• No results found

Scrollen naar je moslima-identiteit: over de rol van het internet in de religieuze- en genderidentiteitsconstructie onder Marokkaans-Nederlandse moslima's

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Scrollen naar je moslima-identiteit: over de rol van het internet in de religieuze- en genderidentiteitsconstructie onder Marokkaans-Nederlandse moslima's"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

-10-2014

Over de rol van het internet in religieuze- en genderidentiteitsconstructie onder

Marokkaans-Nederlandse moslima’s Auteur:

Marlies Witteveen Begeleider: dr.

Sipco Vellenga

U

NIVERSITE

IT

VAN

A

MSTERDA

M

S

CROLLEN

NAAR

JE

MOSLIMA

(2)

Titel

Hoofdtitel: Scrollen naar je moslima-identiteit

Ondertitel: Over de rol van het internet in de religieuze- en genderidentiteitsconstructie onder Marokkaans-Nederlandse moslima’s

Auteur

Marlies Witteveen

Studentnummer 10546669 Masterscriptie

Master Theologie en Religiewetenschappen: Islam in de moderne wereld Universiteit van Amsterdam

Oktober 2014

Scriptiebegeleider

Dhr. Dr. Sipco Vellenga

Faculteit der Geesteswetenschappen, Capaciteitsgroep Religiestudies Universiteit van Amsterdam

Oude Turfmarkt 147, 1012 GC Amsterdam

Tweede lezer

Dhr. Dr. Richard van Leeuwen

Faculteit der Geesteswetenschappen, Capaciteitsgroep Religiestudies Universiteit van Amsterdam

(3)

Voorwoord

In dit voorwoord kijk ik terug op de periode van het schrijven van deze scriptie die voor u ligt. In het jaar 2013 begon ik met de master ‘Islam in de moderne wereld’ aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens de vakken kwamen allerlei aspecten van de islam naar voren. Wat mij het meest boeide was de positie van de moslimgemeenschap in de Nederlandse samenleving. Hoe de moslimidentiteit gecreëerd wordt in de Westerse samenleving is een actueel vraagstuk. Vandaar dat ik gekozen heb om de rol van het internet in de identiteitsconstructie van moslima’s in Nederland te onderzoeken. Tijdens mijn stageperiode bij SPIOR te Rotterdam kreeg ik de mogelijkheid dit onderwerp verder uit te werken. Het doen van onderzoek en het schrijven van deze scriptie vorderde stap voor stap. Hoewel dit proces verlopen is zonder grote problemen, had ik dit niet alleen kunnen doen. Daarom wil ik de volgende mensen bedanken.

Als eerste wil ik mijn scriptiebegeleider dr. Sipco Vellenga bedanken voor de heldere inzichten tijdens het schrijven van deze scriptie. Al vanaf het begin van mijn stage bij SPIOR was hij betrokken bij het proces. Hij heeft mij de juiste handvatten aangereikt om deze scriptie tot een mooi eind te brengen. De gesprekken heb ik ervaren als zeer positief, informatief en motiverend. Hierdoor heb ik het schrijven van de scriptie altijd als een interessant project ervaren en niet als een last. Ook bedankt dr. Richard van Leeuwen, voor het oriëntatiegesprek voorafgaand aan de stage- en scriptieperiode. Als tweede wil ik mijn stagebedrijf SPIOR te Rotterdam bedanken voor de mogelijkheid om een mooie leerervaring op doen. De medewerkers van SPIOR lieten mij zien hoe de praktijk eruit ziet van een sociaal culturele organisatie die zich richt op de participatie van moslims en zich inzet voor een betere maatschappij. In het bijzonder wil ik Siham Harcha bedanken voor haar ideeën voor mijn scriptie en voor het helpen met het zoeken naar respondenten.

Als derde wil ik de groep respondenten bedanken, zowel de respondenten op het internet als de respondenten die ik in ‘real life’ mocht interviewen. Jullie waren allen zeer geïnteresseerd en wilden graag meewerken. Bedankt voor jullie boeiende verhalen en inzichten.

Als laatste wil ik mijn ouders, vriend, broers, familie en vrienden bedanken voor hun support en interesse. Bedankt voor het meelezen en het geven van tips. Door het uitwisselen van ideeën is de scriptie veelzijdiger geworden dan ik alleen had kunnen doen.

(4)

Samenvatting

In Nederland is een tweede en derde generatie van Marokkaanse-Nederlanders opgekomen. De tweede generatie heeft een andere identiteitsvorming dan hun ouders, aangezien zij in verschillende contexten zijn opgegroeid. De tweede generatie heeft te maken met twee culturen, die van het oorspronkelijke thuisland en de Nederlandse cultuur. Van daaruit moeten zij hun identiteit vormgeven. Het internet speelt een rol in die identiteitsconstructie. In deze scriptie is het doel te onderzoeken wat voor rol het internet heeft in de constructie van de religieuze- en genderidentiteit van Marokkaans-Nederlandse moslima’s. De hoofdvraag voor dit onderzoek is:

‘Welke rol spelen internet, chatboxen en online groepen in de constructie van de religieuze- en genderidentiteit in het dagelijks leven van de tweede generatie, adolescente Marokkaans-Nederlandse moslima’s?’

Deze hoofdvraag beantwoord ik aan de hand van vier deelvragen. In het onderzoek maak ik gebruik van twee methoden: de netnografie methode en het doen van vijf interviews. Deze twee methoden zorgen voor een compleet beeld van de onderzoeksgroep. De site die onderzoek is

www.yasmina.marokko.nl. Aan de hand van de theorieën uit het theoretisch kader en de bevindingen uit het onderzoek volgt de analyse.

Algemeen blijkt dat de Marokkaans-Nederlandse moslima’s zich helemaal niet zo bezig houden met het internet. Zij voelen zich aangevallen door kwetsende opmerkingen op het internet. Bovendien vinden zij het internet niet betrouwbaar omdat je nooit zeker weet wie degene is die iets beweert. Echter zijn er ook positieve kanten aan het internet. De Marokkaans-Nederlandse moslima’s uit mijn onderzoek zeggen vooral social media sites interessant te vinden. Daarnaast worden er websites geselecteerd om meer te weten te komen over de islam.

Op basis van de resultaten uit dit onderzoek blijkt dat het internet een kleinere rol inneemt in identiteitsconstructie dan gedachtwordt. Het internet heeft zeker een rol in de identiteitsconstructie van de Marokkaans-Nederlandse vrouwen, maar anders dan in de literatuur beschreven wordt. Het internet speelt een aanvullende rol in de identiteitsconstructie. Het blijkt dat de directe omgeving van de Marokkaans-Nederlandse moslima’s een grote invloed heeft in de identiteitsconstructie. Het internet en de directe omgeving vullen elkaar aan in de constructie van de religieuze- en genderidentiteit.

(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 6

1.1 Onderwerp 6

1.2 Relevantie 7

1.3 Doel- en vraagstelling 7

1.4 Methoden van onderzoek 8

1.5 Opbouw scriptie 9 2. Theoretisch kader 10 2.1 Identiteitsconstructie 10 2.1.1 Het identiteitsbegrip 10 2.1.2 Cultuur en identiteit 11 2.1.3 Machtsdiscoursen 12 2.1.4 Identity politics 13 2.1.5 Religieuze identiteit 14 2.1.6 Genderidentiteit 15

2.2 De context voor moslims in het Westerse Nederland 16

2.2.1 Individualisering 16

2.2.2 Secularisering 17

2.2.3 Een dubbel migratieproces? 18

2.3 Betekenissen en invloeden van het internet 20

2.3.1 Identiteitsvorming en het internet 21

2.3.2 De virtuele moslimgemeenschap 22

2.3.3 Moslima’s op het internet 23

2.3.4 De halal/haram discussie 25

2.3.5 www.yasmina.marokko.nl 25

3. Bevindingen 27

3.1 Netnograaf op forum en chat 27

3.1.1 Haram relaties 27

3.1.2 Huwelijk en uithuwelijking 29

3.1.3 Verboden seksualiteit? 31

3.1.4 Kennis en Islam 33

3.1.5 Tijdsvulling op het internet 35

3.2 Interviews 37

3.2.1 Internetgebruik 38

3.2.2 Praktiserende moslima’s 38

3.2.3 Vrouwelijke moslima’s 41

3.2.4 De 2e generatie en hun ouders 43

4. Analyse 46

4.1 Het internet(gebruik) en zijn onderwerpen en betekenissen 46

(6)

4.3 De internet moslima 50

4.4 Generaties het internet op 52

5. Conclusie 54 6. Reflectie 57 7. Literatuurlijst 58 8. Bijlagen 61 8.1 Interviewguide 61 8.2 Netwerkschema’s forumonderwerpen 64 8.3 Netwerkschema chats 68 8.4 Netwerkschema’s interviews 69

(7)

1.Inleiding

1.1 Onderwerp

Binnen de Marokkaans-Nederlandse moslimgemeenschap in Nederland is een tweede generatie opgekomen. Deze generatie zorgt voor verandering binnen de moslimgemeenschap. De eerste generatie Marokkanen kwam in de jaren 60 en 70 als arbeiders naar Nederland. De tweede generatie ontwikkelt zich anders dan de eerste generatie, aangezien zij immers in een andere context opgroeien dan hun ouders. Dit levert een andere identiteitsvorming op. De tweede generatie combineert traditionele normen die zij meekrijgen van hun ouders en familie, met Westerse ideeën. Ze creëren hun eigen gemengde identiteit. Inmiddels bestaat er in Nederland ook een derde generatie en soms zelfs al een vierde generatie van migranten (Ketner en Buitelaar 2004).

De rol van het internet speelt een toenemende rol bij de tweede generatie moslims in de constructie van die nieuwe, gemengde moslimidentiteiten. Het internet wordt als discussieplaats gebruikt door moslimjongeren. Moderne communicatiemiddelen als het internet stellen jongeren in staat een eigen wereld op te bouwen (de Koning 2008, 18/19).Het gebruik van het internet is voor moslimjongeren een nieuwe manier om actief bezig te kunnen zijn met de islam (idem, 291). Vanaf het begin van de 21e eeuw nam het computergebruik toe, mede door aansporing van het onderwijs. Duidelijk was dat het internet een steeds belangrijkere rol in het leven van moslimjongeren zou krijgen. Op het internet worden gebeurtenissen besproken die de moslimgemeenschap aangaat of in een kwaad daglicht stelt, zoals de moord op Theo van Gogh (idem, 259-265). Het internet is in de Westerse omgeving voor de tweede generatie moslims een nieuw middel om hun identiteit vorm te geven. In dat opzicht verschillen zij van de traditionele identiteitsvorming die hun ouders doormaakten. De tweede generatie is actief op het internet, de eerste generatie is zeer weinig actief op het internet.

In deze scriptie zal ik het hebben over de identiteitsvorming van Marokkaans-Nederlandse moslima’s uit de tweede generatie. Ik kies voor Marokkaans-Nederlandse moslima’s als onderzoeksgroep omdat uit onderzoeken (de Koning 2008) (idem, Brouwer 2004) blijkt dat deze groep steeds meer een stem krijgt op het internet. De vraag is wat moslima’s precies doen op het internet en wat voor invloed het internet heeft op moslima’s en vice versa. Het is dus een relatief nieuw fenomeen dat moslima’s op het internet actief zijn en daarom is het interessant te onderzoeken wat zij precies doen. Brouwer (2004) stelt dat moslima’s op het internet een opkomende groep zijn en meent dat genderkwesties en religie een grote rol innemen in hun discussies online. Zij stelt dat Marokkaans-Nederlandse moslima’s steeds meer met elkaar in discussie gaan op het internet, bijvoorbeeld over taboeonderwerpen als maagdelijkheid en homoseksualiteit. Ik ga uit van Marokkaans-Nederlandse moslima’s in de adolescentiefase. Dit is de fase tussen het kind en volwassen zijn, circa vanaf 15 jaar tot begin 20 jaar. Ik kies deze fase omdat de identiteitsvorming tijdens deze fase het meest in ontwikkeling is (Buckingham 2008, 2/3).

Ik kies voor de Marokkaanse etniciteit in dit onderzoek, omdat Marokkaanse-Nederlanders het meest bezig zijn met sites die gericht zijn op Marokkanen in Nederland. Zij doen dit meer dan andere migrantengroepen. Zij bezitten als groep het grootste aantal discussiesites die gericht zijn op Marokkanen in Nederland. Andere groepen bezitten ook eigen sites, maar die zijn internationaler

(8)

gericht. Bovendien bestaan er speciale sites voor Marokkaans-Nederlandse moslima’s, als

www.yasmina.marokko.nl (Redactie Wereldjournalisten 2008).

In dit onderzoek ligt de focus op de rol van het internet in identiteitsontwikkeling. Ik richt me specifiek op de religieuze- en genderidentiteit van Marokkaans-Nederlandse moslima’s. De Koning (2008) stelt dat het internet een plaats is waarin de rol van religie erg belangrijk is en punt van discussie is voor de bezoekers van moslimsites. Het internet is een plaats waar de inhoud van religie veel besproken en vergeleken wordt met ideeën van anderen. Daarnaast stelt De Koning dat de genderidentiteit van vrouwen versterkt wordt op het internet doordat moslima’s eigen ruimtes creëren. Moslima’s zoeken steeds meer het internet op om te onderhandelen en te discussiëren over de islam en over hun identiteit als vrouw en moslim zijnde. Genderidentiteiten spelen volgens hem dus een toenemende rol op het internet (idem, 292).

1.2 Relevantie

De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt in de uitbreiding van eerder onderzoek over identiteitsvorming van moslims op het internet. Dit onderzoek bouwt voort op het onderzoek van De Koning (2008), dat gaat over identiteitsvorming onder Marokkaanse jongeren. Ik focus me op het gebruik van internet en richt me alleen op Marokkaans-Nederlandse moslima’s. In dit onderzoek wordt ingezoomd op het belang van het internet in identiteitsontwikkeling. Het internet is een relatief nieuw medium waarin identiteiten vorm krijgen en verdient daarom specifieke aandacht. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt voornamelijk in het rechtzetten van stereotyperingen. In Nederland bestaat de stereotypering dat de moslimcultuur en de Westerse cultuur niet verenigbaar zouden zijn. Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders menen dat islamitische culturele praktijken in strijd zijn met Nederlandse, Westerse waarden. Bovendien heerst de Nederlandse opvatting dat moslima’s onderdrukt worden (Brouwer 2006). In dit onderzoek zal uiteengezet worden in hoeverre de moslimcultuur gemengd wordt met westerse waarden en wat voor stem moslima’s op het internet hebben.

1.3 Doel- en vraagstelling

De doelstelling van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de rol die internet, chatboxen en online groepen spelen in de ontwikkeling van de religieuze- en genderidentiteit in het dagelijks leven van adolescente Nederlandse moslima’s. Het doel is te achterhalen hoe de Marokkaans-Nederlandse moslima’s hun religieuze- en genderidentiteit in een nieuwe Westerse omgeving presenteren en wat voor invloed het internet hierin heeft.Mijn onderzoeksvraag is als volgt:

‘Welke rol spelen internet, chatboxen en online groepen in de constructie van de religieuze- en genderidentiteit in het dagelijks leven van de tweede generatie, adolescente Marokkaans-Nederlandse moslima’s?’

Deze vraag zal ik proberen te beantwoorden aan de hand van meerdere deelvragen. Eerst zal ik onderzoeken hoe Marokkaans-Nederlandse moslima’s zich op het internet bewegen en welke onderwerpen hen interesseren. Daarna probeer ik te achterhalen welke betekenis het internet heeft voor de vorming van de religieuze- en genderidentiteit van de Marokkaans-Nederlandse moslima’s.

(9)

Vervolgens analyseer ik hoe de identiteitsconstructie van Marokkaans-Nederlandse moslima’s verschilt met de identiteitsconstructie van hun ouders door het gebruik van het internet. De deelvragen die in dit onderzoek naar voren komen zijn:

- Wat beweegt de Marokkaans-Nederlandse moslima’s op het internet en welke onderwerpen houden hen bezig?

- Wat voor rol speelt het internet bij de constructie van de religieuze identiteit van Marokkaans-Nederlandse moslima’s?

- Wat voor rol speelt het internet bij de constructie van de genderidentiteit van Marokkaans-Nederlandse moslima’s?

- Hoe verschilt het internetgebruik van de Marokkaans-Nederlandse moslima’s met het internetgebruik van hun ouders?

1.4 Methoden van onderzoek

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, zal ik kwalitatief onderzoek uitvoeren. Ik heb ervoor gekozen om twee verschillende methoden te gebruiken. De eerste methode bestaat uit het observeren en participeren op de internetsite www.yasmina.marokko.nl. De tweede methode bestaat uit vijf interviews.

De site die ik wil onderzoeken in dit onderzoek is www.yasmina.marokko.nl. www.yasmina.marokko.nl is een onderdeel van www.marokko.nl. Zij delen hetzelfde forum. De site

www.yasmina.marokko.nl is geheel gericht op Marokkaans-Nederlandse moslima’s waardoor dit forum een goede keuze is voor het beantwoorden van mijn vragen. De site geeft informatie over de islam, heeft een forum en biedt de mogelijkheid tot chatten. Het doel van de eerste methode is om op het forum van de site te analyseren wat er gaande is op het internet onder Marokkaans-Nederlandse moslima’s. Welke onderwerpen achten zij van belang en welke visies komen naar voren? Om de data later goed te kunnen analyseren, verdeel ik de verzamelde data onder in vier thema’s: relaties, huwelijk, seksualiteit en islam. Ik observeer de site vijf weken lang, van 7 april t/m 12 mei 2014. Na drie weken van observatie van de site meld ik me aan bij de chatfunctie van de site. Ik wil proberen om korte chats aan te gaan met Marokkaans-Nederlandse moslima’s. Via de korte gesprekken kan ik vragen stellen over hun internetgebruik en hoe zij over hun eigen religieuze- en genderidentiteit denken. De chats zal ik aangaan in een periode van twee weken lang, van 28 april t/m 12 mei 2014.

In deze eerste methode van mijn onderzoek ga ik uit van de zogenaamde ‘netnografie’ methode. Netnografie is een set van technieken dat antropologische methoden van onderzoek aanpast om op het internet toe te passen. Bowler (2010) stelt dat netnografie een kwalitatieve, interpretatieve methode is en er als het ware online veldwerk wordt uitgevoerd. Het veld is in deze methode echter niet bepaald, het internet kent namelijk geen plaats. Het onderzoek in netnografie is gebaseerd op twee onderdelen, observatie en participatie. Door eerst te observeren en daarna naar de achterliggende interpretaties te zoeken door te participeren ontstaat een compleet beeld van het onderzoeksveld. Met de methode van netnografie denk ik het dichtste bij de beleving van de Marokkaans-Nederlandse moslima’s te komen.

(10)

De op www.yasmina.marokko.nl verzamelde data zal ik ordenen en analyseren met behulp van het computerprogramma Atlas.ti (versie 7, www.atlasti.com). Dit programma is gericht op de ordening van kwalitatieve data. In atlas ti kan de verzamelde data geplaatst worden en kunnen aantekeningen toegevoegd worden. In de tekst kunnen memo’s en notities geplaatst worden en codes gemaakt worden in de kantlijn. De ruwe data wordt als het ware omgezet in analyseerbaar materiaal. Het doel van atlas ti is om patronen te vinden in de data. Zo kan de interpretatie van teksten ondersteund worden. Kernpunten en thema’s komen door het coderen naar voren. Deze zal ik plaatsen in overzichtelijke netwerken (Harhai 1998) (idem, Muhr 1991).

De tweede methode die ik ga gebruiken zal bestaan uit vijf mondelinge interviews. Tijdens mijn stage bij SPIOR in Rotterdam zal ik meegaan naar discussiebijeenkomsten die georganiseerd worden voor Marokkaans-Nederlandse moslima’s. In het project van SPIOR ‘naar eer en geweten’ staat zelfredzaamheid van moslima’s in Nederland centraal. In het project worden ook ideeën over de identiteit van moslima’s in Nederland naar voren gehaald. Er wordt geprobeerd om vrouwen voor zichzelf op te laten komen en na te laten denken over beperkende omstandigheden, wat betreft relaties bijvoorbeeld. Tijdens de bijeenkomsten hoop ik in contact te kunnen komen met Marokkaans-Nederlandse moslima’s die mij meer kunnen vertellen over hun internetgebruik. In de interviews zal centraal staan hoe de Marokkaans-Nederlandse moslima’s het internet gebruiken in de ontwikkeling van hun leven als moslima en als vrouw, en wat dat voor hun religieuze- en genderidentiteit betekent. Ook de interviews zal ik analyseren met behulp van het computerprogramma atlas ti. De getranscribeerde interviews plaats ik in dit programma, waardoor ik codes kan toekennen aan de tekst en de antwoorden van de Marokkaans-Nederlandse moslima’s kan analyseren.

De twee bovenstaande methoden dragen gezamenlijk bij aan het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag. De eerste methode maakt inzichtelijk wat er op het internet onder Marokkaans-Nederlandse moslima’s gaande is. De tweede methode gaat hier vervolgens dieper op in door betekenissen van het internetgebruik te analyseren en te achterhalen wat dat betekent voor hun identiteit. De opvolging van de twee methoden maakt steeds inzichtelijker wat voor rol het internet speelt bij de constructie van de religieuze- en genderidentiteit van Marokkaans-Nederlandse moslima’s.

1.5 Opbouw scriptie

In hoofdstuk 2 zal allereerst het theoretisch kader voor deze scriptie uiteengezet worden. De begrippen identiteit en identiteitsconstructie worden hierin uitgelegd. Ook leg ik uit hoe de Europese, Nederlandse context getypeerd wordt waarin moslimmigranten zich bevinden. Hierin komen theorieën naar voren over secularisering en individualisering. Daarna behandel ik theorieën over het internet en de plaats van de islam op het internet. Na het theoretisch kader ga ik in hoofdstuk 3 over op de presentatie van de bevindingen van het onderzoek. Vervolgens analyseer ik in hoofdstuk 4 de bevindingen waarin ik mijn data en de theorie uit het theoretisch kader koppel. In hoofdstuk 5 worden de conclusies weergegeven. In hoofdstuk 6 wordt een reflectie gegeven over dit onderzoek.

(11)

Het onderzoek dat ik zal uitvoeren, start vanuit verschillende theorieën. In de eerste paragraaf staat identiteitsconstructie centraal. Ik zal uitleggen wat een identiteit is en hoe identiteitsconstructie werkt. In de tweede paragraaf bespreek ik theorieën over de Nederlandse context waarin Marokkaans-Nederlandse moslimmigranten hun weg vinden. Ik bespreek typerende Westerse kenmerken als individualisering en secularisering. Daarnaast bespreek ik hoe het integratieproces voor de tweede generatie moslimmigranten verloopt. In de derde en laatste subparagraaf van het theoretisch kader bespreek ik theorieën over het internet, zoals hoe internetgebruik en identiteitsvorming gelinkt zijn. Ook bespreek ik hoe de islam naar voren komt op het internet en hoe moslima’s gebruik maken van het internet.

2.1 Identiteitsconstructie

Omdat mijn hoofdvraag draait om de vorming van identiteit, moet eerst uiteengezet worden wat het begrip identiteit inhoudt en hoe identiteiten geconstrueerd worden. ‘Identity politics’ is daarin een belangrijk concept en zal de leidraad van deze scriptie zijn. In het begin van deze paragraaf bespreek ik wat het begrip identiteit betekent. Daarna ga ik over op het concept van identity politics. Vervolgens bespreek ik wat cultuur en identiteit met elkaar te maken hebben. Daarna leg ik uit hoe machtsdiscoursen op identiteit werken. In de twee laatste subparagrafen leg ik theorieën uit over de gender- en religieuze identiteit.

2.1.1 Het identiteitsbegrip

Het woord identiteit wordt op allerlei verschillende manieren gebruikt. Je kunt simpel zeggen wat je naam is, of vertellen uit welk land je komt. Een definitie van het woord identiteit kan ook inhouden hoe je je diepste zelf ervaart (Verkuyten 2010, 28). Iedereen heeft een identiteit. Maar wat betekent het om een identiteit te hebben, en hoe komt je identiteit tot stand? Volgens Barnard en Spencer (2008, 292) is het begrip identiteit een verwarrend concept en houdt het zowel de uniekheid van een persoon in, als gelijkenissen tot anderen. In die eerste uitleg houdt identiteit alles in wat een persoon uniek maakt en onderscheidt van anderen. Daarnaast bestaat een groepsidentiteit. Identiteit kan dus onderverdeeld worden in een individuele identiteit en een collectieve identiteit. Een individuele identiteit is een persoonlijke identiteit en een sociale identiteit. Je persoonlijke identiteit geeft de verschillen aan met de groep, zoals je cognitieve, evaluatieve en emotionele kenmerken. De sociale identiteit geeft de zaken aan die je gemeen hebt met de groep. Een collectieve identiteit is de identiteit die je als groep bezit.

De Koning (2008) maakt een onderscheid tussen een primordiale en een situationele identiteit om het begrip identiteit uit te leggen. De primordiale identiteit is iets onveranderlijks en fundamenteel, zoals familiebanden. Bij de situationele identiteit moet gedacht worden aan de wisselende omstandigheden waardoor identiteiten steeds anders gevormd worden. Ontwikkeling en veranderlijkheid staan dan centraal. Volgens De Koning wordt de primordiale identiteit door situationele omstandigheden herzien, en dat is wat volgens hem gebeurt met moslimjongeren in Nederland. Dat herzien gebeurt door een continue reflectie, door de zelf en met anderen. Dat zijn de zogenaamde ‘identity politics’ (idem, 26-28).

Mensen behoren tot meerdere categorieën. Je bezit daarom niet over een sociale identiteit, maar over meerdere identiteiten. Een identiteit bestaat dus uit verschillende deelidentiteiten, zoals een

(12)

etnische identiteit en een genderidentiteit. Verkuyten (2010) gaat ervan uit dat identiteiten geheel veranderlijk zijn, en zich vormen naar de situatie waarin de identiteit zich op dat moment bevindt. Dit komt overeen met de visie van De Koning (2008). Volgens Verkuyten (2010) wordt een identiteit gevormd door drie veranderende componenten: situaties, relaties en interpretaties. Hij stelt dat een identiteit altijd sociaal en relationeel is, aangezien het gevormd wordt door de relatie met anderen en de omgeving. Afhankelijk van situaties en omstandigheden, nemen identiteiten verschillende vormen aan. Mensen behoren tot verschillende groepen en gebruiken dus verschillende sociale identiteiten. Mensen wisselen van (deel)identiteiten; afhankelijk van de omstandigheid wordt de identiteit daarop aangepast. Die verschillende identiteiten kunnen in elkaar overvloeien maar ook botsen. Vaak worden mensen gereduceerd tot één sociale identiteit. Dan worden hokjes gecreëerd, wat beperkend en uitsluitend werkt (idem, 89-91).

Verkuyten (2010) stelt dat het niet gaat om tot welke etnische groep je bijvoorbeeld hoort (je objectieve identiteit), maar dat het ook gaat over hoe je je daarover voelt en welke waarde je daaraan hecht (je subjectieve identiteit). In feite bepaalt deels je omgeving je identiteit, maar geef je daar zelf een waardering aan. Hierbij is constante herinterpretatie aanwezig over wie je wilt zijn. De dimensies om die zelfbeleving te onderzoeken zijn volgens Verkuyten zelfcategorisering, belangrijkheid, waardering en verbondenheid. Inhoudelijke betekenissen van een identiteit – de subjectieve identiteitsbeleving – worden zo achterhaald (idem, 25-67). Identiteitsbeleving is iets anders dan sociale herkenning. Je etnische identiteit kan bijvoorbeeld in je identiteitsbeleving op de voorgrond staan, maar die identiteit moet wel worden waargemaakt tegenover anderen. Je wilt in een bepaalde situatie laten zien wie je bent, maar sociale identiteiten zijn afhankelijk van erkenning door anderen. De indelingen en bijbehorende gedragsverwachtingen worden sociaal vastgesteld en veranderd door anderen. De reacties van de omgeving dragen bij aan interne verandering en ontwikkeling. Hoe anderen je identiteitsvoorkomen beoordelen, heeft zijn weerslag op je identiteitsbeleving; het kan je onzeker maken, of juist vertrouwen geven (idem, 75/76).

Samenvattend is identiteit dus een begrip dat verschillende interpretaties heeft. Wat naar voren komt uit deze subparagraaf is dat identiteit zowel individueel als collectief is. Daarnaast is een identiteit persoonlijk en sociaal. Ook kan een identiteit primordiaal en situationeel opgevat worden. Een identiteit past zich aan aan de omgeving. Bovendien bestaat een onderscheid tussen een objectieve en een subjectieve identiteit.

2.1.2 Cultuur en identiteit

De Koning (2008) stelt dat de cultuur waarin je je bevindt invloed heeft op je identiteit. Je identiteit vormt zich door de cultuur. Een bekende definitie van het begrip cultuur is die van Tylor. Hij meent dat cultuur een complex geheel is van kennis, geloof, kunst, normen, wetten, gedrag en andere vaardigheden en gewoonten die mensen in de samenleving hebben gecreëerd (Barnard en Spencer 2008, 137). Een andere belangrijke definitie van cultuur is die van Geertz, waarin gesteld wordt dat cultuur het domein van symbolen en betekenissen is. Door symbolen en betekenissen wordt de wereld verklaarbaar gemaakt. De metafoor die hij hiervoor gebruikt is dat een mens als een spin in een web van betekenissen – de cultuur – zit (idem, 141).

De Koning (2008, 40) stelt dat cultuur vaak ervaren wordt als onderdeel van de primordiale identiteit, als iets dat onveranderlijk en een vast gegeven is. Het gevoel gelijke culturele ideeën te hebben met

(13)

anderen levert dat idee op van een primordiale identiteit. Cultuur is echter een repertoire van mogelijkheden om het menselijk bestaan in te richten en de werkelijkheid uit te leggen. Zo’n repertoire is veranderlijk, betekenissen kunnen continu veranderen (idem, 39).

Bauman (2002) stelt dat een essentialistische manier om cultuur te begrijpen een menselijke behoefte is om de wereld te kunnen begrijpen. Constructen zijn dus nodig. Als cultuur als continu veranderlijk zou worden opgevat, zou dit niet te overzien zijn. Dit is het verschil tussen een essentialistische en een processuele invulling van de culturele identiteit. Die laatste gaat uit van de meervoudigheid en veranderlijkheid van de culturele identiteit. Bauman stelt dat mensen de essentialistische en de processuele benadering van cultuur combineren. Bauman stelt dat er een multicultureel raadsel plaatsvindt. Er zijn volgens hem drie componenten in het raadsel: nationaliteit, etniciteit en religie. Dit zijn drie noties van cultuur waarop mensen volgens hem hun identiteit op kunnen baseren. Dit is de essentialistische benadering. De vraag is hoe een staat kan bestaan met drie verschillende partijen: zij die geloven in een nationale eenheidscultuur, zij die hun cultuur traceren door hun etniciteit en zij die hun religie als hun cultuur zien. Cultuur wordt dus vaak op essentialistische constructen gebaseerd. De vraag is hoe drie essentialistische benaderingen samen een multiculturele samenleving kunnen vormen.

Concluderend kan gesteld worden dat cultuur onlosmakend verbonden is met identiteitsconstructie. Identiteit wordt mede gevormd door cultuur. Cultuur verandert echter steeds. Mensen passen zich continu aan op culturele repertoires. Mensen delen hun opvattingen over cultuur in in twee benaderingen: de essentialistische en de processuele. Mensen hebben dus behoefte aan vaste constructen, maar gaan ook mee in culturele veranderingen.

2.1.3 Machtsdiscoursen

Bij de constructie van identiteit is de vraag in hoeverre mensen zelf beschikking hebben om te kiezen voor hun identiteit. In hoeverre spelen bijvoorbeeld omgevingsfactoren een rol? Fadil (2008) stelt dat zogenaamde machtsdiscoursen mede ervoor zorgen hoe je identiteit eruit ziet. Fadil meent dat de samenleving als een macht werkt op individuen. Er is een disciplinering van de samenleving omdat de deze bestaat uit machtsrelaties. Daarnaast stelt Fadil dat moderne concepten in de samenleving als individualisering en secularisering ook als normatieve raamwerken gelden waaraan mensen hun keuzes ophangen. Het kiezen van een identiteit gebeurt dan dus niet geheel subjectief. Door toenemende keuzevrijheid heb je meer ruimte om je eigen identiteit te vormen, maar tegelijkertijd werkt de keuzevrijheid dus ook als een machtsdiscours (idem, 49-55).

De Koning (2008) stelt dat individuen eigen keuzes kunnen maken, maar dat deze keuzes niet losstaan van een culturele omgeving. Hij meent dus net als Fadil dat omgeving een machtsdiscours is. In relaties met anderen en hun omgeving maken mensen keuzes over hun identiteit. Een eigen positie wordt op deze manier bepaald (idem, 37). De Koning stelt dat moslimjongeren hun moslimidentiteit bijvoorbeeld uit verschillende opties construeren. Het moslim zijn wordt een persoonlijke keuze, er is sprake van een reflexieve identiteit. Het construeren van een identiteit gebeurt volgens De Koning altijd in interactie met anderen, zowel met mensen in die groep als mensen die erbuiten staan. Er kan dus geen sprake zijn van een geheel eigen keuze van identiteit. Identiteiten zijn het resultaat van hoe mensen zichzelf zien en hoe zij door anderen gezien worden. Hierin spelen niet alleen mensen een rol, maar ook spelen de sociale, culturele, economische en politieke context mee (idem, 26-40).

(14)

Mensen hebben dus veel keuzevrijheid in het construeren van hun identiteit, maar er spelen machtsdiscoursen op de achtergrond mee. Identiteitsconstructie vindt plaats binnen de grenzen van verschillende machtsdiscoursen. De cultuur waarin je je bevindt is dan bijvoorbeeld zo’n machtsdiscours. Binnen de lijnen van een cultuur ontwikkel je je identiteit. Machtsdiscoursen werken onbewust waardoor je niet door hebt dat je beïnvloed wordt in de constructie van je identiteit.

2.1.4 Identity politics

De Koning (2008, 20) stelt dat identity politics onderhandelingen zijn tussen mensen over definities en interpretaties van voorstellingen, praktijken en ervaringen die een specifieke identiteit vormen. Identiteit komt dus mede tot stand door anderen en niet alleen door de zelf. Hij meent dat macht een belangrijk onderdeel is van identity politics. Immers degene met veel macht, heeft meer inbreng in die vorming van definities van identiteit. Macht speelt een rol in hoeverre iemand in staat is zijn definitie over te brengen aan een ander. Door discussies en onderhandelingen aan te gaan over identiteit komt uiteindelijk overeenstemming over een specifieke identiteit en heeft die identiteit vorm gekregen. Voor moslimjongeren in Nederland geldt bijvoorbeeld dat zij onderhandelen over hoe de moslimidentiteit in Nederland eruit moet zien (idem, 40). De Koning (idem, 21) stelt daarmee dat de vorming van identiteit nooit individueel plaatsvindt, maar dat deze altijd relationeel is aan de omgeving. Voor het proces van identity politics gaat de Koning uit van drie dimensies: intern, extern en religieus en cultureel. De interne dimensie gaat over de relatie tot mensen binnen de eigen groep. Zoals moslims in relatie tot andere moslims. De externe dimensie gaat over de relatie tot mensen buiten de eigen groep. Zoals moslims tegenover niet-moslims. De religieuze en culturele dimensie tot slot gaat over de invloed van religieuze en culturele voorstellingen, praktijken en ervaringen in de vorming van identiteit. De Koning onderscheidt nog drie extra dimensies van identity politics die hij beschouwt als uitwerkingen van een combinatie van de interne en externe dimensie. Deze drie dimensies zijn de etnografische-, gender- en de virtuele dimensie. De etnografische dimensie gaat over de methodische verantwoording. De genderdimensie gaat over de verhouding tussen jongens en meisjes. De virtuele dimensie tot slot gaat over de invloed van het internet op de vorming van identiteit. In de praktijk lopen de dimensies door elkaar heen en beïnvloeden ze elkaar (idem, 19-24). Buckingham (2008) stelt net als De Koning dat het bij identity politics vaak draait om sociale macht. Definities van identiteit worden erkend door degenen met de meeste macht. Sociale status is dan van belang in identity politics. Buckingham meent dat de constructie van identiteit vooral vormen aanneemt tijdens de adolescentieperiode. De adolescentie is een periode waarin een (jong volwassene) individu zich losmaakt van familie en eigen keuzes gaat maken, zoals met wie zij om willen gaan. In deze periode worden levenskeuzes gemaakt. Deze tijd wordt ook wel als een identiteitscrisis beschouwd. De periode markeert namelijk een overgang tussen kind en volwassen zijn en bevat kritische reflectie over de eigen identiteit. Adolescenten leren wie ze zijn en wie ze willen zijn. De periode is er daarom een van zelfreflectie en zelfdefinitie. Dit gebeurt niet alleen door eigen keuzes, maar ook door interactie met bijvoorbeeld familie en vrienden. Individuen maken claims over hun identiteit, maar deze moeten wel bevestigd worden door anderen. Identity politics spelen dus een grote rol in de adolescentietijd (idem, 2-9).

Samenvattend krijgt identiteit vorm door het gebruik van identity politics. Dit houden de onderhandelingen in met anderen en jezelf over een specifieke identiteit. In identity politics heeft macht veel invloed en wordt er gezocht naar consensus over collectieve identiteiten. Identity politics

(15)

zijn vooral van belang in de adolescentieperiode, gezien de drang van adolescenten naar een vernieuwde identiteit door veranderingen in die fase. Voor deze scriptie zal het concept identity politics steeds terugkomen, omdat ik meen dat identity politics onmisbaar zijn bij identiteitsconstructie van adolescenten en dus een centraal thema is in mijn onderzoek.

2.1.5 Religieuze identiteit

De religieuze identiteit is een deelidentiteit. Dit houdt in dat de religieuze identiteit een stukje identiteit vormt van een persoon. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar wat de betekenis van het begrip religie precies is. In het begin van de 20e eeuw werd religie vooral toegeschreven aan ‘primitieve rituelen’ door antropologen in veldstudies. Durkheim had hierin een belangrijke theoretische invloed. Vanaf de jaren 50 veranderde de theoretische focus van antropologen van lokale rituelen naar wereldreligies als de islam en het christendom. Max Weber nam hierin vooraanstaande ideeën in. De meest invloedrijke definitie van religie is die van Clifford Geertz: ‘A religion is a system of symbols which act to establish powerful, pervasive and long-lasting moods and motivations in men by formulating conceptions of a general order of existence and clothing these conceptions with such an aura of factuality that the moods and motivations seem uniquely realistic.’ Religie wordt dan als een systeem van symbolen opgevat die doorgegeven worden en betekenis hebben. Er wordt gezocht naar zingeving en verbindingen waarin meestal een god centraal staat (Barnard en Spencer 2008, 482).

De Koning (2008) stelt dat de betekenis van een religieuze identiteit vaak verward wordt met die van een etnische identiteit. Ze zouden gelijk gesteld worden aan elkaar. Een Marokkaanse identiteit zou bijvoorbeeld met de islamitische identiteit gelijk gesteld worden. De Koning acht een analytische scheiding noodzakelijk omdat ze niet tot elkaar te herleiden zijn. Een etnische identiteit komt voort uit verwantschap. Een religieuze identiteit niet, die volgt volgens de Koning door het uitspreken van de geloofsbelijdenis. De religieuze identiteit kent meer keuzevrijheid en eigen inbreng (idem, 28-30). De opvattingen en keuzes die mensen maken wat betreft hun religieuze identiteit, hangen samen met de omgeving en de mensen met wie zij omgaan. Er is al het ware een religieus repertoire aanwezig in hun omgeving waaruit zij kunnen kiezen en hun religieuze identiteit kunnen vormen. De constructie van een religieuze identiteit vindt altijd plaats door identity politics (idem, 39).

Om de mate van een religieuze identiteit te testen, geeft van Summeren (2007, 279) zes dimensies aan. De rituele dimensie zegt iets over de deelname in religieuze rituelen. De ideologische dimensie gaat over het geloven van de religieuze doctrine en het nastreven daarvan. De consequentie dimensie houdt de naleving van religieuze normen in het dagelijks leven in. De experientiële dimensie houdt de mystieke religiositeit in. De intellectuele dimensie zegt iets over de kennis van de religie. Tot slot gaat de sociale dimensie over het contact en de banden met andere gelovigen. Deze zes dimensies geven de mate van religieuze identiteit aan. Het is een multidimensionale interpretatie van het begrip religieuze identiteit.

Uit deze paragraaf is duidelijk geworden hoe een religieuze identiteit vorm krijgt. Religie is systeem waarin betekenissen en verklaringen worden gezocht en doorgegeven. Een religieuze identiteit wordt gevormd door keuzes over hoe de religie ingevuld moet worden. Hierin bestaat veel keuzevrijheid. Je bepaalt zelf hoe je de religie wil uitdragen. Door de zes dimensies van van Summeren (2007) blijkt op welke wijze iemand zijn of haar religieuze identiteit vormgeeft.

(16)

2.1.6 Genderidentiteit

Net als de religieuze identiteit, is ook de genderidentiteit onderdeel van een meervoudige identiteit. Gender is universeel, het is overal. Alle mensen onderscheiden anderen in mannen en vrouwen. Mannen zijn mannen door het contrast met vrouwen en vice versa. Hoewel gender dus universeel is en overal voorkomt, worden er wel verschillende betekenissen aan gegeven (Eriksen 2009, 21). Er zijn grofweg drie benaderingen van het concept gender; de essentialistische benadering, de culturele benadering en de vloeibare benadering. Gender is een begrip dat ontstond om de lichamelijke seksescheiding tussen mannen en vrouwen aan te duiden. Dit is een essentialistische genderbenadering. Aan mannelijkheid en vrouwelijkheid worden bepaalde karaktereigenschappen toegeschreven. Zo is een vrouw zorgzaam en een man sterk. Sekse en gender worden in deze benadering als een geheel beschouwd. In culturele benadering van gender wordt aangenomen dat is aangeleerd om ons te gedragen als man of vrouw. Simone de Beauvoir is bekend door een uitspraak over deze benadering: ‘je wordt niet als vrouw geboren, maar als vrouw gemaakt.’ In deze benadering wordt ervan uitgegaan dat mannelijke en vrouwelijke eigenschappen dus niet zijn aangeboren maar aangeleerd. In de vloeibare benadering van gender wordt er vanuit gegaan dat gender niet is in te delen in man en vrouw, maar in talloze opties die niet in die hokjes zijn in te delen. Judith Butler gaat uit van deze benadering en meent dat essentialisme niet bestaat in het genderbegrip. De drie benaderingen volgen elkaar in de tijd op (Mascia-Lees 2000).

Het gaat er bij een genderidentiteit om hoe iemand zich voelt. Het gevoel van man of vrouw zijn, of iets dat er tussenin zit. Daarom zijn gender en sekse niet samen te voegen. Je geslacht bepaalt niet hoe jij je precies voelt over jezelf als man of vrouw. Genderidentiteit kan dus ook tussenposities van mannelijkheid en vrouwelijkheid opleveren. Dit is een idee van genderidentiteit dat nog niet altijd gebruikt wordt op deze manier. Vaak baseren mensen op basis van geslachtskenmerken bijbehorende genderrollen van mannelijkheid en vrouwelijkheid en wordt op deze manier genderidentiteit bepaald (Cohen-Kettenis 1986). Barnard en Spencer (2008, 255-257) stellen ook dat genderidentiteiten opgevat moeten worden als vloeibare identiteiten. Zij menen dat gender vloeibaar is omdat gender mede gevormd wordt door de invloed van de omgeving en daarom voor iedereen een unieke invulling kan hebben. Gender is daarom geen essentialistisch en statisch begrip.

De Koning (2008) stelt dat gender doorwerkt in alle dimensies van identity politics. Hiermee bedoelt hij de interne, externe en de religieuze/culturele dimensies. Tijdens het onderhandelen over identiteiten speelt de invloed van gender dus altijd mee (idem, 42/43). Jongens en meisjes zijn bijvoorbeeld in onderhandeling wie de beste definitie van de moslimidentiteit hanteert (idem, 162). De Koning stelt dat gender ten onrechte vaak met vrouwen geassocieerd wordt. Gender gaat zowel over vrouwen als mannen en de relatie daartussen (idem, 161).

Uit deze subparagraaf blijkt dat gender een begrip is dat verschillende interpretaties heeft. Door de tijd heen verschuift de betekenis van gender steeds meer van een biologische genderbenadering naar een vloeibare genderbenadering. Daarbij wordt uitgegaan van het gevoel over de eigen genderidentiteit. Hoewel er nog steeds ingedeeld wordt op geslachtskenmerken, wordt nu ook gekeken hoe men zich daarbij voelt. In identity politics speelt gender altijd een rol. Je eigen genderidentiteit wordt dus mede gevormd door je omgeving en relaties.

(17)

Afsluiting

Aan de hand van bovenstaande ideeën over het begrip identiteit, blijkt dat identiteit zowel individueel is gekozen, als bepaald met anderen in een proces van identity politics. Identity politics zijn belangrijk voor identiteitsconstructie. Ik ga ervan uit dat er verschillende deelidentiteiten te onderscheiden zijn binnen een identiteit en er dus sprake is van een meervoudige identiteit. In dit onderzoek zal ik nadruk leggen op de religieuze- en genderidentiteit. Hoewel ik de nadruk niet leg op machtsdiscoursen zoals Fadil (2008) beschrijft, beschouw ik de meningen van anderen en de culturele en sociale omgeving die inspelen op identiteitsconstructie wel als machtsdiscoursen. Factoren als de omgeving waarin iemand zich bevindt geven namelijk onbewust richting aan de constructie van identiteit. Voor de religieuze identiteit ga ik uit van een bepaalde keuzevrijheid van de invulling daarvan. Belangrijk hierin is dus de eigen beleving van religie, met invloed van de omgeving.Ik zal de zes dimensies van van Summeren (2007) in de analyse naast de bevindingen leggen om te achterhalen hoe de religieuze identiteit van de respondenten eruit ziet. Voor de genderidentiteit zal een vloeibare invulling centraal staan en dus het eigen gevoel over de genderidentiteit voorop staan. Invloed van de omgeving wordt ook hierbij weer betrokken. Ik richt ik me op de genderidentiteit van vrouwen. Ik probeer te achterhalen hoe zij hun genderidentiteit uitdragen en hoe zij zich erbij voelen. Ook wil ik achterhalen hoe zij die genderidentiteit vormen in identity politics.

2.2 De context van moslims in Nederland

Migranten komen terecht in een andere situatie dan zij gewend zijn. De situatie waaruit zij vertrokken is veelal een traditionele samenleving, waarna zij terechtkomen in een moderne, Westerse samenleving. Dit is ook vaak het geval voor de moslimmigranten in Nederland. Nederland is een seculiere en individualistische samenleving. Soms kan het voor moslimmigranten lastig zijn zich thuis te voelen in de Nederlandse samenleving. In deze paragraaf komt naar voren in wat voor nieuwe omgeving Marokkaanse-Nederlanders terecht zijn gekomen. Achtereenvolgens bespreek ik individualisering en secularisering. Tot slot beschrijf ik hoe het migratieproces voor de tweede generatie Marokkaanse-Nederlanders verloopt en hoe deze groep zich voelt in Nederland.

2.2.1 Individualisering

In Nederland speelt het individualisme een belangrijke rol. De individuele ik staat centraal. Ester, Halman en de Moor (1993) stellen dat individ;ualisering als het ware een overkoepeling is voor de rationalisering van de samenleving, de afname van traditionele waarden, het proces van secularisering, en ideeën als democratie en emancipatie. Waarden en opvattingen behoren steeds meer tot persoonlijke keuzes en zijn minder gebaseerd op traditionele en sociale instituties als kerken. De keerzijden van individualisering zijn egoïsme, narcisme en privatisering. Een negatief gevolg van individualisering en ook secularisering wordt gezien in het kwijtraken van sociale integratie en gemeenschappelijke waarden. Een overmaat van individualisering wordt ook wel ‘hyperindividualisme’ genoemd (idem, 7-18).

Vanaf de jaren 80 ontstaat er in Westerse landen steeds meer een klimaat van liberalisme, waarin eigen keuzes steeds hoger in het vaandel worden gezet. Dit gebeurt voornamelijk op het gebied van religie, seksualiteit en vrijetijdsindeling. Ester, Halman en de Moor (1993) menen dat individualisering een onderdeel is van de modernisering van de samenleving. Sterk economische landen veranderen steeds meer in de richting van individualisme (idem, 1-7). Met de groei van individualisering neemt ook seksualisering van de samenleving toe. Ester, Halman en de Moor (1993) stellen dat seksualiteit steeds belangrijker wordt op jongere leeftijd. Relaties zijn op jonge leeftijd al toegestaan. Het

(18)

huwelijk wordt juist verschoven naar latere leeftijd. De fase van adolescentie wordt erkend. In deze fase krijgen jong volwassenen meer vrijheid voor hun eigen keuzes, bijvoorbeeld wat betreft seksualiteit, maar hebben nog niet veel verantwoordelijkheden (idem, 183). De toename van keuzes in seksualiteit zorgt er voor dat zaken als homoseksualiteit meer geaccepteerd worden. Ook seks voor het huwelijk en het plegen van abortus worden meer geaccepteerd (idem, 113-117). Omdat er eigen keuzes bestaan in het aangaan en onderhouden van relaties, is er minder controle van sociale normen. Hierdoor vinden er bijvoorbeeld steeds vaker huwelijken plaats tussen mensen met verschillende achtergronden of religies (idem, 97-106).

Individualisme is tegengesteld aan het collectivisme van de thuislanden waar veel moslimmigranten vandaan komen. In die collectivistische samenlevingen wordt er uitgegaan van families en contacten en niet vanuit de zelf. Solidariteit is daarin een belangrijk begrip. Eldering (2008) stelt dat er een aantal verschillen is tussen een individualistische (Westerse) en een collectivistische (niet-Westerse ) cultuur, zoals een Nederlandse en een Marokkaanse cultuur. Een individualistische cultuur kenmerkt zich volgens haar door autonomie en onafhankelijkheid tussen families. Gezinnen zijn belangrijker dan de hele familie. Er is in die cultuur sprake van een ‘afgescheiden zelf’. In een collectivistische cultuur staat loyaliteit met familie juist hoog aangeschreven en is er sprake van onderlinge afhankelijkheid. Families zijn sterk verbonden en sociale cohesie wordt erg belangrijk geacht. Gehoorzaamheid en respect voor ouders hoort hier ook bij. Er is sprake van een ‘relationele zelf’ in die cultuur. Eldering meent dat wanneer collectivistische culturen in individualistische culturen terechtkomen – zoals Marokkaanse-Nederlanders doen – zij van beide culturen normen en waarden zullen hanteren. Familie wordt bijvoorbeeld nog steeds als belangrijk gezien, maar ook individuele prestaties als schooldiploma’s krijgen steeds meer aandacht (idem, 159-166).

Uit deze subparagraaf blijkt dat mensen in Nederland in een individualistische cultuur leven. Dat komt tot uiting in hun dagelijks leven. Ze maken keuzes op het gebied van studie, werk en vrije tijd. Ook over relaties en seksualiteit hebben ze zelf zeggenschap. Tegenover die individualistische cultuur staat de collectivistische cultuur die in niet-westerse landen als Marokko vaker de norm is. Voor Marokkaanse-Nederlanders kan het lastig zijn om te wennen aan de individualistische cultuur in Nederland. In hun collectivistische cultuur is familie erg belangrijk en gelden er sociale normen waardoor eigen keuzes minder snel voorkomen. De vraag is hoe zij hiermee om zullen gaan in de Nederlandse omgeving.

2.2.2 Secularisering

In de moderne, Westerse samenleving heerst steeds meer een tendens naar secularisering. Ester, Halman en de Moor (1993, 8-10) stellen dat secularisering mede een gevolg is van individualisering. Secularisering wordt in eerste instantie gekenmerkt door afname van kerkbezoek. Religie is nu vaker geprivatiseerd. Kerkelijke instituties hebben minder invloed dan vroeger. Eigen opvattingen worden boven die van de kerk geplaatst. Individualisering heeft ervoor gezorgd dat religie en kerklidmaatschap een vrije keuze zijn en de kerk dus weinig functie meer heeft. De afname van kerkgang houdt echter niet in dat mensen niet meer geloven. Doordat religie tegenwoordig meer als een privézaak wordt beschouwd, worden eigen betekenissen toegevoegd. Morele keuzes worden bijvoorbeeld meer door eigen opvattingen gevormd in plaats van dat zij zijn voorgeschreven door de kerk. Rationaliteit zorgt voor een flinke afname van kerkgang. Er wordt minder waarde gehecht aan

(19)

adviezen van de kerk, bijvoorbeeld over abortus. In Nederland is de seculariseringstrend erg hoog ten opzichte van andere Europese landen (idem, 41-45, 55-60).

Kerklidmaatschap geeft vaak nog een verkleurd beeld. Mensen vergeten zich uit te schrijven bij de kerk. Door toegenomen individualisme hechten steeds minder mensen waarde aan de traditionele religie. In plaats van in God te geloven, wordt vaker geloofd in een soort van ‘hogere werkelijkheid’. De geloofsbeleving verandert dus. Bij het interpreteren van het leven, wordt niet meer direct het geloof erbij gehaald. Echter neemt dat geloof in een hogere werkelijkheid ook steeds meer af en gaan vroegere kerkelijken dus steeds meer de richting van onkerkelijken op. De verwachting is dat deze trend door zal zetten (te Grotenhuis en de Graaf 2005).

De seculariseringsthese is al vaker getest op de autochtone Nederlandse bevolking, waaruit blijkt dat religieuze betrokkenheid sterk afneemt. De vraag is in hoeverre de these ook op gaat voor allochtone Nederlanders. Enerzijds zouden allochtone Nederlanders door participatie in werk en onderwijs ook in de autochtone seculariseringsthese meegaan, maar anderzijds houden sterke familiebanden secularisering juist tegen. Er bestaat sterke religieuze verbondenheid. Ook door maatschappelijke uitsluiting van minderheden in de Nederlandse samenleving groeit betrokkenheid met religie. Verwacht wordt dat latere generaties migranten die in Nederland opgroeien, steeds minder religieus zullen zijn vanwege de omgeving waarin zij opgroeien. Voornamelijk moskeebezoek lijkt af te nemen, niet zozeer de geloofsbeleving. Conclusie van het onderzoek is dat een zekere seculariseringstrend zich voordoet onder jongere moslims, maar ook religieuze bestendiging. De afname gaat voornamelijk over participatie, niet over beleving (Phalet en ter Wal 2004, 15-28).

Vaak komt naar voren dat secularisering een gevolg is van de individualiseringstrend. De vraag is of dit wel klopt. Individualisering kan ook opgevat worden als het maken van eigen keuzes in religiositeit. Daarmee neemt religie dus niet af, maar wordt het geloof op een eigen unieke manier vormgegeven. Er worden dan geen tradities losgelaten, maar juist herzien. De Koning (2008) stelt dat uit zijn rapport ‘Moslims in Nederland’ blijkt dat er een seculariseringstrend plaatsvindt, maar anderzijds ook nog sterke aanhang voor de islam bestaat. Moslimbezoek neemt af in Nederland, maar er bestaat nog wel veel interesse voor de islam. Religie is dan een privézaak (idem, 23-25, 36). Uit deze subparagraaf blijkt dat door toedoen van modernisering en individualisering in Nederland, ook secularisering een trend wordt. Mensen geven thuis eigen invullingen aan religie. Traditionele geloofsbeleving neemt af en geloven in een hogere werkelijkheid is populairder geworden. Voor de moslimmigranten in Nederland geldt dat er ook een zekere seculariseringtrend bestaat als het gaat over moskeebezoek. Echter verandert geloofsbeleving niet en is er dus geen sprake van geloven in een ‘hogere werkelijkheid’. Net als bij de individualiseringstrend, lijkt de moslimgemeenschap als het gaat om de seculariseringstrend deels mee te gaan met Nederlandse trends.

2.2.3 Een dubbel migratieproces?

De eerste Marokkaanse migranten kwamen eind jaren zestig, begin jaren zeventig naar Nederland. Dit waren vooral mannelijke gastarbeiders. Zij groeiden op in een omgeving waarin het geloof vanzelfsprekend was. In Nederland moesten zij bepalen wat het geloof eigenlijk voor hen betekende. Volgens De Koning (2008) wordt een identiteit door een migratieproces altijd opnieuw gedefinieerd, zodat die identiteit in een nieuwe context past. Hij meent dat door migratie de moslimidentiteit

(20)

opnieuw gedefinieerd wordt, aangezien het moslim zijn geen vanzelfsprekendheid meer is in de nieuwe samenleving omdat zij niet meer in de meerderheid zijn (idem, 28-31).

Voor de tweede en derde generatie Marokkaanse-Nederlanders geldt dat zij opgroeien in twee verschillende contexten. Aan de ene kant krijgen zij van thuis uit normen en waarden uit de Marokkaanse traditie mee en speelt de islam vaak een grote rol. Aan de andere kant gaan zij vaak naar Westerse scholen en is alles in het publieke leven gericht op Westerse normen en waarden. Dit betekent dat de tweede en derde generatie vaak in een soort van ‘tussenruimte’ vallen. Zij moeten om zien te gaan met twee verschillende leefstijlen. Marokkaanse ouders proberen hun in Nederland geboren kinderen hun visie over de islam over te brengen. Dit zijn zaken zoals hoe er gebeden moet worden, of wat de ramadan inhoudt. Bidden en vasten, en ook het dragen van een hoofddoek op latere leeftijd worden niet gedwongen, maar er is wel sprake van sociale druk en verwachtingen. Dit overbrengen van tradities gebeurt volgens De Koning (2008) vooral in de fasen voor de puberteit. In de puberteit gaan jongeren steeds meer zelf uitzoeken wie zij zijn en wie zij willen zijn. Zij kiezen verschillende zaken uit verschillende culturele repertoires en combineren die. Dit kan conflicten opleveren tussen jongeren en hun ouders (idem, 107-122).

Buitelaar (2009) stelt dat Marokkaans-Nederlandse migrantendochters van de eerste generatie moslimmigranten een moeilijke weg te gaan hadden om hun eigen opleiding en carrière veilig te stellen. Ze wilden graag in Nederland studeren, maar kampten met ouders die dit niet zagen zitten. Bovendien hadden zij geen rolmodellen in Nederland. Zij zochten naar een balans tussen enerzijds autonomie en anderzijds verbondenheid met hun Marokkaanse achtergrond. Latere generaties jongeren zagen dat zij lang niet de enige meer waren met een andere achtergrond en zodoende groeide de moslimjongerencultuur in Nederland (idem, 9-26). Buitelaar (2009) stelt dat nakomelingen van Marokkaanse migranten opgroeiden en opgroeien in een kwetsbare positie. Hun startpositie ten opzichte van autochtone Nederlandse kinderen was en is nog steeds vaak ongunstig, vanwege nadelige structurele factoren als inkomen en huisvesting. Toch is die achterstand ingehaald meent Buitelaar. De migrantendochters uit het onderzoek van Buitelaar onderzochten mogelijkheden om te groeien en te participeren in de samenleving, zonder daarbij hun achtergrond uit het oog te verliezen. De migrantendochters uit het onderzoek geven aan zich op meerdere plaatsen thuis te voelen en zeggen hun Marokkaanse achtergrond een plek te geven in hun Nederlandse leven. Generaties verschillen in hun acculturatiepatronen. De eerste migrantendochters menen dat de huidige jonge moslima’s die nu geboren worden in Nederland het makkelijker hebben dan zij, aangezien hun ouders al langer in Nederland wonen en de moslimjongerencultuur groter is geworden. Toch maakt de huidige negatieve beeldvorming ten opzichte van moslimjongeren in Nederland het de jongere generaties ook niet makkelijk (idem, 291-301).

Buitelaar (2006) stelt dat de nieuwste generatie moslims in Nederland minder geworteld is in de cultuur van herkomst dan hun ouders en hierdoor meer contact hebben met moslims die andere achtergronden hebben. Zij willen de islam scheiden van culturele tradities. Er wordt steeds meer nagedacht over het onderscheid tussen religie en cultuur. Buitelaar haalt hierover een voorbeeld aan over de emancipatie van vrouwen. Moslimmeisjes zouden volgens de islam best mogen studeren, maar tradities houden dit vaak tegen. Volgens Buitelaar neemt religiositeit toe in nieuwere generaties. Ook het gevoel van een gemeenschappelijke religieuze identiteit als moslimgroep groeit. Dit komt voornamelijk door de komst van moderne communicatiemiddelen (idem, 13).

(21)

De Marokkaanse en Nederlandse cultuur botsen nog wel eens in het dagelijks leven van Marokkaans-Nederlandse vrouwen. Westerse en traditionele normen staan vaak tegenover elkaar. Ketner en Buitelaar (2004) menen dat de vrouwen strategieën hebben bedacht om om te kunnen gaan met de twee tegenstellende culturen en een middenweg te kunnen vinden. Tijdens de ontwikkeling van identiteit draait het om keuzes maken. Deze keuzes draaien om vrienden, relaties en studie. Ketner en Buitelaar menen dat deze keuzes voor Marokkaans-Nederlandse vrouwen beperkt zijn en gecontroleerd worden door familie. Dit wil niet zeggen dat er geen Marokkaans-Nederlandse vrouwen zijn die zelf kiezen voor traditionele normen en waarden. De vraag is hoe om te gaan met identiteitsvorming in twee verschillende culturen tegelijkertijd. Een strategie is bijvoorbeeld het compromissen sluiten ten opzichte van beide culturen. Ook kan een strategie zijn om traditionele waarden te herinterpreteren. Ook worden zaken stiekem gedaan tegenover ouders om een middenweg te vinden.

Concluderend kan gesteld worden dat er voor Marokkaans-Nederlandse jongeren uit de tweede generatie een dubbel migratieproces aanwezig is, zij voegen zich in hun Marokkaanse achtergrond en tegelijkertijd ook in de Nederlandse samenleving. Dit houdt in dat zij zich aanpassen aan beide contexten en zodoende ‘integreren’ in twee verschillende culturen. Dat kan soms lastig zijn en dan wordt er gezocht naar manieren om een middenweg te vinden. De vraag is of Marokkaans-Nederlandse jongeren het daadwerkelijk altijd als een last zien om met twee culturen te leven.

Afsluiting

Uit deze tweede paragraaf van het theoretisch kader blijkt hoe de Nederlandse context eruit ziet voor Marokkaanse-Nederlanders. In mijn onderzoek ga ik er vanuit dat individualisering kan botsten met de vaak collectivistische cultuur van Marokkaanse-Nederlanders. Hierdoor kunnen verschillende normen en waarden botsten. Daarnaast ga ik er vanuit dat secularisering een grote trend is in Nederland, maar wederom kan botsten met de in mindere mate seculariseringstrend onder Marokkaanse-Nederlanders. Uit deze paragraaf blijkt verder hoe moeilijk het soms kan zijn voor de tweede en derde generatie Marokkaanse-Nederlanders om de twee culturen te combineren. Ik beschouw dit als een proces waarin de Marokkaans-Nederlandse moslima’s zich aanpassen aan twee verschillende culturen en een middenweg zoeken om met de soms botsende normen en waarden om te gaan. Ik zal proberen te achterhalen hoe dat proces eruit ziet voor mijn respondenten.

2.3 Betekenissen en invloeden van het internet

Het internet is van groot belang in de identiteitsvorming van Marokkaans-Nederlandse jongeren. Door dit relatief nieuwe communicatiemiddel zijn jongeren in staat een eigen identiteit te vormen zonder dat ouders hierin een rol spelen (de Koning 2008). Volgens Mandaville (2001) is er een opkomst van een virtuele moslimgemeenschap. Op het internet wordt informatie gegeven over de islam en worden ideeën uitgewisseld. In deze paragraaf zal ik uiteenzetten wat het internet betekent voor de identiteitsvorming van jongeren. Vervolgens leg ik uit hoe de moslimgemeenschap steeds meer een plek op het internet krijgt en hoe dit tot uiting komt. Daarna bespreek ik hoe moslima’s zich op het internet bewegen en hoe ook deze groep in opkomst is. Daarna bespreek ik wat de halal/haram discussie op het internet inhoudt. Tot slot bespreek ik de kenmerken van de site die ik ga

(22)

2.3.1 Identiteitsvorming en het internet

Het internet vormt tegenwoordig een belangrijk veld in de constructie van identiteit. Identity politics vinden steeds meer plaats op het internet. Thomas (2007, 194) stelt dat dit voornamelijk voor jongeren geldt. Zij zijn opgegroeid met het gebruik van internet. Jongeren maken keuzes over hoe zij zichzelf willen neerzetten op het internet. Thomas gaat hierbij uit van de theorie van Judith Butler, waarin identiteit als een performance wordt gezien en je jezelf kunt creëren zoals je maar wilt. Op het internet bestaat de mogelijkheid te experimenteren met je eigen identiteit (idem, 5-19). Hoewel je op het internet elke identiteit aan kan nemen die je maar wilt, zijn er verwevenheden tussen de online en offline wereld. Wat gebeurt op het internet, wordt weer meegenomen naar het echte leven en vice versa (idem, 163). Hoewel de suggestie gewekt wordt dat je kunt zijn wie je wilt op het internet, wordt op het internet vaak ook een gewenste identiteit getoond. Zaken waar jongeren mee bezig zijn in het echte leven zoals populariteit, spelen ook op het internet. Het zijn reflecties van elkaar. De vorming van een identiteit berust dus niet alleen op het dagelijks leven, maar komt ook deels voort uit acties in de online wereld (idem, 163-181).

De Koning (2008, 21) heeft dezelfde visie als Thomas (2007) en stelt dat het internet tegenwoordig ook deel uitmaakt van identiteitsvorming. De Koning noemt het deel van identity politics dat uitgaat van het belang van de online wereld de ‘virtuele dimensie’. Met de virtuele dimensie doelt de Koning op de relatie tussen het internet en identiteitsvorming en de omgang van jongeren met het internet. De context voor de virtuele identity politics zijn websites en online discussiegroepen. De Koning beschrijft het internet als een virtuele arena waarin verschillende visies bij elkaar komen, niet alleen door moslims onderling maar ook met niet-moslims (idem, 44/45). Op het internet zijn mensen actief bezig met hun identiteit. Ze leggen aan anderen uit hoe zij denken over bepaalde dingen en proberen dit over te brengen. Op het internet wordt als het ware onderhandeld over identiteit, bijvoorbeeld over hoe de juiste moslimidentiteit zich kenmerkt (idem, 261). De Koning spreekt van een zogenaamde ‘knip en plak islam’ die ontstaat door het gebruik van internet. Jongeren maken selecties van de informatie op het internet die zij van belang achten. De identiteitsconstructie houdt hier echter niet op, in de offline en/of online wereld worden de verschillende ‘knip en plak islams’ met elkaar vergeleken (idem, 278).

Omdat het vaak moeilijk is voor allochtone jongeren om om te gaan met hun verschillende rollen en identiteiten in de maatschappij, zoeken ze reflectie op het internet. Volgens van Summeren (2007) uiten ze hun eigen mening via forums en vergelijken deze met andere jongeren die zich in soortgelijke situaties bevinden. Op deze manier komen moeilijkheden wat betreft hun meervoudige identiteit naar voren. Zij zien zichzelf bijvoorbeeld als moslim, maar voelen de noodzaak te integreren in een Nederlandse identiteit. De kloof tussen de Westerse en de traditionele cultuur kan overbrugd worden op het internet. Een site als www.marokko.nl wordt als een handleiding hierin gebruikt door de informatie van andere gebruikers en de uitwisseling hiervan. De leden leggen elkaar uit hoe zij omgaan met verschillende deelidentiteiten. Samen komen ze op strategieën om met de soms botsende culturen om te gaan.

Op sites als www.marokko.nl wordt voornamelijk ingespeeld op de religieuze identiteit. Het merendeel van de topics op het forum zijn van religieuze aard. Religieuze identiteit krijgt vorm doordat deelnemers bijvoorbeeld actief zijn op het forum en ideeën over de islam uitwisselen (van Summeren 2007). Ook volgens Dawson en Cowan (2004) speelt het internet een belangrijke rol in de

(23)

vorming van religieuze identiteit. Op het internet bestaan religieuze groepen waarin besproken wordt wat de religie inhoudt. Zo leren mensen over religie en kan een eigen religieuze identiteit daaruit gevormd worden. Die vorming heeft weer invloed op hun offline leven (idem, 59-73).

Naast de religieuze identiteit die op het internet mede vorm krijgt, krijgt ook de genderidentiteit een plaats op het internet. Ensslin en Muse (2011) stellen dat de identiteit die je op het internet uitdraagt, alles te maken heeft met gender. Denk bijvoorbeeld aan avatars die je kunt creëren op het internet. Avatars zijn virtueel gecreëerde personen. Hoewel het internet lijkt te impliceren dat je kunt zijn wie je wilt zijn, bestaan er toch zekere traditionele genderrollen. Ensslin en Muse menen dat de genderidentiteit op het internet niet vrijer is dan in de offline wereld. De internetgebruikers blijven op het internet dicht bij hun eigen genderidentiteit uit de offline wereld en recreëren deze als het ware op het internet. Op het internet wordt dus een gewenste traditionele genderidentiteit neergezet. Aangezien er op het internet steeds meer mogelijkheden bestaan om je ware genderidentiteit neer te zetten – zoals vele mogelijkheden bij het creëren van een avatar – hopen Ensslin en Muse dat mensen zich in de toekomst minder laten leiden door traditionele rollen.

Uit deze subparagraaf blijkt dat het internet een aanzienlijke invloed heeft op de constructie van individuele identiteiten en dat dit voornamelijk op jongeren van toepassing is. Voor identity politics speelt deze virtuele dimensie dus een grote rol. Voor de religieuze identiteit geldt dat deze op het internet veel mogelijkheden krijgt om te ontwikkelen door sites die zich richten op religie. Er is veel ruimte om te onderhandelen over de betekenissen van religie. Voor de genderidentiteit ligt dat iets anders. Op het internet wordt veelal het traditionele genderpatroon uitgedragen uit de offline wereld en lijkt er dus minder sprake te zijn van ontwikkeling op het internet. Voor de genderidentiteit geldt dat er uitgegaan wordt van een gewenste identiteit waarin er (nog) weinig ruimte is voor onderhandeling.

2.3.2 De virtuele moslimgemeenschap

Het toenemende gebruik van het internet betekent niet alleen verandering voor individuele identiteiten. Ook groepsidentiteiten veranderen door de komst van het internet. Dit geldt ook voor de wereldwijde moslimgemeenschap. Het internet kan opgevat worden als een publieke ruimte. Het internet biedt mogelijkheden voor nieuwe gemeenschappelijke identiteiten (de Koning 2008, 259, 277-282). Er zijn steeds meer mogelijkheden voor moslims om in contact te staan met andere moslims en zo onderling de invulling van de moslimidentiteit te bespreken. Het internet is daardoor een steeds belangrijker communicatiemiddel voor deze identity politics.

Mandaville (2001) spreekt van een zogenaamde ‘imagined community’. Er is in die imagined community sprake van een ingebeelde, virtuele verbondenheid met de umma via het internet. Het internet wordt dan vooral als forum gebruikt voor debatten binnen de islam, waarin vooral veel politieke zaken aan bod komen. Er wordt ook informatie gegeven over wat de islam inhoudt. Daarnaast vindt vernieuwing van bronnen van de islam plaats op internet. Mandaville meent dat het internet een nieuwe religieuze autoriteit is voor moslims. Het internet heeft de plaats ingenomen van de traditionele ulama. Door het internet bestaan er geen grenzen meer en kan iedereen meedenken over de invulling van de islam. Een wereldwijde virtuele gemeenschap waarin verschillende identiteiten een worden is daarbij het uitgangspunt (idem, 152-191).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The target items were constructed using details about the alibi trip which the participant is presented with (motive, location, date and company) and holds no items that are

These types of technical objects create the conditions for other individuals, encouraging the growth of certain traits in both humans, and technology.. Large industrial works,

This study focuses on three different projects that have experimented with the implementation of transactive energy, all of which were located in the U.S.: GridWise

Om aan deze verschuiving via kennis en innovatie invulling te geven heeft het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (als representant van het interdepartementale –

Differentiated cells generated from patient-derived induced pluripotent stem cells (iPSCs) are a valuable tool to dissect pathogenic mechanisms for various genetic disorders and a

As the membrane potential dissipation produced by PP-nisin was an ob- stacle to study the substrate availability theory, we tested other nisin variants with the aim to find a

De geringere berging van water in de bodem kan het gevolg zijn van teveel afvoer, maar het is meer waarschijnlijk dat de gemeten berging een onvoldoende representatieve meting is

After the second world war, due to the growing population, water demand steadily increased and in order to provide enough water, several Inter Basin Water Transfer