• No results found

De professionele identiteit van sociale hulpverlening in Lombok: een kwalitatief en exploratief onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De professionele identiteit van sociale hulpverlening in Lombok: een kwalitatief en exploratief onderzoek"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE PROFESSIONELE IDENTITEIT

VAN SOCIALE HULPVERLENING IN

LOMBOK: EEN KWALITATIEF EN

EXPLORATIEF ONDERZOEK

Aantal woorden: 21113

Yasmine Kaied

Studentennummer: 01706845

Promotor: Prof. dr. Griet Roets

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Pedagogische Wetenschappen – Orthopedagogiek

(2)

2

Corona preambule met betrekking tot masterproef

De huidige crisissituatie en de maatregelen in kader van het Covid-19-virus, hebben nauwelijks tot geen invloed gehad op het uitwerken van deze masterproef.

Dit masterproefonderzoek vond hoofdzakelijk plaats in Lombok/Indonesië. Echter, is er vroegtijdig terug naar België moeten keren omwille van het Covid-19-virus. De dataverzameling werd reeds afgerond voor het verstrengen van de maatregelen, waardoor alle interviews konden doorgaan zoals gepland, alvorens het vervroegd terug naar België te reizen. Ten gevolge van de vervroegde terugvlucht was het daarentegen niet mogelijk om de data te analyseren binnen de context waarin deze werd verzameld en kon deze niet rechtstreeks worden teruggekoppeld aan de participanten indien nodig geacht. Echter, verliep het analyseren en uitschrijven van de data zonder hinder in de eigen thuisomgeving en werd het niet nodig geacht de participanten opnieuw te contacteren.

Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor opgesteld en is door beide goedgekeurd.

(3)

3

Voorwoord

Deze masterproef is geschreven in het kader van mijn afstudeerjaar binnen de opleiding Master of Science in de pedagogische wetenschappen (klinische orthopedagogiek en Disability Studies) aan de Universiteit Gent. Het onderzoek voor deze masterproef is uitgevoerd binnen Lombok, Indonesië, waar ik alsook mijn masterstage heb verricht.

In september 2019 startte het avontuur. Lombok, de mensen, de cultuur, de natuur en zoveel meer hebben mijn hart volledig overwonnen. Mijn stage en periode in Indonesië was een bijzondere periode van bijleren, ontdekken en zelfontplooiing als persoon en professional. Met veel voldoening kan ik melden dat de stage een goed einde heeft gekend en dat mijn masterproef, met veel trots, kan voorgesteld worden.

Vervolgens wil ik graag een aantal mensen bedanken die mij tijdens het onderzoeksproces hebben geholpen, gesteund en gemotiveerd. Zonder hen was mijn opzet niet geslaagd. Om te beginnen een dankjewel aan mijn mentor Griet Roets voor de fijne begeleiding en ondersteuning tijdens mijn traject. Bedankt voor het intensieve leeswerk en geduld.

Vervolgens een welgemeende bedanking aan al de participanten voor het beantwoorden van mijn vele vragen en de gastvrijheid tijdens mijn bezoeken binnen de verschillende voorzieningen. Een bijzondere dankjewel is op zijn plaats voor mijn stagebegeleider in Lombok voor het helpen zoeken, vinden en mij in contact te brengen met de verschillende participanten. Verder een woord van dank aan al het personeel binnen mijn stagevoorziening voor alle ondersteuning en begeleiding. Ik wil hen bedanken voor hun enorme inzet om mijn leerperiode binnen Indonesië te optimaliseren.

Tot slot bedank ik graag mijn familie en vrienden voor alle steun tijdens deze laatste maanden. Dit zowel op emotioneel, persoonlijk als educatief vlak. Dankjewel voor het geven van moed om door te gaan, tijdens deze toch wel bijzondere covid-19 tijden. Mede dankzij hun hulp is het mij gelukt dit leerrijke avontuur tot een goed einde te brengen.

(4)

4

Abstract

Universiteit Gent

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Afstudeerrichting Orthopedagogiek

Academiejaar 2019-2020

De professionele identiteit van sociale hulpverlening in Lombok: een kwalitatief en exploratief onderzoek

In Indonesië vonden er verschuivingen plaats van een gecentraliseerde regering naar een gedecentraliseerd, federaal bestuurssysteem en van de afhankelijkheid van institutionele zorg naar een gemeenschapsgerichte werking. Deze verschuivingen brengen veranderingen met zich mee voor sociale hulpverleningspraktijken en voor de rol en identiteit van professioneel sociaal werk. Een centraal gegeven in het conceptualiseren van sociaal werk en de sociale hulpverleningspraktijken in Indonesië is indigenization.

Binnen deze masterproef wordt er op een exploratieve manier een antwoord geformuleerd op de centrale hoofdvraag: ‘Hoe zien sociale hulpverleningspraktijken voor kwetsbare groepen in de samenleving eruit in Indonesië, specifiek op het eiland Lombok en hoe vertaalt de uiting/rol van sociaal werk zich binnen deze praktijken?’. Er werden semi – gestructureerde interviews met verschillende sociale hulpverleners, waaronder hoofdzakelijk sociaal werkers, afgenomen. De voorzieningen waarin desbetreffende hulpverleners zijn tewerkgesteld werden bezocht. Op basis van deze bezoeken en de thematische analyse van de interviews werd de data verwerkt en werden de resultaten bekomen.

De resultaten bieden een verkennende schets van de sociale hulpverleningspraktijken te Lombok/Indonesië. Decentralisatie zorgde ervoor dat grotendeel van de praktijken onder het federaal bestuurssysteem vallen. De gedefinieerde verwachte normen voor de dienstverlening worden verwerkt binnen de centrale overheid visies, terwijl de federaal gestuurde praktijken deze visies nastreven aan de hand van het leveren van hun diensten. Het overgrote deel van de verschillende praktijken legt de focus op het individu en zijn/haar vaardigheden. Dit kan worden gelinkt aan het institutionele hulpverleningslandschap dat momenteel nog heerst binnen Lombok. Ondanks dat de deïnstitutionaliseringsintentie van de Indonesische overheid beschreven wordt, valt er nog geen concrete verandering binnen het hulpverleningslandschap op te merken. Vervolgens zien we dat de praktijken en hun hulpverleningsprogramma’s mede vorm krijgen en beïnvloed worden door de inheemse cultuur, waarden en normen van de Indonesische context waarin ze gevestigd zijn. Binnen de praktijken wordt een cultureel relevant en geschikt programma aangeboden en wordt de sociale hulpverlening, waaronder sociaal werk, aangepast aan de cultureel gedefinieerde noden van de cliënten.

De kleinschaligheid van dit onderzoek vormde een beperking in de generaliseerbaarheid. Eventuele aanbevelingen voor verder onderzoek zouden als volgt gericht kunnen zijn op een grootschalig onderzoek overheen de verschillende eilanden in Indonesië of de verschillende landen in de regio Azië – Pacific. Op deze manier kan er onderzocht worden hoe sociale hulpverlening georganiseerd wordt en welke rol sociaal werk als professie speelt binnen internationale hulpverleningslandschappen. Rekening houdend met inheemse methodieken, praktijken, etc., in contrast met de louter Westerse definiëring van sociaal werk.

(5)

5

Inhoudstafel

Voorwoord ... 3

Abstract ... 4

Inleiding ... 7

Theoretische en/of conceptuele basis ... 8

Indonesië ... 8

Lombok ... 8

Sociale hulpverlening & professies in Indonesië ... 9

Sociaal werk in Indonesië ... 12

Lokaliseren van het Indonesisch sociaal werk in het internationaal landschap ... 13

Opleiding sociaal werk in Indonesië ... 14

Indigenization ... 15

Indigenization van opleiding sociaal werk in Indonesië ... 16

Indigenization van sociaal werk praktijk in Indonesië... 17

Probleemstelling en onderzoeksvragen ... 18

Methodologie ... 20

Dataverzameling ... 20

Literatuuronderzoek ... 20

Semigestructureerd kwalitatief interview ... 21

Respondenten ... 21 Onderzoeksproces ... 22 Data-analyse ... 22 Kwaliteitscriteria ... 25 Ethisch luik ... 25 Resultaten ... 26

Exploratief in kaart brengen van de hulpverlening ... 26

Verkennende schets hulpverleningspraktijken ... 26

Organisatorische positie... 36

Identiteit van sociaal werk ... 37

Sociale hulpverleningsprofessies ... 37

Opleiding sociaal werk ... 41

Oriëntaties hulpverlenings- praktijken en identiteiten ... 42

Onderliggende opvattingen praktijken ... 42

(6)

6

Discussie en conclusie ... 44

Bespreking resultaten ... 44

Sociale hulpverleningspraktijken ... 44

Uiting/rol sociaal werk als sociale hulpverleningsprofessie ... 46

Conclusie ... 48

Implicaties ... 48

Beperkingen ... 49

Aanbevelingen voor verder onderzoek ... 49

Referenties ... 50 Bijlagen ... 55 Tabel 1 ... 55 Interviewgids ... 57 Informed consent ... 58 Targetgroepen praktijk F ... 59

(7)

7

Inleiding

Binnen deze masterproef wordt exploratief in kaart gebracht hoe de sociale hulpverlening eruitziet in Lombok/Indonesië. De masterproef bestaat uit vijf grote onderdelen. In het eerste onderdeel wordt de theorie en conceptuele basis uiteengezet met betrekking tot het sociale hulpverleningslandschap in Indonesië, de identiteit van sociaal werk in Indonesië en het concept indigenization. Dit aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie.

Vervolgens wordt in het tweede onderdeel de probleemstelling geformuleerd die voortkomt uit de literatuurstudie. Vanuit de uitgeschreven probleemstelling vormt zich de hoofdonderzoeksvraag met de daar bijhorende deelvragen. Deze worden alsook voorgesteld binnen het tweede onderdeel van deze masterproef.

Onderdeel drie omschrijft de methodologie die wordt toegepast binnen deze masterproef. De daaronder horende; dataverzamelingsprocedure, respondenten, onderzoeksproces, data – analyseproces, kwaliteitscriteria en ethisch luik worden uitgebreid uitgeschreven.

De uiteenzetting van de methodologie wordt gevolgd door deel vier, de onderzoeksresultaten. Binnen dit onderdeel worden de resultaten, verkregen uit de data – analyse, uitgeschreven. De thematische analyse leverde drie overkoepelende thema’s op. Aan de hand van deze koepelthema’s worden de resultaten van het onderzoek voorgesteld en uitgeschreven.

Tenslotte wordt er in het vijfde deel van deze masterproef ruimte gecreëerd voor discussiepunten en conclusies. Concreet worden de resultaten besproken, de implicaties en beperkingen van het onderzoek beschreven en worden er aanbevelingen voor verder onderzoek voorgesteld.

(8)

8

Theoretische en/of conceptuele basis

Indonesië

Indonesië is de grootste eilandgroep ter wereld met 17.508 eilanden, waarvan er meer dan 6000 bewoond zijn, die zich uitstrekken langs de evenaar in Zuidoost-Azië. De vijf belangrijkste eilanden zijn Sumatra, Kalimantan, Java, Sulawesi en Papua. Het land staat op de vierde plaats in termen van bevolking. Volgens de National Census 2010 is de bevolking van Indonesië 237,6 miljoen, waarvan velen afstammelingen zijn van mensen uit verschillende migraties. Hierdoor is een diversiteit aan culturen, religies, etniciteiten en talen ontstaan. De officiële taal van Indonesië is Indonesisch (Bahasa Indonesia). Het is de taal die Indonesië verenigt, met zijn 350 etnische groepen en 750 inheemse talen en dialecten (Ministry of Domestic Affairs, 2013; Mahendradhata et al., 2017).

De landvormen en het klimaat van de archipel hebben de landbouw, handel en de staatsvorming aanzienlijk beïnvloed. Indonesië is administratief verdeeld in provincies en districten. Tussen 2001 en 2013 is het aantal provincies uitgebreid van 27 naar 34 (Ministry of Domestic Affairs, 2013). In Indonesië omvat het subnationaal bestuur vier niveaus: (1) provincie/provinci, (2) stad/Kota en regentschap/Kabupaten, (3) district/Kecamatan of district/Distrik, en (4) stedelijke gemeenschap/Kelurahan of dorp/Desa (Horwath HTL & SJ, 2017).

Het land bevindt zich midden in een fundamentele demografische verschuiving naarmate de werkende – leeftijdsbevolkingsgroep toeneemt in vergelijking met de rest van de bevolking. Indonesië is ook naar voren gekomen als een laag – midden inkomen economie, economisch sterk en politiek stabiel. De politieke en sociale landschappen zijn ook geëvolueerd door de overgang van autoritarisme naar democratie en decentralisatie hervormingen (Mahendradhata et al., 2017).

Lombok

Lombok is een eiland in de provincie West-Nusa Tenggara in Indonesië. Het eiland maakt deel uit van de Lessur Sunda Islands-keten, met de Lombok-zeestraat die Bali in het westen en Sumbawa in het oosten scheidt. Het heeft een totale oppervlakte van 4725 vierkante kilometer en is ongeveer cirkelvormig van vorm. Volgens de telling van 2014 bedroeg de bevolking van Lombok 3,3 miljoen (Horwath HTL & SJ, 2017). Het eiland is verdeeld in vier kabupaten: Lombok Barat (West Lombok), Lombok Utara (Lombok Utara), Lombok Tengah (Central Lombok) en Lombok Timur (East Lombok) en één gemeente: Kota Mataram (Mataram Stad) (Horwath HTL & SJ, 2017).

Lombok is cultureel divers met een verscheidenheid aan religies en etniciteiten. Het eiland ’s inheemse Sasak mensen zijn overwegend moslim; echter, voor de komst van de islam had Lombok een lange periode van Hindoeïstische en boeddhistische invloed vanuit Java. Tegenwoordig is de bevolking van het eiland 85% Sasak, 10-15% Balinees, en een zeer kleine rest is Javaans, Arabische Indonesiërs, Sumbawanees en Chinees-Peranakan. De Sasak-cultuur heeft de druk van de moderniteit opmerkelijk goed doorstaan. De sterke cultuur en de geschiedenis van het Sasak-volk is uniek voor Lombok. Als gevolg van de diepe islamitische achtergrond hebben de meeste van de lokale dorpen in Lombok moskeeën en minaretten (Horwath HTL & SJ, 2017).

(9)

9

Sociale hulpverlening & professies in Indonesië

In het 2017 overzichtsrapport van het gezondheids- en welzijnssysteem van Indonesië wordt beschreven dat het land in het midden van een reeks van transities zit, van demografisch en epidemiologisch tot sociaal, economisch en politiek. Na decennia van een autoritaire en gecentraliseerde regering, heeft Indonesië in 1998 hervormingen doorgevoerd om een stabiele democratische regering tot stand te brengen, met een aanzienlijke overdracht van bevoegdheden aan provinciaal en districtsniveau (Mahendradhata et al., 2017). Deze hervormingen hebben geleid naar een federaal bestuurssysteem, waardoor provincies meer controle krijgen over de uitvoering van programma's voor sociale dienstverlening (Save the Children, 2013).

Decentralisatie van het gezondheids- en welzijnssysteem vond plaats in Indonesië als onderdeel van de bredere beweging om regionale autonomie te hervormen, waarbij wetten die van 1999 tot 2001 werden aangenomen een reeks politieke, administratieve en financiële verantwoordelijkheden overdragen van de centrale naar de lokale overheden (Diana, Hollingworth, & Marks, 2015). Er werd verwacht dat de decentralisatie kansen zou bieden om gezondheids- en welzijnszorg vollediger te beschouwen, aangezien districtsregeringen idealiter meer autoriteit zouden hebben om hun lokale problemen te beheren en burgers meer betrokken zouden zijn bij het stellen van doelen en het bewaken van de uitkomst van de dienstverlening. Verder heeft een reeks hervormingen in de gezondheids- en welzijnszorg in de afgelopen twintig jaar in Indonesië op verschillende manieren invloed gehad op het gezondheids- en welzijnssysteem en de verwachtingen van de gemeenschap (Diana et al., 2015). De gezondheids- en welzijnsdiensten werden gedecentraliseerd naar de provinciale en districtsoverheden die onder het ministerie van Binnenlandse Zaken (Ministry of Home Affairs) vallen. Deze wijziging resulteerde in een decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor de planning en het beheer van de dienstverlening van het Ministerie van Volksgezondheid (Ministry of Health) naar de lokale overheden (Mahendradhata et al., 2017). Dit betrof aldus het overstappen van een gezondheids- en welzijnssysteem met gecentraliseerde controle door het ministerie van Volksgezondheid naar het plaatsen van de belangrijkste financiering, autoriteit en verantwoordelijkheid voor de levering van gezondheids- en welzijnsdiensten bij de districten (Diana et al., 2015). Er zijn ook verschillende andere ministeries en instanties van de centrale overheid betrokken bij de gezondheids- en welzijnssector; bijvoorbeeld het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de Sociale Zekerheid en de Nationale Raad voor Bevolking en Gezinsplanning (Mahendradhata et al., 2017). Onderstaand wordt de organisatie van het gezondheids- en welzijnssysteem in Indonesië schematisch voorgesteld.

(10)

10 (Mahendradhata et al., 2017)

De gezondheids- en welzijnsdienst op lokaal niveau is verdeeld over provinciaal niveau en district/gemeentelijk niveau. Provinciale overheden organiseren de gezondheids- en welzijnsdiensten via de provinciale gezondheidsdiensten (PGD's). De PGD's spelen een coördinerende rol bij gezondheids- en welzijnsproblemen binnen de provincie/regio en over de districten heen. De districts-/gemeentebesturen organiseren gezondheids- en welzijnsdiensten via districts-/gemeentelijke gezondheidsdiensten (DGD's). DGD's exploiteren ook gezondheids- en welzijnsdiensten die worden verleend via de primaire gezondheids- en welzijnscentra en hun netwerken. De relatie tussen het Ministerie van Volksgezondheid, PGD en DGD is echter niet hiërarchisch. Het districts-/gemeentebestuur valt niet 'onder' het provinciebestuur. Elk niveau heeft zijn eigen mandaten en bevoegdheden (Mahendradhata et al., 2017).

Decentralisatie heeft de capaciteit van het centrale Ministerie van Volksgezondheid getroffen om de integratie en afstemming tussen de verschillende niveaus van het gezondheids- en welzijnssysteem te behouden. Wat de gezondheids- en welzijnssector betreft, is de lokale overheid verantwoordelijk voor het verlenen van zowel fysieke als sociale gezondheids- en welzijnsdiensten aan de gemeenschap en de beschikbaarheid van gezondheids- en welzijnsbronnen. Recente herzieningen onder wet nr. 23/2014 richten de verantwoordelijkheid van de lokale overheid op het leveren van gedefinieerde basisdiensten (waaronder gezondheid, onderwijs, sociale bijstand enz.), terwijl de centrale overheid de verantwoordelijkheid heeft om de verwachte normen voor dienstverlening te definiëren (Mahendradhata et al., 2017).

Continuous line = authority Dotted line = technical supervision

(11)

11 De invloed van de decentralisatie op het gezondheids- en welzijnssysteem wordt, zoals hierboven deels weergegeven, beschreven in het 2017 overzichtsrapport van het gezondheids- en welzijnssysteem van Indonesië. Het Indonesische gezondheids- en welzijnssysteem bestaat uit een mix van publieke en private aanbieders en financiering. Het openbare systeem wordt beheerd in overeenstemming met het gedecentraliseerde regeringssysteem in Indonesië, met verantwoordelijkheden voor de centrale, provinciale en districtsregering (Mahendradhata et al., 2017). Echter is er geen beschrijving over de invloed van de decentralisatie op de sociale gezondheids- en welzijnszorg en ontbreekt er een specifieke uitwerking van de sociale hulpverleningssector.

De belangrijkste sociale bescherming -activiteiten en -programma's in Indonesië worden beheerd door overheidsinstanties. Drie leidende ministeries die onder de coördinatie van het Ministerie van Welzijn vallen, namelijk het ministerie van Sociale Zaken, Nationaal Onderwijs en Gezondheid, hebben de belangrijkste sociale bescherming -activiteiten en -programma's uitgevoerd via sociale verzekeringen, sociale bijstand, invaliditeitsprogramma's en kinderbescherming (Ahmed, Weber, & Asian Development Bank, 2006). De specifieke uitwerking van deze sociale hulpverlening wordt echter niet beschreven in recente literatuur, buiten in de 2006 Social Protection Index for Committed Poverty Reduction waarin een sectie over Indonesië beschreven staat. Hierin worden de belangrijkste programma's en activiteiten voor sociale bescherming beschreven die worden uitgevoerd door overheidsinstanties, internationale financiële instellingen en nationale en internationale ngo's in Indonesië (Ahmed et al., 2006).

Wanneer er in de literatuur gezocht werd naar de uitwerking van sociale hulpverlening in Indonesië werd duidelijk dat er steeds wordt teruggevallen op sociale protectie, sociaal welzijn en sociaal werk. In recent onderzoek wordt beschreven dat Indonesië, net als andere Aziatische landen, verschuift van zijn afhankelijkheid van institutionele zorg naar een gemeenschapsgerichte werking (O'Leary, Young, McAuliffe, & Wismayanti, 2018). Sociaal werk wordt geïdentificeerd als een leidend beroep in deze verschuiving (International Federation of Social Workers [IFSW], 2002). Indonesië wordt geplaagd door een aantal fundamentele sociale problemen, zoals armoede en ondervoeding, werkloosheid, kinderproblemen, drugsmisbruik, HIV/aids, natuurlijke en sociale rampen, handicaps en de opkomst van vergrijzing. Er wordt gesteld dat deze problemen sociale interventie van professionele sociaal werkers nodig heeft (Fahrudin & Yusuf, 2016). Buiten in de Social Protection Index wordt de specifieke uitwerking van sociale hulpverlening echter niet beschreven in recente literatuur.

‘Social development’ in Indonesië is gericht op het verbeteren van de welvaartsstatus van de mensen om op die manier gunstige voorwaarden te creëren zodat de mensen in staat zijn hun eigen noden te bevredigen. Sinds de invoering van het beleid van lokale autonomie in 2001 is social development de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de centrale overheid (Ministerie van Sociale Zaken) en de lokale besturen (Ahmed et al., 2006).

Specifieke sociale bijstandsprogramma's van de overheid die door het Ministerie van Sociale Zaken worden beheerd zijn bedoeld voor: kwetsbare kinderen (verwaarloosde kinderen, behoeftige minderjarigen, delinquenten, kinderen met een beperking en straatkinderen), economisch kwetsbare vrouwen, misbruikte vrouwen en ouderen, verwaarloosde ouderen, personen met een lichamelijke beperking en personen met een beperking veroorzaakt door chronische ziekten, sekswerkers, bedelaars, daklozen, ex-veroordeelden, drugsverslaafden,

(12)

12 behoeftige gezinnen, gezinnen die in onjuiste huisvesting wonen, gezinnen met psychosociale problemen, gemeenschappen in afgelegen gebieden, gemeenschappen in gevaarlijke gebieden, slachtoffers van natuurrampen, slachtoffers/vluchtelingen van sociale rampen, verwaarloosde migranten, hiv/aids-dragers en andere kwetsbare gezinnen (Ahmed et al., 2006).In tabel 1, die kan worden teruggevonden in bijlage, worden de verschillende programma’s beschreven die voorzien worden voor deze kwetsbare groepen. Het is belangrijk te herkennen dat dit geen recente bron is maar echter wel de recentste waarin sociale hulpverleningspraktijken worden beschreven. Het belang van sociaal werk binnen de sociale hulpverlening in Indonesië komt intussen wel klaarblijkelijk uit recente literatuur naar boven.

Sociaal werk in Indonesië

Sociaal werk in Indonesië is terug te leiden naar de vrijwilligersbewegingen van de jaren veertig, die kwamen als reactie op armoede (Suharto, 2006). Tijdens de Nederlandse kolonisatie werden er een paar sociale diensten opgericht (Miller, 1973). Dit legde de basis voor een gedecentraliseerd servicesysteem (O'Leary et al., 2018). Er zijn drie beroepsverenigingen die sociaal werkers in Indonesië ondersteunen: Indonesian Association of Schools of Social Work (IPPSI), de Indonesian National Council on Social Welfare (DNIKS) en de Indonesian Association of Profession Social Workers (IPSPI) (Suharto, 2006). IPSPI is opgericht in 1978 en omvat alleen professionele sociaal werkers. In 1987 werd de Indonesian Association of Social Workers (HIPSI) opgericht. Deze organisaties werken samen met de overheid om de kwaliteit van de praktijk te verbeteren (Fahrudin, 2013).

Sociaal werk wordt in Indonesië niet algemeen beschouwd als een beroep (Save the Children, 2013). Uit onderzoek van de Asian Pacific Association for Social Work Education (APASWE) bleek dat in het land veel mensen niets afweten van het beroep sociaal werk. Voor die mensen zijn vrijwilligers sociaal werkers (Sasaki 2013).

Nugroho en Santi (2014) ontdekten dat Indonesiërs iedereen die in de sociale dienst werkt als een sociaal werker beschouwen. In Indonesië is de filosofie van sociaal werk 'mensen helpen om zichzelf te helpen'. Het concept van een 'helpend beroep' wordt niet beschouwd als gebaseerd op wetenschap en kennis, omdat in het dagelijkse leven van de Indonesische samenleving 'het helpen van anderen' gebruikelijk is. Indonesiërs neigen aldus geen behoefte te hebben aan een ‘helpend beroep’ omdat ze in hechte relatie staan met het algemene karakter van de Indonesische samenleving. De niet-professionele sociaal werkers staan in de frontlinie van dienstverlening en zijn het meest zichtbaar voor het publiek. Degenen die gekwalificeerd zijn in sociaal werk maken het onderscheid tussen zichzelf en degenen die niet gekwalificeerd zijn, die zij als vrijwilligers beschouwen (Nugroho en Santi, 2014). De verordening van het Sociale Ministerie nr. 8 van 2012 stelt dat;

De professionele sociaal werker iemand is die werkt, zowel in openbare als particuliere instellingen, die de competentie en het beroep van sociaal werk heeft verkregen door middel van onderwijs, opleiding en/of ervaring op het gebied van sociaal werk om taken uit te voeren en sociale kwesties aan te pakken.

Zo kan de prestatie als professionele sociaal werker worden verantwoord (Izzati and others, 2015).

Uit de literatuur wordt duidelijk dat er een verandering is in de perceptie van sociaal werk in Indonesië. Een te grote afhankelijkheid van institutionele zorg heeft de praktijk beïnvloed, waarbij sociaal werkers weinig kansen hebben om rechtstreeks met gezinnen te werken (Save

(13)

13 the Children, 2013). In het rapport van Save the Children (2013) werd vastgesteld dat de meerderheid van de sociaal werkers die in dienst waren van overheidsinstanties, als programmapersoneel werkzaam waren. Toen medewerkers werkten aan beleidsontwikkeling, waren ze 'volledig losgekoppeld van de realiteit van de behoeften ter plaatse of de geleverde diensten' (Save the Children, 2013). Uit de observaties van professioneel gekwalificeerde sociaal werkers, beschreven in de literatuur, werd aangetoond dat de meesten werkzaam waren in managementfuncties weg van de directe praktijk (Tilbury et al., 2015).

Vervolgens viel er op te merken dat er literatuur bestaat over de tewerkstelling van sociaal werk bij verschillende doelgroepen, zoals kinderen en jongeren, binnen de Indonesische context. Er wordt binnen de context van kinderbescherming aangegeven dat er een toewijding plaatsvindt van Indonesië om te evolueren naar gemeenschapsgerichte zorg. Dit kan worden gezien als een case waarin de algemene discussie over de overgang van geïnstitutionaliseerde zorg naar gemeenschapszorg naar boven komt. Deze inspanning biedt de mogelijkheid om de status van sociaal werk en het systeem voor kinderbescherming in Indonesië te evalueren. Uit een onderzoek dat plaatsvond op verschillende locaties in heel Indonesië constateerde men dat er sprake is van een uitgebreid gebruik van institutionele zorg voor kwetsbare kinderen. Een belangrijk initiatief om op deze uitdagingen te reageren, was de ontwikkeling van sociaal werk als een kernberoep om verandering te creëren (O'Leary, Young, McAuliffe, & Wismayanti, 2019).

Lokaliseren van het Indonesisch sociaal werk in het internationaal landschap

Sociaal werk is een evoluerend en contextueel beroep dat diep ingebed is in onze mondiale wereld (Ornellas et al., 2018). Sociaal werk bevordert sociale verandering op basis van mensenrechten, sociale rechtvaardigheid, collectieve verantwoordelijkheden en respect voor diversiteit (IFSW, 2014). Dit kan worden gezien als een open definitie, het is geen beroeps specifiek profiel maar kan een diversie aan mandaten omvatten, zoals ook deze van vrijwilligers of orthopedagogen of dergelijke meer. Het idealisme en de inzet van professionals om bewezen kennis te gebruiken om sociale problemen te overwinnen, heeft ertoe geleid dat het wereldwijd wordt gebruikt (Payne en Askeland, 2008). De opkomst van sociaal werk in landen met lage middeninkomens en de gevolgen van globalisering hebben geleid tot een toenemende belangstelling voor internationaal sociaal werk (O'Leary et al., 2018).

Aanvankelijk werd sociaal werk ontwikkeld als voornamelijk een binnenlandse activiteit gericht op het verlichten van de gevolgen van armoede, werkloosheid en sociale problemen die lokaal ontstonden als gevolg van de snelle ontwikkeling naar industrialisatie in Europa en Noord-Amerika (Midgley 1997). Aan het begin van het nieuwe millennium zijn er nu sociale werkprogramma's in de meeste landen en alle regio's over de hele wereld (Healy 2002). De International Association of Schools of Social Work (IASSW) (2015) definieert sociaal werk als volgt:

“Social work is a practice-based profession and an academic discipline that promotes social change and development, social cohesion, and the empowerment and liberation of people. Principles of social justice, human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work. Underpinned by theories of social work, social sciences, humanities and indigenous knowledge, social work engages people and structures to address life challenges and enhance wellbeing.” (Ravulo, 2017).

De nieuwe definitie blijft de betekenis van het individu onderkennen en houdt binnen interventie enige nadruk op het mens-in-omgevingsperspectief, maar er is een opmerkelijke

(14)

14 overgang naar een meer collectieve verantwoordelijkheid dan die van de vorige puur individualistische focus (Ornellas, Spolander, & Engelbrecht, 2016). Dit was een belangrijke verschuiving die in verbintenis staat met de uitwerking van sociaal werk de regio Azië-Pacific. Het is opmerkelijk dat het tempo van economische, sociale, culturele en politieke veranderingen in landen en gebieden in de regio Azië-Pacific aanzienlijk varieert. Dit komt gedeeltelijk voort uit hun zeer verschillende geschiedenissen, waaronder de verschillende pre- en postkoloniale ontwikkelingspatronen voor territoria die ooit toebehoorden aan westerse landen. Deze veelvoudige en complexe factoren hebben allemaal hun rol gespeeld in de manier waarop sociaal werk is gevestigd in de landen en gebieden van de Aziatisch-Pacifische regio. Deze factoren beïnvloeden en vormen ook voortdurend hoe sociaal werk in de regio zijn taak en de belangrijkste zorgen in de 21e eeuw waarneemt (Shek, 2017).

Niet alle praktijken op het gebied van sociaal werk volgen in alle delen van de regio dezelfde patronen. Richtlijnen kunnen niet volledig globaal zijn omdat sociaal werk in de regio Azië-Pacific een complexe en gevarieerde activiteit is die steevast wordt beïnvloed door de sociaaleconomische en politieke context van elk land en altijd wordt gemedieerd door verschillende culturele imperatieven en theoretische perspectieven (Noble, 2004).

Het doel is om een sociaal werkberoep te hebben met een dynamische Indonesische identiteit. Deze discussie is sinds de jaren tachtig in Indonesië aanwezig, waarbij Midgley (1981) opriep tot een inheems curriculum voor sociaal werk, herhaald door Coulshed (1993) en Hammoud (1988), die opriepen om onderwijsmodellen voor sociaal werk relevanter te maken voor Indonesië. Bij het onderwijzen van waarden en ethiek voor sociaal werk heeft McAuliffe (2014) de noodzaak benadrukt van inclusiviteit van verschillende filosofische tradities en wereldbeelden, waardoor de traditionele dominantie van de westerse filosofie degradeert naar een meer realistische positie in een geglobaliseerde wereld (O'Leary et al., 2018).

Enkele van de problemen met betrekking tot de professionalisering van sociaal werk in de Azië-Pacific regio omvat het gebrek aan erkenning van sociaal werk als een beroep binnen de regio. Het wordt vaak gezien als iets wat van nature voorkomt in Pacifische culturen in plaats van vanuit een gevoel van roeping of werkgelegenheid en vanuit de ontwikkeling en opleiding van sociaal werkers in tertiaire instellingen in deze regio (Ravulo, 2017).

Opleiding sociaal werk in Indonesië

De geschiedenis, ontwikkeling en huidige situatie van onderwijs op het gebied van sociaal werk is zeer gevarieerd van land tot land in Indonesië. Fahrudin en Yusuf (2016) stellen dat kolonisatie geen significante invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het socialezekerheidsstelsel en de sociale werkeducatie in Indonesië. Echter, kunnen koloniale invloeden vaak subtiel verlopen. Het sociaal werkonderwijs werd in het begin sterk beïnvloed door het Amerikaanse model en tijdens de Nederlandse kolonisatie werden er verschillende sociale diensten opgericht. Deze gebeurtenissen insinueren een mogelijks koloniale invloed op de ontwikkeling van het socialezekerheidsstelsel en de sociale werkeducatie in Indonesië. Na de onafhankelijkheid in 1945 richtte de Indonesische regering het Ministerie van Sociale Zaken op, dat op haar beurt de eerste school voor sociaal werk oprichtte (Fox, 1959). In 1959 had Indonesië vier scholen voor sociaal werk die onder leiding van de regering opleiding gaven (Fox, 1959). Vijf trainingsadviseurs van de Verenigde Naties (VN) zijn uitgezonden naar Indonesië om te helpen bij de ontwikkeling van het curriculum (Hakim, 2004).

(15)

15 Drie instellingen beheren het sociaal werkonderwijs in Indonesië: het Ministerie van Onderwijs (MoE), het Ministerie van Religieuze Zaken (MoRA) en het Ministerie van Sociale Zaken (MoSA) (Fahrudin et al., 2014). Een dergelijke variatie weerspiegelt ook het verschil in de hoofdstroom. Zowel openbare als particuliere universiteiten onder het ministerie van Onderwijs voeren een onderwijsprogramma uit met het label social welfare science program. Bij de meeste welzijnsprogramma's van de universiteiten ligt de nadruk meer op kennis en theoretische ontwikkeling. Hetzelfde geldt voor het social welfare science program aan de State Islamic University in Jogjakarta. Anderzijds richt Bandung College of Social Welfare, beheerd door het Ministerie van Sociale Zaken, zich op professionele sociale werkeducatie met als label social work (Fahrudin et al., 2014).

Sociaal werk/welzijnseducatie in Indonesië benadrukt drie aspecten: kennis, waarden/attitudes en vaardigheden. Gerelateerd aan het kennis aspect is sociaal werk eclectisch. Studenten moeten dus leren over veel theorieën uit verschillende disciplines, zoals politiek, economie, antropologie, sociologie, psychologie, gezondheid, sociale zekerheid, sociale zaken, kritische theorie, empowermenttheorie, organisatietheorie, gedragstheorie, etc. Op sommige scholen leren de studenten ook de ontwikkelingstheorieën, zoals moderniseringstheorie, afhankelijkheidstheorie, wereldsysteemtheorie en globalisering (Nugroho en Santi, 2014). Sociaal werkonderwijs heeft een nieuwe richting nodig om internationale standaard te bereiken op het gebied van curriculum, veldwerk, studentenselectie, indigenisering, multicultureel perspectief en afstandsonderwijs. Veel belanghebbenden, met name de overheidsinstellingen (MoE, MoRA en MoSA), de school voor sociale vereniging en de nationale vereniging van sociaal werkers, moeten hun rol spelen en hun steun geven om de kwaliteit van onderwijs op het gebied van sociaal werk in Indonesië te bevorderen en te verbeteren (Fahrudin & Yusuf, 2016).

Indigenization

De literatuur over ‘indigenization’ stelt de relevantie van westers sociaal werk als een professioneel praktijkmodel met universele toepassing in vraag. Het maakt deel uit van de voortdurende strijd van het beroep met diversiteit, met name het onvermogen om effectief te werken met mensen uit niet-westerse culturen (Gray & Coates, 2010).

De roep om ‘indigenization’ is ontstaan, en blijft zich voordoen, als gevolg van het toenemende besef van de beperkingen van westerse modellen van onderzoek, onderwijs en praktijk (Gray et al., 2008). Het heeft geleid tot 'een toenemende gevoeligheid voor het rijke potentieel dat bestaat in lokale gebruiken en gedragingen die in het bijzonder worden aangedreven door inheemse tradities' (Adair, 1999: 405). Een actueel begrip van 'indigenization' houdt in dat;

Kennis over sociaal werk vanuit de cultuur moet komen, lokaal gedrag en praktijken moet weerspiegelen, moet worden geïnterpreteerd binnen een lokaal referentiekader en dus lokaal relevant moet zijn, dat wil zeggen dat het cultureel relevante en context specifieke problemen moet aanpakken (Gray & Coates, 2010).

Inheems sociaal werk gaat niet alleen over het maken van onderwijs- en praktijkmodellen in een nieuwe context. Het gaat over de ontwikkeling van lokale, empirisch onderbouwde kennis over cultureel geschikte oplossingen voor bepaalde contexten (Gray en Fook, 2004; Gray et al., 2008).

(16)

16 Ravulo (2017) haalt aan dat er behoefte is aan culturele relevantie, en niet alleen aan culturele competentie, binnen professionele sociale werkmodellen, die de perceptie van sociaal werk in de regio als een beroep zullen versterken (Ravulo, 2017).

Indigenization van opleiding sociaal werk in Indonesië

De meeste landen in Azië hebben een vorm van training en praktijk op het gebied van sociaal werk die het dominante mondiale model van onderwijs in sociaal werk weerspiegelt (Midgley 2000, Healy 2001, Lyon 1999). Het lenen van een curriculum voor sociaal werk van de geïndustrialiseerde landen kan onder andere worden teruggezien in programma's voor sociaal werk in Indonesië (Noble, 2004).

In het begin werd het sociaal werkonderwijs in Indonesië sterk beïnvloed door het Amerikaanse model. Het grootste deel van het curriculum voor sociaal werk is gebaseerd op het curriculum, benaderingen en aangepaste praktijkmodellen uit de Verenigde Staten. De inhoud van het curriculum is meer klinisch met behulp van de probleemoplossende aanpak en model. In de voorgaande jaren hebben deskundigen uit de Verenigde Staten voornamelijk leiding gegeven aan en toezicht gehouden op de totstandkoming van het curriculum voor sociaal werkonderwijs in het kader van het United Nations Development Program (UNDP). Ook zijn de meeste protagonisten van sociaal werk die de pioniers zijn in Indonesië, met name van de Bandung School of Social Welfare, afgestudeerd aan universiteiten in de Verenigde Staten (Sulaiman, 1985). In het onderzoek van Fahrudin (2016) wordt aangegeven dat ze kennis en ervaringen uit de Verenigde Staten implementeerden in het Indonesische curriculum voor sociaal werk en training zonder aanpassing aan de lokale context.

Maar zoals in verschillende literatuurbronnen wordt aangegeven vereist succesvolle indigenization een integratie van geïmporteerde kennis en lokale wijsheid (Chu en Tsui, 2008). Het is noodzakelijk om onderzoek te doen naar lokale praktijken en om lesmateriaal aan te bieden dat lokaal wordt geproduceerd en de inheemse context behandelt (Yan en Tsui, 2007, Tsui & Yan, 2010).

Het sociaal werkeducatieprogramma in Indonesië wordt uitgedaagd om culturele gevoeligheid te onderwijzen aan studenten sociaal werk. Vraagstukken die hierbij komen kijken zijn onder meer hoe een curriculum voor sociaal werk kan ontworpen en geïmplementeerd worden dat relevant is voor de multiculturele samenleving. De hoofdverantwoordelijkheden die worden beschreven voor docenten sociaal werk met betrekking tot deze kwestie zijn om te helpen bij het overgangsproces van een student naar een professionele sociaal werker; ervoor zorgen dat de fysieke en academische leeromgeving gunstig is en hen relevante praktijkkennis en vaardigheden verschaffen. Verder wordt er in de literatuur aangegeven dat één van de belangrijkste problemen waarmee onderwijs in sociaal werk in Indonesië tegenwoordig wordt geconfronteerd is; hoe studenten sociaal werk kunnen leren op een manier die voor hen persoonlijk zinvol is, direct gerelateerd aan de ontwikkelingsfuncties van het land en de eigen culturele context. Indigenization wordt geacht het antwoord te zijn op dit probleem (Fahrudin et al., 2014).

Noble (2004) concludeert dat respect en waardering voor verschillen niet alleen erkend en geaccepteerd moet worden door het dominante discours, maar opgenomen moet worden als een kernprincipe in alle pogingen om normen en richtlijnen voor onderwijspraktijken uit te wisselen (Noble, 2004).

(17)

17

Indigenization van sociaal werk praktijk in Indonesië

Sinds de sociale werkpraktijk eind jaren vijftig naar Indonesië werd geëxporteerd van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties, werd hun relevantie en geschiktheid voor de Indonesische ontwikkelingscontexten in twijfel getrokken en bediscussieerd. Onderwijs en praktijk is op het gebied van sociaal werk in Indonesië nog steeds in de transmissiefase (Fahrudin et al., 2014).

De fundamentele vraag die in de literatuur en in onderzoek wordt gesteld is of theorieën over sociaal werk en interventiemethoden die in het Westen zijn ontwikkeld, zonder problemen kunnen worden gebruikt in de regio Azië-Pacific. Op conceptueel niveau draait het om de vraag of theorieën over sociaal werk universeel toepasbaar zijn (cultureel universalisme), of dat er unieke culturele kenmerken zijn die de generaliseerbaarheid van theoretische modellen belemmeren (cultureel relativisme). Een kritiek op westerse theorieën over sociaal werk is dat ze voornamelijk gebaseerd zijn op individualistische ideologieën die mogelijk niet van toepassing zijn op Aziatische samenlevingen met collectivistische kenmerken. Verder wordt aangegeven dat deze westerse theorieën in toenemende mate worden uitgedaagd door inheemse bevolkingsgroepen wiens 'manieren van weten' in strijd zijn met de blanke Angelsaksische cultuur. Op interventieniveau moet men zich ook afvragen of succesvolle in het Westen ontwikkelde psychosociale interventies toepasbaar zijn op mensen met een alternatief ‘wereldbeeld’. Uit bovenstaande vragen en kritieken wordt in de literatuur duidelijk gesteld dat er werk moet gemaakt worden aan indigenization van sociaal werk theorieën en interventiebenaderingen (Shek, 2017).

Zoals eerder aangegeven onder het contextualiseren van sociaal werk in het internationaal landschap volgen de verschillende delen van de Azië-Pacific verschillende patronen binnen sociale werkpraktijken. Sociaal werk in de regio Azië-Pacific is gevarieerd, complex en niet te globaliseren. De sociaaleconomische en politieke context van elk land beïnvloedt hoe sociaal werk zich gaat vertalen binnen dat specifieke land. Sociaal werk wordt ook steeds gemedieerd door verschillende culturele imperatieven en theoretische perspectieven (Noble, 2004). Ravulo (2017) geeft aan dat een deel van de houding ten opzichte van de inheemse praktijken van sociaal werk moet veranderen om het beroep in de regio Azië-Pacific serieus te nemen. Binnen elke context moeten inheemse concepten zoals; de juistheid van traditionele praktijken, wijsheid van ouderlingen, intuïtieve intelligentie, etc. gelegitimeerd worden. Als deze thema's actief worden aangepakt in de sociale werkpraktijk binnen en buiten de regio, helpen ze de sociale werkpraktijk meer inheems te maken (Gray and Coates, 2010).

De sociale werkpraktijken in de meeste islamitische en ontwikkelingslanden zoals Indonesië hebben het westerse model gevolgd in de overtuiging dat de professionele praktijk universeel is. Na vijftig jaar sociaal werk in Indonesië is dit model echter grotendeels mislukt vanwege de uitsluiting van religieuze waarden en spirituele aspecten. In het afgelopen decennium realiseerden westerse professionals zich dat de inefficiëntie van de sociale werkpraktijk te wijten was aan het vermijden van spirituele en religieuze aspecten in theorie en methodologie (Fahrudin et al., 2014). Indonesisch sociaal werk vertoont een toenemend gebruik van inheemse praktijken nadat ze oorspronkelijk geworteld waren in westerse praktijken (Crabtree et al., 2014; Fahrudin, 2013).

(18)

18

Probleemstelling en onderzoeksvragen

De literatuurstudie toont aan dat er binnen Indonesië een verschuiving plaatsvond van een gecentraliseerde regering naar een gedecentraliseerd, federaal bestuurssysteem. Dit betekent dat provincies meer controle krijgen over de uitvoering van programma's voor sociale dienstverlening (Save the Children, 2013). Decentralisatie heeft de lokale overheid verantwoordelijk gesteld voor het verlenen van sociale gezondheids- en welzijnsdiensten aan de gemeenschap en de beschikbaarheid van gezondheids- en welzijnsbronnen. Deze herzieningen richt de verantwoordelijkheid van de lokale overheid op het leveren van gedefinieerde basisdiensten (waaronder gezondheid, onderwijs, sociale bijstand enz.), terwijl de centrale overheid de verantwoordelijkheid heeft om de verwachte normen voor dienstverlening te definiëren (Mahendradhata et al., 2017). Met andere woorden kan er dus worden gesteld dat het opzetten van sociale hulpverleningspraktijken onder de verantwoordelijkheid van de lokale overheid valt, met de verwachte normen voor deze praktijken vanuit de centrale overheid als ondertoon. Een tweede verschuiving die plaatsvindt in Indonesië is de verschuiving van de afhankelijkheid van institutionele zorg naar een gemeenschapsgerichte werking (O'Leary et al., 2018). Een te grote afhankelijkheid van institutionele zorg heeft de praktijk beïnvloed, waarbij sociaal werkers weinig kansen hebben om rechtstreeks met gezinnen te werken (Save the Children, 2013). Professioneel gekwalificeerde sociaal werkers zijn het meeste werkzaam in managementfuncties weg van de directe praktijk (Tilbury et al., 2015). Men kan aldus stellen dat de deïnstitutionalisering invloed heeft op de sociale praktijk.

Bovenstaand beschreven verschuivingen brengen veranderingen met zich mee voor sociale hulpverleningspraktijken. Deze verschuivende paradigma's in sociale praktijken in Indonesië vereisen een verschuiving in de manier waarop sociaal werk wordt geconceptualiseerd en hoe werknemers worden opgeleid en tewerkgesteld (O'Leary et al., 2018). Echter, ontbreekt onderzoek naar deze conceptualisatie van sociaal werk en de opleiding en tewerkstelling van de werknemers. Er ontbreekt een beschrijving over de invloed van de decentralisatie op de sociale gezondheids- en welzijnszorg en een specifieke uitwerking van de sociale hulpverleningssector. Er wordt in recente literatuur niet omschreven hoe sociale praktijken er de dag van vandaag effectief uitzien in Indonesië. Binnen de 2006 social protection index for committed poverty reduction worden verschillende programma’s beschreven die voorzien worden voor kwetsbare groepen (zie tabel 1). Buiten deze uitgeschreven programma’s is er verder niet veel informatie te vinden over effectieve sociale hulpverleningspraktijken. Zoals eerder uitgeschreven is er in Indonesië spraken van een verschuiving van institutionele sociale hulpverlening naar community – based hulpverlening (O'Leary et al., 2018). Hoe deze institutionele sociale hulpverlening er in de praktijk uitziet wordt weinig tot niet beschreven, alsook hoe deze verschuiving in de praktijk vorm krijgt.

Aan bovenstaande gebreken gekoppeld ontbreekt er verder praktijkonderzoek naar de verschillende functies en rollen die sociaal werkers momenteel opnemen binnen sociale praktijken. Uit literatuur kan men afleiden dat sociaal werkers binnen sociale praktijken voornamelijk management, beleid en programma functies opnemen. Werk dat niet rechtstreeks in lijn staat met het sociaal welzijn van individuen. Echter, wordt de rol en positie van een sociaal werker binnen een sociale hulpverleningspraktijk in de literatuur weinig tot niet beschreven.

(19)

19 Een centraal gegeven in het conceptualiseren van sociaal werk en de sociale hulpverleningspraktijken in Indonesië is indigenization. Sociaal werk in de Azië-Pacific, waaronder Indonesië, is gevarieerd, complex en niet te globaliseren. Sociaal werk wordt steeds gemedieerd door de sociaaleconomische en politieke context van het land, de verschillende culturele imperatieven en de theoretische perspectieven (Noble, 2004). Indonesisch sociaal werk vertoont een toenemend gebruik van inheemse praktijken nadat ze oorspronkelijk geworteld waren in westerse praktijken (Crabtree et al., 2014; Fahrudin, 2013). Exploratief onderzoek naar hoe deze toenemende inheemse praktijken eruitzien en wat indigenization kan betekenen voor sociaal werk in Indonesië staat centraal wanneer men de hulpverleningspraktijken en de rol van sociaal werk in kaart wil brengen.

In september 2019 start mijn stageperiode van ongeveer 20 weken in Indonesië, specifiek op het eiland Lombok. Mijn aanwezigheid in Indonesië/Lombok binnen deze periode biedt mij de mogelijk om exploratief onderzoek uit te voeren naar hoe sociale werkpraktijken in Lombok eruitzien en hoe sociaal werk als professie vorm krijgt binnen deze praktijken. Met andere woorden, het bevragen van de praktijken om ‘cultuur-sensitief’ van hen te leren. Ik ben er mij van bewust dat Lombok niet heel Indonesië kan representeren. Echter, lijkt het mij relevant onderzoek te doen naar hoe sociale hulpverleningspraktijken vorm krijgen op een cultureel divers eiland en welke rol de sociaal werk professie hierin speelt.

Concreet kan volgende onderzoeksvraag worden geformuleerd:

Hoe zien sociale hulpverleningspraktijken voor kwetsbare groepen in de samenleving eruit in Indonesië, specifiek op het eiland Lombok en hoe vertaalt de uiting/rol van sociaal werk zich binnen deze praktijken?

Deelvragen onder deze onderzoeksvraag zijn:

• Hoe ziet de opleiding sociaal werk en de tewerkstelling van de werknemers eruit in Indonesië?

• Wat kan indigenization betekenen in het conceptualiseren van sociaal werk en sociale hulpverleningspraktijken?

(20)

20

Methodologie

Om bovenstaand beschreven onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is een kwalitatief onderzoek gebruikelijk. Aangezien dit onderzoeksonderwerp, specifiek gericht op Indonesië/Lombok, vrij nieuw is en er maar weinig informatie over beschikbaar is, voelde het aangewezen exploratief, kwalitatief onderzoek uit te voeren. Hiervoor zijn er interviews afgenomen.

Dataverzameling

Deze masterproef is gericht op het onderzoeken en in kaart brengen van sociale hulpverleningspraktijken in Lombok/Indonesië en hoe sociaal werk zich binnen deze sociale hulpverleningspraktijken definieert en vertaalt. Dit is een vrijwel open onderzoeksonderwerp waarbij de specifieke situatie in Lombok in kaart wordt gebracht rekening houdend met het internationaal landschap waarin sociaal werk zich bevindt. Om deze reden wordt in deze masterproef geopteerd voor een kwalitatief exploratieve onderzoeksmethode. Campbell (2014) beschrijft een kwalitatief onderzoek als volgt;

“A researcher that selects a qualitative research method collects open-ended, emerging data that is then used to develop themes. This method allows for a study of an exploratory nature. The exploration and discovery of data via a qualitative research method often indicates that there is not much written about the participants or the topic of study. Some of the characteristics of qualitative research include taking place in a natural setting, using multiple methods that are interactive and humanistic, emerging data rather than prefigured data, and being fundamentally interpretive.” (Campbell, 2014).

Vervolgens wordt in de literatuur aangegeven dat de term ‘‘kwalitatief onderzoek’’ verwijst naar een reeks methodologische benaderingen die tot doel hebben een diepgaand en geïnterpreteerd begrip van de sociale wereld te genereren. Dit door te leren over de sociale en materiële omstandigheden van mensen, hun ervaringen, perspectieven en geschiedenissen. Kwalitatief onderzoek heeft tot doel sociale fenomenen te verkennen, te interpreteren of te verdiepen (Kemparaj & Chavan, 2013).

Voor deze masterproef werden sociale hulpverleners, voornamelijk met een opleiding sociaal werk als achtergrond, die tewerkgesteld zijn in diverse sociale hulpverleningspraktijken bevraagd door middel van semi – gestructureerde interviews. Op deze manier kan er op een exploratieve werkwijze zoveel mogelijk informatie worden verkregen en een antwoord worden geboden op de vooropgestelde onderzoeksvragen. Om die reden, gekoppeld aan bovenstaande theorie, is een kwalitatief exploratieve onderzoeksmethode aangewezen. Dit werd uitgevoerd aan de hand van de combinatie van diverse strategieën van data-verzameling.

Literatuuronderzoek

Alvorens het concreet formuleren van de onderzoeksvragen werd een ruim literatuuronderzoek verricht over de huidige situatie en context van sociale hulpverlening en sociaal werk in Indonesië. Dit literatuuroverzicht kan worden gedefinieerd als een contextomschrijving. Neuman (2011) beschrijft een contextomschrijving als een veelvoorkomend type literatuuronderzoek waarin de auteur een specifieke studie koppelt aan een grotere hoeveelheid kennis. Het verschijnt vaak aan het begin van een onderzoeksrapport en introduceert het onderzoek door het in een breder kader te plaatsen en te laten zien hoe het doorgaat of voortbouwt op een zich ontwikkelende denk- of studielijn (Neuman, 2011).

(21)

21

Semigestructureerd kwalitatief interview

Er werd gebruik gemaakt van een semi – gestructureerd interview. Binnen kwalitatief onderzoek is het gebruik van een semi – gestructureerd interview de meest voorkomende vorm van interviewafname (Holloway & Wheeler, 2010). Het gaat om het gebruik van vooraf bepaalde vragen, die ontwikkeld werden op basis van het literatuuronderzoek, waarbij de onderzoeker vrij is om opheldering te zoeken. Er is een interviewgids ontwikkeld om vergelijkbare soorten gegevens van alle deelnemers te verzamelen en een gevoel van orde te creëren (David & Sutton, 2004; Bridges et al, 2008; Holloway & Wheeler, 2010). Deze interviewgids kan worden teruggevonden in bijlage. De interviewgids behandelt de belangrijkste onderwerpen van de studie (Taylor, 2005). Het biedt een gerichte structuur voor de discussie tijdens de interviews, maar mag niet strikt worden gevolgd. In plaats daarvan is het de bedoeling om het onderzoeksgebied te verkennen door vergelijkbare soorten informatie van elke deelnemer te verzamelen (Holloway & Wheeler, 2010), door deelnemers begeleiding te geven over waar ze over moeten praten (Gill et al, 2008).

De reden waarom het semigestructureerde interview een populaire methode voor gegevensverzameling is, is dat het zowel veelzijdig als flexibel is gebleken (Kallio, Pietilä, Johnson & Kangasniemi, 2016). Het interview kan flexibel zijn, met open vragen en de kans om spontane problemen te onderzoeken (Berg, 2009; Ryan et al, 2009). Het stelt de onderzoeker vrij om de volgorde en formulering van de vragen (Power et al, 2010) te variëren, afhankelijk van de richting van het interview, en om aanvullende vragen te stellen (Corbetta, 2003). Een van de belangrijkste voordelen is dat de semigestructureerde interviewmethode succesvol is gebleken in het mogelijk maken van wederkerigheid tussen de interviewer en de deelnemer (Galletta, 2012), waardoor de interviewer vervolgvragen kan improviseren op basis van de antwoorden van de deelnemers (Hardon et al, 2004; Rubin & Rubin, 2005; Polit & Beck, 2010). De onderzoeker kan nieuwe paden verkennen die tijdens het interview naar voren komen en die aanvankelijk niet in overweging zijn genomen (Gray, 2004). Hij of zij is in staat om inductief vragen te formuleren en tijdens het interview een gespreksstijl te ontwikkelen waarin het onderwerp centraal staat (Patton, 2002). Een semigestructureerd interview is een zeer goede manier van dataverzameling bij exploratief onderzoek (Baarda, de Goede & Teunissen, 2005), bijgevolg was dit de aangewezen keuze als meetinstrument voor dit onderzoek.

Respondenten

Om een beeld te krijgen van hoe sociale hulpverleningspraktijken er in Lombok uitzien zijn er in totaal acht verschillende soorten organisaties/instellingen bezocht. Om te peilen naar de uiting en rol van sociaal werk werden binnen deze verschillende instanties interviews afgenomen met in totaal 13 sociale hulpverleners. Hieronder hebben negen individuen een achtergrond sociaal werk, één Islamitische sociologie, één psychologie, één rechten en één sociaalpedagogische hulpverlening. Verder werden er twee professionals, één professor sociaal werk en één sociaal werker bevraagd via e-mail. De interviews werden steeds gehouden in de voorziening waar de sociale hulpverlener tewerkgesteld is en duurde gemiddeld 60 minuten. De interviews werden opgenomen met audio opname apparatuur. De interviews waren in het Engels, op één na die in het Nederlands was en twee waarin de participanten Indonesisch praten en er een Engelse vertaler aanwezig was.

De zoektocht naar participanten verliep in samenwerking met mijn stagebegeleider binnen de voorziening waar ik mijn stage verrichtte. Hij informeerde mij over verschillende sociale

(22)

22 hulpverleningspraktijken en bracht mij in contact met sociale hulpverleners tewerkgesteld binnen deze praktijken. Deze individuen gaven op hun beurt namen door van andere sociale hulpverleners die eventueel in aanmerking zouden kunnen komen als participanten. Dit kan worden gedefinieerd als een kleinschalige ‘snowball sampling’. Bij deze methode vraagt de onderzoeker aan de eerste participant, die meestal wordt geselecteerd via ‘convenience sampling’, in dit geval mijn stagebegeleider, of hij iemand met vergelijkbare opvattingen of situaties kent om deel te nemen aan het onderzoek (Naderifar, Goli, & Ghaljaie, 2017). De sneeuwbalmethode kost niet alleen weinig tijd, maar biedt de onderzoeker ook de mogelijkheid om beter met de participanten te communiceren, omdat het kennissen zijn van de eerste participant, en de eerste participant is gekoppeld aan de onderzoeker (Polit-O’Hara & Beck, 2006). Uiteindelijk werden er in totaal 15 participanten verzamelt.

Onderzoeksproces

De deelnemers werden als eerst telefonisch gecontacteerd door mijn stagebegeleider met een korte uitleg over het onderzoek en de vraag of ze wouden participeren. Nadien ontving ik hun contactgegevens en werden er momenten vastgelegd om de voorzieningen te bezoeken en de interviews af te nemen. Voorafgaand aan het interview tekende de participanten een informed consent waarin hun anonimiteit wordt gewaarborgd, hun toestemming voor deelname wordt bevestigd en hun vrijblijvendheid in het onderzoek wordt beschreven. In bijlage kan het informed consent sjabloon worden teruggevonden.

Op de afgesproken momenten werden de verschillende voorzieningen bezocht. Alvorens de interviews werden uitgevoerd, en bij enkele nadien, werd er een rondleiding gegeven van de voorziening. Het interview was zoals eerder aangegeven een semi – gestructureerd interview. Het houdt drie grote onderwerpen in: (1) de organisatie en beroepsrol, (2) sociale hulpverleningsberoepen en (3) gezondheids- en welzijnszorgsysteem in Lombok/Indonesië. Tijdens de interviews zijn notities gemaakt om de antwoorden te registreren. Alle interviews zijn tevens opgenomen met toestemming van de geïnterviewden. Nadien werden de interviews getranscribeerd en werd er overgegaan naar het verwerken van de data.

Data-analyse

Voor de data – analyse is gebruik gemaakt van de methodiek thematische analyse, zoals beschreven door Braun & Clarke (2006). Thematische analyse is een methode voor het identificeren, analyseren en rapporteren van patronen (thema's) binnen gegevens. Het organiseert en beschrijft een dataset minimaal in (rijke) details. Zoals beschreven door Van Hove & Claes (2011) wordt thematische analyse als een beschrijvende methode gezien waarbij het voornamelijk de bedoeling is om algemene kenmerken van de data te omschrijven.

“Thematic analysis is best seen as a descriptive method in that it attempts to come up with a limited number of themes or categories to describe what is going on in the data. It is not primarily aimed at providing a detailed interpretation of the data as opposed to describing its broad features. While interpretations and description do overlap, thematic analysis can serve its purpose by simply describing what is going on in the data.” (Van Hove & Claes, 2011).

Aangezien thematische analyse niet de gedetailleerde theoretische en technologische kennis vereist van benaderingen zoals grounded theory, kan het een meer toegankelijke vorm van analyse bieden, met name voor degenen die vroeg in een kwalitatieve onderzoekscarrière zijn (Braun & Clarke, 2006). Het doel van thematische analyse is niet alleen om de gegevensinhoud

(23)

23 samen te vatten, maar om de belangrijkste, maar niet noodzakelijkerwijs alle, kenmerken van de gegevens te identificeren en te interpreteren, geleid door de onderzoeksvraag. De nadruk ligt op het maken van rigoureuze en hoogwaardige analyses (Clarke & Braun, 2016). Belangrijk om te realiseren is dat de onderzoeker geen passieve, maar een actieve rol speelt. Het is dus essentieel om eigen theoretische waarden en posities te erkennen en de analyse niet als neutraal voor te stellen (Braun & Clarke, 2006). Wat thematische analyse onderscheidt van de meeste andere kwalitatieve analytische benaderingen, is de flexibiliteit, wat leidt tot een breed scala aan toepassingen. Gecombineerd met de toegankelijkheid maakt dit het aantrekkelijk voor kwalitatieve onderzoekers en met name voor onderzoekers in het veld die nieuw zijn voor kwalitatief onderzoek (Clarke & Braun, 2016).

Zoals aangegeven door Van Hove & Claes (2011) zijn de richtlijnen die Braun en Clarke (2006) geven de best beschikbare systemische benadering voor thematische analyse. Hun aanpak legt hoge eisen aan thematische analyse en het werk van de analist met als doel het eindproduct van thematische analyse te verbeteren. Volgens Braun en Clarke (2006) kan het proces van het uitvoeren van een thematische analyse worden onderverdeeld in zes afzonderlijke fasen, maar zoals bij de meeste kwalitatieve analyses is er veel ongebreideld heen en weer gaan tussen de verschillende stadia van de analyse. De zes stappen van de analyse worden duidelijk in volgorde opgesomd, maar overlapping van de fasen is overduidelijk. Tijdens het uitvoeren van een thematische analyse kan de onderzoeker heen en weer bewegen tussen fasen met als doel een aspect van de analyse te vergelijken met een of meer van de andere stappen in de analyse (Van Hove & Claes, 2011).

De eerste fase bestaat uit het vertrouwd raken met de gegevens. Binnen dit onderzoek werd de data via interactieve middelen verzameld, daarom werd er tot de analyse gekomen met enige voorkennis van de gegevens, en mogelijk enkele initiële analytische interesses of gedachten. Hoe dan ook is het van vitaal belang dat er zich verdiept wordt in de gegevens zodat men zich bekend maakt met de diepte en breedte van de inhoud. Deze onderdompeling omvat het, op een actieve manier, herhaaldelijk lezen van de data door opzoek te gaan naar betekenissen, patronen enzovoort (Braun & Clarke, 2006). Binnen dit onderzoek bestond aldus de eerste fase uit het actief her beluisteren van de audio opnames, samen met het transcriberen van de data. Er werd gebruik gemaakt van het “orthographic/secretarial/playscript” transcriberen die alleen concentreert op de woorden die worden gezegd, niet op hoe ze worden gezegd, zoals beschreven door Van hove en Claes (2011). Aangezien de interviews in het Engels waren, een voor de participanten redelijk bekende taal maar niet hun moedertaal, is wat ze zeiden meer van belang dan de manier waarop. Het proces van het transcriberen van opgenomen spraak wordt door veel kwalitatieve onderzoekers beschouwd als een gunstige spin-off. De nauwe bekendheid met de gegevens die veel vormen van kwalitatieve analyse vereisen, betekent dat transcriptie nodig is om deze intieme kennis te helpen bereiken (Van Hove & Claes, 2011).

“Transcription is an integral part of the analytic process. This, then, precludes ‘farming out’ the transcription. Time – consuming and tedious, it nonetheless provides the analyst with an intimate acquaintance with his/her data.” (Psathas & Anderson, 1990).

Het genereren van initiële codes is de tweede fase in de thematische analyse zoals omschreven door Braun en Clarke (2006). Deze fase omvat de productie van initiële codes uit de gegevens. Codering zal tot op zekere hoogte afhangen van het feit of de thema's meer “gegevens gestuurd” of “theorie gestuurd” zijn. In het eerste geval zijn de thema's afhankelijk van de gegevens, maar

(24)

24 in het tweede geval zou u de gegevens kunnen benaderen met specifieke vragen in gedachten die je wilt coderen (Braun & Clarke, 2006). Binnen dit onderzoek zijn de thema’s afhankelijk van de data en is er aldus spraken van een data gestuurde aanpak. Codering hangt volgens Braun en Clarke (2006) ook af van of er gecodeerd wordt om bepaalde (en mogelijk beperkte) kenmerken van de dataset te identificeren, of de inhoud van de volledige dataset gecodeerd wordt. Binnen dit onderzoek werd de volledige dataset gecodeerd aangezien het gaat over een exploratief onderzoek en we zoveel mogelijk nieuwe informatie willen bekomen. Codering kan vervolgens handmatig of via een softwareprogramma worden gedaan (Braun & Clarke, 2006). Het analyseren en coderen van de data binnen dit onderzoek werd aan de hand van het softwareprogramma Nvivo verricht.

De volgende en derde fase is het zoeken naar thema’s. Deze fase, die de analyse opnieuw concentreert op het bredere niveau van thema's in plaats van codes, omvat het sorteren van de verschillende codes in potentiële thema's en het verzamelen van alle relevante gecodeerde gegevensextracten binnen de geïdentificeerde thema's (Braun & Clarke, 2006). Na de voorgaande, tweede fase werd er een totaal van 123 codes bekomen. Aan de hand van een boomstructuur werd met deze codes aan de slag gegaan. Lucassen et al. (2015) beschrijft dat in de hiërarchische boomstructuur codes ten opzichte van elkaar worden geordend in verschillende niveaus. Op deze manier kan een hoofdbegrip worden onderscheiden, met daaronder enkele sub begrippen, die op hun beurt weer enkele andere begrippen herbergen (Lucassen, Hartman, Radboud, Nederlands Huisartsen Genootschap, & Genootschap, 2015). Binnen dit onderzoek is er tewerk gegaan met een bottom-up benadering. Hierbij ligt het vertrekpunt bij de lijst met codes aan de rechterzijde van het scherm en wordt er op basis van deze codes steeds opnieuw besloten of die passen bij een al bestaande ‘tak’ in de boom, of dat er een nieuwe tak gemaakt moet worden (Lucassen et al., 2015). Binnen deze derde fase, aan de hand van de boomstructuur werden er zeven thema’s bepaald.

De vierde fase is het herzien van de thema’s. Deze fase omvat twee niveaus om thema's te herzien en te verfijnen. Niveau één omvat herziening op het niveau van de gecodeerde data-extracten. Dit betekent dat alle verzamelde codes voor elk thema moeten gelezen en overwogen worden of ze een coherent patroon lijken te vormen. Niveau twee omvat een soortgelijk proces, maar in relatie tot de volledige dataset. Op dit niveau wordt de validiteit van individuele thema's in relatie tot de dataset overwogen (Braun & Clarke, 2006). In deze fase werd de volledige dataset herlezen voor twee doeleinden. De eerste is om na te gaan of de thema's 'werken' in relatie tot de dataset. De tweede is het coderen van eventuele aanvullende gegevens binnen thema's die in eerdere coderingsfasen zijn gemist. De noodzaak voor hercodering vanuit de dataset is te verwachten aangezien codering een continu organisch proces is (Braun & Clarke, 2006). Na het uitvoeren van bovenstaand beschreven fase werd er geland op een totaal van 3 overkoepelende thema’s met de onderliggende hoofdthema’s. Fase vijf is het definiëren en benoemen van de thema’s. In deze fase werden de gepresenteerde thema’s, met de geanalyseerde data, gedefinieerd en verfijnd. Binnen deze masterproef zijn er aldus drie overkoepelende thema’s genaamd; exploratief kaarten van de hulpverlening, oriëntaties hulpverleningspraktijken en de identiteit van sociaal werk. Onder deze koepelthema’s worden hoofdthema’s beschreven met verdere subthema’s. Tenslotte gaat de zesde en laatste fase van start wanneer de volledig uitgewerkte thema’s zijn verzameld en worden uitgeschreven. Dit schriftelijk rapport kan worden teruggevonden onder ‘Resultaten’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gegeven dat in deze deelnemersgroep andere achtergrondkenmerken waarvan op basis van de literatuur werd verwacht dat ze gerelateerd zijn aan nieuwe justitiecontacten

Grymonprez en Debruyne (2017) en Van Ewijk (2014) benadrukken dat politiserend werken geen kant-en-klaar recept is, maar vraagt om een voortdurende afstemming tussen de positie van

Op basis van de interviews zal wordt geconstateerd dat vermogens niet uit te sluiten zijn voor de relatie tussen fysieke activiteit en de ruimtelijke omgeving.. In hoofdstuk 4

Beperk de beheerstaak van de korpschef zodat deze een heldere gezagsrol krijgt: “In der Beschränkung zeigt sich der Meister” Laat de korpschef de eenheidschefs benoemen, de Raad

– Als de vergelijking wordt gemaakt met organisaties die niet bereid waren deel te nemen aan het onderzoek, dan kan worden gesteld dat het enthousiasme van de voorzitter van de

H., Heida T., Distinct cortical activity patterns in Parkinson’s disease and Essential tremor during a bimanual tapping task, Journal of NeuroEngineering

Forms of research (community involvement at a core)  Community issues at its core  Greater acceptance of PSS usage by the general citizen  Motivation and

Ten eerste bleek de frequentie van watergeven een invloed (p < 0,001) te hebben op het aantal goed ontwikkelde zij scheuten (met een of meer bladeren > 1 cm): bij