• No results found

Energiezuinige Teeltplanning voor Potplanten : een rekenplatform voor energie-efficiënte scenario's in de Hortensiateelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Energiezuinige Teeltplanning voor Potplanten : een rekenplatform voor energie-efficiënte scenario's in de Hortensiateelt"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport GTB-1166

Energiezuinige Teeltplanning voor

Potplanten

Een rekenplatform voor energie-efficiënte scenario’s in de Hortensiateelt

Fokke Buwalda

1

Filip van Noort

1

Bert Houter

1,3

Jan Benninga

2

Teake Dijkstra

4

Erik de Rooij

4

(2)

Referaat

In het kader van het project Energiezuinige Teeltplanning voor Potplanten is gewerkt aan een adviessysteem dat potplantentelers in staat stelt om zelfstandig de energie-efficiëntie van teeltscenario’s te evalueren op basis van actuele, bedrijfsspecifieke gegevens. Daarnaast maakt het systeem het mogelijk om via internet teeltscenario’s te delen met teeltadviseurs en binnen bedrijfsvergelijkingsgroepen. Het systeem is gebaseerd op dynamische gewasmodellen voor Hortensia, Poinsettia en Ficus, en maakt voor het berekenen van kasklimaat en energiestromen gebruik van het rekenmodel KASPRO. Dit rapport beschrijft de werking van het systeem, de resultaten op 4 bedrijven per gewas, de reacties van de betrokken telers, en een evaluatie van het project. De belangrijkste mogelijkheden om de energie-efficiëntie van een teelt te verbeteren werden gevonden in verbeterde wijderzetschema’s en in het toepassen van de principes van ‘Het Nieuwe Telen’, door met name de temperatuur meer te laten variëren met het licht en het ontwikkelingsstadium van het gewas. Het project is uitgevoerd in het kader van het innovatieprogramma Kas als Energiebron, en is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Tuinbouw en het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Abstract

The project Energy Efficient Scheduling of Pot Plant Production was aimed at developing and testing a decision support system for pot plant nurseries. The system allowed growers and consultants to compare the effects of changes in production schedules and climate settings on crop performance and energy requirement. The model-based scenario tool incorporated dynamic crop models for Euphorbia pulcherrima, Ficus benjamina and Hydrangea macrophylla, and the KASPRO model for greenhouse climate and energy balance. The system automatically acquired data from a local weather forecast service, real-time, web-based nursery-specific data acquisition systems and crop registration modules. Web-based data sharing also supported benchmarking between nurseries. The system was tested in field trials, involving four nurseries for each pot plant species. Improvements in energy efficiency of the production process resulted from optimized pot spacing schedules and from temperature strategies incorporating more prominent influences of the season, weather conditions and crop developmental phase.

The project was supported by the Dutch Horticultural Product Board and the Dutch Ministry of Economics, Agriculture and Innovation, and was carried out as part of the Innovation Programme Greenhouse as Energy Source.

© 2012 Wageningen, Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO).

Wageningen UR Glastuinbouw

Adres

: Violierenweg 1, 2665 MV Bleiswijk

: Postbus 20, 2665 ZG Bleiswijk

Tel.

: 0317 - 48 56 06

(3)

Inhoudsopgave

Telerssamenvatting 5 1 Inleiding: energie-efficiënte teeltplanning 7 1.1 Energie, teelt en bedrijfseconomie in samenhang 7 1.2 Kennis op de werkvloer brengen 8

1.3 Keuze pilotgewassen 9

1.4 Onderzoeksvragen 9

1.5 Doelstellingen 10

2 Materiaal en methoden 13

2.1 Onderdelen van het systeem 13

2.1.1 Gewasmodel 14

2.1.2 Groei 14

2.1.3 Ontwikkeling 14

2.1.4 Hoogte 15

2.1.5 Registratiemodules 17

2.1.6 Module voor klimaatinstellingen 18 2.1.7 Bijhouden van realtime gegevens van de bedrijven 18 2.1.8 Presenteren van resultaten 18

2.2 Economische module 20

2.2.1 Input 20

2.2.2 Rekenblok 22

2.2.3 Output 22

2.2.4 Gebruiksmogelijkheden 23

2.3 Praktijkproeven op deelnemende bedrijven 23

2.3.1 Te volgen partijen 23 2.3.2 Waarnemingen 24 3 Resultaten 27 3.1 Onderzoeksvragen 27 3.2 Klimaat en energie 30 3.3 Energiezuinige scenario’s? 34 4 Discussie 41 4.1 Participatief ontwerpen 42

4.2 Beslissen in een complexe situatie 43 4.3 Planning per partij of op bedrijfsniveau 43

4.4 Bedrijfsvergelijking 44

4.5 Het vertalen van kwaliteit in prijs 44 4.6 Betrouwbaarheid van de rekenresultaten 44 4.7 Terugkoppeling met doelstelling 45

4.8 EZTP en het nieuwe telen 46

4.9 Bruikbaarheid voor andere gewassen 47

4.10 Conclusies 47

4.11 Aanbevelingen 48

(4)

Bijlage I Eindworkshop 53 Bijlage II Weblogs op www.Energiek2020.nu 55

(5)

Telerssamenvatting

In het kader van het project energiezuinige Teeltplanning voor Potplanten is gewerkt aan een adviessysteem dat Hortensiatelers in staat stelt om zelfstandig de energie-efficiëntie van teeltscenario’s te evalueren op basis van actuele, bedrijfsspecifieke gegevens. Daarnaast maakt het systeem het mogelijk om via internet teeltscenario’s te delen met teeltadviseurs en binnen bedrijfsvergelijkingsgroepen. Dit rapport beschrijft de werking van het systeem, de resultaten op 4 hortensiabedrijven, de reacties van de betrokken telers, en een evaluatie van het project. Hoofddoel

Dit project had als doel om samen met een representatieve groep telers een beslissingsondersteunend instrument te ontwikkelen en op de deelnemende bedrijven te testen. Het instrument moet op tactisch (planning) en operationeel niveau (teeltmonitoring en real-time beslissingsondersteuning) inzichtelijk maken waar de kansen liggen voor energiebesparing en het energie-efficiënt realiseren van teeltdoelstellingen.

Modelbouw

Op basis van bedrijfsgegevens en opplantingen op vier bedrijven in 2008 en 2009 is een gewasgroeimodel gemaakt die op basis van de uitgangssituatie (struikje uit de koeling) een voorspelling doet van de groei en ontwikkeling door rekening te houden met uitgroei van het aangelegde blad en bloemscherm op basis van aangeboden licht- en temperatuur (kasklimaat), wijder zetten, gewasacties en invloed van groeiregulatoren. Dit model levert informatie op over einddatum, eindhoogte, bladoppervlak (LAI) en eindgewicht. Van groot belang hierbij is de onderlinge afstand tussen de planten, enerzijds in verband met de concurrentie om licht, anderzijds vanwege de ruimtebenutting en daarmee verbonden de energie-efficiëntie van de teelt. Uit analyse van de gegevens is gebleken dat einddatum, eindhoogte, bladoppervlak en eindgewicht redelijk goed voorspeld worden.

Resultaten

• Uit de rekenvoorbeelden is te leren dat energiebesparing niet eenvoudigweg te bereiken valt met minder stoken. Het is een een complex verhaal waarbij het stoken moet worden bezien in relatie met teelt, teeltsnelheid en afzet. Modellering van deze processen geeft meer inzicht in deze lastige materie.

• Voor hortensia lijkt de winst niet te zitten in temperatuurverlaging, omdat de teeltduur dan toeneemt, waardoor de energiekosten toenemen.

• Verhoging van de energie-efficiëntie kan ontstaan door het meer toelaten van zonnewarmte, dus het meer ‘loslaten’ van de temperatuur vanaf februari, waardoor minder stookenergie verbruikt kan worden, zonder nadelige effecten op groei en kwaliteit.

• Uit bedrijfsvergelijking bleek dat de deelnemende bedrijven aanzienlijke verschillen lieten zien wat betreft energie-efficiëntie.

• Bij het zelfde energieverbruik per m2 teeltoppervlak resulteert een hogere plantdichtheid in een vermindering van

de hoeveelheid energie per plant. Uit het combineren van teeltregistraties en simulatieresultaten blijkt dat partijen regelmatig te vroeg worden wijder gezet. Door met behulp van het EZTP-systeem de optimale wijderzetmomenten te bepalen zijn gemiddeld enkele procenten energiewinst te behalen.

• Een te dicht plantverband geeft meer strekking, dus meer remmen is dan nodig.

• Het bleek vrij veel inspanning en discipline te kosten om op tijd alle benodigde informatie in het systeem in te voeren en de uitkomsten te controleren.

(6)

Conclusies en aanbevelingen

• Energiezuinig telen hoeft niet ten koste te gaan van productie, kwaliteit of bedrijfseconomisch rendement.

• Door het overnemen van de ‘best practices’ wat betreft energie-efficiëntie die blijken uit bedrijfsvergelijking, het optimaliseren van wijderzetstrategieën en meer ‘Het Nieuwe Telen-stijl’ klimaatregelen lijkt een structurele afname van het energieverbruik per plant met 20% een realistische verwachting.

• Door modellen voor gewas en kasklimaat/energie te koppelen aan bedrijfskenmerken, actuele meetgegevens en teeltregistraties ontstaat een bruikbaar inzicht in de samenhang tussen energiebehoefte, klimaatregeling, teeltplanning en gewasmanagement. Met dit EZTP- model is het mogelijk gemaakt om dieper inzicht te verkrijgen in de complexe situatie van aanpassen van teeltomstandigheden in relatie met teeltsnelheid en de consequenties daarvan op energie. Deze tool maakt het mogelijk om teelten met elkaar te vergelijken van verschillende kwekers, verschillende jaren etc. Door die inzichten kunnen beter onderbouwde beslissingen genomen worden in de bedrijfsvoering.

• Het EZTP adviessysteem is op twee manieren te gebruiken: globaal en exact. Een globale berekening op basis van redelijk herkenbare standaardinstellingen geeft een bruikbare indicatie van de relatieve effecten van keuzes op het gebied van teeltplanning, klimaatregeling of gewasmanagement op energieverbruik en energie-efficiëntie van de teelt. Een exacte berekening is alleen mogelijk als alle ingevoerde gegevens qua instellingen, meetgegevens en gewasmanagement precies kloppen. Om dit te bereiken is een aanzienlijke inspanning nodig om systematisch en gedisciplineerd gewasregistraties, gewasmanagement-acties en aangepaste klimaatinstellingen in te voeren, anders heeft het geen meerwaarde ten opzichte van een globale berekening. Verder moet rekening worden gehouden met het feit dat de modellen over het algemeen niet snel meer dan 90% verklarende kracht hebben.

• Een belangrijke beperking van het EZTP-systeem is dat het alleen inzicht geeft op het niveau van afzonderlijke partijen. Op de meeste bedrijven staan tientallen partijen, vaak verschillend wat betreft ras en stadium, bij elkaar in een afdeling. Telers zullen niet snel teeltmaatregelen doorvoeren die gunstig zijn voor een bepaalde partij, zolang niet duidelijk is wat de gevolgen zullen zijn voor alle overige partijen in de zelfde afdeling. Om echt bruikbaar te worden zou EZTP dus moeten worden gekoppeld aan planningssystemen voor ruimte, interne logistiek en afzet.

• Wat betreft Hortensia is gebleken dat in het struikje dat voor de trek uit de koeling wordt gehaald nog duidelijke invloeden aanwezig zijn van eerdere teeltfasen, waardoor de nauwkeurigheid die met de modelberekeningen kan worden bereikt minder groot is dan bij andere gewassen. (1) Het gaat hierbij om de leeftijd van het struikje, (2) de rembehandelingen die in de laatste teeltfase voor de koeling zijn gegeven, (3) de effectiviteit van de doorbreking van de knoprust tijdens de koelfase. Dit betekent dat het adviessysteem voor praktisch gebruik door Hortensiatelers eigenlijk zou moeten worden uitgerust met een terugkoppeling van gewaswaarnemingen op de berekeningen. Het systeem corrigeert dan tussentijds de berekeningen op basis van gewasregistraties.

• Er moeten nog meer beveiligingen in het systeem worden ingebouwd om te voorkomen dat de modellen aan onrealistische of onmogelijke scenario’s gaan rekenen. Ook moet het systeem duidelijk aangeven waar en wanneer rekenresultaten buiten het domein van bekende gewas- of teeltcondities uitkomen.

• De bewerkelijkheid van het invoeren van teeltgegevens en klimaatinstellingen en het controleren van meet- of registratiegegevens en berekende waarden vormt een belangrijke belemmering voor het breed invoeren van het adviessysteem. Er zullen waarschijnlijk altijd deskundigen bij betrokken moeten blijven om storingen, fouten of tegenstrijdigheden te kunnen analyseren en oplossen. Deze taken kunnen in principe gedeeltelijk worden geautomatiseerd. Hierdoor zou de bruikbaarheid van het EZTP-systeem belangrijk kunnen worden verbeterd.

• Bij het toepassen van EZTP op bedrijven ligt er een belangrijke rol voor teeltadviseurs die goed bekend zijn met het systeem.

• Met de technische ondersteuning en de inhoudelijke begeleiding van bedrijven zijn kosten gemoeid. Voor een duurzame toepassing van EZTP is dus een goed exploitatiemodel nodig. Aan de andere kant heeft de informatie die het systeem oplevert ook een aanzienlijke waarde (bij 10% extra energie-efficiëntie en 5% hogere ruimtebenutting gaat het om tienduizenden euro’s per bedrijf per jaar), waardoor deze exploitatie in principe mogelijk is.

(7)

1

Inleiding: energie-efficiënte teeltplanning

In de potplantensector wordt in toenemende mate planmatig en vraaggestuurd gewerkt. Er is een verband tussen teeltplanning en energie-efficiëntie van het teeltproces. Behalve gewasgroeiprocessen zijn hierbij ook ontwikkelingssnelheid (aflevermoment), ruimtebenutting, voorkoming van ziekten en de totstandkoming van inwendige en uitwendige kwaliteit van belang (Benninga et al. 2005). Algemeen wordt verwacht dat de energieprijzen de komende tijd blijven stijgen. Anderzijds

nemen de kansen om een goede prijs te realiseren door precies op de marktvraag in te kunnen spelen nog steeds toe. De uitdaging voor potplantentelers is om teeltdoelstellingen zoals productieniveau, productkwaliteit en tijdigheid te kunnen afwegen tegen energiebehoefte en bedrijfseconomische factoren zoals arbeid en ruimtebenutting.

Figuur  1.1. Een voorbeeld van de clustering van resultaten van interviews onder telers, teeltadviseurs en enkele vertegenwoordigers van toeleverende bedrijven. De interviews zijn uitgevoerd in het kader van het vooronderzoek voor het hier beschreven project (Buwalda et al. 2009).

1.1

Energie, teelt en bedrijfseconomie in samenhang

Uit een in 2007 uitgevoerde interviewronde onder telers en teeltadviseurs was gebleken dat bij potplantentelers juist op het terrein van het bedrijfseconomisch slim combineren van teeltplanning, teeltsturing en energiebesparing een grote informatiebehoefte bestond, waarin nog niet werd voorzien (Buwalda et  al.  2009). Uit de innovatiewensen van telers

bleek dat er behoefte is aan inzicht in de bedrijfseconomische effecten van verschillende keuzes die een teler kan maken met betrekking tot een bepaalde partij, zoals startdatum, wijderzetschema, datum begin korte dag, toppen, teeltsnelheid en rembehandelingen. Duidelijk is geworden dat potplantentelers pas bereid zijn om energie-efficiënte maatregelen daadwerkelijk toe te passen in de teelt als tegelijkertijd ook de gevolgen voor het gewas (kwaliteit, tijdigheid)

(8)

en de portemonnee (kosten, baten) gewaarborgd zijn. Om in deze informatiebehoefte te voorzien is een modelgebaseerd adviessysteem ontworpen (Buwalda et al. 2009), dat in het kader van het hier gerapporteerde project Energiezuinige

Teeltplanning voor Potplanten is gebouwd en getest.

1.2

Kennis op de werkvloer brengen

Het ontwikkelde adviessysteem vult de praktijkkennis van de telers en teeltadviseurs aan met procesgebaseerde kennis in de vorm van dynamische rekenmodellen. Door deze modellen te laten rekenen aan actuele datastromen afkomstig van de bedrijven zelf wordt duidelijk gemaakt wat de kennis die beschikbaar is bij de onderzoeksinstellingen te betekenen heeft in de actuele situatie op het bedrijf zelf. Door het adviessysteem op de bedrijven zelf te installeren wordt het mogelijk om antwoorden te berekenen en inzicht te krijgen in de keuze-opties op het moment dat de vraag nog actueel is. Om bijvoorbeeld tijdens een adviesgesprek van een voorlichter op een bedrijf bruikbare ondersteuning te bieden moet het systeem binnen hooguit enkele minuten een rekenresultaat op kunnen leveren.

Figuur 1.2. De grafische gebruikersinterface van het adviessysteem EZTP Hortensia. Het systeem wordt bediend door middel van muisklikken op knoppen. Er is sprake van een hiërarchische menu-structuur, waarbij de knoppen in de linkerkolom het hoofdmenu vormen. Afhankelijk van de gekozen menu-optie wordt de rol van de knoppen in de tweede en derde kolom ingevuld. De getoonde grafiek laat het berekende verloop van de gewashoogte zien tot aan de berekende einddatum (blauwe lijn). De rode symbolen geven de gemeten planthoogte weer, die via een ingebouwd gewasregistratiesysteem zijn ingevoerd.

Met behulp van het EZTP-adviessysteem kunnen telers de kennis, die in het systeem is ingebouwd in de vorm van rekenmodellen, toepassen om voor hun eigen, specifieke bedrijfssituatie energie-efficiënte én economisch rendabele teeltstrategieën te ontwerpen. Het systeem rekent op partijniveau. Een partij is gedefinieerd als een groep planten die gelijktijdig is opgepot en gedurende de teelt dezelfde bewerkingen ondergaat. Bij elke keer dat een teeltscenario wordt doorgerekend worden in onderlinge samenhang energie en kasklimaat, gewasgroei en ontwikkeling en het economisch resultaat van de betreffende partij berekend. Berekeningen in de planningsfase maken gebruik van fictieve scenario’s wat betreft weer, klimaatinstellingen en gewasmanagement. In de loop van de teelt wordt de fictieve informatie geleidelijk vervangen door gerealiseerde waarden. De realisatie van de gekozen strategie kanop die manier worden gemonitord, en

(9)

om achteraf de effecten van alternatieve keuzes door te rekenen. Het systeem is dus in staat om allerlei teeltscenario’s te berekenen en zo de effecten van maatregelen op korte en langere termijn inzichtelijk te maken. Ook is het mogelijk om informatie en scenario’s te delen met een teeltadviseur en onderling te vergelijken binnen studieclubs. Behalve energie, kasklimaat en gewasgroei bevat het adviessysteem bedrijfskundige componenten, waarbij aspecten als ruimtebenutting, arbeidskosten, tijdig kunnen leveren en eindkwaliteit worden meegerekend. De nadruk ligt op een beperkte set van 8 kengetallen (key performance indicators; Tabel  1.1, Figuur  2.11.), met uiteraard wel de mogelijkheid om te bekijken wat de achtergronden van die 8 getallen zijn door middel van real-time grafieken van de bepalende processen (bijv Figuur 2.5, 2.6). Daarnaast is er een aparte economische module ontwikkeld, die meer gedetailleerde saldoberekeningen op partijniveau kan uitvoeren.

Tabel 1.1. Een overzicht van de kengetallen (key performance indicators) die het adviessysteem automatisch laat zien als resultaat van een scenarioberekening.

Berekende waarde Eenheid

Teeltduur Dagen

Einddatum Datum (berekend)

Einddatum volgens teeltplan Datum (nagestreefd volgens teeltplan) Ruimtebeslag Week.m2 per plant

Benutting zonlicht Gram droge stof per MJ globale straling

Energieverbruik MJ per plant (gas en electriciteit samen, zonder WKK) Energieverbruik MJ per m2 kas (gas en electriciteit samen, zonder WKK)

Teeltkosten € per plant

1.3

Keuze pilotgewassen

In het onderzoek is gekozen voor de pilot gewassen Hortensia, Poinsettia en Ficus. Met deze drie gewassen samen komen de belangrijkste thema’s in verband met teeltplanning en teeltsturing in de potplantensector aan de orde: jaarrondteelt, seizoensteelt en trek, groen en bloeiend, kostprijsbeheersing en optimalisatie van productkwaliteit, de efficiëntie van het teeltproces op zich (bijv. lichtbenutting, ruimtebenutting, energie-efficiëntie) en het sturen op eindkwaliteit en afleverdatum. Het onderzoek heeft ongeveer parallel gelopen voor de gewassen Hortensia (Figuur 1.1.) en Poinsettia, terwijl het project voor Ficus een jaar later is gestart.

Bij de opzet van het systeem is uiteraard rekening gehouden met de eis dat het geschikt zou moeten zijn om berekeningen uit te voeren voor uiteenlopende soorten potplanten. Het ontwikkelde systeem is flexibel en modulair opgebouwd, waarbij met de vertaalbaarheid naar andere gewassen van meet af aan rekening is gehouden. Dus hoewel de pilotgewassen Poinsettia, Ficus en Hortensia teelt op zich slechts 13% van de totale jaaromzet in de Nederlandse potplantensector vertegenwoordigen zullen de resultaten in principe relevant zijn voor de complete potplantensector. De gewasmodellen zijn als uitwisselbare modules in het systeem ingebouwd. Zodra voor nieuwe gewassen modellen zijn ontwikkeld kunnen deze ook geschikt worden gemaakt om in het adviessysteem te draaien. Ter illustratie: er is inmiddels ook een versie voor potanthurium ontwikkeld.

1.4

Onderzoeksvragen

Energie-efficiëntie betekent het behalen van een bepaald teeltresultaat bij een efficiënt gebruik van (stook)energie. Deze efficiëntie kan op verschillende manieren worden uitgedrukt: m3 gas per m2 kas, per plant, per kg geproduceerde biomassa

of per verdiende euro. Het is niet zonder meer te zeggen welke manier van uitdrukken beter is dan de andere, omdat ze verschillende aspecten van de bedrijfsvoering benadrukken. Het is in ieder geval van belang om goed te bestuderen hoe het teeltresultaat tot stand komt, en welke invloed teeltmanagement en klimaatregeling daar op hebben. Het rekenmodel Kaspro wordt gebruikt om de energiekosten in de realisatie van elk nagestreefd kasklimaat te berekenen. Meer dan in andere sectoren van de glastuinbouw wordt in de potplantenteelt marktgericht/vraaggestuurd gewerkt. Dit betekent dat de

(10)

waarde van het product (het eigenlijke teeltresultaat) niet alleen wordt bepaald door een efficiënte groei of lichtbenutting, maar ook door kwaliteit en timing (het juiste product op het juiste moment). Het is dus erg belangrijk om te begrijpen (1) hoe een Hortensia groeit, (2) wat bepaalt wanneer de plant het afleverbare stadium bereikt, en (3) welke processen en kenmerken bepalend zijn voor de kwaliteit het eindproduct. In de loop van dit project zijn deze processen en eigenschappen vastgelegd in een gewasmodel, zodat teeltprognoses kunnen worden berekend. De verschillende teeltscenario’s kunnen dan worden vergeleken aan de hand van criteria op het gebied van teeltkunde, bedrijfseconomie en energie-efficiëntie.

1.5

Doelstellingen

Hoofddoelstellingen

• Hoofddoel is aantonen dat energiezuinig telen niet ten koste hoeft te gaan van productie, kwaliteit of bedrijfseconomisch rendement.

• Verwacht kan worden dat op korte termijn voor de deelnemende gewassen een energiebesparing van 20% realiseerbaar is (met behoud van kwaliteit) op basis van benchmarking, vergelijken van energie-efficientie tussen de deelnemende bedrijven onderling, een efficiëntere teeltplanning en rationalisering van energiegebruik op basis van de inzichten die het systeem oplevert.

• Daarnaast kan het systeem voor een aantal voor de hand liggende teeltmaatregelen zoals verlaagde teelttemperatuur, meer met het weer mee regelen en langer schermen effecten op energiebehoefte en teeltresultaat laten zien. Op middellange termijn mag worden verwacht dat het systeem voor de potplantensector als geheel een energiebesparing tot 40% ten opzichte van de situatie in 2008 mogelijk kan maken. Een deel van deze besparing is direct toe te schrijven aan een meer rationele inzet van fossiele brandstoffen, voor de rest werkt het systeem meer faciliterend omdat het (a) besparingsmogelijkheden zichtbaar maakt en (b) een interactieve gebruiksaanwijzing vormt om energiezuinige strategieën, technieken en bedrijfsmiddelen in de eigen bedrijfssituatie te integreren en optimaal toe te passen. • Op lange termijn kan het systeem een rol spelen bij het efficiënt aanpassen van de teeltstrategie aan nog te ontwikkelen

nieuwe teeltsystemen en technische innovaties. Zo kan het systeem instrumenteel zijn bij het realiseren van het uiteindelijke doel van het programma ‘Kas als Energiebron’: een klimaatneutrale teelt in 2020, met sterk gereduceerde inzet van fossiele energie (en wie zegt dat het daar ophoudt).

Technische doelstellingen

• Real-time verzameling van gegevens uit de klimaatcomputers van de deelnemende bedrijven, sensordata (lokale RV, temperatuur, CO2, PAR-licht, bladtemperatuur, watergehalte, EC en temperatuur van de potgrond, ter plaatse gemeten

in te monitoren partijen;

• Organiseren van regelmatige gewaswaarnemingen en verzamelen van bedrijfskundige informatie van de deelnemende bedrijven;

• Real-time meerekenen met bovengenoemde gegevens met behulp van energie-, kasklimaat en gewasmodellen (monitorfunctie).

• Uitwisselen van bovengenoemde gegevens en rekenresultaten via Internet; regelmatig voeren van discussie met de deelnemende telers over de lopende teelten en alternatieve opties.

• Integreren van bovengenoemde gegevens en modellen tot een planningssysteem waarmee verschillende teeltstrategieën en scenario’s kunnen worden afgewogen (planningsfunctie).

• Te ontwikkelen software en modellen worden generiek en modulair van opbouw met het oog op het bij de tijd kunnen houden van het systeem en op vertaalbaarheid naar andere potplantengewassen en nieuwe teeltconcepten zoals bijv. (semi-)gesloten telen. Waar dat nodig blijkt moeten oude modellen of modelfuncties eenvoudig door nieuwe kunnen worden vervangen.

• Opstellen van teeltplannen en het monitoren van de realisatie daarvan via internet. Regelmatige discussie met de deelnemende telers over de lopende teelten en alternatieve opties.

• Zowel in de scenariofunctie als de monitorfunctie zichtbaar maken van effecten van alternatieve temperatuurstrategieën zoals: temperatuur sterk met het weer mee laten variëren (wordt weer interessant omdat het effect op het realiseren

(11)

Energiedoelstellingen

• Hoewel het systeem in het hier voorgestelde project in eerste instantie voor en met conventioneel werkende bedrijven wordt ontwikkeld, zou het met kleine aanpassingen ook geschikt zijn voor toepassing op bedrijven met geconditioneerde teelt.

• Het systeem zal zo worden opgebouwd dat nieuwe technieken als een optionele uitbreiding kunnen worden toegevoegd (plug-in modules), en dat het efficiënt toepasbaar kan worden gemaakt voor andere gewassen en teeltsystemen, zoals o.a. ook de semi-gesloten kas. Op de middellange termijn zou op die manier 40% besparing voor de hele potplantensector haalbaar moeten zijn.

(12)
(13)

2

Materiaal en methoden

Figuur 2.1. Ontwerp voor het adviessysteem voor Energiezuinige Teeltplanning voor Potplanten, zoals ontwikkeld in de voorstudie (Buwalda et al. 2009).

Voor de ontwikkeling van het EZTP-systeem is uitgegaan van het ontwerp (Figuur 2.1.) dat tot stand is gekomen in de voorstudie die aan het hier gerapporteerde project vooraf is gegaan (Buwalda et al. 2009). Het centrale idee is dat

voorafgaand aan een teelt het te verwachten verloop kan worden berekend aan de hand van beschikbare teeltgegevens, instellingen, voorgenomen gewasmanagement-handelingen en een realistisch weersverloop (SEL-jaar). Effecten van allerlei keuzes wat betreft instellingen van de kasklimaatregelaar, het wijderzetschema of toediening van groeiregulatoren kunnen op die manier van tevoren worden geëvalueerd. Nadat een keuze is gemaakt kan de teelt van start gaan, en wordt de informatie van het verwachte verloop in het teeltscenario geleidelijk vervangen door gerealiseerde waarden. Berekende groeilijnen kunnen worden vergeleken met ingevoerde gegevens op basis van gewaswaarnemingen. Op elk gewenst moment in de teelt kunnen keuzemogelijkheden voor het resterende deel van de teelt worden doorgerekend en beoordeeld. Na afloop van de teelt kunnen de gemaakte keuzes worden geëvalueerd en kunnen conclusies worden getrokken voor een volgende teelt. Het systeem is bedoeld om te worden geïnstalleerd op Windows-PC’s van telers en teeltadviseurs. Via een update-functie worden eventuele nieuwe versies van het systeem automatisch gedownload.

2.1

Onderdelen van het systeem

De kern van het systeem wordt gevormd door de koppeling van twee rekenmodellen: KASPRO voor kasklimaat en energie (de Zwart, 1996), en een gewasmodel. Het gewasmodel in het hortensiasysteem is in de loop van dit project ontwikkeld, omdat er geen rekenmodel voor Hortensia voor handen was. Het systeem is zo ontworpen dat verschillende gewasmodellen eenvoudig kunnen worden ingebouwd. Ook is het simpel om nieuwe versies van KASPRO te installeren in het geval dat in de loop van de tijd verbeteringen aan dat model worden ontwikkeld.

(14)

2.1.1 Gewasmodel

Een partij Hortensia’s wordt bij aflevering beoordeeld op basis van verschillende criteria. De belangrijkste zijn: tijdigheid, planthoogte, aantal ‘koppen’ (in het juiste stadium) en de afwezigheid van problemen zoals bladschade, residuen en Botrytis (VBN, 2006). Behalve de groei (biomassaproductie per plant of per m2 teeltoppervlak) moet het gewasmodel dus

in ieder geval ook de hoogteontwikkeling, het bloeistadium en de einddatum kunnen berekenen. Wat betreft bladschade heeft Hortensia soms last van een specifiek probleem: ‘bladrandjes’. Er was aan het begin van het project geen duidelijk idee over de mogelijke oorzaak daarvan. Totdat die oorzaak is vastgesteld is het niet mogelijk om het risico van het optreden van bladrandjes met behulp van een model te voorspellen.

2.1.2 Groei

Vrijwel direct nadat een struikje uit de koeling in de kas is gezet begint het te groeien. Het struikje heeft dan geen blad, en het kleine beetje bladgroen in de knoppen kan die snelle begingroei niet verklaren. Zoals het geval is bij veel winterharde houtige gewassen kan Hortensia reservestoffen opslaan in het hout van de stronk. Na de kunstmatige winter in de koelcel komen deze vrij en stellen de plant in staat om snel uit te groeien. Zodra de bladeren zijn gevormd wordt de fotosynthese de belangrijkste motor van de groei (Figuur 2.2.).

Figuur 2.2. De belangrijkste fasen in het groeiproces van Hortensia tijdens de trek: 1. Direct uit de koelcel zijn de struikjes bladerloos, en voor groei aangewezen op opgeslagen reservestoffen. 2. Zodra de eerste bladeren zijn gevormd kan de assimilatie ook voor groei gaan zorgen. 3. Met een volledig ontwikkelde bladerkroon is de assimilatie maximaal. 4. Zodra de bloemschermen zijn gevormd is er sprake van enige lichtwegname, waardoor de groei weer wat afneemt.

In het gewasmodel is rekening gehouden met de opslag in het hout in de vorm van een assimilatenbuffer, die in heb begin wordt leeggetrokken door de assimilatenvraag van de knoppen, en zich later weer geleidelijk vult, zodra de assimilatenproductie op gang is gekomen. Voor het overige maakt het model gebruik van elementaire functies voor lichtonderschepping, fotosynthese, ademhaling, assimilatenverdeling en groei, zoals ook in eerdere modellen toegepast (Buwalda et al. 2004, 2006, 2009a). Het groeimodel berekende over het algemeen realistische gewichten (Figuur 2.3.).

2.1.3 Ontwikkeling

Rekenen aan de ontwikkeling (teeltsnelheid) van Hortensia in de trekfase is een vrij uitzonderlijke uitdaging, omdat het uitsluitend om uitgroei gaat. Bladafsplitsing of bloei-inductie spelen niet; alle plantendelen die uitgroeien zijn al voor de koelfase aangelegd. De uitgroei van de bloemschermen vindt grotendeels plaats als de bladeren al volgroeid zijn (Figuur 2.2.). Dit effect kon worden nagebootst in het model door voor de uitgroeicurve van de bloemschermen enkele extreme parameterwaarden te kiezen (Figuur 2.3.). Het ontwikkelingsstadium dat het volgen van de uitgroeicurve in de tijd bepaalt werd berekend op basis van graaddagensommen. Daar overheen berekent het model een vertraging van de ontwikkelingssnelheid afhankelijk van de source/sinkverhouding van het gewas; hoe lager de source/sink des te meer vertraging op zal treden.

(15)

Figuur 2.3. Berekende en gemeten groei van vegetatieve delen (takken en bladeren) en bloemschermen.

2.1.4 Hoogte

Een aspect van de hortensiateelt waarmee bij de opzet van het project geen rekening was gehouden was de hoogteontwikkeling. De markt waardeert een plant die qua hoogte/breedteverhouding in evenwicht is. Vooral bij hogere teelttemperaturen en hogere plantdichtheden hebben de planten de neiging om relatief te lang te worden. De strekkingsgroei wordt door telers geremd door toediening van groeiregulatoren zoals Dazide, CCC en TILT of Bonzi. Het vereist veel vakmanschap om in de loop van de teelt te beoordelen of en wanneer rembehandelingen nodig zijn, en welk middel dan moet worden gespoten. In principe kan het adviessysteem dus een waardevol hulpmiddel zijn bij het beoordelen in welk teeltstadium het nodig is om te remmen. De remstoffen verschillen in hun effect op de strekking en in halfwaardetijd (het aantal dagen dat de stof actief is). In het model wordt aangenomen dat de remstof uitsluitend de strekking beïnvloedt, en geen effect heeft op gewichtstoename of ontwikkelingssnelheid. Figuur 2.6. laat het registratiescherm voor remmiddelen zien, en Figuur 2.4. een typische hoogteontwikkeling. Te zien is dat het aantal bladparen onder het bloemscherm van grote invloed is op de berekende hoogtelijn. Elk internodium draagt weer enkele centimeters bij aan de potentiële eindhoogte. Daarnaast spelen concurrentieverhoudingen tussen de scheuten van een struikje een rol bij de strekkingsgroei. Hoe meer scheuten, hoe minder energie de plant per scheut te besteden heeft aan strekkingsgroei (Figuur 2.5.).

Figuur  2.4. Het verloop van de gewashoogte bij Hortensia is sterk afhankelijk van het aantal bladparen onder het bloemscherm. Hoe meer bladeren onder de bloem, des te meer internodiën er zijn om bij te dragen aan de strekkingsgroei. In de grafiek zijn berekende waarden weergegeven als lijnen (blauw = 5 bladparen onder de knop, groen = 3.6 bladparen). Horizontale as is tijd (datum).

(16)

Figuur 2.5. Het verloop van de gewashoogte bij Hortensia wordt bij een gegeven platdichtheid beïnvloed door het aantal scheuten per plant. Hoe meer scheuten, des te meer concurrentie, waardoor de internodiën korter worden.

Conclusie: startplant goed waarnemen is cruciaal als je hoogte goed berekend wilt zien.

Gebruikswaarde kan verbeteren wanneer de berekende hoogtelijn wordt aangepast op basis van ingevoerde hoogtemetingen. In het afgeronde project is geen automatische correctie van berekende groei en strekking ontwikkeld, omdat dat technisch vrij ingewikkeld is en te ver voerde met het oog op de doelstelling van het project. Wel zijn in de loop van het project de modelparameters enkele malen geoptimaliseerd op basis van een vergelijking tussen rekenresultaten en ingevoerde metingen.

Figuur 2.6. Registratiescherm voor remmiddelen. De tijdlijn met remstofdoseringen had invloed op de door het model berekende strekkingsgroei.

(17)

Figuur 2.7. De logboekfunctie van het systeem. De ingevoerde informatie wordt automatisch chronologisch weergegeven.

2.1.5 Registratiemodules

Daarnaast bevat het systeem modules voor het bijhouden van allerlei teeltgegevens en teeltmanagement-handelingen zoals wijderzetten, stokken, clippen, en gewasbescherming een teeltlogboek (Figuur 2.7.). Daarnaast bevat het systeem aparte modules voor het registreren van gewaswaarnemingen, het registreren van groeiregulatoren (Figuur 2.6), en het invoeren van het teeltplan (wijderzetschema, klimaatzones, potmaat, begin korte dag, topdatum, etc). Ook is er een module waarin kan worden aangegeven in welke periode de mobiele meetset, die bij een partij kan worden geplaatst om op gewasniveau het kasklimaat te meten, in welke afdeling is geplaatst.

(18)

2.1.6 Module voor klimaatinstellingen

Voor het Kaspro-model is een aparte module ontwikkeld waarin per afdeling de klimaatinstellingen kunnen worden beheerd en de eigenschappen van de kas kunnen worden ingevoerd (Figuur 2.8.). Het scala aan instelvariabelen en invloeden voor verschillende tijdvakken per etmaal is vrijwel even uitgebreid als in gangbare klimaatcomputers. De instellingenmodule is in één opzicht zelfs meer uitgebreid, omdat namelijk ook het verloop van de instellingen gedurende de teeltperiode moet worden ingevoerd. Alleen op die manier kan Kaspro het kasklimaat en energieverbruik van een hele teelt correct berekenen.

2.1.7 Bijhouden van realtime gegevens van de bedrijven

De rekenkern van het EZTP-systeem was via internet gekoppeld aan een real-time data-acquisitiesysteem (Figuur 2.9.). In dit project werden gegevens uit klimaatcomputers van de deelnemers eerst geëxporteerd naar de internet-database van LetsGrow.com, evenals de meetgegevens van de I4all mobiele meetsets die bij de te volgen partijen waren geplaatst. Een speciale PC van WUR-Glastuinbouw in Wageningen haalde per teelt de relevante gegevens uit deze database en zette ze op een webserver klaar voor het EZTP-systeem. De beschikbaarheid van gegevensbronnen werd gereguleerd via een set van toegangsrechten. Ten behoeve van verschillende projecten konden specifieke gebruikersgroepen worden geconfigureerd. De telers binnen de gebruikersgroepen konden elkaars gegevens bekijken, maar alleen hun eigen gegevens aanpassen. Deelnemende teeltadviseurs en onderzoekers konden gegevens van alle bedrijven aanpassen en uploaden zodat ze voor de hele gebruikersgroep beschikbaar waren.

Figuur  2.9. Een overzicht van de datastromen binnen het advies-systeem. Gegevens worden opgehaald uit de klimaatcomputers op bedrijven en uit mobiele meet-systemen in het gewas en bewaard op de dataserver van LetsGrow. com. De gegevens worden bewerkt door een WUR-computer en klaargezet om te worden gebruikt door de lokaal draaiende adviessystemen op de deelnemende bedrijven.

2.1.8 Presenteren van resultaten

Het EZTP-systeem is uitgerust met uitgebreide grafische mogelijkheden voor het zichtbaar maken van resultaten, zie bijvoorbeeld Figuur 1.1, 2.4 – 2.6, 2.10, 2.11. Uitgangspunt hierbij is het streven naar maximale verifieerbaarheid door het gelijktijdig in beeld brengen van gegevens uit verschillende bronnen, zoals klimaatcomputer, mobiele meetset en klimaatrekenmodel, rekenresultaten afkomstig uit verschillende scenario-runs of gegevens van verschillende bedrijven.

(19)

Figuur  2.10. Het systeem bevat uitgebreide mogelijkheden tot het zichtbaar maken van gegevens van verschillende herkomst. Deze grafiek toont de gemeten waarden voor de kastemperatuur uit de klimaatcomputer (groen), een mobiele meetset (I4all) in het gewas, en de door Kaspro berekende waarde (blauw). Het is mogelijk om in- en uit te zoomen en langs de tijd-as te scrollen. Regelmatig blijkt dat het meetsignaal uit de mobiele meetset behoorlijk kan verschillen van dat uit de meetbox van de klimaat-computer.

Figuur 2.11. Na elke simulatie toont het EZTP-systeem een Tabel met kengetallen op basis waarvan de teelt snel kan worden beoordeeld. Het systeem biedt de mogelijkheid om een bepaald rekenresultaat ‘vast te zetten’ als referentierun, waarmee vervolgens alle latere resultaten worden vergeleken.

(20)

2.2

Economische module

Gelijktijdig met het programma dat klimaat, energie en teelt berekende is een aparte economische module ontwikkeld. Doel van deze module was om meer inzicht te krijgen in kosten en baten van verschillende teeltstrategieën. Vooralsnog is het niveau waarop EZTP van toepassing is, het partijniveau. Een partij is gedefinieerd als een groep planten die ongeveer gelijktijdig is opgepot en gedurende de teelt dezelfde bewerkingen ondergaat. Met behulp van de economische module wordt het economisch resultaat van de betreffende partij bepaald. Dit gebeurt aan de hand van de berekening van verschillende kengetallen, die in de paragraaf model-output zijn behandeld. Behalve een gedetailleerde analyse van alle aspecten van de teeltkosten is voor dat doel ook een module voor prijsprognose ontwikkeld, afhankelijk van plantkenmerken en aanvoerweek. De economische module is bedoeld om te worden verbonden met het klimaat/energie/ teelt rekenmodel via het uitwisselen van databestanden. Daarnaast krijgt de economische module gegevens via het invoerblok van partijgegevens.

Figuur 2.12. Schematische weergave van de plaats van de economische module in het EZTP model. De economische module bestaat uit drie blokken: input, rekenen en output.

2.2.1 Input

De inputstroom voor de economische module komt enerzijds van het inputblok van partijgegevens en anderzijds van de teeltmodule (berekende waarden). Daarnaast zijn voor de berekening specifieke gegevens nodig. Deze worden in eerste instantie uit een databank gehaald, maar kunnen door de gebruiker worden overschreven.

(21)

Opzet data bank

1. Prijsschatting

Om te corrigeren voor weekinvloed, is de index bepaald op basis van de gemiddelde prijs per jaar per potmaat. De algemene prijsindex per product per week zit in de databank (bron: Flora Holland; 2006, 2007 en 2008). De prijs wordt bepaald door middel van een functie waarbij de prijs wordt verklaard door de potmaat, de planthoogte en of het aantal bloemschermen. Tenslotte wordt deze prijs gecorrigeerd met de weekindex, die bepaald is door de afzetweek. De prijs kan ook direct door de gebruiker worden ingevuld.

De volgende formule is gebruikt:

Hortensia: F(p)= -0,231+ 0,283 * aantal bloemschermen + 0,1 * potmaat + 0,066 * planthoogte/potmaat

Dit is een schatter gebaseerd op veilinggegevens (Benninga 1997a), geactualiseerd op basis van recente gegevens beschikbaar gesteld door de VBA.

2. Benodigde arbeid

De arbeid is in de databank gekoppeld aan de arbeidsmethode per teelthandeling.

Deze arbeidsmethoden dienen door de gebruiker ingevoerd te worden als deze gebruik wil maken van deze databank functie. De arbeid per teelthandeling kan ook direct door de gebruiker ingevuld worden (minuten per 1000 planten).

Formules (van Rijssel 1993):

Handeling Tijdsbeslag per teelthandeling (minuten per 1000 planten) Oppotten F(A) = (5,32 + 0,24 * afpakken + 0,20 * overzetten) * 10

Wijderzetten F(A) = (-1,64 + 0,09 * uitzetten + 0,04 * transportafstand + 0,47 * potmaat) * 10

Afleveren F(A) = (-88,4 + 19,5 * potmaat + 15,5 * grootte oogstploeg + 0,34 * oppakken pot * 1,7 * oppakken tray)

Verklaring: Oppotten

• Afpakken: het aantal keren dat er over wordt gedaan om 100 potten op te pakken en weg te zetten. Bijvoorbeeld met een oppakvork worden 8 planten per keer van de transportband gepakt. De in te vullen waarde is dan 100/8 = 12,5. • Overzetten: alleen van toepassing als planten eerst in tray worden gezet dan worden getransporteerd en dan worden

uitgezet. Dit komt in de praktijk eigenlijk niet meer voor, dus meestal wordt hier nul ingevuld. Wijderzetten:

• Uitzetten; het aantal keren dat er over wordt gedaan om 100 potten op te pakken en weg te zetten. • Transport afstand; het aantal transport meters voor 100 planten

• Voorbeeld: planten worden m.b.v. heftruck opgepakt (150 per keer) en worden dan over gemiddeld 150 m getransporteerd. De in te voeren afstand is dan 100/150 x 150m = 100 m.

• Potmaat; de opgegeven potmaat bij afleveren. Afleveren

• Oogstploeg; de grootte van de oogstploeg, inclusief verwerking in de schuur, het gereed maken van karren etc. • Oppakken pot; het aantal keren dat er over wordt gedaan om 100 potten op te pakken en weg te zetten.

• Oppakken tray; Is van toepassing als de potten na de eerste keer oppakken nog een keer worden gepakt; veelal staan de potten dan in een tray maar dat hoeft niet het geval te zijn; is het aantal keren dat er over wordt gedaan om 100 potten op te pakken en weg te zetten; indien de potten één keer in handen worden genomen hier de waarde nul invullen.

Koppeling met de teeltmodule

De koppeling met de teelt module vindt plaats via gegevens die vanuit de teeltmodule worden weggeschreven in een datafile. Deze gegevens kunnen door de economische vanuit deze files worden ingelezen.

(22)

2.2.2 Rekenblok

De economische module is geprogrammeerd in Excel met als achterliggende programmeertaal Visual Basic. Dit houdt in dat de gebruikers mogelijkheden aan Excel gekoppeld zijn.

2.2.3 Output

De output van de economische module dient het economische resultaat van een partij zo volledig mogelijk weer te geven. De structuur die hier in zit volgt de gedachte van stapsgewijze verfijning. De belangrijkste aspecten zijn weergegeven in de vorm van een zogenaamd economisch kengetal. Drie kengetallen staan centraal.

Figuur 2.13. Het output-scherm van de economische module.

Toelichting saldo (1) (exclusief kosten arbeid) en saldo (2) (inclusief kosten arbeid) 1. Saldo per week m2 (1)

a. Opbrengst per week.m2; bestaat uit opbrengst per 1000 planten (prijs) maal het aantal afgeleverde planten

van de betreffende partij,

b. de directe kosten exclusief de kosten voor arbeid en de week.m2 die gebruikt zijn voor 1000 planten.

2. Saldo per week.m2 (2)

a. Opbrengst per week.m2; bestaat uit opbrengst per 1000 planten (prijs) maal het aantal afgeleverde planten

van de betreffende partij,

b. de directe kosten inclusief de kosten voor arbeid en de weekm2 die gebruikt zijn voor 1000 planten.

3. Saldo inclusief de kosten van duurzame productiemiddelen

Een belangrijk kengetal in de output is het saldo per week.m2 . Hierbij wordt verondersteld dat week.m2 door het jaar

heen eenzelfde waarde vertegenwoordigen. Dit hoeft in werkelijkheid niet het geval te zijn. Daarom is een extra kengetal toe gevoegd, n.l. een saldo waarbij de waarde van de benodigde week.m2 in het saldo wordt verdisconteerd (saldo is

(23)

Theoretisch kan dit op twee wijzen worden benaderd:

a. Vanuit de kosten (investeringslasten); er kan alleen variatie in waarde per week.m2 optreden als er meerdere

teeltsystemen (kassen) worden onderscheiden, waarin een partij staat

b. Vanuit de potentiële opbrengst gedachte; Vanwege de marktsituatie levert een week.m2 in kwartaal 4 meer op

dan in kwartaal 3. Echter om in kwartaal 4 te kunnen leveren moet een beroep worden gedaan op m2 in kwartaal

3. Veel bedrijven hebben vooral in de zomermaanden moeite hun oppervlakte vol gepland te krijgen en zouden daarom een lagere waarde aan week.m2 in de zomer willen toekennen. Voor beide argumenten is wat te zeggen.

2.2.4 Gebruiksmogelijkheden

De gebruiksmogelijkheden van de economische module hangen samen met het gebruik van het EZTP model. Daarnaast kan de economische module afzonderlijk gebruikt worden. Hier volgen voorbeelden van concrete vragen die met EZTP of de economische module afzonderlijk doorgerekend kunnen worden.

1. Aanpassing kasklimaat met als doel vermindering energie behoefte bij een minimaal zelfde kwaliteit eindproduct; is typisch een probleem voor EZTP als geïntegreerd model.

2. Alternatief wijderzetschema, bijvoorbeeld één keer vaker wijderzetten, gecombineerd aan een minder arbeidsintensieve methode; verwacht worden diverse effecten, zoals op kwaliteit, ruimtebehoefte en arbeid. 3. Minder luchten en daarmee minder stoken voor CO2 dosering.

4. Na oppotten eerst halve kap leeg laten liggen en na eerste keer wijderzetten kap volzetten. 5. Alternatieve arbeidsmethoden toepassen.

6. Vergelijking verschillende productiesystemen.

2.3

Praktijkproeven op deelnemende bedrijven

Het systeem is ontwikkeld en getest in samenwerking met vier kwekerijen: Sjaak van Schie bv in Maasdijk

Dijk van Dijk in De Lier

Kwekerij T&M van den Berg in Est Hovaria in Bemmel (Bergerden)

De bedrijven werden regelmatig bezocht door onderzoekers/teeltadviseurs van DLV Plant. Regelmatig werden ook bijeenkomsten georganiseerd om de voortgang van de constructie van het adviessysteem met hen te bespreken.

2.3.1 Te volgen partijen

Hortensia is een bijzonder gewas, omdat het tijdens het productieseizoen van begin december tot eind april eigenlijk alleen om een trek gaat. In de zomer staan de struikjes buiten. In deze fase vinden belangrijke processen zoals groei, toppen, en bloemaanleg plaats. Vervolgens is er een rustfase, waarbij de struikjes in donkere koelcellen worden bewaard. Een belangrijke functie van het koelen is het doorbreken van de knoprust. Als de struikjes uit de koeling komen zijn ze kaal, maar hebben wel knoppen waar bladeren en bloemschermen al in aanwezig zijn, en die over het algemeen snel uitlopen zodra ze in een verwarmde kas worden geplaatst.

Voor het teeltresultaat zijn dus twee factoren van belang: de voorgeschiedenis (buitenteelt en koelfase) en de teeltcondities in de kas. Om verschillen te kunnen herleiden tot geschiedenis of teelt is gekozen voor een proefopzet waarbij struikjes werden uitgewisseld tussen bedrijven, zodat op elk van de bedrijven gelijktijdig partijen planten afkomstig van alle vier de bedrijven werden opgekweekt (Figuur 2.14.). Een van de bedrijven leverde meer planten dan de overige drie, om in de loop van de teelt genoeg materiaal beschikbaar te hebben voor regelmatige destructieve waarnemingen. In het teeltseizoen werden twee van dergelijke teeltproeven uitgevoerd.

(24)

2.3.2 Waarnemingen

Bij het uitzetten van de partijen werden van elke partij 5 planten gesloopt, gemeten en per onderdeel gewogen. Vervolgens werden de monsters gedroogd in een droogstoof voor de bepaling van het drooggewicht. Verdere destructieve waarnemingen werden verricht in het stadium dat het blad grotendeels was uitgegroeid maar de bloem-uitgroei nog grotendeels moest beginnen, en aan het eind (in het veilbare stadium). Van de ene grotere partij zijn tussentijds nog extra destructieve waarnemingen uitgevoerd. De teeltadviseurs bepaalden tijdens hun tweewekelijks bedrijfsbezoek de hoogte van het gewas. Alle meetresultaten werden ingevoerd in de gewasregistratiemodule van het systeem (Figuur  2.15.), zodat ze ook als rode symbooltjes zichtbaar werden in de grafieken met rekenresultaten. Alle registraties waren via de webserver direct automatisch zichtbaar voor alle deelnemers.

Aan het eind van de teelt werd aan 5 struikjes van de gevolgde partijen een houdbaarheidsbepaling gedaan in de houdbaarheidsruimte van WUR-glastuinbouw in Bleiswijk. Hierbij werd wekelijks de sierwaarde bepaald door planten op 6 uiterlijke kenmerken te beoordelen, namelijk optreden van bladranden, slappe bloemschermen, verdroogde bloemschermen, bruine bloemen in het scherm Botrytis en algehele sierwaarde.

Figuur 2.14. Overzicht van de meetveldjes met daarbij geplaatst de I4all mobiele meetsets. De te volgen partijen werden zorgvuldig in het juiste plantverband gehouden en omringd door randplanten van een vergelijkbare partij (zelfde ras en plantdatum).

(25)
(26)
(27)

3

Resultaten

Doel van het project was om samen met een representatieve groep hortensiatelers en voorlichters een beslissingsonder-steunend softwareprogramma te ontwikkelen en op de deelnemende bedrijven te testen. Het programma moet zowel vooraf (planning) als tijdens de teelt (teeltmonitoring en real-time beslissingsondersteuning) kunnen laten zien waar de kansen liggen voor energiebesparing en het energie-efficiënt realiseren van teeltdoelstellingen. Voor Hortensia is zowel in 2008 als 2009 een bedrijfsvergelijkingsgroep gevormd, bestaande uit 4 of 5 bedrijven, teeltadviseurs van DLV Plant en de betrokken onderzoekers van WUR-Glastuinbouw en LEI. Met de deelnemende bedrijven is in 2008 en 2009 een teeltproef uitgevoerd. In de proeven zijn steeds 2 partijen planten per bedrijf gevolgd en waargenomen. Deze informatie is gebruikt om een rekenmodel voor Hortensia te ontwikkelen. Het model berekent teeltduur, hoogte-ontwikkeling, LAI en eindgewicht op basis van startdatum en gerealiseerd kasklimaat, afhankelijk van gewasmanagement-acties, wijderzetten en de toediening van remmiddelen. Van dag tot dag berekent het model de ontwikkeling en uitgroei van afzonderlijke internodiën. Het gewasmodel is gekoppeld aan een rekenmodel voor kasklimaat en energie. Afhankelijk van kaseigenschappen, technische uitrusting (buizen, vloer, schermen, ramen, etc.) en instellingen van de klimaatcomputer berekent dit model een toekomstverwachting van kasklimaat en energiebehoefte. Alle berekeningen van het gewasmodel en het kasklimaatmodel kunnen worden vergeleken met registraties en meetwaarden. De registraties moet de gebruiker zelf invoeren, de meetwaarden worden automatisch opgehaald uit de klimaatcomputer en uit een mobiele meetset (LetsGrow I4all of GrowWatch). De uitwisseling van informatie wordt geregeld via Internet. Hierdoor is het mogelijk om altijd met recente gegevens te werken (maximaal een uur oud) en om binnen de bedrijfsvergelijkingsgroep de informatie over alle gevolgde teelten onderling uit te wisselen.

3.1

Onderzoeksvragen

Energie-efficiëntie betekent het behalen van een bepaald teeltresultaat bij een efficiënt gebruik van (stook)energie. Het is dus van belang om goed te bestuderen hoe het teeltresultaat tot stand komt, en welke invloed teeltmanagement en klimaatregeling daar op hebben. Het rekenmodel Kaspro kan dan worden gebruikt om de energiekosten van elk nagestreefd kasklimaat te berekenen. Meer dan in andere sectoren van de glastuinbouw wordt in de potplantenteelt marktgericht/vraaggestuurd gewerkt. Dit betekent dat de waarde van het product (het eigenlijke teeltresultaat) niet alleen wordt bepaald door een efficiënte groei of lichtbenutting, maar ook door kwaliteit en timing (het juiste product op het juiste moment). Het is dus erg belangrijk om te begrijpen (1) hoe een Hortensia groeit, (2) wat bepaalt wanneer de plant het afleverbare stadium bereikt, en (3) welke processen en kenmerken bepalend zijn voor de kwaliteit het eindproduct. Door deze processen en eigenschappen vast te leggen in een gewasmodel kunnen teeltprognoses worden berekend en effecten van sturingsacties vooraf worden ingeschat.

Teeltduur Bedrijf afkweek:

Ronde Herkomst 1 2 3 4 Gemiddeld per partij: 1 1 97 106 87 86 94 1 2 95 99 93 99 96 1 3 103 101 92 101 99 1 4 100 100 96 101 99 2 1 107 98 105 103 103 2 2 112 102 107 109 107 2 3 107 118 102 105 108 2 4 108 113 103 105 107

Gemiddelde per bedrijf: 104 105 98 101

Tabel 3.1. Berekende teeltduur (d) als percentage van de waargenomen duur. Ronde 1 vond plaats tussen 1 december 2009 en begin februari 2010, ronde 2 van 3 maart 2010 tot begin mei 2010. Op alle 4 de afkweekbedrijven werd gestart met partijen planten afkomstig van elk van de 4 bedrijven. De rechterkolom (cursief) geeft het gemiddelde per partij en herkomst, de onderste regel (cursief) het gemiddelde per afkweekbedrijf.

(28)

Tabel  3.1. laat zien dat de berekende einddatum redelijk goed overeen kwam met de geregistreerde datum, hoewel er in enkele gevallen 10 dagen verschil in zat. Bij Hortensia is het criterium voor het bepalen van de einddatum dat er drie bloemschermen open moeten zijn. Bij Hortensia komt het regelmatig voor dat de bloemschermen helemaal niet tegelijkertijd open gaan. Dit heeft vooral te maken met de teeltcondities in de buitenteelt en met hoe effectief de knoprust door de koelbehandeling is doorbroken. Vooral bij planten die erg ongelijk bloeien kan het relatief lang duren voordat het derde scherm in bloei is. Dit was het geval in ronde 1 bij de planten afkomstig van bedrijf 1 en opgekweekt op bedrijf 3 en 4. Het model dat is ontwikkeld rekent uitsluitend voor de eenvoudige situatie dat alle bloemschermen in het zelfde stadium zijn. Een betere prognose dan dit is dus moeilijk te realiseren, tenzij het model op basis van tussentijdse waarnemingen informatie krijgt over dergelijke ongelijkheid. In het hier gerapporteerde project was slechts beperkt ruimte voor verfijningen en was de noodzaak om prioriteiten te stellen steeds aanwezig. Er ligt op dit punt dus nog potentieel voor verbetering.

Planthoogte Bedrijf afkweek:

Ronde Herkomst 1 2 3 4 Gemiddeld per partij: 1 1 99 90 95 91 94 1 2 100 92 98 97 97 1 3 102 95 89 97 96 1 4 102 96 98 97 98 2 1 95 110 102 90 99 2 2 106 124 100 105 109 2 3 95 112 94 83 96 2 4 89 103 100 88 95

Gemiddelde per bedrijf: 99 103 97 94

Tabel 3.2. Berekende eindhoogte als percentage van de gemeten hoogte. Voor bijzonderheden zie Tabel 3.1.

De eindhoogte is in het algemeen redelijk goed voorspeld, wanneer uitgegaan wordt van een foutmarge van 5% (Tabel 3.2.). In de eerste teeltronde zijn de planten over het algemeen iets langer geworden dan voorspeld, in de tweede ronde liepen de resultaten meer uiteen. Opvallend is dat de planten afkomstig van bedrijf 1 in ronde 1 systematisch langer werden dan de andere partijen, terwijl de planten in ronde 2 die afkomstig waren van bedrijf 2 in alle gevallen aanzienlijk korter zijn gebleven dan voorspeld. Ondanks dat het model bij het simuleren van de hoogteontwikkeling rekening houdt met verschillende plantkenmerken zoals het gewicht van het stronkje, het aantal hoofdscheuten en het aantal bladparen onder de bloemknop is er dus kennelijk nog een extra factor van invloed op de hoogte. De deelnemende telers noemden de leeftijd van het de plant als mogelijke verklaring, plus een rest-effect van de laatste rembehandeling op het veld, voordat de struikjes de koeling in gaan. Verder valt op dat de voorspelde hoogte bij bedrijf 2 structureel te laag is geweest (in de 1e ronde). Dit heeft mogelijk te maken met een variatie in het aanmaken van de spuitvloeistof met remmiddelen of

een andere methode van toediening de remstoffen, maar dit is achteraf niet meer met zekerheid vast te stellen. Door voor dit bedrijf afzonderlijk de modelparameters voor het effect van remstoffen aan te passen is gemakkelijk een goede overeenstemming te krijgen, maar daarmee wordt wel afbreuk gedaan aan de ideale situatie dat de teelten op alle bedrijven goed kunnen worden nagerekend met een enkele, algemene parameterset.

Ook voor de simulatie van het bladoppervlak bleek dat de algemene trend redelijk goed werd voorspeld, maar dat er in bepaalde gevallen behoorlijke verschillen konden optreden (Tabel 3.3.). Voor de grote afwijking in ronde 1 bij de planten afkomstig van bedrijf 1 en opgekweekt op bedrijf 4 is geen goede verklaring. Wel is wat betreft het bladoppervlak een zelfde partij-effect te zien als ook bij de hoogteontwikkeling. Ook hier bleven de planten afkomstig van bedrijf 2 in teeltronde 2 op alle afkweekbedrijven aanzienlijk kleiner dan het model verwachtte. Dit geeft aan dat er een grens zit aan de nauwkeurigheid van voorspellingen van het teeltverloop van partijen Hortensiaplanten met behulp van een model. Behalve de goed waarneembare plantkenmerken van een struikje dat net uit de koeling komt, zoals hoogte, aantal takken, aantal knoppen en gewicht van het stronkje spelen er dus ook onzichtbare factoren mee.

(29)

Dit probleem is niet nieuw, en de gangbare oplossing is om gaandeweg de teelt gewaswaarnemingen te gebruiken om de door het model berekende plant te corrigeren. Dit voerde in het kader van dit project te ver om te realiseren, maar zou voor een toekomstige toepassing op bedrijven absoluut een vereiste zijn.

Bladoppervlak Bedrijf afkweek:

Ronde Herkomst 1 2 3 4 Gemiddeld per partij: 1 1 96 100 100 65 90 1 2 100 103 111 88 101 1 3 86 89 100 88 91 1 4 104 111 100 100 104 2 1 116 133 114 105 117 2 2 111 173 133 118 134 2 3 100 90 115 113 105 2 4 92 133 126 114 116

Gemiddelde per bedrijf: 101 117 112 99

Tabel 3.3. Berekend bladoppervlak per plant (cm 2) als percentage van het gemeten oppervlak. Voor bijzonderheden zie

Tabel 3.1.

Sneeuwbal   1e teelt   2e teelt  

Herkomst bedrijf afkweek bedrijf lengte einddatum lengte einddatum B B 41.0 11-2-2010 41.7 22-4-2010 D B 38.5 4-2-2010 40.4 16-4-2010 H B 42.7 11-2-2010 39.7 22-4-2010 S B 42.0 4-2-2010 43.9 16-4-2010     B D 47.5 11-2-2010 43.3 27-4-2010 D D 41.3 11-2-2010 43.0 27-4-2010 H D 42.7 19-2-2010 39.4 29-4-2010 S D 40.7 11-2-2010 42.7 27-4-2010     B H 35.8 20-2-2010 44.0 27-4-2010 D H 32.0 20-2-2010 45.0 22-4-2010 H H 33.0 20-2-2010 37.3 29-4-2010 S H 31.0 20-2-2010 46.3 27-4-2010     B S 44.0 11-2-2010 46.0 27-4-2010 D S 46.3 11-2-2010 46.0 27-4-2010 H S 43.8 19-2-2010 40.8 29-4-2010 S S 44.7 11-2-2010 50.0 27-4-2010

Tabel 3.4. Gemeten eindhoogte (cm inclusief pot) en einddatum van het uitgewisselde plantmateriaal per herkomst bedrijf en per afkweek bedrijf verdeeld over twee teeltronden.

(30)

In onderstaand Figuur 3.1. is de groeilijn van teler 3 uitgezet tegen de groeilijn van teler 1 (inclusief meetpunten. Een belangrijke foutenbron wat betreft de eindlengte is geweest het strekken van de meetplanten tijdens het transport van de kwekerij naar het proefstation waar de eindwaarneming heeft plaatsgevonden. In vrijwel alle teelten is dit effect te zien als een plotselinge sprong in lengte van de een na laatste waarneming (die nog op het bedrijf heeft plaatsgevonden) naar de laatste die in Bleiswijk is uitgevoerd. In de tussentijd hebben de planten dicht op elkaar in transportdozen gestaan onder niet-gekoelde condities, waardoor in korte tijd een sterke extra strekking is opgetreden. Tenslotte bleek het correct registreren van de beginhoogte een heel belangrijke voorwaarde voor het correct berekenen van de hoogteontwikkeling. Met dit soort berekeningen kan aangegeven worden dat de manier van telen en allerlei invloeden die daar bij horen, sterk bepalend zijn voor het verloop van de teelt en de vorm en grootte van het gewas. Er is nu een instrument om dat inzichtelijk te maken, tussen partijen of tussen telers.

Figuur 3.1. Berekende en gemeten gewashoogte in de eerste teeltronde van de planten afkomstig van bedrijf 1 De blauwe lijn en de rode meetpunten hebben betrekking op bedrijf 1. De referentielijn is voor planten van de zelfde herkomst, maar dan afgekweekt op bedrijf 3. Ondanks dat het uitgangsmateriaal identiek is verschillen de resultaten aanzienlijk tussen de bedrijven. De teelt op bedrijf 3 duurt ca 10 dagen korter, terwijl de planten hoger werden.

3.2

Klimaat en energie

In EZTP is het mogelijk om datastromen van klimaatcomputer, eventuele andere meetinstrumenten en klimaatinstellingen naast elkaar te laten zien in plaatjes en dan door te laten rekenen. In Figuur 3.2. is een scherm te zien met instellingen van het kasklimaat met deze instellingen wordt het ingestelde klimaat doorgerekend en in een grafiek gezet (Figuur 3.3. klimaatmodel). Op basis van deze instellingen, in samenhang met kastype etc. wordt door kaspro het energieverbruik gemeten. Het is dus van groot belang om de veranderingen op de klimaatcomputer ook aan te passen in dit modelonderdeel van EZTP. Dat is ook meteen het lastigste om bij te houden. Voor gebruik in de praktijk is koppeling tussen klimaatcomputer en klimaatmodel onontbeerlijk, omdat in de praktijk is gebleken dat het bijhouden van de veranderde instellingen het meeste problemen opleverde en dat heeft direct gevolgen voor de output van het model.

(31)

Figuur 3.2. Overzicht van een aantal in te stellen parameters binnen EZTP.

Figuur 3.3. Kastemperatuur met gegevens van de klimaatcomputer van de teler, een mobiele meetopstelling bij het gewas en een klimaatmodellijn op basis van de instellingen.

In Figuur 3.3. is te zien dat de klimaatcomputer en de ‘maanlander’ elkaar erg goed volgen, maar dat er toch een afwijking is ten opzicht van de berekening van het klimaatmodel en dit heeft dus te maken met het eerder geschetste probleem om de instellingen die gedaan worden ook mee te veranderen binnen EZTP. Om de berekeningen voor onderstaande tabel uit te voeren zijn door de voorlichter deze instellingen aangepast en daarna zijn de modelberekeningen uitgevoerd.

(32)

Tabel 3.5. Overzicht berekend energieverbruik per bedrijf in twee teeltronden Hortensia ‘sneeuwbal’ in MJ/m2 en MJ/plant.

Gas- en electriciteitsverbruik zijn bij elkaar opgeteld.

Teelt- Energie

ronde Bedrijf MJ/m2 MJ/plant

1 H 327 19.7 1 B 400 36.0 1 D 396 39.0 1 S 383 47.8 2 H 111 6.5 2 B 225 22.7 2 D 185 14.2 2 S 183 22.8

Bij bedrijf H wordt het minste energie verbruikt en dat verschil wordt groter wanneer gekeken wordt naar het aantal megajoule per plant. Bedrijven B, D en S verschillen in de 1e teeltronde vrijwel niet per m2, maar per plant is het

energieverbruik bij S wel duidelijk hoger dan de andere twee bedrijven. In de tweede teeltronde is het duidelijk anders. Bedrijf H gebruikt wel weer het minste energie, maar bedrijf D gebruikt ook duidelijk minder energie per plant. De bedrijven B en S gebruiken ongeveer evenveel energie per plant, maar door het relatief ruime plantverband van bedrijf B is de energieberekening per m2 duidelijk hoger dan de andere bedrijven.

In Tabel  3.6. en 3.7 staan de resultaten van het houdbaarheidsonderzoek van de 1e en de 2e teelt sneeuwbal. De

houdbaarheid of uitbloei is gedurende 6  weken gevolgd en de resultaten laten zien dat wanneer naar de herkomst (opkweek bedrijf) wordt gekeken het aantal koppen behoorlijk ver uit elkaar ligt. De bladranden bij het begin van de beoordeling niet veel verschilden, maar dat aan het eind de verschillen wat groter zijn geworden tussen de bedrijven met vooral de planten afkomstig van bedrijf B die meer bladranden te zien gaven. Bedrijf D start met de hoogste sierwaarde en bedrijf S eindigt met de beste sierwaarde. Dit alles op basis van verschillen in uitgangsplanten.

Tabel  3.6. Houdbaarheid 1e teelt sneeuwbal met het aantal koppen, score bladranden begin en eind (na 6  weken),

sierwaarde begin en eind (na 6 weken) per herkomst en per afkweekbedrijf

  Aantal koppen Bladranden Bladranden Sierwaarde Sierwaarde

Herkomst   begin eind begin eind

H 8.2 4.5 3.0 4.3 2.0

B 5.9 4.2 2.0 3.9 2.0

D 8.2 4.3 2.8 4.9 2.1

S 10.0 4.5 3.2 4.5 2.5

  Aantal koppen Bladranden Bladranden  Sierwaarde Sierwaarde 

Afkweek   begin eind begin eind

H 8.0 4.2 2.4 4.3 1.8

B 7.0 4.5 2.7 3.9 2.4

D 9.6 4.6 2.9 4.9 2.1

(33)

Wordt er gekeken naar verschillen in afkweek tussen de bedrijven dan valt op dat bedrijf D gemiddeld de meeste koppen in bloei kreeg en bedrijf B de minste. De bladranden ontliepen elkaar niet veel bij de start en ook op het eind waren de verschillen niet groot. Bedrijf D had opnieuw de beste sierwaarde bij de start en Bedrijf B eindigde als beste. De planten van bedrijf H waren duidelijk later in de uitbloeicel, wellicht heeft dat een negatieve invloed gehad op een snellere achteruitgang in sierwaarde.

Tabel  3.7. Houdbaarheid 2e teelt sneeuwbal met het aantal koppen, score bladranden begin en eind (na 6  weken),

sierwaarde begin en eind (na 6 weken) per herkomst en per afkweekbedrijf.

  Aantal koppen Bladranden  Bladranden Sierwaarde  Sierwaarde Herkomst   begin eind begin eind

H 6.9 4.0 3.0 4.3 2.3

B 11.5 4.5 2.3 5.0 1.9

D 9.8 4.5 3.3 4.7 2.4

S 9.0 4.0 2.0 4.1 2.3

  Aantal koppen Bladranden  Bladranden Sierwaarde  Sierwaarde

Afkweek   begin eind begin eind

H 9.0 4.7 3.4 4.7 2.6

B 9.8 4.0 2.2 4.6 2.0

D 9.0 4.7 3.3 4.7 2.7

S 9.5 3.8 1.5 4.2 1.7

De houdbaarheid of uitbloei is in de tweede teeltronden opnieuw gedurende 6 weken gevolgd en de resultaten laten zien dat wanneer naar de herkomst (opkweek bedrijf) wordt gekeken het aantal koppen opnieuw behoorlijk ver uit elkaar ligt, waarbij de planten van opkweek bedrijf B het meeste koppen gaven, dit in tegenstelling met de 1e teeltronde. De

bladranden bij het begin van de beoordeling niet veel verschilden, maar dat aan het eind de verschillen wat groter zijn geworden tussen de bedrijven met opnieuw vooral de planten afkomstig van bedrijven B en S die meer bladranden te zien gaven. Dit wijst erop dat een belangrijk deel van het bladrandenprobleem in een teeltfase voorafgaand aan de trek wordt veroorzaakt. Bedrijf B start met de hoogste sierwaarde en eindigt met de laagste sierwaarde.

Wordt er gekeken naar verschillen in afkweek tussen de bedrijven dan valt op dat het aantal koppen niet veel verschilde. Dat bedrijf B en S al beginnen met behoorlijk bladrandproblemen en die tot het einde houden. Dat de sierwaarde niet veel verschilde in het begin, maar op het einde hebben de bladrand problemen duidelijk consequenties voor de sierwaarde bij bedrijf B en S.

Het is lastig om conclusies te trekken uit de koppeling van energiegebruik en houdbaarheid. Het lage energieverbruik per plant lijkt in teelt in wat nadeliger en in teelt 2 voordeliger; maar de houdbaarheid is van zoveel meer teeltfactoren afhankelijk dat nader onderzoek nodig zou zijn om dit hard te maken.

(34)

3.3

Energiezuinige scenario’s?

In deze paragraaf worden enkele variaties op de geregistreerde teelten besproken. Met het adviessysteem kunnen in principe eindeloos veel mogelijkheden worden verkend. In dit rapport beperken wij ons tot enkele voorbeelden.

Figuur 3.4. Referentieteelt teler 1 sneeuwbal 1e teeltronde (blauw) vergeleken met 14 dagen eerder starten (groen).

Figuur  3.5. Referentieteelt teler 1sneeuwbal 1e teeltronde (laatste teelt) vergeleken met 14  dagen eerder starten (referentieteelt).

(35)

In dit hoofdstuk worden enkele energiezuinige scenario’s vergeleken om aan te geven, welke mogelijkheden uit scenatioberekeningen met het adviessysteem voortvloeien.

Voorbeeld 1: De referentiepartij is opgezet bij teler H op 1 december 2009 (blauwe lijn). Deze teler stookt al weinig, maar wellicht is er nog energiebesparing zonder teeltvertraging mogelijk door twee weken eerder te starten met de teelt (groene lijn). In Figuur 3.4. Is te zien dat de lengtegroei niet verschilt. In Figuur 3.5. is te zien dat eerder starten geen effect heeft op de teeltduur, een kleine afname van het eindgewicht, maar ook een geringe energiebesparing.

Figuur 3.6. Referentieteelt teler B sneeuwbal 1e teelt (blauw) vergeleken met lagere stooktemperatuur (groen).

(36)

Voorbeeld 2: Teler B houdt in de referentieteelt (blauw) een stookregime aan van rond de 19 oC. In een laatste run (groene

lijn) is de stooktemperatuur met 2 oC verlaagd om te berekenen of dit energie besparing oplevert. In Figuur 3.6. is in ieder

geval al te zien dat de teelt vertraagt. In Figuur 3.7. is te zien de de teeltduur toeneemt met 12 dagen, daardoor neemt het ruimtebeslag toe, wordt een zwaardere plant gemaakt. In tegenstelling tot wat sommigen zouden verwachten neemt het energieverbruik toe bij verlaging van de temperatuur. Het effect is klein in MJ/m2 in MJ/plant is het aanzienlijk. De conclusie

is dus dat verlagen van de stooktemperatuur in dit geval meer energie kost als gevolg van de veel langere teeltduur.

(37)

Voorbeeld 3: Plantdichtheid en ruimtebenutting.

In het onderzoek zijn de proefplanten van teler S meteen op eindafstand uitgezet (referentie). De resultaten van deze strategie worden vergeleken met een meer gangbare strategie waarbij de planten eerst dicht tegen elkaar staan (40/m2)

en tussendoor een keer wijder worden gezet. Uit Figuur 3.8. en 3.9 blijkt dat door vaker wijder zetten het ruimtebeslag efficienter wordt en het energieverbruik per plant met 35% afneemt. De lichtbenutting neemt toe met 20%, terwijl de teeltkosten afnemen met 0.12 €. Daar tegenover staat een lichte toename van het energieverbruik per m2 als gevolg van

de verlenging van de teeltduur met 1 dag een afname van het eindgewicht met 13%.

Figuur 3.10. Referentieteelt teler B sneeuwbal 1e teelt vergeleken met een hogere stooktemperatuur gedurende de eerste

helft van de teelt (laatste run).

Figuur 3.11. Effecten van een verhoging van de stooklijn met 1 oC bij teler B sneeuwbal 1e teeltronde tijdens de eerste

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan de hand van in 2004 gemaakte opnamen zijn de uitkomsten vergeleken van de Nederlandse en Vlaamse beoordelingsmethoden voor macrofyten in 13 stromende en 5 stilstaande

Nulsituatie: evaluatie huidige situatie van de volksgezondheid en zorg, en het zorgbeleid en de maatschappelijke ontwikkelingen die hierop van invloed zijn

Via activiteiten voor vaders werd getracht de band tussen vader en kind te behouden tijdens detentie en wilde ik ervoor zorgen dat de vaders hun vaderrol op zich konden nemen..

De tuinen zijn voor een groot deel figuurlijk overwoekerd door de kanaalgraverij en de uitbreidin- gen van IJmuiden, en hebben plaats moeten maken voor hui- zen, straten

‘Grappig is dat in de productie-industrie altijd werd geroepen dat hout van de zeer snel groeiende Populus x generosa ‘Unal’ niet geschikt was om klompen van te maken vanwege zijn

As defined by Interstate Technology and Regulatory Council (ITRC 2003): "Constructed treatment wetlands are engineered systems, designed and constructed to

Vast niet, het kan niet anders dan dat dit herkenbaar moet zijn voor een grote groep mensen.. Die- genen die zich aangesproken zullen voelen op de troep die ze ach- terlaten,

Inwoners van de gemeente Uithoorn kunnen vanaf 11 april 2013 subsidie aanvragen voor duurzame energie- besparende maatregelen die te ma- ken hebben met bouw en