• No results found

De keuze voor de stad of het dorp. Invloedrijke factoren die een rol spelen in de keuze van gezinnen voor de stad Breda of het dorp Etten-Leur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De keuze voor de stad of het dorp. Invloedrijke factoren die een rol spelen in de keuze van gezinnen voor de stad Breda of het dorp Etten-Leur"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De keuze voor de stad of het dorp

Invloedrijke factoren die een rol spelen in de keuze van

gezinnen voor de stad Breda of het dorp Etten-Leur

Radboud Universiteit Nijmegen

Faculteit der Management Wetenschappen

Geografie, Planologie en Milieu

Bachelor thesis

Kafatt Yiu, juni 2018

(2)

De keuze voor de stad of het dorp

Invloedrijke factoren die een rol spelen in de keuze van

gezinnen voor de stad Breda of het dorp Etten-Leur

Radboud Universiteit Nijmegen

Faculteit der Management Wetenschappen

Geografie, Planologie en Milieu

Bachelor thesis

Student:

Kafatt Yiu

Studentnummer:

S4484746

Begeleidster:

Drs. Jackie van de Walle

Datum:

Juni 2018

(3)

Voorwoord

Na drie jaar Geografie, Planologie en Milieu te hebben gestudeerd op de Radboud

Universiteit was het tijd om mijn vaardigheden te laten zien in een bachelor scriptie. Begin december moest ik mijn onderwerp doorgeven en vervolgens werd ik ingedeeld bij een scriptiebegeleid(st)er. In februari moest ik mijn onderzoeksvoorstel indienen en vervolgens zou ik een “go” of een “no go” krijgen om aan mijn scriptie te beginnen. Vanaf hier begon het echte werk… Na een lange periode is mijn bachelor scriptie dan eindelijk af!

Allereerst wil ik graag mijn scriptiebegeleidster mevrouw Van de Walle bedanken voor haar deskundige begeleiding. Bedankt voor uw feedbacks en tips. Ze stond altijd voor je klaar, indien het nodig was. Daarnaast wil ik de gezinnen uit Etten-Leur heel erg bedanken voor het verschaffen van informatie via interviews over waarom zij bewust of onbewust hebben gekozen om in het dorp Etten-Leur te wonen. Ten slotte wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor jullie steun en hulp. Zonder jullie allen was het mij nooit gelukt om mijn scriptie uit te voeren. Mijn dank.

(4)

Samenvatting

In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar invloedrijke factoren die een rol spelen in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp. Nederland heeft de laatste decennia te maken met een sterke verstedelijking en dus een leegloop in perifere gebieden. Het is interessant om dan te onderzoeken welke factoren een rol spelen in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp. Als er meer kennis en informatie is over de keuze voor de stad of het dorp, kunnen de “positieve” factoren die van invloed zijn op de keuze worden toegepast op het beleid van dunbevolkte gebieden. Dit is tevens de maatschappelijke relevantie. Verder is het interessant om te kijken naar het Brabantse dorp Etten-Leur en de Brabantse stad Breda. Deze casestudy is wetenschappelijk relevant, aangezien er weinig over is geschreven met betrekking tot deze thematiek in het zuiden van Nederland. Nadat dit onderzoek heeft plaatsgevonden kunnen er aanbevelingen worden gedaan aan de overheid op nationaal, provinciaal en lokaal niveau. De aanbevelingen hebben betrekking op het ruimtelijk beleid in Nederland. Het onderzoeksdoel is dus om inzicht te krijgen in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp. De hoofdvraag is dan ook:

“Welke factoren spelen een rol in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp?” De hoofdvraag van dit onderzoek wordt beantwoord door middel van gestructureerde interviews met gezinnen in Etten-Leur en een literatuurstudie naar de factoren in Breda. De reden voor deze keuze heeft te maken met dat er in de literatuur meer informatie te vinden is over steden dan over dorpen. De 4 aspecten van de push- en pullfactoren worden als raamwerk gebruikt om de verschillende vormen van push- en pullfactoren bij elk aspect te achterhalen in Breda en Etten-Leur.

Allereerst zijn de resultaten van Breda geanalyseerd. Ten eerste wordt er ingegaan op de sociale push- en pullfactoren in Breda. Gemeente Breda hecht veel waarde aan het sociale aspect van de stad. Om het sociale aspect van de stad te kunnen waarborgen, organiseert de gemeente diverse evenementen en activiteiten in Breda. Buiten het feit dat evenementen en activiteiten positieve effecten hebben op Breda, zijn er ook negatieve effecten. Door de vele evenementen en activiteiten worden er veel mensen aangetrokken. Dit kan vervolgens weer leiden tot overlast. Ten tweede wordt er ingegaan op de economische push- en pullfactoren in Breda. Het werkaanbod in Breda is fors hoger dan gemiddeld in Nederland. Door de vele baanmogelijkheden in Breda komen er meer mensen naar Breda toe.

Momenteel is er een tekort aan woningen in Breda. Dit heeft vervolgens invloed op de huizenmarktprijs. Ten derde wordt er ingegaan op de ruimtelijke push- en pullfactoren in Breda. Breda heeft procentueel het meeste groen van de 10 grootste steden in Nederland. De groene ruimte wordt steeds schaarser in stedelijke gebieden. De gemeente Breda is hier een uitzondering op. Ten slotte wordt er ingegaan op de psychologische push en pullfactoren in Breda. 1 op de 5 Bredanaars voelt zich onveilig in zijn of haar eigen buurt. Het

onveiligheidsgevoel in Breda is de laatste jaren zelfs gestegen.

Vervolgens zijn de resultaten van Etten-Leur geanalyseerd. Ten eerste wordt er ingegaan op de sociale push- en pullfactoren in Etten-Leur. Activiteiten zijn er genoeg in Etten-Leur, maar het moet beter aansluiten op de verschillende doelgroepen. Over het algemeen zijn de

(5)

respondenten het met elkaar eens dat het in Etten-Leur rustiger en gemoedelijker is dan in steden. Het gevoel van ons kent ons. Verder benadrukken enige respondenten in de interviews dat familie een belangrijke rol heeft gespeeld om in Etten-Leur te wonen of te blijven wonen. Ten tweede wordt er ingegaan op de economische push- en pullfactoren in Etten-Leur. Alle respondenten zijn van mening dat er genoeg werk te vinden is in Etten-Leur. Verder zijn de respondenten het over het algemeen met elkaar eens dat de huizen

goedkoper zijn in Etten-Leur dan in een stad, zoals Breda. Ook zijn de respondenten het met elkaar eens, ondanks dat Etten-Leur een dorp is, dat het alles heeft qua voorzieningen en winkels. Ten derde wordt er ingegaan op de ruimtelijke push- en pullfactoren in Etten-Leur. Over het algemeen zijn de respondenten van mening dat er genoeg groen is in Etten-Leur, maar het kan verschillen per wijk. De aanwezigheid van groen kan voor een gezin van meerwaarde zijn op de leefkwaliteit. Verder zijn de respondenten van mening dat de huizen in Etten-Leur groter zijn voor dezelfde prijs in Breda. Ten vierde wordt er ingegaan op de psychologische push en pullfactoren in Etten-Leur. Alle respondenten voelen zich veilig in Etten-Leur, dit heeft te maken met de sociale controle. Mensen voelen zich veiliger in een omgeving waar zij de mensen kennen. Verder zijn alle respondenten gelukkig tot zeer gelukkig in Etten-Leur. Ten slotte wordt er ingegaan op de overige push- en pullfactoren in Etten-Leur. In het onderzoek is 1 nieuw pullfactor gevonden, dat is een ecologisch pullfactor. Een respondent geeft aan dat Etten-Leur een zeer duurzame gemeente is en een voorloper is in Nederland op dat gebied.

In dit onderzoek is er gepoogd antwoord te krijgen op de hoofdvraag: “Welke factoren spelen een rol in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp?” Geconcludeerd kan worden dat elk aspect verschillende push- en pullfactoren heeft, maar dat er geen duidelijke rangorde of hiërarchie is tussen de verschillende aspecten van de push- en pullfactoren. De

wisselwerking tussen de verschillende push- en pullfactoren is vaak doorslaggevend. Het is niet eenduidig dat één push- of pullfactor doorslaggevend is in de keuze voor de stad of het dorp.

De gemeente Etten-Leur wordt aanbevolen om beter naar de lokale vragen te kijken in de verschillende wijken. Door deze aspecten mee te nemen in het beleid van Etten-Leur wordt de leefbaarheid in Etten-Leur verbeterd. Hoe beter de leefbaarheid is, hoe aantrekkelijker het is om Leur te komen wonen en te blijven wonen. Dat sluit aan op de ambitie die Etten-Leur heeft om te blijven groeien als gemeente.

(6)

Inhoud

Voorwoord...III Samenvatting...IV 1. Inleiding...1 1.1. Projectkader...1 1.1.1. Achtergrondinformatie...1 1.1.2. Casestudy...3 1.1.3. Maatschappelijke relevantie...3 1.1.4. Wetenschappelijke relevantie...3 1.2. Doelstelling...4 1.3. Onderzoeksmodel...4 1.4. Vraagstelling...5

1.4.1. Centrale begrippen vraagstellingen...5

1.4.2. Efficiëntie deelvragen...6

1.5. Leeswijzer...6

2. Theorie...7

2.1. Verstedelijking & ontstedelijking...7

2.2. Push- & pullfactoren...8

2.2.1. Sociale push- & pullfactoren...8

2.2.2. Economische push- & pullfactoren...9

2.2.3. Ruimtelijke push- & pullfactoren...10

2.2.4. Psychologische push- & pullfactoren...12

2.3. Leefbaarheid...13 2.4. Conceptueel model...14 3. Methodologie...15 3.1. Onderzoeksstrategie...15 3.2. Interviewguide...16 3.3. Onderzoeksmateriaal...17

4. Feitelijke gegevens gemeente Breda & Etten-Leur...20

4.1. Geografie Breda...20

4.2. Demografie Breda...20

4.3. Huishoudens & type woningen Breda...22

(7)

4.5. Demografie Etten-Leur...24

4.6. Huishoudens & type woningen Etten-Leur...25

5. Resultaten & analyse...27

5.1. Push- & pullfactoren Breda...27

5.1.1. Sociale push- & pullfactoren Breda...27

5.1.2. Economische push- & pullfactoren Breda...28

5.1.3. Ruimtelijke push- & pullfactoren Breda...29

5.1.4. Psychologische push- & pullfactoren Breda...30

5.2. Push- & pullfactoren Etten-Leur...30

5.2.1. Respondentenoverzicht...30

5.2.2. Interviewresultatenanalyse ATLAS.ti...32

5.2.3. Sociale push- & pullfactoren Etten-Leur...33

5.2.4. Economische push- & pullfactoren Etten-Leur...34

5.2.5. Ruimtelijke push- & pullfactoren Etten-Leur...35

5.2.6. Psychologische push- & pullfactoren Etten-Leur...36

5.2.7. Overige push- en pullfactoren Etten-Leur...37

6. Afronding...38 6.1. Conclusie...38 6.2. Aanbeveling...40 6.3. Reflectie...41 7. Literatuurlijst...43 8. Bijlagen...48

8.1. Interviewguide gezinnen Etten-Leur...48

8.2. Interviewresultaten D. Takarindingan...50

8.3. Interviewresultaten K. Gerlings...52

8.4. Interviewresultaten M. Van Poppel...54

8.5. Interviewresultaten M. El Fdil...55

8.6. Interviewresultaten P. Davies...56

8.7. Interviewresultaten R. Labee...57

8.8. Interviewresultaten S. Muilwijk...59

8.9. Interviewresultaten T. Doan...60

8.10. Codeboek interviews ATLAS.ti...61

(8)
(9)

1. Inleiding

1.1. Projectkader

In 2007 bereikte de mensheid een mijlpaal toen voor het eerst meer dan de helft van de wereldpopulatie in steden woonde [ CITATION PwC18 \l 1043 ]. Ook Nederland had de laatste decennia sterk te maken met verstedelijking (CBS, 2016; Borsboom-van Beurden, et al., 2005).Dit verstedelijkingsproces wordt verder nog versterkt door een toenemende bevolkingsgroei in Nederland (Van Duin & Stoeldraijer, 2014; CBS, 2017). Het fenomeen van verstedelijking brengt een interessante ontwikkeling met zich mee, namelijk overbevolking in de steden.

1.1.1. Achtergrondinformatie

Het verstedelijkingsproces was al een tijdje bezig in Nederland. Tot de jaren ’60 had Nederland te maken met urbanisatie, er was namelijk een massale trek naar de stad [CITATION Ter16 \p 138 \l 1043 ]. Tussen 1960 en 1975 gingen mensen zich weer net buiten de stad vestigen, ook wel bekend als suburbanisatie.

Tussen 1975 en 1980 was het perifeer gebied meer in trek en trokken mensen weg uit de stad, ook wel bekend als ontstedelijking. Mensen trokken bijvoorbeeld naar perifere gebieden in Groningen, Friesland, Drenthe en Zeeland. Na 1980 had Nederland te maken met re-urbanisatie, weer een massale trek naar het stedelijk gebied. In de laatste jaren is er een merkbare wisselwerking tussen deze verschillende ontwikkelingen van binnenlandse migratiestromen [ CITATION Ter16 \l 1043 ]. Maar de voornaamste binnenlandse

migratiestroom blijft de stroom naar het stedelijk gebied. Deze toestroom naar de stad kan niet oneindig doorgaan en zal uiteindelijk leiden tot overbevolking [CITATION Ger19 \l 1043 ]. Steden hebben ook hun limieten.Overbevolking gaat gepaard met een aantal negatieve effecten. Negatieve effecten zoals gebrek aan huisvesting, gebrek aan banen, luchtverontreiniging, bedreiging biodiversiteit, ziekte en criminaliteit (Gerbrands, 2018; De Klerk, 2010).

Uit onderzoek is gebleken dat steden in Nederland door blijven groeien en dat

plattelandsgemeenten zullen krimpen [CITATION CBS16 \l 1043 ]. De grootste groei wordt vooral verwacht in de 4 grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Deze 4 grote steden zullen in 2030 gemiddeld 15 procent meer inwoners tellen dan in 2015. Verder zijn er nog andere sterke groeiers in het westen van Nederland, zoals Haarlem, Almere en Haarlemmermeer die door blijven groeien qua inwonersaantal. In het oosten van Nederland zijn dat steden zoals Zwolle, Nijmegen, Ede en Arnhem. In het noorden van Nederland zijn dat steden zoals Leeuwarden en Groningen. In het zuiden van Nederland is dit ook het geval. In Noord-Brabant zullen de steden Eindhoven, Den Bosch, Breda en Tilburg sterk door blijven groeien. Volgens het CBS zal het bewonersaantal in 2030 ten opzichte van 2015 in Eindhoven met 8,3 procent groeien, Den Bosch met 9,7 procent, Breda met 11,3 procent en Tilburg met 12,3 procent [CITATION CBS16 \l 1043 ]. Vooral in kleinere gemeenten in Nederland is er duidelijk een bevolkingsafname te zien. Maar wat opvallend is, is dat de Brabantse gemeente Etten-Leur met een kleine 45.000 inwoners relatief sterk door blijft groeien ten opzichte van andere perifere gebieden in West-Brabant [CITATION CBS16 \l

(10)

1043 ]. Het bewonersaantal zal in 2030 ten opzichte van 2015 in gemeente Zundert met 4 procent afnemen en in Moederdijk zelfs met 4,4 procent, terwijl Etten-Leur met 7,1 procent door blijft groeien.

(11)

Figuur 2. Bevolkingsgroei ingezoomd op West-Brabant, 2015-2030 [ CITATION BND16 \l 1043 ]

1.1.2. Casestudy

Uit onderzoek is gebleken dat steden in Nederland door blijven groeien en dat

plattelandsgemeenten zullen krimpen [CITATION CBS16 \l 1043 ]. Volgens de prognose van het PBL en CBS zal het plattelandsgemeente Etten-Leur in de toekomst niet krimpen. Daarom is het interessant om als casus naar het dorp Etten-Leur te kijken en de

aangrenzende stad Breda. In figuur 2 is de verwachte bevolkingsgroei tussen 2015 en 2030 van Etten-Leur en Breda te zien. In de casus wordt de focus verder gelegd op gezinnen om de achterliggende factoren en motieven te achterhalen, waarom gezinnen voor een stad of dorp kiezen. De reden voor de keuze om op gezinnen te focussen in de casus heeft te maken met het feit dat zij zich vaak ergens vestigen met de gedachte om zich daar voor een lange periode te vestigen voor het kind of de kinderen. Hierdoor zijn gezinnen meer

stabielere indicatoren om te onderzoeken dan bijvoorbeeld studenten die vaak ook weer weggaan. Verder worden de verschillende factoren en motieven van gezinnen voor de keuze voor een stad of dorp ingedeeld in verschillende push- en pullfactoren. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen sociale, economische, ruimtelijke en psychologische push- en pullfactoren van gezinnen voor de keuze voor de stad of het dorp. De keuze voor deze aspecten heeft te maken met het feit dat deze factoren het meest worden besproken in de literatuur. Deze aspecten worden verder in hoofdstuk 2 in het theoretisch kader toegelicht.

1.1.3. Maatschappelijke relevantie

Nederland heeft de laatste decennia te maken met een sterke verstedelijking en dus een leegloop in perifere gebieden [CITATION CBS16 \l 1043 ]. Het is interessant om te onderzoeken welke factoren een rol spelen in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp. Daarom is het interessant om te kijken naar de Brabantse stad Breda en het dorp Etten-Leur. Ondanks dat Etten-Leur een perifeer gebied is, blijft het dorp groeien qua inwonersaantal. Is het toeval of is hier sprake van strategisch beleid waar andere

(12)

leeglopende gebieden van kunnen leren? Als er meer kennis en informatie is over de keuze voor de stad of het dorp, kunnen de “positieve” factoren die van invloed zijn op de keuze worden toegepast op het beleid van dunbevolkte gebieden. Hierdoor worden deze gebieden aantrekkelijker en is het aantrekkelijker om hier te gaan wonen [CITATION DeK10 \t \l 1043 ]. Het verstedelijkingsproces kan dan geleidelijk afnemen en de

overbevolkingsproblematiek wordt dan meer in de steden tegengegaan. De problemen die gepaard gaan met de overbevolking in de steden kunnen hierdoor ook afnemen. Op den duur zal dit gunstiger zijn voor een groot deel van de Nederlandse bevolking, aangezien een relatief groot deel van de Nederlandse bevolking in steden woont [CITATION CBS17 \l 1043 ].

1.1.4. Wetenschappelijke relevantie

Het is interessant om te kijken naar het Brabantse dorp Etten-Leur en de stad Breda. Deze casestudy is wetenschappelijk relevant, aangezien er weinig over is geschreven met betrekking tot deze thematiek in het zuiden van Nederland. De meeste soortgelijke

casestudies vinden vooral plaats in het westen van het land (CBS, 2018; PBL, 2018). Zo is er geschreven over de verstedelijking en suburbanisering in de Randstad [ CITATION Rei12 \l 1043 ].

Ook is er geschreven over het urbanisatieproces in de Randstad in vier fasen [ CITATION Eng05 \l 1043 ]. Tevens is er onderzoek gedaan naar de verdere verstedelijking in Nederland vanaf 1900 [ CITATION Eka10 \l 1043 ], maar de nadruk wordt dan al snel op de Randstad gelegd. Door deze casestudy in het zuiden van het land te doen, is het wetenschappelijk gezien meer relevant. Er wordt namelijk meer kennis over het onderwerp vergaard en wordt de huidige kennis hierover versterkt. In de casestudy wordt er gekeken naar welke factoren een rol spelen in de keuze voor de stad Breda of het dorp Etten-Leur. Om de factoren te achterhalen wordt er gekeken naar de push- en pullfactoren van Breda en Etten-Leur.

1.2. Doelstelling

Dit onderzoek wordt een combinatie van een theorie- en praktijkgericht onderzoek.

Nadat dit onderzoek heeft plaatsgevonden kunnen er aanbevelingen worden gedaan aan de overheid op nationaal, provinciaal en lokaal niveau. De aanbevelingen hebben betrekking op het ruimtelijk beleid in Nederland. Tegenwoordig heeft Nederland sterk te maken met een migratiestroom naar de steden toe [CITATION CBS16 \l 1043 ]. Dit leidt tot een

overbevolking in de steden en deze overbevolking zal in de toekomst nog verder toenemen door de toenemende bevolkingsgroei [ CITATION Ger19 \l 1043 ]. Het is belangrijk dat de overheid hier rekening mee houdt, aangezien dit probleem niet zichzelf zal gaan oplossen. Door de informatie te gebruiken die vanuit dit onderzoek naar voren is gekomen, kan de Nederlandse overheid op deze problematiek inspelen. In dit onderzoek wordt er gekeken naar welke factoren een rol spelen in de keuze voor de stad of het dorp. Nadat dit onderzoek heeft plaatsgevonden, is er meer inzicht over de keuze voor een stad of dorp. Door gebruik te maken van dit inzicht kan de overheid strategisch door middel van beleid mensen meer stimuleren om de keuze te maken voor dunbevolkte gebieden. Factoren die zorgen voor een aantrekkingskracht in de steden moeten ook terugkomen in de dunbevolkte gebieden, voor zover dat mogelijk is, om het enigszins aantrekkelijk te maken voor mensen om zich hier te gaan vestigen. Factoren die zorgen voor een aantrekkingskracht in dorpen moeten verder

(13)

worden versterkt. Hierdoor worden dunbevolkte gebieden aantrekkelijker en trekken mensen naar deze gebieden en wordt overbevolking door verstedelijking (meer) tegengegaan. Kortom het onderzoeksdoel is om inzicht te krijgen in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp. Waarom kiezen gezinnen voor de stad Breda en waarom kiezen gezinnen voor het dorp Etten-Leur? Deze kennis kan vervolgens worden geïmplementeerd of worden

toegepast op dunbevolkte gebieden om ze aantrekkelijker te maken waardoor mensen zich hier gaan vestigen. Hierdoor wordt overbevolking in de steden tegengegaan, vervolgens zullen ook de negatieve effecten die gepaard gaan met overbevolking afnemen.

1.3. Onderzoeksmodel

Dit onderzoeksmodel geeft een schematische weergave van hoe het doel van het onderzoek wordt bereikt. Dit onderzoek begint allereerst met een literatuuronderzoek in combinatie met de bestaande theorieën over dit onderwerp. Vervolgens zullen de interviews met gezinnen plaatsvinden. De interviews die gehouden zullen worden, zullen diepte-interviews zijn. De reden dat er voor een kwalificerende benadering is gekozen, heeft te maken met het feit dat interviews de gelegenheid bieden om door te kunnen vragen. Zo kan er beter begrepen worden in hoeverre bepaalde factoren/motieven een rol speelden in de keuze voor een stad of dorp. Tevens kan er worden doorgevraagd over factoren/motieven die niet aan bod zijn gekomen. In de interviews komen verschillende aspecten terug die betrekking hebben op de motieven van gezinnen om in het desbetreffende gebied te wonen. Er wordt gekeken naar economische, sociale, ruimtelijke en psychologische push- en pullfactoren van gezinnen. De reden voor deze motieven is omdat deze aspecten het vaakst voorkomen in de literatuur met betrekking tot de keuze voor de stad of het dorp. Deze aspecten worden verder in hoofdstuk 2 in het theoretisch kader uitgelegd.Daarna zullen de resultaten van de interviews

geanalyseerd worden door middel van het programma AtlasTi. Tijdens het analyseren van de resultaten kan het zijn dat er weer wordt teruggekoppeld naar de literatuur en de bestaande theorieën [ CITATION Ven16 \l 1043 ]. Ten slotte kan na de resultatenanalyse een aantal zaken worden geconcludeerd. Hierop volgend kunnen er ook aanbevelingen geschreven worden die interessant zullen zijn voor verschillende instanties en

overheidslagen met betrekking tot ruimtelijke planning. Deze aanbevelingen kunnen helpen bij beleidskeuzes die de gemeente moet maken.

(14)

1.4. Vraagstelling

Centrale vraag: “Welke factoren spelen een rol in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp?”

 Casestudie: Stad Breda & dorp Etten-Leur

 Deelvraag 1: “Wat is de achtergrondinformatie van Breda?”

Deelvraag 2: “Wat is de achtergrondinformatie van Etten-Leur?”

 Deelvraag 3: “Wat zijn de sociale, economische, ruimtelijke en psychologische push- & pullfactoren van Breda?”

 Deelvraag 4: “Wat zijn de sociale, economische, ruimtelijke en psychologische push- & pullfactoren van Etten-Leur?”

1.4.1. Centrale begrippen vraagstellingen

In de centrale vraag en deelvragen staat een aantal centrale begrippen. In de eerste en tweede deelvraag staat het begrip “achtergrondinformatie” centraal. In het onderzoek is het van belang om een startpunt te hebben om te kunnen analyseren. Wat is de huidige “stand van zaken” met betrekking tot de geografie, demografie, huishoudens en type woningen in Breda en Etten-Leur. In de derde en vierde deelvraag staan de begrippen “push- en

pullfactoren” centraal. Met push- en pullfactoren wordt gedoeld op de mogelijke factoren die een rol spelen in de keuze voor de stad of het dorp. Hierbij wordt gekeken naar sociale, economische, ruimtelijke en psychologische aspecten. Tevens zijn de begrippen

“verstedelijking” en “ontstedelijking” belangrijk als achtergrondinformatie. Met verstedelijking wordt gedoeld op de trek van mensen naar de stad en met ontstedelijking wordt gedoeld op de trek van mensen uit de stad.

1.4.2. Efficiëntie deelvragen

De deelvragen leveren een efficiënte bijdrage om uiteindelijk de centrale vraag te

beantwoorden. De eerste en tweede deelvraag geven antwoord op hoe de gemeente Breda en Etten-Leur er nu voor staan. Het gaat in op wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de geografie, demografie, huishoudens en type woningen in de gemeenten. De eerste en tweede deelvraag in combinatie met literatuurstudie over verstedelijking en ontstedelijking dienen samen als achtergrondinformatie voor het onderzoek. Door hierbij stil te staan, is er een startpunt in het onderzoek. Vanuit deze achtergrondinformatie kan er verder worden geanalyseerd. Vervolgens wordt met de derde en vierde deelvraag gekeken naar de factoren die een rol spelen in de keuze bij gezinnen waarom zij zich wel of niet in een bepaald gebied vestigen. Deze antwoorden worden vervolgens teruggekoppeld naar het bestaande literatuur. Met terugkoppeling naar de bestaande literatuur wordt bedoeld in hoeverre de heersende theorieën met betrekking tot deze thematiek overeenkomen met praktijk en vice versa. Hierop volgend kan worden opgemaakt of de heersende theorieën inderdaad kloppen of enigszins afwijken. Door eerst te kijken naar de achtergrondinformatie en vervolgens te kijken naar waarom gezinnen bepaalde keuzes maken voor de stad of het dorp, hebben deze deelvragen uiteindelijk een bijdrage in het beantwoorden van de centrale vraag. “Welke factoren spelen een rol in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp?”

(15)

1.5. Leeswijzer

Dit onderzoek bestaat uit 8 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 is het inleidende hoofdstuk, hierin is het projectkader, de doelstelling, het onderzoeksmodel en de vraagstelling te zien. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader van het onderzoek uitgelegd. Verschillende

concepten en theorieën worden aangekaart. Vervolgens worden de belangrijke concepten in het onderzoek weergegeven in het conceptueel model. In hoofdstuk 3 wordt het

methodologische gedeelte van het onderzoek uitgelegd. Hoe wordt het onderzoek

uitgevoerd? In dit hoofdstuk wordt het onderzoek verantwoord. Verder wordt in hoofdstuk 4 de feitelijke gegevens van Breda en Etten-Leur behandeld. Wat is de huidige stand van zaken in beide gemeenten? Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de resultaten van het onderzoek besproken en geanalyseerd. Er wordt eerst een overzicht gegeven van de

respondenten en vervolgens worden de resultaten van de respondenten geanalyseerd in het kwalitatieve onderzoeksprogramma ATLAS.ti. In hoofdstuk 6 staat de conclusie en

aanbeveling van het onderzoek. Het hoofdstuk wordt vervolgens afgesloten met een kritische reflectie.

(16)

2. Theorie

In dit hoofdstuk komt een kritische literatuurstudie aan bod. In dit onderzoek is een aantal theorieën, benaderingswijzen en begrippen behulpzaam in het beantwoorden van de vraagstelling. Hierop volgend is een aantal theorieën, benaderingswijzen en begrippen gekozen voor het onderzoek. De concepten die relevant zijn voor het onderzoek worden in dit hoofdstuk besproken en verder uitgewerkt. Allereerst wordt in paragraaf 2.1.

verstedelijking en ontstedelijking uiteengezet. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2. de push- en pullfactoren besproken. Daarnaast wordt in paragraaf 2.3. de leefbaarheid behandeld. Ten slotte wordt het hoofdstuk afgesloten met een conceptueel model.

2.1. Verstedelijking & ontstedelijking

Verstedelijking is de toenemende stroom van mensen naar de stad toe, als gevolg van een toenemende bevolkingsgroei en veranderingen in het dagelijkse levenspatroon van mensen. Urbanisatiegraad wordt gebruikt om de mate van verstedelijking uit te drukken. Het

verstedelijkingsproces vond voor het eerst plaats in de westerse wereld, dit heeft onder andere te maken met de industriële revolutie (De Klerk, 2010; Hohenberg & Lees, 1995, p. 179; De Vries, 2006, p.5). Verstedelijking is dus het gevolg van de industriële revolutie, maar tegelijkertijd ook de oorzaak. Rond 1800 leefde slechts 2 procent van de wereldbevolking in steden en rond 1900 was dat percentage opgelopen tot ongeveer 12 tot 15 procent. In 1950 leefde ongeveer 30 procent van de wereldbevolking in steden. In 2007 werd een mijlpaal bereikt, die te maken had met het feit dat voor het eerst meer dan 50 procent van de wereldbevolking in steden woonde [ CITATION PwC18 \l 1043 ]. Tot de dag van vandaag blijft deze verstedelijking toenemen. Uit onderzoek is gebleken dat er wekelijks 1,5 miljoen stedelingen bijkomen ergens op de wereld. Dit impliceert dat minstens 60 procent van de wereldbevolking in 2030 in de stad woont [ CITATION PwC18 \l 1043 ]. Afgelopen decennia was het duidelijk dat ook Nederland te maken had met deze verstedelijking. Kleinere

gemeenten zien hun bewonersaantal steeds verder afnemen. Op nationaal niveau is dat terug te zien in de Achterhoek, Drenthe, Noordoost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Limburg [ CITATION CBS16 \l 1043 ]. In 2030 zal 1 op de 5 gemeenten in Nederland minder inwoners tellen dan dat ze nu heeft [ CITATION CBS16 \l 1043 ]. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de stad weldegelijk een aantal voordelen heeft, die zwaarder opwegen dan de nadelen van de stad. De voor- en nadelen staan ook wel bekend als de push- en pullfactoren en worden verder in de volgende paragrafen uitgelegd. Verstedelijking is belangrijk als achtergrondinformatie voor het beantwoorden van de hoofdvraag en

deelvragen (De Vries, 2006; Hohenberg & Lees, 1995).

Daarentegen is ontstedelijking een ruimtelijk proces waarbij mensen naar een gebied verhuizen dat verder van de stad of agglomeratie af ligt. Ontstedelijking is een relatief nieuw fenomeen. Het feit dat er wereldwijd een grote migratiestroom is van mensen naar steden toe, is er ook een trek naar dorpen toe [ CITATION Ter16 \l 1043 ]. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat steden steeds drukker en duurder worden. Dorpen zijn daarentegen een geschikt alternatief. Dorpen zijn namelijk relatief minder druk en duur, ook is er meer groen aanwezig, zoals bomen en struiken[ CITATION Ter16 \l 1043 ]. De hedendaagse technologie maakt de keuze ook makkelijker om sneller voor een dorp te kiezen. Mensen

(17)

kunnen door verbeterde technologie en mobiliteit tegenwoordig ook meer thuis werken dus is het minder noodzakelijk om in een stad te wonen waar vaak het werk is [ CITATION Pet04 \l 1043 ]. Ondanks dat het overduidelijk is dat steden steeds groter en drukker worden, zijn er ook dorpen die tegenwoordig steeds groter worden, zoals Etten-Leur [ CITATION CBS16 \l 1043 ]. Dit ontstedelijkingsproces is een recent fenomeen in Nederland. Dit is terug te zien in de cijfers van de CBS. Na een lange periode van groei van alleen steden, groeit

tegenwoordig ook een aantal dorpen qua inwonersaantal [ CITATION CBS16 \l 1043 ]. Hierdoor ontstaat er een “vernieuwd platteland”. Enerzijds ontwikkelt een deel van de Nederlandse dorpen zich succesvol tot welvarende (woon)dorpen met een relatief goede leefbaarheid. Anderzijds heeft een deel van de Nederlandse dorpen te maken met

achteruitgang en een bevolkingsafname [CITATION Ste \l 1043 ]. Het is interessant om naar deze ontstedelijking te kijken in Nederland met als gevolg van een vernieuwd platteland. Ontstedelijking is ook belangrijk als achtergrondinformatie voor het beantwoorden van hoofdvraag en deelvragen (Burgers, 2001; Van der Wouden, 1996).

2.2. Push- & pullfactoren

Een pushfactor is de factor waarom iemand weggaat uit een stad of dorp. Een pullfactor is daarentegen de factor waarom iemand naar een stad of dorp komt. In het onderzoek wordt het begrip verder afgebakend in sociale, economische, ruimtelijke en psychologische aspecten. De reden voor de keuze van deze aspecten heeft te maken met het feit dat deze aspecten vaak in de literatuur teruggekomen en het vaakst worden gebruikt [ CITATION Uys94 \l 1043 ]. Push- en pullfactoren worden vaak gebruikt om migratiestromen te verklaren [ CITATION Dor10 \l 1043 ]. Met andere woorden: waarom gaan mensen naar de stad of het dorp?

Al met al, deze verschillende push- en pullfactoren die gevonden zijn door een

literatuurstudie zullen de leidraad vormen voor het opstellen van de interviewguides voor de gezinnen in Etten-Leur. De verschillende push- en pullfactoren worden in de interviews aan de respondenten voorgelegd en er wordt gekeken in hoeverre deze factoren een rol spelen in de keuze van gezinnen om in het dorp Etten-Leur te wonen. Tevens wordt er ook gekeken in hoeverre er bepaalde factoren nog ontbreken of nog niet in kaart zijn gebracht. Deze push- en pullfactoren zijn belangrijk voor het beantwoorden van de hoofdvraag en deelvragen

2.2.1. Sociale push- & pullfactoren

Allereerst zijn er sociale push- en pullfactoren voor de keuze voor de stad of het dorp. Er zijn verschillende vormen van sociale push- en pullfactoren. Een vorm hiervan is de intensiteit van het sociale contact, ook te zien als sociale cohesie [ CITATION Van11 \l 1043 ]. Sociale cohesie is een meerdimensionaal en meerduidig begrip. Ondanks dat er vele definities zijn van het begrip sociale cohesie, keert een aantal elementen steeds terug in het begrip. De discours verwijzen naar de coherentie van een sociaal systeem, de binding die mensen daarmee hebben en hun onderlinge solidariteit en betrokkenheid [ CITATION Huy08 \l 1043 ]. Sociale cohesie heeft betrekking op de interne bindingskracht van een sociaal systeem. Deze interne bindingskracht van een sociaal systeem wordt gekenmerkt door saamhorigheidsgevoelens en groepsidentificatie, intensieve en frequente contacten tussen mensen, veel onderling vertrouwen tussen mensen, gedeelde waarden en normen en

(18)

participatie in het groepsleven [ CITATION Huy08 \l 1043 ]. Sociale cohesie komt voor of manifesteert zich op verschillende schaalniveaus: groepen of organisaties, plaatselijke gemeenschappen, nationaal of regionaal niveau. Sociale cohesie heeft ook betrekking op de sociale nabijheid van relaties. Relaties in de vorm van familie, gezin, collega’s, vrienden en buurtgenoten [ CITATION Huy08 \l 1043 ]. Elkaar kennen, saamhorigheid en gezelligheid, het zijn stuk voor stuk factoren en kenmerken die vooral met het dorp worden geassocieerd [ CITATION Van11 \l 1043 ]. Het dorp wordt dus meer geassocieerd met het collectivisme, nadruk wordt dan vooral gelegd op het groepsverband. De stad wordt meer geassocieerd met het individualisme, hierbij gaat het erom dat het belang van het individu boven het belang van de gemeenschap staat. Sociaal contact vanuit een collectivistisch uitgangspunt is totaal iets anders dan vanuit een individualistisch uitgangspunt.

2.2.2. Economische push- & pullfactoren

Vervolgens zijn er economische push- en pullfactoren voor de keuze voor de stad of het dorp. Er zijn verschillende vormen van economische push- en pullfactoren. De eerste vorm is de kwantiteit en kwaliteit van arbeid en de tweede vorm is de gemiddelde woningprijs. Met betrekking tot de eerste vorm van economische push- en pullfactoren de kwantiteit en kwaliteit van arbeid, is uit onderzoek gebleken dat hoogopgeleiden en jongeren in financieel opzicht het meest profiteren van een baan in een grotere stad [CITATION CBS182 \l 1043 ]. Het Centraal Planbureau concludeert in een onderzoek gedaan in 2018 dat 10 jaar

werkervaring in een grote stad zoals Amsterdam tot circa 11 procent meer loon leidt, dan 10 jaar werkervaring in een minder verstedelijkt gebied, zoals in een dorp [CITATION

CBS182 \p 13 \l 1043 ]. Ook wordt een deel van dit hogere loon op latere leeftijd

vastgehouden, zelfs als het werk later in een kleinere gemeente plaatsvindt. Tevens is uit het onderzoek gebleken dat werknemers in een grote stad productiever zijn dan werknemers in kleinere gemeentes, zoals het platteland of kleinere steden. Volgens het CPB heeft dit te maken met het feit dat in grotere steden het voorzieningenaanbod vele malen groter is, hierdoor kunnen bedrijven en werknemers ervan profiteren. Natuurlijk is het ook voor de hand liggend dat in de stad in vergelijking met het dorp meer werk te vinden is, dus vraag en aanbod sluiten beter op elkaar aan qua werkaanbod en werkvraag [ CITATION CBS182 \l 1043 ]. Met betrekking tot de tweede vorm van economische push- en pullfactoren de

gemiddelde woningprijzen, zijn de woningprijzen in de stad hoger dan in het dorp. In figuur 4 zijn de gemiddelde verkoopprijzen van bestaande woningen in Nederland te zien:

(19)

Figuur 4. Gemiddelde verkoopprijzen bestaande woningen [ CITATION CBS185 \l 1043 ]

De gemiddelde woningverkoopprijs is in Nederland in 2017 gestegen tot ruim 263.000 euro [ CITATION CBS185 \l 1043 ]. Uit onderzoek door het Kadaster en het CBS is gebleken dat de woningverkoopprijsverschillen tussen verschillende gemeenten groter is geworden in 2017 in vergelijking met 2016. In 2014 waren de verschillen nog het kleinst, maar in 2017 zijn de verschillen qua woningverkoopprijs het grootst. In figuur 4 is duidelijk te zien dat de verkoopprijzen rond de Randstad en grotere steden hoger zijn, namelijk van 320.000 euro of meer. In perifeer Nederland en vooral in dorpen, zijn de huizen een stuk goedkoper. De gemeenten met de gemiddelde laagste woningverkoopprijs, 195.000 of lager, zijn vooral te vinden aan de randen van Nederland, namelijk in Limburg, Friesland en Groningen

[ CITATION CBS185 \l 1043 ]. De gemiddelde woningverkoopprijs is in Breda 295.568 euro. In Etten-Leur is de gemiddelde woningverkoopprijs bijna 26.000 euro lager dan in Breda [ CITATION CBS185 \l 1043 ]. Aangezien Breda makkelijk te bereiken is via openbaar vervoer en met de auto, is het een realistische optie om als gezin in Etten-Leur een huis te kopen als het werk in Breda is. Kortom, de verschillen tussen grote en kleine gemeenten worden steeds groter qua woningprijzen. Dit is terug te zien in hoeverre een gebied is

verstedelijkt. Er is wel degelijk een verschil tussen de woningprijs in de stad of in het dorp. In de stad zijn de gemiddelde woninghuizenprijzen hoger dan in het dorp.

2.2.3. Ruimtelijke push- & pullfactoren

Daarnaast zijn er ruimtelijke push- en pullfactoren voor de keuze voor de stad of het dorp. Er zijn verschillende vormen van ruimtelijke push- en pullfactoren. De eerste vorm is de

hoeveelheid groen in een gebied en de tweede vorm is de grootte van de woningen. Met betrekking tot de eerste vorm van ruimtelijke push- en pullfactoren de hoeveelheid groen, wordt volgens de Wageningen Environmental Research de groene ruimte steeds schaarser

(20)

in stedelijke gebieden [ CITATION Wag18 \l 1043 ]. In tegenstelling tot dorpen is daar meer ruimte voor groen. De aanleg of inbreiding van verkeersruimten nemen de plek in van het openbaar groen in de stad. Ook is het zo dat particuliere tuinen steeds minder groen worden, doordat ze steeds vaker betegeld worden [ CITATION Wag18 \l 1043 ]. Ondanks dat er steeds minder groen is in de stad, is het van belang om groen in de stad te behouden. Groen is namelijk belangrijk voor het welbevinden en de leefbaarheid in de stad [ CITATION Wag18 \l 1043 ]. Groen is ook belangrijk voor een aangenaam “stadsklimaat”, het helpt bijvoorbeeld bij de opvang van piekneerslagen. Ook heeft een groene omgeving een esthetisch gehalte. De aanwezigheid van groen kan voor een gezin van meerwaarde zijn qua leefkwaliteit. Het hebben van groen geeft een gebied een extra dimensie die een positieve bijdrage heeft op de leefkwaliteit [CITATION CBS181 \l 1043 ]. Met betrekking tot de tweede vorm van ruimtelijke push- en pullfactoren de grootte van de woningen, zijn er regionale verschillen volgens het CBS. Het CBS heeft onderzoek gedaan naar de verhouding tussen

eengezinswoningen en appartementen in een provincie. Over het algemeen nemen eengezinswoningen meer ruimte in beslag dan appartementen of beter gezegd flats.

Eengezinswoningen zijn namelijk gemiddeld 1,6 keer groter dan appartementen [ CITATION CBS13 \l 1043 ]. In figuur 5 is de verdeling qua woningtype te zien per provincie:

Figuur 5. Woningtype per provincie [ CITATION CBS13 \l 1043 ]

Er kan duidelijk geconcludeerd worden dat in de provincies die het meest verstedelijkt zijn of waar de meeste grote steden zich in bevinden, relatief gezien veel appartementen staan in vergelijking met andere provincies. Provincies zoals Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht hebben relatief gezien veel appartementen. Van de woningen die na 2005 zijn gebouwd, is in de grote steden zoals Amsterdam circa 85 procent van de woningen een appartement en in Rotterdam is dat circa 68 procent. In andere grotere steden zoals Den Haag is het aandeel

(21)

appartementen circa 50 procent en Utrecht is het circa 49 procent [ CITATION CBS13 \l 1043 ]. In minder dichtbevolkte gebieden zoals in Drenthe, Zeeland en Friesland zijn er relatief weinig appartementen [ CITATION CBS13 \l 1043 ]. Kortom, de kans op een grotere woning in een plattelandsgemeente of dorp is groter dan in een stad.

2.2.4. Psychologische push- & pullfactoren

Ten slotte zijn er psychologische push- en pullfactoren voor de keuze voor de stad of het dorp. Er zijn verschillende vormen van psychologische push- en pullfactoren. De eerste vorm is het veiligheidsgevoel en de tweede vorm is in hoeverre de inwoners gelukkig zijn in een gebied. Met betrekking tot de eerste vorm van psychologische push- en pullfactoren het veiligheidsgevoel, gaat het hier om de subjectieve veiligheid. Subjectieve veiligheid staat ook wel bekend als veiligheidsbeleving en is de tegenhanger van objectieve veiligheid. Bij objectieve veiligheid gaat het om het feitelijk niveau van overlast en criminaliteit, daarentegen gaat het bij subjectieve veiligheid om hoe de mensen het beleven en

waarnemen [ CITATION CCV18 \l 1043 ]. Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel. Er zijn onderzoeken die over het algemeen concluderen dat er een verband is tussen leeftijd, etniciteit en geslacht en veiligheidsbeleving (Gomme, 1986; Clemente & Kleiman, 1977; Wilcox Rountree & Land, 1996). Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat over het algemeen vrouwen en ouderen banger zijn voor criminaliteit dan mannen en jongeren. Ook hebben onderzoekers een verband gevonden tussen

veiligheidsgevoel en inkomen, maar hoe sterk het precies is, wordt niet helemaal eenduidig vastgesteld (Kanan & Pruitt, 2002; Dammert & Malone, 2003; Moore & Shepherd, 2007). Volgens Wilcox Rountree heeft het criminaliteitsniveau in een bepaald gebied invloed op de angst die de mensen hebben om ook slachteroffer te worden [ CITATION Wil96 \l 1043 ]. Wat ook duidelijk naar voren komt uit de literatuur is dat er een samenhang is tussen een gebrekkige sociale controle en de onveiligheidsgevoelens (Hale, 1996; Bursik & Grasmick, 1993). Volgens Maas-de Waal en Wittebrood voelen mensen zich veiliger in een omgeving waar zij de mensen kennen, zoals in dorpen waar over het algemeen onderling meer contact is [ CITATION Maa02 \l 1043 ]. Verder is er veel onderzoek gedaan naar het

veiligheidsgevoel en lag de focus op overlast en verloedering. Hier kwam naar voren dat rondhangende jongeren, leegstand van huizen en slechte straatverlichting het

onveiligheidsgevoel alleen maar vergroten (Hale, 1996; Ferraro, 1995). De inwoners van de 4 grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht beoordelen de veiligheid lager dan inwoners in kleine gemeenten, zoals in dorpen [CITATION Dor13 \l 1043 ]. Met

betrekking tot de tweede vorm van psychologische push- en pullfactoren in hoeverre de inwoners gelukkig zijn in een gebied, is uit onderzoek gebleken dat inwoners in dorpen of kleine gemeenten gelukkiger zijn dan inwoners in steden of grote gemeenten [ CITATION Mar \l 1043 ]. Opvallend is dat de mensen in de 4 grote steden vaak minder gelukkig zijn dan mensen in kleine(re) gemeenten. De stad Rotterdam heeft het laagste percentage qua gelukkige mensen, waar circa 82 procent gelukkig is, in tegenstelling tot het dorp

Hellendoorn met het hoogste percentage gelukkige mensen, waar circa 94 procent gelukkig is [CITATION Mar \l 1043 ]. Uit het onderzoek is gebleken dat factoren zoals vrienden zien, gezondheid en werken belangrijk zijn voor het geluk. Verder kwamen er 2 uiterste profielen naar voren, het “gelukkigste” profiel en “meest ongelukkige” profiel. De mensen die het meest gelukkig zijn, zijn hoogopgeleide, rijke, getrouwde, christelijke, 65-plussers, zonder migratie achtergrond en zonder thuiswonenden kinderen. Daarentegen zijn de mensen die het minst gelukkig zijn, laagopgeleid, gescheiden met thuiswonende kinderen,

(22)

arbeidsongeschikt, migrant en wonend in een stad. In figuur 6 is het percentage gelukkige mensen per gemeente te zien:

Figuur 6 . Percentage gelukkige mensen per gemeente [ CITATION Mar \l 1043 ]

In figuur 6 is duidelijk te zien dat meer verstedelijkte gebieden, zoals de Randstad, relatief gezien een lager percentage gelukkige inwoners hebben. Daarentegen hebben de minder verstedelijkte gebieden, zoals perifere gebieden en dorpen, een hoger percentage gelukkige mensen.

2.3. Leefbaarheid

De leefbaarheid van een gebied is een belangrijke factor in de aantrekkelijkheid van een gebied. Hoe beter de leefbaarheid is in een gebied, hoe aantrekkelijker het is om in dat gebied te wonen, te werken, te leren en te recreëren [ CITATION Van12 \l 1043 ]. Dit geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor bedrijven. Leefbaarheid wordt door veel mensen herkend, maar niet iedereen heeft hetzelfde beeld bij het begrip “leefbaarheid” [CITATION RIG04 \l 1043 ]. Leefbaarheid is een begrip met een enorme complexiteit. Het begrip is ook daarom geen vast gegeven, maar meer een verzamelbegrip. De interpretatie van het begrip leefbaarheid kan per persoon verschillen, maar kan ook per gebied verschillen. Mensen waarderen en beleven plekken en gebieden zeer verschillend. Wat precies onder leefbaarheid wordt verstaan, hangt dus sterk af van de waarden en normen waarmee iemand een plek of buurt beoordeelt. Kortom zijn er vele definities van het begrip leefbaarheid.

(23)

In dit onderzoek wordt er gekeken naar de ervaren leefbaarheid. Hoe ervaren de inwoners de leefbaarheid in hun gebied? Uit onderzoek is gebleken dat de ervaren leefbaarheid sterk samenhangt met de tevredenheid over de aanwezige voorzieningen en met de tevredenheid over de woonomgeving [ CITATION Van09 \l 1043 ]. Daarnaast is er ook uit onderzoek gebleken dat persoonskenmerken zoals geslacht, leeftijd, mobiliteit, gezondheid en inkomen invloed hebben op de ervaren leefbaarheid [CITATION Van111 \t \l 1043 ]. Het feit dat er een sterke samenhang is tussen deze verschillende factoren en de ervaren leefbaarheid, wordt daarom in dit onderzoek de ervaren leefbaarheid beoordeeld aan de hand van diverse push- en pullfactoren op sociaal, economisch, ruimtelijk en psychologisch gebied. De netto-balans van de push- en pullfactoren bepalen de (ervaren) leefbaarheid van de stad of het dorp. In hoeverre een gebied “leefbaar” is voor een persoon, zal invloed hebben op de keuze voor een gebied, zoals de keuze voor de stad of het dorp. De leefbaarheid is belangrijk voor het beantwoorden van de hoofdvraag en deelvragen

2.4. Conceptueel model

Figuur 7. Conceptueel model

In het conceptueel model wordt de samenhang tussen verschillende variabelen schematisch weergegeven. De push- en pullfactoren van de stad en het dorp hebben invloed op de keuze van gezinnen. De leefbaarheid van een stad of dorp wordt bepaald door de netto-balans van de push- en pullfactoren in een gebied.

Gezinnen maken gebaseerd op de push- en pullfactoren uiteindelijk een keuze voor de stad of dorp. Door de komst van gezinnen gaat er een migratiestroom naar de stad of dorp. Elk stad of dorp heeft zo haar eigen push- en pullfactoren. Deze factoren hebben weer invloed op de gezinnen. De “cirkel” is dan weer rond. Deze continue wisselwerking tussen de verschillende variabelen zorgt voor een constante afweging van gezinnen om in een stad of dorp te blijven of juist te verhuizen. De centrale vraag in het onderzoek is: “Welke factoren spelen een rol in de keuze van gezinnen voor de stad of het dorp?” Er wordt gekeken waarom er voor de stad of het dorp gekozen wordt door gezinnen. De push- en pullfactoren spelen hierbij een belangrijk rol voor de keuze van gezinnen. Deze push- en pullfactoren worden door middel van literatuurstudie en interviews achterhaald. Verder worden deze push- en pullfactoren ingedeeld in 4 aspecten, sociaal, economisch, ruimtelijk en

psychologisch. Als tijdens de interviews naar voren komt dat er andere factoren zijn, worden die ingedeeld een apart aspect.

(24)

3. Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de methodologie besproken die in dit onderzoek wordt gebruikt. In dit hoofdstuk wordt gestructureerd besproken op welke wijze de informatie wordt verzameld en hoe de informatie vervolgens wordt verwerkt. Allereerst wordt in paragraaf 3.1. de

onderzoeksstrategie besproken. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2. de totstandkoming en verantwoording van de interviewguide behandeld. Ten slotte komt in paragraaf 3.3. het onderzoeksmateriaal aan bod, hoe worden de deelvragen van dit onderzoek beantwoord.

3.1. Onderzoeksstrategie

Om het onderzoek enigszins uitvoerbaar te maken, is er in dit onderzoek gekozen voor een diepgaande casestudy. De stad Breda als stedelijk gebied en het dorp Etten-Leur als perifeer gebied. Een stad is een grotere plaats waar mensen wonen, gelegen aan grotere

verkeerswegen en met een eigen verzorgings- en bestuursstructuur. Een dorp is daarentegen een kleine nederzetting. De begrippen stad en dorp worden niet echt in absolute zin gedefinieerd, maar als dat gebeurt, wordt dat vaak aan de hand van bewonersaantal en voorzieningen gedaan. Deze begrippen zouden meer als relatieve definities moeten gelden. De begrippen worden ten opzichte van elkaar vergeleken

[CITATION Jol60 \p 172 \l 1043 ]. De begrippen hebben elkaar vaak nodig om een betekenis te hebben. Er is een aantal redenen voor de keuze voor Breda en Etten-Leur. De eerste reden voor de keuze heeft te maken met het feit dat vele onderzoeken op dit gebied vooral in het westen van het land plaats hebben gevonden (CBS, 2018; PBL, 2018). In het zuiden van het land is er nog relatief weinig onderzoek naar gedaan. De tweede reden voor de keuze van deze twee gebieden, komt door de nauwe band en dichte ligging tussen de twee

gebieden [ CITATION Gem14 \l 1043 ]. De twee gemeenten worden alleen door het Liesbos van elkaar gescheiden. De derde reden voor deze keuze heeft te maken met het feit dat perifere gebieden krimpen en stedelijke gebieden groeien, maar in dit geval groeit zowel het stedelijk gebied Breda als het perifere gebied Etten-Leur. Is dit toeval of strategisch gepland? De vierde reden voor deze keuze heeft te maken met de eigen ervaring. Uit eigen ervaring heb ik regelmatig gehoord dat mensen gaan verhuizen vanuit Etten-Leur naar Breda en vice versa. In hoeverre klopt dit?

Enerzijds worden de factoren die een rol spelen bij gezinnen in de keuze om in Breda of Etten-Leur te wonen achterhaald door middel van een literatuurstudie en diepte-interviews. De factoren die een rol spelen in de keuze om in de stad Breda te wonen, worden

achterhaald door middel van een literatuurstudie. In de literatuur is er meer informatie te vinden over steden dan over dorpen. Dit heeft te maken met het feit dat er in de laatste decennia wereldwijd en ook in Nederland een trek naar de stad was en nog steeds gaande is. Anderzijds worden de factoren die een rol spelen in de keuze om in het dorp Etten-Leur te wonen door middel van interviews achterhaald. De reden om dit door middel van interviews te doen, is om nieuwe inzichten te krijgen, aangezien hier nog weinig over geschreven is. Interviews bieden de gelegenheid om door te vragen. Zo kan er worden doorgevraagd in hoeverre een factor een rol heeft gespeeld in de keuze voor Etten-Leur. Tevens is het zo dat de tijd voor de bachelor scriptie erg beperkt is. Door de interviews in Etten-Leur te centreren kan er meer duidelijke en grondige informatie verzameld worden. In dit onderzoek worden gezinnen geïnterviewd. De enige eis is dus dat de respondenten onderdeel zijn van een gezin, dus minimaal één ouder en minimaal één kind. Gezinnen zijn vaak stabiele

(25)

indicatoren, aangezien zij zich vaak voor lange termijn ergens vestigen voor het kind of de kinderen [CITATION Bot15 \l 1043 ]. Dat is ook de reden dat in dit onderzoek specifiek is gekozen voor gezinnen. De interviewguide wordt door middel van een literatuurstudie opgesteld. De interviewguide is daarom ook gebaseerd op het theoretische kader. De allereerste respondenten worden gekozen vanuit mijn eigen netwerk in Etten-Leur,

aangezien ik zelf uit Etten-Leur kom. Vervolgens wordt er doorgevraagd of de respondent eventueel nog andere geschikte respondenten kent. Dit staat ook wel bekend als het sneeuwbaleffect [ CITATION Ven16 \l 1043 ]. In deze casestudy worden minimaal 8 tot 12 interviews gehouden, dit wordt als richtlijn gebruikt. Indien er na 8 interviews duidelijk een verzadiging optreedt qua factoren van gezinnen voor de keuze voor het dorp, worden er verder in het onderzoek geen interviews gehouden. In deze casestudy trad er een

verzadiging op na 8 interviews, vandaar dat er in totaal 8 interviews zijn gehouden in Etten-Leur.

In dit onderzoek is gekozen voor een kwalificerende benadering in combinatie met een literatuuronderzoek. Deze casestudy is inductief van aard. De kennis en informatie wordt op lokaal/regionaal niveau opgedaan, namelijk in de stad Breda en het dorp Etten-Leur. Deze kennis is dan vooral van toepassing op gebieden die in dezelfde situatie verkeren zoals Breda en Etten-Leur. Deze kennis kan omgevormd worden tot aanbevelingen voor verschillende instanties en overheidslagen met betrekking tot ruimtelijke planning. Deze aanbevelingen kunnen helpen bij beleidskeuzes die de gemeente moet maken.

3.2. Interviewguide

De interviewguide voor de gezinnen in Etten-Leur wordt volgens een aantal stappen opgesteld. Allereerst wordt er een literatuurstudie gedaan met betrekking tot de push- en pullfactoren. Hieruit is gebleken dat de push- pullfactoren uit 4 verschillende aspecten bestaan: Sociaal, economisch, ruimtelijk en psychologisch. Deze 4 aspecten komen het vaakst voor in de literatuur [ CITATION Uys94 \l 1043 ]. Daarom worden deze 4 aspecten gebruikt als leidraad voor de interviewguide. De interviewguide bestaat vervolgens uit 3 onderdelen. Deel 1 bestaat uit algemene vragen om het profiel van de respondent te

achterhalen. Deel 2 bestaat uit de 4 aspecten van de push- en pullfactoren. Elk aspect wordt vervolgens aan de respondent voorgelegd. Hierop volgend wordt er gevraagd in hoeverre dit aspect een rol speelt in de keuze om in Etten-Leur te wonen. Bij elk aspect wordt er een aantal voorbeelden gegeven, zodat de respondent meer houvast heeft. Hierdoor weet de respondent in welke richting hij of zij moet denken. De interviewguide is van tevoren op 2 “dummy’s” getest, dus 2 proefrespondenten [ CITATION Ven16 \l 1043 ]. Bij deze

proefinterviews werd het duidelijk dat de respondenten niet precies begrepen wat de

onderzoeker wilde weten, als er geen voorbeelden werden gegeven bij de 4 aspecten van de push- en pullfactoren. Daarom is er bewust gekozen om bij elk aspect van de push- en pullfactoren een aantal voorbeelden te geven ter verduidelijking en het niet helemaal open te laten. Ook krijgt de respondent de gelegenheid om push- en pullfactoren aan te kaarten die in het interview niet aan bod zijn gekomen. Verder bestaat deel 3 van de interviewguide uit afsluitende vragen. De interviews met de gezinnen in Etten-Leur worden geanalyseerd via het kwalitatieve onderzoeksprogramma ATLAS.ti. Interviews worden getranscribeerd en gecodeerd. Relevante tekstdelen met betrekking tot de push- en pullfactoren worden

gecodeerd. Vervolgens worden de coderingen in 10 verschillende codegroepen verdeeld om te kijken of er bepaalde patronen uitkomen. Deze 10 verschillende code-groepen komen

(26)

voort uit de 4 aspecten van push- en pullfactoren. Elk aspect bestaat weer uit 2 kanten, aan de ene kant de pushfactoren en aan de andere kant de pullfactoren. De laatste 2 code-groepen zijn toegevoegd om eventuele verrassende push- en pullfactoren in te delen die voortkomen uit de interviews met de gezinnen in Etten-Leur. Vervolgens kan er gekeken worden hoeveel coderingen elk code-groep heeft. Uiteindelijk komt er een patroon uit en dat patroon vertelt over (in hoeverre) welke factoren een rol spelen voor gezinnen in de keuze voor Etten-Leur. Respondentenoverzicht, coderingen en code-groepen worden in hoofdstuk 5 verder uitgelegd.

3.3. Onderzoeksmateriaal

In het onderzoek wordt over een aantal onderzoeksobjecten informatie verzameld. De onderzoeksobjecten kunnen verschillen per hoofd- of deelvraag.

 Deelvraag 1: “Wat is de achtergrondinformatie van Breda?”

In deelvraag 1 wordt de focus gelegd op de achtergrondinformatie van Breda. De

achtergrondinformatie van Breda helpt bij het begrijpen van de keuze van de gezinnen voor de stad Breda. Bij de achtergrondinformatie wordt er gekeken naar de geografie, demografie, huishoudens en type woningen. Door te kijken naar de geografie wordt het duidelijk waar Breda ligt en waar Breda ligt ten opzichte van Etten-Leur. De kaart van Breda wordt weergegeven op de website van gemeente Breda [ CITATION Gem181 \l 1043 ]. Op de kaart zijn de 11 verschillende wijken van Breda weergegeven. Bij de demografie wordt er gekeken naar de bevolkingssamenstelling en het bewonersaantal in Breda. Bij de

huishoudens en type woningen wordt er gekeken naar de gezinssamenstelling en wat voor woningen deze gezinnen hebben. Op de website van “CBS in uw buurt” 2016 worden verschillende grafieken en tabellen weergegeven met betrekking tot de demografie, huishoudens en type woningen in Breda [ CITATION CBS183 \l 1043 ]. Verder is er een onderzoek gedaan naar de verwachte bevolkingsontwikkeling door het onderzoeksbureau Primos in opdracht van de gemeente Breda [ CITATION Gem183 \l 1043 ]. Ook heeft het CBS een rapport uitgebracht met de verwachte bevolkingsontwikkeling in Breda [ CITATION CBS16 \l 1043 ]. De achtergrondinformatie van Breda met betrekking tot de geografie, demografie, huishoudens en type woningen wordt in hoofdstuk 4 uiteengezet en besproken. Tevens dient de achtergrondinformatie van Breda als ondersteuning tijdens de interviews. Er worden ook elementen meegenomen bij het opstellen van de interviewguide. Er worden bijvoorbeeld vragen gesteld waarbij Breda met Etten-Leur wordt vergeleken en vice versa.

Deelvraag 2: “Wat is de achtergrondinformatie van Etten-Leur?”

In deelvraag 2 wordt de focus gelegd op de achtergrondinformatie van Breda. De

achtergrondinformatie van Etten-Leur helpt bij het begrijpen van de keuze van de gezinnen voor het dorp Etten-Leur. Ook hier wordt er bij de achtergrondinformatie gekeken naar de geografie, demografie, huishoudens en type woningen. Door te kijken naar de geografie wordt het duidelijk waar Etten-Leur ligt en waar Etten-Leur ligt ten opzichte van Breda. De kaart van Leur wordt weergegeven op de website van gemeente

Leur[ CITATION Gem171 \l 1043 ]. Op de kaart zijn de 19 verschillende wijken van Etten-Leur weergegeven. Bij de demografie wordt er gekeken naar de bevolkingssamenstelling en het bewonersaantal in Etten-Leur. Bij de huishoudens en type woningen wordt er gekeken naar de gezinssamenstelling en wat voor woningen deze gezinnen hebben. Op de website van “CBS in uw buurt” 2016 worden verschillende grafieken en tabellen weergegeven met

(27)

betrekking tot de demografie, huishoudens en type woningen in Etten-Leur [ CITATION CBS183 \l 1043 ]. Verder is er een onderzoek gedaan naar de verwachte

bevolkingsontwikkeling door de gemeente Etten-Leur [ CITATION Gem17 \l 1043 ]. Ook heeft het CBS een rapport uitgebracht met de verwachte bevolkingsontwikkeling in Etten-Leur [ CITATION CBS16 \l 1043 ]. De achtergrondinformatie van Etten-Etten-Leur met betrekking tot de geografie, demografie, huishoudens en type woningen wordt in hoofdstuk 4

uiteengezet en besproken. Tevens dient de achtergrondinformatie van Etten-Leur als

ondersteuning tijdens de interviews. Er worden ook elementen meegenomen bij het opstellen van de interviewguide. Er worden bijvoorbeeld vragen gesteld waarbij Breda met Etten-Leur wordt vergeleken en vice versa.

 Deelvraag 3: “Wat zijn de sociale, economische, ruimtelijke en psychologische push- & pullfactoren van Breda?”

In deelvraag 3 wordt de focus gelegd op 4 aspecten van de push- en pullfactoren van Breda. De reden voor de keuze van deze aspecten heeft te maken met het feit dat deze aspecten vaak in de literatuur teruggekomen en het vaakst worden gebruikt [ CITATION Uys94 \l 1043 ]. Er zijn meerdere boeken, artikelen en rapporten hierover geschreven. Van Ostaijen & Peeters (2011) schrijven in hun artikel “Sociale cohesie” over de sociale push- en

pullfactoren. In het artikel van Van Ostaijen & Peeters (2011) komt naar voren dat de stad meer wordt geassocieerd met het individualisme, hierbij gaat het erom dat het belang van het individu boven het belang van de gemeenschap staat. In het onderzoek van het Kadaster en het CBS kwamen de economische push- en pullfactoren naar voren. Het Kadaster en het CBS hebben een onderzoek gedaan naar de woningverkoopprijsverschillen tussen

verschillende gemeenten in Nederland. In het onderzoek kwam naar voren dat de

woningverkoopprijzen rond de Randstad en grotere steden hoger zijn [ CITATION CBS185 \l 1043 ]. In een ander onderzoek gedaan door de Wageningen Environmental Research zijn de ruimtelijke push- en pullfactoren besproken. De Wageningen Environmental Research concludeert dat de groene ruimte steeds schaarser wordt in stedelijke gebieden [ CITATION Wag18 \l 1043 ]. In het rapport “Veiligheid in de grote stad” van Dorenbos & Ghauharali (2013) zijn de psychologische push- en pullfactoren belicht. De inwoners van de 4 grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht beoordelen de veiligheid lager dan inwoners in kleine gemeenten, zoals in dorpen [CITATION Dor13 \l 1043 ]. Allereerst wordt er een specifieke push- en pullfactoren analyse gedaan in Breda met behulp van een literatuurstudie. Vervolgens wordt er gekeken in hoeverre deze specifieke push- en pullfactoren in Breda overeenkomen met de push- en pullfactoren besproken in het theoretische kader.

 Deelvraag 4: “Wat zijn de sociale, economische, ruimtelijke en psychologische push- & pullfactoren van Etten-Leur?”

In deelvraag 4 wordt de focus ook gelegd op 4 aspecten van de push- & pullfactoren van Etten-Leur. De reden voor de keuze van deze aspecten heeft te maken met het feit dat deze aspecten vaak in de literatuur teruggekomen en het vaakst worden gebruikt [ CITATION Uys94 \l 1043 ]. Hierover zijn ook meerdere boeken, artikelen en rapporten geschreven. Van Ostaijen & Peeters (2011) schrijven in hun artikel “Sociale cohesie” over de sociale push- en pullfactoren. In het artikel van Van Ostaijen & Peeters (2011) komt naar voren dat het dorp meer wordt geassocieerd met het collectivisme, nadruk wordt dan vooral gelegd op het groepsverband. In het onderzoek van het Kadaster en het CBS kwamen de economische push- en pullfactoren naar voren. Het Kadaster en het CBS hebben een onderzoek gedaan

(28)

naar de woningverkoopprijsverschillen tussen verschillende gemeenten in Nederland. In het onderzoek kwam naar voren dat de woningverkoopprijzen in perifeer Nederland en vooral in dorpen een stuk lager zijn. De gemeenten met de gemiddeld laagste woningverkoopprijs zijn vooral te vinden aan de randen van Nederland, namelijk in Limburg, Friesland en Groningen [ CITATION CBS185 \l 1043 ]. In een ander onderzoek gedaan door de Wageningen

Environmental Research zijn de ruimtelijke push- en pullfactoren besproken. De Wageningen Environmental Research concludeert dat in tegenstelling tot de stad, in dorpen meer ruimte voor groen is [ CITATION Wag18 \l 1043 ]. In het rapport “Veiligheid in de grote stad” van Dorenbos & Ghauharali (2013) zijn de psychologische push- en pullfactoren belicht.

Inwoners in kleine gemeenten, zoals in dorpen, voelen zich veiliger dan inwoners in grote(re) gemeenten [CITATION Dor13 \l 1043 ]. Allereerst wordt er een specifieke push- en

pullfactoren analyse gedaan in Leur met behulp van interviews met gezinnen in Etten-Leur. Vervolgens wordt er gekeken in hoeverre deze specifieke push- en pullfactoren in Etten-Leur overeenkomen met de push- en pullfactoren besproken in het theoretische kader. Al met al komen er 2 patronen uit. Uiteindelijk komt er een patroon uit voor Breda, waarom gezinnen voor de stad Breda kiezen om daar te wonen. Daarnaast komt er ook een patroon uit voor Etten-Leur, waarom gezinnen voor het dorp Etten-Leur kiezen om daar te wonen. Hieruit kan geconcludeerd worden welke factoren van belang zijn voor gezinnen voor de keuze voor de stad of het dorp. Tevens kan er vergeleken worden met de bestaande theorieën rondom de keuzes voor de stad of het dorp om te kijken of deze casestudy daaraan voldoet of juist niet. Als deze casestudy daar niet aan voldoet, is het eventueel interessant om in een vervolgstudie te kijken waarom deze casestudy een uitzondering is op de heersende theorieën. Onderzoek doen blijft een iteratief proces en tevens is het belangrijk om verschillende dataverzamelingsmethoden te gebruiken voor de geldigheid van het

onderzoek (Vennix, 2016; Verschuren, 1986; Verschuren & Doorewaard, 2007). Het

(29)

4. Feitelijke gegevens gemeente Breda & Etten-Leur

In dit hoofdstuk wordt de achtergrondinformatie van Breda en Etten-Leur uiteengezet. Wat zijn de feitelijke gegevens van Breda en Etten-Leur? In dit hoofdstuk wordt allereerst de geografie, demografie, huishoudens en type woningen van Breda uiteengezet. Vervolgens wordt de geografie, demografie, huishoudens en type woningen van Etten-Leur besproken. Deze achtergrondinformatie helpt de analyse in hoofdstuk 5 te begrijpen.

4.1. Geografie Breda

Breda is een stad gelegen in het zuiden van Nederland. De Brabantse stad is verdeeld in 11 wijken: Bavel, Breda centrum, Breda noord, Breda noordwest, Breda oost, Breda west, Breda zuid, Breda zuidoost, Prinsenbeek, Teteringen en Ulvenhout. In figuur 8 is de verdeling van de stad te zien:

Figuur 8. Wijk- en buurtkaart Breda [ CITATION Gem181 \l 1043 ]

Verder is de bevolkingsdichtheid in Breda 1442 inwoners per vierkante kilometer [ CITATION CBS183 \l 1043 ]. In vergelijking met het Nederlandse gemiddelde, 504 inwoners per

vierkante kilometer, is de bevolkingsdichtheid in Breda bijna 2,5 keer zo hoog [ CITATION CBS186 \l 1043 ].

4.2. Demografie Breda

Gemeente Breda telde in 2016 circa 181.611 inwoners [ CITATION CBS183 \l 1043 ] en er wordt verwacht dat het aantal inwoners blijft toenemen in de toekomst (CBS, 2016;

Gemeente Breda, 2018). Een krappe meerderheid van de inwoners in Breda is vrouw, er zijn namelijk 92.520 vrouwen en 89.091 mannen vanuit 2016 bekeken. In figuur 9 is de

(30)

Figuur 9. Leeftijdsverdeling 2016 – Breda [ CITATION CBS183 \l 1043 ]

De inwoners zijn in verschillende categorieën verdeeld: personen tot 15 jaar,

personen 15 tot 25 jaar, personen 25 tot 45 jaar, personen 45 tot 65 jaar en personen 65 jaar en ouder. 16 procent behoort tot de categorie personen tot 15 jaar, 14 procent behoort tot de categorie personen 15 tot 25 jaar, 26 procent behoort tot de categorie 25 tot 45 jaar, 26 procent behoort tot de categorie 45 tot 65 jaar en 17 procent behoort tot de laatste categorie. Relatief gezien heeft Breda een jonge bevolking. De eerste 3 categorieën tellen samen namelijk ruim 50 procent van de bevolking. De gemiddelde leeftijd van Breda in 2016 was 40,5 jaar en het Nederlands gemiddelde was 41,4 jaar, een verschil van bijna 1 jaar [ CITATION Gem182 \l 1043 ]. Als Breda met Noord-Brabant wordt vergeleken, is het verschil nog groter. De gemiddelde leeftijd in Noord-Brabant is namelijk 42 jaar, dus een verschil van 1,5 jaar [ CITATION Gem182 \l 1043 ]. Dat Breda een relatief jonge

bevolkingssamenstelling heeft, verklaart waarom Breda een lager gemiddelde leeftijd heeft. De demografische druk in Breda ligt 3,2 procent lager dan gemiddeld in Nederland

[CITATION Gem18 \l 1043 ]. De demografische druk geeft aan hoeveel “niet actieven” er zijn ten opzichte van de potentiële beroepsbevolking. De potentiële beroepsbevolking zijn de mensen tussen 20 en 64 jaar oud en de “niet actieven” zijn de mensen boven de 64 jaar. Aangezien Breda een relatief jonge bevolking heeft, verklaart dit waarom de demografische druk in Breda lager ligt dan het gemiddelde in Nederland. De groep tussen 20 en 64 jaar oud in Breda is relatief groot ten opzichte van de groep van 64+.

(31)

In de toekomst wordt er verwacht dat het aantal inwoners in Breda zal gaan toenemen. In figuur 10 is de verwachte bevolkingsontwikkeling te zien van Breda:

Figuur 10. Verwachte bevolkingsgroei in 2050 t.o.v. 2015 [ CITATION Gem183 \l 1043 ]

In 2015 had Breda nog 182.304 inwoners en de prognose van de gemeente Breda is dat in 2050 Breda 200.722 inwoners zal tellen. Dat is een toename van 10,1 procent. Daarentegen is het CBS positiever qua bevolkingsgroei. Het CBS voorspelt dat Breda qua inwonersaantal in 2030 met circa 11,3 procent zal toenemen [ CITATION CBS16 \l 1043 ], terwijl gemeente Breda een voorspelling doet van circa 7,7 procent [ CITATION Gem183 \l 1043 ]. Al met al concluderen beide bronnen dat Breda met een sterke bevolkingsgroei te maken gaat krijgen. In vergelijking met de 4 grote steden in Nederland, Utrecht, Rotterdam, Amsterdam en Den Haag doet Breda niet veel onder. In de 4 grote steden wordt namelijk een bevolkingsgroei verwacht van circa 15 procent in 2030 [CITATION CBS16 \l 1043 ]. De grote groei van de stad brengt verschillende uitdagingen met zich mee, zoals huisvesting en werkaanbod, essentiële elementen voor de leefbaarheid van een stad.Een oplossing voor de snelle bevolkingstoename in Breda is om deze mensen/gezinnen te huisvesten in nabijgelegen gemeenten, zoals Etten-Leur. Een dorp dat de potentie heeft om mee te groeien met Breda. Aangezien deze twee gemeenten nauw met elkaar samenwerken is dit een reële optie voor Breda en Etten-Leur [ CITATION Gem14 \l 1043 ]. Beide gemeenten zullen er op de lange duur profijt van hebben.

4.3. Huishoudens & type woningen Breda

Door te kijken naar de huishoudens en type woningen kan er een beter beeld gegeven worden van wat voor gezinssamenstellingen in een gemeente aanwezig zijn. Er zijn verschillende soorten huishoudens. In dit onderzoek wordt er een onderscheid gemaakt tussen 3 soorten huishoudens. Ten eerste de eenpersoonshuishoudens. Het begrip wordt volgens de CBS gedefinieerd als: “Particulier huishouden bestaande uit één persoon.” [ CITATION CBS184 \l 1043 ]. Ten tweede de huishoudens zonder kinderen. Ten derde de huishoudens met kinderen. In figuur 11 wordt een overzicht gegeven van de verschillende soorten huishoudens in Breda in 2016:

(32)

Figuur 11. Huishoudens 2016 - Breda [ CITATION CBS183 \l 1043 ]

In totaal zijn er 86.716 huishoudens in Breda in 2016 met een gemiddelde

huishoudensgrootte van 2.1 [ CITATION CBS183 \l 1043 ]. In figuur 11 is te zien dat 42 procent uit eenpersoonshuishoudens bestaat, 27 procent uit huishoudens zonder kinderen en 31 procent uit huishoudens met kinderen. Ruim een derde van alle huishoudens bestaat uit gezinnen met kinderen. Een relatief groot deel van de huishoudens zijn

eenpersoonshuishoudens. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn, dat relatief veel jongeren met een beginnende carrière zich vestigen in een stad zoals Breda. Verder bestaat 62 procent van de woningen uit eengezinswoningen en 38 procent uit meergezinswoningen.

4.4. Geografie Etten-Leur

Etten-Leur is een dorp naast Breda, het dorp ligt ten westen van Breda. Etten-Leur wordt door het Liesbos gescheiden van Breda. het Brabantse dorp Etten-Leur is verdeeld in 19 wijken: Attelaken, Baai, Banakkers, Centrum oost, Centrum west, De Streek, Etten-leur noord, Grauwepolder, Grient, Hoge Neerstraat, Hooghuis, Keen, Lage Bremberg, Sanderbanken, Schoenmakershoek, Trivium, Vosdonk, Vosdonk west en Vossendaal.

(33)

Figuur 12. Wijk- en buurtkaart Etten-Leur [ CITATION Gem171 \l 1043 ]

Verder is de bevolkingsdichtheid in Etten-Leur 774 inwoners per vierkante kilometer

[ CITATION CBS183 \l 1043 ]. Het Nederlandse gemiddelde qua bevolkingsdichtheid is 504 inwoners per vierkante kilometer [ CITATION CBS186 \l 1043 ]. In vergelijking met Breda is de bevolkingsdichtheid in Etten-Leur bijna 2 keer zo laag.

4.5. Demografie Etten-Leur

Etten-Leur telt in 2016 in totaal circa 42.832 inwoners [ CITATION CBS183 \l 1043 ] en ook in Etten-Leur wordt er verwacht dat het aantal inwoners in de toekomst zal blijven toenemen (CBS, 2016; Gemeente Etten-Leur, 2017). Van de totale inwoners in 2016 was de verdeling tussen man en vrouw bijna gelijk aan elkaar. In totaal waren er 21.682 vrouwen en 21.150 mannen. In figuur 13 is de leeftijdsverdeling van Etten-Leur te zien in 2016:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

de kleinere partijen kunnen dit niet en zullen dit nooit bereiken.. De critiek door de heer D. decem- ber geuit op het Kabinet-Marijnen en op de VVD, benevens

Deze studie onderzoekt of er verschillen te vinden zijn in pijn (VAS), ziekteactiviteit (DAS-28), hemoglobinewaarden (HB), lichamelijke beperkingen (HAQ-II) en ziekteduur

Omdat intenties niet altijd direct vertaald kunnen worden in gedrag mogen we er niet van uit gaan dat de meerderheid die, in de vragenlijst, aangeeft gebruik te willen maken van

Verhalen bieden erkenning voor hun voorvechters; ze versterken het belang van het zichtbaar maken van de practice in de organisatie; en ze helpen een cultuur te bouwen die

Welke strategie moet er door de BizzyFit Club worden gekozen om in en aan de behoefte van klanten (de werknemers van de bedrijven en specifieke doelgroepen) te voorzien en hoe moet

Dat is niet alleen in het belang van de opleiding die door een beter keuzeproces hopelijk te maken krijgen met lagere uitval tijdens de opleiding, maar ook in het belang van

Hoewel er veel variatie is tussen passieve predikaten zonder vervangend object in de equivalente actieve zin en tussen moedertaalsprekers, hebben moedertaalsprekers voor deze

Concluderend kan gezegd worden dat de heer Hamstra IFRS nog een ver-van-mijn-bedshow voor de UMC’s vindt en dat het niet hoog op de agenda staat bij het Erasmus MC, maar hij