veiligheidsverhaal is de evolutieve aard ervan. Steeds vaker komen er alsmaar complexere taken bij. Daar de private sector vanuit hun toenemende specialisatie, professionalisme en expertise een belangrijke partner kan zijn, worden deze opdrachten meer en meer uitbesteed aan bewakingsondernemingen (Besafe, 2017). De bewakingsagent dient tegen deze complexiteit gewapend te worden. Hiervoor is een degelijke opleiding het middel bij uitstek. Behoorlijke opleidingen zijn immers een vereiste om de nodige kwalificaties en

57 vaardigheden bij te brengen die de bewakingsagent zal moeten helpen bij het uitoefenen van zijn functie (Centre de sociologie du travail, de l'emploi et de la formation, 2003). Eveneens was één van de doelstellingen van de wet Tobback het beogen van een kwaliteitsverbetering van enerzijds de bewakings- en beveiligingsondernemingen en anderzijds het personeel ervan (Wet van 19 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemeningen en de interne bewakingsdiensten, B.S. 29 mei 1990).