• No results found

Kracht van verbeelding: perspectieven op creatieve industrie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kracht van verbeelding: perspectieven op creatieve industrie"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kracht van

verbeelding

OPENB

ARE LE

S

Paul Rutten

P aul R ut ten Kr ach t v an v erbeelding P er spectie ven op cr eatie ve indus trie

(2)

Kracht van verbeelding

(3)

Colofon

ISBN: 9789051798722

1e druk, 2014 © Paul Rutten

Coverafbeelding: Maus Bullhorst (mausbaus.com)

Dit boek is een uitgave van Hogeschool Rotterdam Uitgeverij Postbus 25035

3001 HA Rotterdam

Publicaties zijn te bestellen via www.hr.nl/onderzoek/publicaties

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen, in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever.

This book may not be reproduced by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the author and the publisher.

(4)

Openbare les

Dr. Paul Rutten

Lector Creative Business

2 juli 2014

Kracht van

verbeelding

(5)

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1. Nieuwe bronnen van waarde 7

1.1 Creatieve economie 7

1.2 Nieuwe verworvenheden en oude waarden: smart 8 1.3 Belang en betekenis van de creatieve industrie 9

Hoofdstuk 2. De ontdekking van de creatieve industrie 13

2.1 Verenigd Koninkrijk als oorsprong 13

2.2 Nederlandse kanttekeningen bij de Britse aanpak 14 2.3 Discussie over de grenzen van de definities 16

2.3.1 Kern van de creatieve industrie 17

2.3.2 Dienstverleners aan de creatieve industrie 17

2.3.3 Software 18

2.3.4 Ambachten en makers 18

2.3.5 Culinaire sector 19

2.3.6 Essentie van creatieve industrie 19 2.4 Relatie tussen creatieve industrie en ICT 20 2.5 Deelsectoren en velden in de creatieve industrie 21

2.5.1 Drie deelsectoren 22

2.5.2 Grenzen tussen deelsectoren en tussen publiek en privaat 25

2.6 Conclusie 25

Hoofdstuk 3. Creatieve industrie als sector met bovengemiddelde groei 27

3.1 Internationaal beeld 27

3.2 Beeld in Nederland 29

3.3 Belang van de creatieve industrie: waarde en werkgelegenheid 30

3.3.1 Aantal banen 2000-2011 31

3.3.2 Omzet 2000-2010 32

3.3.3 Aantal banen en omzet 2008-2013 34

3.3.4 Bedrijfsgrootte 36

3.4 Stedelijke ontwikkelingen 37

3.5 Rotterdam 40

(6)

5

Hoofdstuk 4. Creatieve industrie als hefboom 43

4.1 Argumentatielijnen 44

4.2 Innovatie en concurrentiekracht: cross overs 45

4.2.1 Kern van de creatieve economie 45

4.2.2 Vormgeving 46

4.2.3 Reclame en communicatie 47

4.2.4 Media- en entertainmentindustrie 48

4.2.5 Kunsten 48

4.2.6 Design driven 49

4.2.7 Grand societal challenges 50

4.2.8 Regionale economie 51

4.3 Creatieve stad 54

4.3.1 Materiële en immateriële stedelijke cultuur 54

4.3.2 Creatieve klasse 55

4.4 Conclusie 57

Hoofdstuk 5. Talent als sleutel in de creatieve economie 59

5.1 Cross overs, spill overs en nieuwe combinaties 59

5.2 Embedded creativity 60

5.3 Creatieve drietand 60

5.4 Mobiliteit van talent en nieuwe combinaties 63 5.5 Complexe vraagstukken en creatieve verbindingen 65

5.6 Conclusie 69

Hoofdstuk 6. Epiloog 71

Literatuur 76

Bijlage 1 82

(7)
(8)

7

HOOFDSTUK 1

Nieuwe bronnen van

waarde

De afgelopen decennia hebben een uitgebreide reeks buzz words opgeleverd die gebruikt worden om een beeld van een toekomstige of deels al bestaande samenleving of economie op te roepen. Aanduidingen als kennissamenleving, netwerkmaatschappij, diensteneconomie en meer recent, creatieve economie, verwijzen naar een nieuwe grondslag van ons economische en maatschappelijke stelsel. Deze aanduidingen verwijzen allemaal naar iets waar we als samenleving in moeten uitblinken en waar we, wanneer we er meer van hebben, op grote schaal profijt van trekken. We moeten onze kennisinfrastructuur versterken, onze zakelijke netwerken op orde hebben, de dienstensector verder ontwikkelen en onze creatieve capaciteit uitbreiden en toepassen om, zoals het Topteam Creatieve Industrie (2011) heeft geformuleerd, in 2020 de meest creatieve economie van Europa te worden.

1.1 Creatieve economie

Het gaat in bovengenoemde wensbeelden steeds om alternatieven voor wat (velen van) ons in het lang vervlogen industriële tijdperk concurrerend en welvarend maakte. Gaandeweg is duidelijk geworden dat de Westerse economieën niet langer op de massale inzet van industriële arbeidskrachten of de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen kunnen bouwen. Dat maakte het noodzakelijk om nieuwe bronnen van waarde aan te boren.

De nieuwe bron van waarde bestond in eerste instantie uit efficiëntere productie-wijzen, door nieuwe kennis doeltreffend in te zetten in de industrie en de logistiek en daarmee de productiviteit te verhogen. De concurrentiepositie stoelde daarmee niet alleen maar op factorvoordelen als beschikbare menselijke productiekracht,

(9)

8 fysieke infrastructuren en grondstoffen, maar ook op nieuwe kennis ten bate van

meer efficiënte productie.

Inmiddels is het alleen toepassen van nieuwe kennis niet meer voldoende om mondiaal te kunnen concurreren. Het gaat meer en meer om de kracht om snel en doeltreffend nieuwe diensten en producten te ontwikkelen en exploiteren. Het slim toepassen van nieuwe kennis en creativiteit zijn in een hoogtechnologische context de actuele sleutels tot welvaart en concurrentiekracht. Innovatie is daarbij het centrale concept. Kennis, creativiteit en ondernemerschap zijn belangrijke ingrediënten van innovatie.1 Net als in het industriële tijdperk is menselijk kapitaal

bij innovatie van groot belang, maar nu anders. Het gaat niet meer om het massale gebruik van handen in gestandaardiseerde processen, maar om de inzet van creati-viteit en verbeelding in slimme hoofden in gedifferentieerde en gespecialiseerde processen.

In deze nieuwe fase in de evolutie komt de term creatieve economie steeds meer in zwang. Die term bouwt voort op wat eerder als kenniseconomie is geïntrodu-ceerd (vgl. De Voldere & Rutten, 2008). Het gaat nu vooral om het ontwerpen en creëren van creatieve en slimme mogelijkheden en oplossingen uitmondend in goederen en diensten met een hoge toegevoegde waarde die aansluiten bij de belevingswereld van consumenten en die kunnen bijdragen aan een succesvolle confrontatie met grote maatschappelijke uitdagingen. Daarbij kan het gaan om de bevordering van de circulaire economie gericht op een duurzame toekomst, maar ook om het bevorderen van zo gezond mogelijk oud worden, om de levenskwaliteit van ouderen te verbeteren en het beslag van de zorg op publieke middelen te verkleinen.

1.2 Nieuwe verworvenheden en oude waarden: smart

Ironisch is dat de verschillende set backs in de evolutie van onze economie in de laatste jaren, hebben geleid tot het teruggrijpen naar oude zekerheden. Zo had het barsten van de internetbubbel in eerste instantie het ontkennen van de structurele veranderingen door de introductie van de nieuwe media, tot gevolg. Waar in de glorietijd van de financiële dienstverlening hoog werd opgegeven van het Angelsaksische ontwikkelingsmodel, werd na het demasqué van de financiële dienstverleningssector het Rijnlandse model, dat is gestoeld op een sterke

maakin-1 De Backer en Sleeuwaegen schetsen in dit verband de ontwikkeling van de factor-gedreven economie

via een efficiëntie-gedreven economie naar een innovatie-gedreven economie. Zie onder meer: Flanders District of Creativity/Vlerick Leuven Gent Management School (2005, p.22). Strategische omgevings-analyse: uitdagingen voor de toekomst nood aan een creatief groeimodel. Vlaanderen: FDC.

(10)

9

dustrie, weer op de sokkel gehesen. De pleitbezorgers van de diensteneconomie zagen zich geconfronteerd met een comeback van industriële productie.

Wie echter goed luistert, merkt op dat het hierbij niet gaat om een roep om restau-ratie van oude praktijken. Het is eerder een iterestau-ratieslag in een ontwikkelingsproces, waarbij de verworvenheden van het nieuwe tijdperk worden gekoppeld aan oude waarden, steeds weer vervat in het woord slim, of smart. Behalve tot nieuwe activi-teiten leidt innovatie ook tot het anders, vooral slimmer invullen van bestaande praktijken. Smart manufacturing, smart cities en smart energy zijn voorbeelden van de zoektocht naar combinaties van oude en nieuwe praktijken (vgl. FME et al., 2014). Die combinaties passen binnen de permanente zoektocht naar een nieuwe economische en maatschappelijke grondslag. Het nieuwe adagium leert dat kennis en creativiteit, gekoppeld aan een innovatieve cultuur waar hoogwaardige techno-logie onderdeel van is, de basis vormen voor een concurrerend economisch stelsel. Vele landen en daarbinnen vooral regio’s, geven stem en zo goed mogelijk

invulling aan de ambitie van het vinden van deze nieuwe grondslag. Dat geldt ook voor Nederland en voor Zuidwest Nederland, de context voor Rotterdam. Voor Hogeschool Rotterdam en het Kenniscentrum Creating 010, waarbinnen het lectoraat Creative Business zijn plaats heeft, ligt de focus op de stad en de regio Rotterdam. Samen met de Willem de Kooning Academie en het Instituut CMI (Communicatie, Media en Informatietechnologie) zorgt Creating 010 voor een zo gekwalificeerd mogelijke toestroom van talent voor de regio en geeft zij vorm aan de ontwikkeling van nieuwe kennis ten bate van de context waarbinnen dit talent hopelijk een plaats vindt.

1.3 Belang en betekenis van de creatieve industrie

In deze studie wordt een van de meeste recente fasen in deze zoektocht naar nieuwe bronnen van maatschappelijke en economische waarde als grondslag voor concurrentiekracht en identiteit onderzocht. Het gaat hier om de sterke nadruk op creativiteit als nieuwe bron van maatschappelijke en economische waarde en de rol en het belang daarbij van de sector waarin die creativiteit geïnstitu-tionaliseerd is: de creatieve industrie. Ik neem u mee in de ontwikkeling van de eerste duidelijke expliciete benoeming van de creatieve industrie als belangrijke drager van maatschappelijke en economische ontwikkeling naar het meer recente debat, waarin creatief talent steeds meer op de voorgrond verschijnt. Daartoe beantwoord ik allereerst de vraag wat onder de creatieve industrie kan en moet worden verstaan en welke discussie er gevoerd wordt over de definiëring van deze relatief nieuwe sector. Vervolgens laat ik zien op welke wijze hij zich in de afgelopen jaren heeft gemanifesteerd en hoe er vanuit beleid en onderzoek tegen

(11)

10 de economische en maatschappelijke waarde is aangekeken. Hoe is de perceptie

van het belang van de creatieve industrie sinds eind vorige eeuw geëvolueerd en welk bewijs is daarvoor aangevoerd?

Ik onderscheid drie fasen. In de eerste fase wordt de creatieve industrie neergezet als een bovengemiddelde groeisector die juist daarom extra aandacht verdiend, vooral vanuit het overheidsbeleid. In de tweede fase wordt de creatieve industrie gewaardeerd vanwege de wijze waarop hij functioneert als hefboom voor innovatie en concurrentiekracht in de economie en ook voor de wijze waarop hij bijdraagt aan stedelijke ontwikkeling. In deze fase wordt veel belang toegekend aan cross overs van bedrijfstakken en deelsectoren binnen de creatieve industrie naar andere sectoren. Daarna onderscheid ik een derde fase waarin vooral aandacht is voor de rol en betekenis van creatief scheppend talent en pas in de tweede plaats voor de bedrijven uit de creatieve industrie. Niet alleen bedrijven in de creatieve industrie zorgen voor belangrijke impulsen voor economie en samenleving, dat geldt net zo voor creatief scheppend talent dat in de rest van de economie actief is. We kunnen hier spreken van embedded creativity. Daarbij gaat het om vormgevers die in de maakindustrie werken of om communicatiemanagers in de retailsector. In deze fase ligt veel meer de nadruk op de rol van creatieve competenties en vaardigheden die door creatief talent in de brede economie en samenleving worden ingezet, ten bate van innovatie en concurrentiekracht, maar ook met het oog op de confrontatie met maatschappelijke uitdagingen. Dat talent strijkt neer in de bedrijven die tot de creatieve industrie behoren, maar ook breder, in andere sectoren en bedrijfstakken. Juist voor een kennisinstelling als Hogeschool Rotterdam ligt daar een belangrijk aanknopingspunt voor de realisering van haar missie.

In de epiloog geef ik een aanzet tot een schets van het belang van dit betoog voor economie, samenleving en cultuur van de stad Rotterdam. Ik ga daarbij in op de vraag op welke wijze Rotterdam en de regio productief gebruik kunnen maken van de kracht van hun creatieve industrie en hun creatieve talent en wat dat vereist van de belangrijkste stakeholders in de stad, waaronder de opleidingsinstituten. Dat is direct ook de centrale onderzoeksvraag van mijn lectoraat Creative Business binnen het Kenniscentrum Creating 010 geformuleerd.

Belangrijke leidraad en inspiratiebron bij mijn onderzoeksvraag is een model dat is uitgewerkt door de Australische economen Jason Potts en Stuart Cunningham (2008). Ik heb dit model eerder in mijn onderzoek met Frank van Oort en Gerard Marlet met succes gebruikt om zicht te krijgen op de wijze waarop de creatieve industrie invloed heeft op de evolutie van de samenleving en economie in de Noordvleugel van de Randstad (Rutten, Van Oort & Marlet, 2011).

(12)

11

Potts en Cunningham vatten kernachtig samen hoe de rol van de creatieve industrie zich ontwikkelt:

…’ the economic value of the creative industries may extend beyond just the manifest production of cultural goods or the employment of creative people, but may have a more general role in driving and facilitating the process of change across the entire economy, as evidenced by its dynamic parameters and degree of embedding in the broader economy. Indeed, it may even be the case that the ‘dynamic significance’ of the creative industries is greater than their ‘static significance’ (Potts & Cunningham, 2008, p.1-2).

De Australische onderzoekers onderscheiden vier manieren waarop vanuit beleid en politiek tegen de creatieve industrie wordt aangekeken. De eerste manier van benaderen bouwt voort op de vooronderstellingen die nog altijd dominant zijn in de benadering van kunst en cultuur. Deze vooronderstellingen houden in dat de activiteiten die onder kunst en cultuur ressorteren, waaronder de creatieve industrie, meer waarde consumeren dan dat ze economisch en maatschappelijk opleveren. Kunst en cultuur worden beschouwd als een lek in de economie, iets wat een maatschappij zich kan permitteren in tijden van voorspoed, maar wat sneuvelt als een overheid krap bij kas zit. In de tweede benadering wordt de creatieve industrie gezien als iedere andere sector en zien politiek en beleid geen reden voor actie, interventie of stimulering. Het gaat om de markt, en overheidsinterventie past daar niet in. De derde zienswijze zet de creatieve industrie apart als een snel en bovengemiddeld groeiende sector in de economie en bepleit daarom actief stimuleringsbeleid. De vierde benadering plaatst de creatieve industrie centraal in de evolutie van het maatschappelijke en economische stelsel richting creatieve economie. De creatieve industrie is in deze benadering integraal onderdeel van het innovatiesysteem en daarmee verdient zij bijzondere aandacht van de overheid, juist vanwege haar spilfunctie in het maatschappelijke en economische bestel:

‘… the creative industries may not be well characterized as an industry per se, but rather as an element of the innovation system of the whole economy.’ (Potts & Cunningham, 2008, p.10).

Voor de discussie over de rol van de creatieve industrie in het maatschappe-lijke stelsel die in deze studie wordt aangesneden, zijn vooral de derde en vierde benadering relevant. Voordat ik dat verder uitwerk, ga ik in op de oorsprong van de aandacht voor de creatieve industrie, die vooral in de context van beleid en politiek is ontstaan.

(13)

24 uur cultuur in Rotterdam in 2011

(14)

13

HOOFDSTUK 2

De ontdekking van de

creatieve industrie

Als onderdeel van de zoektocht naar een alternatieve grondslag van de economieën in West-Europa is gaandeweg de creatieve industrie in het vizier gekomen. Daarmee is een tijdperk ingeluid waarin creativiteit steeds vaker voorkomt in verhandelingen over maatschappelijke en economische ontwikkeling, veelal in combinatie met innovatie. Dit heeft in eerste instantie plaatsgevonden binnen discussies over de rol en betekenis van creatieve industrie en later ook in breder verband.

2.1 Verenigd Koninkrijk als oorsprong

De oorsprong van het debat over en het beleid voor de creatieve industrie ligt in het Verenigd Koninkrijk, waar het Departement for Culture, Media en Sports (DCMS) in 1997 onder Tony Blair de Creative Industries Taskforce oprichtte. Die

taskforce kreeg tot taak het belang van de creatieve industrie voor de Britse

economie in kaart te brengen en een stimuleringsbeleid te ontwikkelen. Die maatregel volgde onder andere op de vaststelling kort daarvoor, dat de export van de Britse muziekindustrie die van de staalindustrie overtrof (British Invisibles, 1995). Dit feit illustreert dat de economie van het Verenigd Koninkrijk aan het veranderen was. Andere bronnen van waarde en welvaart dienden zich aan. Het economische beleid van de Britse overheid was aan bijstelling toe. Cultuur en creativiteit werden factoren van betekenis.

De creatieve industrie opereert in het bereik van cultuur, het gaat om verhalen, verbeelding en symboliek. De menselijke creativiteit vormt de belangrijkste motor van de sector. De creatieve industrie werd voor het eerst gezien als een asset van het Verenigd Koninkrijk. Het economische belang van de sector werd onderstreept

(15)

14 door de resultaten van zogeheten mapping studies die in de daaropvolgende jaren

werden uitgevoerd. Die lieten zien dat de groei in de creatieve industrie bovenge-middeld is. Landelijke studies werden uitgevoerd door het voornoemde DCMS (vgl. DCMS, 2011). Lokale en regionale organisaties, zoals de Greater London Authority, namen regio’s en steden onder de loep (zie onder meer: GLA Economics, 2002). Dit in kaart brengen van aard, omvang, structuur en ontwikkeling van de creatieve industrie was onderdeel van het evidence based policy dat eveneens onder Blair opgeld deed.

Vanuit een filosofie van backing winners richtte de Britse overheid zich vanaf het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw op het stimuleren van de creatieve industrie. De Britse overheid, het DCMS in het bijzonder, was bovendien maatgevend in de definiëring van creatieve industrie. Immers voor de vooral op statistische informatie gebaseerde mapping studies van de creatieve industrie was een nauwkeurige bepaling van wat er wel en niet tot de creatieve industrie wordt gerekend, noodzakelijk. De definitie die daartoe in het Verenigd Koninkrijk ontwikkeld is, werd bepalend voor veel studies die volgden, ook in andere landen. Het gaat in de Britse definitie van creative industrie om…

“…those activities which have their origin in individual creativity, skill and talent, and which have a potential for wealth and job creation through the generation and exploitation of intellectual property.” (DCMS, 1998).

In de loop der jaren is de definitie op een aantal punten aangepast. ‘Intellectueel eigendom’ (intellectual property) is verbreed tot ‘economisch eigendom’ (economic

property). De eerste aanduiding dekte blijkbaar niet het totale bereik van

producten en diensten die door de creatieve industrie worden voorgebracht. Ook is de aanduiding ‘activiteiten’ (activities) vervangen door ‘industrieën’ (industries). In eerste aanleg bevatte de lijst van bedrijfstakken die in het Verenigd Koninkrijk tot de creatieve industrie worden gerekend, dertien activiteiten. In de loop der jaren is dat aantal teruggebracht tot negen: (1) advertising and marketing, (2) architecture, (3) crafts, (4) design: product, graphic and fashion design, (5) film, tv, video,

radio and photography, (6) IT, software and computer services, (7) publishing, (8) museums, galleries and libraries, (9) music, performing and visual arts (DCMS,

2014).

2.2 Nederlandse kanttekeningen bij de Britse aanpak

De essentie van een goede definitie is dat de gemeenschappelijkheid tussen de onderdelen van het aan te duiden fenomeen goed worden benoemd en dat wellicht

(16)

15

daarbinnen relevante onderdelen op basis van een tweede orde van gemeenschap-pelijkheid worden aangeduid. Vanuit die benadering is in 2004 in het kader van een onderzoek naar de creatieve industrie in Amsterdam (Rutten, Manshanden, Muskens & Koops, 2004) een deels alternatieve definitie van creatieve industrie ontworpen en ruim vijf jaar later op een aantal punten aangepast (Rutten, Roso & Koops, 2010). Die definitie is binnen Nederland grotendeels gemeengoed geworden. Ze is in 2010 door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als formele definitie is overgenomen, net als de materiële uitwerking die de vertaling naar statistische categorieën mogelijk maakt (Braams & Urlings, 2010). De definitie luidt:

‘De creatieve industrie is een specifieke vorm van bedrijvigheid die pro-ducten en diensten voortbrengt die het resultaat zijn van individuele of collectieve, creatieve arbeid én ondernemerschap. Inhoud en symboliek zijn de belangrijkste elementen van deze producten en diensten. Ze wor-den aangeschaft door consumenten en zakelijke afnemers omdat ze een betekenis oproepen. Op basis daarvan ontstaat een ervaring. Daarmee speelt de creatieve industrie een belangrijke rol in ontwikkeling en onder-houd van levensstijlen en culturele identiteiten in de samenleving.’

Deze Nederlandse definitie is onder andere geïnspireerd op het werk van Richard Caves (2000) en Allen J. Scott (2000) en verschilt op een aantal punten van de Britse definitie. In de Britse benadering worden individuele creativiteit, vaardigheid en talent benoemd als input voor producten en diensten van de creatieve

industrie. Deze elementen vormen echter geen exclusief kenmerk van deze sector. In vele andere bedrijfstakken geldt creativiteit evenzeer als een essentiële inbreng in de ontwikkeling, productie en levering van producten en diensten. De creatieve industrie kan geen monopolie op creativiteit claimen. Ook legt de Britse definitie de nadruk op individuele creativiteit, vaardigheid en talent, terwijl juist in veel onderdelen van de creatieve industrie bij uitstek sprake is van gedeelde, collectieve creatieve productie. Dat markeert het onderscheid tussen belangrijke onderdelen van de creatieve industrie en het beeld van de individueel opererende kunstenaar. De filmindustrie, maar ook de muzieksector of designsector, is daarvan een lichtend voorbeeld. Nieuwe trends als co-creatie en open innovatie die ingang vinden in de creatieve industrie en deels daar zijn ontstaan, beklemtonen wederom de collectieve dimensie. Overigens worden ook de individueel opererende kunste-naars op basis van de bovenstaande definitie tot de creatieve industrie gerekend.

(17)

16 Opmerkelijk aan de DCMS-definitie is verder dat ze geen enkele referentie bevat

aan de aard, de inhoud en het gebruik van de producten en diensten anders dan dat er sprake is van intellectueel of economisch eigendom. Het belangrijkste onderscheidende kenmerk van de creatieve industrie is de dominante rol van betekenis in haar producten en diensten; die producten en diensten worden aangeschaft vanwege hun inhoud en symboliek. Er is sprake van verwoording en verbeelding, vaak van verhalen die worden overgedragen door middel van een taal die erop gericht is een specifieke ervaring bij mensen op te roepen. Producten en diensten van de creatieve industrie komen tot stand op basis van een inschatting van trends en ontwikkelingen in de samenleving en de cultuur en met oog voor courante levensstijlen. Daar zijn de verschillende creatieve bedrijfstakken goed in. Tegelijkertijd herbergen creatieve bedrijfstakken de kennis en competenties om trends en tijdgeest aan te voelen, om inhoudelijke innovaties te ontwikkelen, waarin nieuwe technologieën vaak een belangrijke rol spelen. Dat bindt de verschillende bedrijfstakken die samen de creatieve industrie vormen. Dat geldt voor de werken van kunstenaars, voor de producten van de media- en entertain-mentindustrie en voor de diensten die vormgevers en reclamemakers aanbieden aan zakelijke afnemers.

De specifieke aard van de creatieve industrie heeft implicaties voor de wijze waarop de creatie, productie en exploitatie in deze sector zijn gestructureerd en plaatsvinden, typeert haar markt en stelt specifieke eisen aan expertise en competenties van het talent dat daarin zijn werk vindt. Ook de businessmo-dellen die binnen de creatieve industrie gelden, onderscheiden zich op tal van manieren van de modellen in andere domeinen van de economie (vgl. Van Andel & Vandenbemt, 2012). Richard Caves (2000) heeft al aan het begin van deze eeuw een aantal opmerkelijke karakteristieken van de creative industries op een rij gezet. Zo is het succes van nieuwe producten en diensten voor de consumenten-markt in de creatieve industrie relatief onvoorspelbaar (nobody knows). Daarnaast worden de creatieve talenten die werkzaam zijn in de sector, meer dan in andere sectoren gedreven door hun passie voor hun creaties en zijn ze bereid genoegen te nemen met een lager inkomen, om maar in een creatief beroep werkzaam te kunnen zijn (arts for art’s sake). Ook merkt Caves op dat productieprocessen in de creatieve industrie moeilijk te plannen zijn en dat de collectieve creatieve productie relatief ongeregeld plaatsvindt, wat vaak botst met de nagestreefde rationaliteit in bedrijfsprocessen (motley crew).

2.3 Discussie over de grenzen van de definities

Op basis van een nauwgezette bepaling van de eigenschappen van de creatieve industrie is het mogelijk om grenzen te trekken tussen de bedrijfstakken die tot de

(18)

17

creatieve sector gerekend kunnen worden en de bedrijfstakken die er aan gerelateerd zijn, al is daar permanent discussie over.

2.3.1 Kern van de creatieve industrie

Over de activiteiten die tot de kern van de creatieve industrie behoren, bestaat grotendeels overeenstemming. De professionals en organisaties die verantwoor-delijk zijn voor het creatieproces, worden vrijwel altijd tot de creatieve industrie gerekend. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om ontwerpers van producten en diensten en audiovisuele producenten, om literaire auteurs, kunstenaars en architecten en om journalisten en muzikanten. Ook over de bedrijfstakken die direct betrokken zijn bij de exploitatie van creatieve werken zoals boekenuitgevers, omroepen, concertpodia, bioscoopexploitanten, kunstgaleries, bibliotheken en designer-labels bestaat weinig discussie. Al deze bedrijven en organisaties ontwikkelen een selectiebeleid voor de soort creatieve producten en uitingen die ze in de markt zetten en staan vaak in dialoog met de makers over de uiteindelijke vorm van de producten en inhoud van de uitingen. Ze zijn verantwoordelijk voor de toegang tot informatie en cultuur en hebben daarmee invloed op de symbolische waarde en het beschikbare creatieve aanbod en zorgen vaak zelf ook voor een deel van de productie.

2.3.2 Dienstverleners aan de creatieve industrie

Minder overeenstemming bestaat er over de bedrijfstakken die dienstver-lenend zijn aan de creatieve industrie. Zo is de vraag of drukkerijen van boeken, tijdschriften en dagbladen, distributeurs van omroepprogramma’s of producenten van audiovisuele apparatuur en makers van muziekinstrumenten tot de creatieve industrie behoren (zie onder meer: Poort, Marlet & van Woerkens, 2006). Voor deze bedrijfstakken en activiteiten, maar ook voor allerlei vormen van retail geldt dat ze geen of slechts zeer indirect inhoudelijke invloed hebben op de producten en diensten die geleverd worden. Bovendien werken ze vaak ook op andere markten dan die van de creatieve industrie. Zo geven kabelbedrijven naast muziek en filmbeelden ook telefonie door en reproduceren drukkers ook werk dat niet afkomstig is van de creatieve industrie, zoals geboortekaartjes en jaarverslagen. Binnen de Nederlandse definitie worden deze bedrijven dan ook niet tot de creatieve industrie gerekend. Ze zijn echter wel voor een belangrijk deel afhankelijk van de creatieve industrie. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk door de economische terugval in de bedrijfstak van de drukkerijen van kranten, boeken en tijdschriften. Nu steeds meer mediabedrijven hun producten en diensten langs digitale weg aanbieden, verliest deze bedrijfstak omzet.

(19)

18 2.3.3 Software

Een ander belangrijk discussiepunt is de softwaresector, die in het Verenigd Koninkrijk en een aantal andere landen tot de creatieve industrie wordt gerekend. In het Verenigd Koninkrijk is de brede categorie IT, software and computer services maar liefst verantwoordelijk voor een derde van alle banen binnen de creatieve industrie (DCMS, 2014). Een belangrijk deel van de bovengemiddelde groei van de sector is toe te schrijven aan de groei in dit deel van de economie. De benadering die in Nederland gekozen is, en die ook geldt in Vlaanderen, rekent de software-sector niet tot de creatieve industrie. Binnen deze bedrijfstak worden producten en diensten geleverd die ervoor zorgen dat informatie beter, sneller en efficiënter opgeslagen, bewerkt, gedeeld en geraadpleegd kan worden, ze leiden als zodanig niet tot nieuwe inhoudelijke producten en diensten. Ze bieden daartoe wel

mogelijkheden en toepassingen. De bedrijfstak gaming bijvoorbeeld is ontstaan op basis van software. Gaming is een van de nieuwere onderdelen van de creatieve industrie. De kenmerkende eigenschap van de sector gaming is niet de ontwik-keling en het gebruik van software, maar de inhoud, het verhaal en de interactie tussen speler en spel die gaming kenmerkt. Dat maakt de bedrijfstak onderdeel van de creatieve industrie. Softwareontwikkeling en applicatiebouw zijn onderdeel van de sector informatie- en communicatietechnologie. De specifieke relatie tussen creatieve industrie en ICT komt in paragraaf 2.4 uitgebreider aan bod.

2.3.4 Ambachten en makers

Nog een discussiepunt in de bepaling van de reikwijdte van het concept creatieve industrie, naast de kwestie omtrent de bedrijfstak software, vormen de zogeheten ambachten. Die zijn binnen de Britse uitwerking van de definitie van creatieve industrie meegenomen. Met de opkomst van gelokaliseerde productie en de circulaire economie staat deze vorm van meer traditionele productie waarin ontwerp- en maakproces grotendeels doorgaans letterlijk in één hand blijven, weer in de belangstelling. Waar in andere segmenten van de maakindustrie, zoals een groot deel van de modesector, het creatieve proces en het maakproces in verschillende onderscheiden stappen in de keten van de bedrijfstak plaatsvinden, zijn ze in deze vorm van gelokaliseerde productie met elkaar geïntegreerd. Om die reden moeten de ambachten in ieder geval in het vizier van de discussie over de creatieve industrie blijven. Bovendien ligt de aantrekkelijkheid van producten van

the crafts voor een belangrijk deel in hun symbolische waarde en vaak slechts in

afgeleide zin in de strikte gebruikswaarde. De traditionele ontwerpcomponent is daarmee de onderscheidende factor.

(20)

19

Met de opkomst van de zogeheten makers movement kreeg het concept ambacht bovendien een nieuwe lading. Makers zijn ontwerpers die op basis van 3D-print-capaciteit in bijvoorbeeld de verschillende fablabs die Nederland rijk is, ontwerp en productie kunnen integreren. Die integratie is ook bekend van de ambachten. Een belangrijk verschil tussen the makers en de ambachtslieden is dat ambachtslieden werken binnen strikte praktische regels en esthetische conventies van het vak, waar dat voor makers niet geldt. Deze praktijk levert een interessante uitdaging voor de bestaande concepten en definities van creatieve industrie.

2.3.5 Culinaire sector

Die uitdaging ligt er ook in een ander segment van de creatieve productie, dat tot nog toe grotendeels buiten beeld blijft in debatten over de creatieve industrie: de culinaire sector. Iedereen weet dat restaurants niet plaatsen zijn waar mensen zich alleen maar vervoegen om zich te voeden om in leven te blijven. Het voedsel dat wordt uitgeserveerd en de context waarin dat gebeurt, is symbolisch en creatief, gericht op beleving, door stimulering van een groot deel van de zintuigen, waaronder in ieder geval de smaakpapillen. Nieuwe gerechten zijn vaak het resultaat van research and development, hoe klein soms ook. In de uitgebreide aandacht die er in de voorbije jaren is uitgegaan naar het Spaanse restaurant El Bulli met chef Ferran Adriàde is duidelijk geworden dat een chef op zijn eigen manier onderzoek doet naar nieuwe smaken en combinaties daarvan gericht op de inhoud van de nieuwe kaart. al de R&D van het inmiddels gesloten restaurant El Bulli in zijn omvang en kennisintensiteit ongekend voor de sector. Toch is er veel voor te zeggen om net als de haute couture ook de haute cuisine tot de creatieve industrie te rekenen, en dan niet alleen omdat veel restaurants zich tooien met het predicaat kooktheater.

2.3.6 Essentie van creatieve industrie

Vooralsnog geldt dat het bijzonder lastig is om die delen van de ambachten en de culinaire sector die tot de creatieve industrie te rekenen zijn, op basis van hun specifieke karakteristieken in de relevante statistieken te identificeren en vervolgens te kwantificeren. Daarmee is onderstreept dat de bepaling van de statistische omvang van de creatieve industrie de best mogelijke benadering is van het belang van de sector in economie en samenleving, maar er zeker niet gelijk aan is. Net als bij alle andere statistieken moet het de beste benadering van de empirische realiteit zijn.

(21)

20 Bij het bepalen van de reikwijdte van de creatieve industrie is het belangrijk

om steeds de essentiële onderdelen van het concept in het oog te houden. Het produceren, toeleveren en exploiteren van symboliek en betekenis en het creëren van of bijdragen aan belevenissen vormt de kern van de sector. Op een vergelijkbare wijze als bij het ambacht en de culinaire bedrijfstak zijn er raakvlakken tussen de creatieve industrie en het toerisme en de vrijetijdsindu-strie. Voor een deel is er zelfs sprake van overlap. Het toegenomen belang van de vrijetijdsindustrie onderstreept de toegenomen en uitgebreide economische benutting van het creatieve en culturele potentieel van de samenleving.

2.4 Relatie tussen creatieve industrie en ICT

Er is sprake van een bijzondere, bijna symbiotische relatie tussen de creatieve industrie en de sector informatie en communicatietechnologie (ICT). Die relatie is terug te voeren op de centrale rol van taal en informatie in beide domeinen. De producten en diensten van de creatieve industrie zijn in principe immaterieel. Ze kunnen herleid worden tot informatie die in allerlei verschijningsvormen met afnemers, particulier of zakelijk, wordt gedeeld. In vrijwel alle gevallen maakt de creatieve industrie gebruik van nieuwe of meer traditionele ICT. Een van de oudste vormen van ICT is het schrift en aanzienlijk minder oud de boekdruk-kunst. In de nieuwe vormen van ICT gaat het bijvoorbeeld om digitale netwerken en allerlei vormen van informatieverwerking (software). Innovatie in de creatieve industrie is nauw verbonden met ontwikkelingen in ICT en soms ook andersom. Door de introductie van de drukkunst ontstonden de boeken- en krantenuitge-verijen. Het internet en allerlei nieuwe digitale apparatuur zorgen momenteel voor een grondige herschikking van de media-industrie, voor het ontstaan van nieuwe segmenten zoals de gamesector en ook e-publishing, en voor een grondige hervorming van de samenleving. De creatieve industrie loopt voorop in die ontwik-keling, juist omdat het een sector is die drijft op de ontwikkeling en exploitatie van informatie en symbolen, van levensstijl en van verbeelding.

Om het domein aan te duiden waarin creatieve industrie en ICT in elkaar overlopen en waar momenteel veel innovatie plaatsvindt, wordt de term cross media

gebruikt. Bij cross media gaat het om een nieuwe manier van toegankelijk maken van informatie, die zich onderscheidt van de oriëntatie op één medium of kanaal en alle mogelijkheden die het digitale tijdperk biedt, in verschillende denkbare combinaties inzet. Cross media is een open oriëntatie op een breed veld van diensten en content, waarin in verschillende constellaties gezocht wordt naar de beste manier om content, format, dienst, technologie en gebruiker aan elkaar te koppelen in een vaak tijdelijk netwerk van spelers en bedrijven (Rutten, Van Mil & Visser, 2010, p.3). Cross-mediabedrijven behoren niet specifiek tot de ICT-sector

(22)

21

of de creatieve industrie. Dat geldt bijvoorbeeld voor mondiale spelers als Google, Apple en Amazon. In Nederland is Tom Tom een voorbeeld van de in sommige gevallen vergaande samensmelting van creatieve industrie en ICT. In essentie faciliteert en exploiteert dit bedrijf toegang tot informatie en lijkt het in veel op een uitgever.

Innovatieve producten en diensten die de kracht van creatieve industrie en ICT combineren, behoren momenteel tot de meest waardecreërende elementen in de economie. Nieuwe creatieve, inhoudelijke concepten zijn in het virtuele domein razendsnel op te schalen tot mondiaal niveau. Schaduwzijde van deze onmiskenbare kans is dat de wereld behalve de potentiële markt ook het concur-rentieveld is. Lokale markten zijn in de virtuele creatieve industrie aanmerkelijk minder belangrijk dan in de wereld van de materiële creatieve sector.

De nauwe relatie tussen ICT en creatieve industrie wordt nog eens onderstreept door de cruciale rol die design speelt in de ontwikkeling van zowel materiële producten als diensten. Het beste voorbeeld is Apple, het meest succesvolle bedrijf van het afgelopen decennium. Apple levert het bewijs voor het cruciale belang van design zowel in de vorm van grensverleggende hardware als de iPad en de iPhone, als van ontwrichtende nieuwe dienstconcepten als iTunes. Apple overtreft daarin de wijze waarop en de reikwijdte waarmee Sony zich daarvoor manifes-teerde als innovator met tal van grensverleggende concepten in de elektronica-industrie. Inmiddels heeft Apple op zijn beurt weer veel concurrentie te duchten van Samsung.

2.5 Deelsectoren en velden in de creatieve industrie

Nu de buitengrenzen van de creatieve industrie zijn aangegeven, is het belangrijk om na te gaan hoe de sector zelf, intern is gestructureerd. De meeste definities van creatieve industrie gaan niet verder dan een opsomming van bedrijfstakken die eronder vallen, zonder nadere bepaling van de onderlinge verhoudingen. Een voorbeeld daarvan is de voornoemde Britse definitie die in het totaal de negen hiervoor opgesomde bedrijfstakken onderscheidt. In Vlaanderen worden twaalf bedrijfstakken onderscheiden, die maar ten dele overeenkomen met wat de Britten voorstellen.2 Wat in de aanpak met een limitatieve lijst over het hoofd gezien

wordt, is dat er onder het brede concept creatieve industrie een onderverdeling

2 In Vlaanderen zijn de twaalf tot de creatieve industrieën gerekende bedrijfstakken: (1) mode, (2) muziek,

(3) design, (4) architectuur, (5) communicatie, PR en reclame, (6) gedrukte media, (7) beeldende kunst, (8) gaming, (9) nieuwe media, (10) podiumkunsten, (11) cultureel erfgoed en patrimonium en (12) audiovi-suele sector.

(23)

22 te maken is, die meerdere bedrijfstakken rangschikt onder deelsectoren. Deze

deelsectoren onderscheiden zich als geheel wezenlijk door een combinatie van eigenschappen en manifesteren zich op verschillende manieren in samenleving en economie. De onderscheiden deelsectoren zijn te typeren aan de hand van combinaties van typische eigenschappen, die daarmee een veld markeren. In sommige landen wordt een tweedeling aangebracht tussen creatieve bedrijfs-takken die direct gericht zijn op eindgebruikers, burgers en consumenten en creatieve bedrijfstakken die toeleveren aan andere bedrijven. De eerste groep bedrijven en instellingen wordt dan aangeduid als creatieve industrie en de tweede als culturele industrie. In veel gevallen worden alle verschillende activiteiten samengenomen en spreekt men van cultural and creative industries (CCI’s).

2.5.1 Drie deelsectoren

De onderverdeling die het meest recht doet aan de dynamiek binnen de sector, is de onderverdeling in deelsectoren. Deze onderverdeling maakt het mogelijk om beleid scherper vorm te geven en de vereiste profielen voor creatief talent specifieker te bepalen, zonder onmiddellijk in de specificiteit van een bedrijfstak te hoeven treden. Daartoe is sinds 2004 een onderscheid gemaakt in drie deelsectoren:

1 kunsten en cultureel erfgoed 2 media- en entertainmentindustrie 3 creatief zakelijke dienstverlening.

De categorisering van bedrijfstakken die onder de betreffende deelsectoren vallen, is ontworpen zowel met het oog op het meetbaar maken van het economische belang van de sector, als voor het bepalen van de verschillende cultureel-economische velden die elk van deze deelsectoren typeren.3

Een veld is een ruimte waarin verschillende actoren en organisaties bepaalde posities ten opzichte van elkaar innemen, met elkaar samenwerken of met elkaar concurreren. Velden kennen specifieke markten, maar ze zijn meer dan dat. Het gaat ook om netwerken en relaties, bedrijfskolommen, businessmodellen en concurrentievormen, maar ook om de vereiste kennis en competenties, dominante waardepatronen, soorten consumenten, afnemers, en bijvoorbeeld om belonings-systemen. Een veld is in feite een gestructureerde maatschappelijke omgeving waarin bedrijven en organisaties opereren, opkomen en ondergaan of waarbinnen ze tot stand komen. Ieder veld kent zijn eigen dynamiek (Zie onder meer: Thomson

(24)

23

(2005). In de hier voorgestelde benadering beschouwen we elke deelsector als een apart veld.

In de deelsector van kunsten en cultureel erfgoed gaat het primair om de esthetische uiting en ervaring, gebaseerd op werken en voorwerpen die gecreëerd zijn vanuit een artistieke en culturele noodzaak en minder met het oog op commerciële exploitatie. Overheidsfinanciering speelt in deze deelsector een centrale rol. Onder de categorie kunsten vallen onder andere de beoefenaars van beeldende kunsten en podiumkunsten, maar ook de instellingen die bemiddelen tussen makers en uitvoerenden en het publiek, te weten de theaters, concertpodia, galeries en musea.

Cultureel erfgoed is een brede categorie. Beheerders en uitbaters van monumenten zijn actieve bemiddelaars tussen enerzijds kunst en cultuur en anderzijds een groot publiek, werkend vanuit de kracht van verbeelding en symboliek. Zij doen dat vanuit een publieke doelstelling, gefaciliteerd met publieke financiering. Bij historische gebouwen gold in de tijd van hun totstandkoming wellicht niet in alle gevallen het primaat van de esthetiek. In de huidige tijd is het echter juist de symbolische dimensie die deze gebouwen tot onderdeel van de creatieve industrie maakt. Tot cultureel erfgoed worden ook beheerders en uitbaters van historische musea, archieven en bibliotheken gerekend. Veel van hen werken op een geavanceerde manier met digitale technologie en diensten om hun cultureel erfgoed te ontsluiten.

Overheidsfinanciering is, in vergelijking met kunsten en cultureel erfgoed, minder belangrijk in de media- en entertainmentindustrie. Daarin is profijtelijke exploi-tatie en het bedienen van een groot publiek belangrijker. Typische onderdelen van deze sector zijn de radio- en televisie-industrie, de boekensector, de filmindustrie, de muziekindustrie en de game-industrie. Ook de bedrijfstak live-entertainment valt onder deze categorie. Dit deel van de creatieve industrie dat zowel voor de economie als voor de cultuur bijzonder relevant is, maakt de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling door als gevolg van digitalisering. Bestaande praktijken gaan op de schop en de nieuwe ruimte die ontstaat, wordt ingevuld door allerlei partijen, onder andere afkomstig uit technologieontwikkeling en informatiedistri-butie. Overigens is overheidsfinanciering in de media- en entertainmentindustrie niet zonder betekenis. De publieke omroep wordt voor het overgrote deel gefinan-cierd uit belastingopbrengsten en is tegelijkertijd een belangrijke speler, die mede de concurrentieverhoudingen op de audiovisuele markt definieert. De filmindustrie is voor zijn voortbestaan grotendeels afhankelijk van de overheid. De gedrukte media profiteren van een laag btw-tarief en worden daarmee over de fiscale boeg publiek ondersteund.

(25)

24 In de creatief zakelijke dienstverlening gaat het om creatieve diensten voor

zakelijke afnemers, meestal in een opdrachtrelatie. Onder de creatief zakelijke dienstverlening vallen onder meer reclame en communicatie en allerlei vormen van vormgeving en ontwerp, waaronder ook architectuur en landschapsontwerp. Creatieve zakelijke dienstverleners leveren creatieve input aan tal van bedrijfs-takken en domeinen, van de maakindustrie tot de dienstensector en de overheid. Zij versterken het onderscheidend vermogen, de corporate identity en lifestyle

value, van bedrijven en hun producten en diensten. Ondanks de commerciële

context is binnen de creatieve zakelijke dienstverlening, bijvoorbeeld in het geval van architectenbureaus of vormgevingsstudio’s, vaak sprake van een eigen creatieve signatuur.

Van alle drie deelsectoren is het aandeel van de creatieve professionals onder de werknemers binnen de creatief zakelijke dienstverlening het hoogst. De reden daarvoor is dat de concrete toepassing van de geleverde creativiteit in de productie van goederen of diensten vaak niet plaatsvindt bij de bureaus in kwestie, maar bij hun afnemers. Zo is de taak van een architect om het ontwerp te leveren, zijn bureau is niet verantwoordelijk voor de fysieke realisatie, de bouwer is daarvoor verantwoordelijk, al heeft de architect bij de bouw wel een rol als regisseur. Een productdesigner levert het ontwerp; zijn kantoor is niet verantwoor-delijk voor de feitelijke productie. Modeontwerpers zijn verantwoorverantwoor-delijk voor het creatieve deel, het ontwerp, zij exploiteren geen naaiateliers. Slechts de ontwerp-activiteiten worden tot de creatieve industrie gerekend, de bedrijfstakken die de ontwerpen realiseren, niet.

Figuur 2.1: Creatieve industrie in Nederland. Verdeling van banen over deelsectoren (2013)

Creatief

zakelijke

dienstverlening

33%

Media en

entertainment

31%

Kunsten en

cultureel

erfgoed

36%

(26)

25

De drie onderscheiden deelsectoren van de creatieve industrie zijn in Nederland van vergelijkbare grootte, gerekend naar het aantal arbeidsplaatsen. In de sector kunst en cultureel erfgoed waren er in 2013 ruim 102.000 banen, in de creatief zakelijke dienstverlening bijna 95.000 en in de deelsector media- en entertain-mentindustrie 88.000. Figuur 2.1 laat de vertaling van deze cijfers in percentages zien.

2.5.2 Grenzen tussen deelsectoren en tussen publiek en privaat

De grenzen tussen de verschillende deelsectoren zijn zeker niet gefixeerd. Ze zijn eerder fluïde en soms zelfs beweeglijk. Zo kwalificeert een deel van de gamesector zich steeds vaker als een vorm van creatief zakelijke dienstverlening, terwijl die sector in eerste instantie werd gezien als deel van de media- en entertainmentin-dustrie. Serious games worden in opdracht geproduceerd om specifieke inzichten en lessen effectiever en efficiënter over te brengen op personeel, klanten of andere stakeholders van opdrachtgevers. Entertainment games daarentegen worden voor de consumentenmarkt geproduceerd; de bedrijfstak die zich hiermee bezighoudt, heeft de kenmerken van de media- en entertainmentindustrie. De grens tussen publiek en privaat binnen de creatieve industrie is minder scherp dan vaak wordt gesuggereerd. Hiervoor werd al aangegeven dat de filmindustrie werkt in een marktgedreven context, maar niet kan overleven zonder overheids-steun, net als de publieke omroep. Aan de andere kant wordt het ondernemend denken binnen de gesubsidieerde cultuursector gestimuleerd, om op die manier meer cultureel rendement te halen uit de publieke middelen die daarin worden geïnvesteerd. De grens tussen cultuur en economie wordt daarmee steeds poreuzer. Duidelijk is dat zowel publiek gefinancierde partijen als private partijen, als die al helder van elkaar te onderscheiden zijn, direct of indirect waarde toevoegen, cultureel én economisch. In die hoedanigheid zijn ze maatschappelijk van belang, creëren ze grensverleggende ervaringen, genereren ze economische waarde en geven ze burgers de kans om in hun levensonderhoud te voorzien. Ze zijn daarmee onderdeel van de creatieve industrie.

2.6

Conclusie

Creatieve producten, hun betekenis en symboliek en de levensstijl die erop gebaseerd wordt, die de creatieve industrie creëert, vormgeeft en produceert, vormen een bron van economische en maatschappelijke waarde die zich steeds duidelijker aftekent. De zoektocht naar nieuwe bronnen van economische waarde heeft de creatieve industrie als sector daarom binnen het gezichtsveld van

(27)

26 overheden en beleidsmakers gebracht. De meeste bedrijfstakken die deel uitmaken

van de creatieve industrie hebben echter een langere historie dan de aanduiding. Dat de creatieve industrie de economische belofte voor de toekomst wordt genoemd, zegt daarmee veel over de wijze waarop de ontwikkeling van het huidige economische stelsel wordt gezien. Echter, over het antwoord op de vraag wat precies de kern van de creatieve industrie is, blijkt internationaal niet in alle opzichten overeenstemming. Dat is niet verwonderlijk, omdat de creatieve industrie nauwelijks duidelijk af te bakenen is, immers in veel domeinen van de samenleving en de economie speelt symboliek en betekenisgeving een belangrijke rol en leiden creatieve ontwerpprocessen tot producten, diensten en belevenissen die een groot deel van hun waarde ontlenen aan de symbolische betekenis en minder aan directe gebruikswaarde. In Nederland is de keuze gemaakt om software en IT-consultancy buiten de definitie te laten en ook de fysieke productie die vaak volgt op het creatieve ontwerp slechts dan mee te nemen in de definitie van creatieve industrie, wanneer er echt sprake is van nieuwe inhoudelijke waarde-creatie. De afwegingen die in dit hoofdstuk zijn geschetst, resulteren uiteindelijk in een onderscheid in drie deelsectoren: kunst en cultureel erfgoed, media- en entertainmentindustrie en creatieve zakelijke dienstverlening. Deze domeinen delen de generieke kenmerken die in dit hoofdstuk aan de creatieve industrie zijn toegedicht, maar representeren vanuit hun eigen aard aparte velden van economische, culturele en sociale activiteit.

Juist door weerstand te bieden aan de verleiding om een zeer veelomvattende definitie van creatieve industrie voor te stellen, ontstaat de mogelijkheid na te gaan op welke wijze de creatieve industrie productief interacteert met haar omgeving en daar mogelijk zorgt voor stimulansen en impulsen. Dat onderwerp is vooral het thema van hoofdstuk 4. Eerst laat hoofdstuk 3 zien hoe de sector zich qua omvang heeft ontwikkeld en welk belang er nationaal en internationaal gehecht wordt aan (het onderzoek naar) de omvang en ontwikkeling van de creatieve industrie.

(28)

27

HOOFDSTUK 3

Creatieve industrie

als sector met

bovengemiddelde groei

De creatieve industrie is in de afgelopen decennia op het netvlies van beleids-makers verschenen door de sterke groeicijfers die zij heeft laten zien. Veel landen hebben op basis van de resultaten van zogeheten mapping studies voor het vaststellen van de omvang en ontwikkeling van de sector, de creatieve industrie tot speerpunt van hun beleid uitgeroepen. Zowel in termen van het aantal arbeids-plaatsen als in omzettermen is de creatieve industrie in veel landen bovenge-middeld gegroeid. Om die reden is vanuit een backing winners-filosofie door lokale, regionale en nationale autoriteiten een warme belangstelling voor de creatieve industrie ontstaan.

3.1 Internationaal beeld

De bijdrage van de creatieve industrie aan het bruto nationaal product in de Europese Unie (EU) werd voor 2003 geschat op 2,6 procent. De sector droeg in dat jaar voor 3,1 procent bij aan het aantal banen in de EU. Daarmee is de sector groter dan de automobielindustrie en de sector ICT. Deze gegevens komen voort uit een onderzoek in opdracht voor de EU (KEA European Affairs, 2006).

Op het niveau van de afzonderlijke Europese landen zijn de cijfers actueler. In het Verenigd Koninkrijk rapporteerde het DCMS begin 2014 over de situatie in 2012. De werkgelegenheid in de Britse creatieve industrie bleek in 2012 met maar liefst 8,6 procent gestegen ten opzichte van 2011. In de totale economie bedroeg de banengroei slechts 0,7 procent. Een belangrijk deel van de groei in de Britse creatieve industrie kwam op het conto van ICT, software en computerservices, een

(29)

28 deelsector die in Nederland en Vlaanderen niet tot de creatieve industrie wordt

gerekend; de redenen daarvoor zijn in paragraaf 2.3.3 uiteengezet. Ook de audio-visuele industrie en design groeiden sterk in het Verenigd Koninkrijk. De Britse creatieve industrie was in 2012 verantwoordelijk voor 5,6 procent van alle banen in het Verenigd Koninkrijk (DCMS, 2014).

In Frankrijk is het economische belang van de creatieve industrie onlangs voor het eerst in kaart gebracht. Tussen de vier en vijf procent van de banen in de Franse economie kon in 2011 toegeschreven worden aan negen creatieve bedrijfstakken: (1) beeldende kunsten, (2) muziek, (3) podiumkunsten, (4) film, (5) televisie, (6) radio, (7) videogames, (8) boeken en (9) gedrukte media. Ook in de Franse studie werd software niet tot de creatieve industrie gerekend (Ernst & Young, 2013). Recent onderzoek naar de creatieve industrie in Vlaanderen laat voor 2010 een groei in banen zien, in vergelijking met 2008, gekoppeld aan een teruglopende omzet (Schrauwen, Demol, Van Andel & Schramme, 2014). Dit beeld komt overeen met het beeld in Nederland in iMMovator’s cross media monitor 2012, waar vooral in 2010 banengroei gepaard ging met een daling in de omzet. De onderzoekers zoeken de oorzaak daarvan vooralsnog in een verschuiving binnen de sector. Het aantal banen in de kunsten is namelijk gegroeid, terwijl in de meer productieve media- en entertainmentindustrie sprake is geweest van een daling van het aantal banen. Dat resulteerde volgens de onderzoekers over het geheel in een daling van de omzet; meer banen zorgden voor minder omzet (vgl. Rutten, Koops & Nieuwenhuis, 2012a).

De creatieve industrie is ook buiten Europa de oogappel van beleidsmakers die zich oriënteren op nieuwe bronnen van waarde, ook in de regio’s waar de industriële basis van de economie nog relatief belangrijk is. Zelfs in veel ontwik-kelingslanden wordt op die manier naar de creatieve industrie gekeken (zie onder meer: UNESCO/UNDP, 2013).

Zo springt de ontwikkeling in de Volksrepubliek China in het oog, waar verschil-lende creatieve clusters, onder meer in Shanghai (vg. Grotenhuis 2007, p.59-68) en Beijing, actief ontwikkeld worden. De creatieve industrie maakte er in 2006 naar schatting bijna 2,5 procent van het bruto nationaal product uit (Kern et al., 2011). Singapore investeert al jaren in creatieve bedrijvigheid, met kunst media en design als speerpunten en ontwikkelt zich tot een creatief knooppunt (hub) dat Zuidoost-Azië verbindt met de rest van de wereld. De creatieve industrie was daar in 2002 verantwoordelijk voor 3,2 procent van het bruto nationaal product (Media Development Authority, 2002). In Australië is de creatieve industrie in 2013 verant-woordelijk voor 3,5 procent van alle banen (Creative Industries Innovation Centre, 2013). De Verenigde Staten vormen de bakermat van de grootschalige media- en

(30)

29

entertainmentindustrie, met Hollywood als gangmaker, en ze zijn al decennialang een belangrijke exporteur van cultuurproducten. Daar is in 2012 2,2 procent van de beroepsbevolking werkzaam in de creatieve industrie (Americans for the Arts, 2014). Een andere indicator van het belang van de creatieve industrie is het aandeel van de zogeheten copyright industries in het bruto nationaal product. Dat zijn alle vormen van bedrijvigheid die direct of indirect gestoeld zijn op de exploi-tatie van auteursrechten en naburige rechten. Die zijn in de Verenigde Staten, direct en indirect, goed voor elf procent in 2011 (Stephan E. Siwek, 2013). Daarmee zijn de Verenigde Staten koploper in de wereld. Data van veertig vergelijkbare studies die Unesco bijeen heeft gebracht, laten zien dat voor drie kwart van alle onderzochte landen het aandeel van de copyright industries in het bruto nationaal product varieert tussen de vier en 6,5 procent (UNESCO/UNDP, 2013, p. 164). Onderzoeksbureau SEO Economisch Onderzoek stelt het aandeel van de copyright industries in Nederland voor 2012 op 6,0 procent, wat neerkomt op 35,9 miljard euro (Weda, Kocsis, van der Noll & Van der Werff, 2014).

3.2 Beeld in Nederland

In Nederland blijkt de creatieve industrie, net al in andere landen, in de meeste jaren sinds de eeuwwisseling harder te zijn gegroeid dan de economie in haar totaliteit. In tal van studies is dat vastgesteld (ETIN, 2003; Rutten, Manshanden, Muskens & Koops, 2004; Manshanden, Rutten, De Bruin & Koops, 2005; Braaksma, De Jong & Stam, 2005; Rutten, Manshanden, den Blanken, De Bruijn & Koops, 2005; Marlet & Poort, 2005; Raes & Hofstede, 2005). Onder staatsecretaris Medy van der Laan (2003-2006) is vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en later ook vanuit het ministerie van Economische Zaken invulling gegeven aan beleid, gericht op stimulering van de creatieve industrie (zie onder meer: ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Economische Zaken, 2009). Ter onderbouwing van het beleid is een aantal onderzoeksprojecten uitgevoerd en gepubliceerd (zie: Hofstede & Raes, 2006). In diezelfde tijd is de creatieve industrie opgepakt door het Innovatieplatform en uitgeroepen tot sleutelgebied (Innovatieplatform, 2004). Dat betekende dat de creatieve industrie bijzondere aandacht kreeg in het beleid van de Nederlandse overheid. Na de wisseling van de politieke wacht verruilde het eerste kabinet-Rutte het beleid gericht op sleutelgebieden voor het bedrijvenbeleid, waaruit het topsectorenbeleid voortvloeide. Ook in dat beleid werd het belang van de creatieve industrie gezien. De sector werd uitgeroepen tot een van de topsectoren, onder leiding van het Topteam Creatieve Industrie, dat zich in het bijzonder ging richten op de stimulering van de hefboomwerking van de creatieve industrie richting de rest van de samenleving en de economie. Meer dan als groeisector als zodanig werd de creatieve industrie beschouwd als aanjager van innovatie in andere

(31)

30 segmenten van de economie en de samenleving (Topteam Creatieve Industrie,

2011). Voor de stimulering van onderzoek en ontwikkeling werd CLICKNL verant-woordelijk, het topconsortium voor kennis en innovatie van de creatieve industrie. CLICKNL is direct gekoppeld aan het Topteam. In CLICKNL zijn de ontwerpende sectoren sterk vertegenwoordigd met eigen netwerken: mode, design, architectuur en ook gaming, naast media en ICT, cultureel erfgoed en business-innovatie. Ironisch genoeg kregen in dezelfde periode twee belangrijke onderdelen van de creatieve industrie forse bezuinigingen aangezegd. De publieke omroep kreeg een bezuinigingstaakstelling van 300 miljoen euro opgelegd en de kunsten een bezuiniging van 200 miljoen euro. Daarbovenop stelde het eerste kabinet-Rutte een verhoging van het btw-tarief op kunsten in. Die verhoging werd in het tweede kabinet van deze premier teruggedraaid en ook de bezuiniging op de publieke omroep werd enigermate verlicht. De combinatie van het benoemen van de creatieve industrie tot topsector valt moeilijk te rijmen met de drastische bezuini-gingen op twee belangrijk segmenten van diezelfde industrie. Deze ongerijmdheid in het beleid ten aanzien van de topsector creatieve industrie vloeit voort uit de beperkte, bijna exclusief op de markt georiënteerde benadering van de sector in het topsectorenbeleid. Daarbinnen kunnen activiteiten die leunen op overheids-subsidies blijkbaar worden beperkt. De cultureel en economisch productieve relatie tussen de kunsten en de publieke omroep en de andere delen van de creatieve industrie en de samenleving als geheel, worden onvoldoende onderkend (zie ook: Rinnooy Kan, Rutten & Stikker, 2013). Overigens wordt sinds 2013 door de grotere, actieve betrokkenheid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bij de topsector creatieve industrie ook de kunst- en cultuursector nadrukkelijker bij de Topsector betrokken.

3.3 Belang van de creatieve industrie: waarde en

werkgelegenheid

Een belangrijk deel van het onderzoek naar de creatieve industrie, nationaal maar ook internationaal, bestaat uit inventarisaties van het economische belang van de sector. Daarbij zijn de omvang van de bedrijvigheid, het aantal banen en de gereali-seerde omzet en toegevoegde waarde de belangrijkste indicatoren. Dit onderzoek dient vaak om de stelling te onderbouwen dat de creatieve industrie een bovenge-middelde economische groei laat zien.

Cross Media Monitor van Stichting iMMovator is een langlopend project in Nederland, waarin sinds 2006 de ontwikkeling van de creatieve industrie in Nederland wordt bijgehouden, gekoppeld aan de ontwikkeling van de sector ICT.

(32)

31

Het project gebruikt verschillende databronnen, onder meer LISA4, een

databe-stand van banen in sectoren en bedrijfstakken. Een tweede relevante bron vormen de nationale rekeningen van het CBS, op basis waarvan omzet en toegevoegde waarde worden berekend. De laatste editie van de Cross Media Monitor studie stamt uit 2012, met 2011 als meest recente jaar waarover gerapporteerd is (Rutten, Koops & Nieuwenhuis, 2012a, 2012b, 2012c). Voor deze publicatie is, aanvullend op het materiaal en de inzichten uit de Cross Media Monitor 2012, voor een aantal grootheden de actuele stand berekend op basis van recentere versies van het LISA-databestand. In het bijzonder is daarbij gekeken naar het aantal banen in de creatieve industrie en de daarbinnen onderscheiden deelsectoren: kunst en cultureel erfgoed, media- en entertainmentindustrie en creatief zakelijke dienst-verlening. 5 Ook is de ontwikkeling van de creatieve industrie in de belangrijkste

cross-media-steden van Nederland geanalyseerd en bevat dit hoofdstuk een paragraaf over de recente ontwikkelingen in de creatieve industrie van Rotterdam.

3.3.1 Aantal banen 2000-2011

Tabel 3.1 laat zien dat de hoeveelheid banen in de creatieve industrie vanaf de eeuwwisseling tot en met 2011 sneller is gegroeid dan in de economie in haar geheel. Het aantal banen in de creatieve industrie is met gemiddeld drie procent per jaar toegenomen, terwijl dat voor de totale economie slechts 0,9 procent was. Voor de meer recente jaren 2009, 2010 en 2011 was het groeipercentage van de creatieve industrie lager dan in de hele periode 2000-2011. In de periode 2009-2011 groeide het aantal banen in de creatieve industrie gemiddeld met 1,9 procent per jaar, tegen een krimp van 0,2 procent voor de economie in haar geheel.

Het groeipercentage van de creatieve industrie is in de jaren 2009-2011 in opwaartse zin vertekend als gevolg van een administratieve maatregel uit 2008. Die maatregel verplichtte individueel werkende ondernemers (ZZP’ers) zich te laten registreren bij de Kamer van Koophandel, waardoor in het bijzonder veel onafhankelijk werkende kunstenaars in de statistieken verschenen. Dat uitte zich onder andere in een forse toename van het aantal banen in de scheppende kunsten (negen procent) en de podiumkunsten (5,7 procent), die naar alle waarschijnlijkheid voor een belangrijk deel te wijten was aan de verplichte

registratie (Rutten, Koops & Nieuwenhuis, 2012a, p.19-23). Gevolg daarvan is dat de kwaliteit van de statistieken is verbeterd, maar tegelijkertijd ook dat de vergelijk-baarheid met de voorafgaande jaren lastiger is, de feitelijke groei wordt overschat.

4 LISA staat voor Stichting Landelijk Informatiesysteem Arbeidsplaatsen en Vestigingen.

(33)

32 In 2011 was de creatieve industrie verantwoordelijk voor 3,5 procent van de banen

in Nederland. Een deelsector van de creatieve industrie laat in de jaren 2009-2011 echter een krimp in het aantal banen zien. In de media- en entertainmentindu-strie gingen namelijk ruim drieduizend banen verloren, wat neerkomt op een gemiddelde jaarlijks negatieve groei van 1,7 procent, ruim meer dan de daling in de economie in haar geheel van 0,2 procent. In de creatieve zakelijke dienstverlening was wel sprake van groei in de jaren 2009-2011: 1,8 procent gemiddeld per jaar (Rutten, Koops & Nieuwenhuis 2012a, p.19-23).

Tabel 3.1: Aantal banen 2011, banengroei 2000-2011 en 2009-2011 in de creatieve industrie in Nederland Deelsectoren Banen 2011 2000-2011Groei ( aantal) Groei 2000-2011 (% per jaar) Groei 2009-2011 (aantal) Groei 2009-2011 (% per jaar)

Kunsten en cultureel erfgoed 98.874 39.808 4,8% 10.445 5,7%

Media- en entertainmentindustrie 89.296 7.142 0,8% -3.122 -1,7%

Creatief zakelijke dienstverlening 92.280 31.369 3,8% 3.223 1,8%

Creatieve industrie 280.450 78.319 3,0% 10.546 1,9%

Totale economie 8.065.110 729.740 0,9 % -29.030 -0,2 %

Bron: Rutten Koops & Nieuwenhuis, 2012a.

3.3.2 Omzet 2000-2010

In de omzetontwikkeling vanaf de eeuwwisseling steekt de creatieve industrie minder positief af bij de economie in haar geheel dan in de banenontwikkeling. In 2010 zet de creatieve industrie 32,8 miljard euro om. Dat is 2,9 procent van de omzet in de totale economie. De gemiddelde omzetgroei van de creatieve industrie ligt in de periode 2000-2010 met 1,3 procent licht boven het gemiddelde van 1,1 procent voor de economie in haar geheel (Rutten, Koops & Nieuwenhuis, 2012a, p. 30-33) Bij de verdeling van de totale omzet van de creatieve industrie over de verschil-lende deelsectoren in figuur 3.1 valt het aanzienlijke verschil ten opzichte van de verdeling van het aantal banen over dezelfde deelsectoren op (vgl. figuur 2.1). Meer dan de helft van de omzet van de creatieve industrie komt uit de media- en entertainmentindustrie. De andere twee deelsectoren dragen om en nabij een kwart bij. De omzet per werknemer is in de media- en entertainmentindustrie aanmerkelijk hoger dan die in de twee andere deelsectoren. Het feit dat juist de banengroei in de media- en entertainmentindustrie negatief is, weegt zwaar door in de omzetontwikkeling van de gehele creatieve industrie.

(34)

33

Die is in de voorbije jaren onder druk komen te staan als gevolg van de

economische crisis en de ontwrichtende werking van digitalisering in deze sector.6

Tabel 3.2 laat zien dat de omzet in de totale creatieve industrie in 2008-2010 daalde met een miljard euro (-1,5 procent). Dat is verhoudingsgewijs meer dan de teruggang van de totale economie, die met -1,4 procent kromp. Banengroei in de creatieve industrie (zie tabel 3.1) gaat gepaard met een daling van de omzet (Rutten, Koops & Nieuwenhuis, 2012a, p.30-33). In 2008-2010 maakte de creatieve industrie daarmee de claim economisch beter te presteren dan de rest van de economie, in omzettermen niet langer waar. Die conclusie wordt onderstreept door gegevens uit onderzoek van Nieuwenhuis en Koops waaruit blijkt dat de toegevoegde waarde van de creatieve industrie in haar geheel is teruggelopen van 15 miljard euro in 2008 naar 13,7 miljard euro in 2011. Alle drie de deelsectoren van de creatieve industrie laten vanaf 2008 consequent een daling zien. De toegevoegde waarde van de media- en entertainmentindustrie daalt van 7,6 naar 7 miljard

6 Ontwikkelingen als digitalisering en convergentie hebben grote consequenties voor de creatieve

indus-trie, in het bijzonder voor de media- en entertainmentindustrie. Grote traditionele bedrijven verliezen terrein aan nieuwe spelers. Op basis van de nu gehanteerde statistieken stellen we krimp vast voor de creatieve industrie. Belangrijke vraag is of de omzet en toegevoegde waarde zich verplaatst naar bedrijven, bijvoorbeeld naar aanbieders van online content, die door de huidige werking van de creatieve industrie niet in de statistieken van de creatieve industrie verschijnen, of dat de omzet de creatieve indus-trie verlaat doordat de gecreëerde waarde simpelweg afneemt. Hier ligt een belangrijke methodische uitdaging voor de toekomst, zowel voor de registratie van activiteiten als voor de te hanteren analyses. Hier is, uitgaande van bestaande definities, vooralsnog de aanname gedaan dat de sector krimpt. Figuur 3.1: Creatieve industrie in Nederland. Verdeling van omzet over

deelsectoren (2010)

Bron: LISA en CBS/Bewerking TNO en Creating 010

Creatief

zakelijke

dienstverlening

24%

Media en

entertainment

51%

Kunsten en

cultureel

erfgoed

25%

(35)

34 euro en de toegevoegde waarde van de creatief zakelijke dienstverlening van 3,6

naar 3,1 miljard euro. De daling in het domein kunst en cultureel erfgoed is relatief bescheiden, van 3,7 naar 3,6 miljard euro (Nieuwenhuis & Koops, 2013, p.122).

Tabel 3.2: Omzet in 2010 en reële omzetgroei (in prijzen 2010) in de periode 2000-2010 en 2008-2010 in de creatieve Industrie in Nederland

Deelsectoren Omzet 2010 Omzetgroei

2000-2010 (in € miljard 2010) Reële omzetgroei 2000-2010 (% per jaar) Omzetgroei 2008-2010 (in € miljard 2010) Reële omzetgroei 2008-2010 (% per jaar)

Kunsten en cultureel erfgoed 8,110 1,402 1,9% -0,167 -1,0%

Media- en entertainmentindustrie 16,725 568 0,3% -0,611 -1,8%

Creatieve zakelijke dienstverlening 7,994 1,992 2,9% -0,251 -1,5%

Creatieve industrie 32,830 3,961 1,3% -1,028 -1,5%

Totale economie 1.138,837 121,568 1,1% -32.123 -1,4%

Bron: Rutten, Koops & Nieuwenhuis, 2012a.

De combinatie van een daling in omzet en toegevoegde waarde en een toename van het aantal banen is niet uniek voor Nederland. De recente impactstudie van de creatieve industrie in Vlaanderen laat dezelfde samenloop zien, zoals ook al hiervoor is gesignaleerd (vgl. Schrauwen, Demol, Van Andel & Schramme, 2014). Zoals hiervoor al is aangeduid, resulteert het verlies aan banen in een relatief productieve deelsector, gekoppeld aan een groei van het aantal banen in een minder productief deel van de creatieve industrie uiteindelijk in een negatieve omzetontwikkeling voor de gehele creatieve industrie.

De ontwikkelingen die de Cross Media Monitor laat zien, lopen tot 2011 voor de banen in de creatieve industrie en tot 2010 voor de omzet. Die jaren markeren een belangrijk omslagpunt voor de bijzondere positie van de creatieve industrie in de economie van Nederland.

3.3.3 Aantal banen en omzet 2008-2013

Voor een beter inzicht in de actuele ontwikkelingen zijn voor deze publicatie enkele nadere analyses verricht op recente data over de ontwikkeling van het aantal banen in de creatieve industrie in relatie tot de economie als geheel.

(36)

35

Figuur 3.2: Banengroei creatieve industrie en totale economie (%) in Nederland

In dat verband laat figuur 3.2 een belangrijke trend zien. In de jaren 2009-2011 laat de creatieve industrie substantiële groei in het aantal banen zien, zeker in vergelijking met de totale economie, al moet hierbij wel het eerder vermelde administratieve effect in het achterhoofd worden gehouden. In 2012 stagneert die groei, gepaard gaand met een neerwaartse trend in de totale economie. Die neerwaartse trend culmineert in 2013 in een banenverlies van 1,2 procent voor de totale economie (vgl. het artikel ‘Groot banenverlies in 2013’, 2014) en van 0,4 procent voor de creatieve industrie.

Figuur 3.3: Banengroei deelesectoren creatieve industrie (%) in Nederland

Figuur 3.3 laat de ontwikkeling in het aantal banen in de drie deelsectoren van de creatieve industrie zien: creatief zakelijke dienstverlening, media- en entertain-mentindustrie en kunsten en erfgoed.

Bron: LISA/bewerking Creating 010

-2,0% -1,0% 0,0% 1,0% 2,0% 3,0% 4,0% 2009 2010 2011 2012 2013 Creatieve Industrie Totale economie

Bron: LISA/bewerking Creating 010

-4,00% -2,00% 0,00% 2,00% 4,00% 6,00% 8,00% 10,00% 2009 2010 2011 2012 2013

Creatief zakelijke dienstverlening Kunsten en erfgoed

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Belangrijke schakels (s) in het productieproces van Spaans theater voor de Amsterdamse Schouwburg zijn verder de uitgevers van de stukken, Jacob Les- caille en Dirck

Ik ben het eens dat we moeten werken aan een methode om de waardecreatie door de creatieve sector te kunnen onderzoeken omdat er te vaak zonder meer van wordt uitgegaan dat die

-Music creates Happiness a mental or emotional state of well-being characterized by positive or1. pleasant emotions ranging from contentment to

Wij verzoeken de gemeente een vijfde ambassadeur te benoemen die de creatieve industrie vertegenwoordigd en plannen en initiatieven ontwikkeld om deze sector te stimuleren en

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

Deze applicatie is gekoppeld aan OnStage; wat door ROC van Twente gebruikt wordt voor het organiseren van de bpv: de matching, begeleiding en beoordeling in de

beschouwd als geverifieerde emissies indien deze werden vastgesteld met gebruikmaking van een instrument voor kleine emittenten dat door de Commissie is goedgekeurd en

Studenten die hun inschrijving bij de opleiding in de loop van het eerste jaar van inschrijving tussentijds hebben beëindigd, ontvangen aan het einde van het studiejaar een