• No results found

Groei en mortaliteit der waardehoutsoorten in geexploiteerd en natuurlijk verjongd drooglandbos. Techniek natuurlijke verjonging

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groei en mortaliteit der waardehoutsoorten in geexploiteerd en natuurlijk verjongd drooglandbos. Techniek natuurlijke verjonging"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Landtouwhoges chool-Wageningen

CENTRUM VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK IN SURINAME

GROEI EN MDRTALITEIT DER WAARDEHOUTSOORTEN IN GEËXPLOITEERD EN NATUURLIJK VERJONGD DROOGLANDBOS

(Onderzoekproject 65/3) Opnamen en behandeling in 197^/1975

E.B. Scheltens

Verslag van een onderzoek verricht onder leiding van Ir. N.R. de Graaf

(2)

I N H O U D

b i z .

1 . S a m e n v a t t i n g 5

2 . Voorwoord 5

3 . I n l e i d i n g en p r o b l e e m s t e l l i n g 5

h. P r o e f o p z e t 6

5 . V e r r i c h t e w e r k z a a m h e d e n 6

6 . Opnamen en v e r w e r k i n g 7

6 . 1 . Berekening omtrekaanwas per j a a r 7

6 . 2 . Totaal grondvlak . . . . 9

6 . 2 . 1 . I n l e i d i n g 9

6 . 2 . 2 . V e l d w e r k z a a m h e d e n 9

6 . 2 . 3 . R e s u l t a t e n en v e r w e r k i n g . . . . 10

6 . 3 . V r i j s t e l l i n g 11

6.h. Dunning 11

6 . 5 . ITazuivering 11

7 . D i s c u s s i e 12

7 . 1 . Omtrekaanwas en t o t a a l grondvlak 12

7 . 2 . Dunning 16

8 . C o n c l u s i e 16

9 . L i t e r a t u u r 16

B i j l a g e n

(3)

5

-1 . SAMENVATTING

Sinds 1965 heeft het CELOS een project lopen waarbij men de

mogelijkheden van natuurlijke verjonging in geëxploiteerd drooglandbos onderzoekt (project 65/3). Het terrein waarop het project wordt uit-gevoerd ligt in het Mapanegebied nabij Kamp 8, en staat bekend als Vak 1/9 A en B. Het verloop van de proef is in het kort als volgt: na

zuivering (vergiftiging van alle onbomen) in twee graden, nl. vanaf 10 cm resp. 20 cm dbh wordt de eerste vrijstelling op verschillende tijdstippen gedaan, en ook de frequentie van de daaropvolgende vrij-stellingen wordt gevarieerd. Doel is het vinden van een teeltrnethode waarbij het aantal ingrepen in het bos tot een minimum beperkt blijft. Om de reactie van de bomen op deze verschillende behandelingen te kunnen volgen worden regelmatig opnamen verricht aan de waardebomen en niet-waardebomen.

In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de werkzaamheden ten behoeve van dit project, gedurende de maanden september, oktober, november 197*+ en januari 1975. De meetgegevens zijn zoveel mogelijk verwerkt. De meest belangrijke zaken die naar voren kwamen zijn: 1. De omtrekgroei van de bomen in behandeling h neemt, 2 jaar na

de eerste vrijstelling, nog steeds toe.

2. De omtrekaanwas va.n de selectiebomen (de 10 beste bomen per plot, wat een bezetting van j^ 150 bomen/ha in de eindopstand voorstelt), stijgt met de gem. omtrekaanwas van alle bomen/plot.

3. In deze fase van het onderzoek, waar het totaal grondvlak nog ver onder het maximum zit, kan men het totaal grondvlak negatief correleren met de omtrekaanwas van de selectiebomen.

h. De zuivering van 1965 is niet goed gebeurd. Nazuivering op korte termijn wordt aanbevolen.

5. Bij de opname van behandeling 1 t.b.v. een dunning wordt een

dunningspercentage van 3% gevonden. Voorgesteld wordt met dunning nog enige tijd te wachten.

2. VOORWOORD

Dit rapport geeft een overzicht van de activiteiten die in het kader van het project 65/3 van september 197U t/m januari 1975 in mijn praktijktijd werden gedaan. Het veldwerk werd mij mogelijk ge-maakt door de heer J.A. Jubithana en zijn assistenten, waarvoor mijn hartelijke dank. De heer De Graaf, onder wiens supervisie het werk verliep, wordt hierbij bedankt voor de bijzonder gewaardeerde steun zijnerzijds. Tenslotte worden alle mensen op het CELOS bedankt voor hun bijdrage in welke vorm dan ook om het verblijf op dit instituut tot een aangename zaak te maken.

3. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

Sinds 1955 wordt er systematisch onderzoek gedaan naar de moge-lijkheden van natuurlijke verjonging in het Surinaamse drooglandbos, hetgeen resulteerde in een houtteeltkundig aanvaardbare methode. Na een

zuivering vanaf 10 of 20 cm dbh volgen binnen enkele jaren twee of drie vrijstellingen (BOERBOOM, 1965).

(4)

6

-Aan deze methode kleven echter toch nog wel vat bezwaren. Doordat er te weinig waardebonen van wat grotere diameter aanwezig zijn, zal de omloop lang zijn waardoor de vrijstellingen kort na de zuivering erg duur worden. Tevens is er het bezwaar van de verwilde-ring die optreedt na enkele sterke ingrepen in een kort tijdsbestek. Het bos wordt ontoegankelijk, en lianenpakketten vormen een bedreiging voor de jonge waardebonen. Bij minder frequente ingrepen zal de licht-stelling van de bosbodem zeer gering kunnen zijn, waardoor kapoewerie-bomen en lianen weinig mogelijkheid krijgen zich te ontwikkelen.

Het onderzoekproject 65/3 heeft als doel te onderzoeken hoe lang de eerste vrijstelling uitgesteld kan worden, en wat de minimale fre-quentie van de vrijstellingen zal zijn. Dit moet leiden tot een econo-misch optimale methode, welke tevens een geringere verstoring van de bosvegetatie inhoudt. Deze probleemstelling wordt uitvoerig behandeld door BOERBOOM (1967a, b, c ) . Eerdere püblikaties over dit onderzoek zijn gedaan door: BOERBOOM (1967), STERRI1TGA (1968), GIETELING (1970), WIERSUM (1970), ZONDERVAN (1972) en JONKERS (197*+).

h.

PROEFOPZET

Toegepast worden twee zuiveringsgraden: 1e) vergiftiging van alle niet-waardehoutsoorten (nwhs) met dbh > 10 cm en de waardehout-soorten (vhs) met dbh > 2C cm (vak 9A), en 2e) alle bomen met dbh

> 20 cm (vak 9B); daarna 6 graden van vrijstelling. Voor de vrijstel-ling komen in aanmerking alle waardebomen in de plots vanaf 2 m hoogte. Het (herziene) behandelingsschema is aangegeven in Tabel 1. Elke behandeling wordt 8x uitgevoerd in beide vakken, in plots van 50 x 35 m «

Centraal in elk plot ligt een meetvak van 35 x 20 m, waar omheen een

isolatiestrook ligt van 7>5 m breed. De beide proefvakken staan bekend als vak I/9A en B, en liggen in de houtvesterij Mapane nabij Kamp 8

(zie Fig. 1 ) ,

De opname geschiedt in de boven aangeduide meetvakken. Bij de op-name wordt de omtrek van alle whs >, 90 mm obh gemeten. Bovendien worden sinds 1970 in de plots met vrijstellingsgraad 6 alle nwhs £ 200 mm obh gemeten. De opnamen zijn elk jaar gedaan, behalve in 1972.

Voor een beschrijving van in het verleden verrichte opnamen zie WIERSUM (1970).

5. VERRICHTE WERKZAAMHEDEN

In sept./ckt. 197*+ zijn de volgende werkzaamheden verricht: 1. Opname van alle waardehoutsoorten met obh £. 90 mn (door Jubithana

c.s. ).

2. Opname van het totaal grondvlak in k plots per behandeling (ontrekneting alle bomen 5, 90 mm).

In januari 1975 werden gedaan:

3. Vrijstelling van alle plots met behandeling (vrijstelling3graad) 1, h. Markeren van voor dunning in aanmerking komende waardebomen, ook

(5)

Tabel 1. Schena voor vrijstellingen en opnamen project 65/3. Herziening d.d. maart 19T2 Vrijstellings-graad

1

2

3

h

5

6

Opname Jaar Vr

3

X X X »68 ijs k X X X

»69

telling

5

X X X X '70

, aantal jaren na zuivering

6

X '71 7 8 9 10 X X X X X X X '72 '73 '7^ '75 11 X X •76 12 X X X

'77

Aantal in de vrijstellingei 1e 12 jaren

6

u

3

2

1

0

6. OPNAMEN EN VERWERKING VAN DE GEGEVENS 6.1. BEREKENING OMTREKAANWAS PFR JAAR

In september 197*+ werd een opname gedaan aan de whs in alle plotjes, ter bepaling van de omtrekaanwas (Tabel 2 ) . Daarna verden per plot als selectiebomen gekozen de 10 best groeiende en best gevormde bomen, met zo groot mogelijke diameter, en altijd boven 5 cm dbh. De voorkeur werd gegeven aan soorten als HBA, KRA OKR en de pisi soorten, naast WAN, EAS enz. SAL werd veelal vermeden, omdat de groeimeting vaak

minder betrouwbaar is door de wortelaanzet op meethoogte (borsthoogte). Er werd getracht afwisseling in de soorten te brengen, om een

mono-cultxiur te vermijden.

Een aantal van 10 bomen per plot (35 x 20 m2) garandeert een

redelijke spreiding over het oppervlak. Sommige plots halen dit aantal niet omdat er niet genoeg goedgevormde bomen zijn. De groei mag wel minder dan optimaal zijn indien er niet voldoende keus is (Tabel 3,

zie ook bijlagen 1 en 2 ) .

Tabel 2. Gemiddelde omtrekaanwas in mm/jr in de periode '73-'7^ van alle waardebomen > 5 cm diam.

behandeling

1

2

3

k

5

6

vak A

3k

21 23 32 12 10 vak B 31

2k

18 25 10

6

(6)

- ö 0 0 a £ «0 - s * co c < en *•» c «u «1 c > in o a. t o •o *> > o c <u c 4> •o c ^ 4 i J Q w N «u •o c to > c ft; "O > . % * • i l S3'

K>

^ ^ w»r>\ ' «sr

£ o ( N I •5 s ' •X3 e n 'ö»'>' > aa o \ s v \

1

1

^ ^ * S Ç K > £ < E=C !2< S. N^ s. V SZZZZ^ '!> ,._ >" <o « » m CM m ici CM CM I f l f -CM CM O «-5 CM «J e i CM ui CM CM S3 CM m o CM CM O CM «M CM in co CM CM CM - J CTI CM \o CM m m o (M «S4 U> KO «SI m <x> i n in oei o— -CM ui ^* . CM u ,-m CM LJ m CM CM ~ A tM O fM <n u> CM CM *-À »" CM tsj V ^ • J O CU *5, m en CM -> in m o CM CM in as C l <M CM o' m CM oi CM CM l O «> o CM

f ^ ^ ^ x X V ^ ^

^ v \ \ \ \ \ \

N

s ^ ^ s \ ^ xi • o o . , « — * * o o > • o CK

? I

«« •ac s N ï v V *>> \ \ \

S

a- '^ CX \

WWW

-* -» ua ei *~ o CM in 9~ CM O O •— V CM o • * u> 1 0 CM ei W in V CM CM o \ ££ V S . W "V \ \ N- \ x

x^t

O v1

8^\vv^

\ \ \ , \ \ > i n C l %» •" «SI m m *•* *-t O JI <•> o **" ! C v V

N\X

\ \ v , \ ^ ) ( u> ^» •^ «* K3 C C l *-m — j , in os « M >Y CM O O l f*» —A ei * • ( X I r"t*i T -jf O y * S > V - < J

<NS

v \ \ >

AV

>»__».—». CM • tn r—— — F»' « • * \ CM CM pi ^ m in o

wv

> ^

vVx

v

N N V

en (O i n 03 Cl CM o C l CM CM »» «* CO o V V V ^ CM 1 0 C l CM C l C l CM m et CM (M CM (M t > O CM

bs

s \ N >

\\V

K lO Cl *~ m m in ci CM CM in' JT o v W v

N\\

CM ~* O CM l O CM m CM C l CM CM in CM CM CO o CM $ ^ s V \ ^

\NV

«~ (0 »* ^ a -t CM C l C l N t < CM m 10" v CM v co o s v \ - k

NVX-^

1

> ^^ "> X » l » E y C9

^s

-\ V j e ^ V «» V v o w V . *— > ^ v ^

E

^N

ï§

\

x:

o " ."• V \ s ^ E e 9 O o . x : ^r* *s «V O l t ï , e l_ o •» X»

| - 5

X» «» «A O» — «» ca *^ Tz S "» . Psj • » •• e ' S •- .5 *» _ <~ o O 3 •» O 3K J C !%»

(7)

9

-Tabel 3. Gemiddelde omtrekaanvas/jaar voor 1971-'73 en 1973-'7U van de selectiebomen (> 5 cm diam.) in mm

vak A b e h . 1 2 3 k 5 6 1 9 7 l - ' 7 3 55 35 51 33 2U 2k 1973_«7U 59 3k 1+3 U2 20 15 vak B b e h . 1 2 3 U 5 6 1 9 7 1 - ' 7 3 1+7 38 1*3 27 19 17 1973-»7U 53 37 33 37 1U 10 6.2. TOTAAL GRONDVLAK 6.2.1. Inleiding

In 1973 werd door Jonkers een opname gedaan van het totaal grond-vlak aan whs en nwhs, in een steekproef van 2 plots per

vrijstel-lingsgraad (zie JONKERS, 197*0. Reden van deze opname was dat men iets weten wilde over de concurrentiekracht van de nwhs ten opzichte van de whs, en over een mogelijke relatie van het grondvlak aan whs en

nwhs met de verschillende zuiverings- en vrijstellingsgraden. Aange-zien vorig jaar geen duidelijke uitkomsten waren verkregen, en

het oppervlak waarop de metingen werden gedaan nogal klein was, werd besloten de opname dit jaar te herhalen over een 2x zo groot oppervlak.

6.2.2. Veldwerkzaamheden

In oktober 197*+ werden t.b.v. de totaal grondvlak opname opgenomen (zie Fig. 1):

a) de meest noordelijke rij plots,

b) de rij plots direct ten N van het midden, c) de rij direct ten Z van het midden, d) de meest zuidelijke rij.

Iedere vrijstellingsgraad is nu in de opname vertegenwoordigd met h plots.

De rijen a en b werden in 1973 ook door Jonkers opgenomen. N.B. Per abuis werd van de laatstgenoemde rij plot 132.6 niet

opgenomen. De verderop gegeven cijfers betreffende behandeling (vrijstellingsgraad) 6 zijn dus een gemiddelde van 3 plots in plaats van U.

De metingen die gedaan werden bestonden uit een omtrekmeting op borsthoogte van alle niet-waardehoutsoorten * 90 mm omtrek. Gebruikt werden stalen meetbanden in mm verdeling.

(8)

12

-7. DISCUSSIE

7.1. OMTREKAANWAS EN TOTAAL GRONDVLAK

Om de cijfers in de tabellen wat duidelijker te laten spreken, is er een grafische voorstelling van gemaakt: Figuur 2, die een weergave is van de totale grondvlakken in 1973 en 197**» zie ook

Tabel

k).

Ook is er een figuur gemaakt van de groeicijfers van de 10 beste bomen per plot (Fig. 3) voor de periodes 1971-'73 en 1973-'7*+ (Tabel 3 ) .

Eerst bekijken we Figuur 2 (grondvlakopnamen 1973 en 197*0- Hier valt het gelijkvormig verloop op van de opgenomen waarden bij de ver-schillende vrijstellingen. Alleen is het verschil tussen de uiterste waarden geringer; dit valt toe te schrijven aan het feit dat men met het gemiddelde van kt i.p.v. 2 proefperkjes per behandeling te doen

heeft. Het effect van de vrijstellingen van 1972 in de behandelingen 1 en h is duidelijk te zien aan het relatief geringe totaal grondvlak daar. De vrijstelling van behandeling 2, uitgevoerd begin 197*+» is niet grondig genoeg gebeurd, wat zowel uit de directe waarneming in het bos, als uit de figuur, blijkt: een duidelijke afname van het totaal grondvlak valt niet waar te. nemen.

In 197*+ is het totaal (gecorrigeerde) grondvlak in vak B groter dan in vak A bij dezelfde behandeling. Dit verschil is echter niet groot en aangezien er in vak A een groot grondvlak aan niet afdoende ver-giftigde dikke onbomen aanwezig is, is het de vraag of dit vers.chil significant is, d.w.z. veroorzaakt wordt door het verschil in zuive-ringsgraad van A en B, toegepast in 1965.

Bekijkt men vervolgens Figuur 3» dan valt het volgende op te merken :

a. Behandeling .1 geeft overal de beste gemiddelde groei. Dit is blijkbaar de beste behandeling qua groeisnelheid. Toch voldoet behandeling 1 niet, wegens de massale verwildering en de daarmee samenhangende hoge onderhoudskosten.

b. Opmerkelijk is het achterblijven van behandeling 2 t.o.v. behande-ling 3 in groeisnelheid. Een verklaring zou kunnen zijn dat de behandelingen door een of andere oorzaak met verschillende inten-siteit zijn uitgevoerd.

c. Behandeling k reageert op de vrijstelling van 1972 met een sterke stijging van de groei.

d. De behandelingen 5 en 6 laten zien dat de groei van het relatief grote aantal bomen met kleine diameters aldaar duidelijk achter-blijft bij die in de andere behandelingen.

Om te proberen de bovenvermelde zaken, gehaald uit de verschillende tabellen, wat duidelijker te laten spreken, zijn m.b.v. de toegepaste

statistiek de volgende groepen waarnemingen met elkaar vergeleken: 1. Het totaal (gecorrigeerd) grondvlak in 197*+ en de omtrekgroei van

alle bomen in 1973-'7U (zie Tabel 2) omvattende: a) beh. 1 t/m 6,zuiveringsgraad A,

b) idem " B, c) idem " A en B.

2. Het totaal (gecorrigeerde) grondvlak 197*+ en do omtrekaanwas van de selectiebomen in 1973-'7*i- van:

a) beh. 1 t/m 6, zuiveringsgraad A,

b) idem " B, c) idem " A en B.

3. De groei van a l l e bomen en de groei van de selectiebomen per

behandeling.

(9)

- 13 F i g . 2 . T o t a a l grondvlak i n m V h a . 19?3: , 197U Vak A

\A„

X.o Vak B 4- \ O • S" ^rOC^-ow-v^ci-ï-^^. I Jv 5 f

(10)

Tl*

-K g . 3. Ontrek rekaanvas/j^ar in mn van de

selectielsonen in

1971— '73 ( )

en 1973-'74 { )

Jak A

l i

1

i

a

Vak B

Zlo

>l<

-*———— «-*• » H c (> s&4shGs**ç\jtJ(^<s~û I " ' 1 » j . a f *•

(11)

15

Gekozen werd voor een parametervrije methode (Spearman). Het t o e -passen van b . v . r e g r e s s i e - a n a l y s e wordt pas zinvol geacht na de

l a a t s t e opname, wanneer het effect van a l l e 2 x 6 behandelingen hope-l i j k meetbaar zahope-l z i j n . Voorhope-lopig hope-l i j k t de Spearman t o e t s voor ge-paarde waarnemingen voldoende om een globaal i n z i c h t t e k r i j g e n i n de huidige s i t u a t i e . (Met deze methode wordt g e t o e t s t of tussen twee variabelen x en y p o s i t i e v e of negatieve c o r r e l a t i e b e s t a a t . Als

c o r r e l a t i e c o ë f f i c i ë n t neemt men rs, waarbij r - = 6d^ ;

2 ^ 5 I T y

d2 = E ( x i - y^)1"", n = a a n t a l waarnemingen.) Toetsing moet u i t w i j z e n

of de O-hypothese (HQ)> d.w.z. de v e r o n d e r s t e l l i n g dat er geen

r e l a t i e tussen de beide groepen waarnemingen b e s t a a t , a l of n i e t v e r -worpen kan worden.

De r e s u l t a t e n van de t o e t s i n g e n z i j n a l s v o l g t : 1a. r = -1 Hn verworpen b i j $ - 0,01

b. r = -0,8 H0 " " X = 0,1

c rs = -0,9 H0 " " £ = 0,005

2a. r = -0,9 Hn verworpen bij / = 0,01

b. r* - -0,7 H° " " / = 0,1

c.

r

Ss = -0,9 H Q " " 3 " °>0 0 5

3. rs = +0,9 HQ verworpen bij Jf = 0,005

De relatie aanwas selectiebomen resp. aanwas alle waardebomen per plot - totaal grondvlak is duidelijker in zuiveringsgraad A dan in B. Ook blijkt dat de relaties 1c en 2c duidelijker zijn dan 1a en b en 2a en b. Een groter aantal waarnemingen (12 i.p.v. 6) maakt de betrouwbaarheid van de gevonden uitkomst groter.

De betrouwbaarheid van de uitkomst onder 2 gevonden is even groot als die onder 1. Hieruit kan men concluderen dat de omtrekaanwas van de selectiebomen, en de gemiddelde omtrekaanwas van «.lie bomen, een betrouwbare indicatie zouden kunnen geven omtrent de hoogte van het totaal grondvlak. Beschouwt men de behandelingen in A als zijnde verschillend van de overeenkomstig genummerde in B (dit op grond van het verschil in zuiveringsgraad) dan is de negatieve relatie

groei-snelheid/totaal grondvlak wel zeer frappant.

De toets nr. 3 werd uitgevoerd om te kijken of de groei van de

selectiebomen een betrouwbare indicatie geeft omtrent de totale gem. groei van de waardehoutsoorten/plot. De uitkomst geeft een positieve correlatie aan (rs = 0,9 Y << 0,005).

Hieruit en uit het gestelde over de relaties 1c en 2c, kan men concluderen dat, wanneer de groeisnelheid van de (10 beste) bomen per plot (relatief) hoog is, het totaal grondvlak laag is. Of andersom: indien de groeisnelheid laag is dan is het totaal grondvlak hoog. Deze gedachtengang klonk tevoren reeds erg plausibel, maar is dan nu eens met cijfers aangetoond.

Onderzoekt men nu de relatie: groei selectiebomen/jaar - gecorri-geerd grondvlak nwhs, (k) dan resulteert dit bij een rs van -0,8 met

een Y = 0,005 in het aantonen van een sterke negatieve correlatie. Vergelijkt men de resultaten van toetsen 1c en h dan kan men stellen dat de absolute hoogte van het grondvlak aan waardehoutsoorten weinig invloed heeft op de betrouwbaarheid van het verband groei selectie-bomen - totaal grondvlak (aan nwhs en whs).

(12)

16

-7.2. DUNKING

Teelttechnisch gezien is een ingreep in het kronendak nu of in de naaste toekomst wel gewenst, maar het is de vraag of verder op deze dunning in behandeling 1 moet worden ingegaan, daar behandeling 1 eco-nomisch niet haalbaar zal zijn. Het dunningspercentage in behandelingen 3 en U zal veel lager liggen, en door het veel geringere stamtal aan

waardehoutsoorten in deze plots is dunning in dit stadium niet erg voor de hand liggend, hoewel onderzoek hieromtrent in de behandelingen 3 en k wel gewenst is. Dit zou dan kunnen gebeuren tijdens de tweede

vrij-stelling in deze behandelingen.

8. CONCLUSIE

Door een groot oppervlak aan nwhs wordt de groei van de whs duide-lijk geremd. Door deze redenering om te keren kan men stellen dat een

(rel.) geringe groei der whs wijst op een groot grondvlak aan nwhs. Hier lijkt de groei van de selectiebomen (10 beste bomen per plot, + 1 5 0 bomen per ha) de meest aangewezen maatstaf om snel een idee te krijgen over het grondvlak nwhs, meer dan de gem. groei der whs. Om deze beweringen te kunnen verifiëren, zou men, om het totaal grondvlak niet meer te hoeven corrigeren, zo spoedig mogelijk de in 1965

ver-giftigde, maar nog niet afgestorven bomen moeten elimineren. Een nieuwe opname van het totaal grondvlak lijkt dan zinvol, omdat men dan het

werkelijke totaal grondvlak kan vergelijken met het grondvlak aan whs. Ook zal men dan kunnen!zien of er significant verschil in effect bestaat tussen de zuiveringsgraden A en B.

In het voorgaande zijn slechts verschillen betreffende groeisnel-heid en totaal grondvlak met elkaar vergeleken, zowel wegens gebrek aan tijd als door het feit dat het hier om enkele voorlopige resultaten gaat. Het vergelijken van het verloop van de absolute groeicijfers en grondvlakwaarden kan het best gebeuren aan het eind van het project, na de laatste opnamen, + 2 jaar na de laatste behandeling (zie schema in Tabel 1). De kans om een betrouwbare indruk te krijgen van het verloop van de totaalgrondvlakwaarden, uitgezet tegen de groeicijfers der waardehoutsoorten in de eerste 10 jaar na de exploitatie, is verspeeld

door de slecht uitgevoerde zuivering in 1965, en het pas later beginnen met grondvlakopnarnen.

De toentertijd toegepaste concentratie van het arboricide is mogelijk te gering geweest, bovendien is er vaak alleen maar gefrild, en niet gespoten.

9. LITERATUUR

BOERBOOM, J.H.A., 1965. De natuurlijke regeneratie van het Surinaamse bos na uitkap. Uitg. afdeling Houtmeetkunde, bosbedrijfsregeling etc. Landbouwhogeschool, Wageningen.

BOERBOOM, J.H.A., 1967a. Bosbouwkundig onderzoek; groei^on mortaliteit der waardehoutsoorten in geëxploiteerd en natuurlijk verjongd drooglandbos. CELOS Kwartaalverslagen 1: 11—1U.

(13)

17

-BOERBOOM, J.H.A., 1967b. Idem; CELOS Kwartaalverslagen 3: 9-10. BOERBOOM, J.H.A., 1967c. Idem; CELOS Kwartaalverslagen k: 8-11. GIETELING, C.J., 1970. Groei en mortaliteit der traardehout soort en in

geëxploiteerd en natuurlijk verjongd drooglandbos. CELOS rapporten no. 38 (1).

JOî'iKERS, W.B.J., 1971*. Idem; CELOS rapporten no. 99 (1).

STERRINGA, J.T., 1968. Idem; CELOS rapporten no. 16 (1). WIERSUM, K.F., 1970. Idem; CELOS rapporten no. k3 (2). Z0HDERVAÏÏ, J.G. , 1972. Idem; CELOS rapporten no. 6l.

(14)

Bijlade 1

Gemiddelde omtrekaanwas per jaar der seleetiebomen, in ram, per diameterklasse, over de periode '71-'73.

Aantallen bomen tussen haken, per behandeling. Oppervlakte per behandeling 0,56 ha.

^ \ d . i a m . b e h . ^ \ ^ A 1 2 3 1+ 5 6 B 1 2 3 h 5 6 5-1+0 2k 1+3 25 21 19 1+0 31 36 21 11 17 10 cm (30) (28) (28) (29) (3>4) (39) (30) (38) (26) (27) (20) (29) 10-59

ko

59 39 26 26

56

>+7 1+2 30 21 1)4 15 cm

(2«0

(27) (23) (11) (11) ( 9) (17) (15) (17) (13) ( 8) ( 2) > 72 1+6 66 36 38 38 51 1+6 58 >+5 1+6 33 1 5 cm (21+) (13)

OU)

( 7)

OD

(13) (28) (21)

08)

(13) ( U) ( 1*) > ; 55 35 51 33 21+ 21+ 1+7 38 1+3 27 19 17 5 cm (78) (68) (65)

(hl)

(56) (61) (75) (7*0 (61) (53) (32) (35)

(15)

Bijlage 2

Gemiddelde omtrekaanwas per jaar der seleetiebomen, in mm,

per diameterklasse, over de periode 1973—'T^ (september).

Aantallen bomen tussen haken, per behandeling. Oppervlak per

behandeling 0,56 ha.

\sdiam.

beh. >v

A 1

2

3

k

5

6

B 1

2

3

k

5

6

5-U5

25

30

32

11

11

50

26

21

29

7

8

10 cm

(26)

(31)

(?7)

(33)

(35)

(37)

(2U)

(33)

(31)

(21») (23) (32)

10-57

35

41

52

22

13

60

h5

28

32

11+

20

15 cm

(28)

(2U)

(23)

(20)

(13)

(12)

(26)

(2U)

(17)

(10)

( 9)

(

k)

>

77

h9

57

56

1+5

29

k9

k3

5U

50

42

20

15 cm

(25)

(18)

(26)

(11)

(11)

(16)

(30)

(22)

(21)

(16)

( 6)

( 5)

>

59

34

43

k2

20

15

53

37

33

37

14

10

5 cm

(79)

(73)

(76)

(64)

(59)

(66)

(80)

(79)

(69)

(50)

(38)

(41)

(16)

Bijlage 3 2

Grondvlak in m por ha op basis van:

a) 2 plots per behandeling in 1973 (zie JONKERS, 197*0, b) dezelfde plots in 197*4,

c) k plots per behandeling in 197*+.

vak A beh. 1 2 3

k

5 6 vak B 1 2 '3 1+ 5 6 nwhs 5,1 13,3 9,8 8,5 20, k 15,9 7,7 9,9 8,9 10,3 17,5 16,6 a whs 2,9 3,3 5,7 0,9 2,5 1,3 3,8 3,5 3,8 2,5 0,6 1,1 totaal 8,1 16,6 15,5 9,*+ 22,9 17,2 11,5 13,5 12,7 12,8 18,1 17,7 nwhs 27,6 8,7 22,5 10,6 32,9 19,2 12,1 19,3 11,6 10,2 19,*+ 17,9 b whs 3,5 3,9 6,7 1,1 2,k 1,1 *+,9 3,7 *+,1 2,8 0,6 1,2 totaal 31,1 12,6 29,2 11,7 35,3 20,3 17,0 23,0 15,7 13,0 20,0 19,1 nwhs 15,8 13,9 18,U 9,5 22,2 17,3 1*+,7 1*+,3 11,2 8,8 17,1 17,5 c whs *+,1 3,2 5,7 1,9 1,8 1,7 5,2

h,9

3,6 2,6 1,3 1,2 totaal 19,9 17,1 2*1,1 11, k 2^,0 19,0 19,9 19,2 1U.8 11,*» 18,1+ 18,7 beh. 1 2 3

U

5 6 1 2 3

h

5 6

(17)

Grondvlak waardehoutsoorten in m /ha in: 2 plotjes per behandeling in 1973 - kolom C U plotjes per behandeling in 197^ - kolom E alle plotjes in 1973 en 1971* - kolom D en F

Bijlage h Vak A beh.

1

2

3

k

5

6

C

1973

2,9

3,3

5,7

0,9

2,5

1,3

D

1973

u.o

2,7

3,9

M

1,6

1,8

E

I97I+

U,i

3,2

5,7

1,9

1,8

1,7

F

197^

5,0

3,2

M

1,9

1,3

1,9

Vak B beh.

1

2

3

h

5

6

C

1973

3,8

3,5

3,8

2,5

0,6

1,1

D

1973

*.5

3,1

2,8

2,1

1,3

1,2

E

Ï9lh

5,2

K9

3,6

2,6

1,3

1,2

F

197*

5,3

3,6

3,2

2.U

1,3

1,2

(18)

Bijlade 5

Overzicht van de voor dunning in aanmerking komende bomen.

*J f-J o H-Ö H • 101.1 107.1 112.1 122.1 127.1 137.1 1U2.1 1U8.1 a1 0 0 S P •i • 8 10 10 31 3 7 18 37 -20 30 33 21

k6

23 28 29 38 U6 m 0 0 4 c f VAK GTI WAK WAK KOP WIS WAK ZPK -HTI OKR SAL WAK WAK OKR ZKA WAK OKR WIS TO H O (O F -4 —3 - 0 •f* 51 M 125 12U l+U 70 106 16 -37

Uo

58 79 92 23

b u i t

119 5>4

b u i t

fr E ! ' — (u m H d H- p) c+B ( P — . H-1 5 g 0 1 5

i

g g

i

-s

1

1 2 g CT g en *

?

en SB SB SB SB SB

•o

H1 O H-P 4 • 201.1 2 0 7 . I 212.1 222.1 2 2 7 . I 2 3 7 . I 2U2.1 2U8.1 D* 0 0

s

0 hJ • 3 -18 31 52 59 U 11+ 25 U6 6 17 27

k

15 11 13 33 37 _ ta 0 0 H c * KRA -MOR KOP HBA HTI SAL OKR WAK WAK KRA OKR OKR SAL SOE ZPK HBA PEP OKR l i ! TO 4 O CD H-m - J U> •f* H6 -5U 37 31 15 18 11* 96 96 5^ 51 68 15 78 16 1U U3 19 *• *<^ (uta (-"cf H-O c f B CtKw• cl-g

-e

g

s

g 1 5 g g g

1

P g

s

i

g

i.

i

1 SB SB SB SB

gem. groei = 1082/16 = 68 mm/jr gem. groei = 765/18 = k3 mm/jr Let op het grote aantal selectiebomen (SB).

De groeisnelheid van deze dunningsbomen wijkt niet af van die van de selectiebomen.

(19)

Bijlage 6

Aantal waardebonen per ha sinds 1°66, met onderaan de toegevoegde waardehoutsoorten in 1967, 1968 en 1969. (Alle bomen, g, 5, s.)

Blok A B Behan-d e l i n g 1 2 3 k 5 6 1 2 3 k 5 6 1966 52 66 79 66 55 63 73 73 93 71 71 57 1967 63 91 109

88

71 80 100 96 120 95 91 70 1968 100 1U1 129 109 113 132 ïh6 118 11*3 125 10)+ 102 1969 198 223 177 138 161 200 202 175 163 171 130 129 1970 2U9 252 198 150 171 229 261 238 198 193 129 161+ 1971 291 251 256 150 181 220 30U 288 232 202 132 18U 1973 628 1+07 611+ 270 2t5k 332 570 U09 353 259 186 239 1971+ 61U 395 60^ 26U 277 273 5I+8 395 3U5 237 180 202 FIS PEP 0KR WAK GTI HTI ATI TIS

N.B. De cijfers voor 197U zijn lager dan die van 1973.

Dit heeft 2 oorzaken: 1e) bij de grenscorrectie in 1973 zijn er

enkele bomen ten onrechte meegerekend, 2e) er is niet gelet op inwas, waardoor de

afname van het stamtal door sterfte niet werd gecompenseerd.

(20)

Grondvlak vaardehout soort en uitgedrukt in n ' / i i a

Bijlage 7

B l o k A B Beh. 1 2 3 1+ 5 6 1 r> 3 1+ 5 6 1966 0,3*+ 0,1+0 0 , 5 8 0 , 3 8 0,1+1 0,5** 0,71 0,69 0 , 6 6 o,ï6 0,1+1+ 0,3*+ 1967 0,35 0,1+8 0 , 7 1 0,1+6 0,1+6 0 , 6 1 0,79 0 , 7 7 0,75 0 , 6 3 0,1+6 0 , 3 8 .1968 0,51 0 , 6 2 0 , 8 2 0,1+5 ' 0 , 6 1 0,79 1,25 0,93 0,87 0,81 0 , 5 6 0 , 5 2 1969 0 , 8 3 0,96 1,01 0 , 6 7 0,78 1,07 1,61 1,19 1,07 1,10 0,69 0 , 6 7 1970 1,21 1,51 1,22 0 , 7 5 0,76 1,20 1,99 1,M+ 1,30 1,16 0,71 0 , 6 8 1971 1972 1973 1,78 1,51 1,76 0,85 0 , 9 7 1,1+5 2,32 1,9U 1,61+ 1,31+ 0 , 8 2 0 , 8 2 1+.01 2,69 3,87 1,1+1+ 1 , 6 5 1,77 1+.1+6 3,12 2 , 8 3 2,11+ 1,27 1,16 I97I+ 5,02 3,17 1+,61+ 1,86 1,78 1,90 5,31+ 3,55 3,16 2 , 3 7 1,3'* 1,23 V r i j s t e l -l i n g s e f f e c t 3,12 1,27 2,7*" - 0,01+ - 0 , 1 2 -1+.11 2 , 3 2 1,93 1,1!+ 0 , 1 1

(21)

-Bijlage 8

Lijst en codering van vaardehoutsoorten, 1970.

Cijfer-code

Letter-code Soort Wetenschappelijke naam

11 12 13

Ik

15 16 17 18 19 20 21 22 23 2U 25 26 27 28 29 30 31 32 33

3h

35 36 37 38 39 UO U1 U2

h3

kk

U6 U7 99

HBA Baboen, hoogland LBA Bahoen, laagland BAS Basralokus BOL Bolletrie BRU Bruinhart CED Ceder GRO Groenhart RKA Kabbes, rode ZKA Kabbes, zwarte KAM Kaneelhart KOP Kopi

LET Letterhout RLO Lokus, rode PEP Pisi, pegrekoe WAP Pisi, wana WIP Pisi, witte

ZPG Pisi, zw. grootbl. ZPK Pisi, zw. kleinbl. PRI Pritijari SAT Satijnhout SLA Slangenhout SOE Soemaroeba WAN Wana BGR Gronfolo, bergi HGR Gronfolo, hoogland KAS Kasavehout KRA Krapa WIS Kwari 'wiswis• MOR Morototo SAL Sali, rode

LGR Gronfolo, laagland OKR Okerhout WAK Wanakwari HTI Tingimoni, harde basi GTI Tingimoni, grootbl. ATI Ajawatingimoni TIS Tingimonisali Diversen

Virola melinonii

V, surinamensis

Dioorynia guianensis

t-tonilkara bidentata

Vouaoapoua amerioana,

Cedrela odorata

Tabehuia serratifolia

Andira spp.

Diplotropis purpurea

Li caria oayennensis

Goupia glabra

Piratinera

spp.

Hymenaea oourbaril

Xylopia spp. (sinds 1967)

Oootea

sp.

0. petalanthera (+ andere O.spp.)

Neotranda grandis

Oootea glomera.ta

Fagara pentandra

Brosimvm para'ênse

Loxoptenjgium sagotii

Simarouba amara

Oootea rubra

Qualea rosea

Q. albiflora

Didymopanax morototoni

Carapa prooera

Vochysia guianensis (sinds 1967)

S che f fiera paraënsis

Tetragas tris altissima

Qualea caerulea

Sterov.Ha spp. (sinds 1968)

Voohysia tomentosa (sinds 1969)

Vrotium negleotvm (sinds 1969)

P. insigne (?) (sinds 1969)

Trattinickia burserifolia en/of

rhoifolia (sinds 1969)

Tetragastis hostmannii

(sinds 1969)

(22)

Landbouvho ge schooi-Wagen ingen

CENTRUM VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK IN SURINAIS

TECHNIEK NATUURLIJKE VERJONGING (onderzoekproject 67/9)

Inrichting en opnane proefperk "Akintosoela"

J.R. Eetzier

Verslag van een onderzoek verricht onder leiding van Ir. N.R. de Graaf

(23)

I N H O U D

b i z ,

1 . Saj&ienvatting « . . 5

2 . V o o r v o o r d > . . . • . • 5

3 . I n l e i d i n g • « 5

k. D o e l s t e l l i n g « . . . . « ' 6

5 . P r o b l e e m s t e l l i n g 8

6 . I n r i c h t i n g p r o e f p e r k . . . . . . 8

6 . 1 . Keuze t e r r e i n . . . . . . 8

6 . 2 . Terreingesteldheid 9

6 . 3 . Uitvoering . . . 9

6.1*. Mandagen . . . 9

7 . M e t i n g e n . . . 10

7 . 1 . Voorbereidende werkzaamheden voor de

17»7#-benonstering . . . • 11

7 . 2 . Voorbereidende werkzaamheden voor de

100JJ-bemonstering . . . . . . . 12

7 . 3 . Uitvoering metingen van de 17,75*-bemonstering . . . 12

l,k. Uitvoering metingen van de 100#~bemonstering . . . 12

7 . 5 . Uitvoering metingen van do 7,l#-bemonstering . . . 13

8 . R e s u l t a t e n en v e r g e l i j k i n g e n 13

8 . 1 . Resultaten 100^-bemonstering 13

8 . 2 . Resultaten 17»7#-bemonstering . . . 15

8 . 3 . Resultaten 7»l?»-bemonstëring 21

9 . V e r g e l i j k i n g b e h a n d e l i n g e n i n p r o e f p e r k

"Ma pa n e b r u g " 22

1 0 . Nawoord 23

1 1 . L i t e r a t u u r 2h

Bijlage 1 Codelijst van waardesoorten

Bijlage 2 Histogram behorende bij 100?- en 17,7$-bemonstering in proefperk "Akintosoela" Bijlage 3 Schema van de arbeid bij het aanstippen van de

(24)

5

-1 . SAMENVATTING

Vanaf 1965 en vanaf 1967 h e e f t h e t CELOS twee onderzoeksobjecten l o p e n , bekend a l s r e s p e c t i e v e l i j k p r o j e c t 6 5 / 3 b i j kamp 8 en p r o j e c t 6'f/9 i n h e t Mapanegebied. In p r o j e c t 6 5 / 3 w o r d t o n d e r z o c h t de g r o e i en m o r t a l i t e i t d e r w a a r d e h o u t s o o r t e n i n g e ë x p l o i t e e r d en n a t u u r l i j k v e r -jongd d r o o g l a n d b o s , en in p r o j e c t 6 7 / 9 wordt onderzoek gedaan n a a r de t e c h n i e k van n a t u u r l i j k e v e r j o n g i n g van d r o o g l a n d b o s . U i t deze b e i d e onderzoeken kon een b e h a n d e l i n g s w i j z e worden g e d e s t i l l e e r d , welke g u n s t i g e r e s u l t a t e n h a d .

Deze b e h a n d e l i n g s w i j z e z a l worden t o e g e p a s t op een g r o t e r e s c h a a l dan i n genoemde o n d e r z o e k o b j e c t e n . D a a r t o e werd een nieuw p r o e f -p e r k genaamd " A k i n t o s o e l a " , g r o o t 25 h a i n g e r i c h t , welk -p r o e f -p e r k g e l e g e n i s n a a s t h e t oude p r o e f p e r k "Mapanebrug".

D i t r a p p o r t omvat:

a . een o v e r z i c h t van de werkzaamheden, d i e v e r r i c h t werden b i j de i n r i c h t i n g van d i t nieuwe p r o e f p e r k ,

b . een o v e r z i c h t van de r e s u l t a t e n van de v e r s c h i l l e n d e b e m o n s t e r i n g e n .

Deze b e m o n s t e r i n g e n z i j n : Ä»

1 . een 100/?-bemonstering van de waardebomen d i k k e r dan 15 cm dbh,

2 . een 17»7^-bemonstering van de waardebomen d i k k e r dan 2 cm dbh,

3 . een 7 , 1 ^ - b e m o n s t e r i n g van de niet-waardeboroen d i k k e r dan 2 cm dbh.

De b e i d e l a a t s t e b e m o n s t e r i n g e n z i j n s y s t e m a t i s c h e b e m o n s t e r i n g e n , c . v e r g e l i j k i n g van de r e s u l t a t e n van deze b e m o n s t e r i n g e n met d i e van

de b e m o n s t e r i n g u i t g e v o e r d door CONSEÏÏ en VAN LAVIERET! (1967) in h e t z e l f d e g e b i e d ,

d. v e r g e l i j k i n g van de r e s u l t a t e n van de onder b genoemde b e m o n s t e r i n g e n o n d e r l i n g ,

e . v e r g e l i j k i n g van de b e h a n d e l i n g s w i j z e n van "Mapanebrug" o n d e r l i n g .

2 . VOORWOORD

De werkzaamheden bij de inrichting en opnamen van het proefperk "Akintosoela" vonden plaats in de periode van k december 197^ tot en met 17 maart 1975. Deze werkzaamheden stonden onder leiding van

Ir. N.R. de Graaf, vie dank toekomt voor zijn kritische opmerkingen. Voorts komt dank toe aan de heer J.A. Jubithana voor zijn waardevolle

suggesties bij de veldwerkzaamheden.

3. INLEIDING

Suriname is voor 85$ bedekt met bos van diverse typen, maar het merendeel komt voor exploitatie niet in aanmerking wegens slechte

toegankelijkheid en/of relatief ongunstige bossamenstelling. Het per-centage dat wel in aanmerking komt voor exploitatie bedraagt ongeveer

7.

(25)

6

-Het permanent in produktie nemen van exploitabele bosarealen ge-schiedt op de eerste plaats ten einde in de geraamde toekomstige houtbe-hoefte te voorzien en op de tweede plaats om de kosten van inventarisatie

en ontsluiting te dekken; deze kosten kunnen niet door een éénmalige houtopbrengst gecompenseerd worden.

Kort na 1900 werden in het betrokken gebied door Gonggrijp en

Burger pogingen gedaan tot natuurlijke regeneratie van het drooglandbos, welke pogingen mislukten. In 1955 werd opnieuw een poging ondernomen die meer succes had. De resultaten hiervan zijn samengevat door BOERBOOM (1965). De beide projecten 65/3 en 67/9 vallen binnen het kader van dit onderzoek naar de natuurlijke regeneratie van het drooglandbos.

k.

DOELSTELLING

Men streeft naar een economisch optimale methode van beheer na exploitatie, die gericht is op een duurzame houtproduktie i.h.b. van waardevol constructiehout leverende zware en middelzware houtsoorten. Hierbij dienen zich twee aspecten aan:

1) de vraag naar het verband tussen intensiteit van het onderhoud - i.e. de vrijstelling van gewenste exemplaren - en de ontwikke-ling van de individuen waarop dit onderhoud zich richt.

Tabel 1 geeft een overzicht van de diverse intensiteiten van onderhoud, welke zijn toegepast en onderzocht in project 65/3. De zuivering, voorafgaande aan de eerste vrijstelling, vond plaats

in twee graden, t.w. vergiftiging van alle niet-marktwaardige exemplaren vanaf respectievelijk 10 cm dbh en 20 cm dbh,

2) de ontwikkeling van een praktisch bruikbare vrijstellingstechniek. Tabel 1. Schema voor vrijstellingen in project 65/3

V r i j s t e l

-lingsgraad

1 2

3

k

5

6

Jaar

v r i j s t e l l i n g , aantal jaren na zuivering

3

x

X

•68

. • ! • • . • — 1

k

X X

•69

5

X X X

'70

6

'71

7

X X

'72

8

'73

9

X X

»7U

10 X 11 X X

•75i '7é

1 12 X X

'77

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de diverse vrijstel-lingstechnieken toegepast en onderzocht in project 67/9 in "Mapanebrug". Ook hier is gezuiverd in twee graden van intensiteit, ditmaal echter

(26)

7

-Gunstige resultaten hadden vrijstellingsgraad 3 uit Tabel 1 en de daarmee vergelijkbare behandelingswijze 20/D5 uit Tabel 2. Gekozen werd voor 20/lA al3 behandelingswijze van het nieuwe proefperk

"Akintosoela". Resumerend kan dus als doelstelling van dit proefperk worden gesteld, dat men van behandelingswijze 2 0 / D H op praktijkschaal

wenst na te gaan of deze methode een economisch bruikbaar systeem van beheer is, dat beantwoordt aan de eis van duurzame houtproduktie tegen een zo hoog mogelijke rentabiliteit.

Tabel 2. Toc te passen vrijstellingstechnieken in project 67/9

Behan-d e l ing 1 o 3 k 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Ik 15 16 17 18 Code 20/S 3 20/S5 20/A3 20/A5 20A/3 fcO/A3 H0/A5 k0/AS 20/D 3 20/D5 20/D8 W D 3 U0/D5 U0/D8 V 2 0 / ül }

Uo/o

1)

o

1

)

Z u i v e r i n g vanaf 20 cm i d . i d . i d . i d . vanaf '+0 cm i d . i d . vanaf 20 cm i d . i d . vanaf Uo cm i d . i d . -vanaf 20 cm vanaf kO cm ! V r i j s w i j ze i n s t r o k e n i d . p e r o p p . e e n h . i d . i d . i d . i d . ici. n a a r diam. g r e n s ^ ) i d . i d . i d . i d . i d . n a a r diam. g r e n s 3 ' -t e l l i n g e e r s t e maal 3 J r na z u i v e r i n g 5 " " 3 » ti » 5 H .. n 8 " " " 3 H » « 5 " " " 8 " " 3 " " " 5 " " " 8 " " " 3 " " " 5 " " " 8 " " e e r s t e j a a r -— i — - 1 — — — — — — „ . . _ _ — _ . 1) controle behandeling;

2) diametergrens relatief laag (5 à 10 cm); 3) diametergrens relatief hoog (15 à 25 cm) .

(27)

8

-5. PROBLEEMSTELLING

In het betrokken gebied, genoemd in de inleiding, werd eveneens onderzoek gedaan naar kunstmatige verjonging, maar voor het grootste

deel der zware en middelzware vaardesoorten bleek natuurlijke ver-jonging het meeste succes te bieden. Voor toepassing van het systeem van natuurlijke regeneratie pleiten de volgende punten:

1. De zware en de middelzware waardesoorten zijn in het gesloten

bos vertegenwoordigd i.h.a. volgens een positieve diameterklasse/ stamtal-verdeling van de Liocourt.

2. De aantallen waardebonen per oppervlakte-eenneid blijken in het betrokken gebied voldoende.

3. De groei, die in het gesloten bos gering is, blijkt door licht-steiling een krachtige stimulans te ontvangen.

ad 1. In het natuurbos bedraagt het aandeel aan exploitabele waarde-houtsoorten onder de huidige omstandigheden meestal niet meer dan. 10$. Dit aandeel dient te worden verhoogd, gezien de

grootte van de geschatte toekomstige houtbehoefte en uit rentabiliteitsoverwegingen; deze twee punten werden in de

inleiding reeds vermeld.

Het doel is dus een wijziging aan te brengen in de kwanti-tatieve bossamenstelling door middel van ingrepen als zuivering, vrijstelling en dunning.

ad 3. Dit laatste argument krijgt bij het onderzoek naar natuurlijke verjonging sterk de aandacht. Terugslag in de ontwikkeling van de individuen der gewenste houtsoorten treedt spoedig op door hoge mortaliteit, slechte vorm en teruglopende aamras wegens verscherpte concurrentie met andere gewassen, die eveneens van de lichtstelling profiteren.

Verbeteringen van de concurrentiepositie der gewenste individuen wordt bereikt door vrijstelling, die herhaald moet worden,

omdat het effect van een eenmalige vrijstelling van korte duur is.

Het zijn deze herhaalde vrijstellingen, die zwaar op de kosten drukken van het systeem van natuurlijke verjonging. Daarom moet het onderzoek zich tevens richten op de mogelijkheden van kostenbesparing hierbij.

Bij de pogingen het onder ad 1 genoemde aandeel van 10$ te vergroten komt de nadruk te liggen op de stamtallen in de laagste diameterklassen, daar in deze diameterklassen het effect van lichtstelling het grootst is.

6. INRICHTING PROEFPERK

De inrichting geschiedde in de periode van k december tot en met 20 december 197^.

6.1. KEUZE TERREIN

Nodig was een aaneengesloten stuk drooglandbos van 25 ha (500 x 500 m2) met een min of meer homogene bezetting van natuurlijke

verjonging, in welk stuk bos de exploitatie rond 19^7 werd afgesloten, Het terreingedeelte dat aan deze eisen voldeed bevond zich in het Mapanegebied (Mapane VII vak 12) en wel tussen lijn 8 en lijn 2. De

(28)

Q

-n o o r d g r e -n s l i g t * 200 m t e -n -noorde-n va-n " b a s i s l i j -n 20, de z u i d g r e -n s l i g t 300 m t e n zuiden van deze b a s i s l i j n . D i t t e r r e i n l i g t 50 m t e n o o s t e n van h e t p r o e f p e r k "Mapanebrug".')

6 . 2 . TERREINGESTELDHEID

Het t e r r e i n w o r d t , v o o r a l in de o o s t e l i j k e h e l f t , doorsneden door e n k e l e sleepvregen. Bovendien b e v i n d t z i c h in de Zuid-Oost-hoek een k r e e k . Daar d i t p r o j e c t "bedoeld i s a l s een p r a k t i j k p r o e f vormt deze minder i d e a l e t e r r e i n g e s t e l d h e i d geen b e l e t s e l .

6 . 3 . UITVOERING

Begonnen werd met h e t kappen van de n o o r d g r e n s van 500 m l a n g , waarna l o o d r e c h t op deze l i j n om de 100 m de N o o r d - Z u i d l i j n e n werden

g e l a p t . Zie voor een o v e r z i c h t n e v e n s t a a n d e k a a r t ( F i g . 1 , b l z . 2 5 ) . De v i e r hoekpunten van h e t t e r r e i n , alsmede de b e g i n p u n t e n op de noordgrens van de v i e r t u s s e n l i g g e n d e N o o r d Z u i d l i j n e n , z i j n g e -markeerd met g r i j z e p l a s t i c p i k e t t e n . De N o o r d - Z u i d l i j n e n z i j n t a m e l i j k onnauwkeurig u i t g e z e t , daar de l i j n e n s l e c h t s t e n d o e l hebben een

e f f i c i ë n t e u i t v o e r i n g van de v e r s c h i l l e n d e werkzaamheden m o g e l i j k t e maken en een c o n t r o l e op deze werkzaamheden t e v e r g e m a k k e l i j k e n .

Als m e e t v l a k t e wordt een a r e a a l van UOO x UOO TP- aangehouden, welke m e e t v l a k t e omgeven i s door een i s o l a t i e s t r o o k van 50 m b r e e d . Rondom de m e e t v l a k t e i s een g r e n s l i j n g e k a p t , d i e met " i s o l a t i e - l i j n "

z a l worden a a n g e d u i d .

6.1*. MANDAGEN

De lijnen werden gekapt door één of twee kapploegen van telkens twee man:

1. één kapte de lijn en jalonneerde,

2. één assisteerde daarbij met een kompas; deze man was tevens belast met de leiding en controle.

De "isolatielijn" werd gekapt door een ploeg van drie man: 1. één kapte de lijn,

2. één jalonneerde,

3. één assisteerde m.b.v. een kompas en een meetband; deze man was tevens belast met de leiding en controle.

Een volledig overzicht van mandagen bij de verschillende werk-zaamheden wordt gegeven in Tabel 3.

') Zie voor kaartje: CEL0S rapport no. 3 (l) Techniek natuurlijke verjonging drooglandbos J.R. Consen.

(29)

10

-Tabel 3 . Schema d i v e r s e werkzaamheden i n p r o j e c t 6 7 / 9 " A k i n t o s o e l a "

I n r i c h t i n g g r e n s l i j n e n en N - Z - l i j n e n i s o l a t i e l i j n Man-dagen 2 22 ) 6 U r e n ' ) 60 9 P r o d u k t i e 500 m / d a g1'

•n

800 m/dag ; Mantal 2 man 3 man metingen p l a a t s i n g p i k e t t e n

h)

a a n s t i p p = n 17/s-bemonstering 9 8 12 10 12-lH p l o t s / d a g 100$-bemonstering 12 7 , l $ - b e r o o n s t e r i n g k 29^35 ruin 5 h a / d a g l 6u2 0 min l e en 2e dag: 10 p l o t s 3e dag: 20 p l o t s 22u35 min ^ 3 , 5 min/ha 6U30 min 16 p l o t s 3 man 2 man k man 3 man h man T o t a a l

73

15U u

1) Het a a n t a l u r e n van een mandag "bedroeg b i j deze werkzaamheden maximaal 5 a 6 u r e n , i n c l . een r u s t p a u z e van +_ 15 m i n u t e n . 2) De t o t a l e l e n g t e van g r e n s - en n o o r d - z u i d l i j n e n b e d r a a g t UOOO m,

e c h t e r door een a f w i j k i n g van h e t kompas moesten 1500 m opnieuw worden g e k a p t .

3) A a n t a l u r e n b e s t e e d door de p l o e g a l s e e n h e i d . k) Zie voor g e d e t a i l l e e r d schema b i j l a g e 3 .

7 . METINGEN

De metingen van de v e r s c h i l l e n d e opstandskenmerken vinden j a a r l i j k s of t w e e j a a r l i j k s p l a a t s i n h e t meetvak van l 6 h a . Deze metingen worden u i t g e v o e r d i n d r i e b e m o n s t e r i n g e n :

1) een 100/»-bemonstering van de waardebomen d i k k e r dan 15 cm dbh, 2) een 1 7 , 7 # - b e m o n s t e r i n g van de waardebomen d i k k e r dan 2 cm dbh, 3) een 7 , 1 ^ - b e m o n s t e r i n g van de niet-waardebomen d i k k e r dan 2 cm dbh.

B i j de metingen werden van de waardebomen d i e exemplaren d i e geen toekomst hadden wegens s l e c h t e c o n d i t i e , s l e c h t e stamvorm of t e scheve s t a n d , b u i t e n de onder 1 en 2 genoemde b e m o n s t e r i n g e n gehouden.

I n a f w i j k i n g van e e r d e r g e b e z i g d e bemonsteringsmethoden met r e c h t -h o e k i g e p l o t s werden de 1 7 , 7 $ - en de 7 » l $ - b e m o n s t e r i n g u i t g e v o e r d i n c i r k e l v o r m i g e p l o t s . Gekozen werd voor een c i r k e l s t r a a l van 15 m, daar op deze a f s t a n d de p i k e t , d i e h e t m i d d e l p u n t van de c i r k e l m a r k e e r t , nog goed z i c h t b a a r i s i n de v e g e t a t i e .

(30)

11

-In totaal zijn kO van deze plots systematisch in het meetvak uit-gezet. Dit kernt neer op een bemonsteringsoppervlak van 2,83 ha ofwel 17»7% van het oppervlak van het meetvak. De bemonstering van 7,1$ werd uitgevoerd door gebruik te maken van l6 van de meetplots. Cirkelplots bieden enige belangrijke voordelen boven de gebruikelijke rechthoekige

plots:

1. Voor de markering van rechthoekige plots zijn vier piketten nodig, op elke hoekpunt één, bij cirkelplots is één piket nodig, ter markering van het middelpunt.

2. Een rechthoekig plot van 35 x 20 m2, zoals in project 65/3 heeft

een vrijwel gelijke oppervlakte als één cirkelplot met een straal van 15 m ni. 0,07 ha. Echter bij deze oppervlakte heeft een recht-hoekig plot een grenslengte van 110 m, terwijl de grenslengte van een cirkelplot 9^,2 m bedraagt. Vertraging in de opname treedt op, wanneer van bomen aan de plotgrens beoordeeld moet worden of deze binnen het plot staan. Bij een geringere grenslengte treedt deze vertraging minder op.

3. Vooral in dichte begroeiingen levert het vinden van de piketten bij rechthoekige plots, zoals genoemde, moeilijkheden en vertraging op door de afstand. Daar bij deze cirkelplots de afstand tot de piket kleiner wordt, levert ook dit een tijdsbesparing op.

k. Bij cirkelplots is het weliswaar niet goed mogelijk, maar ook niet nodig de grenslijn zichtbaar te maken. Bij rechthoekige plots van enige afmetingen is openkappen van de grenslijn vrijwel altijd nodig. 5. Rechthoekige plots met gekapte grenslijnen kunnen in het terrein

gemakkelijk worden onderscheiden. In de praktijk is gebleken, dat bosarbeiders de meetplots liever vermijden, wat tot gevolg heeft,

dat bij ingrepen die uniform over het hele terrein dienen te

geschieden, niet aan deze eis wordt voldaan, zodat een extra fouten-bron ontstaat.

Een nadeel van cirkelplots vormt de oriëntatie, daar er slechts één oriëntatiepunt is i.t.t. vier bij rechthoekige plots. Bij opnamen dient de schrijver bij de piket te blijven, ter aanduiding. Voorts kan een extra dikke en opvallend gekleurde plastic buis over de

permanente piket worden geplaatst tijdens de opname. Een stalen meetband voor controle op de straal is altijd nodig.

7.1. VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN VOOR DE 17,7^-BEMONSTERING

De middelpunten van de cirkelplots zijn in het terrein gemarkeerd met grijze plastic piketten, voorzien van een nummer op een aluminium label. Deze piketten staan paarsgewijs aan weerszijden van de ïïoord-Zuidlijnen, zoals op de kaart is aangegeven. De afstand tussen de paren bedraagt 80 m, terwijl de piketten 25 m ten oosten of ten westen van de

lijnen staan. De piketten ten oosten zijn even genummerd, die ten westen zijn oneven genummerd. Met een grondboor werden +_ kO cm diepe schachten geboord, waarin de piketten zijn geplaatst.

Afhankelijk van de terreingesteldheid kostte het uitzetten van één piket 12 tot 13 minuten, loop- en meettijden inbegrepen. Deze werk-zaamheden werden uitgevoerd door drie man:

1. één kapte een 25 m lange tjiptjippielijn naar het cirkelmiddelpunt, 2. één richtte met een kompas voornoemde man en boorde de schacht.

Beiden maten de afstand van 25 m,

(31)

12

-7 . 2 . VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN VOOR DE 100&-BEMONSTERING A l l e waardëbomen > 15 cm dbh van h e t t e r r e i n van 25 ha werden gemarkeerd door a a n s t i p p e n met r o d e v e r f a l s v o o r b e r e i d i n g op de z u i v e r r i n g en de u i t t e v o e r e n b e m o n s t e r i n g . D i t a a n s t i p p e n werd u i t g e v o e r d door twee man:

1 . één zocht de waardëbomen op en s t i p t e ze a a n ,

2 . de a n d e r h i e l p met a a n s t i p p e n van waardëbomen, op a a n w i j z i n g van de voornoemde man, d i e de waardëbomen k e n d e .

Het markeren van 5 h e c t a r e n k o s t t e ongeveer 1 dag a r b e i d voor de p l o e g van 2 man. Er werd i n matig t o t s l e c h t t o e g a n k e l i j k t e r r e i n g e -w e r k t , zodat h e t tempo n i e t hoog -w a s . Per dag -werden 250 t o t minder dan

200 bomen gemarkeerd, i n een a r b e i d s t i j d van 5% t o t 7 u u r p e r d a g . Aan v e r f werd ongeveer een l i t e r p e r 5 h e c t a r e v e r b r u i k t . Z i e v o o r t s b i j l a g e 3 .

7 . 3 . UITVOERING METINGEN VAN DE 17,7/&-BEM0NSTERING

Om de o r i ë n t a t i e a a n de c i r k e l g r e n s t e v e r g e m a k k e l i j k e n werden k r u i s g e w i j s op 15 meter a f s t a n d van de p i k e t v i e r j a l o n s g e z e t . De metingen werden u i t g e v o e r d door v i e r man:

1 . één mat de omtrekken, r i e p de s o o r t en omtrek a f , en gaf op de boom met k r i j t boomnummer en m e e t r i n g a a n ,

2 . twee b r a c h t e n met r o d e v e r f h e t boomnummer en de aangegeven m e e t r i n £ a a n ,

3 . één n o t e e r d e o m t r e k , boomnummer, s o o r t en e v e n t u e l e b i j z o n d e r -h e d e n . Deze v i e r d e man was t e v e n s b e l a s t met de l e i d i n g en c o n t r o l e .

De boomnummering begon i n e l k e p l o t opnieuw b i j n r . 1 . T o t a a l k o s t t e deze b e m o n s t e r i n g 16 u u r en 20 minuten d . w . z . gemiddeld 2l*,5 min p e r p l o t , l o o p t i j d e n t u s s e n de p l o t s i n b e g r e p e n , e v e n a l s h e t u i t

-z e t t e n van de v i e r j a l o n s i n e l k e p l o t . B i j de-ze i n r i c h t i n g werd 6 l i t e r v e r f g e b r u i k t .

7.1*. UITVOERING METINGEN VAN DE 100^-BEMONSTERING Deze metingen werden u i t g e v o e r d met d r i e man:

1 . één mat de omtrekken, r i e p s o o r t en omtrek af, en gaf met k r i j t boomnummer en meeting a a n ,

2 . één b r a c h t met r o d e v e r f h e t boomnummer en de m e e t r i n g aan op de aangegeven p l a a t s ,

3 . één n o t e e r d e boomnummer, s o o r t , omtrek en e v e n t u e l e b i j z o n d e r -heden .

T o t a a l k o s t t e n deze metingen 22 u r e n en 35 m i n u t e n , w a a r b i j o p g e -merkt d i e n t t e worden, d a t f e i t e l i j k 1 3 , 1 7 ha gemeten w e r d , d a a r de bomen > 15 cm dbh u i t de 1 7 , 7 ^ - b e m o n s t e r i n g zonder meer a a n de l i j s t van de 100^bemonstering toegevoegd konden worden de t o t a l e o p p e r -v l a k t e -van de ko p l o t s b e d r a a g t n l . 2,83 ha - . Gemiddeld waren dus 1*3,5 minuten p e r ha n o d i g . I n t o t a a l werden 592 bomen gemeten.

In m e e t p l o t nr 1 "bestaat a a n l e i d i n g t o t v e r w a r r i n g i n de nummering t u s s e n de 17,1% en de 1 0 0 ^ - b e m o n s t e r i n g . Ter o n d e r s c h e i d i n g z i j n de boomnummers van de eerstgenoemde b e m o n s t e r i n g i n h e t e e r s t e p l o t van een r o d e v e r f s t i p v o o r z i e n . In a l l e o v e r i g e p l o t s b e s t a a t h e t o n d e r s c h e i d h i e r i n , d a t de nummers i n deze p l o t s l a g e r z i j n dan Uo (39 i s h e t

(32)

13

-h o o g s t e a a n t a l bomen i n één d e r p l o t s ) . A d m i n i s t r a t i e f wordt t u s s e n deze nummeringen o n d e r s c h e i d gemaakt door vóór h e t nummer van een boom > 15 cm dbh i n de 1 7 , 7 # - b e m o n s t e r i n g en voorkomende i n de l i j s t van de 100$-b e m o n s t e r i n g , een punt en h e t 100$-b i j 100$-b e h o r e n d e plotnummer t e p l a a t s e n 100$-b . v . 1 . 15 i s p l o t n r 1 . boomnr 1 5 .

7 . 5 . UITVOERING METINGEN VAN DE 7,1#-BEM0NSTERING

Gebruik werd g e n a a k t van l 6 p l o t s u i t de 17»7$-bemonstering en w e l de v o l g e n d e : 1 , k, 7 , 10

1 1 , l U , 1 7 , 20 2 1 , 2k, 2 7 , 30 31, 3k, 37, U0

Door deze verdeling ligt op iedere ha van het meetvak één meetplot. Gemeten werd met drie man:

1. twee man namen de omtrekken op en riepen deze af, 2. één man noteerde de omtrekken.

Totaal kostten deze metingen 6 uren en 30 minuten, dus 2U minuten gemiddeld per plot, looptijden tussen de plots en uitzetten van de vier jalons inbegrepen. Totaal werden l61+7 bomen gemeten.

8 . RESULTATEN EN VERGELIJKINGEN

De m e e t r e s u l t a t e n van h e t p r o e f p e r k " A k i n t o s o e l a " z u l l e n worden v e r g e l e k e n met de b e m o n s t e r i n g u i t g e v o e r d i n 1967 door C0NSEN & VAN LAVIEREN i n h e t z e l f d e g e b i e d ; t e v e n s worden r e s u l t a t e n van de d r i e b e -m o n s t e r i n g e n o n d e r l i n g v e r g e l e k e n . 8 . 1 . RESULTATEN 100$-BEMONSTERING De o m t r e k s t a m k l a s s e v e r d e l i n g van de waardebomen > 15 cm dbh i s in o v e r z i c h t gegeven i n T a b e l h.l> B i j l a g e 2 b e v a t een g r a f i s c h o v e r -z i c h t . U i t de t o t a l e n p e r ha b l i j k t d a t h e t .gesiid&eld aaixtal waardebomen > 15 cm dbh i»6,87 b e d r a a g t .

De b e m o n s t e r i n g s c i j f e r s van C0NSEN & VAN LAVIEREN geven een g e -middelde p e r ha van 3 8 , 2 5 . In 19^7 e c h t e r waren de s o o r t e n 0KR en GTI nog n i e t a l s w a a r d e s o o r t e n e r k e n d , zodat voor een v e r g e l i j k i n g , t u s s e n " A k i n t o s o e l a " en de b e m o n s t e r i n g s c i j f e r s i n 1967 de c i j f e r s van

" A k i n t o s o e l a " g e c o r r i g e e r d moeten worden. Het gemiddeld a a n t a l w a a r d e -bomen p e r ha wordt dan

U3.19-Een F - t o e t s2' op v e r s c h i l l e n t u s s e n de 1 0 0 ^ - b e m o n s t e r i n g en d i e

van C0NSEN & VAN LAVIEREN l e v e r t b i j a « 0 . 1 geen s i g n i f i c a n t v e r s c h i l (Ho: " e r i s geen s i g n i f i c a n t v e r s c h i l " wordt n i e t v e r w o r p e n ) . Men d i e n t t e bedenken e c h t e r , d a t de b e m o n s t e r i n g in 1967 een s y s t e m a t i s c h e b e -m o n s t e r i n g i s , z o d a t u i t s p r a k e n i n deze een h o g e r e o n b e t r o u w b a a r h e i d h e b b e n .

1) Z i e voor c o d e l i j s t van soortnamen b i j l a g e 1 .

(33)

lU

-Bij nadere beschouwing van Tabel k valt op, dat ondanks exploitatie, in de hoogste omtrekklasse gemiddeld drie waardebonen per ha zijn blijven staan. Vooral van SAL, OKP. en GRO is veel niet geëxploiteerd.

Tabel h. Resultaten 100/J-bemonstering van proefperk "Akintosoela" in 1975 ^ v omtrek \ . (rara) letter ^ v code ^ x SAL OKR KRA GTI HBA HTI WIP ATI HGR BAS GRO BRU KOP ZPG PEP WAN LGR WAK CED ZPK WAP SOE LET BOL TIS HGR RKA TOTAAL (16 ha) tot ./ha totaal cumulatief/ ha 63-157 157-3lk 31U-U71 —-_ — U71-628 83 5 13 10 11 12 3 k -2 _ 2 -3 -2 -1 -1 -1 _ -153 10

kl

62S-785 69 5 20 10 9 18 k 10 -2 _ 3 2 1 -1 -1 5 -2 -1 -163 10 37 785-9^2

6h

2 10 6 7 12 1 -1 1 h l 1 l 2 1 -2 1 -1 1 1 120 7 27 9^2-1100

kh

1 6 2 8 13 5 k -h h l •3 -1 1 -1 1 1 1 -1 _ -102 6 1100-1255 30 3 11 — 10 7 3 2 -2 2 -3 -2 -1 1 -_ -77 5 20 1 ik 1 1255-1U1U

2k

2 6 -11 3 3 1 -1 1 -L -_ 2 -2 -«» -57 h 9 lUlU-1571

6

Ii 5 -5 2 2 -1 2 2 3 -_ 1 -mm -33 2' 5 >1571 12 9 1 -k 0 3 -2 -7 3 1 -M -1 -1 _ -1 1 -1 -47 3 3 totalen 332 31 72 28 65 67

2k

21 3 12 13 22 5 8 1 9 U 1 2 3 12 1* 5 1 3 3 1 752

(34)

15

-8 . 2 . RESULTATEN- I T , 7JJ-BEM0NSTERING

Een s y s t e m a t i s c h o v e r z i c h t van de r e s u l t a t e n van deze "bemonstering wordt gegeven i n Tabel 5«

Tabel 5. Resultaten 17 ^ v omtrek s. (mm) letters. code ^ N ^ SAL OKR HBA ATI KRA WAP TIS BAS GTI HGR KOP BRU PEP » ZPK HTI HGR ZKA RKA LET WIP WAN SOE LGR ZPG GRO CED WAK WIS TOTAAL tot./ha totaal cumulatief/ ha 63-157 38

8

5

-13

7

3

-15

-l

3

k

2

11

2

1

-—

2

OT

1

-— — -lié in 157-3lH 89

k

10

5

31

5

9

2

lU -M

3

1

2

9

1

-3

1

1

-1

1

— -192 68 193 152 ,7^-bemonstering van 3lU-U71 26 —

2

k

8

2

7

-10 -_ -_

2

.

-1

-3

_ —

1

66 23

!

8k i

kn-628 36

2

1+

-1

2

-k

-_ -—

k

M

-1

o

1

-1

M -58 20 61 628-785 20

3

2

1

k

3

-1

1

1

_ -—

1

_

-2

_ -—

1

-ko

ik kl

785-9k2

12 —

2

-_

1

-2

1

1

-—

2

1

-1

1

1

— -_ -'-. 25 0 27 proefperk ' 9^2-1100 11

-k

2

2

_

1

1

-—

-k

_

-1

— -_ -26

9

18 1100-1255

5

1

1

1

-_ -— —

-1

_ -_

-9

3

9

'Akintosoela' 1255-lUll;

1

-_ -— —

-2

-x

-_

-k

1

6

1U1U-1571 •1

-1

-_ -— —

-1

-3

1

5

' in 1975 > 1571

3

-1

-1

-1

1

-1

1

1

-mm -—

-1

— -11

k

k

totalen 2^2 18 32 13 60 19 22

5

k6

2

3

8

5

k

36

k

1

1

2

11

3

2

1

5

2

1

1

1

550 193

(35)

16

-De percentages van vertegenwoordiging van de vijf meest voorkomende soorten staan in Tabel 6.

Tabel 6. Vertegenwoordigingspercentages van de vijf meest vertegen-woordigde waardesoorten in proefperk "Mapanebrug"1' en

"Akintosoela" S r t . SAL 2) OKR ; KRA 2) GTI ' HBA T o t a a l r e s t > 15 cm 5U 25 12 91 9 M a 1967 dbh > 2 p a cm 53 lU 9 lo 2h n e dbh b r u g 197^ > 15 cm 52 2 15

6

11 86 Ik dbh > 2 cm 38 6 11 8 7 70 30 dbh A k i n t o s o e l a 1975 > 15 cm dbh > 2 cm dbh

i*5 us

U 3 9 11 k 8 9 6 71 66 29 3U

In deze tabel is te zien dat geen grote verschillen in bossamen-stelling bestaan tussen de proefperken "Mapanebrug" en "Akintosoela", althans wat betreft deze meest voorkomende soorten. Alleen KRA en SAL

in de eerste en vierde kolom tonen afwijkingen, evenals het restpercen-tage in de eerste en vijfde kolom. Bij beschouwing van deze percenrestpercen-tages is het gewenst de aantallen per ha van deze vijf soorten, alsmede de restaantallen per ha, te weten. Deze aantallen zijn in Tabel 7» 8 en 9 gegeven.

Uit Tabel 8 blijkt dat Met totale aantal waardebomen per ha toege-nomen is, mede door erkenning van OKR en GTI. In 1967 was het aantal van KRA > 15 cm dbh voor de in de tabellen 7 en 8 genoemde groep behandelingen samen 25 en in 197^ l8. Dit betekent dat er sprake is niet alleen van een relatieve, maar ook van een absolute daling. Voor SAL > 2 cm dbh zijn de aantallen in 1967 en in 197^ resp. 210 en 19^, zodat ook hier sprake is van een absolute aantalsvermindering. Als mogelijke oorzaak van deze uitval kan schade door vallend hout van vergiftigde bomen worden aange-wezen. Het grote percentagevei-schil in de eerste en vijfde kolom

weer-spiegelt het hoge aantal waardebomen per ha in de klassen > 15 cm dbh van "Akintosoela", met name in de hoogste klasse van de restgroep, zoals

in tabel h en 5 te zien is.

De gegevens in tabel 5 laten zien dat het gemiddeld aantal waarde-soorten per ha > 5 cm dbh 152 bedraagt, - zie cumulatief totaal/ha -, waarmee reeds vóór de zuivering de norm van 150 exemplaren per ha is overschreden. Dit aantal zal in de toekomst met ongeveer een derde à een vierde deel worden verminderd, o.a. door uitval wegens schade door vallend hout na de zuivering.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

V is het vlakdeel dat wordt begrensd door de grafiek van f en de x -as.. In figuur 3 is driehoek OAB

[r]

[r]

De grote driehoek heeft hoogte c, en omdat lijn k en lijn AB evenwijdig zijn is zijn basis ook c.. Nu weet je dat de oppervlakte van het lichtgrijze vlak en de oppervlakte van

− Als in het tweede antwoordalternatief in het eerste antwoordelement is doorgerekend met een in de vorige vraag berekend getal, hiervoor geen scorepunt in

Omdat H, F en C op dezelfde hoogte liggen, en omdat B, D en E op dezelfde hoogte liggen, kijk je bij een bovenaanzicht als het ware door de lichaamsdiagonaal van de kubus.. De punten

Zineb atuifpoeder en 2*5'' Captan epuitpoeder (verneveld) • De aantasting is 5* gecontroleerd n«l* 23 september» 19 oktober» 1 december» 5 januari en 26 januari* 1 December waren

Deze 8 bedrijven hadden in 2017 een minimale omzet van 1 miljoen euro, waarvan het grootste deel bijgedragen werd door afzet