• No results found

Langs de Lijnen van het Midden:De betekenis van het discours Midden-Europa voor ‘Centraal-Europa’ vanuit het gezichtspunt van de Tsjechen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Langs de Lijnen van het Midden:De betekenis van het discours Midden-Europa voor ‘Centraal-Europa’ vanuit het gezichtspunt van de Tsjechen"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De betekenis van het discours Midden-Europa voor ‘Centraal-Europa’ vanuit het gezichtspunt van de Tsjechen

MA Thesis in European Studies Graduate School for Humanities Universiteit van Amsterdam Susanne de Ridder

Hoofd Supervisor: Dr. C.W.C. Reijnen Tweede Supervisor: Dr. A. van Heerikhuizen 30 Juni 2015

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 2

Hoofdstuk 1: Begripsgeschiedenis 7

Hoofdstuk 2: Het Project Midden-Europa 33

Hoofdstuk 3: De Idee Midden-Europa 54

Conclusie 71

(3)

Inleiding

‘Writers and Speakers of varying occupations in many countries endowed the term with a host of vaque and different meanings. Geographers sought to give it definition; economists, politicians, and journalists manipulated it; and idealists caressed it with romantic devotion. The more current the expression became in Germany and abroad, the more vaque, ambiguous, and emotional was its use.’ - Henry C. Meyer, Mitteleuropa in German Thought and Action, p. 3

Deze beschrijving van historicus Henry C. Meyer geeft weer dat het concept Midden-Europa zich niet eenduidig laat interpreteren. Midden-Midden-Europa kent verschillende invullingen en tegenstrijdige percepties. Het heeft zelfs geen eenduidige naam: Europa kan overeen komen met Mitteleuropa, Centraal-Europa, Midden-Europa, Nieuw-Europa. Het is een discours, geen geografische term. Het discours Midden-Europa is onlosmakelijk verbonden met de ‘idee Europa’ en benadrukt de perceptie van historische regio’s: West-Europa, Centraal-Europa, Oost-Europa, Noord-Europa, Zuid-Europa en Zuidoost-Europa. 1

Het concept is wel historisch verbonden met een geografische regio: het ‘midden’ tussen het westen en het oosten van Europa. Het discours geeft betekenis aan dit ‘midden’. De volgende citaten geven een indicatie op welke wijze historici afkomstig uit het ‘midden’ zelf de regio interpreteren.

‘(…) as far as Central Europe is concerned, scholars seem to agree on one thing, namely, that Central Europe does not exist only as a geographic term. It is an area with a long history; it is a group of countries, which have been subjected to political, economic, cultural, and social influences through the centuries. But this is the point where the agreement stops’. - Zlatko Sabic en Petr Drulák, Regional and International Relations of Central Europe, 2012, p. 3

‘Acknowledging that Central Europe exists; there is no agreement where it starts precisely, and where it ends. Is its centre in Berlin, Prague, Vienna, or further east? Are the Baltic States part of central Europe? What about Serbia, Croatia, Slovenia, 1 Zlatko Šabič en Petr Drulák ‘Introduction to Central Europa’, in: Zlatko Šabič en Petr Drulák eds., Regional and International Relations of Central Europe, New York: Palgrave Macmillan, New York 2012, P. 42

(4)

Romania, and Bulgaria? There are no precise or uncontestable answers to these questions’ - Peter Katzenstein, Mitteleuropa: between Europa and Germany, 1997, p

4.

Het probleem is dat ‘Centraal-Europa’ ook geen neutrale afbakening kent, waardoor het perspectief bepaalt op welke wijze het ‘midden’ geïnterpreteerd wordt. Het perspectief van de discoursanalyse is in deze scriptie vanuit het ‘midden’ van het Midden-Europa discours: Tsjechië. Dit ‘midden’ is niet alleen het eigen Tsjechische perspectief; Tsjechië zelf is daarnaast altijd een object of subject in de geschiedenis van het discours Midden-Europa. Vanuit het gezichtspunt van de Tsjechen hebben verscheidene invullingen van Midden-Europa een belangrijke functie verkregen voor het formuleren van de politieke richting en identiteit van de Tsjechen. Het discours kent een continuïteit vanaf het ontstaan in de negentiende eeuw tot vandaag de dag. De Centraal-Europese invulling van de discours Midden-Europa die in de jaren tachtig opnieuw geformuleerd werd en waarin het Tsjechische intellectuele en politieke debat een centrale rol speelt, is verbonden met de verschillende historische interpretaties en ideeën uit het gehele gebied. In deze scriptie wordt vervolgens betoogd dat de discours Midden-Europa een belangrijke rol vervult in het vormen van de Centraal-Europese identiteit en de verbonden politieke plaatsbepaling.

Midden-Europa zal worden onderzocht door de discursieve praktijken in het intellectuele en politieke debat te beschrijven en daarnaast de academici te bespreken die het Tsjechische perspectief uiten. Het politieke en intellectuele debat over Midden-Europa zijn in Centraal-Europa met elkaar verweven. De dissidentencultuur in Centraal-Europa heeft expliciet de culturele discours Midden-Europa aangezwengeld waarmee het een basis vormde voor de politieke positiebepaling van Centraal-Europa vanaf de jaren negentig.2 De schrijvers, historici en bijvoorbeeld

toneelschrijvers in het Tsjechische culturele debat zijn vaak de latere landsbestuurders, waarmee de politieke richting naadloos wordt verbonden met de ideeën over de afbakening van de identiteit. Publieke uitingen van het politieke en intellectuele debat zijn het uitgangspunt voor het onderzoek naar de politieke plaatsbepaling en het duiden van de identiteit. Een keuze is gemaakt om de historici,

2 Merje Kuus, ‘Intellectuals and geopolitics: The ‘cultural politicians’ of Central Europe’, in: Geoforum, nr. 38, (2007) p. 245

(5)

politici en academici te citeren die gedurende de verschillende historische tijdperken vanwege hun rol of invloed de politieke richting van de Tsjechen (mede) hebben bepaald.

Het is belangrijk om vanuit het perspectief van de Tsjechen een definitie of ‘mentale kaart’ te geven over wat er in deze scriptie onder ‘Centraal-Europa’ wordt verstaan. Een belangrijk aanknopingspunt voor de geopolitieke afbakening van de regio geven de Tsjechische historici Jacques Rupnik en Petr Drulák. Zij verstaan onder Centraal-Europa de landen met de volgende kenmerken:

- de staten die de afgelopen eeuwen altijd onderdeel waren van het Europese conflict

- de staten die zich wellicht weer in het ‘midden’ van een toekomstig conflict zouden bevinden mochten grootmachten in een belangenverstrengeling of erger komen

- de staten die voortkwamen uit de Habsburgse rijk en welke een communistische maatschappij vormden gedurende de Koude Oorlog

- de staten die tot de eerste lichting van ‘europeanisatie’ behoorden na 1989, daarmee direct het West-Europese model volgden, zodat snellere transities in de ontwikkeling naar de Europese structuur plaatsvond dan de overige regio’s buiten West-Europa

- tot slot de staten die voordeel genoten van de verdere uitbreiding van de Europese Unie naar Oost-Europa. 3

Volgens deze definitie voldoen Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije en Slovenië aan de criteria van de regio Centraal-Europa. Deze scriptie hanteert echter een engere definitie van Centraal-Europa als uitgangspunt vanwege het feit dat de discours Midden-Europa specifiek in de dissidentencultuur van Tsjecho-Slowakije, Polen en Hongarije naar voren is gekomen, die vervolgens met gebruik van de volgende dimensies, waarmee Midden-Europa kan worden geduid, de Centraal-Europese regio hebben afgebakend in de publieke uitingen van het intellectuele en politieke debat:

3 Zlatko Šabič en Petr Drulák ‘Introduction to Central Europa’, in: Zlatko Šabič en Petr Drulák eds., Regional and International Relations of Central Europe, New York: Palgrave Macmillan, New York 2012, p. 8 en Jacques Rupnik, ‘The Post-Totalitarian Blues’, in Vladimir Tismaneanu, ed., The Revolutions of 1989, London and New York: Routledge 1999, p. 235

(6)

- de eerste dimensie is cultureel, waarin Midden-Europa wordt geïnterpreteerd als een ‘gemeinschaft’: hieronder wordt een gebied verstaan met gemeenschappelijke waarden, tradities en/of een gezamenlijke geschiedenis - de tweede dimensie is economisch, zoals een gemeenschappelijke markt,

samenwerking of zone in de regio

- tenslotte ontstaat er een politieke dimensie waarin een gezamenlijke politieke doelstelling wordt geformuleerd voornamelijk ten opzichte van Rusland en het ‘Westen’.4

Slovenië voldoet niet (volledig) aan deze criteria zoals in hoofdstuk 2 en 3 zal worden beschreven, terwijl de overige vier landen in de publieke discours zowel in het verleden als in het heden zich de drie dimensies van de ‘idee Midden-Europa’ eigen hebben gemaakt en het discours opnieuw hebben geformuleerd voor zichzelf. Daarnaast heeft het Centraal-Europese debat in de jaren tachtig de internationale acceptatie in West-Europa van specifiek de drie (later vier) landen Tsjecho-Slowakije, Polen en Hongarije als eenheid op de kaart gezet: een belangrijke ontwikkeling voor de latere politieke richting en het blijvend formuleren van deze regio als het ‘midden’ in Europa.

Het eerste hoofdstuk beschrijft de begripsgeschiedenis en de betekenisconstructie van Midden-Europa tot aan het Centraal-Europese debat uit de jaren tachtig, gericht op de Tsjechische invulling. Duitsland, Oostenrijk, Rusland, West-Europa, Oost-Europa en ‘Europa als idee’ zijn belangrijk in de ontwikkeling van het discours Midden-Europa en dus voor het duiden van Centraal-Europa vanuit het gezichtspunt van Tsjechië. Het Midden-Europa discours kent verschillende interpretaties die een historische en geopolitieke samenhang verraden tussen de idee en de identiteit van het ‘midden’ en de kijk op Oost- en West-Europa. De identiteit is gebaseerd op sociale constructies en culturele fantasieën of ‘mythes’ waarmee een langdurige visie op de ‘ander’ (land of regio) wordt gecreëerd en in stand wordt gehouden.5 De historische context die wordt

gegeven is belangrijk om deze visie op de ‘ander’ en de terugkeer van het discours ook in een latere context te kunnen plaatsen. Het Tsjechische culturele debat uit de jaren tachtig duidde de nationale en Centraal-Europese identiteit op basis van de 4 Jörg Brechtefeld, Mitteleuropa and German Politics: 1848 To the Present, London: Macmillan Press Ltd. 1996, p. 8

5 Beller, Manfred en Joep Leerssen eds., Imagology: The Cultural Construction and Literary Representation of National Characters: A critical Survey, Rodopi: Amsterdam 2007, pp. 12,13

(7)

Tsjechische geschiedenis die een samenhang impliceert tussen Tsjechie, Hongarije, Polen en Slowakije, maar ook met de historische Duitse en Oostenrijkse culturele en politieke invloeden.

Het Centraal-Europese politieke project, zoals dat begin jaren negentig tot stand kwam, zal in het tweede hoofdstuk aan bod komen. De samenhang tussen de discursieve processen over de Centraal-Europese identiteit in de jaren tachtig en het Centraal-Europese politieke samenwerkingsverband in de publieke discours betoogt de continuïteit en overeenkomsten van de historische discours Midden-Europa. Binnen het politieke project Visegrad, de samenwerking tussen Tsjecho-Slowakije, Hongarije en Polen, wordt een historische politieke regio tot stand gebracht, gebaseerd op culturele en politieke overeenkomsten. Visegrad is een politieke uiting van het discours Midden-Europa, maar daarnaast creëert Visegrad een afgebakende identiteit en politieke richting en daarmee de continuïteit van Midden-Europa.

In het derde hoofdstuk zal worden beschreven op welke wijze de idee Midden-Europa een functie heeft in de politieke plaatsbepaling na 1989, de tijd waarin Centraal-Europa zelf haar regionale identiteit verder heeft vormgegeven in het postsocialistische Europa. Het Tsjechische culturele en politieke debat grijpt terug op oude Midden-Europa ideeën maar bekijkt deze vanuit de verschillende nieuwe geopolitieke situaties. De historische banden met Duitsland, Oostenrijk en Oost-Europa spelen opnieuw een rol in de historische regio. De kijk op de ‘ander’ verandert, maar belangrijke oudgedienden blijken nog steeds een hoofdrol te spelen in de ‘mythes’ die de identiteit en plaatsbepaling van Centraal-Europa vormen.

De idee Midden-Europa is vandaag de dag nog steeds relevant, zo zal blijken uit de publieke discours. Met elke geopolitieke verschuiving van de ‘idee’ en het ‘project’ Europa formuleert de Tsjechische invulling van Centraal-Europa opnieuw haar plek en richting: langs de lijnen van het ‘midden’.

(8)

Hoofdstuk 1 Begripsgeschiedenis

Vanaf het einde van de Verlichting ontstond een tweedeling tussen het westen van Europa, gezien als ‘liberaal en geciviliseerd’, en het oosten van Europa, gezien als ‘autocratisch en achterlopend’ op het westen. Deze indeling kwam voort uit het Verlichtingsidee ‘Europa als civilisatie’ dat de oppositie ten opzichte van de ‘ander’ of ‘niet-Europeaan’ benadrukte als ‘barbaars’, ‘statisch’ en ‘achterlopend’ in relatie tot de ‘geciviliseerde Europeaan’.6

Dit ‘idee’ over Europa werd vanaf de negentiende eeuw gepolitiseerd en gehistoriseerd.7 Na de omwenteling van de Franse revolutie werden de politieke

ideeën over wat Europa inhield omvangrijker en urgenter nu Europa in een nieuw tijdperk was gekomen in het denken over de politieke staat en in etnisch-culturele verschillen tussen naties. Het paradoxale idee over een ‘superieur, geciviliseerd Europa’ en nationalisme in heel Europa kwam op.8 Hierdoor werd het idee veel

dynamischer dan het in de eeuwen ervoor was: afhankelijk van de politieke, sociale en culturele ideeën werd het vanuit verschillende perspectieven ingevuld en gebruikt.9

Deze seculiere ideeën over Europa met een culturele waarde, hadden gevolgen voor de perceptie van een relatieve ‘civilisatie’ binnen Europa.10 Er bestond een zeker

‘beschavingsverschil’ tussen West-Europa en Oost-Europa.11 Het tsaristische

autocratische en achterlopende Rusland was het uiterste, aan de andere kant lag het geciviliseerde en liberale Frankrijk. Hierbinnen werd Oost-Europa voor het eerst een vastomlijnd concept binnen de ‘idee Europa’.12 Het etnisch-culturele element zorgde

voor ideeën over de verschillen tussen Germaanse, Slavische en Romaanse volkeren waarmee het zogenaamde beschavingsverschil kon worden geduid.13

6 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle: Mitteleuropa vs. Střední Evropa, in: European Review of History, vol.6, nr. 1, (1999), p. 17

7Pim den Boer, ‘Essay I: Europe to 1914: The Making of An Idea’, in: Kevin Wilson,

Jan van der Dussen eds. The History of the Idea of Europe, London and New York: Routledge 1995, p. 74

8 Ibid. p. 77

9 Ibid. p. 73

10 Larry Wolff, Inventing Eastern Europe: The Map of Civilization on the Mind of the Enlightenment, Stanford: Stanford University Press 1994, pp. 356, 360

11Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa: De Tsjechen en Europa in de Twintigste Eeuw, proefschrift, Kampen: Uitgeverij Klement 2005, p.39

12 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 17

(9)

Deze (nieuwe) tweedeling van Europa bracht het Duitse gebied in een hachelijke positie: het werd neergezet als een periferiegebied, neigend naar het onderontwikkelde, autocratische oosten dat nog in ontwikkeling was naar het model van het westen.14 Midden-Europa, dat grofweg het Duitse gebied en het Habsburgse

Rijk betekent in de negentiende eeuw, kreeg aldus als idee en project betekenis binnen de ontwikkeling over de ‘idee Europa’. Het ‘midden’ van Europa is een nieuwe ‘uitvinding’ vanwege de culturele indeling oost en west.15

Het oorspronkelijke Midden-Europa kan worden beschreven als een discours dat een functie bekleedde binnen ideeën over de natie, haar identiteit en de plek in Europa. Vervolgens kan het concept concreter worden opgevat als een ‘onvrijwillige afscheiding van het westen en een bewuste afstand tot het oosten’, dat de ‘Duitse kwestie’ in de negentiende eeuw en haar perceptie van isolatie in Europa of juist het benadrukken van haar hegemonie binnen Europa grofweg heeft gekenmerkt.16

Daarnaast heeft Midden-Europa sinds haar ontstaan een functie als arbiter, een ‘midden’, tussen de etnische en culturele verscheidenheid in de Centraal-Europese regio.17 Hieruit kan geconcludeerd worden dat het een politiek-cultureel concept is.18

Het is mogelijk om een scheiding te maken tussen de ‘idee’ Midden-Europa als een veranderend ideologisch concept dat gerelateerd is aan de politieke situatie in een gegeven historisch tijdperk en als een ‘object’ van idealisme en planning.19 Met

Midden-Europa in de tweede genoemde betekenis wordt er een praktische interpretatie aan het concept verbonden. Het kan ook wel worden uitgelegd als een politieke manifestatie of uiting van een project.20 Tussen de ‘idee’ en het ‘object’

bestaat een afhankelijke en elkaar beïnvloedende relatie die in het Centraal-Europese gebied een lange historie kent. In Duitsland kwamen ideeën over Mitteleuropa op en vervolgens later ook in Tsjechië, als een van de onafhankelijke staten die voortkwamen uit het Habsburgse Rijk, de varianten Midden-Europa of Centraal-14 Ibid. p. 8

15 Dit begrip is ontleend aan het werk van historicus Larry Wolff: Inventing Eastern Europe (1994)

16 Jörg Brechtefeld, Mitteleuropa and German Politics, p.2

17 Ibid. p. 2

18 Ibid. p. 9

19 Henry Cord Meyer, Mitteleuropa in German Thought and Action 1815-1945, Den Haag: Martinus Nijhoff 1955, p.326

20 Peter Bugge, ‘essay II: The nation supreme: the idea of Europe 1914-1945’, in: Kevin Wilson, Jan van der Dussen eds. The History of the Idea of Europe, London and New York: Routledge 1995, p. 84

(10)

Europa. De interactie, invloed en overeenkomsten tussen de twee gebieden is van groot belang voor de ontwikkeling van de ‘idee’ Midden-Europa en het politieke ‘project’ Midden-Europa.

Midden-Europa als idee en project, zo zal blijken in dit hoofdstuk, is historisch gezien een bruikbaar concept voor het formuleren van de nationale en regionale identiteit. De perceptie van het ‘midden’ is hierin een overkoepelend idee.

1.1 De opkomst van het ‘midden’

Vanuit de oppositie ten opzichte van het cultureel en politiek overheersende Frankrijk ontstond het idee van het ‘midden’ waaruit uiteindelijk het Duitse concept Mitteleuropa voortkwam.21 Het ‘midden’ was een defensieve constructie en

tegelijkertijd een alternatief voor het ‘idee’ van het westen.22 Het Duitse gebied werd

gepositioneerd tegenover de moderniteit en de Franse ‘civilisatie’. Tegelijkertijd werd de affiniteit met West-Europa benadrukt ten opzichte van het oosten en haar Slavische cultuur in de termen van diezelfde ‘civilisatie’.23 Het ‘midden’ was dus een

tegenstrijdig idee: als ‘oppositie’, als ‘gelijke’ of ‘ander’ ten opzichte van het westen. Dit idee over het ‘midden’ was een filosofisch concept ontleend aan de Duitse filosoof Herder. Herder formuleerde het ‘midden’ in 1802 in een Duitse context ten opzichte van Frankrijk en ageerde tegen de overheersende Franse cultuur en hegemonie van de achttiende eeuw. Een door Herder geformuleerd ‘Midden-Europees rijk’ zou het toenmalige Habsburgse Rijk en het Duitse gebied omvatten en mogelijk een tegenwicht bieden tegen de culturele dreiging van het westen en het oosten.24

Herder ontwikkelde een cultuurrelativisme dat bestond uit het idee dat naties authentiek waren en van elkaar verschilden. Op basis van culturele tradities en ontwikkelingen, voornamelijk op het gebied van taal, formuleerde hij de authenticiteit en specifieke oorsprong van naties.25 De nationale identiteit was gebaseerd op deze

verschillen en variaties van culturen.26 Herder beïnvloedde het idee over nationalisme

dat zich in de negentiende eeuw over heel Europa zou verspreiden en kan niet los 21 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 18

22 Ibid. p. 18

23 Ibid. p. 18

24 Jörg Brechtefeld, Mitteleuropa and German Politics, p. 14

25 Joep Leerssen, National Thought in Europe, Amsterdam: Amsterdam University Press 2006, p. 100

(11)

worden gezien van het Duitse nationale denken.27 Het idee van een ‘Kulturnation’,

alle landen met een Duitse culturele traditie of een meerderheid van Duitstaligen, ontstond in dit nationale kader tegenover de Franse ‘Civilization’.28

Andere romantische nationale denkers en filologen benadrukten ook het ‘midden’ als een nationaal project zoals Friedrich von Schlegel, Novalis en F.L Jahn.29 Het

‘Mittelvolk’ zoals de nationalistische denker F.L Jahn de ‘Duitse volkeren’ noemde, was ‘het perfecte midden’: geografisch en ook etnisch.30 De nadruk kwam te liggen op

de rol van Duitsland als het ‘harmonieuze midden’ dat een baken vormde voor de uitwisseling van ideeën en goederen tussen het oosten en het westen. Het ‘harmonieuze midden’ lag tussen de twee extremen van het Russische absolutisme en het voornamelijk centralistische democratische westen.31 Het ‘midden’ stond voor een

belangrijke cultuur van ‘eenheid’, ‘orde’ en ‘harmonie’ ten opzichte van de hegemonie van het westen en het oosten.32 Daarnaast stond het ‘midden’ voor het

culturele idee van een gezamenlijke historie en traditie in het Duitstalige gebied. Het filosofische idee van het ‘midden’ ontstond aldus tegen een achtergrond van een ‘verbeelde’ achterstandspositie binnen Europa. Het ‘midden’ werd gevormd om de eigen identiteit te benadrukken.33 Verscheidene historici zoals Droz en Le Rider

benadrukken dat in deze gedachtegang van de ‘verbeelde’ dreiging (of hegemonie van zowel het westen als het oosten) voor het ‘midden’, de voorloper van het idee Mitteleuropa kan worden gezien.34

Er ontstonden echter verschillende interpretaties van het ‘midden’: welk volk en welk gebied werden daarin meegenomen? Het Habsburgse Rijk en het Duitse Rijk speelden daarin een cruciale rol. Daarnaast kon een Mitteleuropa met een politieke dimensie uit deze interpretaties ontstaan. Het idee over Mitteleuropa werd gedurende de negentiende eeuw verder uitgebouwd tegen de achtergrond van de onopgeloste 27 Ibid. pp. 100, 101

28 Jörg Brechtefeld, Mitteleuropa and German Politics,, pp. 14,15

29 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 19

30 Ibid. p. 19, 20

31 Ibid. p. 19

32 Peter Katzenstein ed., Mitteleuropa: Between Europe and Germany, Oxford: Berghahn Books 1997, p. 8

33 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 18

(12)

‘Duitse kwestie’: de vraag naar de unificatie van het Duitse gebied in een nationaal rijk.

1.2 Het ‘midden’ en de ‘Duitse kwestie’: met of zonder het Habsburgse Rijk?

In de negentiende eeuw was Duitsland als zodanig nog geen vaststaand begrip maar een nog te vormen natie: de dynastieke rijken van de Hohenzollerns van Pruisen, het dan machtigste Duitse gebied, en de Habsburgers van het Habsburgse Rijk beheersten een groot multi-etnisch gebied dat niet alleen grote gedeelten van het huidige Duitsland en Oostenrijk omvatte, maar zich ver uitstrekte naar Oost-Europa en Zuid-Europa. Daarnaast bestonden binnen het Duitse gebied verschillende ‘Duitse’ losstaande rijken die samen met de twee grote rijken een confederatie vormden vanaf 1815. Deze rijken vervingen het voormalige Heilige Roomse Rijk dat door Napoleon in 1806 was opgeheven.

In deze nieuwe Duitse werkelijkheid groeide de ‘Duitse kwestie’ uit tot een belangrijke factor in het bewustwordingsproces en het nationale denken van Duitsland. Duitse geografen zochten bijvoorbeeld naar een ‘eeuwige geografische afbakening’ gebaseerd op ‘natuurlijke grenzen’ tijdens en na de omwentelingen van de Franse tijd.35 Een debat ontstond tussen een ‘groot-Duitse’ oplossing, dat het

Centraal-Europese gebied (en verder westelijk of oostelijk naar gelang het specifieke idee) zou omvatten, of een ‘klein-Duitse’ oplossing, hetgeen de uitsluiting van het Habsburgse rijk betekende. De ‘Duitse kwestie’ is dus direct gelinkt aan het naburige Habsburgse Rijk.

Vanaf de terugkeer van de monarchieën na de Franse revolutie in het begin van de negentiende eeuw ontstond echter een steeds groter conflict tussen Pruisen en het Habsburgse Rijk over de hegemonie van het ‘Duitse’ gebied en hoe deze ‘Duitse’ hegemonie zou dienen te worden geïnterpreteerd en worden vormgegeven. Het idee over het concept Mitteleuropa kan vanuit dit conflict, dat als een ‘intra-Duits’ conflict werd gezien, worden beschreven.36 Hoewel beide grootmachten een politiek voor de

hegemonie over het Centraal-Europese gebied nastreefden, voelden zij wel een gezamenlijke Kulturgemeinschaft, ofwel de gemeenschappelijk Duitse culturele

35 Ibid. p. 19

(13)

traditie binnen de elite en de regio’s die beide rijken beheersten.37 Het idee over

Mitteleuropa was daarbinnen ook een manier om de spanningen te verminderen.38

Verschillende ideeën kwamen naar voren waarbinnen of Pruisen of de Habsburgse familie leiding zouden geven aan een groot ‘Duits’ gebied. Dit Mitteleuropa was direct gebaseerd op het idee van een Kulturnation en omvatte duidelijk alle gebieden waar de Duitse taal en cultuur gehanteerd werd. Het ‘groot-Duitse’ idee kreeg nu politieke betekenis. Het ‘groot-Duitse’ idee was dominant met betrekking tot cultuur en traditie en zag daaruit voortkomend de wens een coalitie te vormen van verschillende (overwegend) Duitse gebieden onder leiderschap van het Duitse rijk.39

Voor het Habsburgse Rijk, een multi-etnisch rijk dat de ingewikkelde kwesties van verschillende nationaliteiten in het gebied kende, was deze oplossing de meest voor de hand liggende, al zou het politieke zwaartepunt niet in Pruisen dienen te liggen, maar in het huidige Oostenrijk. Het Habsburgse Rijk wenste meer begrip voor het diverse karakter van haar rijk, maar de oplossing hiervoor was niet voorhanden. Na de oorlog tussen Pruisen en het Habsburgse Rijk in 1866 koos de Pruisische Bismarck echter voor een ‘klein-Duitse’ oplossing van de ‘Duitse kwestie’ waarbij de centraal-Europese regio ten zuiden van de Duitse rijken onder leiding van het Habsburgse rijk tezamen met het nieuwe onafhankelijke koninkrijk Hongarije in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije bleef. Het Duitse Rijk liet in de discussie haar grotere idee over een hegemoniaal gebied van het Duitse Rijk ofwel Mitteleuropa varen.40

1.3 Het Boheemse ‘Midden’: met of zonder Duitsland?

Bohemen en het Moravische gebied, het huidige Tsjechië, beleefde vanaf het einde van de achttiende eeuw een ander nationaal bewustwordingsproces dan Duitsland, al zijn er duidelijke overeenkomsten te ontdekken in het formuleren van een eigen identiteit en het gebruik daarbij van het ‘midden’ in het ‘idee Europa’.

Bohemen en het Moravische gebied bestonden voornamelijk uit verschillende culturen en minderheden zoals de Duitsers uit het Sudetenland en de ‘Tsjechen’. Het gebied kende vanaf het midden en einde van de negentiende eeuw een nationale 37 Ibid. p. 13

38 Ibid. p. 13

39 Ibid. p. 15

(14)

beweging die de traditionele taal en cultuur benadrukte ten opzichte van de overheersende Duitse culturele traditie in het Habsburgse Rijk. Deze Tsjechische Nationale Wedergeboorte, als niet zelfstandige of soevereine regio, benadrukte haar Slavische origine die tegenover de Duitse cultuur werd gezet. De Boheemse cultuur met haar Slavische achtergrond symboliseerde een ‘hogere cultuur, vrijheid, het goed en de vrede’ terwijl de Duitsers stonden voor ‘heerschappij, het geweld en onderdrukking’.41 In deze beschrijving kan ook de invloed van Herder worden gezien,

die de Slaven als ras uitvoerig beschreef als ‘vredelievend, moreel verheven en langdurig lijdend’.42

Het nationale bewustwordingsproces van het Boheemse en Moravische volk ontstond binnen de werkelijkheid van het multi-etnische rijk en kan het Austro-Slavisme worden genoemd. Het Austro-Slavisme dient te worden uitgelegd als een beweging die culturele banden benadrukte tussen de Slavische volkeren en cultuur, maar geen politieke zelfstandigheid of natie als optie zag: het Habsburgse Rijk bleef een beoogde politieke werkelijkheid met haar overheersend Duitse traditie en cultuur. 43 Binnen het

Austro-Slavisme werd echter een regionale identiteit uitgebouwd.

De ‘Tsjechische’ patriotten namen ook het idee van het ‘harmonieuze midden’ over van het Duitse voorbeeld, maar plaatsten zichzelf hierin centraal en niet zozeer Duitsland.44 De Tsjechen plaatsten zichzelf in het ‘midden’ tussen ‘West-Europa’ en

de ‘Slaven’ en als volk tussen de cultuur van de Griekse Oudheid en de Germanen.45

Sterker, dit idee van het ‘midden’ werd ontdekt als een defensief middel ten opzichte van de Duitse hegemonie en betekende een uitsluiting van Duitsland.

De Tsjechische romantische historicus František Palacký is in deze context een sleutelfiguur die de nationale identiteit en de ‘historische afstamming’ (en toekomst) van de Tsjechen vastlegde in zijn Geschichte von Bohmen dat hij schreef in 1836 en 1837.46 Palacký beschreef voornamelijk Bohemen als het ‘centrum en het hart van

41 J. Pekař, p. 387, ‘O Smysl ceskych dejin’, zoals geciteerd in: Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa,p. 25

42 Joep Leerssen, National Thought in Europe, p. 154

43 Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa, p. 31

44 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 19

45 Ibid. p. 19

(15)

Europa’ binnen de kleine naties tussen Duitsland en Rusland.47 Interessant in dit kader

is dat Palacký de Tsjechen binnen de sub-regio specifiek in het midden plaatste maar zonder Duitsland. Hier is een tweeledige uitleg voor.

Ten eerste positioneerde Palacký de Tsjechen als ‘brug’ tussen Germaanse en Slavische volkeren, tussen Oost-Europa en West-Europa en dus niet als vereenzelviging met oost en west. De eerder genoemde banden met de Slavische cultuur en met het westen waren een onderdeel van Bohemen. Halverwege de negentiende eeuw, in de hoogtijdagen van het nationalisme, waren juist de opkomst van de Pan-Germaanse en Pan-Slavische tendensen een dreiging voor de ‘kleine natie’ die haar eigen identiteit zocht. De filosofie van de ‘kleine natie’ voor de eigen identiteit als een idyllische droom of mythe kan hierin gevonden worden.48 De ‘kleine

natie’ diende haar identiteit, traditie (het bestaansrecht) te behouden tussen de hegemoniale grootmachten. De nadruk op Bohemen als het ‘midden’ en centrale punt kwam juist te liggen op de historische versmelting van Romaanse, Slavische en Germaanse elementen in deze Habsburgse regio, zoals ook te zien is in de vorming van de natie met haar minderheden, de multinationale staat en de Rooms-katholieke kerk. Dit gaf de Tsjechen zowel historisch als geografisch de rol als ‘midden’.49

Ten tweede betekende Midden-Europa halverwege de negentiende eeuw inmiddels een ‘Duitse’ invulling in de discours over een ‘groot-Duits’ of ‘klein-Duits’ kader, dat op zijn minst een samenwerking of Kulturgemeinschaft zou kunnen betekenen van de overheersende cultuur in het Duitse en Habsburgse Rijk. Deze Duitse ideeën kwamen zoals eerder gesteld voort uit een verdediging ten opzichte van het Westen en het Oosten en zouden voor de ‘niet-Germaanse’ minderheden zoals de Tsjechen geen voordelige positie opleveren.50 In het revolutiejaar 1948 was Palacký een van de

aanvoerders van het Pan-Slavische congres te Praag gericht tegen het Duitse congres van de Duitse confederatie in Frankfurt in datzelfde jaar. Palacký verkondigde de boodschap dat de ‘Boheemse Slaven’ niet vertegenwoordigd wilden zijn in Frankfurt.51 Hiermee verkondigde Palacký een belangrijke politieke boodschap voor

het nationale bewustwordingsproces van de Tsjechische minderheid binnen het Habsburgse Rijk. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de ‘Slavische kaart’ 47 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 21

48 Ibid. p. 22

49 Ibid. p. 20

50 Ibid. p. 20

(16)

politiek werd ingezet: een dubbelzinnige constructie die kan worden gezien als een verdedigingsmechanisme.52

Dit idee van een regionale en nationale identiteit met gebruik van het ‘midden’ was dus een variant op het oorspronkelijk Duitse begrip terwijl er verscheidene overeenkomsten waren, zoals het idee over Slavische volkeren dat als typisch Herderiaans etnisch nationalisme gezien kan worden.53 Daarnaast bestond het idee

binnen de werkelijkheid van een multinationaal rijk waar de Duitse cultuur en traditie overheerste.54 Het Tsjechische regionale idee van het ‘midden’ werd een tweeledige

constructie van een Slavische herkomst en de Duitse cultuur. Deze variant kan aldus geplaatst als een reactie op het ‘Duitse’ idee, waar de oppositie nu niet zozeer ten opzichte van Frankrijk en het oosten was geformuleerd maar ten opzichte van het oosten en het specifiek Duitse gebied waar het idee over het ‘midden’ was ontstaan.

1.4 Midden-Europa: Duitse en Tsjechische politieke projecten tot 1945

De Eerste Wereldoorlog markeert een verschuiving van het Duitse Mitteleuropa. Al eerder symboliseerde Duitsland tijdens de hoogtepunten van de Europese spanningen begin twintigste eeuw een agressieve buitenlandse politiek.55 Een nieuw hoofdstuk

binnen de werkelijkheid van oorlog voorzag een defensief en tegelijkertijd expansionistisch type Mitteleuropa opkomen. De Duitse hegemonie werd een politiek project waarbinnen niet enkel een culturele sfeer werd geduid, maar meer omvattende politieke en economische doelstellingen werden geformuleerd met name ter verdediging ten opzichte van het westen (waar inmiddels Amerika onder viel) en Rusland. Friedrich Liszt bracht in 1908 een invloedrijk Mitteleuropa-project naar voren: een sterk Duitsland met een economisch achterland: het huidige Centraal-Europa. Het discours ontwikkelde steeds meer van een ‘idee’ naar een ‘object’ van idealisme en planning.

Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de Duitse buitenlandse politieke oriëntatie radicaler onder leiding van kanselier Bethmann-Hollweg, die voornamelijk een door Duitsland economisch gedomineerd Centraal-Europa voor zich zag, waarbij het

Ostraum zou dienen als economisch achterland voor de Duitse economie, in

52 Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa, p. 31

53 Joep Leerssen, National Thought in Europe, p. 156

54 Ibid. p. 156, en Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa, p. 25

(17)

navolging van het eerdere idee.56 Dit imperialistische kader dient wel met nadruk in

een oorlogstijd te worden geplaatst.

In 1915 publiceerde de Duitser Friedrich Naumann het beroemdste werk over Mitteleuropa, genaamd Mitteleuropa. Het was een plan voor een samenwerkingsverbond, een Centraal-Europese unie, tussen het Oostenrijk-Hongaarse Rijk en Duitsland, waarbij een zogenaamde ‘afsluiting’ door ‘Chinese muren’ Europa na het einde van de oorlog in drie verschillende zones zou indelen. Een groot Mitteleuropa zou ontstaan uit zoveel mogelijk landen tussen het westen en het oosten onder Duitse leiding. De kleine naties en etnische minderheden zouden aldus worden opgenomen in dit idee van het ‘midden’. Naumann modelleerde zijn idee naar een positief beeld van het Habsburgse Rijk met haar multinationale karakter en legitimeerde zijn plan met de historische geografie van het Heilige Roomse Rijk.57

Alhoewel Mitteleuropa een economisch en politiek werk was had het ook culturele consequenties.58 Het idee omvatte een grotere (supranationale) ‘Midden-Europese

identiteit’ die naast de nationale identiteit zou bestaan. Het zou in principe geen ongelijke Duitse hegemonie moeten betekenen (Naumann benadrukte dat de etnische minderheden niet benadeeld zouden worden), maar het idee bevatte toch een belangrijk Duits cultureel element: de taal van dit institutionele Mitteleuropa zou namelijk Duits zijn.59 De ‘Duitse kwestie’ als project was met Naumann’s

Mitteleuropa wederom een supranationaal samenwerkingsverband in het Centraal-Europese gebied op economisch, politiek en cultureel vlak.

Het werk van Naumann kan niet los worden gezien van het Tsjechische idee van Midden-Europa, genaamd ‘Nieuw Europa’ dat gedurende de jaren van de Eerste Wereldoorlog tot stand kwam. De Tsjechische filosoof in ballingschap en latere president van de Eerste Tsjecho-Slowaakse republiek T.G. Masaryk maakte zich hard voor een onafhankelijk Tsjechië in een groter federaal geheel. Masaryk reageerde fel op het idee van een Mitteleuropa, een Duits idee, en beargumenteerde dat Naumann’s idee als een Duits imperialistisch concept diende te worden gezien.60

56 Peter Stirk, A History of European Integration from 1914, London: Pinter 1996, pp. 18, 20 57 Pim den Boer, ‘Essay I: Europe To 1914: The Making of An Idea’, p. 65

58 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 21

59 Peter Bugge, ‘Essay II: The Nation Supreme: The Idea of Europe 1914-1945’, p. 92

(18)

Hij presenteerde het alternatief ‘Nieuw Europa’ voor na de oorlog als een ‘zone van kleine naties tussen Duitsland en Rusland’ die geheel onafhankelijk zouden zijn. Daarnaast zou er regionale samenwerking plaatsvinden, die uiteindelijk in de toekomst een algehele integratie van Europa zou bewerkstelligen.61 Masaryks idee

was gebaseerd op het feit dat democratische staten het antwoord dienden te worden op de inmiddels achterhaalde theocratische rijken van het Centraal-Europese gebied.62

Het plan werd opgevat voor een werkelijk federaal Centraal-Europees vastomlijnd gebied: een poging tot een ‘Midden-Democratische Unie’ waarvan twaalf staten lid werden kwam gedurende de oorlog kort tot stand, maar werd uiteindelijk nooit een politieke realiteit.63 Zijn ‘zone van onafhankelijke staten’ werd vanaf 1918 wel

werkelijkheid. Het uiteenvallen van het Habsburgse Rijk in Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije en andere onafhankelijke staten zorgde voor een gefragmenteerde maar nieuwe indeling van Centraal en Oost-Europa.

Vanaf 1921 duidde Masaryk het Centraal-Europese gebied als een ‘speciale zone van naties tussen het Westen en het Oosten’ met een eigen naam: ‘Midden-Europa’.64

Voor Masaryk was dit een politieke en etnografische zone zonder het specifieke culturele element. De culturele indeling van Europa was ambivalent in Masaryks ideeën, waarbij specifiek Tsjecho-Slowakije ofwel tot het ‘centrale’ deel van Europa behoorde tussen Duitsland en Rusland, ofwel tot het westen, tezamen met Oostenrijk en Duitsland maar zonder de andere landen van de ‘speciale zone van kleine naties’.65

Hij zag de Tsjechen als de ‘meest westerse’ van de niet-Duitse naties en distantieerde zich dus, volledig in lijn met het gedachtegoed over het ‘midden’ vanaf de Tsjechische nationale wedergeboorte, van zowel een overkoepelend Slavische als Germaanse oorsprong of samenhang.66 Zijn idee werd door velen, niet in de laatste

plaats de Amerikanen en andere voorstanders van een ‘Europese federatie’, als een ‘Europees’ idee gezien, waarbij de toenadering van verschillende (onafhankelijke) naties naar elkaar centraal stond als het uiteindelijke doel. Masaryk’s ‘Het nieuwe Europa’ was uiteindelijk echter een samensmelting van de ingezette nationale politiek

61 Peter Bugge, ‘Essay II: The Nation Supreme: The Idea of Europe 1914-1945’, p. 70 62 Ibid. p. 69

63 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 21

64 Ibid. p. 21

65 Ibid. p. 22

66 T.G.Masaryk, The New Europe, London: Eyre and Spottiswoode 1918, p. 143, zoals geciteerd in: Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 22

(19)

en een vorm van een ‘Midden-Europese samenwerking’ ofwel een variant van Midden-Europa.

De Slowaak en tweede president van de Eerste Tsjecho-Slowaakse republiek Milan Hodža definieerde ook het Centraal-Europese gebied als een zone voor economische samenwerking en meer nog als een zone met een gezamenlijke historische achtergrond, duidelijk verschillend van zowel het oosten, Duitsland als het westen.67 Hodža was eenduidiger dan Masaryk in zijn economische en politieke richting maar deelde voornamelijk de wens voor een onafhankelijk Tsjecho-Slowakije.

Zowel Masaryk, Hodža als Naumann probeerden doelgericht het probleem van het centraal-Europese gebied het hoofd te bieden met een Midden-Europees idee vanuit het nationale perspectief.68 Masaryk en Naumann voorzagen echter een tegengesteld

zwaartepunt in het idee van een samenwerking van een groter gebied. Voor Naumann waren centralisatie en een gezamenlijke richting op politiek gebied van groot belang, terwijl hij conflicten over de minderheden en het nationalisme van minderheden in het multinationale ‘centrale’ gebied ruim onderschatte. Voor Masaryk stond het belang van economische en politieke onafhankelijkheid van de individuele natie voorop. Hij onderschatte echter de inmiddels grotere nationale problemen onderling in het voormalige Habsburgse Rijk waardoor zijn supranationale federale idee voor de soevereine staten in Centraal-Europa niet van de grond kwam.69

Het Tsjechische idee gebruikte voornamelijk het concept ‘Centraal-Europa’ of ‘Nieuw Europa’ in plaats van het Duitse Mitteleuropa vanwege de bijsmaak van een Duitse hegemonie. Het Tsjechische idee en project na de Eerste Wereldoorlog voor een ‘Nieuw Europa’ was opnieuw gedefinieerd ten opzichte van Duitsland en zag geen rol weggelegd voor Duitse cultuur, traditie of politieke samenwerking waarbij daarnaast ook Oostenrijk en Hongarije werden uitgesloten.70 Tsjechische en Duitse ideeën

vochten aldus over het recht om zichzelf in het ‘midden’ van Centraal-Europa te plaatsen.

Toch bevatte de Tsjechische variant vanaf vlak na de Eerste Wereldoorlog de belangrijkste elementen van het discours Midden-Europa die vanuit het Duitse 67 Peter Bugge , ‘The Use of the Middle’, p. 22

68 Peter Bugge, ‘Essay II: The Nation Supreme: The Idea of Europe 1914-1945’, p. 93 69 Ibid. p. 92

(20)

perspectief in de negentiende eeuw was geformuleerd: een ambivalente houding naar het westen, zichzelf er juist wel of niet binnen plaatsen, de politieke oppositie naar het oosten (met name naar Rusland), de afbakening van het ‘centrale gebied’ en de nadruk op een gezamenlijke historie en bestemming in dit gebied. Het ‘centrale of nieuwe Europa’ als benaming voor haar Duitse tegenhanger was aldus een politieke en culturele discours. Een specifiek ‘Tsjechisch’ idee van Midden-Europa bleef tweeledig. Daarnaast leunde het net als het Duitse idee op met name politiek-economische en vooral nationale plannen, beargumenteerd met grotere en wisselende culturele opvattingen.71

Het einde van de jaren twintig bleek wederom exemplarisch voor de verschillende interpretaties van Midden-Europa vanuit een nationaal en regionaal oogpunt in het Centraal-Europese gebied. Te midden van de Europese plannen voor een integratie op grote schaal, zoals plannen voor een Pan-Europa van de Oostenrijker Coudenhove-Kalergi, economische integratie ten opzichte van Amerika en overige uiteindelijk gefaalde ‘Europese’ plannen, stond de economische integratie van Duitsland, Oostenrijk en de nieuwe onafhankelijk ‘kleine naties’ in het gebied richting Rusland hoog op de politieke agenda. 72

Tsjechië zag in Duitsland altijd een dreigend groot buurland. In 1928 kwamen de Tsjechische minister president Beneš en de Duitse staatssecretaris von Schubert samen om een economische samenwerking te bespreken tussen verschillende landen in het Centraal-Europese gebied.73 De Duitse Schubert kwam met het plan voor een

economische samenwerking tussen Duitsland, Oostenrijk en Tsjechië, een variant van een plan voor ‘Anschluss’ van Oostenrijk bij Duitsland dat sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog op de agenda stond, terwijl Beneš graag een systeem wilde creëren tussen de kleinere landen meer oostelijk. Als tussenoplossing gaf Schubert aan dat wellicht een combinatie van de plannen een goed idee was, maar Beneš

vreesde dat een machtige grote speler als juist Duitsland de kleinere naties zou incorporeren in een eigen economisch plan. Het plan zou iets te veel lijken op een inmiddels ouder idee van Mitteleuropa, waar een hegemoniaal Duitsland de dienst uit zou maken.74 Vanuit verschillende landen, zoals Frankrijk en Tsjecho-Slowakije

71 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle, p. 22

72 Peter Stirk, A history of European Integration,p. 38

73 Ibid. pp. 33, 34

(21)

werden de plannen voor economische samenwerking of ‘Anschluss’ vanuit Duitsland als een ‘prelude voor de herschikking van Oost-Europa’ gezien.75

In Duitsland groeide de steun voor een specifiek Centraal-Europese strategie op economisch vlak. De Duitse Staatssecretaris Bülow sprak de wens uit dat deze strategie zou uitgroeien tot een ‘uitwisseling van politieke concessies’ in het gebied voor ‘economische doeleinden’.76 In de economisch zware jaren dertig groeide de

Duitse samenwerkingen en (voornamelijk bilaterale) verdragen met de landen in Centraal-Europa die zeer sterk afhankelijk waren van het geïndustrialiseerde en grote Duitsland.77 Deze bilaterale samenwerkingen bewerkstelligden voor de ‘zone van

kleine naties’ een asymmetrische situatie.

De samenwerking tussen een steeds machtiger wordend Duitsland en het Centraal-Europese gebied in het ‘midden’ en Oost-Europa, verkreeg een imperialistisch en totalitair karakter met de komst van de Nazi-Partij in de jaren dertig en de politieke realiteit in de Tweede Wereldoorlog. Midden-Europa verkreeg vanaf de jaren dertig in het Duitse discours opnieuw een plek na de mislukte pogingen in de jaren twintig om een meer geïntegreerd Europa te creëren. De depressie had gezorgd voor een sterke radicalisering en een hernieuwd nationalisme.78 Het Duitse Mitteleuropa was opnieuw

een manier voor Duitsland om Europa vorm te geven in een politiek project.79 Dit keer

in de vorm van het Derde Rijk.

Het Duitse perspectief betekende in nazi-Duitsland geen culturele hegemonie of economische samenwerking meer, maar een ‘germanisering’ van het gehele gebied in het Duizendjarige rijk van Hitler.80 De nieuwe indeling was de Germaanse wereld

tegenover de Slavische wereld waarbij de geografische grens bij Rusland werd gezet.81 De ‘natuurlijke’ grens van Duitsland werd opgerekt tot de niet-Duitse

gebieden. De ‘Europa-ideologie’ van Nazi-Duitsland, die zoals bekend werkelijkheid werd in de Tweede Wereldoorlog, was een tweedeling van wederom oost en west,

75 Ibid. p. 39 76 Ibid. p. 39 77 Ibid. p. 44 78 Ibid. p. 19,20 79 Ibid. p. 20 80

(22)

echter gebaseerd op een pervers idee over etnische verschillen en afhankelijke gebieden onder de hegemonie van Duitsland.

De destructieve Tweede Wereldoorlog veroorzaakte een steeds sterker anti-Duits sentiment. Duitse hegemonie was tot uiting gekomen in de meest gevreesde vorm van de idee Midden-Europa, waarbij de multi-etnische samenleving van Tsjecho-Slowakije hevig werd geraakt. Tsjecho-Tsjecho-Slowakije voorzag na de oorlog een verschuiving van het idee van een Centraal-Europa zonder Duitsland, naar een idee van Centraal-Europa zonder Duitsers.82 De Sudeten-Duitsers, traditioneel een grote

bevolkingsgroep in Tsjecho-Slowakije, werden over de grens gezet. De verdere afbrokkeling van het ‘idyllische midden’ zoals Tsjecho-Slowakije de samensmelting van historie, cultuur, traditie en etniciteit binnen haar ‘kleine natie’ zag, was doorgezet.

1.5 De zichtbare afscheiding tussen Oost en West

Het discours Midden-Europa zou een langdurige politieke ontkenning krijgen in de nieuwe Oost- en Westdeling na de incorporatie van het Centraal-Europese gebied in de Sovjet-Unie. De oost-westindeling was politiek en geografisch opnieuw een feit. De regionale grootmacht was nu de Sovjet-Unie waardoor Tsjechië wederom als ‘kleine natie’ niet haar onafhankelijkheid kon bewaren. De Tsjechen werden in Oost-Europa geplaatst, ‘Centraal-Oost-Europa’ bestond politiek niet meer. In het verlengde hiervan was het ‘Duitse Mitteleuropa’ een verloren concept dat al eerder haar aantrekkingskracht had verloren nadat Hitler er een destructieve draai aan had gegeven. Daarnaast was het verdeelde Duitsland zelf het middelpunt in de oost en west-deling.

Dit betekende echter niet dat de idee Midden-Europa in haar geheel zou verdwijnen uit het intellectuele en zelfs het politieke debat ten tijde van de Koude Oorlog. In tegendeel. De culturele en economische interpretatie van het ‘midden’ bleef na de Tweede Wereldoorlog op gezette tijden een discours zowel in Duitsland, Tsjechië als ook naburige Centraal-Europese naties in een politieke werkelijkheid van oost en west.83

82 Ibid. p. 23

(23)

Hoewel het Duitse discours een economische en politieke samenwerking impliceerde tussen oost en west vanaf de jaren zestig, zou de idee Midden-Europa een hernieuwde en zeer belangrijke culturele (en later politieke) invulling krijgen vanaf de jaren tachtig vanuit de gehele regio. Het intellectuele debat zelf kende geen geografische grenzen: zowel in het westen, Duitsland en met name in Centraal-Europa werd de idee Midden-Europa afgestoft.

De weg naar dit debat kent een voorgeschiedenis: de plotselinge aandacht in de jaren tachtig voor de Centraal-Europese regio door intellectuelen en het gehele publieke discours kwam voort uit de geleidelijke politieke en economische ontwikkelingen gedurende de Koude Oorlog, zowel in het oosten, het westen en daarmee onlosmakelijk ook het ‘midden’.

1.6 Geschiedenis van de terugkeer: de oprispingen en de voorwaarden

Begin jaren zestig kwam het concept Mitteleuropa in de Duitse sociaaldemocratische kringen terug. De ‘Duitse kwestie’ was een harde werkelijkheid geworden met de komst van de Muur. Een aanpak om de politieke overtuigingen te verminderen tussen oost en west en daarmee ook wederom de nationale ‘Duitse kwestie’ werd de achtergrond van een positief gebruik van het concept Mitteleuropa.84

De notie Mitteleuropa werd gebruikt binnen de Ostpolitik van de West-Duitse bondskanselier Willy Brandt als nieuwe politieke doelstelling in relatie tot de ‘Duitse kwestie’ en de oppositie NAVO versus het Warschaupact.85 De ‘Ostpolitik’ dient niet

te worden verward met de retoriek over Mitteleuropa die vanaf de Tweede Wereldoorlog totaal in diskrediet was gebracht.86 De ‘Ostpolitik’ zorgde voor

verdergaande samenwerking tussen de communistische landen en West-Duitsland en was een belangrijke factor voor de normalisatie van de verhoudingen tussen Oost en West eind jaren zestig en begin jaren zeventig. De overkoepelende Ostpolitik was dus een politiek voor de versterking van banden, economische handel en veiligheidssamenwerking van de Bondsrepubliek met de DDR, Oost-Europa

(Osteuropapolitik) en Rusland.87

84 Timothy Garton Ash, ‘Mitteleuropa?’, in: Daedalus, vol.119, nr.1, (1990), p. 3

85 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 25

86 Ibid. p. 26

(24)

Mitteleuropa werd in deze Oost en West-discours door Willy Brandt genoemd als beoogd economisch en politiek ideaal inzake de Duitse economische relaties met het oosten die een detente kon bewerkstelligen.88 In het verlengde hiervan zou een

Centraal-Europees veiligheidssysteem de NAVO en het Warschaupact dienen te vervangen.89 Dit was een politieke uiting binnen de idee Midden-Europa: een

‘midden’ tussen de hegemoniale machten waarin Duitsland de cruciale rol zou spelen. Een belangrijke voorwaarde voor het voortbestaan van de idee Mitteleuropa in de Oost en West-oppositie was dat de ‘idee Europa’ opnieuw op de voorgrond trad in de vorm van het project voor (West-)Europese integratie.90 Europa als een positief en

defensief project tegen (en tussen) Amerika en de Sovjet-Unie, had gevolgen voor het ‘periferie’-gebied in Centraal-Europa maar ook voor de rol van Duitsland in het gebied. Binnen de ‘idee’ en het ‘project’ Europa kreeg het kapitalistische westen wederom de traditionele rol toebedeeld van voorbeeld waarnaar de achterlopende periferie zich naar zou kunnen modelleren.91 De Centraal-Europese regio die zich in

het oosten geplaatst zag was echter niet zo stellig over de tegenstelling van het ‘achterlopende Oost-Europa’ en het ‘progressieve kapitalistische Westen’. De West-Europese integratie werd met argwaan bekeken vanuit het ‘centrale’ communistische perspectief en als uiting gezien van Amerikaans kosmopolitisme en kapitalisme.

1.7 Tsjechië en Europa

Het antiwesterse, anti-kosmopolitische en ‘nationale’ communisme van Tsjecho-Slowakije was een breed gedragen beginsel vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog tot zelfs na de Praagse Lente. Ondanks de dissidentencultuur in Tsjechië, werd West-Europa tot aan de jaren tachtig zeer zeker niet als een beoogd politiek of cultureel voorbeeld gezien. Hier waren verschillende redenen voor in het land dat zich de retoriek van het ‘lot’ van de ‘kleine natie’ en de superioriteit van het ‘midden’ eigen had gemaakt.

Tsjecho-Slowakije na de Tweede Wereldoorlog was gericht op een sterk nationale politiek en socialistisch gedachtegoed waarvoor de goed gestructureerde instituties van het nieuwe communistische regime medeverantwoordelijk waren. Het 88 Ibid. p. 3

89 Ibid. p. 3

90 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 25

(25)

Tsjechische beeld van ‘Europa’ was dat het eigenlijk niet meer bestond. Na ‘München’ in 1938, waarbij ‘het westen’ de Tsjechen in de steek hadden gelaten en Duitsland haar ingezette expansiedrift kon doorvoeren in Tsjecho-Slowakije, was de stabiliteit van het communistische regime met een gestructureerde nationale cultuurpolitiek voor de Tsjechen een belangrijk alternatief, ook al betekende dat verregaande censuur en een klein politiek domein.

Het heersende beeld van het communistische alternatief was ook gericht tegen de op West-Europa georiënteerde Eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek van Masaryk die gelijk werd gesteld met kosmopolitisme en niet met het nationale socialistische ideaal. Kosmopolitisme was de oorzaak van de wil tot Europese of Midden-Europese integratie die vanuit het perspectief van Tsjechië na de Tweede Wereldoorlog gerelateerd was aan fascisme en imperialisme.92 Het afzetten hiertegen, ondanks de

wellicht dubieuze gelijkstelling met de zeer nationaal gerichte en humanistische Masaryk, was onderdeel van de communistische retoriek voor een anti-Europese houding tezamen met (want in dienst van) een anti-Amerikaanse houding.93

Wat echter wel veranderde was de internationale (culturele) blik van de dissidenten die zich voor het eerst duidelijk zouden laten horen ten tijde van de Praagse Lente. De buitenlandse literatuur, de zelfkritische blik op de Tsjechische natie en haar plek in de wereld werden besproken.94 De hervormingsbewegingen van de Praagse Lente

creëerde de mogelijkheid om met minder censuur te leven, terwijl het politieke domein groter werd. Een meer internationale blik op de rest van de wereld ontstond, en zeker ook op Europa. Een vermindering van de heersende euroscepsis en het superioriteitsgevoel ten opzichte van Europa ontstond echter nog niet. 95 Vanwege de

openheid van deze politieke hervormingen naar de wereld om Tsjechië heen, buiten de Sovjetsfeer, kwam de vraag naar boven wat de plek van de Tsjechen was binnen de Europese cultuur en geschiedenis en hoe de Tsjechen de Europese cultuur konden verrijken.96 Belangrijke intellectuelen en dissidenten die zich gedurende de Praagse

Lente tegen censuur en de opgelegde cultuurpolitiek roerden en deze vragen trachtten

92 Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa, p. 250

93 Ibid. p. 245, 246

94 Ibid. p. 255

95 Ibid. p. 237

(26)

te beantwoorden waren onder andere Milan Kundera, Pavel Kohaut en de latere politici Václav Havel en Václav Klaus.

Enkele dissidenten in Tsjecho-Slowakije benadrukten dat er een speciale missie voor het ‘land in het midden’ was weggelegd: het vormde een ‘hogere synthese’ tussen de gescheiden werelden.97 De Tsjechische Milan Kundera was gedurende de jaren zestig

de in het oog springende intellectueel die deze gedachtegang verwoordde als het specifieke Tsjechische geval van het ‘midden’. De ‘hogere synthese’ was de combinatie van socialisme en burgervrijheid in Tsjechië. Daarnaast zag de ‘hogere synthese’ alle Europese tradities samenkomen. Het ‘midden’ functioneerde als ‘arbiter’, als een voorbeeld ook, te midden van culturele en ideologische verscheidenheid van oost en west.

Het idee van het ‘midden’ nadien benadrukte dat de Tsjechen weliswaar ongewild in de politieke werkelijkheid van het oosten lagen, maar haar culturele oriëntatie mede op het Westen was gericht.98 Tegelijkertijd was het socialistische ideaal onderdeel van

de Tsjechische cultuur. Interessant is op welke wijze er een onderscheid werd gemaakt tussen het huidige West-Europa en het historische West-Europa. Het huidige westen werd geassocieerd met en beïnvloed in haar culturele richting door de Amerikaanse hegemonie. De Koude Oorlog-idee van een ‘Atlantisch Europa’ zorgde voor een beeld van een West-Europa dat niet het ‘ware Europa’ vertegenwoordigde voor de Tsjechen. Europa en haar verleden werden, ondanks een meer open blik naar de plek voor de Tsjechen in Europa, niet positief bekeken. Kortom, West-Europa werd daarbinnen nog het meest kritisch bekeken als een afhankelijk gebied en niet als een entiteit op zichzelf.

Opmerkelijk was wel dat de Praagse Lente en haar hervormingen duidelijk een gevoel van ‘Europese samenhang’ uitte.99 Deze samenhang werd benadrukt tegenover de

overheersende machten in zowel het oosten als het westen, de Sovjet-Unie, Amerika en zelfs ook Duitsland. De nieuw ingeslagen weg was het verlangen naar een ‘Europese koers’ onafhankelijk van deze grootmachten. Een Europees-brede samenwerking werd zelfs gepropageerd, waarbinnen dus de communistische

97 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p 24

98 Ibid. p. 23

(27)

(Europese!) landen ook met de rest van Europa zouden samenwerken.100 De

ontwikkelingen die volgden in de jaren zeventig kunnen na de hervormingen, de Praagse Lente en een aanzet tot Europees denken als een langzaam keerpunt worden gezien. Soms werd er gesproken van Midden-Europese toenadering door de dissidenten in Tsjechië, al ging het meestal om ‘voorstellen tot verbetering van de situatie in de regio’.101

De Helsinki-akkoorden in 1975 zouden een verdere toenadering tot ‘Europa’ laten zien en waren tekenend voor de veranderende visie op de oppositie oost-west die sinds het begin van de Koude Oorlog een feit was. De Helsinki-akkoorden waren de meest belangrijke aanleiding tot de culturele debatten over het beeld van West-Europa in Centraal-Europa die later in de jaren tachtig zouden terugkeren.102 De detente

tussen oost en west maakte de Helsinki-akkoorden mogelijk. Dit ‘Europese’ akkoord dat in eerste instantie tot doel had de veiligheid te garanderen tussen de Sovjet-Unie en het westen, kreeg een bredere betekenis vanwege de opname van mensenrechten in het akkoord, dat een gezamenlijke visie uitte binnen Europa.

1.8 ‘Europa’ in de schijnwerpers: Centraal-Europa en de idee Midden-Europa

Het debat over Centraal-Europa als regio zelf werd pas weer relevant in de jaren 1980. Het discours Midden-Europa verkreeg een nieuwe invulling door middel van het intellectuele debat in de jaren tachtig. De notie dat Centraal Europa een ‘onderdeel’ van Europa was stond in het debat centraal.103 Het nieuwe concept werd

gepositioneerd als ‘apolitiek’: de Centraal-Europese regio was een ‘Europese cultuur’

naast de politieke systemen waarbinnen Europa te verdelen was.

De Tsjechische historicus Jaques Rupnik stelt dat de terugkeer van Centraal-Europa als een afgegrensd gebied voortkomt uit de politieke omstandigheden onder Gorbachev (1985-1990) die mogelijk maakten dat de Sovjet-grip op de satellietstaten verminderd werd en dat de naties in de Centraal-Europese regio zichzelf begonnen te duidden als ‘subjecten’ in plaats van ‘objecten’ in de historie.104 Echter, zoals

100 Ibid. p. 267

101 Ibid. p. 267

102 Ibid. p. 291

103 Alexandra Tieanu,’From Alterity to Identity: A Central European View of Europe

at the End of the Twentieth Century’, in: Journal of the Lucas Graduate Conference, (2013) p. 20

(28)

hierboven beschreven, was het nationale denken en daarnaast de geschiedenis van de regio binnen Centraal-Europa de belangrijkste voorwaarden voor stellingname over Centraal-Europa binnen Europa. De terugkeer van een debat over Centraal-Europa kan deels woorden verklaard uit politieke ontwikkelingen en deels uit een internationaal debat dat juist invloed zou hebben op de politieke ontwikkelingen. Het artikel van de eerder genoemde Milan Kundera ‘The Tragedy of Central Europe’ uit 1984 in The New York Times kan als startpunt worden gezien van het debat in de jaren tachtig en zwengelde een internationale discussie aan.105 De naar Parijs

geëmigreerde Milan Kundera beschreef Centraal Europa als een ‘cultuur’ en niet als een ‘staat’ en definieerde haar grenzen als iets dat telkens opnieuw geïnterpreteerd kon worden naar gelang het tijdperk en de politieke realiteit.106 Voor Kundera was in

Centraal-Europa altijd de traditionele samenkomst van ‘Europa’ te zien, maar de Centraal-Europese cultuur was niet meer.107 Het behoorde niet tot het oosten, onder

Rusland, niet tot het westen, maar was ‘Europees’, en werd in de politieke werkelijkheid van het oosten bedreigd.108 Voor Kundera was daarnaast het

communisme hetgeen dat de achterstand van het Centraal-Europese gebied had veroorzaakt.109

Hiermee uitte hij een oordeel over Rusland als niet behorend tot Europa en oordeelde hij juist de combinatie van oost en west als een voorwaarde voor Centraal-Europa of het ‘midden’. Zijn argument steunde op een historische scheiding tussen het Oude Rome en het Byzantijnse Rijk en daarmee de scheiding van de kerk waarmee de ontwikkeling van West-Europees denken ten opzichte van de ‘andere cultuur’ kon worden geplaatst. Centraal-Europa, de landen Tsjecho-Slowakije, Hongarije en Polen, behoorde cultureel en historisch tot het Westen.110 De collectieve ‘ander’ is daarmee

impliciet dat deel van Oost-Europa dat niet tot de ‘Europese cultuur’ behoort: landen met een orthodox dan wel een Byzantijns, Ottomaans erfgoed. De idee van de ‘Habsburgse mythe’ waarnaar romantisch verwezen werd als een positieve

105 Michal Kopeček,‘Politics, Antipolitics, and Czechs in Central Europe: The Idea of “Visegrád Cooperation” and Its Reflection in Czech Politics in the 1990s’, in: Questionable Returns, A. Bove ed., Vienna: IWM Junior Visiting Fellows Conferences, Vol. 12 (2002), p. 2

106 Milan Kundera, “The Tragedy of Central Europe,’ The New York Times, (1984), p.115

107 Peter Bugge, ‘The Use of the Middle’, p. 24

108 Paul Blokker, ‘Europe ‘United in Diversity’: From a central European Identity to Post-nationality?’ in: European Journal of Social Theory, nr. 11, (2008), p. 260

109 Michal Kopeček, ‘Politics, Antipolitics, and Czechs in Central Europe, p. 4

(29)

multinationale cultuur met een Roomse traditie kon hierin gevonden worden. Daarnaast associeerde hij klaarblijkelijk en paradoxaal genoeg ‘Europees’ op zijn minst grotendeels als ‘West-Europa’ en de ontwikkeling van de Europese historie als West-Europees, een eeuwenoud zelf-imago over het ‘idee Europa’.

Het artikel van Kundera zorgde voor veel kritiek van dissidenten in de Centraal-Europese landen. Vooral de oppositie van het communistische gevaar Rusland en het westen was onderhevig aan kritiek.111 Critici zoals de Hongaar János Kis, de Zwitser

François Bondy en de Tsjech Milan Hauner benadrukten dat er wel degelijk een brede receptie was van de westerse cultuur in de Centraal-Europese regio, maar dat er een afwijkende autoritaire politieke traditie heerste vanwege de geschiedenis in het gebied.112 Daarnaast vonden ze het verlies van de Centraal-Europese cultuur historisch

gezien te duiden vanaf de overheersing van de Nazi’s en niet vanaf de communistische tijd.113 Een inhoudelijk ander kritiekpunt werd door de Tsjechische

dissident en latere politicus Milan Šimečka aangehaald: Kundera zette Rusland als cultuur gelijk met het communisme dat van oorsprong een West-Europese doctrine was. Kritiek hierop ten opzichte van Kundera was belangrijk om te benadrukken dat een socialistisch ideaal niet haaks stond op een culturele en historische revaluatie van het gebied.114 Het socialistisch gedachtegoed was over het algemeen een belangrijk

gegeven in de Centraal-Europese regio, en stond niet ter discussie. Het meest belangrijke punt in het essay echter was dat Kundera de Centraal-Europese cultuur uitlichtte als een specifiek gebied binnen Europa dat cultureel en historisch verbonden was met het westen en bovenal dat hij het concept ‘Centraal-Europa’ internationaal terug op de kaart zette.

Het jaren tachtig debat kenmerkte zich door een ‘apolitieke’ visie op de idee Midden-Europa. Zowel in Duitsland, Tsjechië als ook Hongarije, Polen en Slowakije ging het meer om de culturele en historische kenmerken en overeenkomsten in een gedefinieerd gebied. Het was een historiografische eis voor het revalueren van de geschiedenis, de rol van de kerk en de culturele connecties van het gebied.115 Het

Midden-Europa debat kijkt historisch terug op het Habsburgse multinationale rijk en 111 Michal Kopeček, ‘Politics, Antipolitics, and Czechs in Central Europe’, p. 2

112 Ibid. p. 2

113 Ibid. p. 2

114 Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa, p. 305

(30)

kijkt in de toekomst naar een Europa zonder Yalta dat als startpunt van de oost en west-indeling werd gezien.116 Politiek en spiritueel gezien kijkt het weg van de

Sovjet-Unie en naar een ideaal van het ‘westen’, dat een hevig debat kent.117

Ook Václav Havel benadrukte de specifieke Centraal-Europese cultuur die een gezamenlijke historie kende. Havel plaatste Tsjecho-Slowakije tezamen met Hongarije en Polen als een cultuur die een aanvulling zou kunnen zijn op de Europese cultuur en de Wereldcultuur.118 Zijn beroemde essay uit 1984 ‘Politics and

Conscience’ verkondigde de ‘apolitieke politiek’ als ideaal. De politiek zou tegen de ‘technologie van macht en manipulatie’ moeten werken en streven naar moraliteit en garantie van de bescherming van het leven.119 Deze uitingen verklaarden ook zijn

kritische houding naar het kapitalistische westen, dat de technologie voortbracht waardoor ook West-Europa in een diepe crisis zat. Václav Havel positioneerde dus de Centraal-Europese cultuur in navolging van Kundera als losstaand van de politieke divisie en beargumenteerde daarnaast een vreedzame toenadering van ‘Europa tot Europa’.

De kunstcriticus Josef Kroutvor definieerde in het essay ‘Moeite met de geschiedenis’ uit 1988 de Centraal-Europese regio als een regio met een absurde geschiedenis: tussen het historische West-Europa en het ‘geschiedenisloze’ Oost-Europa.120 Het was

dus vooral de ‘geschiedenis’ die de regio definieerde. Juist vanwege haar geschiedenis was de regio wat zij was en dus niet enkel een geestelijke eenheid maar ook een eenheid van een verscheidene cultuur.121

Centraal-Europa werd aldus steeds meer geromantiseerd als het gebied waar alle culturele variatie en historie van Europa had plaatsgevonden, compleet in navolging van Milan Kundera die zich afzette tegen het oosten. De gevaren van eenheid en standaardisatie van zowel de moderne westerse wereld als voornamelijk ook de Sovjet-Unie, werden eerst opgemerkt en gevoeld in Centraal-Europa. In de woorden

116 Timothy Garton Ash, ‘Mitteleuropa?’, p. 1

117 Ibid. p. 1

118 Michal Kopeček, ‘Politics, Antipolitics, and Czechs in Central Europe’, p. 4

119 Ibid. p. 8

120 Carlos Reijnen, Op de Drempel van Europa, p. 303

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

 Dit brak in stukken uit elkaar, en afrika kwam 50 miljoen jaar geleden in botsing met Europa..

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Powrót rycerza z wyprawy wiedeńskiej 1683 (Terugkeer van een ridder na de Weense Veldtocht 1683), lithografie naar schilderij (1857) door Leopold Loeffler... Powrót

Przerwany podpis (Onderbroken ondertekening, ook wel 'Onderbroken verloving'), reproductie naar schilderij (1852) door Leopold Loeffler... Krewni ze wsi (Verwanten van het

Otto naar schilderij (1829) door Adolf Siebert... Twee nymphen decoreren de buste van Pan, porselein (laat 18 de eeuw), gebaseerd op prent

Przekupień (Kramer, 1893), houtgravure naar schilderij (voor 1897) door Henryk Siemiradzki... Kunst bringt Gunst, reproductie naar schilderij door