• No results found

Had de 'migratiecrisis' (2015) een impact op partijstandpunten?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Had de 'migratiecrisis' (2015) een impact op partijstandpunten?"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HAD DE ‘MIGRATIECRISIS’ (2015) EEN

IMPACT OP PARTIJSTANDPUNTEN?

EEN

SUMMATIVE

CONTENT

ANALYSIS

VAN

VERKIEZINGSPROGRAMMA’S VAN DRIE REGERENDE POLITIEKE

PARTIJEN

Aantal woorden: 9.983

Lisa Koopman

Studentennummer: 01805607

Promotor: Prof. dr. Hendrik Vos

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de EU-studies Academiejaar: 2019 – 2020

(2)

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.

Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(3)

III

Abstract

Deze masterproef onderzoekt de impact van de ‘migratiecrisis’ (2015) op standpunten over migratie en integratie van migranten bij regeringspartijen. Migratie is het zich verplaatsen/ verhuizen om opzoek te gaan naar betere kansen, in een ander land. Integratie van migranten focust op de manier waarop mensen, die zich blijvend willen vestigen in een vreemd land, moeten integreren in een samenleving. Door middel van een summative inhoudsanalyse van de verkiezingsprogramma’s van CDU (Duitsland), VVD (Nederland) en Fine Gael (Ierland) pré- en post- 2015 wordt nagegaan of deze thema’s frequenter worden aangeraakt en hoe ze inhoudelijk evolueerden (kwalitatief). Het onderzoek wijst uit dat het migratiethema na 2015 minder vaak aan bod komt in de programma’s van de onderzochte partijen. De inhoudelijke klemtonen verschillen wel: migratie wordt positiever benaderd bij Fine Gael, en negatiever bij CDU en VVD. Over integratie van migranten spreekt CDU zich positief uit, terwijl Fine Gael en VVD er negatiever tegenover staan. Uit het onderzoek blijkt dat sommige evoluties al langer aan de gang waren, waardoor kan worden vermoed dat de impact van de ‘migratiecrisis’ op de standpunten van

regeringspartijen niet sterk uitgesproken is. De inhoudelijke verschuivingen zijn bovendien heel land gebonden.

(4)

IV

Inhoud

1. Inleiding ... 11

2. Literatuuroverzicht: welke factoren bepalen een migratiebeleid? ... 13

2.1. Factoren die het nationaal standpunt van een land bepalen ... 14

2.2. Factoren die partijstandpunten bepalen ... 17

2.3. Conclusie: de rol van politieke partijen ... 21

3. Probleemstelling: de ‘migratiecrisis’ als beïnvloedende factor? ... 23

4. Onderzoeksopzet ... 25

4.1. Onderzoeksmethode: een summative content analysis ... 25

4.2. Datagegevens: lidstaten en politieke partijen ... 26

4.2.1. Lidstaten ... 27

4.2.2. Politieke partijen ... 27

4.2.3. Resultaten na het toepassen van selectiecriteria ... 28

4.3. Analysemethode ... 30

4.3.1. Stap 1: het coderen van de verschillende programma’s in Nvivo ... 31

4.3.2. Stap 2: berekenen van saliency en position ... 33

4.3.3. Stap 3: toevoegen van eigen cijfergegevens aan de bestaande dataset ... 34

5. Exploratief empirisch onderzoek ... 35

5.1. Onderzoeksresultaten ... 35

5.2. Analyse van de onderzoeksresultaten ... 37

5.2.1. Analyse resultaten voor deelvraag 1 ... 37

5.2.2. Analyse resultaten voor deelvraag 2 ... 39

5.3. Antwoord op de onderzoeksvraag ... 43

5.3.1. Antwoord op deelvraag 1 ... 43

5.3.2. Antwoord op deelvraag 2 ... 44

5.3.3. Had de ‘migratiecrisis’ een impact op partijstandpunten? ... 45

6. Conclusies ... 47

Referenties ... 51

Bijlage 1: selectiecriteria lidstaten ... 55

Bijlage 2: codering per verkiezingsprogramma ... 56

(5)

V

Voorwoord

In wat volgt kunt u de masterproef lezen die ik heb geschreven in het kader van mijn Masteropleiding EU-studies aan de Universiteit te Gent. Deze masterproef onderzoekt of de ‘migratiecrisis’ een impact had op verkiezingsprogramma’s van politieke partijen. Hierbij onderzoek ik de evolutie van drie partijen (CDU, VVD en Fine Gael) van drie Europese lidstaten: Duitsland, Nederland en Ierland over het thema migratie. Deze masterproef heb ik geschreven startende in Oktober 2019 tot en met Mei 2020.

De onderzoeksvraag van deze masterproef resulteert uit een literatuurstudie. Het verdere onderzoek omvatte zowel een kwalitatief als kwantitatief onderdeel waarbij ik ook gebruik maakte van de database Party Manifesto Project, specifiek Parties’ Immigration and Integration Position Dataset. Tijdens het schrijven van mijn masterproef kon ik rekenen op de hulp van mijn promotor, Professor Hendrik Vos. Hij stond steeds paraat om vragen te beantwoorden en mijn masterproef te herlezen en mij tips en advies te geven.

Bij deze wil ik graag mijn gezin en mijn vriend(en) bedanken voor de fijne ondersteuning tijdens het schrijven van mijn masterproef, ze stonden altijd klaar om hun visie te formuleren op bepaalde vragen waar ik mee zat. Daarnaast wil ik ook graag mijn medestudenten bedanken die tijdens de Werkcolleges Masterproef grondige feedback en nuttige tips gaven om mijn masterproef in de juiste richting te sturen. Ik wens u veel leesplezier toe.

(6)

VI

Lijst van gebruikte tabellen, figuren en grafieken

Figuur 1: breuklijnmodel van Lipset & Rokkan (1967) p.14

Figuur 2: hierarchical coding of immigration and immigrant integration positions

Tabel 1: verkiezingen per betrokken land van de Europese Unie in PImPo voor en na 2015 Tabel 2: categorieën met betrekking tot immigratie en immigrant integratie

Tabel 3: CDU 2017 - immigration related sentences Tabel 4: CDU 2017 - immigrant integration related Tabel 5: FG 2016 - immigration related sentences

Tabel 6: FG 2016 - immigrant integration related sentences Tabel 7: VVD 2017 – immigration related sentences

Tabel 8: VVD 2017 - immigrant integration related sentences

Tabel 9: CDU 2017 resultaten immigration and integration related sentences op basis van onderverdeling sceptical (-1), neutral (0) en supportive (+1)

Tabel 10: FG 2016 resultaten immigration and integration related sentences op basis van onderverdeling sceptical (-1), neutral (0) en supportive (+1)

Tabel 11: VVD 2017 immigration and integration related sentences op basis van onderverdeling sceptical (-1), neutral (0) en supportive (+1)

Tabel 12: dataset van cijfergegevens van eigen berekeningen en van PImPo Tabel 13: samenvatting evolutie prominentie van het thema migratie en integratie Tabel 14: samenvatting positie ten aanzien van het thema migratie en integratie Tabel 15: samenvatting positie en frequentie van het thema migratie en integratie Tabel 16: opties voor volgend onderzoek

Grafiek 1: Evolutie van de prominentie van zinnen met betrekking tot immigratie en integratie in verkiezingsprogramma’s van CDU in 2009, 2013 en 2017

Grafiek 2: Evolutie van de prominentie van zinnen met betrekking tot immigratie en integratie in verkiezingsprogramma’s van Fine Gael in 2007, 2011 en 2016

Grafiek 3: Evolutie van de prominentie van zinnen met betrekking tot immigratie en integratie in verkiezingsprogramma’s van de VVD in 2006, 2010 en 2017

(7)

VII

Grafiek 4: de evolutie van de positie van de CDU ten aanzien van migratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van 2009, 2013 en 2017

Grafiek 5: de evolutie van de positie van Fine Gael ten aanzien van migratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van 2007, 2011 en 2016

Grafiek 6: de evolutie van de positie van de VVD ten aanzien van migratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van 2009, 2013 en 2017

(8)

VIII

Lijst van gebruikte afkortingen

AFSJ Area of Freedom, Security and Justice CDA Christen Democratisch Appèl

CDU Christlich Demokratische Union CSU Christlich-Soziale Union in Bayern CU Christen Unie

D66 Democraten 66 EU Europese Unie FG Fine Gael

FOM Freedom of Movement

FPO Freiheitlische Partei Österreichs

GPPI Governing Party Preferences on Immigration i.e. In essence

I4C Independents for Change KD Suomen Kristilisdemokraatit KESK Suomen Keskusta

KOK Kansallinen Kokoomus LAB Labour Party

MP Miljöpartiet De Gröna OVP Österreichsiche Volkspartei

PImPo Parties’ Immigration and Integration Position Dataset PP Partido Popular

PS Franse Socialistische partij PvdA Partij van de Arbeid QS Quasi Sentences

S Socialdemokratiet i Danmark S Socialdemokratiska Arbetarepartiet

(9)

IX

SDP Suomen Sosialidemokraattinen Puolue SF Socialistisk Folkeparti

SFP Svenska Folkepartiet i Finland

SPD Sozialdemokratische Partei Duetschlands SPÖ Sozialdemokratische Partei Österreichs V Venstre (Danmarks Liberale Parti) VAS Vasemmistoliito

VIHR Vihreä Liitto

(10)

X

Begrippenlijst

Vooraleer ik van start ga is het belangrijk om te verduidelijken welke definitie ik hanteer voor de concepten die veel aan bod komen in deze masterproef.

Begrip Definitie

Migratie Het verhuizen of zich verplaatsen (Van Dale 2006,

p. 554)

Vertrekken uit hoop en op zoek naar betere kansen (Stichting Vluchteling, 2018)

Immigratie Het zich blijvend vestigen in een vreemd land (Van

Dale 2006, p. 396)

Vluchteling Persoon die gedwongen zijn of haar land is

ontvlucht vanwege oorlog, geweld of vervolging (Stichting Vluchteling, 2018)

Asielzoeker Iemand op de vlucht die internationale

bescherming zoekt, maar wiens beroep op vluchtelingenstatus nog niet bepaald is (Stichting Vluchteling, 2018)

Integratie/ integreren Het maken tot een harmonisch geheel of

opnemen in een geheel/ in een eenheid opgaan (Van Dale 2006, p.410)

Integratie van immigranten Mensen die zich blijvend willen vestigen in een vreemd land moeten zich integreren in een samenleving, dus het gevoel krijgen dat ze er bij horen en van dezelfde rechten genieten (Vlaamse overheid, z.d.)

Het woord ‘migratie’ kan opgesplitst worden in emigratie en immigratie waarbij emigratie slaat op het vertrekken uit eigen land (Van Dale 2006, p. 250) en immigratie op het blijvend vestigen in een vreemd land. In deze masterproef zal het begrip ‘immigratie’ en ‘migratie’ vaak door elkaar gebruikt worden, waarbij er telkens gebruik gemaakt wordt van de achterliggende definitie hier vermeld: het verhuizen of zich verplaatsen naar een vreemd land om zich daar permanent te vestigen.

(11)

11

1. Inleiding

De Europese Unie houdt zich als sinds 1990 bezig met beleidsdomeinen die, in sé, een interne dynamiek hebben met een belangrijk extern component, de zogenaamde external policies of foreign policy. In het Verdrag van Lissabon (2007) werd afgesproken om een Area of Freedom, Security and Justice (AFSJ) te creëren waarbij er (1) geen interne grenzen zijn, (2) er vrij verkeer van personen geldt, (3) er gezamenlijke regels gelden voor grenscontroles en met een (4) gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid.

De discussie over de inhoud van het Europees asiel- en migratiebeleid laaide op tijdens de ‘migratie- of vluchtelingencrisis’ die een piek kende in 2015. Meer dan 1 miljoen mensen bereikten in deze periode Europa, meestal via een gevaarlijke tocht op de Middellandse Zee. Daarnaast verbleven er 2.2 miljoen illegale migranten in Europa (Europees Parlement, 2019). Duitsland registreerde de meeste

asielaanvragen, Zweden en Oostenrijk volgden op de voet. Zowel Duitsland als Zweden hanteerden een zogenaamde ‘Willkommenskultur’ die het aantrekkelijk maakte voor vele vluchtelingen en migranten om bij deze landen een asielaanvraag in te dienen (De Vroey, z.d.).

Zowel binnen de lidstaten als tussen lidstaten laaide de discussie heftig op over hoe we deze

‘migratiestroom’ moesten benaderen en aanpakken. In België leidde het eind 2018 tot de val van regering Michel I na onenigheid tussen de regeringspartijen over het al dan niet tekenen van het migratiepact van de Verenigde Naties.

Tussen de lidstaten van de Europese Unie heerste er grote verdeeldheid over de, al dan niet, Europese aanpak van de ‘migratiecrisis’. Zo pleitte Italië, die met zijn ligging aan de Middellandse Zee veel drenkelingen redde of boten moest laten aanmeren, voor een Europese verdeelsleutel voor de opvang van vluchtelingen (de Boer, 2015). De grote toestroom van vluchtelingen in Italië kon het land niet aan, aangezien de Dublin-verordening onder meer stelt dat het land die aan de grens van de Schengenzone een asielzoeker toelaat, verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van deze persoon (Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 2016). Duitsland was ook grote voorstander van dergelijke verdeelsleutel aangezien de mate van asielaanvragen in 2015 zeer sterk steeg. Bijvoorbeeld in het weekend van 13 september 2015 steeg het aantal vluchtelingen in München tot 20.000 (Haeck, z.d.). Grote weerstand op deze Europese verdeelsleutel kwam vanuit de Oost-Europese lidstaten, waaronder Hongarije en Slowakije (de Boer, 2015).

(12)

12

In deze masterproef zal ik dieper ingaan op de verdeeldheid tussen Europese lidstaten en de oorzaken van deze verdeeldheid. Specifiek ga ik op zoek naar factoren die bepalen waarom een lidstaat een open of net restrictief migratiebeleid prefereert. Daaruit blijkt dat regerende politieke partijen een belangrijke rol spelen in het bepalen van beleidskeuzes- en uitkomsten van een land. Maar welke factoren bepalen of een politieke partij een open of restrictief migratiebeleid verkiezen? Wordt dit enkel bepaald door hun ideologie of spelen er nog andere factoren een beïnvloedende rol?

Wat opviel in de literatuur is dat er nauwelijks onderzoek is gedaan om na te gaan welke rol de ‘migratiecrisis’ op zich speelde in het al dan niet wijzigen van partijstandpunten ten aanzien van

migranten. Daarom zal ik in deze masterproef de vraag onderzoeken: Had de ‘migratiecrisis’ een impact

op partijstandpunten?

Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik de hoofdvraag opgedeeld in twee deelvragen Bij de eerste ligt de focus eerder op kwantitatief onderzoek waarbij ik na zal of het thema migratie en integratie frequenter aan bod komt binnen de verkiezingsprogramma’s van regerende politieke partijen. Een tweede deelvraag focust zich op kwalitatief onderzoek waarbij ik de evolutie van de context van het thema migratie en integratie zal onderzoeken in verkiezingsprogramma’s van diezelfde partijen. Ik zal hierbij gebruik maken van de database van het Party Manifesto Project, specifiek de Parties’ Immigration and Integration Position (PImPo) Dataset die de verkiezingsprogramma’s rond het thema migratie en integratie voor verkiezingen tot en met 2013 heeft gecodeerd. Ik zal, op basis van het codeerboek van PImPo, de verkiezingsprogramma’s van de verkiezingen na 2013 coderen van diezelfde politieke partijen. Specifiek zal ik mij focussen op de CDU (Duitsland), de VVD (Nederland) en Fine Gael (Ierland), omdat deze partijen voldoen aan de selectiecriteria die ik bepaald heb. Deze selectiecriteria zijn onder andere of de partij voor beide verkiezingen de grootste was én zetelde in de regering na de

verkiezingen.

In het eerste deel van deze masterproef geef ik het literatuuronderzoek weer waarop de probleemstelling en de uiteindelijke onderzoeksvraag, en deelvragen, gebaseerd zijn. Daarna zal het onderzoeksopzet uitvoerig beschreven worden waarin onder andere de onderzoeks- en analysemethode en de verzameling van data aan bod komen. Op basis daarvan zal ik het onderzoek dan toepassen. Afsluitend zal er nog een algemene conclusie gemaakt worden met ook enkele kritische bedenkingen en suggesties voor eventueel verder onderzoek.

(13)

13

2. Literatuuroverzicht: welke factoren bepalen een

migratiebeleid?

In academisch onderzoek rond dit thema zijn er verschillende onderzoekscholen die dynamieken rond het Europees asiel- en migratiebeleid proberen te verklaren. Lange tijd was het dominante framework om dit beleid te analyseren het intergouvernementalisme dat via de ‘venue-shopping’ theorie het asiel- en migratiebeleid in de Unie verklaart. Deze theorie houdt in dat lidstaten met restrictieve

beleidsvoorkeuren deze kunnen realiseren op Europees niveau, om zo te ontsnappen aan binnenlandse beperkingen opgelegd door bijvoorbeeld andere ministers, de oppositie of bepaalde belangengroepen. Na de communautarisering van het asiel- en migratiebeleid in het verdrag van Amsterdam (1997) en de introductie van het gemeenschapsrecht in de vroege jaren 2000, zien we een verschuiving van deze dominante theorie naar een liberal constraint theorie. In deze theorie gaan EU-instellingen liberal

constraints stellen tegenover nationale overheden. Dit houdt in dat lidstaten die op zoek zijn naar

restrictieve beleidsvoorkeuren op EU-niveau, worden belemmerd door bijvoorbeeld het Europees parlement die steeds meer betrokken is in de wetgevende procedure.

Er worden veel vraagtekens gezet bij deze benadering. Critici van de liberal constraint theorie geven aan dat de ‘policy core’ niet kan gewijzigd worden door EU instellingen. Lidstaten blijven een hoofdrol spelen in het bepalen van EU asiel- en migratiebeleid (Bonjour et al, 2018).

Op basis van dit artikel kan ik twee mogelijke pistes kiezen. Er kan onderzocht worden hoe de

machtsverhouding zich verder afspeelt tussen de instellingen en tussen de lidstaten en de instellingen. Met dit soort onderzoek kan ik nagaan hoe het machtsspel tussen deze actoren speelt rond het asiel- en migratiebeleid en eventuele verandering in dit beleid te verklaren. Interessanter lijkt mij echter om de vraag te stellen hoe het komt dat sommige landen een open houding tegenover migratie hebben en anderen eerder een restrictievere houding erop nahouden? Zoals in de inleiding al aangegeven werd, is Italië bijvoorbeeld voorstander van een EU-verdeelsleutel en is Hongarije hier grote tegenstander van. Hoe komt het dat het ene land grote voorstander is en een ander land tegenstander? In wat volgt ga ik op zoek naar verschillende factoren die nationale standpunten bepalen binnen een lidstaat. Bijvoorbeeld: stel dat België een open beleid heeft ten aanzien van migranten, hoe wordt dit bepaald? Is dit eerder een historische evolutie of wordt dit bepaald door bijvoorbeeld berichtgeving in de media?

(14)

14

2.1.

Factoren die het nationaal standpunt van een land bepalen

In verschillende onderzoeken worden factoren aangehaald die nationale standpunten kunnen

beïnvloeden ten aanzien van immigranten (Kryzanowski et al. 2018; Trauner & Turton 2017; Devos 2018; Karolewski & Benedikter, 2018).

Een eerste factor is de mate waarin lidstaten verplichtingen in verband met Europees asiel- en

migratiebeleid correct hebben uitgevoerd. Voor Centraal- en Oost-Europa wordt algemeen aangenomen

dat deze landen ‘gefaald’ zijn om het EU beleid uit te voeren. De West- en Noord-Europese landen zijn hier wel in geslaagd of ze hebben het tenminste geprobeerd. Hongarije, Polen en Tsjechië zijn

bijvoorbeeld lidstaten die weigerden om hun aandeel asielzoekers van 3e landen op te nemen uit Italië en

Griekenland (Benedikter & Karolewski, 2018). Deze factor werkt eigenlijk in twee richtingen: langs de ene kant is de mate waarin EU-beleid is geïmplementeerd bepalend of een lidstaat een open of gesloten migratiebeleid heeft. Anderzijds is de reden waarom een lidstaat het EU asiel- en migratiebeleid al dan niet ‘slecht’ implementeert een belangrijke vraag om te stellen wanneer we naar factoren zoeken die verklaren waarom een lidstaat wel of geen open migratiebeleid heeft.

Een tweede factor is de geopolitieke en politiek-economische ontologie die gehanteerd wordt om de ‘migratiecrisis’ te benaderen. Zo worden er verschillende concepten gebruikt om de ‘migratiecrisis’ te framen, wat ook een impact heeft op het soort beleid dat gevoerd wordt. Bijvoorbeeld het concept

security: wanneer binnen een land de ‘migratiecrisis’ als een veiligheidsprobleem geframed wordt in

media en door politici, dan creëer je een negatieve context rond ‘migratie’. Dit vraagt een beleid die focust op het verzekeren van binnenlandse veiligheid. Wanneer je echter focust op humanitarianism en dus de noodzaak om mensen in nood te helpen, ga je eerder een beleid creëren dat daarop is afgestemd (Krzyzanowski et al, 2018). Bijvoorbeeld de uitspraak van Bondskanselier Merkel in 2015: ‘Wir Schaffen das’ – het lukt ons wel, deze uitspraak zorgde ervoor dat er een sfeer van gastvrijheid rond Duitsland hing, die zeer aantrekkelijk was voor vluchtelingen (Verbeeck, 2015).

Een derde factor wordt gelinkt aan discussies die, in eerste instantie, geen link hebben met migratie maar hier toch aan gekoppeld worden: inkomensniveau en nationale economie. Deze discussies kende een opflakkering naar aanleiding van de ‘migratiecrisis’ (Krzyzanowski et al, 2018). Bijvoorbeeld de discussie over welke impact de ‘migratiestroom’ op de Belgische economie zal hebben. We zien dat er vele

(15)

15

argumenten de kop op steken die aangeven dat een grote stroom van migranten, theoretisch gezien, druk kan zetten op de lonen en deze eventueel kunnen verlagen. In de praktijk zien Burggraeve & Piton (2016) dat deze onderzoeken geen rekening houden met het bestaan van minimumlonen en collectieve

arbeidsovereenkomsten in België. Het bestaan van deze discussies in de samenleving zorgt er wél voor dat het bepaalt in welke mate een land al dan niet economische voordelen ziet in immigratie en dat zal mee bepalen of een land een open of gesloten migratiebeleid zal voeren.

Een vierde factor die belangrijke invloed uitoefent op een nationaal standpunt ten aanzien van migratie zijn de media en de publieke opinie. Trauner & Turton (2017) onderzoeken de transformatie van de ‘Willkommenskultur’ in Duitsland naarmate de ‘migratiecrisis’ vorderde. Aan de hand van kritische discoursanalyses beogen ze de rol van media te verklaren in deze transformatie. Media maken gebruik van een zogenaamde ‘victim complex’ om te kiezen of ze migratie positief of negatief omschrijven. Dit concept houdt in dat media gaan kiezen om ofwel de lokale populatie of de migranten in een

slachtofferpositie te plaatsen en deze positie eventueel onderling te wisselen. Een voorbeeld hiervan zien we in de aanslagen van 31 december 2015 (Cologne attacks), waarbij +/- 1000 vrouwen het slachtoffer waren van seksueel geweld, voornamelijk gepleegd door mannen van vreemde origine. Artikels

gepubliceerd door Duitse media naar aanleiding van deze feiten verschoven de focus van migranten als slachtoffer naar migranten als daders. Hier zien we dus een ‘displacement’ of wijziging van

slachtofferpositie waarbij migranten in eerste instantie slachtoffer zijn en na deze gebeurtenissen, naar een daderpositie. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen heeft Duitsland een meer restrictiever beleid aangenomen voor nieuwe migranten die het land binnen komen.

Een vijfde factor die het nationaal standpunt ten aanzien van migratie bepaalt is de rol van rechts

populisme en het nationalisme. Het nationalisme is een ideologie die verschillende vormen kan

aannemen. Nationalisten gaan zich focussen op bepaalde criteria om te omschrijven wat hun ‘natie’ inhoudt zoals: cultuur, ideeën, attitudes en tradities. Conservatieve nationalisten gaan vaker kiezen om nationalisme te beschrijven op basis van objectieve criteria: behoren tot een bepaald ras, wonen in een bepaald territorium, beheersen van een bepaalde taal of het volgen van een bepaalde godsdienst. Deze objectieve criteria creëren een ‘wij versus zij’-klimaat en zal op die manier een exclusief karakter geven aan nationalisme: wie niet voldoet aan een bepaalde voorwaarde, bijvoorbeeld Nederlands spreken, behoort niet tot onze ‘natie’ (Devos 2018, 9. 116). Wanneer deze vorm zeer sterk aanwezig is in een land,

(16)

16

bijvoorbeeld doordat een regerende politieke partij deze ideologie hanteert, zal er een minder open beleid gevoerd worden ten aanzien van migranten.

Als laatste factor mogen we de rol van politieke partijen niet onderschatten. Zoals Devos 2018 stelt, zijn ze een belangrijke speler in het politiek bestel. Politieke partijen hebben een grote invloed op de staat, het parlement en de regering en worden ook wel de centrale verkeerswisselaars in ons politiek systeem genoemd. Devos omschrijft politieke partijen als:

“[...] zijn gericht op machtsuitoefening. Ze willen de voor de samenleving bindende beslissingen zelf nemen, in overeenstemming met hun visie en programma. Ze concurreren om de deelname aan de politieke besluitvorming om zoveel mogelijk politieke mandaten te verwerven. Ze doen dit aan de hand van een algemeen programma, gebaseerd op enkele fundamentele uitgangspunten.” (Devos 2018, p.

272).

Vanuit deze definitie wordt duidelijk dat politieke partijen, met elk hun eigen programma, zoveel mogelijk politieke besluitvorming willen beïnvloeden en sturen naar hun eigen visie over hoe de samenleving georganiseerd moet worden. Schmidt (1996) beschrijft in de ‘partisan theory’ dat in een constitutionele democratie, beleidskeuzes en -uitkomsten worden bepaald door de manier waarop een regering is samengesteld (lees: welke partijen er in deelnemen). Regerende politieke partijen, en hun

verkiezingsprogramma, hebben dus een grote invloed op het soort asiel- en migratiebeleid die gevoerd wordt. Volgens Bale (2008) wordt deze rol onderschat, zo stelt hij dat “the role of political parties in

immigration control and integration policy … [is] underestimated”.

Vanuit de theorie dat regerende politieke partijen een belangrijke invloed uitoefenen op

beleidsuitkomsten (partisan theory) en de vaststelling dat de rol van politieke partijen in immigratie beleid onderschat wordt, is het interessant om hier verder op door te gaan. Ik wil onderzoeken welke factoren bepalen of een politieke partij voorstander is van een open of restrictief migratiebeleid. Vanuit de veronderstelling dat dit een impact heeft op het nationaal migratiebeleid van een land.

(17)

17

2.2.

Factoren die partijstandpunten bepalen

Vanuit de literatuur merk ik op dat er verschillende factoren worden aangehaald die partijstandpunten beïnvloeden/ bepalen (Hinnfors et al. 2012; Bale 2008; Breuning & Luedtke, 2008; Roos, 2018; Devos, 2018).

Een eerste factor is het breuklijnenmodel van Lipset & Rokkan (1967), in Devos (2018). Dit model houdt in dat er in de Westerse samenleving twee belangrijke revoluties plaatsvonden, de nationale en

economische revolutie. Deze revoluties brachten telkens twee breuklijnen met zich mee, wat resulteert in volgend schema:

Figuur 1: breuklijnmodel van Lipset & Rokkan (1967)

Bron: Devos (2018)

Politieke partijen positioneren zich tegenover deze breuklijnen en ontstaan ook uit deze breuklijnen. Elchardus & Pelleriaux (1998), in Devos (2018), gaan verder in op het model van Lipset & Rokkan en geven aan dat in onze huidige samenleving er eigenlijk maar twee breuklijnen relevant zijn: de

sociaal-economische breuklijn (lees: de traditionele links-rechts as) en een sociaal-culturele breuklijn. Vooral deze laatste breuklijn is in deze literatuurstudie interessant, want deze gaat over onze identiteit. Politieke partijen zoeken mee antwoordt op de vraag: wie zijn wij? Wat is onze identiteit? Hoe kunnen we samenleven? Conflicten op deze breuklijn gaan onder meer over onze waarden, normen en

levensbeschouwing (Devos, 2018). De manier waarop een politieke partij omgaat met deze breuklijn en de conflicten die hiermee gepaard gaan, zal dus in grote mate mee bepalen hoe deze partij zich

positioneert ten opzichte van het thema migratie en integratie.

Nationale revolutie Economische revolutie Kerk vs. staat Periferie vs. centrum Primaire vs. secundaire economie Arbeid vs. kapitaal

(18)

18

Een tweede factor die partijstandpunten bepaalt is het EU-beleid op zich, zoals Roos (2018) onderzoekt. Hij focust zich op de invloed van Freedom of Movement (FOM) op partijstandpunten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In het onderzoek gaat hij na welke invloed de uitbreiding naar Centraal-en Oost-Europa, die druk zette op FOM, had op partijstandpunten. Een gekend voorbeeld hierbij is de ‘Poolse loodgieter’: bij de ‘big bang’ uitbreiding in 2004 kwamen er, onder andere, veel Poolse loodgieters werken in België op basis van het vrij verkeer van werknemers. Via de detacheringsrichtlijn van 1996 moest een Poolse arbeider, die uitgezonden wordt door een Poolse uitzendfirma om in België te komen werken, het minimumloon krijgen die geldt in België maar bonussen of andere extra’s moeten niet betaald worden. Daarnaast moet er enkel rekening gehouden worden met de sociale zekerheidsbijdragen in het land van herkomst (Polen in dit voorbeeld). Op die manier zijn Poolse arbeiders een stuk goedkoper dan Belgische arbeiders. Oude lidstaten, zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, wilden hier iets aan veranderen om zo deze vorm van oneerlijke concurrentie en sociale dumping aan te pakken. Nieuwe lidstaten, zoals Polen, hielden dit echter tegen (Vos, 2017). Het effect dat FOM had op een lidstaat of bepaalde sociale groepen in een samenleving, zal dus ook meebepalen hoe een politieke partij zich zal positioneren tegenover FOM. Dit kan ook doorgetrokken worden naar andere beleidsdomeinen op Europees niveau.

Een derde factor is het belang van politieke instellingen in een land. Dit wordt ook wel de institutionele theorie genoemd. Breuning & Luedtke (2008) vertrekken vanuit de ‘mandate thesis’ om deze theorie te beschrijven. In het kort geeft deze theorie het volgende weer: politieke partijen hebben drie functies; als eerste zijn politieke partijen organisaties die de link leggen tussen de voorkeur van kiezers en politieke ‘uitkomsten’, dit wordt ‘linkage’ genoemd. Ten tweede gaan partijen ook in competitie met elkaar in een zogenaamde ‘political marketplace’. Als laatste kunnen partijen ook deel uitmaken van de overheid waarbij ze publiek beleid maken in ruil voor politieke steun. Wanneer er zich nieuwe problemen voordoen in een samenleving gaan partijen hier op drie mogelijke manieren op reageren: 1) het nieuwe probleem opnemen op basis van bestaande breuklijnen, 2) zich positioneren op basis van beleidsvoorkeuren van het kiesdistrict en 3) het strategisch selecteren van een nieuw probleem om zo de dimensie van

partijcompetitie te veranderen. Om de functie ‘linkage’ uit te voeren zijn er twee onderliggende voorwaarden waaraan voldaan moet worden: 1) voorkeuren moeten makkelijk te vertalen zijn in steun voor de partij op electoraal niveau en 2) beleidsvoorkeuren moeten omgezet worden in effectief beleid.

(19)

19

Institutionele regels kunnen er voor zorgen dat het voor partijen moeilijk is om hun verschillende functies uit te oefenen. Deze institutionele regels zullen dus de strategische keuzes van partijen mee beïnvloeden. Volgend voorbeeld moet deze theoretische, abstracte benadering verduidelijken:

Institutionele factoren van een politiek systeem kunnen verhinderen dat anti-immigratie partijen de mogelijkheid krijgen om rechtstreeks invloed uit te oefenen op het migratiebeleid (Breuning & Luedtke, 2008). In België kunnen we het voorbeeld geven van het Cordon Sanitair die door de Vlaamse partijen afgesloten werd in 1992. De resolutie waarin de beginselen van het Cordon vastlegt worden, bevat onder andere het akkoord dat Vlaamse partijen geen bestuursakkoorden afsluiten met het toenmalige Vlaams Blok. Deze resolutie is er gekomen op basis van de Europese Verklaring voor de Rechten van de Mens die het Vlaams blok, met het 70-puntenplan rond immigratie, schond (Maerevoet, 2019). Deze institutionele bepaling zorgt er dus voor dat een anti-immigratie partij geen mogelijkheid krijgt om rechtstreeks invloed uit te oefenen op het migratiebeleid van België.

Een vierde factor zijn eigenlijk twee structurele factoren, demografie en economie, die samen kunnen genomen worden in de theorie van het Structuralisme. De economische factor komt er op neer dat migranten rationele actoren zijn en vanuit een rationeel oogpunt kiezen om te migreren, namelijk: het zoeken van werk en voor economische opportuniteiten. Deze motivatie kan partijvoorkeuren beïnvloeden als de economie de capaciteit heeft om deze migrant op te nemen. Stel bijvoorbeeld dat een land in economische groei is en de werkloosheid daalt. Dan is de capaciteit van de economie groter om migranten te absorberen dan wanneer een land in economische recessie is. Wanneer deze groei zich volstrekt, stellen Breuning & Luedtke (2008), dan kunnen we verwachten dat partijvoorkeuren liberaler zullen zijn. De tweede factor is demografie, met daarin sociale en politieke structuren, kan invloed

uitoefenen op migratie. Bijvoorbeeld familievereniging: dit is een recht binnen het Universeel verdrag van de rechten van de Mens. Elk land moet dus voorzien in rechten rond familievereniging. De aanwezigheid van migranten in een land in combinatie met het recht op familievereniging en de mate waarin gebruik gemaakt wordt van dit recht, zal partijvoorkeuren bepalen.

Een laatste factor is ideologie, een ideologie is een:

“[…] neutraal concept dat verwijst naar een actiegericht gedachtesysteem, naar een set van ideeën die de

doelen en middelen van sociale actie poneren, motiveren of verklaren, ongeacht de vraag of die actie de sociale orde wil bevestigen, omverwerpen of langzaam aanpassen. Ideologie is dus goed noch slecht, waar

(20)

20

noch vals, open noch gesloten, bevrijdend noch beklemmend. Ideologie kan verschillende gedaanten aannemen.” (Devos 2018, p. 98).

Breuning & Luedtke (2008) beschrijven in hun ideologische theorie dat breuklijnen bepalen welke standpunten politieke partijen innemen ten aanzien van een issue zoals migratie. Vanuit deze theorie kunnen we verwachten dat partijen aan de linkerkant van het politiek spectrum inherent pro-migratie zijn en partijen die zich aan de rechterkant bevinden inherent anti-migratie.

Om verder in te gaan op de rol van ideologie, merken verschillende onderzoekers op dat er vaak gefocust wordt op de rol van populistische, extreemrechtse partijen en hun rol in een restrictief migratiebeleid. Men miskent echter de rol van bijvoorbeeld sociaaldemocratische partijen in dit opzicht. Niet alleen extreemrechtse partijen focussen op dit thema. Uit het onderzoek van Hinnfors et al (2012) blijkt dat sociaaldemocratische partijen een belangrijke rol spelen in het bepalen van nationale standpunten ten aanzien van migratie omdat deze partijen vaak onderdeel zijn van de regering. Echter, geeft Hinnfors et al (2012) aan, wordt er nauwelijks onderzoek gedaan naar deze partijen zelf. Bijvoorbeeld de Zweedse Sociaaldemocratische arbeiderspartij (SAP) roept al sinds 1960 op voor een restrictief, strikt

immigratiebeleid.

Ook Bale (2008) kaart aan dat onderzoek naar beleidsvoorkeuren voor migratie te vaak eenzijdig zijn en focust daarom in zijn onderzoek op centrumrechtse partijen. In zijn onderzoek geeft Bale aan dat het standpunt van centrumrechtse partij ten aanzien van migratie niet louter een reactie zijn op populistische, extreemrechtse partijen. Immigratie en integratie zijn al langere tijd inherent onderdeel van de ideologie van dergelijke partijen.

Breuning & Luedtke (2008) gaan verder in dezelfde lijn als Bale (2008) en onderzoeken de hypothese: ‘the

more ideologically Rightist governing parties are, the less positive is GPPI.’ (GPPI: Governing party

preferences on Immigration). Uit het onderzoek blijkt dat deze hypothese fout is en dat immigratie zowel bij linkse als rechtse partijen aan bod komt zonder ervan uit te gaan dat dit links pro- en rechts anti-immigratie is afgaande van hun ideologie.

(21)

21

2.3.

Conclusie: de rol van politieke partijen

Ik ben deze literatuurstudie gestart vanuit het Europees asiel- en migratiebeleid waarbij verschillende onderzoekstheorieën proberen verklaren hoe dit beleid tot stand is gekomen. Dominante theorieën zijn de ‘Venue-shopping’ en ‘Liberal constraint’ theorie. In deze laatste theorie stelt men dat EU-instellingen een dominante rol spelen in het bepalen van Asiel- en migratiebeleid, critici stellen echter dat lidstaten een blijvende belangrijke rol spelen.

Vanuit deze vaststelling ben ik mij verder gaan verdiepen in de vraag hoe standpunten van EU-lidstaten ten aanzien van dit beleid tot stand komen. Hoe komt het dat sommige lidstaten voorstander zijn van een meer open beleid en anderen eerder van een restrictief beleid? Vanuit mijn literatuurstudie werden verschillende factoren aangehaald die standpunten van lidstaten kunnen bepalen. Een eerste factor is bijvoorbeeld de mate waarin EU asiel- en migratiebeleid wordt geïmplementeerd, waar er verwezen wordt naar het herverdelingssysteem voor asielzoekers uit 3e landen die Hongarije, Polen en Tsjechië

weigerde uit te voeren. Daarnaast spelen factoren zoals de publieke opinie, de geopolitieke en politiek-economische ontologie van de ‘migratiecrisis’ en discussies die gekoppeld worden aan migratie ook een belangrijke rol in het bepalen van een lidstaat zijn standpunt ten aanzien van migratie en integratie. De twee laatste factoren die besproken worden: nationalisme en politieke partijen, kunnen we koppelen aan elkaar. Regerende politieke partijen bepalen in sterke mate mee hoe het standpunt van lidstaten ten aanzien van migratie bepaald wordt. Echter blijkt dat deze rol vaak onderschat wordt en er nauwelijks onderzoek gedaan wordt naar deze rol. Daarom ben ik opzoek gegaan naar de factoren die

partijstandpunten beïnvloeden.

Ik merkte op dat de factoren die aangehaald worden in verschillende onderzoeken vooral focussen op elementen die, bijna continu, aanwezig zijn in een maatschappij en eigenlijk inherent een onderdeel zijn van de samenleving. Bijvoorbeeld de breuklijntheorie, de invloed van het EU-beleid en van politieke instellingen. Of de aan- of afwezigheid van migratie en de invloed hiervan op de economie of de rechten die ze met zich meedragen (bepaalde mensenrechten die een land moet respecteren). Als laatste haalde ik de factor ideologie aan, vanuit deze factor kunnen we veronderstellen dat partijen aan de linkerkant inherent pro-migratie zijn en partijen aan de rechterkant inherent anti-migratie. Verschillende

onderzoeken gaan verder in op deze stelling waaruit blijkt dat bijvoorbeeld de Zweedse

(22)

22

ander onderzoek blijkt dat migratie een inherent onderdeel is van centrumrechtse partijen en dat dit niet louter kan gezien worden als reactie op de opkomst van populistische, extreemrechtse partijen. Uit het onderzoek van Breuning & Luedtke (2008) bleek dat de ideologie van een bepaalde partij niet bepaalde of regerende partijen positief of negatief stonden ten aanzien van migratie.

Wat voor mij echter ontbrak is de rol van de ‘migratiecrisis’ van 2015, zoals in de inleiding aangegeven kende men toen in Europa een migratiestroom die zowel in landen als tussen lidstaten voor heftige discussie zorgde. Men zou kunnen veronderstellen dat deze grote toestroom van migranten en het debat die er uit volgde ervoor zorgde dat partijen zich ofwel duidelijker positioneerde tegenover migratie en integratie of hun standpunt wijzigde tegenover dit thema. Kunnen we de ‘migratiecrisis’ beschouwen als één van de factoren die een partijstandpunt beïnvloeden?

(23)

23

3. Probleemstelling: de ‘migratiecrisis’ als beïnvloedende factor?

Ervan uit gaande dat verschillende factoren het standpunt van partijen beïnvloed, wil ik onderzoeken of de ‘migratiecrisis’ van 2015 ook gezien kan worden als een beïnvloedende factor. Indien deze factor toegevoegd kan worden aan de verzameling van beïnvloedende factoren, kan er via verder onderzoek na gegaan worden welke impact er precies plaatsvond. Het is dus niet mijn bedoeling om de verandering inhoudelijk te verklaren, via dit onderzoek wil ik louter nagaan of er een wijziging heeft plaatsgevonden in standpunt van een politieke partij over het thema migratie en integratie. Om dit te kunnen doen vertrek ik vanuit volgende onderzoeksvraag:

Had de ‘migratiecrisis’ een impact op partijstandpunten?

Deelvraag 1: komt het thema ‘migratie en integratie’ frequenter aan bod na de ‘migratiecrisis’? Deelvraag 2: is de context van het thema ‘migratie en integratie’ gewijzigd na de ‘migratiecrisis’? Via mijn eerste deelvraag wil ik via kwantitatief onderzoek nagaan of het thema migratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen in Europa frequenter voor is gekomen. Wanneer het thema migratie en integratie frequenter aan bod komt in een verkiezingsprogramma na 2015, kunnen we bijvoorbeeld stellen dat dit thema belangrijker is geworden voor deze partij door de ‘migratiecrisis’. Als we in de onderzoeksresultaten vaststellen dat een positieve evolutie zich al lange tijd doorzet en deze trend zich verder doorzet na 2015, kunnen we stellen dat de ‘migratiecrisis’ geen impact heeft gehad. Via de onderzoeksresultaten gaan we dus na of er een bepaalde trend wijzigde in de periode na 2015. In de tweede deelvraag wil ik via kwalitatief onderzoek nagaan in welke context woorden gelinkt met migratie voorkomen. Wanneer er een breuk is met de trend die zich doorzetten voor 2015, zouden we kunnen stellen dat de ‘migratiecrisis’ hier een impact heeft op gehad. Als een bepaalde evolutie zich wel verder doorzet, zouden we kunnen stellen dat de ‘crisis’ hier geen impact heeft op gehad.

Opnieuw, het is niet mijn bedoeling om inhoudelijk na te gaan welke eventuele verandering er heeft plaatsgevonden. In dit onderzoek ga ik louter na of er een verschil is, verder onderzoek naar de inhoudelijke wijzigingen kan wel zeer interessant zijn. Dit wordt besproken op het einde van deze masterproef onder 6. Conclusies.

De data uit beide deelvragen zou mij in staat moeten stellen om te antwoorden op de onderzoeksvraag of de ‘migratiecrisis’ een beïnvloedende factor is of niet. Om deze data te verzamelen zal ik mij focussen op

(24)

24

regerende partijen na het houden van nationale verkiezingen. Van deze partijen zal ik het electoraal programma onderzoeken voor verkiezingen pré- en post 2015. Omdat ik zowel een kwalitatief als kwantitatief onderzoek wil doen, zal ik dus ook een onderzoeksmethode moeten gebruiken die beide combineert en die het mogelijk maakt om vergelijkingen te maken tussen verschillende

(25)

25

4. Onderzoeksopzet

4.1.

Onderzoeksmethode: een summative content analysis

Om de onderzoeksvraag en deelvragen te operationaliseren maak ik gebruik van het onderzoek van Robert Ladrech (2002): Europeanization and political parties, towards a framework for analysis. Ladrech geeft aan dat er zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek kan gedaan worden om na te gaan of Europeanisering een invloed heeft gehad op partijen door, onder andere, verkiezingsprogramma’s te analyseren. Bij kwantitatief onderzoek kan je nagaan hoe vaak EU in termen van Europees beleid en referenties naar andere beleidsdomeinen meer of minder vermeld wordt in verkiezingsprogramma’s. Kwalitatief kan je nagaan of de EU vermeld wordt als een extra factor in het bereiken van domeinen die in eerste instantie binnenlandse aangelegenheden zijn. Daarnaast kan je ook nagaan of verwijzingen naar Europese instellingen, zoals het Europees parlement, meer expliciet vermeld worden. Ladrech (2002) haalt hier het voorbeeld aan van de Franse socialistische partij (PS): er komt in hun verkiezingsprogramma meer, en meer specifiek, aanbevelingen aan bod voor de richting van toekomstig EU beleid. Toegepast op mijn onderzoek zal ik aan de hand van kwalitatief en kwantitatief onderzoek nagaan in welke mate het thema migratie en integratie meer of minder voorkomt en op welke manier er verwezen wordt naar het thema migratie en integratie (negatief tegenover integratie of positief).

Om verkiezingsprogramma’s te vergelijken, is het interessant om gebruik te maken van een kwalitatieve inhoudsanalyse. Van deze methode bestaan er verschillende benaderingen die kunnen variëren van een eerder intuïtieve tot een strikte tekstuele analyse. Hsieh & Shannon (2005) beschrijven deze methode als volgt; “[...] a research method for the subjective interpretation of the content of text data through the

systematic classification process of coding and identifying themes or patterns.” Daarnaast onderscheiden

de schrijfsters drie soorten kwalitatieve inhoudsanalyse. Als eerste is er de conventional content analysis, dit is een inductieve onderzoeksmethode waarbij er via waarnemingen een algemene theorie

geformuleerd wordt (Roose & Meuleman, 2018). Toegepast houdt dit in dat er vanuit observaties

verschillende codes (woorden, stukken tekst) geclassificeerd worden om daarna relevante bevindingen te formuleren over deze classificaties (Hsieh & Shannon, 2005).

De tweede methode is een directed content analysis waarbij een bestaande theorie als onvolledig wordt beschouwd en via deductie er verder onderzoek gedaan wordt om de theorie aan te vullen. Deductief

(26)

26

onderzoek start vanuit een algemene theorie die getoetst wordt aan de empirie, de waarnemingen in de werkelijkheid om de bestaande theorie aan te vullen of te weerleggen (Roose & Meuleman, 2018). Als laatste wordt de summative content analysis beschreven. Bij deze methode wordt naast het tellen van het aantal keren dat een bepaald woord voorkomt ook gezocht naar de betekenis van het woord. Of op welke manier dat het vooraf bepaalde woord wordt gebruikt. In deze laatste vorm komt er duidelijk een kwalitatieve en een kwantitatieve component aan bod. Omdat in deze laatste vorm beide componenten aan bod komen, lijkt het mij interessant om van deze onderzoeksmethode gebruik te maken in mijn onderzoek. Zo kan ik in de verkiezingsprogramma’s nagaan hoe vaak concepten gelinkt aan migratie voorkomen. In het kwalitatief deel kan ik dan de context van deze onderzoeken en bijvoorbeeld nagaan of dit eerder negatief of positief is. Als ik dit voor elk verkiezingsprogramma consequent toepas, stelt dit mijn instaat om onderzoeksresultaten onderling te vergelijken.

4.2.

Datagegevens: lidstaten en politieke partijen

Om te kunnen antwoorden op mijn onderzoeksvraag zal ik verschillende verkiezingsprogramma’s van partijen, van landen die lid zijn van de Europese Unie, aan de hand van een summative content analyse vergelijken. In eerste plaats zal ik moeten bepalen welke lidstaten ik zal onderzoeken, daarna zal ik moeten bepalen welke politieke partijen ik per lidstaat zal onderzoeken.

Er bestaat een database, Party Manifesto Project, die verkiezingsprogramma’s van politieke partijen van verschillende landen analyseert en codeert op basis van verschillende thema’s. Op die manier beogen de onderzoekers van deze database info te verschaffen rond bijvoorbeeld multiculturaliteit en de evolutie van partijstandpunten ten aanzien van multiculturaliteit in een samenleving. Ook voor het thema migratie en integratie codeert men verkiezingsprogramma’s, specifiek gebeurt dit in de Parties’ Immigration and

Integration Position Dataset (PImPo). Binnen deze dataset gaat men aan de hand van crowd coding

verkiezingsprogramma’s van partijen coderen, waarbij zinnen met betrekking tot migratie en integratie geselecteerd worden. Deze zinnen worden door de codeerders opgedeeld op basis van de context van deze zinnen: is het supportive, sceptical of neutral ten aanzien van migratie en integratie (zie figuur 2)? Al deze gegevens worden omgezet in cijfergegevens waardoor het mogelijk is om een vergelijking te maken

(27)

27

tussen verschillende verkiezingsjaren en verkiezingsprogramma’s voor verschillende partijen en verschillende landen. Het onderzoek bevat gegevens van verkiezingen tot en met 2013.

Specifiek voor mijn onderzoek kan ik gebruik maken van de cijfergegevens tot en met 2013, echter wil ik nagaan of de migratiecrisis van 2015 een impact heeft gehad op de mate waarin migratie en integratie aan bod komt (kwantitatief) en of de context rond dit thema gewijzigd is (kwalitatief). Voor mijn onderzoek zal ik dus, op basis van het codeerschema van PImPo, verkiezingsprogramma’s van na 2013 nog coderen. De selectie van landen en partijen die ik zal onderzoeken is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van verkiezingsprogramma’s in het Engels of Nederlands.

4.2.1.

Lidstaten

In eerste instantie wou ik mijn onderzoek graag uitvoeren op alle lidstaten van de Europese Unie. Zo kan ik cijfergegevens analyseren van lidstaten die zich aan de grens van de Unie bevinden, bijvoorbeeld Griekenland en Italië, en landen die zich meer in het binnenland bevinden van de Unie, zoals Nederland en België. De database van PImPo bevat echter geen gegevens van al de lidstaten van de Unie en beperkt zich tot: Oostenrijk, Zweden, Denemarken, Finland, Duitsland, Nederland, Ierland en Spanje. De mate waarin ik alle lidstaten zal kunnen onderzoeken zal beïnvloed worden door de beschikbaarheid van verkiezingsprogramma’s in het Engels of Nederlands. Dit zal verder uitgelegd worden in 4.2.2. Politieke partijen.

4.2.2.

Politieke partijen

Zoals vermeld zal ik per lidstaat nagaan of het standpunt van de regerende partij gewijzigd is na 2015, toen de ‘migratiecrisis’ op een piek kwam. Om te definiëren wanneer een partij de ‘regerende’ partij is, baseer ik mij op de definitie die LeDuc & Panmett (2013) gebruikten in hun onderzoek ‘the fate of

governing parties in times of economic crisis’ namelijk: “the party holding the office of prime minister and/

(28)

28

Bij het selecteren van mijn politieke partijen per lidstaat ben ik als volgt te werk gegaan: - Welke partijen zetelen in de regering na de verkiezingen pré- en post 2015? - Wie is de grootste partij in beide regeringen (aantal stemmen in %)?

o Is deze partij voor beide verkiezingsjaren de grootste en maakt deze partij deel uit van de regering?

o Indien neen, dan valt deze partij weg uit het onderzoek

o Indien ja, dan kunnen we het volgende selectiecriterium toepassen

- Is voor deze partij een Nederlandse of Engelse versie beschikbaar van het verkiezingsprogramma? o Indien ja, dan wordt deze partij betrokken in het onderzoek.

o Indien neen, dan valt deze partij en dus ook deze lidstaat weg uit het onderzoek.

Mijn lidstaten zijn dus niet willekeurig gekozen maar worden geselecteerd aan de hand van de selectiecriteria voor de politieke partijen. Bij de verkiezingsjaren heb ik ervoor gekozen om de laatste verkiezing voor 2015 en de eerst volgende verkiezing na 2015 te gebruiken in mijn data. Verkiezingen die plaatsvonden in het jaar 2015 heb ik niet betrokken in mijn data.

4.2.3.

Resultaten na het toepassen van selectiecriteria

Na het toepassen van de verschillende selectiecriteria komen we tot volgende selectie:

Op basis van het eerste selectiecriterium: is deze partij voor beide verkiezingsjaren de grootste

partij en maakt deze partij telkens deel uit van de regering, Kunnen we volgende landen selecteren: Zweden, Spanje, Nederland, Ierland en Duitsland (zie bijlage 1, tabel 1: verkiezingen per betrokken land van de Europese Unie in PImPo voor en na 2015).

Op basis van het tweede selectiecriterium: is er een Engelstalige of Nederlandstalige versie

beschikbaar van het verkiezingsprogramma van deze partij, kunnen we volgende landen selecteren: Nederland, Ierland en Duitsland.

(29)

29

Het onderzoek zal dus uitgevoerd worden op de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) van Nederland, Fine Gael (FG) van Ierland en Christlich Demokratische Union (CDU) van Duitsland. Om enige context te bieden geef ik hieronder enkele feiten weer van elke partij:

CDU - Christlich Demokratische Union - Ontstaan in 1945

- Conservatieve volkspartij met conservatieve, liberale en christelijk-sociale elementen

- Levert Bondskanselier: Angela Merkel

- Vormde telkens een parlementaire groep met zusterpartij CSU Bron: CDU (z.d.)

VVD - Volkspartij voor Vrijheid en Democratie

- Ontstaan in 1948 als opvolger van Partij van de Vrijheid - ‘Rechtse’ liberale partij met progressievere standpunten - Levert Premier: Mark Rutte

Bron: Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) (z.d.) Fine Gael - Ontstaan in 1993

- Christendemocratische en liberaal conservatieve partij met gematigde conservatieve opvattingen

- Levert Minster-President: Leo Varadkar Bron: Fine Gael (z.d.)

(30)

30

4.3.

Analysemethode

Zoals eerder vermeld bevat de database van PImPo cijfergegevens voor verkiezingen tot en met 2013. Ik zal voor de verkiezingen na 2013 zelf de verkiezingsprogramma’s coderen aan de hand van PImPo Data Documentation and Codebook (2018) en Positions and saliency of immigration in party manifestos: a novel dataset using crowd coding (2018). Deze twee documenten bevatten uitgebreide informatie over de methode die de onderzoekers gebruikt hebben om verkiezingsprogramma’s te coderen. Dit zou mij genoeg informatie moeten verschaffen om zelf de ontbrekende data te kunnen toevoegen.

Echter moet er wel opgemerkt worden dat er binnen PImPo gebruik gemaakt wordt van crowd coding, verschillende onderzoekers coderen hier bepaalde stukken tekst waarna de codering onderling

vergeleken wordt. Op die manier beoogt men om onregelmatigheden weg te werken en de objectiviteit zo hoog mogelijk te houden. Ik zal geen gebruik maken van crowd coding aangezien ik alleen werk aan dit onderzoek. Om mijn codering te controleren maak ik wel gebruik van de ‘main dataset’ van het Party Manifesto project. In deze ‘main dataset’ hebben onderzoekers recente verkiezingsprogramma’s gecodeerd op basis van dezelfde criteria die gebruikt wordt binnen PImPo. Op die manier kan ik dus controleren of mijn codeerresultaten correct waren en kan ik deze eventueel bijsturen.

In volgend stappenplan beschrijf ik alle stappen die ik doorlopen heb tijdens het coderen van de

verkiezingsprogramma’s na 2013. Ik maak hiervoor gebruik van het programma Nvivo, in dit programma kan ik stukken tekst onderverdelen in ‘nodes’. Op die manier kan ik gestructureerd

verkiezingsprogramma’s coderen en onderverdelen in ofwel ‘migratie’ of ‘immigrant integratie’ gerelateerde zinnen.

(31)

31

4.3.1.

Stap 1: het coderen van de verschillende programma’s in Nvivo

Elk programma heb ik geïmporteerd in Nvivo en voor elk heb ik de stappen van het schema overlopen.

Figuur 2: hierarchical coding of immigration and immigrant integration positions

Bron: Lehman & Zobel (2018a)

Indien de zin betrekking had tot het thema immigratie en/of integratie plaatste ik deze in de node ‘immigratie en/of integratie’. Dit deed ik voor de drie verkiezingsprogramma’s. Op die manier creëerde ik een ‘node’ met alle zinnen die gerelateerd waren aan immigratie en/of integratie. Soms kan het zijn dat maar een deel van een zin gecodeerd wordt, vandaar dat het begrip Quasi Sentences gebruikt wordt. Quasi Sentences (QS) “are units of analysis capturing one unique argument in a sentence. They are never

longer than one natural sentence, but sometimes shorter than a natural sentence” (Lehman & Zobel,

2018a, p. 9).

Op basis van deze gegevens maakte ik twee nieuwe ‘nodes’ aan: ‘migratie’ en ‘integratie’. Elke zin werd onderverdeeld in een van deze twee nieuwe ‘nodes’. Als laatste stap bepaalde ik de ‘direction’ van elke zin: is deze zin supportive, neutral of sceptical ten aanzien van migratie of integratie. Dit bepaalde ik aan

(32)

32

de hand van categorieën die het Manifesto project standaard toepast bij het coderen van verkiezingsprogramma’s. Deze categorieën zijn:

Tabel 2: categorieën met betrekking tot immigratie en immigrant integratie

Code Titel Inhoud

601.2 Immigration: negative Statement advocating the restriction of the process of immigration, i.e. accepting new immigrants. Might include statements regarding,

• Immigration being a threat to national character of the manifesto country,

• ‘the boat is full’ argument;

• The introduction of migration quotas, including

restricting immigration from specific countries or regions etc.

Only concerned with the possibility of new immigrants.

602.2 Immigraiton: positive Calls for immigrants that are in the country to adopt the manifesto country’s culture and fully assimilate. Reinforce integration.

Only concerned with immigrants already in the manifesto country.

607.2 Integration: diversity (positive)

Calls for immigrants that are in the country to adopt the manifesto country’s culture and fully assimilate. Reinforce integration.

Only concerned with immigrants already in the manifesto country.

608.2 Integration: assimilation (negative)

Calls for immigrants that are in the country to adopt the manifesto country’s culture and fully assimilate. Reinforce integration.

Only concerned with immigrants already in the manifesto country.

(33)

33

4.3.2.

Stap 2: berekenen van saliency en position

Om deze stap uit te voeren maak ik gebruik van het Codeerboek voor de PImPo dataset (2018). In dit codeerboek wordt de ‘saliency’ (prominentie) voor migratie en integratie samen en afzonderlijk berekend. Dit door de proportie voor beide te berekenen. Voor ik deze formules uitvoer, moet ik aan elke categorie (sceptical, neutral of supportive) een waarde toekennen. Sceptical zinnen krijgen een minteken (waarde -1), neutral zinnen krijgen een 0-waarde en supportive zinnen krijgen een plusteken (waarde +1). Daarna kan ik de verschillende formules uitvoeren. De formule voor proportie voor immigratie en integratie samen is:

Formule 1: Saliency

∑ 𝑖𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑜𝑛 𝑄𝑆 + ∑ 𝑖𝑛𝑡𝑒𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑜𝑛 𝑄𝑆 𝑇𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑄𝑆

De formule voor de proportie van immigratie en integratie apart is:

Formule 2: Saliency Immigration

∑ 𝐼𝑚𝑚𝑖𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑜𝑛 𝑄𝑆 𝑇𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑄𝑆

Formule 3: Saliency integration

∑ 𝑖𝑛𝑡𝑒𝑔𝑟𝑎𝑡𝑖𝑜𝑛 𝑄𝑆 𝑇𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑄𝑆

Om de ‘position’ van een partij te bepalen ten aanzien van immigratie en immigrant integration hebben we volgende formule nodig:

Formule 3: Immigration/ Integration Position

*voor de positie van integration is de formule volledig dezelfde, maar zijn het de cijfergegevens van integration die gebruikt moeten worden.

Van dit resultaat wordt nogmaals de ‘saliency’ berekend, dit doe je door de supportive en sceptical sentences op te tellen en te delen door alle zinnen met betrekking tot immigratie of integratie.

(34)

34

4.3.3.

Stap 3: toevoegen van eigen cijfergegevens aan de bestaande dataset

Als laatste stap worden de eigen berekende cijfergegevens toegevoegd aan de al bestaande cijfergegevens. Die kunnen daarna geanalyseerd worden.

(35)

35

5. Exploratief empirisch onderzoek

5.1.

Onderzoeksresultaten

Resultaten na het toepassen van stap 1: het coderen van zinnen en onderverdelen op basis van de

‘directive’ van elke zin, kan teruggevonden worden in bijlage 2: tabel 3 tot en met 8. Zoals kan afgeleid worden uit deze tabellen wordt elke zin telkens opgeteld tot een subtotaal waarna alle subtotalen opgeteld worden met betrekking tot ‘neutral’, ‘supportive’ of ‘sceptical’. Als laatste worden deze totalen, van migratie en integratie, samen opgeteld. Deze cijfergegevens kunnen we gebruiken om een antwoord te bieden op de eerste deelvraag: komt het thema migratie en integratie meer of minder aan bod na de migratiecrisis?

Resultaten na het toepassen van stap 2: toekennen van een waarde/ teken aan elke zin om de positie van

een partij ten aanzien van migratie en integratie te bepalen. Zoals eerder vermeld zijn deze

verkiezingsprogramma’s ook al gecodeerd in de main dataset van het Manifesto project maar worden deze niet gebruikt in de PImPo dataset. Omdat ik geen gebruik kan maken van crowd coding zoals in de PImPo dataset en ik mijn codeerschema wil controleren om zo een meer objectieve resultaten te bekomen, heb ik mijn resultaten vergeleken met deze uit de main dataset. De resultaten van deze stap zijn bijgevoegd in bijlage 3, tabel 9 tot en met 11. Zoals blijkt uit deze tabellen, zitten er grote verschillen in de cijfergegevens die ik verzameld heb na het coderen en die de main dataset bevat na crowd coding. Om een zo goed mogelijk onderzoeksresultaat te bekomen, heb ik dan ook beslist om mij verder te baseren op de cijfergegevens van de main dataset. Op basis van deze cijfergegevens en de formules berekende ik telkens de ‘saliency’ en ‘position’.

Resultaten na het toepassen van stap 4: toevoegen van eigen cijfergegevens aan de bestaande dataset

(36)

36

Tabel 12: Dataset van cijfergegevens van eigen berekeningen en van PImPo

Party A B C D E F G H I J K CDU 2009 1975 20 100 6.08 1.01 5.06 0.2 90 0.72 90 2013 2574 40 88 4.97 1.55 3.42 0.45 95 0.72 94.32 2017 1294 25 20 3.48 1.93 1.55 -1.6 100 1 100 Fine Gael 2007 2096 20 11 1.48 0.95 0.52 -0.05 75 0.82 100 2011 1500 7 2 0.6 0.47 0.13 0.43 71.43 1 100 2016 1975 6 3 0.45 0.3 0.15 1 100 -3 100 VVD 2006 543 11 12 4.24 2.03 2.21 0.09 100 0.67 100 2010 1522 62 49 7.29 4.07 3.22 -0.63 91.94 -0.14 97.84 2017 2451 79 75 6.28 3.22 2.95 -1.02 100 -1.03 100 Legende:

A Verkiezingsjaar G Prominentie integratie (%)

B Totaal aantal zinnen H Immigratie positie

C Totaal aantal zinnen immigratie

I Prominentie Immigratie positie (%)

D Totaal aantal zinnen migratie J Integratie positie

E Prominentie (%) K Prominentie integratie positie (%)

F Prominentie immigratie (%)

Hierbij moet opgemerkt worden dat ik ervoor gekozen heb om mij enkel te beperken tot cijfergegevens van twee verkiezingsjaren voor 2015 en één verkiezingsjaar na 2015 (eigen cijfergegevens). Daarnaast heeft PImPo bij de verkiezingen van Nederland enkel de verkiezingen van 2010 gevat, waar de VVD ook de

(37)

37

grootste partij was met ook een plek in de regering. Echter werd deze regering ontbonden op 5 november 2012 waarna er nieuwe verkiezingen werden georganiseerd, zogenaamde ‘ontbindingsverkiezingen’. Omdat de VVD telkens de grootste partij was en deel uitmaakte van de regering verandert dit niets aan de selectiecriteria van Nederland en de VVD (“Tweede Kamerverkiezingen 2010, z.d.).

5.2.

Analyse van de onderzoeksresultaten

5.2.1.

Analyse resultaten voor deelvraag 1

Om een antwoord te bieden op mijn eerste deelvraag gebruik ik de kolommen E, F, G uit tabel 12 waarin de onderzoeksresultaten worden weergegeven. Concreet ga ik dus na of er een evolutie is in de

prominentie (saliency) van het thema migratie en integratie voor de verschillende verkiezingsjaren per partij. Dit resulteert in volgende grafieken:

Grafiek 1: Evolutie van de prominentie van zinnen met betrekking tot immigratie en integratie in verkiezingsprogramma’s van CDU in 2009, 2013 en 2017

0 1 2 3 4 5 6 7 2009 2013 2017 Salie n cy (% ) Verkiezingsjaar

(38)

38

Uit deze grafiek kunnen we als eerste afleiden dat de prominentie van zinnen met betrekking tot de integratie van migranten een dalende trend kent. Dit betekent dat er steeds minder nadruk gelegd wordt op het thema integratie binnen het verkiezingsprogramma van de CDU tussen de verkiezingsjaren 2009, 2013 en 2017.

Ten tweede merken we op dat immigratie net meer aandacht krijgt binnen het verkiezingsprogramma van de CDU in verloop van tijd. De stijging trekt zich niet even hard door zoals de dalende lijn van integratie. Desondanks zien we dat er een stijging is van bijna 1 procentpunt. Dit betekent dat het thema migratie meer aan bod komt in verloop van tijd in de verkiezingsprogramma’s van de CDU tussen 2009 en 2017. De prominentie van beide thema’s in het algemeen is ook in dalende lijn, wat wijst op een steeds mindere prominentie van immigratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van de CDU.

Grafiek 2: Evolutie van de prominentie van zinnen met betrekking tot immigratie en integratie in verkiezingsprogramma’s van Fine Gael in 2007, 2011 en 2016

In de grafiek van Fine Gael merken we op dat zowel immigratie als integratie een dalende trend kent. Beide thema’s komen minder prominent aan bod, wat natuurlijk resulteert in een dalende trend voor de prominentie van het totaal van immigratie en integratie. Opvallend is de sterk dalende lijn tussen het verkiezingsjaar 2007 en 2011. Tussen 2011 en 2016 zet de daling zich minder sterk door en zien we bij de lijn ‘integratie’ zelf een zeer lichte stijging.

0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 1,4 1,6 2007 2011 2016 Salie n cy (% ) Verkiezingsjaar

(39)

39

Grafiek 3: Evolutie van de prominentie van zinnen met betrekking tot immigratie en integratie in verkiezingsprogramma’s van de VVD in 2006, 2010 en 2017

In deze grafiek zien we dat de drie lijnen dezelfde evolutie kennen: als eerste is er een stijging van de prominentie van integratie en immigratie, deze trend zet zich sterker door in de lijn van immigratie. Na 2010 dalen alle drie de lijnen opnieuw waarbij de lijn van immigratie een sterkere daling kent. Over het algemeen kunnen we hier dus stellen dat de prominentie van het thema migratie en integratie binnen het verkiezingsprogramma van de VVD sterk stijgt en na 2010 opnieuw daalt.

5.2.2.

Analyse resultaten voor deelvraag 2

De tweede vergelijking zal ik doen op basis van de resultaten met betrekking tot de positie die de partij ten aanzien van migratie en integratie inneemt. Deze kan ofwel negatief of positief zijn en zal weergeven of er al dan niet een breuk is met de trend die zich voor 2015 voltrok. De positie wordt bepaald aan de hand van de context waarin de zinnen die gecodeerd waren zich bevonden. Dit kon ofwel ‘neutral’,

‘sceptical’ of ‘supportive’ zijn. Dit resulteerde in volgende grafieken per partij:

0 1 2 3 4 5 6 7 8 2006 2010 2017 Salie n cy (% ) Verkiezingsjaar

(40)

40

Grafiek 4: de evolutie van de positie van de CDU ten aanzien van migratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van 2009, 2013 en 2017

Wanneer we kijken naar de lijn van ‘immigration’ zien we dat tussen het verkiezingsjaar 2009 en 2013 er een positieve evolutie plaatsvindt. Dit betekent dat het standpunt van de CDU op dat moment positief evolueert ten aanzien van migratie. Na 2013 is er een enorme daling van de positie ten aanzien van migratie tot en met -1.6. Dit betekent dat de CDU zich duidelijk meer negatief positioneert ten aanzien van migratie in vergelijking met 2013.

De lijn van ‘integratie’ volstrekt zich niet zoals de lijn van ‘immigratie’ in het negatieve maar gaat verder stijgen naar een meer positieve positie ten aanzien van integratie dan in 2013.

-2 -1,5 -1 -0,5 0 0,5 1 1,5 2 0 0 9 2 0 1 3 2 0 1 7 PO SIT IO N VERKIEZINGSJAAR

(41)

41

Grafiek 5: de evolutie van de positie van Fine Gael ten aanzien van migratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van 2007, 2011 en 2016

In deze grafiek zien we als eerste een constante stijging van de positie van Fine Gael ten aanzien van migratie, dit in positieve zin. Dit betekent dat Fine Gael steeds meer positief staat ten aanzien van ‘migratie’ in verloop van tijd. Dit is een sterk verschil met de lijn van integratie. Hier zien we een enorme daling van de positie ten aanzien de integratie van migranten na 2011. In eerste instantie zien we tussen 2007 en 2011 nog een lichte stijging in positieve zin, na 2011 daalt deze zeer sterk tot en met -3. De positie van Fine Gael ten aanzien van de integratie van migranten is dus zeer negatief geworden in het verkiezingsprogramma van 2016. -3,5 -3 -2,5 -2 -1,5 -1 -0,5 0 0,5 1 1,5 2 0 0 7 2 0 1 1 2 0 1 6 PO SIT IO N VERKIEZINGSJAREN

(42)

42

Grafiek 6: de evolutie van de positie van de VVD ten aanzien van migratie en integratie in de verkiezingsprogramma’s van 2009, 2013 en 2017

In deze grafiek zien we een sterke dalende trend voor zowel immigration als immigrant integration. De lijn van Integration staat in 2006 nog meer positief dan deze van immigration maar eindigt in 2017 zelf iets onder de lijn van immigration. Immigration kent een iets minder sterke daling met een kleine knik in 2010 maar eindigt ongeveer op dezelfde hoogte als integration.

Dit betekent dat de evolutie van het verkiezingsprogramma van de VVD ten aanzien van migratie en integratie negatief is en het standpunt van deze partij ten aanzien van migratie en integratie meer en meer negatief is.

Wat betekent deze analyse voor onze onderzoeksvraag? Heeft de migratiecrisis een impact gehad op het standpunt van migratie en integratie van de regeringspartijen van Nederland, Duitsland en Ierland?

-1,2 -1 -0,8 -0,6 -0,4 -0,2 0 0,2 0,4 0,6 0,8 2 0 0 6 2 0 1 0 2 0 1 7 PO SIT IO N VERKIEZINGSJAREN

(43)

43

5.3.

Antwoord op de onderzoeksvraag

Vanuit de analyse van de onderzoeksresultaten kan ik een antwoord bieden op de onderzoeksvraag en deelvragen die ik stelde bij de probleemstelling. Als eerste zal ik de twee deelvragen beantwoorden, daarna zal ik de hoofdvraag bespreken.

5.3.1.

Antwoord op deelvraag 1

Om een antwoord te bieden op deelvraag 1: komt het thema migratie en integratie frequenter aan bod na de ‘migratiecrisis’, heb ik alle resultaten van de grafieken samengevat in onderstaande tabel.

Tabel 13: samenvatting evolutie prominentie van het thema migratie en integratie

Migratie: verschil na 2015?

Integratie: verschil na 2015?

Totaal: verschil na 205?

CDU NEE** NEE NEE

Fine Gael JA** JA JA

VVD JA JA JA

*JA: het verloop van de grafiek is gewijzigd na de ‘migratiecrisis’ van 2015 *NEEN: het verloop van de grafiek is niet gewijzigd na de ‘migratiecrisis’ van 2015

Deze tabel stelt dat er voor de CDU tussen 2009 en 2017 er voor het thema migratie en integratie geen wijziging in evolutie vast te stellen was en de trend zich na 2015 doorzet zoals er voor. Dit betekent dat de ‘migratiecrisis’ geen impact heeft gehad op de mate waarin het thema migratie en integratie voorkomt in het verkiezingsprogramma van de CDU.

Uit de cijfergegevens van Fine Gael zien we dat er tussen 2007 en 2016 een verschil is in evolutie en dat de migratiecrisis een impact heeft gehad op de mate waarin migratie en integratie aan bod komt. Bij zowel migratie en integratie is er tussen 2007 en 2011 een sterke daling van de mate waarin het thema aan bod komt, tussen 2011 en 2016 daalt dit nog verder maar in mindere mate dan voorheen. Voor het thema integratie is er zelf een lichte stijging waarneembaar.

Afbeelding

Figuur 1: breuklijnmodel van Lipset & Rokkan (1967)
Figuur 2: hierarchical coding of immigration and immigrant integration positions
Tabel 2: categorieën met betrekking tot immigratie en immigrant integratie
Tabel 12: Dataset van cijfergegevens van eigen berekeningen en van PImPo
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bram van Ojik (PPR-voorzitter): 'Het wordt steeds moeilijker uit te leggen waarom we wèl gezamenlijk een fractie vormen in het Europees Parlement, wèl in veel gemeen-

Niet omdat D66 onder juristen niet meer populair zou zijn (het tegendeel lijkt het geval), maar omdat de liefde voor de directe democratie in de partij zelf bekoeld lijktJ.

H2a: A static descriptive normative message will be equally effective in changing one’s intentions to reduce meat consumption whether framed as a loss or a gain.. •

Het aantal minderjarige verdachten dat in een jaar minstens één keer als verdachte werd geregistreerd, daalde in deze periode met meer dan de helft, van 53 duizend (2007) naar ruim 22

wat is de huidige voorraad in het ligt er genoeg voorraad in het controleren mogelijkheid order. order mogelijk volgens

The original data is used, since predicting the trend data for different smoothing factors is misleading; an over smoothed output variable can be perfectly

Wat Nederland betreft: als ik kijk naar de 100 grootste Nederlandse ondernemingen dan lijkt het mij uiterst onwaarschijnlijk dat de helft o f meer daarvan meer waarde voor

Gegeven de bevinding dat met name relatief hoogopgeleide mensen zelfstandige zonder personeel worden en dat opleidingen juist voor deze groep het best renderen, is het zorgelijk