• No results found

Burgerinitiatieven en de klimaatbestendige stad : de mogelijkheden van het Plantagelab in de Kolenkitbuurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Burgerinitiatieven en de klimaatbestendige stad : de mogelijkheden van het Plantagelab in de Kolenkitbuurt"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BURGERINITIATIEVEN EN DE

KLIMAATBESTENDIGE STAD

(2)

1

COLOFON

DATUM 13 Januari 2017

AUTEUR Anniek Reehoorn (10592288)

OPLEIDING Sociale geografie en planologie Universiteit van Amsterdam VAK Bachelor scriptie 734301500Y BEGELEIDING: M.A. Hordijk

F.A. van den Brandeler

CONTACT Newtonstraat 71HS,

anniek_reehoorn@hotmail.com 0651244125

(3)

2

Aandeelhouders

Personen die in het PlantageLab hebben

geïnvesteerd en een aandeel van de oogst krijgen.

Afnemers

Particulieren en bedrijven die de oogst kopen van het PlantageLab.

AGALab

Atelier in de laagbouw voor print- en druktechnieken. Zij hebben op de plantage een tuin voor planten die gebruikt kunnen worden voor inkt.

Amsterdam Kruidenthee

Bedrijf in Amsterdam dat kruidenthee verkoopt, de kruiden worden onder andere op de plantage geplukt.

Binnenplaats

De binnenplaats van het complex die het PlantageLab beheert. Het wordt ook de plantage genoemd.

Blauwe maandag

Project van het AGAlab over inktplanten, deze planten groeien op de plantage.

Cascoland

Kunstenaarscollectief in de Kolenkitbuurt die in de buurt projecten opzet. Zij hebben veel contact met de buurtbewoners.

Complex

Het gebouw aan de Wiltzanghlaan in de

Kolenkitbuurt dat bestaat uit de hoogbouw, de laagbouw en de binnenplaats waar verschillende initiatieven in zitten. Connect Burgerinitiatief in Amsterdam dat maatschappelijke projecten opzet. Op de plantage hebben zij een project voor Marokkaanse vrouwen.

Containers

Gekleurde zeecontainers op de plantage die gebruikt worden voor opslag, werkruimte en in de toekomst als een

hostelkamer.

Farming society

Initiatief op de plantage. Zij hebben de plantenbakken neergezet en laten het proces van voedselkweken zien.

Gildelab

Een ambachtelijk productieatelier in de laagbouw waar Marokkaanse vrouwen uit de buurt kunnen naaien.

Grote kas

Kas op de plantage die gebruikt gaat worden voor evenementen en activiteiten.

Imker

De persoon die bijenkasten op de plantage heeft geplaatst en ze ook onderhoudt en

workshops over bijen geeft.

Kleine kas

Kas op de plantage die omgebouwd is tot keuken waar Marokkaanse vrouwen kunnen koken.

Knowmads

Alternatieve businessschool in de laagbouw.

Kolenkitbuurt

Buurt in Amsterdam West met veel inwoners met een lage sociaaleconomische status.

Laagbouw

Een deel van het complex waar veel culturele initiatieven in

zitten, zoals AGALab, Gildelab, ZID theater en Knowmads.

Le Compostier

Bedrijf in Amsterdam dat compost maakt van het groenafval van

buurtbewoners. Het bedrijf wil ook compost voor het

PlantageLab gaan maken.

ONSETEN

Potentiële afnemer van het PlantageLab, ze zijn de connectie tussen lokale voedselproducten en de particulier.

Plantage

Binnenplaats van het complex die het PlantageLab beheert.

PlantageLab

Stichting die de plantage beheert.

Rainproof

Netwerkinitiatief dat bewoners, bedrijven, instellingen en de overheid met elkaar, in lopende en nieuwe initiatieven probeert te verbinden met als doel de stad waterbestendig te maken.

Restaurant Sanislavski

Restaurant in Amsterdam dat eetbare bloemen van het PlantageLab heeft afgenomen.

WOW

Cultureel initiatief in het complex de Kolenkitbuurt. Er zit een hostel, een restaurant, een woonplek voor

kunstenaars en ze hebben een cultureel programma.

ZID theater

Theater in de laagbouw die bezocht wordt door buurtbewoners

(4)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING

1

ONDERZOEKSOPZET

METHODOLOGIE

4

PROBLEEMSTELLING 4 PLANTAGELAB TOEGELICHT 4 TYPE ONDERZOEK 6 DATAVERZAMELING 6 DE ANALYSE 8

THEORIE

10

BURGERINITIATIEF 10 STADSTUIN 11 GEBOUWDE OMGEVING 12 NETWERK 13 ACTIVITEITEN 14

CASE OMSCHRIJVING

15

KOLENKITBUURT 15 WOW 16 LAAGBOUW 16 PLANTAGELAB 17 ONDERZOEKSRESULTATEN

GEBOUWDE OMGEVING

20

PLEIN 20 WOW 21 PLANTAGE 21 OMGEVING 22

ACTOREN

23

AMSTERDAM 23 BUURT 23 COMPLEX 24

NETWERK

27

STRUCTUUR 27 RELATIES 28 CONTACTEN ONDERLING 30

ACTIVITEITEN

33

PROGRAMMERING 33 PROJECTEN 34 TOEKOMSTIGE ACTIVITEITEN 35 WOW 36

COMMUNICATIE

37

OFFLINE 37

(5)

4 ONLINE 38 WOW 39

BEZOEKERS

40

TYPE 40 AANTAL 40

REDEN VAN BEZOEK 41

DOELGROEP 41

WOW 42

CONCLUSIE

CONCLUSIE

44

MENSEN 44

DUURZAME STEDELIJKE ONTWIKKELING 44

NAAR BUITEN RICHTEN 45

BUURT 46 CONCLUDEREND 47 REFLECTIE 47

AANBEVELINGEN

48

REFERENTIES 49 BIJLAGEN BIJLAGE 1: OPERATIONALISERINGSSCHEMA’S 54 BIJLAGE 2: INTERVIEWVRAGEN 57 BIJLAGE 3: OBSERVATIESCHEMA’S 60

BIJLAGE 4: OVERZICHT VERZAMELING EMPIRISCH MATERIAAL 64

BIJLAGE 5: CODEBOOM 67

BIJLAGE 6: THEMA'S 70

(6)

5

INLEIDING

Door klimaatverandering gaat het waarschijnlijk vaker kort en hevig regenen in Amsterdam, waardoor de kans op wateroverlast toeneemt (Claassen et al, 2013). Bewustwording van de Amsterdammers van de effecten van het veranderende klimaat kan de inwoners stimuleren zelf maatregelen te nemen tegen regenoverlast (Claassen et al, 2013). De effecten van de klimaatverandering zullen niet evenredig verdeeld zijn. Het is waarschijnlijk dat inwoners met een lage sociaaleconomische status meer last hebben van de veranderende weersomstandigheden. Mensen die sociaal, economisch, cultureel, politiek of institutioneel gemarginaliseerd zijn, zijn namelijk extra kwetsbaar voor klimaatverandering (Field et al, 2014). Daarom is het belangrijk dat elke Amsterdammer op de hoogte is van de problemen, zodat de personen met een lagere sociaaleconomische status ook maatregelen kunnen nemen en hun stem kunnen laten horen.

Afgelopen jaren heeft de overheid zich stapje voor stapje teruggetrokken (Bergsma et al, 2010). De overheid heeft een aantal activiteiten en verantwoordelijkheden verschoven van zichzelf naar andere actoren. Daarnaast zorgde de economische crisis ervoor dat er voor minder publieke voorzieningen wordt gezorgd. De overheid heeft de verwachting dat burgers met eigen initiatieven het gat zullen dichten (Oude Vrienlink & Verhoeven, 2011). Deze nadruk op burgerparticipatie kan tot ongelijkheid leiden. In een buurt met een groot sociaal kapitaal kan het gat gedicht worden door burgerinitiatieven, maar in andere buurten is dit gat moeilijk te dichten (Snel & Engbersen, 2015). Juist in de buurt waar burgerinitiatieven het meest nodig zijn, zijn de buurtbewoners niet in staat zich te organiseren.

In dit onderzoek wordt naar een buurt gekeken waarbij de buurtbewoners waarschijnlijk minder in staat zijn om zichzelf te organiseren. Dit is de Kolenkitbuurt in Amsterdam West, in deze buurt heeft 75 procent van de bewoners een niet-westerse afkomst, is er veel werkloosheid en de sociaaleconomische positie is relatief zwak (Stadsdeel West, z.j.). In deze buurt zit het PlantageLab, dit burgerinitiatief experimenteert met duurzame stedelijke oplossingen (van de Putten, 2016). Daarnaast is er een stadstuin en zijn er een aantal duurzame initiatieven. Het PlantageLab zou een sleutelrol kunnen spelen door mensen met een lage sociaaleconomische status te betrekken bij het klimaatbestendig maken van de stad. Hierdoor zou het PlantageLab het gat kunnen dichten dat de overheid heeft gecreëerd. In dit onderzoek staat centraal óf en op welke manier het PlantageLab het gat zou kunnen dichten. De onderzoeksvraag luidt daarom als volgt:

“Hoe kan het burgerinitiatief PlantageLab zich meer naar buiten richten om een meer diverse groep stedelingen te betrekken bij het klimaatbestendig maken van de stad?”

Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag worden er verschillende wetenschappelijke theorieën gebruikt en wordt er een kwalitatief onderzoek gedaan. In dit onderzoek wordt een relatief nieuwe onderzoeksmethode gebruikt, namelijk de kwalitatieve netwerkanalyse. Hiermee wordt gepoogd meer inzicht te krijgen in de complexe samenstelling van een netwerk. Het blijkt namelijk al jaren lastig om de inhoud van interacties binnen netwerken

(7)

6 compleet te begrijpen (Jack, 2005). Daarnaast wordt er in de literatuur over burgerinitiatieven weinig aandacht geschonken aan de werking van sociale structuren binnen de context van een burgerinitiatief. Door dit onderzoek wordt geprobeerd meer inzicht te krijgen in die sociale structuren en wordt de wetenschappelijke literatuur toegepast in de praktijk. Allereerst wordt de methode en de theorie toegelicht. Hier zullen de theorieën over burgerinitiatieven, stadstuinen, netwerken, de gebouwde omgeving en het organiseren van activiteiten besproken worden. Daarna volgt een case omschrijving waarbij dieper in wordt gegaan over de Kolenkitbuurt, het PlantageLab en andere initiatieven. Vervolgens worden de deelvragen in verschillende hoofdstukken beantwoord. In de conclusie die volgt worden de resultaten aan de literatuur gekoppeld om tenslotte aanbevelingen voor het PlantageLab te kunnen doen.

(8)

7

ONDERZOEKS

(9)

8

METHODOLOGIE

In dit hoofdstuk wordt het onderzoek en de onderzoeksmethode toegelicht. Eerst wordt de probleemstelling toegelicht en daarna wordt kort ingegaan op het PlantageLab en haar omgeving om de lezer een beeld te geven van het initiatief. Vervolgens wordt het type onderzoek, de dataverzameling en de analyse diepgaand belicht.

PROBLEEMSTELLING

Zoals in de inleiding al is genoemd, is de hoofdvraag van dit onderzoek: “Hoe kan het burgerinitiatief PlantageLab zich meer naar buiten richten om een meer diverse groep stedelingen te betrekken bij het klimaatbestendig maken van de stad?” Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden vijf verschillende facetten van het PlantageLab onderzocht, te weten; de bezoekers, het netwerk, de activiteiten, de communicatie en de gebouwde omgeving. Hier horen zes deelvragen bij:

1. Welke invloed heeft de gebouwde omgeving van het PlantageLab? 2. Welke actoren zijn er belangrijk in het netwerk van het PlantageLab? 3. Hoe ziet het netwerk van het PlantageLab er uit?

4. Welke activiteiten worden er georganiseerd op het PlantageLab? 5. Hoe communiceert het PlantageLab met de buitenwereld? 6. Welke mensen bezoeken het PlantageLab?

In de eerste deelvraag over de gebouwde omgeving van het PlantageLab wordt gekeken naar de directe omgeving van het PlantageLab zoals de binnenplaats, het complex en het plein. Er wordt onderzocht welke invloed dit kan hebben op de uitstraling en het karakter van het PlantageLab. De tweede deelvraag gaat over de actoren in het netwerk van het PlantageLab. De verschillende organisaties, bedrijven, initiatieven, semioverheden en personen zullen kort toegelicht worden. Bij de derde deelvraag wordt de inhoud van het netwerk in kaart gebracht, waarbij gelet wordt op verbindingen tussen mensen. De vierde deelvraag gaat over de activiteiten op het PlantageLab, waarbij gekeken wordt naar de programmering en de projecten van het PlantageLab. De vijfde deelvraag gaat over de communicatie van het PlantageLab met de omgeving, hier wordt onderzocht hoe activiteiten bekend worden gemaakt, hoe zichtbaar het PlantageLab is en op welke manier de communicatie verloopt. Bij de laatste deelvraag wordt gekeken welke personen het PlantageLab bezoeken. Een bezoeker is iemand die bij het PlantageLab komt en waarbij er een duidelijke interactie is met de personen van het PlantageLab. Er wordt gekeken naar de persoonlijke kenmerken van de persoon en de redenen om het PlantageLab te bezoeken. Bovendien wordt onderzocht wat de doelgroep van het PlantageLab is.

PLANTAGELAB TOEGELICHT

In 2012 trok het initiatief WOW Amsterdam (Hierna: WOW) in een complex in de Kolenkitbuurt in Amsterdam West nadat het complex enige tijd leeg had gestaan (WOW, 2015). Het gebouw is in figuur 1 te zien, het complex bestaat uit verschillende delen. Het rode gedeelte van figuur 1 is het gebouw van WOW, WOW is deels een hostel, deels een tijdelijke woonplek voor jonge kunstenaars en deels een culturele broedplaats. Op de begane grond is een restaurant voor hostelgasten en een hotellobby waar ook kunst tentoongesteld wordt

(10)

9 (van Ruyven, 2015). Daarnaast is er een kleine patio. Achter het gebouw van WOW is de plantage, deze is donkergroen in figuur 1. Deze binnenplaats van het complex wordt ontwikkeld tot een experimentele plantage waar groente, fruit en andere planten worden verbouwd. Er wordt een platform voor stadslandbouw gecreëerd door het PlantageLab waarbij milieuvriendelijke productie centraal staat. Daarnaast richt men zich op dakoplossingen, vergroening en klimaatadaptatie. In dit onderzoek worden er verschillende termen gebruikt voor het initiatief, met “het PlantageLab” wordt de stichting met haar organisatiestructuur en de mensen bedoeld, de term “de plantage” gaat over de ruimte die het PlantageLab gebruikt. Daarnaast wordt de term “binnenplaats” gebruikt als synoniem voor “de plantage”. De plantage wordt omringd door aan de ene kant een hek en aan de andere kant verschillende creatieve plekken in de laagbouw van het complex. De laagbouw zijn de blauwe gebouwen in figuur 1. Hier zitten onder andere Knowmads business school (Hierna: Knowmads), Gildelab, Amsterdam Grafisch Atelier (Hierna: AGALab) en het ZID theater (van Ruyven, 2016). In de case omschrijving en de verdere analyse worden deze en andere initiatieven verder toegelicht.

PLANTAGELAB WOW

LAAGBOUW FIGUUR 2: KAART VAN COMPLEX

BRON: CITYOFCOLORS.NL, BEWERKING DOOR A.REEHOORN

(11)

10

TYPE ONDERZOEK

Dit onderzoek maakt gebruik van een kwalitatieve strategie. Door een kwalitatieve strategie te gebruiken kan het inzicht naar de verschillende houdingen van de actoren worden vergroot. In dit onderzoek wordt een case study gedaan over het PlantageLab. Een case study is een empirisch onderzoek dat een hedendaags fenomeen diepgaand onderzoekt in de praktijk (Bryman, 2012; Yin, 2009) en is vaak geassocieerd met een locatie zoals een community of organisatie (Bryman, 2012). Bij een case study is de case het onderzochte object waarbij de onderzoek diepgaande opheldering over het fenomeen wilt verstrekken (Bryman, 2012). Een case study is vooral nuttig als de grenzen tussen verschijnselen en de context niet duidelijk zichtbaar zijn, zoals bij deze case het geval is (Yin, 2009). De case study is goed te gebruiken als er veel variabelen van belang zijn en er meerdere resultaten te vinden zijn. In een case study wordt gebruik gemaakt van meerdere bronnen die samen gebruikt moeten worden om tot een resultaat te leiden, in dit onderzoek zijn dit verschillende interviews en observaties. Bovendien kan in een case study gebruik worden gemaakt van voorafgaande kennis, waarbij het verzamelen en analyseren van de gegevens gestructureerd gebeurt. Een hoofdvraag die met “hoe” begint kan goed onderzocht worden door een case study (Yin, 2009).

Er is een aantal kritieken op case studies (Yin, 2009). Allereerst blijkt dat de onderzoeker vaak een gebrek heeft aan nauwkeurigheid. Daarom wordt in dit onderzoek alles nauwkeurig gedocumenteerd. Het tweede kritiekpunt is dat een case study niet generaliseerbaar is. Het doel van een case study in het algemeen, en in dit onderzoek specifiek, is echter niet om te generaliseren, maar om bestaande kennis uit te breiden en theorieën te genereren (Yin, 2009; Bryman, 2012). Ten derde kan een case study te lang duren en onleesbare resultaten genereren. Dit onderzoek is echter aan een strikt tijdspad verbonden en het onderzoeksrapport is met oog voor leesbaarheid opgesteld. Het onderzoek naar het PlantageLab zal deels een beschrijvend onderzoek zijn waarbij alle facetten van het PlantageLab in kaart worden gebracht. Ook zal het onderzoek antwoord geven op de vraag hoe het PlantageLab meer naar buiten gericht kan worden. Daarom is dit onderzoek een explorerend onderzoek, met als doel om het PlantageLab te adviseren hoe het meer naar buiten gericht kan worden.

In dit onderzoek worden verschillende aspecten van het PlantageLab onderzocht. De belangrijkste termen en thema’s uit de probleemstelling zijn uitgewerkt. Dit is gedaan aan de hand van het theoretisch kader. Op deze manier zijn de brede termen meetbaar geworden. De operationaliseringsschema’s zijn te vinden in bijlage 1. In het eerste operationaliseringsmodel komen de termen “meer naar buiten gericht” uit de hoofdvraag, de term “activiteiten” uit de vierde deelvraag, “communicatie” uit de vijfde deelvraag en de “gebouwde omgeving” uit de eerste deelvraag aan de orde. Het tweede model gaat over de “diverse stedelingen” uit de hoofdvraag en het “mensen” uit de zesde deelvraag. Tot slotte komt in het derde model “het netwerk” uit de tweede en derde deelvraag aan de orde.

DATAVERZAMELING

ONDERZOEKSMETHODEN

Om uiteindelijk tot de juiste conclusies en aanbevelingen te kunnen komen werd er uitgebreid onderzoek gedaan. Er werd data verzameld door middel van semigestructureerde interviews, gestructureerde interviews, observaties en een participerende observatie. De semigestructureerde interviews werden gehouden met sleutelfiguren op het PlantageLab en mensen uit het lokale netwerk. Deze interviews vonden plaats op afspraak, waarbij het

(12)

11 interview werd opgenomen en later uitgewerkt. De interviews hadden vaste onderwerpen, met ruimte om door te vragen. De gestructureerde interviews waren niet van tevoren ingepland met bezoekers van het PlantageLab. Hierdoor was het lastig om deze op te nemen. De onderzoeker heeft aantekeningen gemaakt tijdens het interview en later uitgewerkt. Bij de observaties werd gekeken naar het type mensen, de sfeer en naar de gebouwde omgeving. Daarnaast werd een participerende observatie gedaan waarbij de onderzoeker meedeed aan een activiteit van het PlantageLab en tegelijk observeerde.

SELECTIE RESPONDENTEN

Selectie van respondenten kan op verschillende manieren gebeuren. Volgens Löblich & Pfaff-Rüdiger (2011) zijn er verschillende criteria om de actoren in een netwerk te selecteren voor interviews. Deze keuze kan afhangen van de grenzen van een sociale groep, de geografische grenzen, de participatie van actoren bij evenementen, karakteristieken van actoren en de relaties tussen actoren. In dit onderzoek vindt bij de gestructureerde interviews met de bezoekers, de selectie van de respondenten plaats via de participatie van de actoren bij evenementen. Bij de semigestructureerde interviews wordt het eerste interview met de sleutelpersoon gehouden. Uit zijn of haar netwerk worden door de onderzoeker de belangrijke actoren gefilterd en met deze actoren worden ook semigestructureerde interviews gehouden. Via deze nieuwe actoren worden andere respondenten gevonden. Deze selectie hangt dus af van de relaties tussen actoren.

In het onderzoek zijn twaalf personen geïnterviewd, zijn er drie observaties gehouden en is er één participerende observatie gedaan. De respondenten van de interviews kunnen onderverdeeld worden in drie groepen. De eerste groep bestaat uit vier bezoekers die geïnterviewd zijn met een gestructureerd interview. De tweede groep respondenten bestaat uit vier mensen die op het PlantageLab werkzaam zijn, die met semigestructureerde interviews geïnterviewd zijn. Ook zijn semigestructureerde interviews gehouden met vier externe actoren. Met deze verkregen data kan een duidelijk beeld geschetst worden van het PlantageLab en kunnen conclusies worden getrokken. In de analyse is gebruik gemaakt van een codesysteem om de verschillende groepen respondenten aan te duiden, respondenten A zijn bezoekers, respondenten B mensen van het PlantageLab en respondenten C zijn de externe actoren. In bijlage 4 staat informatie over de interviews en de respondenten.

Er was niet genoeg tijd om iedereen van het PlantageLab en de externe actoren te spreken, daarom is de keus gemaakt om de belangrijkste actoren in het PlantageLab en de belangrijkste externe actoren te spreken. Het was lastig om veel bezoekers te spreken, omdat het onvoorspelbaar was wanneer zij langskwamen. Ook werden er door het koude weer geen activiteiten georganiseerd. Uiteindelijk is er met vier bezoekers gesproken.

KWALITATIEVE NETWERKANALYSE

De semigestructureerde interviews bestonden deels uit open vragen die gebaseerd zijn op het operationaliseringsschema en deels uit een kwalitatieve netwerkanalyse. Een kwalitatieve netwerkanalyse kan gebruikt worden voor het onderzoeken van het type relatie tussen actoren en het omschrijven van de structuren van het netwerk (Löblich & Pfaff-Rüdiger, 2011). Netwerkanalyse is een kwalitatieve methode om sociale relaties en hun impact op de keuzes van een bedrijf, vereniging of burgerinitiatief te onderzoeken. De kwalitatieve methode van de netwerkanalyse geeft veel aandacht aan de belangen van actoren en hun relaties onderling. Op deze manier geeft het een diepgaand inzicht in de motieven en in de mechanismen die de actoren hebben in een netwerk. In het onderzoek staan bindingen en relaties centraal, daarnaast wordt gelet op persoonlijke kenmerken van actoren in het

(13)

12 netwerk om de netwerksamenstelling te beschrijven. Zo worden alle dimensies van het netwerk onderzocht, namelijk de actoren, de relaties tussen de actoren en de context van het netwerk.

Om een kwalitatieve netwerkanalyse uit te voeren kan er op verschillende manieren onderzoek worden gedaan. Allereerst kan er gebruik worden gemaakt van netwerkkaarten (Löblich & Pfaff-Rüdiger, 2011). Dit is een onderzoekstechniek van de kwalitatieve netwerkanalyse, waarbij de namen van de actoren in het netwerk op losse kaarten zijn geschreven. De geïnterviewde wordt gevraagd deze naamkaarten te sorteren. De manier waarop de kaarten worden neergelegd geven een idee over de structuur van het netwerk, zoals bijvoorbeeld een duidelijke hiërarchie (gesorteerd als piramide) of een meer gelijk netwerk (gesorteerd als keten). Ook laat het zien waar de geïnterviewde zichzelf binnen het netwerk ziet en met wie de persoon sterke en zwakke banden heeft. Op deze manier kan de geïnterviewde het netwerk visualiseren (Löblich & Pfaff-Rüdiger, 2011). Een andere manier van het kwalitatief onderzoeken van een sociaal netwerk is het tekenen van het netwerk (Edwards, 2010). De geïnterviewde wordt hierbij gevraagd om het netwerk te tekenen met pen op een leeg papier.

In het onderzoek naar het PlantageLab is nog niet duidelijk welke actoren in het netwerk van het PlantageLab zitten. Hierdoor is het niet mogelijk om vooraf netwerkkaarten te maken. Daarom wordt er in het onderzoek een combinatie van de twee bovenstaande manieren gebruikt. De geïnterviewde wordt eerst gevraagd om namen van de belangrijkste actoren in het netwerk van het PlantageLab op post-it’s te schrijven. Vervolgens wordt hem/haar gevraagd om de netwerkkaarten te sorteren, met zijn/haar eigen naam erbij. Hierdoor worden de relaties tussen de geïnterviewde en de overige actoren in het netwerk duidelijk. Daarnaast worden er vragen gesteld over de bindingen die er zijn tussen de geïnterviewde en de actoren in het netwerk. Bij elke vraag over een bepaalde binding hoort een gekleurd papiertje die bij een actor geplaatst wordt. Hierdoor wordt zichtbaar waar de zwakke en de sterke relaties zich bevinden.

DE ANALYSE

THEMATISCHE ANALYSE

In dit onderzoek wordt gebruikt gemaakt van de thematische analyse. De thematische analyse wordt gebruikt om patronen binnen de data te identificeren, te analyseren en te rapporteren. Door de theoretische vrijheid in de thematische analyse organiseert en beschrijft het de dataset in groot detail (Braun & Clarke, 2006). De onderzoeker kijkt met een open blik naar de data, waarbij de theorie los wordt gelaten om vanuit de interviews en observaties nieuwe ontdekkingen te doen. De analyse gaat op een inductieve manier, waarbij het proces van het coderen los staat van de reeds bestaande theorie. Hierbij is de analyse op de data gebaseerd, waardoor de respondenten hun stem kunnen laten horen. Het is echter lastig om helemaal los te staan van de theoretische voorkennis. Tijdens de analyse wordt op een actieve manier naar thema’s gezocht. Een thema omschrijft iets belangrijks uit de data met betrekking tot de onderzoeksvraag en vertegenwoordigt een patroon binnen de data (Braun & Clarke, 2006). Hierdoor ontstaat een rijke thematische beschrijving van de gehele dataset. Er is voor deze analyse gekozen omdat het onderzoek een case study betreft, waarbij alle respondenten belangrijk zijn om een juist beeld te krijgen van het PlantageLab.

(14)

13

CODEREN

De interviews werden eerst getranscribeerd en in een later stadium geanalyseerd. Het transcriberen is een manier om vertrouwd te raken met de data (Braun & Clarke, 2006). Tijdens de analyse werd voor het coderen gebruikt gemaakt van het programma MAXQDA. Tijdens het coderen is systematisch door de gehele dataset gegaan. In deze eerste ronde werden zo veel mogelijk codes aangemaakt en tijdens het coderen werd de context niet uit het oog verloren door soms een ander deel erbij te coderen. Bovendien werd voor één stuk transcript vaak meerdere codes gebruikt. Vervolgens werden thema’s gemaakt waar de codes onder vielen. Daarna werden de thema’s herzien door alle transcripten na te lezen in een tweede codeerronde. In deze tweede codeerronde werden extra gegevens gecodeerd, die in de eerste ronde gemist waren.

ETHISCHE AFWEGING

Bij dit onderzoek zijn ook ethische bezwaren te maken. Ten eerste kan er door de observaties privacy schending ontstaan. Om dit te voorkomen werden de personen die geobserveerd worden alleen omschreven en werden er geen foto’s gemaakt. Daarnaast werden er interviews gehouden, waar een mogelijk ethisch bezwaar de anonimiteit van de respondenten is. In dit onderzoek is het lastig om de anonimiteit te waarborgen omdat veel respondenten elkaar kennen en hierdoor misschien uit de interviewcitaten kunnen herleiden wie wat heeft gezegd. Voor het interview werd gezegd dat de gegevens anoniem werden verwerkt, maar dat het mogelijk is dat iemand iets van hen herkent. Bovendien worden de namen van de respondenten en van andere mensen door de kwalitatieve netwerkanalyse in het eindrapport genoemd. Dit werd aangegeven in de interviews. Ook kunnen de vragen die gesteld worden bij een netwerkanalyse gevoelig zijn of als bedreigend worden ervaren (De Lange et al, 2004). Dit kan bijvoorbeeld zijn als de geïnterviewde bang is dat zijn of haar antwoord met anderen in het netwerk wordt gedeeld. Met dit in het achterhoofd zijn de interviewvragen met grote zorgvuldigheid bedacht.

(15)

14

,

THEORIE

In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de onderwerpen die in de inleiding zijn aangekaart en andere theorieën die relevant zijn voor het onderzoek. De theorie begint met de theorie over de terugtrekkende overheid, waardoor een gat is ontstaan dat opgevuld wordt door initiatieven die door burgers worden opgezet. Een selecte groep burgers heeft de mogelijkheid om deze burgerinitiatieven op te zetten. Dit kan op verschillende locaties, in verschillende gebouwen, met verschillende soorten initiatieven en met verschillende mensen. Dit alles heeft invloed op het initiatief. Een voorbeeld van een burgerinitiatief is een stadstuin, die voor een lokaal voedselnetwerk zorgt, waardoor binding met de buurt ontstaat. Ook kan een burgerinitiatief evenementen organiseren om nieuwe bindingen aan te gaan. Hierdoor ontstaat er meer sociale cohesie in een buurt. Bovendien wordt het bestaande netwerk van het burgerinitiatief op deze manier uitgebreid.

BURGERINITIATIEF

Het liberale politieke klimaat heeft ervoor gezorgd dat de overheid de laatste jaren kleiner is geworden (Bergsma et al, 2010). Als gevolg van de economische crisis en de daarbij horende bezuinigingen is er een ontwikkeling gaande dat de overheid minder publieke voorzieningen garandeert. Veel activiteiten en verantwoordelijkheden zijn verschoven van de overheid naar niet-publieke actoren, lagere overheden en individuen. De achterliggende gedachte hierbij is dat het individu verantwoordelijk is voor zijn of haar daden. Hierbij verwachten zij dat de burgers met eigen initiatieven dit gat zullen dichten (Oude Vrienlink & Verhoeven, 2011). In de huidige maatschappij wordt van burgers namelijk een grote inzet verwacht, bijvoorbeeld door participatie in de eigen buurt en leefomgeving (Bakker et al, 2011). Een uiting van deze verschoven verantwoordelijkheden zijn burgerinitiatieven. Een burgerinitiatief is een initiatief, waarbij burgers vanuit zichzelf een kwestie oppakken die zij belangrijk vinden binnen het publieke domein (Oude Vrielink & Verhoeven, 2011). Burgerinitiatieven zijn een vorm van burgerparticipatie (Bakker et al, 2011). Deze initiatieven staan los van activiteiten waar burgers participeren binnen de bestaande activiteiten van de overheid. Het zijn juist de burgers zelf, die op eigen initiatief, los van de overheid, zich inzetten voor onderwerpen die zij belangrijk vinden. Burgerinitiatieven kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de veiligheid van de leefomgeving.

Deze participatie in burgerinitiatieven is echter vaak selectief, sommige groepen participeren meer dan andere groepen (Bakker et al, 2011). Uit de literatuur blijkt dat zelfs over een participatie-elite kan worden gesproken. Deze participatie-elite is problematisch omdat elke burger over dezelfde mogelijkheden moet beschikken om invloed uit te kunnen oefenen. Als dit niet het geval is kan dit gevolgen hebben voor de politieke agenda, waarbij alleen de stem van de participatie-elite wordt gehoord (Bakker et al, 2011). Uit onderzoeken is gebleken dat er bij bestuurlijke participatie selectiviteit optreedt, er is een oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden, mannen en mensen van middelbare leeftijd (Bakker et al, 2011). Dit kan komen doordat zij in het bezit zijn van vele hulpbronnen zoals financiële middelen, beschikbare tijd, sociale vaardigheden en een sterk sociaal netwerk. Daarnaast is het bekend dat rijke, hoger opgeleide mensen, economisch en politiek vaak al bevoorrecht zijn. Dit is echter niet in overeenstemming met het politieke gelijkheidsideaal. Elk individu zou evenveel invloed moeten kunnen uitoefenen met gelijke kans op succes (Bakker et al, 2011). Door uitbreiding van de participatiemogelijkheden met een terugtrekkende

(16)

15 overheid zullen de bevoorrechte burgers meer te zeggen krijgen, waardoor de beleidsagenda wordt gedomineerd door de participatie-elite en de stem van de mensen die minder participeren niet gehoord wordt.

Mensen hebben verschillende motieven om te participeren in een burgerinitiatief, deze kunnen onderverdeeld worden in drie types motieven: sociaal, doelgericht en persoonlijk (Gemeenten van de Toekomst, 2015). De sociale motieven gaat over het samen iets ondernemen voor een ander. Het doelgerichte motief is een motief waarbij men een duidelijk doel voor ogen heeft, bijvoorbeeld het bijdragen aan de kwaliteit van de stad. Vaak komt dit voort vanuit een bepaalde onvrede. Tenslotte kunnen er ook persoonlijke motieven meespelen zoals eigenbelang. Hierbij kan men als doel hebben nieuwe contacten te leggen of nieuwe dingen te leren (Gemeenten van de Toekomst, 2015).

STADSTUIN

Een voorbeeld van een burgerinitiatief is de gemeenschappelijke stadstuin. Deze tuinen zijn niet nieuw, maar in voorgaande jaren waren de gemeenschappelijke tuinen anders dan nu (Birky & Strom, 2013). De moderne gemeenschappelijke stadstuinen zijn plekken waar mensen op zoek gaan naar hun connectie met de natuur. De redenen van het tuinieren in de gemeenschappelijke stadstuin zijn erg divers. Uit het onderzoek van Birky & Strom (2013) blijkt dat veel mensen het besparen van kosten noemen. Ook de toegang tot gezond voedsel, de voordelen van de gemeenschap en recreatieve activiteiten motiveren mensen om mee te doen. Ook kennisoverdracht en het verstrekken van voedsel aan lokale voedselbanken worden genoemd. Bovendien willen de tuinders fysiek meer actief worden en meer leren over landbouw en milieuvraagstukken. Deze diverse redenen om te tuinieren in een stadstuin maakt de groep van potentiële tuinders divers. De achtergrond van de tuinders is ook divers, omdat de groep bestaat uit mensen met verschillende etniciteit, geslacht, sociaaleconomische status, leeftijd en achtergrond. Uit het onderzoek van Birky & Strom (2013) blijkt echter dat het overgrote deel van de tuinders blanke mensen zijn met een redelijk hoge sociaaleconomische status.

Tuinen kunnen gezien worden als een manier om mensen aan elkaar te binden door het verhogen van de verbindingen van solidariteit tussen de tuinders (Birky & Strom, 2013). Het creëert een brug tussen mensen en koppelt sociaal kapitaal door middel van nieuwe bindingen met netwerkgroepen op andere plekken. Sociaal kapitaal verwijst naar kenmerken van een sociale organisatie zoals een netwerk waarbij normen en sociaal vertrouwen de coördinatie en de samenwerking wederzijds voordeel bevordert (Putnam, 1995). Sociaal kapitaal kunnen bijvoorbeeld relaties met familie, buren en kennissen zijn. Sociaal kapitaal bevordert de sociale cohesie , dit is de samenhang tussen mensen in een gemeenschap. Een gemeenschappelijke tuin kan dus een vergroting zijn van het sociaal kapitaal van mensen (Birky & Strom, 2013). Dit betekent echter niet per se dat de armere stedeling meeprofiteert van deze ontwikkeling. Hoewel de betrokkenheid van welvarende tuinders nieuwe financiële en politieke middelen met zich mee brengt, kan de uitbreiding in sommige gevallen ten koste gaan van de unieke culturele kenmerken van de stadstuin. Hierdoor is er weerstand tegen de gemeenschappelijke stedelijke tuinen bij mensen die vinden dat de tuinen cultureel en fysiek gehomogeniseerd worden als simpele groene plekken voor niet-lokale groepen.

Een stadstuin kan echter ook een toevoeging zijn aan de lokale voedselvoorziening (Vermeulen, 2012). Producten uit lokale moestuinen kunnen direct of indirect geleverd worden aan de buurtbewoners, restaurants, winkels en supermarkten. Lokale voedselvoorziening vermindert de milieubelasting en maakt burgers bewust van de kwaliteit

(17)

16 en herkomst van het product. Bovendien verhoogt het de sociale cohesie. Het nadeel van deze lokale voedselvoorziening is dat het lastig is om het aanbod van een moestuin te voorspellen. De moderne stadstuin heeft echter meer netwerkmogelijkheden dan voorheen (Birky & Strom, 2013). Het gebruik van internet heeft ervoor gezorgd dat stadstuinen meer bekendheid hebben en dat de tuinders het internet als handig communicatiemiddel kunnen gebruiken waardoor er meer connectiviteit is. Daarnaast weten aanbieders van lokale producten inmiddels de stedelijke markt te vinden door middel van internet en de smartphone, die het gemakkelijker maakt om voedselnetwerken op te zetten (Vermeulen, 2012).

GEBOUWDE OMGEVING

Vaak maakt een burgerinitiatief gebruik van een gebouw, een plein of een ruimte in een gebouw. Deze gebouwde omgeving kan het gedrag van bezoekers van burgerinitiatieven beïnvloeden. Uit het onderzoek van Kastelein (2014) blijkt dat sociaal gedrag tot op zekere hoogte beïnvloed wordt door de gebouwde omgeving waarin de sociale interactie plaatsvindt. De invloed van de gebouwde omgeving komt ook terug in de beroemde studie van Jane Jacobs, eyes on the street, waarin staat dat de gebouwde omgeving een effect heeft op de maatschappelijke betrokkenheid van de mens (Burley, 2015). De omgeving zou zo ontworpen moeten worden dat er interactie ontstaat tussen buurtbewoners met verschillende achtergronden. Over de hele wereld wordt er door veel stadsplanners rekening gehouden met dit idee.

Volgens Dempsey (2008) bestaat er een grote overeenstemming dat een goed onderhouden gebouwde omgeving een positieve invloed heeft op sociale activiteit. Uit haar onderzoek blijkt dat het onderhoud van de gebouwde omgeving een positief verband heeft met de sociale interactie, het gevoel van gemeenschap, vertrouwen en wederkerigheid, gevoelens van veiligheid en het gevoel van plaatsgebondenheid. Deze positieve relatie laat zien dat de gebouwde omgeving de sociale cohesie, gedrag en activiteit kan beïnvloeden (Dempsey, 2008). De perceptie van de gebouwde omgeving is erg belangrijk. Volgens Dempsey (2008) is er echter geen sterk verband tussen een goed onderhouden gebouwde omgeving en sociale cohesie. Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Burley (2015) dat de samenstelling van de bevolking in een buurt een groter effect heeft op de sociale interacties dan de gebouwde omgeving. Ook spelen er volgens Kastelein (2014) meer factoren mee dan alleen de gebouwde omgeving die het sociaal gedrag beïnvloeden. Dit zijn bijvoorbeeld verwachtingen, gevoelens, intenties en ook de sociale context. Hieruit blijkt dat de kennis over de invloed van de gebouwde omgeving op de sociale interacties nog niet toereikend is. Uit het onderzoek van Prevosth & van der Voordt (2011) blijkt dat verschillende omgevingsfactoren een invloed kunnen hebben op de beleving van de gastvrijheid van een gebouw bij de bezoeker. De eerste omgevingsfactor die zij noemen is autonomie en keuzevrijheid. Mensen hebben namelijk de behoefte om de omgeving op hun eigen manier te gebruiken en willen deze aan kunnen passen. De tweede is natuur, die kan positieve effecten opleveren. Groen nodigt namelijk uit tot sociale interactie en zorgt voor tevredenheid. Daarnaast oriëntatie en routing, het is namelijk belangrijk om te weten op welke plek je bent in het gebouw en hoe je het gebouw kunt bereiken. De vierde omgevingsfactor is de inrichting. Hoe het interieur overkomt is subjectief, maar het kan een grote invloed hebben op de beleving van de bezoeker. Tenslotte bestaat de sensorische kwaliteit van de gebouwde omgeving uit licht, geur, luchtkwaliteit en geluid. Deze factoren zijn belangrijk, omdat ze de beleving van de bezoeker negatief en positief kunnen beïnvloeden (Prevosth & van der Voordt, 2011).

(18)

17

NETWERK

Een burgerinitiatief staat niet in een vacuüm, omdat er veel verschillende mensen bij betrokken zijn. Er kan gesproken worden van een sociaal netwerk, waarbij er verschillende bindingen zijn tussen verschillende individuen (Jack, 2005). De sterkte van bindingen in een netwerk kunnen gedefinieerd worden door de sterkte en de kwaliteit van de relatie. Granovetter (1973) differentieert twee types van bindingen, namelijk sterke en zwakke bindingen. Sterke bindingen bestaan uit frequente interacties terwijl zwakke bindingen uit weinig interacties bestaan. Een sterke binding kan bijvoorbeeld met een familielid of een goede vriend zijn en een zwakke binding met een kennis of iemand die lid is van dezelfde vereniging. Een netwerk moet volgens Granovetter (1973) uit zwakke en sterke bindingen bestaan. Dit komt omdat de aard van de twee bindingen de werking en de structuur van de netwerken beïnvloeden. Zwakke bindingen zijn bijvoorbeeld cruciaal voor nieuwe informatie in een al bestaand netwerk.

Sociale netwerken beïnvloeden de houding en het gedrag van mensen (De Lange et al, 2004). Uit het onderzoek van Jack (2005) blijkt dat netwerken bijvoorbeeld de ondernemersprocessen en de resultaten van een onderneming beïnvloeden. Deze inzichten kunnen ook gebruikt worden voor de burgerinitiatieven, omdat dit als een vorm van een onderneming gezien kan worden. Uit het onderzoek blijkt dat sterke bindingen de link zijn tot de bredere maatschappelijke context en dat deze sterke bindingen fungeren als een mechanisme om zwakke bindingen aan te trekken (Jack, 2005). Sterke bindingen zijn dus belangrijk, ze worden uitgebreid gebruikt om kennis en informatie te verstrekken, relaties te onderhouden en uit te breiden en de zakelijke en de persoonlijke reputatie te verbeteren. Uit het onderzoek van Jack (2005) blijkt dat de ondernemers voornamelijk gebruik maken van sterke bindingen. Eerst maken ondernemers gebruik van sterke bindingen, maar als dat niet lukt gaan ze soms over op zwakke bindingen. Sociale bindingen kunnen dus essentieel zijn om een bedrijf of initiatief op te starten, dit kan echter in de toekomst ook een probleem worden, omdat het de diversiteit van een onderneming erg beperkt (Jack, 2005).

Een binding kan dus sterk of zwak zijn, maar de inhoud van de bindingen in het netwerk kunnen erg verschillen. Uit het onderzoek van De Lange et al (2004) blijkt dat er drie verschillende concepten worden gebruikt om de bindingen tussen actoren in een werkrelatie aan te duiden, namelijk advies, ondersteuning en gezelschap. In een burgerinitiatief kunnen ook werkrelaties ontstaan tussen verschillende initiatiefnemers en betrokkenen bij het burgerinitiatief. De eerste inhoud van een binding is advies. Hierbij kan het gaan om informatiedeling, dit kan bijvoorbeeld praktische informatie zijn zoals contactgegevens van belangrijke personen en waar relevante documenten en data te vinden zijn. Bij informatiecreatie kunnen oplossingen worden bedacht en uitgewisseld die een individu niet alleen had kunnen vinden. Men kan ook aan het netwerk advies vragen om eigen gevonden oplossingen te bevestigen. Hierbij wordt eigen werk gecontroleerd door één of meerdere personen in het netwerk. Als tweede wordt ondersteuning genoemd, die uit emotionele en instrumentele steun kan bestaan. Emotionele steun gaat over privé problemen en instrumentele steun gaat over werk gerelateerde problemen. Tenslotte bestaat het sociaal gezelschap in het netwerk uit vriendschappelijke, oppervlakkige of hinderlijke contacten (De Lange et al, 2004).

6

(19)

18

ACTIVITEITEN

Burgerinitiatieven kunnen activiteiten organiseren om mensen te trekken. Bij het organiseren van activiteiten is het nodig om duidelijk voor ogen te hebben wat de doelgroep van het evenement is (van der Straeten, 2011). Er moet een grondige analyse worden gemaakt en er moet zo veel mogelijk worden ingeleefd in de wereld van de doelgroep. Er moet onderzocht worden wat de verwachting van de doelgroep is, waar de doelgroep te vinden is en welke activiteit bij de doelgroep past. Als de doelgroep te algemeen is kan de groep onderverdeeld worden in subdoelgroepen. Subdoelgroepen kunnen verschillende verwachtingen hebben van een evenement, hierdoor kunnen zij zich niet welkom voelen in aanwezigheid van de andere doelgroepen. Daarnaast kunnen de datum, het tijdstip en de duur van een evenement de kans op succes beïnvloeden van een evenement (van der Straeten, 2011). Er moet rekening gehouden worden met geloofsovertuigingen, waardoor er op sommige dagen geen evenement georganiseerd kan worden. Ook moet men letten op ongunstige periodes. De doelgroep kan op verschillende manieren bereikt worden. Internet wordt door organisaties gebruikt om contact te houden met verschillende actoren, bijvoorbeeld door hun website of op sociale mediasites (Moise & Cruceru, 2014). Bijna alle mensen, die toegang hebben tot internet, maken gebruik van één of meerdere sociale media sites. Organisaties gebruiken de sociale media vooral om informatie te verstrekken en ook om de verschillende evenementen, die zij organiseren, aan te kondigen en te promoten. De doelgroep kan met de sociale media worden geselecteerd naar locatie, geslacht, leeftijd en andere kenmerken. Uit het onderzoek van Moise & Cruceru (2014) blijkt dat facebook het meest wordt gebruikt door internetgebruikers. Gebruikers volgen en bekijken niet alleen de evenementen, die zij willen bezoeken, maar ze bekijken ook evenementen, waar zij nieuwsgierig naar zijn. Door activiteiten te promoten via sociale media kunnen organisaties directer in contact komen met de doelgroep. Het gebruik van sociale media is goedkoper dan betaalde advertenties in bijvoorbeeld een lokale krant (Moise & Cruceru, 2014). Maar met een lokale krant zou een andere doelgroep bereikt kunnen worden dan met sociale media. Daarnaast kan via mond op mondreclame de activiteiten ook gepromoot worden.

(20)

19

CASE OMSCHRIJVING

KOLENKITBUURT

De Kolenkitbuurt is een buurt in Amsterdam West die net buiten de ring ligt. Het is onderdeel van de Bos en Lommer, die in tweeën wordt gesplitst door de A10. Er wordt hierdoor veel geluidsoverlast en luchtvervuiling ervaren (WOW, 2015). Eind jaren 80 is de bevolkingssamenstelling van Bos en Lommer veranderd, autochtone bewoners verhuisden en maakten ruimte voor immigranten van voornamelijk Marokkaanse en Turkse afkomst (WOW, 2015; Respondent C3). De bevolking is hierdoor redelijk monotoon (Respondent C4). Momenteel wonen 8595 personen in de Kolenkitbuurt (CBS, 2016). Er is veel armoede in de buurt (Respondent C4), 63 procent van de bewoners van de Kolenkitbuurt heeft een laag inkomen (CBS, 2016). Een kwart van de huishoudens leeft zelfs onder of rond het sociaal minimum.

De buurt heeft een slechte naam, de Kolenkitbuurt werd een aantal jaar geleden gezien als één van de achterstandsbuurten in Nederland en in 2009 werd de Kolenkitbuurt als de slechtste buurt van Nederland gezien (WOW, 2015). De afgelopen jaren zijn er veranderingen doorgevoerd om van het slechte imago van de buurt af te komen. Er is bijvoorbeeld veel nieuwbouw gebouwd waardoor er veel mensen moesten verhuizen (Respondent C3). Deze stedelijke vernieuwing stuitte op protesten en de economische crisis stopte de ontwikkeling rond 2010 (WOW, 2015). Vanaf dat moment kregen buurtinitiatieven en nieuwe plannen voor leegstaande gebouwen meer kans als een alternatief op de sociale en ruimtelijke vernieuwing in de buurt. De Kolenkitbuurt kreeg hierdoor een initiatief in het voormalige HTS complex (WOW, 2015)

.

In dit hoofdstuk zal de case van het onderzoek, het PlantageLab, toegelicht worden. Eerst zal er kort worden ingegaan op de buurt waar het PlantageLab gevestigd is. Daarna zullen de initiatieven in het complex toegelicht worden. De case omschrijving zal dus breder zijn dan alleen het PlantageLab, dit komt omdat de context waarin de case zich bevindt van belang is. De initiatieven zitten namelijk in hetzelfde complex, zoals in figuur 2 te zien is. Tenslotte zal een uitgebreide omschrijving van het PlantageLab worden gegeven. Er wordt ingegaan op de start van het initiatief, de initiatiefnemers en de onderwerpen waar het PlantageLab zich mee bezig houdt.

PLANTAGELAB WOW

LAAGBOUW

FIGUUR 2: KAART VAN COMPLEX

BRON: CITYOFCOLORS.NL, BEWERKING DOOR A.REEHOORN

(21)

20

WOW

Het gebouw in figuur 3 aan de Wiltzanghlaan uit 1968 laat de heldere architectuurvorm van glas, staal en beton zien. De HTS vertrok in 2000 uit het gebouw en in 2012 trok het initiatief WOW Amsterdam in het complex (WOW, 2015). Een hotelonderneemster en een stedenbouwkundige hebben samen het concept bedacht van een cultureel hostel en samen vormen zij het bestuur van WOW (Respondent B3). In samenwerking met bureau broedplaatsen van de gemeente en stadsdeel West is WOW opgestart (Respondent B4; WOW, 2015). WOW is een zakelijk concept, die een hostel, restaurant en woonplek voor kunstenaars exploiteert (WOW, 2015; Respondent B4). De opbrengst van het hostel wordt geïnvesteerd in verdere ontwikkeling van het gebouw en van de buitenruimte. Naast het zakelijke concept wordt er ook een cultureel programma mogelijk gemaakt voor Amsterdam (WOW, 2015). WOW wil met haar culturele programma de plek en de buurt levendiger maken.

LAAGBOUW

Een deel van het complex bestaat uit de laagbouw, dit is een culturele broedplaats met verschillende initiatieven (Respondent C4; Respondent B1). Dit zijn onder andere Gildelab, ZID theater, Knowmads en AGALab. Gildelab is een ambachtelijk productieatelier (Gildelab, 2015). Ontwerpers kunnen textiel en lederproducten laten produceren en het Gildelab geeft workshops en cursussen. Daarnaast is het Gildelab een naaiatelier voor Marokkaanse vrouwen uit de buurt (Respondent C4). Een ander initiatief in de laagbouw is het ZID theater, ZID is een professionele theatergroep die kunst, cultuur en samenleving verbindt (ZID theater, z.j.). Ze maken theaterproducties met buurtbewoners en professionals. Een ander initiatief in de laagbouw is Knowmads, dit is een alternatieve business school voor persoonlijke groei (Respondent A1; B2). Zij hebben opleidingen voor studenten die op een positieve manier het verschil willen maken in de wereld (Knowmads, 2016). Tenslotte is AGAlab een werkplaats en creatieve ruimte van alles wat te maken heeft met oude en nieuwe print- en druktechnieken (Respondent C4; AGAlab, 2016). Figuur 4 laat delen van de laagbouw zien. De bovenste foto laat een deel van het hoge gebouw van WOW en de laagbouw zien. De onderste foto laat een deel van de (verouderde) binnenplaats zien met daar omheen de laagbouw. FIGUUR 4: LAAGBOUW BRON: ZWERFKEIBEHEER. BLOGSPOT.NL & WOW-AMSTERDAM.nl FIGUUR 3: WOW BRON: ARCAM.NL 16

(22)

21

PLANTAGELAB

START INITIATIEF

In de ogen van de medeoprichter van WOW was de plantage een stukje tuin dat verbonden zou worden met het restaurant van WOW (Respondent B2). Om van de binnenplaats een tuin te maken, moest er veel veranderen. Een vrijwilligster van het AGAlab wilde het asfalt uit de binnenplaats halen (Respondent B2). Ze stelde de vraag aan een bedrijf, maar die konden haar niet helpen. Respondent B2 werkte bij dat bedrijf en vond het een interessante vraag en stelde voor om langs te komen. Hier kwam hij in contact met de stedenbouwkundige en die vroeg iemand van Knowmads om een businessplan te schrijven. Uiteindelijk bleek het handiger om de buitenruimte, het PlantageLab, los te organiseren van WOW (Respondent B4). In 2014 is het PlantageLab een stichting geworden, zij beheren de buitenruimte van WOW (WOW, 2015; van Ruyven, 2016). In 2016 is er een basis gelegd voor een organisatiestructuur en infrastructuur, hierdoor is de duurzame ontwikkeling en exploitatie van de plantage mogelijk (van Ruyven, 2016). De organisatie van het PlantageLab bestaat uit een coördinatieteam, die verantwoordelijk is voor het integrale beleid, de uitvoering, de programmering en de ontwikkeling van de plantage als levend platform (van Ruyven, 2016). Daarnaast is er een tuincoördinator, een maakwerkplaats coördinator, een programma coördinator en een netwerk coördinator. Het bestuur van het PlantageLab bestaat uit de stedenbouwkundige van WOW, iemand van AGAlab en twee sociaal ondernemers (Respondent B1).

Het ontwikkelen en bouwen van de plantage staat nu centraal voor het PlantageLab (Respondent B1; B3). Inmiddels zijn ze twee jaar bezig op de Plantage: “we zijn hier al twee jaar bezig en soms word ik daar moedeloos van, maar ik zie de dromen die we hadden en dat zei … laatst ook, die is er pas een jaar bij betrokken en die zei: kijk om je heen, het is wel allemaal gelukt, we hebben een kas, er is een tuin, we zijn het dak op gegaan, we hebben een organisatie (Respondent B2)”. Er zijn zelfs al grote stappen gezet: “hoeveel jaar geleden heb ik de bouwtekening gezien, de planning gezien en de gedachtes erachter enzovoorts en die heb ik gewoon zien ontwikkelen en nu zie je gewoon wat er staat en dat vind ik een mooi proces en hoe het er nu bij staat vind ik het echt onwijs gaaf (Respondent C1)”.

DE INITIATIEFNEMERS

In het onderzoek is met vier initiatiefnemers van het PlantageLab gesproken. Deze mannen is tussen de 29 en 57 jaar (Respondent B1; B2; B3; B4). Eén woont in Stadsdeel Oost, één Stadsdeel Centrum en twee buiten Amsterdam. Het is opvallend dat niemand in Amsterdam West woont. Twee respondenten zijn autochtoon en de andere respondenten zijn beide tweede generatie allochtoon, dit laat een diversiteit zien. Drie van de betrokkenen bij het PlantageLab hebben een HBO opleidingsniveau en één heeft een universitaire bachelor gehaald. Ze hebben dus alle vier een hogere opleiding gevolgd, hierdoor lijkt het alsof zij tot de participatie-elite behoren.

De initiatiefnemers hebben verschillende redenen waarom ze met het PlantageLab zijn gestart. Respondent B2 is bij het PlantageLab begonnen, omdat hij tijd had en vond dat er ruimte moest komen voor een experiment. Daarnaast wil hij de wereld verbeteren: “ik wilde de wereld wel beter maken, ik ben wel activistisch genoeg om te zeggen volgens mij kan het anders, beter, hebben we niet alternatieven, dat is wel mijn persoonlijke drive (Respondent B2)”. Hij voelt het als zijn plicht om een bijdrage te leveren aan het experiment op de plantage. Daarnaast vindt hij het belangrijk om het PlantageLab op de kaart te zetten. Respondent B1 en B3 hebben een ander reden, zij willen samen een project buiten de stad ontwikkelen, dat project gaat jaren duren en ze zien de plantage als een pilot (Respondent B1; B3). De plantage

(23)

22 is voor hen in feite een plek om te experimenteren, waarbij ze wel willen dat de plantage goed van de grond komt. Een andere initiatiefnemer wil zich ontwikkelen tot een maatschappelijke tuinder (Respondent B4).

Uit het onderzoek blijkt dat persoonlijke motieven en doelgerichte motieven meespelen bij de initiatienemers van het PlantageLab. Het persoonlijke motief is dat sommigen zichzelf willen ontwikkelen, anderen willen later een groter project opzetten en zien het PlantageLab als een testplek. Daarnaast is het doelgerichte motief om te

participeren bij het PlantageLab, omdat men idealistisch wil bijdragen aan de kwaliteit van de stad.

DUURZAME STEDELIJKE ONTWIKKELING

Het PlantageLab focust zich vooral op duurzame stedelijke ontwikkeling, zoals de stadstuin en andere projecten. De plantage is een experimentele plantage, waar door middel van milieuvriendelijke productie groente, fruit en andere planten worden verbouwd (WOW, 2015). Er zijn houten bakken neergezet, die te zien zijn in figuur 5, waar de planten in kunnen groeien (Respondent B3; C1). Het PlantageLab gebruikt geen specifieke manier om te tuinieren, zoals een van de respondenten beschrijft: “ja ik vind het leuk dat je dat niet hoeft te benoemen van biologisch, we eten vandaag biologisch uit de tuin (..) ik heb ook niet een bepaalde manier van tuinieren, een bepaalde stroming, maar gewoon logisch we spuiten niet, geen kunstmest, geen naam of zo (Respondent B4)”. Naast de stadstuin is er op de plantage ruimte voor innovatie in de fysieke ruimte, het is een plek om te experimenteren (Respondent B2). De plantage kan hierdoor een living lab zijn, dat impact heeft op de hele stad. Respondent B2 focust zich op het PlantageLab als een living lab en respondent B4 focust zich juist op het PlantageLab als stadstuin, het is opvallend dat zij op verschillende manieren met het PlantageLab bezig zijn.

FIGUUR 5: HET PLANTAGELAB BRON: FACEBOOK.COM/ PLANTAGELAB

(24)

23

ONDERZOEKS

(25)

24

GEBOUWDE OMGEVING

In dit hoofdstuk wordt samen met de lezer door de gebouwde omgeving heengelopen. De kaart van figuur 6 kan helpen om de locatie begrijpen. De omschrijving van de gebouwde omgeving begint bij het plein om vervolgens de gebouwde omgeving van WOW en het PlantageLab te omschrijven. Tenslotte wordt de directe omgeving rondom het complex beschreven. In het hoofdstuk staat de invloed van de gebouwde omgeving op het PlantageLab centraal.

PLEIN

Het plein is het visitekaartje van het complex, het plein is namelijk te zien vanaf de weg. De eerste indruk die bezoekers van het PlantageLab krijgen wordt beïnvloed door het plein, omdat dit het eerste is wat zij zien wanneer zij op de weg of over het plein lopen en hun auto of hun fiets op het plein parkeren. Het plein ziet er sober onderhouden uit en op er ligt een beetje afval. Het plein bestaat uit verschillende onderdelen, er is een parkeerplaats, een fietsenstalling, een groene heuvel en tegels. Langs de gebouwen staan strak gesnoeide bomen, op het plein een aantal bomen en in de buurt van de doorgaande weg ligt een grasveldje (Observatie, 8 nov). Langs het gebouw van WOW staan bankjes en langs het restaurant (linker rode gedeelte in figuur 6) staan picknickbanken (Observatie, 22 nov). Toch lijkt het plein niet uitnodigend voor sociale interactie. In het midden van het plein staat een houten opstelling waar WOW op staat, dit blijkt een podium te zijn die in figuur 7 te zien is (Respondent C4). Daarnaast staat er een kunstwerk aan de voorkant van het plein, dit is een soort van stalen constructie die rechts onderin in figuur 7 te zien is (Observatie, 8 nov).

PLANTAGELAB WOW

LAAGBOUW WEG VOETPAD FIGUUR 6: HET COMPLEX

FIGUUR 7: PLEIN BRON: ARCAM.NL

(26)

25

WOW

Het gebouw van WOW ziet er grauw, sober, grijs en verouderd uit (Observatie, 8 nov). Zodra de zonneschermen van het gebouw neer gaan, wordt het een kleurrijk geheel, zoals te zien is in figuur 8. Op het gebouw staat een heel grote banner met daarop WOW, hierdoor is het voor bezoekers en voorbijgangers duidelijk dat WOW in het gebouw zit. Het gebouw van WOW is daarnaast herkenbaar door posters op de ramen van het restaurant en het podium op het plein. Het PlantageLab, dat achter het gebouw van WOW ligt, is echter niet herkenbaar voor de bezoeker en de voorbijganger. Er wordt nergens aangegeven dat het PlantageLab ook in het complex zit.

Vanaf de weg is de ingang van WOW slecht te zien (Observatie, 16 nov). Een bezoeker moet een aantal fysieke obstakels nemen om te ingang van WOW te vinden (Respondent C4). Vanaf de tunnel onder de A10 belemmeren de groene heuvel en de fietsenstalling het zicht. Er staat dus te veel in de weg om de ingang te vinden en de afstand van de weg naar de ingang is een barrière: “ja de afstand van de entree tot de weg is al een enorme barrière (Respondent C4)”.

Eenmaal binnen ziet WOW er heel anders uit, er staan veel kunstwerken waardoor het een creatieve uitstraling heeft. De binnenruimte van WOW is redelijk donker, maar door de sfeervolle inrichting en de juiste verlichting is dit niet hinderlijk. Er is een receptie van het hostel en er zijn veel tafels, waar je aan kunt zitten (Observatie, 8 nov). Er is een fijne sfeer, constant zijn er zachte geluiden te horen van stemmen (Observatie, 16 nov).

PLANTAGE

Om bij de plantage te komen moet men door het gebouw van WOW (Observatie, 8 nov; Respondent C3). Vanaf de ingang van WOW is de binnenplaats moeilijk te zien. Men moet langs de receptie en door een ruimte met kunstobjecten met tafels en banken om bij de plantage te komen. In eerste instantie valt het de onderzoeker niet op, maar boven de deur naar buiten hangt een bordje “PlantageLab” (Observatie, 22 nov). Toch is het lastig om de plantage te vinden. Dit is namelijk het enige bordje, verder wordt het PlantageLab nergens genoemd. Dit is slecht voor de zichtbaarheid voor het PlantageLab, mensen kennen de plantage niet, omdat ze niet zichtbaar zijn (Respondent A1).

Men hoeft echter niet per se door WOW, om bij de plantage te komen. Via een ijzeren schuifdeur in het hek langs de zijkant van het PlantageLab kan men ook naar binnen. Dit is echter niet de normale ingang. Volgens respondent B4 komt er een nieuwe ingang van het PlantageLab op een andere plek van het hek. Dit zou een toevoeging zijn voor de zichtbaarheid en de gastvrijheid omdat de bezoeker dan niet door WOW hoeft te gaan. Echter is er wel een goed systeem nodig, de bezoekers moeten namelijk gereguleerd worden (Respondent B4). Mensen kunnen anders zomaar via de plantage het gebouw van WOW binnen lopen zonder dat ze opgemerkt worden.

De locatie van het PlantageLab heeft een grote invloed op het initiatief, doordat het PlantageLab op een binnenterrein zit, is het erg naar binnen gekeerd (Respondent C3; C4) .

FIGUUR 8: WOW BRON:

WOW-AMSTERDAM.NL

(27)

26 Hierdoor zijn ze slecht zichtbaar voor de buurt. Op de plantage wordt volop gebouwd, hierdoor heeft het een ietwat rommelige uitstraling, maar alsnog ziet het er goed onderhouden uit (Observatie, 8 nov). Er is veel beton te zien en de gebouwen rondom de binnentuin hebben een sombere uitstraling. Op de plantage zijn veel plantenbakken, deze groene omgeving van het PlantageLab heeft een positief effect, omdat groen uitnodigt tot sociale interactie.

Er is een neutrale geur en er valt voldoende licht dat op de binnenplaats (Observatie, 8 nov). Rondom het PlantageLab staan hoge bomen, die zichtbaar zijn vanaf de binnenplaats. De gekleurde containers, het kunstwerk van een kip, de bakken om in te tuinieren en de kas zien er uitnodigend uit. Door de glasconstructie van de kas is hier veel licht. De bakken om te tuinieren nodigen uit tot sociale interactie omdat er samen getuinierd kan worden. Rond het heuveltje bij het kunstwerk van de kip liggen boomstammen om op te zitten en er staan picknicktafeltjes. Er is geen centrale plek voor een bezoeker, dit kan verwarrend zijn voor iemand die langskomt.

OMGEVING

De plantage is gelegen naast de A10, het geluid van voorbij zoevende auto’s is duidelijk aanwezig (Observatie, 8 nov). Door de uitstoot van de auto’s is de luchtkwaliteit laag. De uitstoot van de A10 is niet schadelijk voor de planten (Respondent B4), maar het is wel belangrijk dat de groente goed gewassen wordt voor het eten. Het is opvallend dat het PlantageLab naast de A10 gevestigd is, hierdoor is er geluidsoverlast en een ongezonde lucht. Door deze tegenstrijdigheid is dit een goede plek om mensen bewust te maken van stedelijke problemen omtrent de klimaatverandering.

Rondom het complex ligt een voetpad, waardoor er een rondje om het complex gelopen kan worden, dit is te zien in figuur 6 (Observatie, 16 nov). Vanaf het plein kan langs het restaurant en het complex worden gelopen. Aan de ene kant staan woningen en aan de andere kant het restaurant van WOW, de patio van WOW en een deel van de laagbouw. In dit deel van de laagbouw zijn verschillende initiatieven gevestigd, waaronder Knowmads. Aan het eind van het pad kan men richting het oosten gaan. Hier zit het gebouw van AGALab. Aan de andere kant zijn sportvelden. Tussen AGA en het andere gedeelte van de laagbouw zit een “gat” tussen de gebouwen wat gevuld is met een glazen doorgang met deuren. Het PlantageLab is hier dus van buitenaf te zien, bezoekers van de initiatieven kunnen hierdoor de plantage bekijken. Het PlantageLab heeft hier de mogelijkheid om deze bezoekers te betrekken bij het initiatief door middel van bijvoorbeeld een informatiebord, waardoor de zichtbaarheid wordt vergroot. In het laatste gebouw zit het ZID theater en het Gildelab. Er zit veel graffiti op de gebouwen en ook de geluidswal van de ring zit vol met graffiti. Daarom ziet het er slecht onderhouden uit en er ligt veel afval langs de zijkanten van alle gebouwen. Daardoor hebben deze gebouwen een slechte uitstraling.

Om het rondje af te maken kan men langs de zijkant van de plantage terug naar het plein lopen (Observatie, 16 jan). Hier staat een lang hek en door de spijlen van het hek is het PlantageLab goed zichtbaar. Op het hek staat een groot verboden toegang bord, hierdoor is het niet gastvrij. Respondent A4 heeft voorgesteld om bordjes op het hek te plaatsen met you are welcome. Dit is een goed idee om mensen welkom te laten voelen, bovendien kan een uitleg of een bord met ‘Het PlantageLab’ de zichtbaarheid van het initiatief vergroten.

(28)

27

ACTOREN

In het netwerk van het PlantageLab komen veel actoren voor. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste actoren genoemd en wordt hun relatie met het PlantageLab of andere belangrijke actoren kort beschreven. De actoren zijn onder te verdelen in verschillende groepen, namelijk Amsterdamse actoren, actoren uit de buurt, actoren uit het complex en actoren op de plantage. De verschillende actoren zijn in tabel 1 te zien. De actoren uit het complex; WOW, AGALab, Gildelab, ZID theater en Knowmads, zijn in de case omschrijving al uitgebreid aan de orde gekomen, dus worden ze hier alleen kort genoemd.

AMSTERDAM

Gemeente Amsterdam is een belangrijke partij in het netwerk van het PlantageLab (Respondent B2). Op het PlantageLab krijgt men te maken met de projectleiders vastgoed, de wegbeheerder openbare ruimte en met mensen met duurzaamheid in hun portefeuille. De stedenbouwkundige uit het bestuur van WOW heeft lang bij de gemeente gewerkt en is dus een belangrijke schakel tussen het PlantageLab en de gemeente (Respondent B2). Door het contact met de gemeente kan het PlantageLab invloed uitoefenen of de gemeente inspireren om de stad klimaatbestendig te maken. Het PlantageLab heeft ook contact met de basisscholen en heeft contact met de Universiteit van Amsterdam (Respondent B1).

BUURT

CONNECT

Connect is een burgerinitiatief in Amsterdam dat jongeren begeleidt in het ontwikkelen van een positieve identiteit en levensinstelling (Connect, 2016). Ze doen allerlei maatschappelijke projecten die vaak over veiligheid en overlast gaan (Respondent C2). Connect heeft contact met verschillende gemeentes in Nederland, verschillende stadsdelen in Amsterdam en een aantal scholen en universiteiten. Connect richt zich daarnaast ook op vrouwen in Amsterdam

A

CTORE

N

AMSTERDAM KENNISINSTELLING OVERHEID BUURT VOORUIT CASCOLAND CONNECT COMPLEX WOW LAAGBOUW AGALAB KNOWMADS ZID THEATER GILDELAB PLANTAGELAB VRIJWILLIGERS IMKER FARMING SOCIETY RAINPROOF LE COMPOSTIER AMSTERDAM KRUIDENTHEE ONSETEN AANDEELHOUDERS RESTAURANTS TABEL 1: DE ACTOREN 23

(29)

28 West die weinig het huis uit komen (Respondent B1; C2). Voor deze vrouwen is een project in de kleine kas op de plantage1.

CASCOLAND

Cascoland is een kunstenaarscollectief dat sinds 2010 in de Kolenkitbuurt zit (Trienekens et al, 2016). Cascoland is al jaren actief in de publieke ruimte van de buurt en focust zich op kunst en cultuur (Respondent B2; C4). Zij leggen contact met de buurt en verkennen hierbij lokale vragen en ideeën, hierbij richten zij zich erg op de buurtbewoners (Trienekens et al, 2016). Op die manier brengen zij de buurt nader tot elkaar (Respondent B2). Ze bereiken, op een creatieve en intensieve wijze, bewoners waarmee de gemeente niet in contact kan komen (Trienekens et al, 2016). Dit doen zij door culturele activiteiten, die samen met buurtbewoners worden uitgevoerd. Ze zijn constant aan het praten met verschillende partijen en proberen iedereen bij elkaar te krijgen (Respondent C3). Het werk dat Cascoland doet verschilt per periode, momenteel zijn ze bezig met deeleconomieën en het ontwikkelen van een braakliggend plantsoen in de Kolenkitbuurt. Dit plantsoen wordt ingericht met de hulp van Cascoland en de buurtbewoners (Trienekens et al, 2016). Het is opvallend dat Cascoland hier de mogelijkheid heeft om samen met de buurtbewoners de openbare ruimte in de Kolenkitbuurt in te richten. Cascoland heeft daarnaast een stadstuin in de buurt opgericht, een voorbeeld van een deeleconomie.

VOORUIT

VoorUit is een organisatie die woonruimtes, in onder ander de Kolenkitbuurt, aan studenten aanbiedt, in ruil voor maatschappelijk werk in de wijk (VoorUit, z.j.; Respondent C4). Een kunstenaar die momenteel in WOW woont heeft eerst via VoorUit in de Kolenkitbuurt gewoond. Hierdoor heeft ze veel contact met buurtbewoners gekregen. Samen met de kunstenaar, VoorUit en WOW is een fotoclub voor buurtkinderen gestart2. VoorUit treedt hier

als een mediator op tussen de buurt en WOW (Respondent C3).

COMPLEX

WOW EN LAAGBOUW

WOW en de initiatieven in de laagbouw zijn uitgebreid in de caseomschrijving besproken, zij zijn belangrijke actoren in het netwerk van het PlantageLab. Dit komt omdat ze in hetzelfde complex zitten en alle initiatieven op de binnenplaats van het PlantageLab uitkijken. Hierdoor ontstaat een binding. WOW heeft een grote rol in het verhaal van het PlantageLab, maar de laagbouw nog niet, de interactie met de laagbouw gaat nog op gang komen (Respondent B1).

PLANTAGELAB

VRIJWILLIGERS

Op het PlantageLab komen vrijwilligers langs om te helpen met de tuin en de bouw, de groep vrijwilligers bestaat uit ongeveer dertig mensen (Respondent B3). Vijf á zes mensen zijn vast betrokken en komen regelmatig langs. Zij wonen in de buurt en vinden het heel leuk op de plantage (Respondent B4). Nabijheid voor vrijwilligers is belangrijk: “we hebben dus gemerkt dat het belangrijk is dat mensen echt uit de buurt komen, want als het verder is dan fietsafstand, dan kom je al gauw niet, niet wekelijks, dus dat is belangrijk dat je uit de buurt komt (Respondent B4)”. Het is dus belangrijk dat vrijwilligers uit de buurt komen, niet veel

1 Dit project in de kleine kas wordt in het hoofdstuk over de activiteiten op het PlantageLab toegelicht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

A related question is: Does countenancing םיהלא objects with indeterminate parts entail that composition of the relations between םיהלא and natural phenomena be vague, that

Brachyspira murdochii wordt af en toe gemeld als pathogeen maar bij experimentele infectie blijkt dat er hoge kiemaan- tallen nodig zijn voor het ontwikkelen van een eerder

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of