• No results found

Grip op schrijfonderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Grip op schrijfonderwijs"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelor Thesis

Onderbouwing van het advies voor een samenwerking

tussen ergotherapeuten en de PABO

Afstudeerproject

Grip op schrijfonderwijs

Laura van der Gun 500637895 Siem Matton

500641335 Cathelijne Snaauw

500638877

Hogeschool van Amsterdam Domein Gezondheid Opleiding Ergotherapie P8E Opdrachtgevers: Bas van den Hoven

Naära Tomasowa Margo van Hartingsveldt Coach: Marjon ten Velden Inleverdatum: 04-01-2016 Aantal woorden: 9858

(2)

Samenvatting

Inleiding Een groot gedeelte van de schooldag vanaf groep 3 bestaat uit activiteiten waarbij

schrijven nodig is. Schrijven is een van de belangrijkste vaardigheden die een kind in de basisschoolleeftijd leert. Op dit moment ontwikkelt 5 tot 27% van de kinderen in het regulier basisonderwijs schrijfproblemen. Leerkrachten zijn de aangewezen persoon om kinderen met (mogelijke) schrijfproblemen te identificeren. Wanneer een schrijfprobleem is geïdentificeerd kan een kind worden doorverwezen naar een kinderergotherapeut. Uit onderzoek blijkt dat ergotherapie-interventies gericht op schrijven bijdraagt aan een betere leesbaarheid van het handschrift. De opdrachtgevers hebben in een facultatieve leerlijn binnen de Opleiding Ergotherapie een opzet gemaakt voor een lespakket voor PABO studenten, gegeven door ergotherapeuten. Dit vanuit de aanname dat leerkrachten in het basisonderwijs mogelijk weinig kennis hebben over het signaleren van schrijfproblemen en mogelijke interventies. De opdrachtgevers willen weten of de aanname correct is en of er draagvlak is bij de PABO voor een verbetering van de samenwerking.

Hoofdvraag Op welke manier kan de expertise van de ergotherapeut bijdragen aan het

schrijfonderwijs op de PABO en is hier draagvlak voor?

Methode Drie individuele literatuurstudies zijn uitgevoerd ter voorbereiding op het

praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek bestaat uit een inventarisatie vanuit kwalitatief onderzoek. 11 semi-gestructureerde interview zijn afgenomen bij leerkrachten in het basisonderwijs en docenten schrijfonderwijs aan de PABO.

Resultaten Uit interviews is naar voren gekomen dat de prioriteit in het basisonderwijs niet bij

het s hrijfo der ijs ligt. Aa de geï ter ie de PABO s krijge studenten gemiddeld 13 lessen over schrijfonderwijs. Het aantal lessen over schrijfproblemen loopt uiteen van één les tot een heel blok. Op ier PABO s ordt aa da ht esteed aa het oor ereide d s hrij e . Do e te de ke dat het schrijfonderwijs in de toekomst zal verminderen en anders wordt vormgegeven, zij denken echter niet dat typen of schrijven op een tablet het schrijven zal vervangen. Drie docenten geven aan mogelijkheden te zien voor een samenwerking met ergotherapeuten met als doel kennisuitwisseling. Zij geven ook aan mogelijkheden te zien voor het promoten van ergotherapie onder PABO-studenten.

Conclusie Vanuit docenten is vraag naar meer kennis over de ergonomische factoren en

motorische ontwikkeling bij het schrijven. Daarnaast geven zij aan mogelijkheden te zien voor het promoten van ergotherapie onder PABO-studenten. Echter, docenten hebben unaniem aangegeven dat een samenwerking tussen ergotherapeuten en de PABO niet vormgegeven kan worden op de manier die de opdrachtgevers voor ogen hadden omdat hier geen geld voor beschikbaar is. Wel

(3)

hebben docenten aangegeven mogelijkheden te zien in een samenwerking tussen ergotherapiestudenten en PABO-studenten.

Voorwoord

Voor u ligt de a helor thesis a het afstudeerproje t Grip op s hrijfo der ijs , ges hre e i het afstudeerprogramma van de opleiding Ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit afstudeerproject is voortgekomen uit de Leerlijn Ondernemen, een facultatieve leerlijn naast de progra a s i de hoofdfase.

Deze bachelor thesis vormt de onderbouwing van het advies voor onze opdrachtgevers Bas van den Hoven, Naära Tomasowa en Margo van Hartingsveldt. Drie individuele literatuurstudies en een gezamenlijk praktijkonderzoek vormen de basis voor deze bachelor thesis.

Graag willen we de opdrachtgevers Bas van den Hoven en Naära Tomasowa bedanken voor hun inbreng en de tijd die zij in dit project hebben geïnvesteerd. Margo van Hartingsveldt willen we bedanken voor haar bijdrage aan het project als mede opdrachtgever en voor het leveren van haar professionele expertise. Onze coach Marjon ten Velden willen we bedanken voor haar fijne begeleiding gedurende het afstudeerproject en haar kritische en opbouwende feedback die wij als zeer prettig hebben ervaren. De coachgroep willen we bedanken voor hun nuttige feedback en steun. Tot slot willen wij alle docenten en leerkrachten die we hebben geïnterviewd bedanken voor hun waardevolle bijdrage aan ons afstudeerproject.

4 januari 2016,

Laura van der Gun Siem Matton Cathelijne Snaauw

(4)

Leeswijzer

Deze leeswijzer is opgesteld om de leesbaarheid van deze bachelor thesis te vergroten en enkele veel voorkomende begrippen toe te lichten.

In het eerste hoofdstuk is de aanleiding en relevantie van dit afstudeerproject te lezen waarna de doelstelling, hoofdvraag en deelvragen zijn geformuleerd. Het tweede hoofdstuk is een kernachtige weergave van de uitkomsten van de individuele literatuurstudies, in relatie tot het uit te voeren praktijkonderzoek. Hoofdstuk drie omschrijft de werkwijze en gemaakte afwegingen van het praktijkonderzoek. In hoofdstuk vier worden de resultaten vanuit het praktijkonderzoek per deelvraag besproken. In hoofdstuk vijf worden de resultaten uitvoerig bediscussieerd en wordt de gevolgde werkwijze kritisch beoordeeld. Hoofdstuk zes omvat de conclusies in relatie tot de deelvragen en hoofdvraag, waarna in hoofdstuk zeven de adviezen voor de opdrachtgevers zijn geformuleerd.

In de gehele bachelor thesis wordt gebruik gemaakt van verwijzingen naar voetnoten om begrippen uit te leggen. Een voetnoot wordt aangegeven met een superscript (1). Bij het betreffende cijfer staat onder aan de pagina de uitleg van het begrip. Een overzicht van alle begrippen is terug te vinden in de begrippenlijst.

Wanneer in de bachelor thesis gesproken wordt over leerkrachten, dan betreft dit leerkrachten van de basisschool. Wanneer gesproken wordt over docenten, worden docenten schrijfonderwijs van de PABO bedoeld.

Vanaf hoofdstuk 4: Resultaten, wordt gebruik gemaakt van citaten, verkregen uit interviews. De citaten zijn herkenbaar doordat deze zijn gecentreerd op de pagina, cursief gedrukt staan en beginnen en eindigen met aanhalingstekens.

Wanneer bij een citaat een sterretje (*) staat is dit citaat aangepast omdat het door spreektaal niet goed leesbaar was. Om de leesbaarheid te vergroten is het citaat omgezet naar schrijftaal.

1

(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 6 1.1 Aanleiding en context ... 6 1.2 Probleembeschrijving ... 8 1.3 Doelstelling ... 9 1.4 Hoofd- en deelvragen ... 9 2. Uitkomsten literatuurstudies ... 11 3. Methode ... 13

3.1 Keuze voor onderzoeksmethode ... 13

3.2 Participanten ... 13 3.3 Ethische verantwoording ... 15 3.4 Dataverzameling ... 15 3.5 Data-analyse ... 18 4. Resultaten ... 19 5. Discussie ... 27

5.1 Kritische waardering resultaten ... 27

5.2 Kritische beoordeling werkwijze ... 30

6. Conclusie ... 33 6.1 Literatuurstudies ... 33 6.2 Praktijkonderzoek ... 33 6.3 Hoofdvraag ... 34 7. Adviezen ... 35 7.1 Antwoord hoofdvraag ... 35 7.2 Adviezen ... 36 8. Referentielijst ... 38 9. Begrippenlijst ... 42 10. Bijlagen ... 45

Bijlage 1: Transcript interview PABO-studenten ... 46

Bijlage 2: Informatiebrief leerkrachten ... 48

Bijlage 3: Informatiebrief docenten ... 50

Bijlage 4: Toestemmingsverklaring ... 52

Bijlage 5: Topiclijst leerkrachten ... 53

Bijlage 6: Topiclijst leerkrachten ... 54

Bijlage 7: Samenvattingen interviews leerkrachten ... 55

(6)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en context

In het tweede semester van studiejaar 2014/2015 heeft een projectgroep van de Leerlijn Ondernemen2 een plan opgesteld voor het starten van een samenwerking tussen ergotherapeuten en de Pedagogische Academie voor Basis Onderwijs (PABO) op het gebied van schrijfonderwijs. De aanleiding hiervoor was de ervaring van drie studenten die stages hebben gelopen in de kinderergotherapie en daar veel kinderen met schrijfproblemen hebben behandeld. Binnen de leerlijn is een opzet gemaakt voor een lespakket voor PABO studenten, ontwikkeld en gedoceerd door ergotherapeuten. Dit vanuit de aanname dat basisschoolleerkrachten mogelijk weinig kennis hebben over het signaleren van schrijfproblemen en mogelijke interventies. Deze aanname werd ondersteund door oriënterende interviews met drie afgestudeerde PABO-studenten, het transcript is te vinden in bijlage 1. Een eventuele samenwerking zou gericht zijn op de PABO omdat hier een basis gelegd wordt wat betreft kennis en vaardigheden voor (aankomend) leerkrachten. Bovenstaande ideeën vormen het begin van het afstudeerproject Grip op s hrijfo der ijs .

Op dit moment ontwikkelt 5 tot 27% van de kinderen in het regulier basisonderwijs schrijfproblemen (van Hartingsveldt, de Groot, Aarts, & Nijhuis-van der Sanden, 2011). Volgens Overvelde et al. (2011) is sprake van een schrijfprobleem wanneer:

 het handschrift (het schrijfproduct) niet of nauwelijks leesbaar is (dysgrafie), of;  het tempo te traag is, of;

 de schrijfbeweging niet aangeleerd kan worden en/of pijn ontstaat bij het schrijven, en;  er geen sprake is van een intellectueel tekort of van somatische pathologie3

.

Schrijfproblemen zijn terug te voeren op motorische, cognitieve, gedragsmatige of pedagogisch-didactische problemen. Verschillende factoren spelen een belangrijke rol bij het succesvol leren schrijven. Kindfactoren zoals motivatie en leervermogen (cognitief en motorisch) maar ook de lesmethodes en de geschiktheid van de leerkracht zijn een voorwaarde voor succes (Overvelde et al., 2011).

2

Een facultatieve leerlijn binnen de Opleiding Ergotherapie van de Hogeschool van Amsterdam wat zich richt op ondernemerschap binnen de ergotherapie.

3

(7)

Leerkrachten zijn nauw betrokken bij het (leren) schrijven en hebben het meeste zicht op de brede ontwikkeling en de specifieke schrijfontwikkeling van een kind. Leerkrachten zijn daarom de aangewezen persoon om kinderen met (mogelijke) schrijfproblemen te identificeren. Veruit de meeste verwijzingen voor kinderen met schrijfproblemen komen van de leerkracht (Overvelde et al., 2011).

Wanneer een schrijfprobleem is geïdentificeerd kan een kind worden doorverwezen naar een ki derergotherapeut. Volge s Beroepsprofiel Ergotherapeut (van Hartingsveldt, Logister-Proost, & Kinébanian, 2010) is ergotherapie een beroep dat zich inzet om de gezondheid en het welzijn van mensen te bevorderen met als uitgangspunt het mogelijk maken van het dagelijks handelen4. Voor kinderen op de basisschool bestaat het dagelijks handelen voor een groot deel uit naar school gaan. Vanaf groep 3 bestaat een groot gedeelte van de schooldag uit activiteiten waarbij schrijven nodig is (Pollock et al., 2009). Schrijven is een van de belangrijkste vaardigheden die een kind in de basisschoolleeftijd leert, het is een manier om te communiceren maar ook essentieel om te leren lezen en spellen (Longcamp et al., 2008).

Uit het onderzoek van Lammers, Scholte, & Berden (2014) blijkt dat kinderen die een ergotherapie-interventie hebben gehad op het gebied van schrijven een (grotere) verbetering van de leesbaarheid van het handschrift laten zien dan kinderen in de controlegroep. Uit onderzoek is gebleken dat de behandeling van schrijfproblematiek zich uiteindelijk terug betaalt. Elke euro die wordt besteed aan de ergotherapeutische behandeling van 6-jarige kinderen met schrijfproblemen levert de aats happij € , tot € , op a ege produ ti iteits i st op latere leeftijd (Lammers et al., 2014).

Naast ergotherapeuten houden ook andere disciplines zich bezig met schrijven en de problemen die zich hierbij kunnen voordoen. Binnen deze disciplines is een zekere overlap te vinden. De kracht van de ergotherapeut zit in het context-based5 werken. Het Person-Environment-Occupation-Performancemodel (PEOP) geeft deze wisselwerking op een schematisch wijze weer. Het laat zien dat het dagelijks handelen (occupation) niet alleen wordt gekenmerkt door het uitvoeren van activiteiten, rollen en taken (performance), maar ook door de intrinsieke factoren (de persoon) en de excentrieke factoren (de omgeving). Al deze onderdelen bij elkaar maken dat een persoon kan participeren in de samenleving (le Granse, van Hartingsveldt, & Kinébanian, 2012).

4

Het uitvoeren van activiteiten die mensen zichzelf voornemen en waarvan men verwacht dat zij deze uitvoeren.

5

De ergotherapeutische interventie is gericht op het handelen in de fysieke en in de sociale omgeving, inclusief de maatschappelijke omgeving.

(8)

Figuur 1 - PEOP model (Christiansen, Baum, & Bass, 2015)

Bij kinderen hebben de factoren persoon, omgeving en activiteit invloed op het schrijven en eventuele schrijfproblemen. Vanuit de ergotherapie wordt naar alle genoemde gebieden gekeken om te bepalen of een aspect kan worden aangepast waardoor het handelen, in dit geval het schrijven, beter uitgevoerd kan worden. In de kinderergotherapie komt steeds meer nadruk te liggen op de omgeving van het kind. Door de omgeving aan te passen kan het kind weer gemakkelijker participeren in de schoolsituatie (van Dijk, 2015). Coaching van ouders en leerkrachten blijkt hiervoor een betekenisvolle interventie (van Hartingsveldt, van den Houten, van der Leij-Hemmen, & ten Velden, 2014). Dit in vergelijking met bijvoorbeeld fysiotherapie waar vrijwel alleen naar het motorische aspect van het schrijven gekeken wordt (Overvelde et al., 2011).

1.2 Probleembeschrijving

De opdrachtgevers verwachten dat op dit moment nog weinig uitwisseling van kennis en expertise tussen ergotherapeuten en de PABO plaatsvindt. Omdat schrijfproblemen een grote invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van een kind, vinden de opdrachtgevers het relevant dat onderzocht wordt of een samenwerking opgestart kan worden. De opdrachtgevers willen graag weten of de eerder genoemde aanname correct is en of op de PABO draagvlak is voor een samenwerking.

(9)

Daarnaast willen zij weten op welke wijze ergotherapeuten een bijdrage zouden kunnen leveren aan het huidige schrijfonderwijs op de PABO.

1.3 Doelstelling

De doelstelling van dit project is als volgt beschreven:

Op 4 januari 2016 is een advies opgesteld waaruit blijkt op welke wijze de ergotherapeutische expertise een bijdrage kan leveren aan het huidig schrijfonderwijs aangeboden op de PABO en wat

het draagvlak hiervoor is.

1.4 Hoofd- en deelvragen

Passend bij de doelstelling is een hoofdvraag opgesteld. Om antwoord te krijgen op deze hoofdvraag zijn zes deelvragen opgesteld. Drie daarvan zijn beantwoord door middel van individuele literatuurstudies, de andere drie door middel van praktijkonderzoek.

Hoofdvraag

De hoofdvraag voor het afstudeerproject luidt als volgt:

Op welke manier kan de expertise van de ergotherapeut bijdragen aan het schrijfonderwijs op de PABO en is hier draagvlak voor?

Deelvragen literatuuronderzoek

De projectgroep heeft als voorbereiding op het praktijkonderzoek de onderstaande drie deelvragen opgesteld voor de individuele literatuurstudies. De hiermee verkregen uitkomsten en inzichten zijn meegenomen in het praktijkonderzoek. Op welke wijze dit is gedaan is te lezen in hoofdstuk 3: Methode.

1. Wat is the state of the art van ergotherapeutische interventies voor het verhelpen van schrijfproblemen bij kinderen in het reguliere basisonderwijs?

2. Wat is vanuit de literatuur de meest effectieve schrijfmethode voor kinderen in het basisonderwijs en wat is de verwachte ontwikkeling op het gebied van leren schrijven in de toekomst?

3. Wat is de state of the art van vroegsignalering6 bij schrijfproblemen bij kinderen van 5 en 6 jaar oud door basisschoolleerkrachten?

6

(10)

Deelvragen praktijkonderzoek

De projectgroep benaderd met het praktijkonderzoek zowel basisschoolleerkrachten als schrijfdocenten aan de PABO. Om de huidige werkwijze van schrijfonderwijs en schrijfproblemen te inventariseren is een deelvraag opgesteld gericht op ervaringen vanuit het werkveld, het basisonderwijs. Om te kunnen bepalen of de ergotherapeutische expertise een bijdrage kan leveren aan het schrijfonderwijs op de PABO dient de projectgroep inzicht te verkrijgen in de manier waarop schrijfonderwijs op de PABO wordt aangeboden. Als laatste is het van belang, om te bepalen of een samenwerking tussen de PABO en ergotherapeuten gewenst is, de mening van docenten hierover te inventariseren. Vanuit deze onderbouwing zijn de volgende deelvragen geformuleerd.

4. Wat zijn de ervaringen van basisschoolleerkrachten op het gebied van schrijfonderwijs en schrijfproblemen?

5. Hoe ziet het schrijfonderwijs gedoceerd aan de PABO er op dit moment uit?

6. Is er vanuit de docenten schrijfonderwijs aan de PABO behoefte aan een samenwerking met ergotherapeuten op het gebied van schrijfproblemen?

(11)

2. Uitkomsten literatuurstudies

In dit hoofdstuk staat per deelvraag de relevantie van de uitkomsten voor de opdrachtgevers en het praktijkonderzoek beschreven.

Deelvraag 1: Wat is the state of the art van ergotherapeutische interventies voor het

verhelpen van schrijfproblemen bij kinderen in het reguliere basisonderwijs?

Taakgerichte training door een ergotherapeut blijkt effectief (Howe, Roston, Laurie, & & Hinojosa, 2013; Mackay, McCluskey, & Mayes, 2010; Schneck & Case-Smith, 2014; Weintraub, Yinon, Hirsch, & Parush, 2009). Onder het taakgericht trainen wordt het oefenen en trainen van de specifieke taak bedoeld, in dit geval het schrijven. Deze informatie kan meegenomen worden in het praktijkonderzoek zodat de projectgroep de participanten inzicht kan geven in mogelijkheden van ergotherapie bij schrijfonderwijs.

Een andere uitkomst van het literatuuronderzoek is dat de eerste resultaten van co-teaching, waarbij een leerkracht samenwerkt met een ergotherapeut, positief lijken te zijn (Case-Smith, Weaver, & Holland, 2014; Hutton, 2009). Hoewel de insteek van de projectgroep is om leerkrachten zelf handvatten te bieden bij schrijfproblemen zonder samenwerking met ergotherapeuten, is het nuttig om te weten dat co-teaching een positief effect kan hebben omdat pas tijdens het praktijkonderzoek duidelijk wordt waar daadwerkelijk behoefte aan is in de praktijk.

Deelvraag 2: Wat is vanuit de literatuur de meest effectieve schrijfmethode voor kinderen

in het basisonderwijs en wat is de verwachte ontwikkeling op het gebied van leren

schrijven in de toekomst?

Op dit moment bestaan in Nederland vele schrijfmethodes met ieder een eigen visie (den Haan, Hiele, & Kok, 2006). Het is van belang te weten welke schrijfmethodes in de praktijk het meest gebruikt worden zodat het advies voor de opdrachtgevers hierop gericht kan zijn. De opdrachtgevers kunnen de meest gebruikte schrijfmethodes dan als uitgangspunt bij een samenwerking gebruiken zodat het optimaal aansluit bij de praktijk. Het onderwerp schrijfmethodes zal daarom meegenomen worden in het praktijkonderzoek.

Het is duidelijk dat schrijven in de toekomst nog een belangrijke vaardigheid zal blijven. De overheersende mening lijkt te zijn dat typen en leren schrijven met behulp van een tablet geen vervangers mogen worden van het schrijven met pen en papier (Evers, 2013; Overvelde et al., 2011).

(12)

Een eventuele samenwerking vraagt om een grote investering namens de opdrachtgever, welke onaantrekkelijk is wanneer schrijfonderwijs op korte termijn zou verdwijnen.

Deelvraag 3: Wat is de state of the art van vroegsignalering bij schrijfproblemen bij

kinderen van 5 en 6 jaar oud door basisschoolleerkrachten?

Op dit moment is weinig bekend over vroegsignalering van problemen in het voorbereidend schrijven door leerkrachten. De negatieve effecten van schrijfproblemen op het zelfvertrouwen en de latere schoolprestaties van een kind, maken een vroege evaluatie van schrijfrijpheid7 belangrijk om schrijfproblemen te voorkomen (Engel-Yeger, Nagauker-Yanuv, & Rosenblum, 2009; Ratzon, Efraim, & Bart, 2007). In Nederland is de invulling van het schrijfonderwijs op de basisschool niet wettelijk vastgelegd, scholen mogen hier hun eigen invulling aan geven. Daarnaast is niet bekend hoeveel tijd Nederlandse scholen aan voorbereidende schrijfoefeningen in groep 1 en 2 besteden (Overvelde et al., 2011). Wel blijkt uit onderzoek dat leerkrachten een redelijk goed beeld hebben van kinderen met sterke- en zwakke voorbereidende schrijfvaardigheden. Echter, waar de leerkrachten hun inschatting op baseren is niet bekend (van Hartingsveldt, de Vries, Cup, de Groot, & Nijhuis van der Sanden, M.W.G., 2014; van Hartingsveldt et al., 2015). Wanneer duidelijk is of en op welke wijze leerkrachten aan vroegsignalering doen en of op de PABO onderwijs wordt gegeven over vroegsignalering, kan worden vastgesteld of de ergotherapeutische expertise hier een bijdrage aan kan leveren. Het onderwerp vroegsignalering is daarom meegenomen in het praktijkonderzoek.

7

Schrijfrijp betekent dat er voldoende hersenverbindingen aanwezig zijn om richtingsveranderingen, abstracte letterzones en het probleem van het translaterend bewegen te kunnen doorzien.

(13)

3. Methode

3.1 Keuze voor onderzoeksmethode

De projectgroep heeft gekozen zich te richten op kwalitatief onderzoek omdat de deelvragen van het praktijkonderzoek gaan over de mening en ervaringen van leerkrachten en docenten. Kwalitatief onderzoek sluit hierbij aan omdat binnen kwalitatief onderzoek de focus ligt op wat zich in de werkelijkheid afspeelt vanuit het perspectief van de betrokkenen, met als doel meer te weten te komen over hun opvattingen en inzichten, dit te beschrijven en waar mogelijk te verklaren (Boeije, 2014). Ook kan kwalitatief onderzoek aanwijzingen geven over de mogelijke aanpak van een probleem in de specifieke context (Wouters, van Zaalen, & Bruijning, 2015). De wijze van inventariseren heeft de projectgroep gebaseerd op kwalitatief onderzoek door middel van interviews, zoals beschreven in hoofdstuk a het oek O derzoeks ethode (Boeije, 2005).

Om de hoofd- en deelvragen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden heeft de projectgroep gekozen een gestructureerd interview onder leerkrachten en docenten te houden. Een semi-gestructureerd interview kenmerkt zich doordat vooraf vragen zijn opgesteld en een volgorde in de vragen is aangebracht, hier mag tijdens het interview wel van afgeweken worden ('t Hart, Boeije, & Hox, 2005).

3.2 Participanten

Inclusiecriteria

Op Nederlandse basisscholen wordt in de groepen 3 en 4 het meeste les gegeven gericht op het schrijven ten opzichte van andere groepen. In groep 3 wordt gestart met schrijven, in groep 4 doen zich gemiddeld de meeste schrijfproblemen voor (Overvelde & Hulstijn, 2011). Bij de interviews onder leerkrachten heeft de projectgroep zich daarom gericht op leerkrachten uit groep 3 en 4. Voor de interviews bij docenten waren de inclusiecriteria: (1) docenten zijn werkzaam op een PABO en (2) zij doceren schrijfonderwijs. De projectgroep heeft bewust voor weinig inclusiecriteria gekozen om de doelgroep zo breed mogelijk te houden.

(14)

Verkrijgen contactgegevens

Leerkrachten: Via Koen van Dijk (Docent ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam en Coördinator Basisscholenproject Ergotherapie8) zijn vijf mailadressen van basisscholen verkregen. Eén van de groepsleden heeft via een kennis (Intern Begeleider) een leerkracht benaderd. Een ander groepslid heeft via haar oude stageadres twee scholen benaderd.

Docenten: De proje tgroep heeft ers hille de PABO s e aderd ia de ail. Deze ailadresse zijn verzameld aan de hand van gegevens op websites van hogescholen en de website www.kiesjestudie.nl.

Werven participanten

De projectgroep heeft twee verschillende mails en twee verschillende informatiebrieven opgesteld: één voor leerkrachten en één voor docenten. De informatiebrief is opgesteld om mogelijke participanten te informeren over het doel van het afstudeerproject, het interview en wat medewerking aan het interview voor de participanten inhoudt (Wouters et al., 2015). De informatiebrieven zijn te vinden in bijlage 2 en 3. De projectgroep heeft na twee weken een herinneringsmail gestuurd wanneer mogelijke participanten nog niet hadden gereageerd.

In totaal zijn tien basisscholen benaderd, hiervan hebben vier een reactie gegeven. Uit deze vier reacties zijn interviews op drie basisscholen, met vijf leerkrachten, voortgekomen.

De proje tgroep heeft ers hille de PABO s e aderd. Nege do e te he e gereageerd, hiervan waren zeven docenten geïnteresseerd in deelname. Zes docenten hebben uiteindelijk deelgenomen aan de interviews. Eén docent heeft aangegeven af te zien van deelname vanwege tijdsgebrek.

De Vereniging voor Handschriftontwikkeling is op advies van Margo van Hartingsveldt benaderd, hier is geen reactie op gekomen.

De interviews (11 in totaal) hebben van 18 november t/m 2 december 2015 plaats gevonden. Van de zes deelnemende docenten zijn twee docenten werkzaam op dezelfde PABO. De vijf deelnemende leerkrachten zijn werkzaam op in totaal drie verschillende basisscholen. De schematische weergave van de werving van participanten is weergegeven in figuur 2.

8

In het basisscholenproject krijgen studenten uit het eerste en tweede jaar de kans om ervaring op te doen over ergotherapie op een basisschool.

(15)

Figuur 2 - Schematische weergave werving participanten

3.3 Ethische verantwoording

Participanten is gevraagd een toestemmingsverklaring, een informed consent, te tekenen ('t Hart et al., 2005). Hiermee gaven de participanten onder andere toestemming voor vrijwillige deelname, anonieme verwerking van de antwoorden en het opnemen van het interview met een voice-recorder. De volledige toestemmingsverklaring is te vinden in bijlage 4.

Gedurende het gehele afstudeerproject heeft de projectgroep zich gehouden aan de gedragscode voor praktijkgericht onderzoek in het HBO. Hierin staat beschreven wat het gewenste gedrag is bij het uitvoeren van verantwoord onderzoek (Andriessen, Onstenk, Delnooz, Smeijsters, & Peij, 2010). De projectgroep heeft met behulp van de gedragscode verantwoorde keuzes kunnen maken over onder andere de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd en de interviews zijn vormgegeven.

3.4 Dataverzameling

Topiclijst

Ter voorbereiding op de interviews heeft de projectgroep twee topiclijsten opgesteld: één voor de interviews met docenten en één voor leerkrachten. De topiclijst is georganiseerd op onderwerp, welke zijn gekozen aan de hand van de literatuurstudies en de deelvragen van het praktijkonderzoek. De topiclijst is goedgekeurd door de opdrachtgevers.

(16)

De topiclijst van de leerkrachten was voornamelijk gericht op het signaleren en aanpakken van schrijfproblemen, die van de docenten op het huidige gegeven schrijfonderwijs en de wensen en behoeften van de PABO wat betreft een samenwerking. De volledige topiclijsten zijn te vinden in bijlage 5 en 6.

Aan de hand van de onderwerpen zijn vragen opgesteld welke een basis vormden voor het semi-gestructureerde interview. Na elk interview is de topiclijst kritisch bekeken en zo nodig aangevuld, zodat relevante informatie uitgevraagd zou worden in de daarop volgende interviews. Hieronder staan de topiclijsten, met motivatie, weergegeven.

Topiclijst leerkrachten

1. Schrijfmethode: ter inventarisatie zodat duidelijk wordt welke methodes in de praktijk het meest gebruikt worden.

2. Ervaringen schrijven en schrijfproblemen: de projectgroep inventariseert hiermee welke schrijfproblemen in de praktijk voorkomen.

3. Herkennen van schrijfproblemen: hiermee wordt inzicht verkregen in de wijze waarop leerkrachten schrijfproblemen herkennen. Dit is nodig om te bepalen of de

ergotherapeutische expertise leerkrachten hier handvatten voor kan bieden.

4. Acties bij schrijfproblemen: hiermee wordt inzicht verkregen in de acties die leerkracht bij schrijfproblemen ondernemen om te bepalen of de ergotherapeutische expertise hier een aanvulling op kan geven.

5. Invloed van passend onderwijs: om te inventariseren of leerkrachten sinds de wet op passend onderwijs (meer) kinderen met een zorgarrangement9 in de klas hebben en of dit invloed heeft op het schrijven. Dit is van belang zodat het advies toekomstgericht is. 6. Toekomst schrijven: om te inventariseren wat de toekomstvisie van leerkrachten is.

7. Kennis en vaardigheden met betrekking tot schrijfproblemen vanuit studie/cursus: hiermee wordt duidelijk of de kennis over schrijfproblemen vanuit de PABO is opgedaan of dat de leerkrachten zelf nog cursussen hebben gevolgd om hun kennis uit te breiden.

8. Extra ondersteuning met betrekking tot schrijfproblemen: hiermee wordt geïnventariseerd of leerkrachten meer kennis en vaardigheden op de opleiding hadden willen krijgen en of zij nog andere mogelijkheden zien om kennis op te doen wanneer zij dit willen.

Topiclijst docenten

9

Een aanpak, methode of materialen die speciaal bedoeld zijn om kinderen met bepaalde behoefte binnen de school of binnen de eigen groep te kunnen helpen om zich optimaal te ontwikkelen.

(17)

1. Schrijfonderwijs op de PABO: om inzicht te verkrijgen op de wijze waarop het

schrijfonderwijs aan de PABO op dit moment wordt vormgegeven en welke onderwerpen aan bod komen in de lessen.

2. Verschillende schrijfmethodes: door dit onderwerp te bespreken kan duidelijk worden welke schrijfmethodes het meest in de praktijk gebruikt worden.

3. Schrijfmoeilijkheden en schrijfproblemen: om te kunnen beoordelen of ergotherapie kan bijdragen aan het schrijfonderwijs met betrekking tot schrijfproblemen, is het nodig te weten hoe dit onderwerp op dit moment binnen de PABO behandeld wordt.

4. Voorbereidend schrijven & vroegsignalering: aangezien vroegsignalering belangrijk is in het voorkomen van schrijfproblemen op latere leeftijd is het relevant om uit te vragen of en zo ja hoe, op de PABO wordt gedoceerd over voegsignalering. Hierdoor kan bepaald worden of de ergotherapeutische expertise hier een bijdrage aan kan leveren.

5. Toekomstbeeld schrijfonderwijs: het is van belang de visie van de docenten over het

toekomstbeeld van schrijfonderwijs te inventariseren omdat zij hun visie delen met de PABO-studenten. Dit kan mogelijk invloed hebben op het schrijfonderwijs in de toekomst.

6. Mogelijkheden tot samenwerking: hiermee wordt het draagvlak voor een samenwerking tussen de PABO en ergotherapeuten uitgevraagd.

Procedure afnemen interviews

Per interview is ervoor gekozen één hoofdinterviewer en observator aan te stellen. Deze rolverdeling heeft als voordeel dat de hoofdinterviewer zich volledig kan richten op het interview en de participant (Wouters et al., 2015), terwijl de observator aanvult en aantekeningen kan maken. Door de drie leden van de projectgroep te laten rouleren is de verdeling hoofdinterviewer/observant gelijk verdeeld.

Wanneer de participant toestemming heeft gegeven, is het gesprek opgenomen. Dankzij de opnamen kunnen onduidelijkheden tijdens het samenvatten en analyseren na het interview worden opgezocht (Boeije, 2005). Eén participant ging niet akkoord met het opnemen van het interview met voice-recorder.

(18)

3.5 Data-analyse

De o ser ator heeft a het i ter ie aa de ha d a the a s ee sa e atti g ge aakt. Deze the a s zij ge aseerd op de o der erpe a de topi lijst e ko e oort uit de resultate a uit de interviews. De samenvattingen van de interviews met leerkrachte e atte a ht the a s, de sa e atti ge a de i ter ie s et do e te e atte zes the a s. Elk i ter ie heeft ee ode gekregen (A t/m F en 1 t/m 5) zodat de gegevens anoniem verwerkt konden worden. De samenvattingen zijn te vinden in bijlage 7 en 8.

De samenvatting, gemaakt door de observator, werd aangevuld en eventueel aangepast door de hoofdinterviewer. Dit gebeurde aan de hand van de opnamen die gemaakt zijn tijdens het interview. De interviewer heeft tevens citaten uit het interview gehaald die ondersteuning kunnen bieden in de bachelor thesis.

De analyse van de interviews is gebaseerd op de boeken van Wouters et al. (2015) en Boeije (2014). Volgens Boeije (2014) is de eerste stap van het analyseren het open coderen van de transcripten. Omdat de projectgroep samenvattingen van de interviews heeft gemaakt en geen transcripten is de stap van het open coderen overgeslagen. De samenvattingen zijn per thema naast elkaar gelegd waarbij is gekeken of een thema nog verder onderverdeeld kon worden in su the a s. Va de su the a s is aast elkaar gezet at de er ari g of e i g a de parti ipa te is. Uit de verschillende antwoorden zijn conclusies getrokken die met citaten worden ondersteund. In hoofdstuk 4: Resultaten zijn deze conclusies per deelvraag uitgewerkt.

(19)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk zijn de resultaten uit het praktijkonderzoek in relatie tot de deelvragen weergegeven. Per deelvraag zijn de resultaten op thema ingedeeld. Wanneer wordt gesproken over alle leerkrachten of alle PABO s orde alle geï ter ie de leerkra hte of alle geï ter ie de do e te aa de PABO s edoeld. Het is mogelijk dat niet alle onderwerpen in de interviews aan bod zijn gekomen omdat de interviews semi-gestructureerd waren. Tevens kan een onderwerp pas zijn toegevoegd nadat interviews al hadden plaatsgevonden. Om deze reden is van sommige participanten niet bekend wat hun mening over een onderwerp is.

4.1 Deelvraag 4

Wat zijn de ervaringen van basisschoolleerkrachten op het gebied van schrijfonderwijs en schrijfproblemen?

Thema 1: Schrijfmethodes

Op éé a de drie geï ter ie de asiss hole ordt ge erkt et de ethode “ hrij e i de basisschool10 e t ee s hole ge ruike de ethode Pe e streke 11 . Eé s hool heeft eslote blokschrift aan te leren tot en met groep 4 en daarna over te gaan naar verbonden schrift. De andere twee scholen starten direct met het verbonden schrift.

Thema 2: Ervaringen schrijven en schrijfproblemen

Eén leerkracht geeft aan verschil te merken tussen een groep 3 die in de kleuterklas “ hrijfda s12 aangeboden kreeg en een groep die dat niet kreeg. Zij merkt dat deze kinderen motorisch gezien minder ver ontwikkeld zijn.

De persoonlijke ervaring van een leerkracht is dat ongeveer één tot drie kinderen per klas schrijfproblemen hebben in groep 3/4 (combinatieklas). Deze schrijfproblemen hebben ook invloed op de andere schoolse vaardigheden:

Ki de e o de gehi de d i het af ake a hu a de e e k op het o e t dat zij iet goed ku e s h ij e .

10 Uitgangspunt van deze methode is aandacht voor de natuurlijke motorische ontwikkeling. Zowel in

verbonden als los schrift aan te bieden en beschikbaar voor links- en rechtshandige kinderen.

11

Deze methode focust zicht op leesbaar schrijven in plaats van mooi schrijven. Het biedt motorische activiteiten aan en is gekoppeld aan een leesmethode.

12

Schrijfmethode waarbij het bewegen op muziek centraal staat. Een manier om spelenderwijs een vlot, vloeiend en veerkrachtig handschrift te ontwikkelen.

(20)

Eén leerkracht geeft aan dat de leeftijd van een kind veel invloed heeft. Jonge kinderen, die met vijf jaar oud naar groep 3 gaan, zijn soms motorisch nog wat minder ver ontwikkeld.

Volgens één leerkracht wordt vanaf groep 5 minder aandacht besteed aan het schrijven. Dit heeft te maken met het feit dat scholen worden getoetst op andere gebieden zoals lezen, spelling en rekenen. Hierdoor ligt geen prioriteit bij het schrijven.

Thema 3: Herkennen van schrijfproblemen

Vier van de vijf leerkrachten geven aan dat kinderen uit kunnen vallen op het gebied van het schrijven zelf, zoals letterverbindingen, als ook op het gebied van schrijfvoorwaarden als bijvoorbeeld de zithouding en concentratie.

Eén leerkracht geeft aan dat een schrijfprobleem vaak een complex probleem is waarbij een kind op verschillende gebieden uitvalt:

Het is het hele plaatje aak, è de pe g eep, è de houdi g è het stilzitte è iets af ku e ake è i de daad ki de e die e i di ge daa doo iet goed ku e ake .

Thema 4: Acties bij schrijfproblemen

Drie van de vijf leerkrachten geven aan dat ouders worden ingeschakeld wanneer een kind vastloopt met het schrijven, van de andere twee leerkrachten is niet bekend of zij ouders inschakelen.

Eén van de leerkrachten geeft aan:

Als je e u aagt at is het allerbelangrijkste bij goed schrijfonderwijs dan is dat allemaal mond dicht, recht zitten, en dan al die stappen doorlopen. Dat krijg je wel uitgelegd maar het valt mij op dat

de ust ... e de dis ipli e iss hie el het ela g ijkste is.

Thema 5: Invloed van passend onderwijs

Drie leerkrachten geven aan dat in hun klas één leerling speciale aandacht vereist die voorheen mogelijk naar het speciaal onderwijs zou gaan. Verder lijken de invloeden van passend onderwijs nog niet zo zichtbaar in de klassen. Eén leerkracht heeft voorheen op een school gewerkt waar volgens haar 15 van de 25 leerlingen meer zorg nodig hadden. Zij gaf aan dat dat onwerkbaar was.

Thema 6: Toekomst schrijven

Alle leerkrachten zijn het erover eens dat het aanleren van schrijven zeker belangrijk blijft. Als reden wordt hier onder andere voor genoemd dat het een belangrijk communicatiemiddel is wanneer alle andere middelen uitvallen. Daarentegen geven twee leerkrachten aan dat het ook belangrijk is om kinderen te leren typen.

(21)

Een andere leerkracht geeft aan dat taal en rekenen altijd voor zullen gaan op het schrijven. Dit omdat een school wel op deze punten wordt getoetst en niet op het schrijven. Zij merkt dat jongere leerkrachten vaak minder aandacht besteden aan het schrijven, terwijl oudere leerkrachten dit erg belangrijk vinden.

Thema 7: Kennis en vaardigheden m.b.t. schrijfproblemen vanuit studie/cursus

Vier van de vijf leerkrachten geven aan dat zij op de PABO weinig geleerd hebben over schrijven. Voornamelijk werd geleerd hoe zij zelf netjes konden schrijven, de didactiek bleef achter. Eén leerkracht geeft aan weinig geleerd te hebben over de voorwaarden van het schrijven, hier heeft zij veel over geleerd door het begeleiden van stagiaires. De leerkrachten hebben voornamelijk veel geleerd door het werken in de praktijk. Eén leerkracht heeft de master Special Educational Needs (SEN) gevolgd waar zij veel geleerd heeft over de motoriek van kinderen.

Thema 8: Extra ondersteuning m.b.t. schrijfproblemen

Extra begeleiding wordt door twee leerkrachten aangegeven als wenselijk. Bij één van de leerkrachten op school krijgen zij al ondersteuning op school van ergotherapiestudenten en een oefentherapeut, echter zou nog meer ondersteuning als gunstig worden beschouwd. Op een andere basisschool worden voorlichtingsavonden georganiseerd voor leerkrachten gericht op onderwerpen waar de leerkrachten behoefte aan hebben zoals fijne motoriek of zithouding. De leerkracht geeft aan dit erg prettig te vinden. Een andere leerkracht vindt dat hulp rage aa ollega s olstaat, zij kan ook terecht bij een collega met een praktijk voor kinderen met een leerachterstand.

4.2 Deelvraag 5

Hoe ziet het schrijfonderwijs gedoceerd aan de PABO er op dit moment uit?

Thema 1: Schrijfonderwijs op de PABO

Gemiddeld krijgen studenten aan de PABO gedurende hun hele opleiding 13 lessen over s hrijfo der ijs. Va éé PABO zij de gege e s o eke d, a de a dere PABO s lope de lesse uiteen van 10 tot 18 lessen in vier jaar. Een docent geeft aan dat schrijven op dit moment geen prioriteit is, een andere docent geeft aan:

Het ela g ijkste oo ij is dat ik de oti atie e het e thousias e o e e g o i iede ge al ee i te esse te o t ikkele .

(22)

Op alle PABO s krijge stude te i i aal drie ers hille de soorten handschrift aangeleerd: het methodisch schrift (schrijven volgens de schrijfmethode, op dezelfde wijze waarop kinderen leren schrijven), blokschrift (blokletters) en het lerarenschrift (dit is afgeleid van methodisch schrift maar sneller te schrij e . Op éé PABO ordt het siers hrift aa geleerd. Op alle PABO s ordt lesgege e over schrijfdidactiek. Een docent zegt hierover:

Hoe beter je naar mijn idee leert schrijven hoe beter je het ook over kan brengen.

Het grootste ers hil tusse de PABO s zit in de benaderingswijze van waaruit zij werken. Twee PABO s ge e oor a elijk les a uit de otoris he e aderi gs ijze13

en één PABO geeft alleen les vanuit de grafo-cognitieve benaderingswijze14. Een andere PABO werkt vanuit de grafo-cognitieve én de motorische benaderingswijze en één PABO geeft les vanuit drie benaderingswijzen: de motorische, grafo-cognitieve en de emotionele benaderingswijze15. Een docent geeft aan:

Be Ha e li g auteu s h ijf ethode “ h ift16

) zegt schrijven is cognitie dus dan moet je nadenken over hoe maak je een letter. Ergotherapeuten zeggen schrijven is motoriek en schrijf-pedagogische

hulp e le i g “ h ijfda s zegt s h ij e is e otie. *

Thema 2: Verschillende schrijfmethodes

De meest gebruikte methodes om studenten het methodisch-schrift aan te leren zijn Pe e streke e “ hrift .Drie PABO s eha dele i de lesse ers hille de ethodes.

Wij he e ee oo keu aa daa aast ille e dat ki de e zo goed ogelijk s h ij e , dus ja,

als dat nou met methode A of B of Pe e st eke of et ee ge o i ee de ethode is dat aakt

mij eigenlijk niet zo heel veel uit, (...) als kinderen uiteindelijk een leesbaar en vlot handschrift he e .

Thema 3: Schrijfmoeilijkheden en schrijfproblemen

Het aantal lessen dat wordt gege e o er s hrijfpro le e loopt tusse de PABO s uitee a éé les tot ee heel lok geri ht op s hrijfpro le e . Alle PABO s eha dele praktis he tips o er at te doe a eer s hrijfpro le e zi h oordoe . Op t ee PABO s lere stude te ee ha deli gsplan op te stellen voor kinderen met schrijfproblemen. Van één PABO is bekend dat het handelingsplan daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

13 Benadering gericht op motorische vaardigheden en de motorische ontwikkeling. 14

Benaderingswijze waarmee aan de ene kant de grafische vaardigheid (het goed leren waarnemen en het goed en nauwkeurig leren uitvoeren) en aan de andere kant de kennis van de lettervorming wordt vergroot.

15

Benaderingswijze gericht op het aanspreken van de emoties die direct in bewegingen worden uitgedrukt. Bewegen vanuit de eigen emoties, niet-prestatiegericht.

16

(23)

Twee docenten zijn van mening dat leerkrachten meer aan schrijfproblemen kunnen doen dan dat zij daadwerkelijk doen.

Het is eestal dat ze gee ke is he e . )e ete iet hoe ze het oete e ete e , ze ete iet dát je e iets aa ku t doe .

Een andere docent is van mening dat het aan de schrijfdidactiek van de leerkrachten ligt.

De eeste s h ijfp o le e ko e ook wel voort uit een slechte didactiek, eigenlijk niet goed ku e lesge e , dat t ek ik ezelf do e t atuu lijk ook aa aa ik k ijg daa de u e iet oo . Eén docent is van mening dat schrijfproblemen ontstaan omdat de verwachtingen die aan het handschrift worden gesteld niet duidelijk zijn voor het kind. Een kind weet bijvoorbeeld niet hoe een lettervorm eruit hoort te zien.

We steke i op dat ki de e eg ijpe at e et die lette s ge eu t. … Eise die aa het

handschrift worden gesteld oete duidelijk e haal aa zij . *

Thema 4: Voorbereidend schrijven en vroegsignalering

Op ier PABO s ordt aa da ht esteed aa het oor ereide d s hrij e . Op drie PABO s estaat het onderwijs over dit onderwerp uit het leren van de motorische ontwikkeling vanaf de slurffase17 tot en met de lateralisatie18- en dominantiefase19. Ook wordt behandeld wat je van een kind mag verwachten aan het einde van groep 2.

Het gebruik van schrijfpatronen bij het voorbereidend schrijven vanuit de emotionele- en de grafo-cognitieve benaderingswijze spreken elkaar tegen. Vanuit de emotionele benaderingswijze worden schrijfpatronen gebruikt om rust te creëren, de grafo-cognitieve benaderingswijze raad het gebruik van schrijfpatronen af omdat deze geen bijdrage zouden leveren aan het voorbereidend schrijven.

17 De fase waarin een kind zich antagonistisch beweegt: als spieren in de ene lichaamshelft aanspannen dan

gaan de overeenkomstige spieren in de andere lichaamshelft een ontspanning.

18

De fase duurt van het zesde tot het achtste levensjaar. Aan het einde van deze fase wordt de voorkeurshand en voorkeursbeen gekozen.

19

De fase duurt van het negende tot het elfde levensjaar. Omdat er een voorkeurshand is kan het kind met allebei de handen verschillende dingen tegelijk doen. Het bewegen wordt gecompliceerder.

(24)

Op t ee a de ijf PABO s ordt de s hrijfrijpheidstoets eha deld tijde s de lesse als a ier o het voorbereidend schrij e te e aluere . Vier PABO s ge ruike ee ethode oor het oor ereide d s hrij e . De eest ge ruikte ethode is “ hrijfda s , die ordt door drie PABO s ge ruikt. Eé PABO ge ruikt aa ulle d og de ethode “ hrij e zo der pe e éé PABO gebruikt allee de ethode “ hrift .

Thema 5: Toekomstbeeld schrijfonderwijs

Alle docenten geven aan dat zij verwachten dat het schrijven van belang zal blijven in de toekomst. “ h ij e is oo zo e het u eke d is heel ela g ijk oo het le e leze e het maken van aa teke i ge … Het is ge oo ete als je aa teke i ge s h ijft olge s de o de zoeke da dat

je die op de o pute aakt. *

Wel denken de docenten dat de wijze waarop het schrijfonderwijs wordt aangeboden verandert en de hoeveelheid vermindert. Docenten geven hier veelal de volgende reden voor:

We oete het s h ij e zo goed ogelijk e zo fu tio eel ogelijk i zette , dat het ee fu tie heeft, het oet het le e die e e iet ee doel op zi h o de . … P odu tief, effi ië t e

fu tio eel.

Drie docenten verwachten dat het schrijven op een tablet geen toekomst zal hebben.

Het heeft atuu lijk est el adele , a t il je op ee iPad s h ij e da ag je je ha d iet neerleggen, want de iPad reageert gelijk op dat stukje. Dat betekent dat kinderen boven de iPad oete ha ge , e ja da heeft het to h iet zo eel o elatie ee et ge oo s h ij e . * Over schijven met je vinger of met een stylus:

“ h ij e op je telefoo of ta let heeft gee i st ua s elheid, je typt zeker net zo snel. Ik denk dat dat gee toeko st heeft, … totaal iet fu tio eel.

Twee docenten geven aan het wel zinvol te vinden om ook aandacht te besteden aan de typvaardigheden:

Als je iets a de s ilt da s h ij e et de ha d et pe e papie dan denk ik van: dan leer je ki de e aa li d type , dat is heel fu tio eel e ik de k dat dat e ook zeke ij oet.

(25)

4.3 Deelvraag 6

Is er vanuit de docenten schrijfonderwijs aan de PABO behoefte aan een samenwerking met ergotherapeuten op het gebied van schrijfproblemen?

Thema 6: Mogelijkheden tot een samenwerking met ergotherapeuten

Drie van de zes docenten geven aan zeker mogelijkheden te zien in een samenwerking met ergotherapeuten.

Docenten die weinig zien in een samenwerking geven hiervoor de volgende redenen:

Als je zegt ik il e ht ee st u tu ele sa e e ki g he e da eteke t dat i zet a u e a ee e gothe apeut. E ie etaalt dat? Dat geld is e op dit o e t i e de PABO iet.

Ik de k zelf dat ik at o de ijs et eft ge oeg eet … ik houd ij ak goed ij, laat ik het zo zegge .

Eén docent geeft aan meer te zien in een samenwerking tussen ergotherapeuten en basisscholen. Een andere docent geeft aan wel mogelijkheden te zien in een masterclass in het derde jaar waar PABO-studenten zich voor in kunnen schrijven. Deze zou in de eigen tijd van ergotherapeuten gegeven kunnen worden en vooral gericht kunnen zijn op het promoten van ergotherapie bij toekomstige leerkrachten. De docent geeft aan dat het nadeel hiervan is dat je hiermee niet alle studenten bereikt maar alleen de geïnteresseerden.

Docenten die wel mogelijkheden zien in een samenwerking zien voornamelijk mogelijkheden in een samenwerking met ergotherapiestudenten. Een reden die zij hiervoor aangaven is dat de kosten dan geen rol spelen.

Vanuit één docent is vraag naar meer kennis en vaardigheden wat betreft de ergonomische aspecten bij het schrijven. Deze docent ziet mogelijkheden in een samenwerking waarbij studenten of ergotherapeuten kunnen leren over schrijfdidactiek en meer kennis over de grafo-cognitieve benaderingswijze kunnen opdoen. Docenten en PABO-studenten kunnen zo meer leren over de ergonomie bij schrijven.

Een andere docent ziet mogelijkheden in het geven van een les samen met een ergotherapeut. Zij zou ook graag als docent zelf meer kennis op willen doen over ergotherapie en de motorische ontwikkeling van kinderen om dit vervolgens naar de studenten uit te kunnen dragen. Daarnaast ziet zij ook mogelijkheden in ergotherapiestudenten die een college geven aan PABO-studenten.

(26)

Ergotherapiestudenten kunnen zo in dialoog met PABO-studenten om van elkaar te leren over bijvoorbeeld didactiek. Dit zou een interactief college kunnen worden.

Eén PABO werkt op dit moment samen met logopediestudenten, studenten uit het tweede en derde jaar komen eerstejaars PABO-studenten screenen. Eerst geven zij een inleiding over wat logopedie is, hoe de stem werkt en hoe die wordt belast binnen het vak van leerkracht. Onder PABO-studenten lijkt veel onwetendheid te zijn over andere disciplines.

Na de screening volgt een aantal trainingen, verzorgd door de logopediestudenten. Vaak wordt een aantal PABO-studenten doorverwezen naar een logopedist. De docent geeft aan dit als een win-winsituatie te zien omdat logopediestudenten een screening kunnen uitvoeren en omdat PABO-studenten kennis opdoen over deze discipline.

O ie a d te ku e e ijze he je zelf ook ke is odig a die e uste dis ipli e.

De docent geeft aan dat de samenwerking met de logopediestudenten zou kunnen dienen als voorbeeld voor een samenwerking tussen ergotherapiestudenten en de PABO. Binnen deze hogeschool zijn ze bezig met het opzetten van een minor waarbij bewegingsonderwijs wordt gekoppeld aan gezond gedrag en voeding. Daarin wordt ook stilgestaan bij motorische ontwikkeling en een juiste houding. Een samenwerking met ergotherapiestudenten zou volgens de docent goed binnen deze minor passen.

(27)

5. Discussie

Het afstudeerproje t Grip op s hrijfo der ijs had als doel het i e tarisere a de ijze aarop de ergotherapeutische expertise een bijdrage kan leveren aan het huidige schrijfonderwijs aangeboden op de PABO en wat het draagvlak hiervoor is.

5.1 Kritische waardering resultaten

Waardering resultaten leerkrachten

Eén leerkracht heeft aangegeven dat een kind vaak op verschillende gebieden uitvalt. In dit geval kan een kind veel baat hebben bij een context-based benadering, wat goed aansluit bij de ergotherapie (van Hartingsveldt et al., 2014). Daarbij kan worden gekeken vanuit het PEOP model hoe de factoren context, activiteit en de persoon elkaar, en daarmee het handelen, beïnvloeden. Wanneer duidelijk wordt dat binnen één of een aantal van deze factoren verbetering mogelijk is zal dit de hele uitvoer van het schrijven, het handelen, ten goede komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verminderen van het aantal prikkels in de omgeving van een kind tijdens het schrijven, waardoor een kind zich beter kan concentreren op het schrijven (van Dijk, 2015).

Eén leerkracht heeft aangegeven dat de leeftijd van een kind veel invloed heeft op het schrijven. Zij merkt dat jonge kinderen, die als 5-jarige naar groep 3 gaan, motorisch minder ver ontwikkeld zijn en dat dit invloed heeft op het schrijven. Onderzoek van van Hartingsveldt et al. (2015) heeft echter het tegendeel aangetoond. Hoewel veel leerkrachten geloven dat kinderen met een latere verjaardag i der klaar zij oor ha ds hrifti stru tie, lijkt de hro ologis he leeftijd gee oorspeller a de kwaliteit en de snelheid van het handschrift te zijn. De projectgroep vindt het opvallend dat de verwachting van leerkrachten niet lijkt te kloppen met uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek.

Het passend onderwijs heeft op de ondervraagde scholen nog geen grote veranderingen teweeggebracht. Dit kan komen doordat deze wet pas in augustus 2014 is ingegaan (Passend onderwijs in het kort, 2015). Het is mogelijk dat in de toekomst toch meer kinderen in het reguliere basisonderwijs terecht komen die voor het passend onderwijs naar het speciaal onderwijs gegaan zouden zijn. De projectgroep denkt daarom dat hier in het advies aan de opdrachtgevers rekening mee gehouden moet worden.

Eén school geeft aan te weinig tijd te hebben voor een leerling die extra aandacht nodig heeft. De projectgroep kan zich voorstellen dat in de toekomst, wanneer meer zorgleerlingen in één klas zitten, een samenwerking tussen ergotherapeuten en leerkrachten een waardevolle aanvulling is om

(28)

leerkrachten te kunnen ondersteunen. In Engeland is onderzoek gedaan naar een dergelijke samenwerking tussen ergotherapeuten en leerkrachten in de klas (co-teaching) vanwege het groeiend aantal leerlingen met een grote zorgbehoefte in het reguliere onderwijs (Hutton, 2009). Binnen dit onderzoek behandelden ergotherapeuten op basisscholen, individueel en op groepsniveau, kinderen met milde tot gevorderde coördinatieproblemen en algehele ontwikkelingsachterstanden. De eerste resultaten van deze samenwerking bleken positief. De betrokken leerkrachten en ergotherapeuten waren enthousiast over de ondersteuning die ze elkaar konden bieden en de uitwisseling van expertise. Ook werd duidelijk dat de ergotherapeuten nu kinderen zagen die anders door een zwak sociaal milieu waarschijnlijk nooit bij een ergotherapeut terecht zouden komen maar wel veel baat hebben bij behandeling. Ook in het artikel van Case-Smith et al. (2014)bleek een samenwerking specifiek gericht op schrijven positieve resultaten te behalen. De leesbaarheid en de vloeiendheid van het handschrift waren significant beter wanneer kinderen in de groep zaten waarbij een ergotherapeut en leerkracht samenwerkten. Dit effect was het grootste bij kinderen die voor het onderzoek in de risicogroep20 voor schrijfproblemen vielen.

De projectgroep verwacht dat in Nederland mogelijkheden zijn voor een dergelijke samenwerking. Wanneer deze in Nederland zou worden opgestart dient echter goed gekeken te worden naar de financiering hiervan. Op dit moment zouden scholen of schoolbesturen dit zelf moeten betalen en dat lijkt niet haalbaar (Ergotherapie Nederland, 2014).

Leerkrachten geven aan dat schrijven niet snel zal verdwijnen, echter, de reden die zij hiervoor geven komt niet overeen met de redenen die in de literatuur te vinden zijn. Zo blijkt uit de literatuur dat het schrijvend leren van letters een significante betere letterherkenning geeft bij het lezen dan bij het typend leren van letters. Schrijven blijkt daarnaast belangrijk voor de ontwikkeling van de fijne motoriek (Overvelde et al., 2011). Met schrijven worden nieuwe verbindingen in de hersenen aangelegd die de werking tussen de linker en rechter hersenhelft stimuleren (Longcamp et al., 2008). Tevens worden aantekeningen beter onthouden wanneer zij met de hand geschreven zijn (Spiering, 2014). Het schrijven zal daarom volgens de projectgroep ook in de toekomst relevant blijven. De projectgroep vindt het verontrustend dat leerkrachten geen weet lijken te hebben van de gebieden waar het schrijven een bijdrage aan levert. Leerkrachten kunnen het belang van schrijven onderschatten, hier vervolgens niet voldoende aandacht aan besteden, waardoor kinderen zich niet optimaal kunnen ontwikkelen op de hierboven genoemde gebieden.

20

Populatie met een verhoogde kans op een bepaald verschijnsel, zoals ziekte of overlijden, ten opzichte van andere groepen.

(29)

Waardering resultaten docenten

Volgens drie docenten ligt de oorzaak van schrijfproblemen bij de leerkracht zelf omdat deze of onvoldoende kennis heeft van acties bij schrijfproblemen of over onvoldoende schrijfdidactiek beschikt. Deze oorzaken zijn aan te pakken vanuit de PABO. Het feit dat docenten dit aangeven als mogelijke oorzaak van schrijfproblemen kan betekenen dat hier op de PABO niet genoeg aandacht aan wordt besteed. Echter, precies deze drie docenten geven aan geen mogelijkheden te zien in een samenwerking. Dit vindt de projectgroep een opvallende tegenstrijdigheid. Het is niet terug te leiden waar deze tegenstrijdigheid vandaan komt. Het is voor de projectgroep goed om te weten dat de docenten inzien dat leerkrachten soms kennis missen op het gebied van schrijfonderwijs. Dit kan betekenen dat hier mogelijk alsnog een ingang is.

Hoewel in één van de individueel uitgevoerde literatuurstudies is gebleken dat weinig bekend is over de wijze waarop leerkrachten problemen in het voorbereidend schrijven signaleren, komt uit de i ter ie s aar ore dat op i i aal t ee PABO s ee sig aleri gslijst zoals de s hrijfrijpheidstoets ordt eha deld. Op ier PABO s ordt ee ethode, et ij ehore de sig aleri gslijste , ge ruikt voor het voorbereidend schrijven. Vanuit de interviews blijkt dus dat leerkrachten meer handvatten hebben voor het signaleren van schrijfrijpheid dan vanuit de literatuur naar voren komt. Dit is een waardevolle uitkomst voor het afstudeerproject omdat de ergotherapeutische expertise op het onderwerp vroegsignalering geen aanvulling hoeft te geven.

Opvallend is dat meerdere docenten mogelijkheden zien voor een samenwerking met ergotherapiestudenten in plaats van met ergotherapeuten. Het is mogelijk dat dit deels door de input van de projectleden komt omdat zij deze optie aandroegen tijdens interviews. In het tweede interview kwam bij de projectgroep het besef dat ergotherapiestudenten tijdens de opleiding veel kunnen leren over didactiek, hier ontstond het idee van een kennisuitwisseling. Dit is tijdens de daaropvolgende interviews overlegd met de docenten. Het idee van een kennisuitwisseling sluit goed aan bij een nieuw model binnen de ergotherapie: Partnering for Change (P4C). P4C richt zich op ergotherapeuten en leerkrachten om het dagelijks handelen van een kind, door middel van een samenwerking en coaching in de context, te verbeteren. Hieronder valt ook het wederzijds uitwisselen van kennis (Campbell, Missiuna, Rivard, & Pollock, 2012; Missiuna et al., 2012). De belangstelling van docenten voor een samenwerking tussen studenten onderschrijft de mogelijkheid voor een samenwerking, zoals P4C, en kan mogelijkheden bieden voor ergotherapeuten in de toekomst.

(30)

5.2 Kritische beoordeling werkwijze

Werven participanten

De docenten en leerkrachten die hebben deelgenomen aan de interviews hebben mogelijk meer affiniteit met het onderwerp dan docenten en leerkrachten die niet hebben gereageerd. Dit kan een vertekend beeld geven van de steekproef waaruit de projectgroep gegevens heeft verzameld (Saunders, Lewis, Thornhill, Booij, & Verckens, 2011). De geïnterviewde leerkrachten en docenten kunnen mogelijk, door hun affiniteit met schrijven, meer tijd steken in het schrijfonderwijs en hier meer kennis over hebben dan anderen met minder interesse in schrijfonderwijs.

Van de geïnterviewde docenten geven twee docenten les op dezelfde PABO. De vijf leerkrachten geven les op drie verschillende basisscholen. Dit is een beperking in de inventarisatie van het s hrijfo der ijs aa gezie u ijf ers hille de PABO s e drie ers hille de asiss hole zij geïnterviewd. Zo kunnen de drie leerkrachten van dezelfde basisschool eenzelfde visie hebben omdat deze aansluit bij de visie van de school. Dit kan tot minder variatie hebben geleid dan wanneer drie leerkrachten van verschillende scholen zijn geïnterviewd. Toch is ervoor gekozen om de interviews wel af te nemen, dit vanuit de gedachte dat iedereen andere ervaringen en meningen heeft met betrekking tot schrijven en schrijfproblemen en deze van waarde zijn voor het onderzoek.

Afnemen interviews

De projectgroep heeft als laatste optie voor het werven van leerkrachten gebruik gemaakt van bekenden. Bij het interviewen van deze leerkrachten heeft de projectgroep besloten het projectlid die de leerkracht kent te laten observeren. Wanneer de interviewer en de geïnterviewde elkaar al kennen bestaat de mogelijkheid dat de interviewer met bepaalde verwachtingen of vooroordelen het interview ingaat omdat zij de leerkracht al kent.

Vanuit de deelvraag Wat zijn de ervaringen van basisschoolleerkrachten op het gebied van schrijfonderwijs en schrijfproblemen? is aan leerkrachten gevraagd of zij onderwijs met betrekking tot schrijven hebben gemist in hun studie. Minimaal drie leerkrachten hebben meer dan 10 jaar geleden de PABO afgerond en docenten hebben aangegeven dat het schrijfonderwijs in de tussentijd is veranderd. Hierdoor zijn de ervaringen van deze leerkrachten vanuit de PABO niet meer van toepassing op het huidige onderwijs op de PABO. Deze resultaten zijn daarom niet meegenomen voor het beantwoorden van de hoofdvraag.

De docent van PABO D had vooraf aan het interview al nagedacht over mogelijkheden voor een eventuele samenwerking. Bij het interview met deze docent is daardoor veel aandacht besteed aan

(31)

de mogelijke samenwerking en de toekomstvisie. Omdat de docent aan tijd gebonden was, zijn de andere topics hierdoor minder diep uitgevraagd. Dit heeft als gevolg gehad dat tijdens het analyseren bleek dat gegevens gemist werden, hierdoor is het niet mogelijk geweest de analyse volledig uit te voeren. Aan de andere kant heeft dit interview de projectgroep veel nieuwe informatie opgeleverd over manieren waarop een samenwerking kan worden vormgegeven.

Data analyseren

Bij het uitwerken van de interviews heeft de projectgroep ervoor gekozen om samenvattingen te maken in plaats van de interviews te transcriberen. Veelal wordt het transcriberen van een interview aangeraden bij kwalitatief onderzoek om ervoor te zorgen dat er geen gegevens verloren gaan en omdat het de controleerbaarheid van het onderzoek vergroot (Saunders et al., 2011). Transcriberen leek niet haalbaar omdat dit een te grote tijdsinvestering vroeg. Door het samenvatten kan informatie verloren zijn gegaan omdat een samenvatting gemaakt wordt op basis van informatie die de persoon die samenvat belangrijk vindt. Geprobeerd is om dit op te vangen door de tweede persoon de samenvattingen te laten aanvullen en eventueel aan te passen tijdens het terugluisteren van de opnamen die gemaakt zijn tijdens de interviews. Het terugkoppelen van informatie naar de participant kan de betrouwbaarheid21 en validiteit22 verhogen omdat participanten het niet eens kunnen zijn met de interpretaties van de projectgroep. Wanneer participanten dit aangeven kan de samenvatting worden aangepast (Boeije, 2014). De samenvattingen zijn echter niet teruggekoppeld vanwege de beperkte tijd waarin het afstudeerproject plaatsvindt.

Hoewel twee docenten het onderscheid in de drie verschillende benaderingen expliciet kenden was dit voor de vier andere docenten niet het geval. Uit de verhalen die zij vertelden bleek vaak wel dat zij werkten vanuit minimaal één van de drie benaderingen maar dit hebben zij niet zo expliciet beschreven. In de analyse heeft de projectgroep zelf de docenten onder een benaderingswijze ondergebracht maar het kan zijn dat docenten zich hier niet volledig in kunnen vinden. Hierdoor moeten deze uitkomsten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Tijdens het verwerken van de resultaten is de projectgroep tot de ontdekking gekomen dat een aantal zaken die wel in het interview zijn benoemd niet in de samenvattingen zijn opgenomen. Om de samenvattingen compleet te maken heeft de projectgroep opnamen nog een tweede keer terug geluisterd en de missende informatie aan de samenvatting toegevoegd. Daarnaast was het nodig de

21

De precisie van methodes van dataverzameling of meetinstrumenten. Het onderzoek is betrouwbaar als bij herhaling van de waarnemingen tot gelijke uitkomsten leiden.

22

(32)

geluidsopnamen terug te luisteren omdat de citaten die de projectleden vooraf hadden geselecteerd niet goed aansloten bij het onderbouwen van de resultaten. Het aanpassen van de samenvattingen en citaten heeft veel extra tijd in beslag genomen. Het analyseren van de samenvattingen heeft ook veel tijd gekost omdat de projectgroep zoekende was naar een juiste methode om vanaf de samenvattingen een goede analyse uit te voeren. De projectgroep is van mening dat, hoewel het in eerste instantie meer tijd kost, het beter was geweest om de interviews te transcriberen. Wanneer interviews getranscribeerd zouden zijn was de informatie direct volledig geweest. Ook zouden alle citaten uit de transcripten te halen zijn. Wanneer de data-analyse vanuit transcripten had plaatsgevonden door middel van open coderen, axiaal coderen, selectief coderen en het vaststellen

a the a s of ategorieë zou dit de aliditeit, betrouwbaarheid en transparantie23

van de methode en resultaten hebben verhoogd (Boeije, 2014; Wouters et al., 2015). Een andere mogelijkheid was geweest om de interviews samen te vatten zonder deze bij voorbaat op thema in te delen. Op deze manier was de analyse zoals hiervoor beschreven waarschijnlijk beter mogelijk geweest. De projectgroep had achteraf gezien beter voor één van deze methodes kunnen kiezen om de kwaliteit van de bachelor thesis te verhogen.

23

(33)

6. Conclusie

Vanuit het onderzoek zijn onderstaande conclusies gevormd. Het is van belang hierbij te benoemen dat de conclusies zijn getrokken uit een beperkt onderzoek. Voor een grotere bewijskracht is grootschaliger onderzoek nodig. De conclusies van het praktijkonderzoek worden per deelvraag weergegeven waarna de hoofdvraag wordt beantwoordt.

6.1 Literatuurstudies

Uit de individuele literatuurstudies is gebleken dat het belangrijk is schrijfproblemen bij kinderen vroegtijdig te signaleren om problemen in het zelfvertrouwen en verminderde schoolprestaties tegen te gaan. Wanneer zij toch schrijfproblemen hebben ontwikkeld kunnen zij het beste worden behandeld door taakgericht te oefenen en te trainen. Een eventuele samenwerking tussen ergotherapeuten en leerkrachten heeft positieve resultaten opgeleverd in het buitenland. Vanuit één van de drie literatuurstudies lijkt schrijven in de toekomst een belangrijke vaardigheid te blijven.

6.2 Praktijkonderzoek

4. Wat zijn de ervaringen van basisschoolleerkrachten op het gebied van schrijfonderwijs en schrijfproblemen?

Uit de interviews is naar voren gekomen dat de prioriteit niet bij het schrijfonderwijs ligt. Vier van de vijf leerkrachten geven aan dat kinderen zowel uitvallen op het gebied van schrijven zelf, zoals de letterverbindingen, als op het gebied van schrijfvoorwaarden, zoals de zithouding en concentratie. De leerkrachten geven aan dat schrijfproblemen invloed hebben op andere schoolse vaardigheden en vice versa.

5. Hoe ziet het schrijfonderwijs gedoceerd aan de PABO er op dit moment uit?

Ge iddeld krijge stude te lesse o er s hrijfo der ijs op de geï ter ie de PABO s. )ij lere drie soorten handschrift (methodisch schrift, blokschrift en lerarenschrift) en schrijfdidactiek. Het aa tal lesse o er s hrijfpro le e loopt uitee a éé les tot ee heel lok. Op t ee PABO s lere stude te ee ha deli gspla op te stelle oor ki dere et s hrijfpro le e . Op ier PABO s wordt aandacht besteed aan het voorbereidend schrijven. Docenten denken dat het schrijfonderwijs in de toekomst zal verminderen en anders wordt vormgegeven. Echter, denken zij niet dat schrijven door typen of een ander digitaal medium zal worden vervangen.

6. Is er vanuit de docenten schrijfonderwijs aan de PABO behoefte aan een samenwerking met ergotherapeuten op het gebied van schrijfproblemen?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Een vragenlijst waarop u kunt aangeven of u problemen heeft op lichamelijk, emotioneel, sociaal, praktisch of spiritueel gebied..

Mocht u nog vragen hebben naar aanleiding van deze folder, de Lastmeter of andere vragen rondom uw behandeling dan kunt u contact opnemen met de verpleegkundig specialist

Kijk voor de richtlijn Signaleren lichamelijke problemen bij mensen met een verstandelijke beperking (V&VN, 2015) op www.venvn.nl thema Richtlijnen?. Alarmsignalen

Je kind moet merken dat zijn ouders hem zijn eigen gevoelens gunnen, dat hij recht heeft op zijn emoties.. Dit is echter niet zo gemakkelijk als

Kinderen worden lui gehouden door het apparaat, en ik zie de worsteling bij heel veel ouders, moet ik nou verbieden en moet ik dat juist niet, hoe zorg je dat de dialoog aan

Dit leidt er toe dat ouders minder tijd hebben en kinderen veel meer vrijheid hebben en meer gepamperd worden.. Kinderen worden meer aan hun lot overgelaten, hebben minder

De school gaat vervolgens met de ouders in gesprek, wel alleen na schooltijd, maar met het kind gebeurt dat niet.. Dit vinden de ouders

De impact van opvoedersgedrag en de bredere sociale omgeving op het welbevinden van kinderen wordt groter naarmate kinderen meer problemen thuis ervaren: Hoe