• No results found

Podiumkunsten en Culturele diplomatie: Een verkenning naar de inzet van podiumkunsten om maatschappelijke thema’s aan te kaarten, in de uitvoering van culturele diplomatie op de Nederlandse ambassade te Rome

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Podiumkunsten en Culturele diplomatie: Een verkenning naar de inzet van podiumkunsten om maatschappelijke thema’s aan te kaarten, in de uitvoering van culturele diplomatie op de Nederlandse ambassade te Rome"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Podiumkunsten &

Culturele diplomatie

Een verkenning naar de inzet van podiumkunsten om maatschappelijke

thema’s aan te kaarten, in de uitvoering van culturele diplomatie op de

Nederlandse ambassade te Rome.

Masterscriptie Theatre Studies

Faculteit der Geesteswetenschappen

Universiteit van Amsterdam

Milou van der Kolff

#10248536

Scriptiebegeleider: Dr. Peter Eversmann

Tweede lezer: Dr. Cock Dieleman

(2)
(3)

PODIUMKUNSTEN & CULTURELE DIPLOMATIE (PERFORMING ARTS & CULTURAL DIPLOMACY)

Milou van der Kolff Juli 2014

Theatre Studies, Universiteit van Amsterdam

Abstract

This thesis on Performing Arts & Cultural Diplomacy, explores the use of performing arts that address social issues, as a tool of cultural diplomacy as conducted by the Dutch Embassy in Rome.

Firstly, the outline of the history of Dutch international cultural policy shows the emergence of cultural diplomacy. The Dutch government’s lack of a clear definition of cultural diplomacy compelled me to draft a new one, namely: “the deployment of a state’s culture in support of its foreign policy goals by using aspects of international

cultural relations, public diplomacy and nation branding.” In collaboration with the

Dutch Embassy in Rome, a toolbox was designed for conducting Dutch cultural diplomacy.

By having recourse to a case-study, the practical execution of cultural diplomacy is examined. This case study, the Gender Bender festival in Bologna, is a

multidisciplinary festival with a focus on modern dance. The purpose of the festival is to raise awareness for LGBT-rights in Italy, a country with a long tradition of hiding homosexuality, and where gay organizations fight for equal rights. The Dutch Embassy in Rome has been supporting the festival financially for ten years. Apart from the funding aspect, they also support the organization of the festival in their struggle for LGBT-rights. For the Netherlands it furthermore increased the exposure of Dutch dance in Italy, the execution of public diplomacy policy, and the branding of the Netherlands as an open-minded country.

To conclude, the Dutch Embassy’s support of the Gender Bender festival very clearly demonstrates the three different aspects of cultural diplomacy. It encompasses

international cultural relations, through the arts diplomacy of exposing and promoting

Dutch modern dance in Italy. It encompasses public diplomacy, through the

addressing of social issues and supporting equal rights. And lastly, it also encompasses

nation branding, through economic diplomacy by linking Dutch businesses (KLM) to

the festival, thus expanding market opportunities. All in all it entails the support of a multidisciplinary festival, by making use of the multidisciplinarity of cultural diplomacy. Further research into this subject is to be recommended. For example, further

research is needed to analyze the impact of the Dutch support on the situation of LGBT-rights in Italy. Another possibility is to expand the scope of the analysis to include cultural departments of Dutch embassies worldwide. The support of performing arts projects needs to be analyzed in different countries, to see whether there are discrepancies in the application and effectiveness of cultural diplomacy between different Dutch embassies worldwide.

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 1

A- Nederlands Internationaal Cultuurbeleid 1. Nederlands Internationaal Cultuurbeleid ... 4

2. Definitie culturele diplomatie ... 10

3. Instrumentarium culturele diplomatie ... 16

B- Case study: Gender Bender festival Inleiding ... 22

1. Geschiedenis homoseksualiteit in Italië ... 23

2. Gender Bender festival ... 32

3. Steun Nederlandse ambassade te Rome aan het Gender Bender festival ... 36

Conclusie ... 41

Aanbevelingen ... 42

Nawoord... 44

Literatuurlijst ... 45

Bijlages ... 47

Bijlage I: Peggy Olislaegers ... 48

Bijlage II: Renilde Steeghs ... 49

Bijlage III: Cees de Graaff ... 51

Bijlage IV: Daniele del Pozzo ... 53

Bijlage V: Roberto Casarotto ... 60

Bijlage VI: Franco Grillini ... 61

Bijlage VII: Data Gender Bender festival ... 62

(6)

Inleiding

Een man in een tutu. Vogelgeluiden op de achtergrond. Langzaam ontwaakt hij. Als een vogel ontdekt hij al zijn ledenmaten en strekt ze langzaam uit. Met zijn armen fingeert hij de vleugels en maakt voorzichtig vliegbewegingen. Zal het hem lukken te vliegen of zal de zware pendule,

hangend boven zijn hoofd, hem naar beneden blijven drukken?

Een korte omschrijving van de performance van Juanjo Arques tijdens Performing Gender, op het Gender Bender festival 2013 in Bologna. Een optreden mede mogelijk gemaakt door de

Nederlandse ambassade te Rome in het kader van culturele diplomatie. In datzelfde jaar ondersteunt de ambassade te Rome nog 34 andere projecten. Twintig in de categorie Creatieve Industrie, zeven in de categorie Podiumkunsten, drie in Beeldende Kunsten, drie in Literatuur en als laatste één filmproject. De onderwerpen lopen uiteen van de agendering van homoseksualiteit, tot de promotie van Nederlandse architectuur; van een boekpresentatie van Kader Abdollah tot de presentatie van Nederlandse mode op de Pitti Uomo. Sinds 2008 is de term ‘culturele diplomatie’ een onderdeel in de nota van het Nederlands internationaal cultuurbeleid.1 Cultuur wordt dan

ingezet om Nederlandse internationale beleidsdoelen te verwezenlijken en om diplomatieke relaties te bevorderen. Dit alles zou passen in het kader van ‘soft power’, het vermogen om anderen te beïnvloeden via aantrekkingskracht, in plaats van via dwang of betaling2. Het lijkt een goede

manier om diplomatieke kracht uit te oefenen na tijden van ‘hard power’, waarbij macht werd uitgeoefend door middel van o.a. financiële sancties, of militair ingrijpen. Maar is dit wel zo? Kan cultuur, en dan met name podiumkunst, ingezet worden om buitenlandse beleidsdoelen te bereiken? Wat komt daar allemaal bij kijken? Over de precieze inhoud van culturele diplomatie is weinig Nederlandse literatuur te vinden. In mijn masterscriptie Theaterwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam zal ik in samenwerking met de Nederlandse ambassade in Rome de theorie en praktijk verkennen van culturele diplomatie, met een focus op podiumkunsten. In een case study zal ik kijken naar één project, het Gender Bender festival, dat subsidie en steun ontvangt van de ambassade. Hoe helpt deze steun het project en hoe helpt het project de ambassade?

Probleemstelling

Een verkenning naar de inzet van podiumkunsten om maatschappelijke thema’s aan te kaarten, in de uitvoering van culturele diplomatie op de Nederlandse ambassade te Rome.

In deel A van mijn scriptie verken ik het Nederlands internationaal cultuurbeleid. In hoofdstuk één zal ik een historische schets maken van het Nederlands internationaal cultuurbeleid, om het beleidskader van de werkzaamheden binnen de culturele diplomatie te schetsen. Hierbij baseer ik mij op de regeringsnota’s omtrent internationaal cultuurbeleid, de adviezen van de Raad voor Cultuur en beleidsonderzoeken van Toine Minnaert, één van de weinige historici van het Nederlands internationaal cultuurbeleid. Deze informatie voeg ik samen in een volledig, maar beknopt overzicht van de historie van het Nederlands internationaal cultuurbeleid. Recente

1 Timmermans & Plasterk 2008: 2 2 Nye 2008: 94

(7)

ontwikkelingen maken culturele diplomatie een belangrijke factor van dit beleid, maar een eenduidige definitie van culturele diplomatie is niet te vinden in de literatuur. Theoretici hebben zich het hoofd gebroken over de betekenis en uitvoering, resulterend in een wirwar van

verschillende definities, die voornamelijk gebaseerd zijn op de Amerikaanse politiek. In hoofdstuk twee leg ik deze definities uit de literatuur naast de Nederlandse beleidsnota’s om tot een definitie van culturele diplomatie te komen die toepasbaar is op Nederland. Hoe deze culturele diplomatie vervolgens praktisch kan worden toegepast in Nederland, komt aan de orde in hoofdstuk drie. De praktijkervaring van de ambassadeur Internationale Culturele Samenwerking, Renilde Steeghs, de directeur van Dutch Culture, Cees de Graaff, en van de cultureel attaché te Rome, Bas Ernst, zijn leidend geweest in het ontwerpen van een instrumentarium voor culturele diplomatie.

Na het in kaart brengen van de theorie omtrent culturele diplomatie en het Nederlands

internationaal cultuurbeleid, komt in deel B van mijn scriptie aan de hand van een case study de uitvoering aan bod. Als case study heb ik voor het Gender Bender festival in Bologna gekozen. Een festival dat strijdt voor homo-emancipatie en al jaren wordt ondersteund door de Nederlandse ambassade te Rome. Om te begrijpen hoe het thema dat het festival agendeert zich verhoudt tot de Italiaanse samenleving, schets ik in het eerste hoofdstuk een geschiedenis van homoseksualiteit in Italië. In Italië wordt weinig universitair onderzoek gedaan naar homoseksualiteit en

genderissues, en het onderzoek dat wordt gedaan is moeilijk terug te vinden. Dit komt omdat weinig uitgeverijen publicaties omtrent dit thema willen uitgeven. Om deze reden baseer ik mijn hoofdlijnen op een naslagwerk van de Argentijns-Amerikaanse Miguel Andres Malagreca die in het Engelstalige boek Queer Italy zijn ervaringen met de Italiaanse homowereld omschrijft. Voor verdere diepgang van de vroege geschiedenis baseer ik mij wederom niet op een Italiaan, maar op de Canadese queer-studies professor Louis Crompton en zijn boek Homosexuality & Civilization. Voor de recente geschiedenis baseer ik mij op Il movimento gay van Gianni Rossi Barilli, een Italiaanse homoactivist en één van de weinigen die schrijft over de geschiedenis van de Italiaanse homoseksualiteit. In dit hoofdstuk over geschiedenis van homoseksualiteit focus ik op de

emancipatie van homo’s, meer dan op die van lesbiennes, transgenders en andere seksuele uitingsvormen. Dit omdat het Gender Bender festival is ontstaan uit een homoactivistische beweging, ondanks het feit dat het tegenwoordig alle verschillende gendervormen

vertegenwoordigt. De geschiedenis van het festival, en de ontwikkeling tot een platform voor podiumkunsten, komt in hoofdstuk twee aan bod, waarbij de informatie van de artistiek directeur, Daniele del Pozzo, leidend is geweest in het schrijven van dit stuk. In het laatste hoofdstuk omschrijf ik de samenwerking tussen het festival en de Nederlandse ambassade. In de conclusie zullen alle elementen samengevoegd worden in een overzicht van hoe de Nederlandse ambassade te Rome, via ondersteuning van het festival, culturele diplomatie uitvoert.

(8)

A – Nederlands Internationaal Cultuurbeleid

(9)

1. Nederlands Internationaal Cultuurbeleid

“In de kunstwereld zet globalisering steeds sterker de toon, maar het internationaal cultuurbeleid van de overheid hobbelt hier nog moeizaam achteraan”3, zo stelt Anita Twaalfhoven in Boekman

80. Het internationaal cultuurbeleid wordt regelmatig bekritiseerd, niet alleen door de kunstwereld,

maar ook door de politiek en het zakenleven. Cultuur en politiek zijn lastig te rijmen met elkaar en de relatie tussen cultuur en overheid is niet vanzelfsprekend, zoals Taco de Neef en Femke van Woerden-Tausk in het voorwoord schrijven van All that Dutch: Essays on International Cultural

Politics: “The interest of culture and politics can be contradictory, because the cultural sector can at

times have its own decidedly apolitical dynamics.”4 Naar de geschiedenis kijkend, zien we dat er

pas na 1945 inhoudelijke bemoeienis met kunst kwam vanuit de politiek. Voor de Tweede Wereldoorlog overheerste het liberale gedachtegoed dat kunst geen regeringszaak was, maar tijdens deze oorlog was kunst één van de belangrijkste wapens van de nationaalsocialistische politiek. Onder leiding van NSB-er Tobie Goedewaagen werd de Kultuurkamer opgericht en kwamen er vanuit de overheid kunstsubsidies voor kunst en kunstenaars. Historica Benien van Berkel claimt dat de Kultuurkamer hierdoor feitelijk aan de basis stond van het huidige

kunstsubsidiebeleid.5 Na 1945 gebruikte de overheid dit subsidiestelsel namelijk om Nederlandse

kunst en cultuur te ondersteunen. De naoorlogse jaren zorgden voor een veelheid aan culturele verdragen tussen landen binnen de Europese Unie. Hierdoor voelt de Nederlandse regering zich genoodzaakt een beleid op te stellen betreffende internationale culturele betrekkingen. In 1970 publiceert het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) in samenwerking met het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de eerste regeringsnota over dit onderwerp. Onderzoeker Toine Minnaert laat de geschiedenis van het Nederlandse internationaal cultuurbeleid hier beginnen en onderscheidt vier fasen.6 Zijn oordeel is

hierbij gebaseerd op de mate van samenwerking tussen het ministerie van BZ en het ministerie van OCW7 op het gebied van internationaal cultuurbeleid. Zijn fases bieden een uitstekend kader

voor de geschiedenis van het internationaal cultuurbeleid, maar voor een duidelijk overzicht van gebeurtenissen is een fasering naar type beleidsvoering hier beter van toepassing. De indeling hieronder is in grote mate gebaseerd op de indeling van Minnaert, met een toevoeging van een vijfde fase vanaf 2012.

1. Aftasten (1970-1985) 2. Vormgeven (1985-1997) 3. Gezamenlijkheid (1997-2008) 4. Eigen koersen (2008-2012) 5. Herdefiniëring (2012- …)

3 Twaalfhoven 2009: 2

4 De Neef en Van Woerden-Tausk 2005: 4 5 Van Berkel 2013

6 Aftasten (1970-1987), Herschikken (1987-1997), Gezamenlijkheid (1997-2008), Eigen koersen (2008-….), zie

Minnaert 2009

(10)

Aftasten8

In de eerste beleidsnota uit 1970 wordt voorzichtig gekeken naar de mogelijkheden die een internationaal cultuurbeleid zou kunnen bieden. Wat betreft het beschikbare potentieel van het internationale cultuurbeleid staat er in de nota het volgende: “Overigens kan in deze nota niet dieper worden ingegaan op de vraag in welke mate personen en zaken, die ten behoeve van het te voeren beleid zouden kunnen worden ingeschakeld, in feite beschikbaar zijn; immers een

uitputtende inventarisatie van het aanwezige potentieel is niet te maken (…)”9. De noodzaak van

een eenduidig cultuurbeleid op internationaal gebied is nog niet erg aanwezig en dus blijft deze nota aan de oppervlakte, zonder concrete voorstellen. Na deze eerste beleidsnota bleef het lang stil rondom het internationaal cultuurbeleid. De oppositie vroeg om verduidelijking van de grove lijnen en algemene opvattingen uit de nota. In 1976 verscheen de vernieuwde nota, waar een algemeen beleidskader werd opgesteld. Tot praktische verduidelijking komt het niet, maar de link met het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt benadrukt: “Het beleid op het gebied van de

internationale culturele betrekkingen zal steeds in overeenstemming moeten zijn met het algemene buitenlandse beleid.”10 Op dit ministerie werd dan ook in 1980 een Ambassadeur voor

Internationale Culturele Samenwerking aangesteld, terzijde gestaan door een kleine staf

medewerkers. Deze aanstelling zou de coördinatie van het internationaal cultuurbeleid duidelijker maken. Onder deze leiding werden ook onderzoeken rondom het internationaal cultuurbeleid gestart, die hun vruchten zouden afwerpen in de volgende nota.

Vormgeven11

Negen jaar na de vorige nota betreffende het internationaal cultuurbeleid, verscheen een nieuwe nota in 1985. Deze nota, die aanzienlijk uitgebreid was ten opzichte van de allereerste nota van 1970, bevatte onder andere resultaten van onderzoeken die onder leiding van de ambassadeur voor Internationale Culturele Samenwerking waren uitgevoerd. In deze onderzoeken werd het internationaal cultuurbeleid van Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België, Denemarken en Zweden onder de loep genomen, en hieruit werden conclusies getrokken voor het Nederlandse beleid. Belangrijk aan deze nota was dat er meer aandacht kwam voor het economisch belang van cultuur. Toenmalig minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Elco Brinkman, zei kunst als glijmiddel voor economische belangen te willen gebruiken. Met deze nieuwe zakelijkheid verschoof de beleidsfocus van het maatschappelijk belang van kunst naar het commerciële of economische belang van kunst. Er kwam meer ruimte voor topkunst, die een rol kon spelen als instrument van buitenlandse politiek om economische doelen te verwezenlijken. Langzaam maar zeker begon het Nederlands internationaal cultuurbeleid vorm te krijgen. In 1987 verscheen het rapport Cultuur

zonder grenzen van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR). Hierin wordt het

internationaal cultuurbeleid van de jaren ’70 tot ’87 doorgelicht, geanalyseerd en bediscussieerd. In dit rapport waarschuwt de WRR dat als gevolg van de vermenging van cultuurpolitieke en buitenlands-politieke doeleinden in het internationaal cultuurbeleid, geen van beiden verwezenlijkt dreigt te worden. Verder raadt de WRR aan het internationaal cultuurbeleid te intensiveren om

8 Zie ook Minnaert 2009: 7-8 9 Luns 1970: 4

10 Ministerie van CRM 1976: 3, zoals geciteerd in Minnaert 2009: 8 11 Zie ook Minnaert 2009: 8-10

(11)

“Het optreden van de Gemeenschap is erop gericht de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten op de volgende gebieden te ondersteunen en aan te vullen:

 verbetering van de kennis en verbreiding van de cultuur en de geschiedenis van de Europese volkeren,

 instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang,  culturele uitwisseling op niet-commerciële basis,

 scheppend werk op artistiek en literair gebied, mede in de audiovisuele sector.”

internationaal niet achterop te raken.12 Vanaf dit punt krijgt internationale cultuurpolitiek een

belangrijke plaats op de verschillende betrokken ministeries. Begin jaren ’90 krijgt cultuur ook een plaats in de Europese Unie; met het Verdrag van Maastricht (1992) moet er in de EU rekening worden gehouden met culturele aspecten bij het uitvoeren van beleid. In artikel 151 van het verdrag staat het volgende:

De rol van de EU op het Nederlandse internationale cultuurbeleid is beperkt, aangezien de EU geen zeggenschap heeft over het cultuurbeleid van de lidstaten, maar het stimuleert wel inter-Europese samenwerkingsverbanden. Door deze versterkte Europese samenwerking op cultuur, wordt een duidelijk Nederlands beleid noodzakelijk voor internationale samenwerking. In 1992 verschijnt de nota Investeren in Cultuur, van Hedy d’Ancona, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, waarin internationalisering één van de prioriteiten is. De receptie van Nederlandse kunst in het buitenland wordt als graadmeter voor kwaliteit gezien en het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt betrokken bij de ambities van de culturele sector. Met de oprichting van de Vereniging Internationale Culturele Betrekkingen in 1993 wordt een poging gedaan internationalisering in cultuur te institutionaliseren, maar dit lukt pas goed in 1999 als de Vereniging wordt vervangen door de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA).

Gezamenlijkheid13

1997 noemt Minnaert de start van het ‘nieuwe’ internationale cultuurbeleid. Op 1 januari 1997 gaat de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) van start, waarin Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap o.a. samenwerken om het internationale cultuurbeleid uit te voeren. Met de invoering van de HGIS, wordt er ook een nieuw fonds voor subsidies gecreëerd: de HGIS-Cultuurmiddelen. Vanuit dit fonds kunnen de onderliggende fondsen en sectorinstituten hun subsidies uitgeven. Het budget dat door de HGIS-Cultuurmiddelen beschikbaar komt, is een verdubbeling van de middelen die de respectievelijke ministeries eerst tot hun beschikking hadden voor internationaal cultuurbeleid. De Raad voor Cultuur vindt de instelling van deze cultuurgelden een positieve ontwikkeling: “Enerzijds wordt het toegenomen belang van cultuur als onderdeel van het buitenlands beleid onderstreept. Anderzijds is het een erkenning van de groeiende betekenis van internationale culturele contacten.”14 De toegenomen beschikbare gelden hebben een groei

van internationale samenwerkingen en projecten als gevolg, en dankzij de mogelijkheid tot een

12 Voor de gehele nota: http://www.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-Rapporten/Cultuur_zonder_grenzen.pdf 13 Zie ook Minnaert 2009: 10-11

14 Raad voor Cultuur 1998: 1

(12)

intensiveringsbeleid op het postennet15, komt er een professionalisering van de culturele afdelingen

op de ambassades. Waar vroeger de promotie van Nederlandse cultuur nog te vaak uit het organiseren van ambassadeconcerten bestond en het aanbieden van een “veelal kwalitatief ongesorteerd pakket van culturele producten aan wie daar in het buitenland maar belangstelling voor toonde”16, werd nu door de cultureel attachés zorg gedragen voor de juiste afstemming van

buitenlandpolitieke en culturele aspecten van projecten. Op een aantal ambassades krijgt de culturele afdeling vanaf 1997 een eigen budget voor culturele projecten.17 In de eerste jaren van

de HGIS-Cultuurmiddelen ontbreken echter duidelijke criteria en richtlijnen voor subsidie, waardoor er een grote diversiteit en wildgroei aan internationale culturele projecten ontstaat, waarin ‘kunst-om-kunst’ centraal staat. De in 1999 opgerichte SICA, wordt opgedragen alle buitenlandactiviteiten te coördineren, om duidelijkheid te creëren. Om een nog grotere samenhang in het internationaal cultuurbeleid te bewerkstelligen, zorgt de regering, op advies van de Raad van Cultuur, in 2003 voor een onderverdeling tussen strategisch en praktisch beleid.18 Onder het praktisch beleid wordt

het beleid verstaan dat gericht is op de uitwisseling tussen kunstenaars, culturele professionals en culturele instellingen in Nederland en daarbuiten, op de concrete dialoog binnen de internationale kunstwereld, en op de import en export van kunst(producten). De verantwoordelijkheid voor dit praktische beleid ligt bij het veld: fondsen, sectorinstituten en koepelorganisaties.19 Het

strategische beleid vraagt in tegenstelling tot het voorgaande een veel actievere rol van de

overheid. Hier staan twee pijlers centraal: enerzijds de belangen van het land zelf, de positionering van Nederland; en anderzijds de te verwachten ontwikkelingen in het internationale veld.20

Minnaert is zeer positief over deze periode, waarin ‘het beleid vleugels krijgt’, maar een nauwe samenwerking tussen de ministeries blijft een noodzakelijke voorwaarde voor de toekomst van het internationaal cultuurbeleid.21 De toenemende globalisering en economisering van de samenleving

zorgt ervoor dat de Raad voor Cultuur in 2006 de regering adviseert het ministerie van Economische Zaken ook te betrekken bij het internationale cultuurbeleid.22

Eigen Koersen23

In 2008 verschijnt de beleidsbrief Koers Kiezen. Hierin wordt er een prioriteit gelegd bij cultuur en economie, waarbij de ministeries Economische Zaken, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en Buitenlandse Zaken nauw moeten gaan samenwerken. Projecten moeten economisch innovatief en veelbelovend zijn, om ze behalve (economisch) onafhankelijker ook internationaal competitiever te maken. In het kader hiervan worden zogenaamde topsectoren van de Nederlandse kunstwereld geselecteerd en samengevoegd in het programma Dutch Design, Fashion & Architecture, waar een extra budget voor beschikbaar is. DFA had een sterk multidisciplinaire aanpak, met een regionale focus op enkele BRIC24 landen, Turkije en Duitsland. De overige HGIS-Cultuurmiddelen worden

door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verdeeld. Hierbij

15 Het netwerk van Nederlandse ambassades en consulaten door de wereld 16 Raad voor Cultuur 2003: 10-11

17 Zgn. versterkte cultuurposten 18 Raad voor Cultuur 2003: 5-7 19 Raad voor Cultuur 2006: 16-17 20 Raad voor Cultuur 2003: 7

21 Akkermans, van Helden & Scholten 2007: 60 22 Raad voor Cultuur 2006: 17

23 Zie ook Minnaert 2009: 11-13 24 Brazilië, Rusland, India, China

(13)

spendeert Buitenlandse Zaken 50% van het budget aan het zogenoemde strategische beleid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gebruikt de overgebleven 50% voor het uitvoeren van het praktische internationale cultuurbeleid. Minnaert noemt het een ‘matchingconstructie’, en vindt dat met deze constructie ieder ministerie zijn eigen koers kan kiezen, zonder dat er sprake is van een samenhang.25 Het feit dat veel projecten zowel strategische als praktische aspecten bevatten, zorgt

ervoor dat de precieze taakverdeling binnen het internationaal cultuurbeleid onduidelijk is. De woorden van Plasterk en Timmermans in een reactie op Koers Kiezen (2008), verduidelijken dit ook niet: “De minister van Buitenlandse Zaken is bij uitstek deskundig op het terrein van de internationale betrekkingen en de vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland. Wat het internationaal cultuurbeleid betreft is hij dan ook eindverantwoordelijk voor het buitenlandbeleid en de culturele aspecten ervan; […] Het Nederlands cultuurbeleid behoort tot de specifieke expertise van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze bewindspersoon is verantwoordelijk voor het nationale cultuurbeleid en de internationale aspecten ervan.”26

Herdefiniëring

De nota Meer dan kwaliteit uit 2011, waarin het cultuurbeleid voor de periode 2013-2016 wordt geschetst, gaat verder op de voet van Koers Kiezen uit 2008. Echter, als gevolg van de

economische crisis, wordt er een politieke keuze gemaakt om fors te bezuinigen op zowel het nationale cultuurbeleid als het internationale cultuurbeleid. Dit tot grote woede van de Raad van Cultuur en vele anderen, die menen dat de kunstsector onevenredig zwaar belast is met de bezuinigingen. Het heeft als gevolg dat veel organisaties hun projecten niet meer kunnen

financieren en zelfs ophouden te bestaan. Er ontstaat een sterke focus op economie, want door de terugloop in subsidies wordt de kunstenaar gedwongen zelf extra inkomsten te verwerven. Cultuur moet een economisch belang dienen; het moet geld creëren, dit in contrast met het beleid van 1997 tot 2008, waarin kunst een intrinsieke waarde had en een maatschappelijk belang moest dienen. De creatieve industrie, die van 2009 tot 2012 ondergebracht was in het Dutch DFA programma, blijft, ondanks het feit dat ook zij niet ontkomen aan de bezuinigingen, goed

ondersteund worden “vanwege de bijdrage aan economische ontwikkeling.”27 Wat betreft muziek,

theater en dans, wordt de internationalisering niet meer als overheidsprioriteit gezien, maar als verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. Voorstellingen van podiumkunsten in het buitenland worden dan ook niet meer in grote mate ondersteund, maar via het Fonds Podiumkunsten en Cultuurparticipatie is er een “beperkt budget om op programmatische wijze internationalisering te stimuleren.”28 De gevolgen van de bezuinigingen zijn ook voor het postennet duidelijk zichtbaar.

Naast het feit dat er in de programmering van culturele activiteiten nauwelijks ruimte meer is voor podiumkunsten en er een sterke focus komt op de creatieve industrie, wordt er ook bezuinigd op de personeelskosten van de culturele afdeling. Op de ambassade in Rome bijvoorbeeld heeft dit als gevolg dat er sinds 2012 geen Culturele Raad (ofwel uitgezonden afdelingshoofd) meer aanwezig is en de afdeling van drie naar twee medewerkers gekrompen is.

De hoofddoelen in de nota voor de periode 2013-2016 zijn duidelijk:

25 Minnaert 2009: 12

26 Timmermans & Plasterk 2007 27 Zijlstra. Ministerie van OCW 2011: 14 28 Ibid.: 19

(14)

 Een internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen, door gerichte keuzes binnen de culturele basisinfrastructuur

 Het blijven versterken van de internationale marktpositie van Nederlandse kunstenaars en instellingen

 Het blijven versterken van het Nederlands economisch belang, door verbanden tussen cultuur, handel en economie te benadrukken29

Echter zijn de omstandigheden waarin dit moet worden uitgevoerd veranderd: er is minder overheidsbudget, projecten moeten economisch winst opleveren, kunstenaars moeten ondernemers zijn en het aantrekken van private investeerders is noodzakelijk voor het

voortbestaan van internationale culturele projecten. Door het dichtdraaien van de kraan wat betreft het budget van het praktische internationale cultuurbeleid, wordt de strategische component spil in het Nederlandse internationale cultuurbeleid van 2013 tot 2016. Het laatste doel in de beleidsnota voor het internationaal cultuurbeleid van 2013-2016 is dan ook een strategisch doel: “culturele diplomatie: kunst en cultuur benutten voor buitenlandse betrekkingen.”30 Dit leidt in de nota tot de

volgende uitleg: “cultuur opent deuren in de buitenlandse politiek, draagt bij aan een positief beeld van Nederland en dient zo onze belangen. Dat geldt voor de Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw en vernieuwende kunst uit onze tijd.”31 Alle overige doelen in de nota spreken voor zich,

maar wat houdt deze culturele diplomatie in? Wat wordt er bedoeld met de strategische woorden: kunst en cultuur ‘benutten’ voor buitenlandse betrekkingen? Hoe wordt dit in praktijk gebracht? Een verdere uitwerking of een precieze aanpak voor culturele diplomatie is niet te vinden in deze beleidsnota. Het blijft bij deze ‘vage’ woorden. Een snelle impressie via Google Search maakt duidelijk dat er veel verschillende ideeën zijn over culturele diplomatie. Welke definitie hanteert de overheid? En is het mogelijk om een precieze aanpak van culturele diplomatie te beschrijven? Is er een manier gevonden om cultuur te rijmen met politiek, of blijven het twee tegengestelde

begrippen zoals Taco de Neef en Femke van Woerden-Tausk suggereren?32 In het volgende

hoofdstuk ga ik nader in op de meningsverschillen, cultuurverschillen en andere verwarring over de betekenis van culturele diplomatie.

29 Zijlstra 2011: 5 30 Ibid.: 5 31 Ibid.: 6

(15)

2. Definitie culturele diplomatie

In een wereld waar wapens bestaan die een hele natie kapot kunnen maken, is het belangrijk om internationale relaties goed te onderhouden en positieve ervaringen te delen om oorlog te

voorkomen. Eén van de mogelijkheden om dit te doen, is via cultuur. In de Koude Oorlog doet dan ook het begrip ‘culturele diplomatie’ zijn intrede. De Verenigde Staten startte hiermee uit angst dat een groot aantal gebieden na de Tweede Wereldoorlog in handen zou vallen van de communisten en vanaf 1945 schroefden ze hun budget voor culturele uitwisseling op.33 In 1953 werd de USIA in

het leven geroepen, de United States Information Agency, een organisatie die zich bezig hield met de promotie van de Amerikaanse cultuur in het buitenland. In het takenoverzicht van de USIA in 1954 stond o.a. “Books must promote USIA objectives”, “Music is a universal language which can surmount barriers of communication and enable people to identify more closely with the U.S.” en “Films are the best substitute for word of mouth persuasion. The purpose of USIA films is attitude formation, not information.”34 Cultuur wordt hier dus ingezet om een eenzijdig, positief beeld van

de Verenigde Staten neer te zetten en op deze manier diens aantrekkingskracht te vergroten, zodat landen geneigd zijn de kant van de Verenigde Staten te kiezen, in plaats van die van de communisten. Joseph Nye spreekt over soft power, het vermogen om anderen te beïnvloeden door aantrekkingskracht, in plaats van door dwang of betaling.35 Dit soort acties zou nu als propaganda

worden bestempeld. Heden ten dage is dit begrip, ondanks de woorden van Nye, niet of nauwelijks meer van toepassing, gezien het feit dat er grootschalige toegang is tot eigen informatiebronnen en de mogelijkheid bestaat via internet verhalen te verifiëren. Deze toepassing van culturele diplomatie past ook niet in een Europese context, aangezien er binnen Europa sprake is van hele andere ‘machtsverhoudingen’ dan bijvoorbeeld tussen Rusland en de Verenigde Staten. Belangrijk voor de huidige definitiebepaling is om het begrip te zien in de hedendaagse context en hoe het zich verhoudt tot de andere belangrijke thema’s binnen de moderne diplomatie en cultuur. Hoe verhoudt culturele diplomatie zich tot gewone diplomatie en hoe tot de culturele sector? Voor een definitiebepaling is het belangrijk om bij de basis van het woord te beginnen. Culturele diplomatie bestaat uit twee woorden, waarbij van beide het moeilijk is een allesomvattende definitie te geven. Het is dan haast vanzelfsprekend dat de samenvoeging van deze twee woorden ook moeilijk definieerbaar is. De Dikke van Dale omschrijft cultuur als volgt: “het geheel van geestelijke verworvenheden van een land, volk enz.” Over diplomatie staat er: “het ambtelijke, officiële verkeer tussen staten en regeringen.”36 Is culturele diplomatie dan het ambtelijke, officiële verkeer

tussen staten en regeringen over het geheel van geestelijke verworvenheden van een land, volk? Of is het het geheel van geestelijke verworvenheden van een land of volk als instrument voor het ambtelijke, officiële verkeer tussen staten en regeringen? Culturele diplomatie is een lastig begrip om te definiëren en de veelheid aan begrippen die rondom hetzelfde thema zweven en regelmatig door elkaar worden gebruikt maken het er niet makkelijker op. Er zijn drie termen waar culturele diplomatie veel aan verwant is, maar ondanks grote overlap toch van verschilt: internationale culturele relaties, public diplomacy en nation branding. Ik zou graag de verschillen en

33 Wagnleitner 1994

34 USIAL/ HC 1954: L-25, PA-22, IM-4, zoals geciteerd in Wagnleiter 1994: 58-59 35 Nye 2008: 94

(16)

overeenkomsten van culturele diplomatie met deze begrippen bespreken, om vervolgens de (werk-) definitie te introduceren die ik zal hanteren in deze scriptie.

Internationale culturele relaties

De term internationale culturele relaties is volgens de Nieuw-Zeelandse onderzoeker Simon Mark de term die het meest frequent gebruikt wordt als synoniem van culturele diplomatie.37 Prof. Dr.

Jan Melissen van het Clingendael Instituut voor Internationale Betrekkingen gebruikt deze termen zelfs door elkaar heen in een recente speech: “In the fields of cultural diplomacy or cultural relations there is a pretty broad consensus in Europe that it is hard to prove whether or not this kind of “interaction with the other” actually works.”38 Het grote verschil tussen internationale

culturele relaties en culturele diplomatie is dat niet alle internationale culturele relaties onderdeel zijn van het buitenlands beleid, of bijdragen aan de doelen van het buitenlands beleid.

Internationale culturele relaties zijn alle relaties tussen culturele organisaties in één land en het andere land. De overheid kan daar deel van uitmaken, maar is niet de enige speler in het veld. Bij culturele diplomatie worden alleen die internationale culturele relaties aangehaald, die raakvlakken hebben met het internationale cultuurbeleid, waarover de Nederlandse regering elke vier jaar in een nota presenteert.39 Beide begrippen hebben gemeen dat ze Nederlandse kunst promoten. Bij

internationale culturele relaties draait het om het promoten van Nederlandse kunst om die kunst te bevorderen. Bij culturele diplomatie is dit slechts één van de vele redenen waarom Nederlandse kunst gepromoot wordt. Nederlandse kunst promoten kan ook gebeuren om Nederland als land te promoten, of bepaalde maatschappelijke thema’s aan te kaarten, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt binnen de public diplomacy.

Public diplomacy

Dit brengt me op één van de andere opkomende en veelgebruikte termen: publieksdiplomatie, of

public diplomacy. Door de grote aanwezigheid van de term public diplomacy in literatuur, kies ik

ervoor om de Engelse naam hier te blijven hanteren. Melissen legt in zijn artikel Wielding Soft

Power: The New Public Diplomacy het verschil uit tussen traditionele diplomatie en public diplomacy:

“The basic distinction between traditional diplomacy and public diplomacy is clear: the former is about relationships between the representatives of states, or other international actors; whereas the latter targets the general public in foreign societies and more specific non-official groups, organizations and individuals.”40

Public diplomacy richt zich dus op communicatie, niet alleen naar de legale vertegenwoordigers,

maar ook, en voornamelijk, naar (delen van) de bevolking van een land. Tegenwoordig is de snelste communicatie naar grote bevolkingsgroepen via het internet, dus ambassades gebruiken veelvuldig sociale media om hun werkzaamheden kenbaar te maken. Ook worden kanalen als

37 Mark 2009: 17 38 Melissen 2012: 1

39 Nota’s zijn te vinden op http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties 40 Melissen 2005: 4

(17)

persberichten via kranten en tijdschriften, conferenties, speeches e.d. nog steeds ingezet, om de boodschap zo breed mogelijk te communiceren. Een ander kenmerk van public diplomacy is het feit dat er interactie is tussen regeringen en bevolkingsgroepen. Er worden dus niet eenzijdig berichten uitgestuurd, maar er wordt geluisterd naar wat mensen te zeggen hebben. Melissen zegt het als volgt: “Modern public diplomacy is a ‘two-way street’, even though the diplomat practicing it will of course always have his own country’s interests and foreign policy goals in mind.”41 Om de

interactie te bevorderen, omvat public diplomacy veelal maatschappelijke thema’s die actueel zijn voor verschillende bevolkingsgroepen. De beleidsthema’s die in 2013-2014 aandacht krijgen binnen de Nederlandse public diplomacy zijn: Economie, Vrede en recht (en veiligheid), Water, klimaat en energie, Creatieve industrie, Landbouw en voeding, Europa, en

Ontwikkelingssamenwerking.42 Culturele diplomatie overlapt veel met public diplomacy, omdat

kunst regelmatig maatschappelijke thema’s agendeert. Toch zijn er verschillen aan te wijzen tussen de twee. Zo communiceert culturele diplomatie niet uitsluitend met de bevolking van het land, maar heeft het eveneens contact met regeringen en werkt hiermee samen voor culturele projecten. Public diplomacy omvat ook meer dan slechts cultuur, zo is er in het kader van public

diplomacy recent in Nederland een start gemaakt met water diplomacy, om het maatschappelijke

probleem van zoetwaterbronnen aan te kaarten en de Nederlandse expertise hiervoor te

gebruiken.43 Expert in internationale relaties, dr. Peter van Ham meent dat public diplomacy als

basis heeft dat het commerciële technieken gebruikt om een buitenlands publiek aan te trekken.44

Ondanks het feit dat public diplomacy deels gebruik maakt van technieken uit het bedrijfsleven, bijvoorbeeld via de sociale media, staat het niet aan de basis van het begrip. In dat geval zou er namelijk sprake van nation branding zijn; de laatste term die verwant is aan culturele diplomatie die ik hier wil verklaren.

Nation branding

Nation branding is een marketing tool. In Nederland is de semi-overheidsorganisatie NBTC (Holland

Marketing) verantwoordelijk voor de branding van Nederland.45 Professor Sue Jansen definieert

nation branding als: “a practice that selects, simplifies and deploys only those aspects of a nation’s

identity that enhances a nation’s marketability.”46 Met nation branding worden dus alleen die

aspecten benadrukt die een positief beeld van Nederland in het buitenland creëren, zodat de economische marktkansen van Nederland verhoogd worden. Dit wordt met name via toerisme en het zakenleven gepoogd te bereiken door Nederland neer te zetten als ‘the open-minded country’. Met culturele diplomatie wordt gepoogd een diversiteit aan cultuur in het buitenland te tonen. De regering, of een ambassade, kiest een project, maar heeft geen zeggenschap over de artistieke boodschap, terwijl bij nation branding de boodschap en de inhoud bewust bepaald en uitgedragen wordt. In Nederland beroept de regering zich op het Thorbecke beginsel: “De Regering is geen oordelaar van wetenschap en kunst”47, wat wordt opgevat als dat de regering geen inhoudelijk

41 Melissen 2005: 22

42 Intern document BZ, Publieksdiplomatie: beleid en strategie, Den Haag juli 2013 43 Van Genderen 2011

44 Van Ham 2008: 135

45 Voor meer informatie over NBTC, zie: www.nbtc.nl 46 Jansen 2008: 122, zoals geciteerd in Minnaert 2012: 9 47 Tweede Kamerdebat 15 september 1862

(18)

oordeel over kunst en wetenschap mag hebben. Toch moet de diversiteit die de regering

presenteert in het buitenland wel aan een aantal criteria voldoen, en zullen projecten die Nederland in een positief daglicht stellen de voorkeur krijgen. Echter stuurt de regering niet bewust aan op het doorspelen van een politieke boodschap via cultuur aan de bevolking van een ander land. De afwegingen die worden gemaakt om evenementen te subsidiëren zijn afhankelijk van het op dat moment geldende internationale cultuurbeleid. Met een sterke focus op economie, zitten er meer toegekende projecten met economisch gewin dan projecten met een maatschappelijk of educatief doel. Toine Minnaert meent dat in combinatie met het sterke economische doel dat cultuur dient te hebben, zoals omschreven in de nota Meer dan kwaliteit, de term nation branding beter van toepassing is dan culturele diplomatie.48·. Dit is echter niet zozeer het geval, omdat dit volgens het

Thorbecke-principe, waar de ambassades naar handelen, niet mogelijk is. Toch wordt Nederland door het volgen van het Thorbecke-principe wel indirect neergezet als ‘the open-minded country’, omdat de artistieke inhoud niet door de politiek bepaald kan worden. Nation branding is dus wel van invloed op culturele diplomatie, maar omvat niet het gehele werkgebied. Cultureel attaché Bas Ernst merkt op dat de term culturele diplomatie, als omschreven in de beleidsnota Meer dan

kwaliteit, niet de lading dekt en een te beperkt beeld geeft. Want naast de aspecten die culturele

diplomatie met nation branding gemeen heeft, zitten er ook aspecten van internationale culturele relaties en public diplomacy in.

Culturele diplomatie

Dr. Cummings, die wordt gezien als één van de grondleggers van de theorievorming over de culturele diplomatie, heeft een erg brede definitie van culturele diplomatie: “the exchange of ideas, information, art and other aspects of culture among nations and their peoples in order to foster mutual understanding.”49 Deze definitie is naar mijn idee te breed, omdat hierbij niet duidelijk is

dat het om overheidsbeleid gaat. Simon Mark legt deze nuance wel in zijn definitie: “cultural diplomacy is the deployment of a state’s culture in support of its foreign policy goals or diplomacy”50, evenals een andere grondlegger van de culturele diplomatie, dr. Richard Arndt:

“cultural diplomacy can only take place when formal diplomats, serving national governments, try to (…) advance national interests.”51 PhD kandidaat Hyungseok Kang specificeert zijn definitie

nader en deelt deze in in drie gebieden: “CD concerns three areas of national interests: cultural identity (social), soft power (political), and the creative economy (economic).”52 Deze drie

gebieden hebben veel overeenkomst met de drie aspecten die cultureel attaché Bas Ernst aan de basis van culturele diplomatie vindt staan (arts diplomacy, public diplomacy, economic diplomacy). Ik onderschrijf deze drieledige basis die hij noemt. De Nederlandse culturele diplomatie is zeer veelzijdig en heeft verschillende aspecten in zich: arts diplomacy (simpel gezegd: Diplomatie inzetten om kunst te promoten en om de kunst zelf te bevorderen), economic diplomacy

(Economische marktkansen van een land verhogen, door middel van kunst) en public diplomacy (Kunst promoten voor maatschappelijke doeleinden). De drie begrippen hiervoor besproken,

48 Minnaert 2012: 9 49 Cummings 2003: 1 50 Mark 2009: 7 51 Arndt 2005: XVIII 52 Kang 2013: 1

(19)

bevatten allen onderdelen die bijdragen aan culturele diplomatie. Arts diplomacy valt onder de grotere noemer internationale culturele relaties en economic diplomacy draagt bij aan nation

branding. Dit resulteert in het volgende schema:

De definitie van Simon Mark biedt een goede basis voor een algemene definitie, met als enige opmerking dat de uitvoering van buitenlands beleid hetzelfde is als diplomatie, dus daarom ten overvloede aanwezig is in zijn definitie. Mark’s definitie in combinatie met de drie aspecten hiervoor genoemd, omschrijft mijn (werk-) definitie van culturele diplomatie:

In deze definitie is het duidelijk wie de speler is (het veld waar je je in bevindt), het publiek (tot wie richt je je en hoe) en wat de boodschap is (wat wil je bereiken). Plaatsen we al deze

invloedssferen in een schema, dan komt dat er als volgt uit te zien:

Figuur 1: Schema invloedssferen culturele diplomatie

Internationale culturele relaties bevat o.a.  Arts diplomacy  Culturele uitwisseling  Educatieve uitwisseling Public diplomacy bevat o.a.  Communiceren naar (delen van) de bevolking

 Sociale media  Focus op beleids- en maatschappelijke thema’s Nation branding bevat o.a.  Economic diplomacy

 Positief beeld van een land creëren

 Marketingtool

Culturele diplomatie:

De inzet van de cultuur van een staat om doelstellingen van haar buitenlands beleid te bereiken, door gebruik te maken van aspecten van:

1. Internationale culturele relaties 2. Public diplomacy

3. Nation branding

arts diplomacy (simpel gezegd: Nederlandse kunst

promoten om Nederlandse kunst te bevorderen), economic

diplomacy (de economische marktkansen van Nederland

verhogen, met een focus op de Nederlandse creatieve sector) en public diplomacy (Nederlandse kunst promoten voor maatschappelijke doeleinden).

(20)

Culturele diplomatie kent dus drie belangrijke elementen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de onderlinge verhoudingen tussen de drie componenten kunnen verschillen.

De uiteindelijke praktische invulling van culturele diplomatie verschilt per land en hangt ook af van het land waarmee wordt samengewerkt. Inter-Europees wordt er anders met cultuur omgegaan, dan intercontinentaal. De uitvoering van het Nederlands cultuurbeleid in Italië heeft een andere focus dan in bijvoorbeeld Brazilië, mede omdat cultuur een andere positie in de respectievelijke landen heeft. Binnen de eerder gegeven algemene definitie van culturele diplomatie zijn veel variaties mogelijk, afhankelijk van het geldende regeringsbeleid. In Nederland werd culturele diplomatie in de nota Grenzeloze kunst uit 2008 gedefinieerd als: kunst en cultuur benutten voor buitenlandse betrekkingen en diplomatie inzetten voor de versterking van Nederlandse kunst en cultuur.53 Toegespitst op Nederland kunnen de drie aspecten van culturele diplomatie als volgt

worden gespecificeerd: arts diplomacy (Nederlandse kunst via diplomatie promoten om Nederlandse kunst te bevorderen), economic diplomacy (de economische marktkansen van Nederland verhogen, met een focus op de Nederlandse creatieve sector) en public diplomacy (Nederlandse kunst promoten voor maatschappelijke doeleinden). Vier jaar later, in de nota Meer

dan kwaliteit, is de definitie van culturele diplomatie ingekort: kunst en cultuur benutten voor

buitenlandse betrekkingen.54 Deze wijziging in het Nederlands internationaal cultuurbeleid, die in

hoofdstuk A.1 uiteengezet is, heeft consequenties voor de uitvoering van culturele diplomatie. Waar culturele diplomatie in 2008 bestond uit een min of meer gelijke mix van de drie begrippen, is het duidelijk dat vanaf 2013 het aandeel van arts diplomacy verkleind is, en economic- en public

diplomacy de belangrijkste pijlers zijn. Binnen culturele diplomatie kunnen dus verschillende

nuances gelegd worden, die de focus en het werkgebied verleggen, maar de werkzaamheden veranderen niet. Het volgende hoofdstuk geeft een overzicht van het instrumentarium dat culturele diplomatie tot zijn beschikking heeft en hoe dit in Nederland toegepast wordt.

53 Timmermans & Plasterk 2008: 2 54 Zijlstra 2011: 5

Culturele diplomatie

Internationale culturele relaties Public diplomacy

Nation branding

(21)

3. Instrumentarium culturele diplomatie

Voordat we kijken naar de manieren waarop culturele diplomatie uitgevoerd kan worden in Nederland, is het essentieel om alle spelers in het veld in kaart te brengen. De overheid heeft een aantal ministeries en instanties aangewezen die samen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Allereerst het ministerie van Buitenlandse Zaken, coördinator en eindverantwoordelijke. Deze stuurt de 112 ambassades in het buitenland aan55, waarvan er 16 een versterkte culturele afdeling

hebben, wat inhoudt dat ze een aparte staf en een eigen budget hebben om culturele samenwerking tussen Nederland en het buitenland te bevorderen.56 De belangrijkste

samenwerkingspartner van BZ op het veld van culturele diplomatie is het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze stuurt de fondsen aan, die geld beschikbaar stellen voor onder andere de promotie van Nederlandse kunst in het buitenland. Een andere belangrijke partner is het recent opgerichte Dutch Culture, een voortzetting van SICA, een semi onafhankelijke organisatie die Nederlandse cultuur in het buitenland promoot.57 Dutch Culture ondersteunt de uitvoering van

het internationaal cultuurbeleid, onderhoudt contacten met het Nederlandse werkveld en is ook een informatiepunt. Daarnaast is het Ministerie van Economische Zaken een kleine partner in het veld, aangezien deze met name op het gebied van de creatieve industrie meewerkt aan culturele

diplomatie. Uiteraard zijn er ook veel particuliere instellingen die zonder overheidsondersteuning in het buitenland aanwezig zijn en een beeld van Nederland in het buitenland tonen en zo van invloed zijn op culturele diplomatie. Deze worden hier echter bewust buiten beschouwing gelaten,

aangezien zij geen directe link met diplomatie hebben, ondanks het feit dat ze wel onderdeel zijn van internationale culturele relaties. Verder wordt de Europese Unie ook buiten beschouwing gelaten, omdat ondanks de mogelijkheden voor EU cultuursubsidies en Europese culturele

samenwerkingscontracten, de EU op het moment van schrijven, geen zeggenschap heeft over het internationale culturele beleid van de lidstaten. Het definiëren van specifieke instrumenten die de spelers in Nederland tot hun beschikking hebben is een lastige klus, want literatuur over de

Nederlandse uitvoering van culturele diplomatie is niet of nauwelijks aanwezig. In rapporten van de Raad voor Cultuur worden er regelmatig negatieve uitspraken over het beleidsinstrumentarium gedaan. Zo staat er in het rapport Innoveren, Participeren, van 2007 te lezen dat: “het huidige instrumentarium van de rijksoverheid onvoldoende mogelijkheden biedt.”58 Echter, wordt nergens

een precieze opsomming van het instrumentarium voor culturele diplomatie weergegeven. Door gesprekken te voeren met Renilde Steeghs59 en Cees de Graaff60, door mijn praktijkervaring op de

Nederlandse ambassade te Rome, en de waardevolle informatie van cultureel attaché Bas Ernst61,

heb ik gepoogd het beleidsinstrumentarium zo volledig mogelijk weer te geven. Met hun gegevens ben ik tot het volgende schema gekomen:

55 Ministerie van Buitenlandse Zaken 2013

56http://www.sica.nl/content/nl-ambassades-en-consulaten (17 juni 2014) 57 Voor meer informatie over Dutch Culture, zie www.dutchculture.nl 58 Raad voor Cultuur 2007: 34

59 Ambassadeur Internationale Culturele Samenwerking, zie bijlage II 60 Directeur Dutch Culture, zie bijlage III

(22)

Spelers Middel Instrumenten Ministerie van Buitenlandse Zaken Ambassadeur Eenheid Internationaal Cultuurbeleid

* Coördinatie internationaal cultuurbeleid * Communicatie naar ministerie en posten

Geld * Mensenrechtenfonds

* Prins Clausfonds * HGIS-Cultuurmiddelen

* DGBEB fonds voor internationaal ondernemen * Budget versterkte posten

Posten (via cultureel attaché)

* Netwerken creëren en onderhouden * Publiciteit

* Persrelaties onderhouden * Financiële ondersteuning

* ‘Patrocinio’, beschermheerschap geven * (Co-) Produceren culturele evenementen * Inzet ambassadeur

* Staatsbezoeken met cultureel aspect

In samenwerking met BZ

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Fondsen + Instituten * Stimuleringsplannen (prijzen, opdrachten) * Financiële ondersteuning

Maatregelen * Regelingen ter bevordering van uitwisseling * Bevorderen klimaat

Dutch Culture * Kennis verzamelen & verspreiden

* Algemene communicatie van buitenlandse activiteiten

* Bezoekersprogramma * Statelijke manifestaties Ministerie van

Economische Zaken

Geld * HGIS-C voor creatieve industrie

* Handelsmissie met cultureel aspect * Stimuleren van het bedrijfsleven voor

internationale investering in Nederlandse cultuur

(23)

Het internationaal cultuurbeleid wordt gecoördineerd door de ambassadeur internationale culturele samenwerking, Renilde Steeghs. Zij zorgt voor een nauwe en goedlopende samenwerking tussen alle verschillende betrokken partijen. Daarnaast is ook zij degene die verslag doet van de

activiteiten aan de eindverantwoordelijke, de minister van Buitenlandse Zaken, Frans Timmermans. In een telefonisch interview noemt zij het Mensenrechtenfonds en het Prins Clausfonds belangrijke instrumenten om via culturele diplomatie maatschappelijke thema’s aan te kaarten.62 Daarnaast

beschikt het ministerie van Buitenlandse Zaken over de HGIS-Cultuurmiddelen, dat in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt verdeeld ten behoeve van internationalisering van de culturele sector. Verder kent BZ het DGBEB fonds63, waar

financiële ondersteuning wordt geboden aan de internationalisering van kansrijke ondernemingen, waarbij culturele ondernemingen niet worden uitgesloten. Het laatste financiële middel dat BZ heeft is een budget voor de versterkte cultuurposten, zodat zij culturele diplomatie kunnen uitvoeren. Deze versterkte cultuurposten zijn, volgens de directeur van Dutch Culture Cees de Graaff, “cruciaal voor Nederland.” Hij noemt de posten “de antennes en de makelaars voor cultuur naar een specifiek land.”64 Ook Renilde Steeghs benoemt het grote belang van de cultureel

attachés die een belangrijk instrument zijn in “het openen van deuren en een netwerk creëren.”65

Communicatie is een belangrijk aspect in de moderne diplomatie, en daarmee ook in de werkzaamheden van de cultureel attaché. Zoals Bas Ernst in zijn toolkit aangeeft onder de dimensie ‘Opinion’, zijn er verschillende manieren waarop er communicatie ingezet wordt.66 De

projecten die ondersteund worden en de werkzaamheden van de culturele afdeling kunnen

gepromoot worden door middel van eigen kanalen zoals Facebook, Twitter en een blog of website. Overige publiciteit kan gecreëerd worden via grafische campagnes, foto’s en video’s. Om een groot bereik te creëren moet de (vak-) pers op de hoogte blijven, waardoor het onderhouden van

persrelaties ook een belangrijk instrument is. Daarnaast kent de culturele afdeling op de ambassade subsidies toe, om culturele projecten die in het kader van het internationaal

cultuurbeleid passen financieel te ondersteunen. Is het budget niet groot genoeg om alle projecten te ondersteunen, dan is er nog de mogelijkheid om een ‘patrocinio’, een beschermheerschap te geven. Hiermee wordt aangegeven dat de ambassade het project een warm hart toedraagt, maar geen financiële ondersteuning biedt. De posten hebben ook de mogelijkheid zelf evenementen te produceren, of te coproduceren. In dit laatste geval kan de ambassade bijvoorbeeld op een conferentie verantwoordelijk zijn voor rondetafelgesprekken. Als laatste heeft de post de mogelijkheid om de ambassadeur in te zetten voor een bepaald evenement, waardoor een

institutioneel cachet aan het evenement kan worden gegeven. Het staatsbezoek is een instrument dat aan culturele diplomatie kan bijdragen, omdat er culturele elementen aan het bezoek zitten. Waar de inzet van de ambassadeur een cultureel project gewicht kan geven, zal de inzet van de koning een nog grotere importantie geven aan de desbetreffende culturele projecten en/of sectoren.

Naast hun eigen middelen, werkt het ministerie van Buitenlandse Zaken samen met andere partners om culturele diplomatie uit te kunnen voeren. Hierbij zorgt de samenwerking met het

62 Zie bijlage II

63 Directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen fonds 64 Zie bijlage III

65 Zie bijlage II 66 Zie bijlage VIII

(24)

ministerie van OCW ervoor dat de fondsen67 budget hebben voor internationalisering en

internationale beleidsdoelen. Met het budget kunnen de fondsen en instituten subsidies

verstrekken, stimuleringsplannen uitvoeren en o.a. prijzen of opdrachten uitschrijven, volgens de ideeën van het Nederlands internationaal cultuurbeleid. Ook hebben de fondsen de mogelijkheid om financiële ondersteuning te bieden aan projecten die voldoen aan de doelen van het

internationaal cultuurbeleid. Daarnaast kan het ministerie van OCW maatregelen invoeren ter bevordering van culturele uitwisseling of het bevorderen van het culturele klimaat. Hierdoor zal de internationale concurrentiepositie van Nederland kunnen verbeteren, wat uiteindelijk invloed zou kunnen hebben op een positief beeld van Nederland als land van de kunsten.

De samenwerking met Dutch Culture bestaat voornamelijk uit het feit dat zij informatie over de buitenlandse activiteiten in het kader van het internationaal cultuurbeleid verzamelen. Dutch Culture werkt als kennisinstituut, wat essentieel is in culturele diplomatie volgens huidig directeur Cees de Graaff: “Kennisuitwisseling is een belangrijk instrument, want als mensen meer weten, zijn er meer mogelijkheden.”68 Deze kennis wordt geventileerd via verschillende

communicatiemiddelen zoals hun website, Facebook en Twitter, nieuwsbrieven, publicaties, maar ook via voorlichtingsbijeenkomsten, of door hen georganiseerde werkbezoeken. Daarnaast organiseert Dutch Culture het bezoekersprogramma, in nauwe samenwerking met de posten. Dit instrument werd in 1999 al aangeraden in het rapport Onbegrensd Zwaluwstaarten van de Raad voor Cultuur, vanwege zijn effectiviteit.69 Met dit bezoekersprogramma worden buitenlandse

sleutelfiguren uit een bepaalde sector uitgenodigd om naar Nederland te komen om daar kennis te maken met de Nederlandse praktijken. Als laatste organiseert Dutch Culture ook grootschalige statelijke manifestaties, zoals het Nederland-Ruslandjaar, of in 2014 400 jaar Nederland-Zweden. Het ministerie van Economische Zaken draagt bij aan culturele diplomatie door een budget vrij te maken voor de HGIS-Cultuurmiddelen voor de creatieve industrie. Van 2009 tot 2012 was dit budget, in samenwerking met de ministeries BZ, OCW en EZ, samengevoegd in het programma DutchDFA. Sinds 2013 bestaat dit programma niet meer, maar is er nog wel een apart budget beschikbaar om de creatieve industrieën te stimuleren. In 2008 adviseert de Raad voor Cultuur de regering om de mogelijkheden van de internationale profilering van creatieve industrieën tijdens handelsmissies niet onbenut te laten.70 Dit is een belangrijk instrument voor culturele diplomatie,

omdat hiermee het bedrijfsleven kan bijdragen aan de economische kansen van het culturele veld. Daarnaast helpt betrokkenheid van het ministerie van Economische Zaken in het stimuleren van het bedrijfsleven om te investeren in Nederlandse cultuur. Deze verschillende instrumenten zijn algemene lijnen, waarin de specifieke uitvoering kan afhangen van het middel, het project en het land.

Podiumkunsten zijn een veelgebruikt medium in de uitvoering van culturele diplomatie, waarbij muziek, dans en mime de voorkeur geniet boven theater, gezien het ontbreken van een

taalbarrière. Zonder woorden, via kunst worden op deze manier regelmatig maatschappelijke thema’s aangekaart. Internationale voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld de jazz diplomatie, gevoerd door de Amerikaanse regering ten tijde van de Koude Oorlog in de jaren ‘50 & ‘60.

67 Voor een overzicht van de fondsen en ondersteunende instellingen, zie Zijlstra 2011 68 Zie bijlage III

69 Raad voor Cultuur 1999: 14 70 Raad voor Cultuur 2008: 3

(25)

Amerika zond honderden jazzmuzikanten naar landen over de hele wereld. Jazz zou een

vergelijking met Amerika zijn, waarin de structuur vast staat, maar verder “iedereen vrij is om zich op zijn eigen manier uit te drukken.”71 Dit beïnvloedde ten positieve de branding van Amerika als

een vrij land. Vergelijkbaar is de Amerikaanse Battery Dance Company, die, gesubsidieerd door de Amerikaanse overheid, de wereld rondreist om de Amerikaanse multiculturele samenleving te promoten.72 In het tweede gedeelte van mijn scriptie neem ik één specifieke uitvoering van

podiumkunsten met een maatschappelijk thema, dat wordt ondersteund in het kader culturele diplomatie, onder de loep. Met de analyse van de ondersteuning van het Gender Bender festival test ik mijn definitie en geef ook direct een praktisch voorbeeld van hoe het instrumentarium ingezet wordt. Maar hoe de precieze uitvoering ook zal zijn, uiteindelijk zullen al deze instrumenten terugwijzen naar één van de drie pijlers van culturele diplomatie: Arts diplomacy, Public diplomacy en Economic diplomacy.

71 Willis Connover , zoals geciteerd door Cynthia P. Schneider in

http://www.sica.nl/content/nl-dit-jazz-en-dit-amerika

(26)

B - Case study: Gender Bender festival

(27)

Inleiding

Op 30 oktober 2004 opent de tentoonstelling ‘Imitation of Life’ van fotograaf Erwin Olaf op het Gender Bender festival. Een compilatietentoonstelling met de collecties ‘Fashion Victims’, ‘Mature’, ‘Royal Blood’, ‘Separation’ en ‘Paradise the Club’, waarvan een foto uit deze laatste op de vorige bladzijde te zien is. Het is de eerste Nederlandse deelname aan het festival, en in dat jaar wordt de Nederlandse ambassade te Rome voor het eerst benaderd voor het ondersteunen van het festival. De tentoonstelling wordt vervolgens ondersteund in het kader van de beleidsdoelen van het Nederlands internationaal cultuurbeleid, waarin beeldende kunst en de agendering van mensenrechten prioriteit zijn. Voordat ik nader inga op de ondersteuning van de Nederlandse ambassade, moet duidelijk worden gemaakt wat de positie van homoseksuelen in Italië is. Er bestaat een stereotiep beeld over de machocultuur in Italië, waarbij er automatisch een koppeling wordt gemaakt met de onmogelijkheid voor homoseksuelen om zich te ontplooien. Om een duidelijk beeld te geven van de actuele situatie, en de hindernissen voor de toekomst, is het van belang de geschiedenis van homoseksualiteit te schetsen. Dit zal een beter beeld geven van de context waarin het festival zich bevindt en waarom de Nederlandse ambassade dit project ondersteunt.

(28)

1. Geschiedenis homoseksualiteit in Italië

Dé geschiedenis van homoseksualiteit in Italië is onmogelijk weer te geven. Zoals geschiedfilosoof Frank Ankersmit schreef in 1988: “Betekenis heeft twee componenten: de wereld en het inzicht dat deze op een bepaalde manier gerepresenteerd kan worden, dat het gezien kan worden vanuit een bepaald gezichtspunt.”73 De geschiedenis die je schrijft is nooit zonder vooroordelen. De

geschiedenis die ik hier schets is geschreven vanuit mijn Nederlandse achtergrond, waar andere rechten zijn voor homoseksualiteit en er een andere kijk op is. Bovendien ben ik geen

geschiedkundige, of gender scholar en is de ruimte in deze scriptie en de tijd die ik tot mijn beschikking heb, onvoldoende om een en ander in zijn volledigheid te beschrijven. Niettemin zal ik proberen een kort overzicht te geven van een geschiedenis van de homoseksualiteit in Italië, om een kader te schetsen voor de situatie waarin het Gender Bender festival zich bevindt.

Vroege geschiedenis

Homoseksualiteit bestaat al eeuwenlang, en om een geschiedenis van homoseksualiteit in Italië weer te geven, is het van belang de cultuur en historie lang voor de eenwording van het land in 1861 te schetsen. Het Italië van nu leeft nog dagelijks met de geschiedenis van het Romeinse keizerrijk, dus is het gepast de start van homoseksualiteit daar te laten beginnen. De Romeinen kenden een uitgebreide traditie in homoseksuele handelingen. Naarmate het keizerrijk groeide, namen de Romeinen steeds meer elementen over van de Griekse cultuur, waaronder

homoseksuele handelingen.74 Deze handelingen waren legaal volgens de Romeinse wet, hoewel er

wel een onderscheid bestond tussen de ‘penetreerder’ en de ‘gepenetreerde’. Deze eerste staat hoog in aanzien, en de handelingen bewijzen te meer zijn mannelijke status als dominante overheerser. De gepenetreerde werd als passief en ondergeschikt gezien. Deze laatste rol werd voornamelijk door slaven of prostituees uitgevoerd. Een ‘vrijgeboren’ man die de passieve rol vervulde riskeerde infamia, statusverlies en het verlies van al zijn rechten als Romeinse burger.75

Met de komst van het christendom verschenen er steeds meer regels rondom homoseksualiteit. In de derde eeuw na Christus verbood Philip de Arabier mannelijke prostitutie. Zijn opvolgers

bekritiseerden de homoseksuele handelingen en aan het einde van de vierde eeuw werd elke man, die passieve homoseksuele handelingen verrichtte veroordeeld tot de verbrandingsdood.76 Over de

Middeleeuwen is weinig informatie beschikbaar omtrent de houding ten opzichte van

homoseksualiteit, maar vanaf de Renaissance is er een duidelijke start van bestraffingen te zien. In verschillende steden op het Italiaanse schiereiland worden straffen ingevoerd tegen elke vorm van sodomie, van infamia tot castratie en zelfs de doodstraf.77 De eerste stad waar de doodstraf wordt

ingevoerd is Bologna, in 1259.78 Daarna volgden Rome (1363), Cremona (1387), Lodi (1390),

Milano (1476), Padua (1329), Bassano (1392), Carpi (1351), Parma (1494), en Genova (1556).79

In het invloedrijke boek La Divina Commedia van Dante, gepubliceerd tussen 1308 en 1321,

73 Ankersmit 1988: 210 (eigen vertaling) 74 Malagreca 2007:11

75http://en.wikipedia.org/wiki/Infamia (5 juni 2014) 76 Groneberg 2011: 193

77 Met sodomie verwijs ik naar seksuele handelingen, anders dan die tussen een man en vrouw. 78 Rocke 1989: 5, zoals geciteerd in Crompton 2003: 246

(29)

worden de sodomieten verwezen naar de zevende van de in totaal negen cirkels van de hel.80

Heteroseksuele stellen die, bevangen door de liefde, fouten hebben begaan, worden ‘slechts’ naar de eerste, en daarmee de mildste cirkel van de hel gestuurd. Echter, zoals queer-studies professor Louis Crompton terecht opmerkt, wordt niemand van de sodomieten die Dante ontmoet in de hel letterlijk met homoseksualiteit geassocieerd, of met dergelijke seksuele handelingen.81 Het

vermoeden bestaat wel onder wetenschappers dat het om dit type ‘zondaars’ gaat, omdat de middeleeuwse term voor sodomiet, homoseksualiteit impliceerde. Crompton noemt verder een opmerkelijk feit: “We are thus faced with a paradox. Dante takes for granted the traditional theological condemnation of homosexuality but treats the sodomites with more respect than any other inhabitants of Hell.”82 Dante toont zich dus volgens Crompton tolerant tegenover de

vermoedelijke homoseksuelen, terwijl hij wel de katholieke veroordeling handhaaft in zijn boek. Dit zou kunnen wijzen op een tegenstem tegen het regime van de katholieke kerk, dat tot op de dag van vandaag nog een sterke invloed heeft op de mening van menig Italiaan over homoseksualiteit. In de loop van de Renaissance zijn er meer acties bij kunstenaars te zien, die zouden kunnen wijzen op tolerantie tegenover, of eventuele deelname aan homoseksualiteit. Michelangelo Buonarotti’s beelden van jonge, mannelijke schoonheid en de informatie uit zijn geschreven brieven doen Crompton vermoeden dat de kunstenaar zelf homoseksueel was, ondanks dat hij “zichzelf presenteerde aan het 16e-eeuwse Italiaanse publiek als een ‘Platonische’ liefhebber van

mannen.”83 Met Platonisch wordt bedoeld dat jongere mannen de geest van oudere mannen

waarderen, en oudere mannen de fysieke schoonheid van jongere mannen, zonder dat er erotische handelingen aan te pas komen.84 Platonische liefde was toegestaan door de katholieke kerk in het

16e-eeuwse Italië, waardoor veel homoseksuelen zich onder die noemer schaarden en hun seksuele

handelingen verzwegen. Naast Michelangelo, wordt er ook van Leonardo Da Vinci vermoed dat hij homoseksueel was. Da Vinci had lange tijd een 28 jaar jongere vriend in huis, Gian Giacomo Caprotti, ook wel Salai genoemd. Na diens overlijden nam hij, als 56-jarige, een 18-jarige jongen in huis met wie hij tot aan zijn dood heeft samengewoond en wie zijn voornaamste erfgenaam was.85 Deze platonische liefde uit de Renaissance heeft een lange traditie van ‘verborgen’

homoseksualiteit gecreëerd in Italië. Bij de eenwording van Italië in 1861 werd de wet uit Piemonte die homoseksualiteit veroordeelde, in heel Italië ingevoerd, met uitzondering van de zuidelijke steden.86 Journalist en homoactivist Giovanni dall’Orto legt uit dat in de zuidelijke steden de oude

Romeinse traditie, door hem Omosessualità Mediterranea genoemd, nog steeds heerste, wat inhield dat iemand homoseksuele handelingen kon uitvoeren, mits deze man de penetreerder was en daarnaast wel getrouwd was met een vrouw.87 De passieve rol werd, zoals in de Romeinse

traditie, veroordeeld als sodomie. Uitspraken van Sigmund Freud zorgden in de 20e eeuw voor

opschudding in het zuiden, maar ook in het noorden, want volgens hem zou deze Omosessualità

Mediterranea hetzelfde zijn als homoseksualiteit.

80 Zie Canto XV en XVI van het Inferno van Dante Alighieri 81 Crompton 2003: 208

82 Ibid.: 210 83 Ibid.: 270

84 Ficino 1944: 147, zoals geciteerd in Crompton 2003: 270 85 Crompton 2003: 267-269

86 Malagreca 2007: 16

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De op de ledenvergadering in maart 1995 gepresenteerde nieuwe statuten zijn na enkele wijzigingen door de ledenvergadering goedgekeurd. Bij de notaris wordt er de laatste hand

De bedrijven waar de zoon in 1974 niet meer meewerkte Op een groot aantal bedrijven (40%) waar in 1972 een zoon is gaan meewerken was deze in 1974 niet meer werkzaam, hoewel de

Het was verschrikkelijk dat niet alleen miljoenen mensen hun dood vonden, maar ook dat het Europese optimisme verdween, waardoor een voedingsbodem ontstond voor het uitbreken van

Een preciezere framing van het beleid is daarom gewenst: van economische diplomatie, waarbij het er niet toe doet welke handelsstromen op gang worden gebracht (zolang

Artikel 197A(2)(a) bepaal dat die nuwe werkgewer in die plek van die ou werkgewer geplaas word ten opsigte van alle dienskontrakte wat bestaan het onmiddelik voor die ou werkgewer

In de Cultuurindex Nederland is te zien dat het aantal leden bij de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) sowieso sterk daalt tussen 2013 en 2015. Dit zou

Uit de ver- deling van het aantal exporteurs naar het aantal bestemmingen tussen 2003 en 2007 volgt dat 62 procent van de starters naar hooguit drie landen exporteert (zie Tabel