• No results found

De invloed van een implementatie intentie interventie op het veranderen van ongezond snackgedrag en de rol die structuur daarbij speelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van een implementatie intentie interventie op het veranderen van ongezond snackgedrag en de rol die structuur daarbij speelt"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van een implementatie intentie interventie op het

veranderen van ongezond snackgedrag en de rol die structuur

daarbij speelt

J. M. M. A. W. (Jeanne) Adams 10017860

Masterthese

Begeleid door: dr. A. A. C. (Aukje) Verhoeven 17 april 2016

Aantal woorden: 6912 Aantal woorden: abstract: 228

(2)

2 Inhoudsopgave Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Huidige studie... 9 Methode ... 12 Deelnemers ... 12

Operationalisatie en Algemene procedure (zie Tabel 1) ... 12

Materialen ... 17

Data analyse ... 18

Resultaten ... 20

Beschrijvende statistieken ... 20

Aantal snackmomenten per week... 20

Aantal snackmomenten in de voor- en nameting ... 21

De rol van structuur bij ongezonde snackmomenten... 22

De rol van structuur bij gezonde snackmomenten ... 23

Conclusie en Discussie ... 24

(3)

3 Abstract

In dit onderzoek werd gekeken naar de effectiviteit van een interventie waarin

implementatie intenties werden gebruikt om in een toegepaste setting ongezond snackgedrag te veranderen. Tevens werd onderzocht of structuur, in de zin van een gestructureerde levenswijze, hierbij een rol speelde. Daarvoor werden de behoefte aan structuur, de huidige mate van structuur en een interactie tussen beide bekeken. Achtentwintig werknemers van een groot bedrijf hielden vijf weken lang een online snackdagboek bij. In de eerste week snackten de deelnemers als altijd en hielden dit bij in het dagboek van de voormeting. Hierna

formuleerde de deelnemer met behulp van een coach een persoonlijke implementatie intentie om een ongezond snackmoment te veranderen in een gezond snackmoment. De volgende vier weken pasten zij deze implementatie intentie toe en hielden het snackgedrag bij in het

dagboek van de nameting. Uit een herhaalde metingen ANOVA bleek dat het aantal ongezonde snackmomenten was afgenomen, maar dat er geen toename was van gezonde snackmomenten, zelfs een lichte afname. Een regressieanalyse liet zien dat geen van de aspecten van structuur een rol speelde bij de gewoonteverandering. Implementatie intenties kunnen dus ook in toegepaste setting worden gebruikt om ongezond snackgedrag te

verminderen en daarbij hoeft geen rekening gehouden te worden met structuur. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen wat de reden is dat het aantal gezonde

(4)

4 Inleiding

In ons deel van de wereld is er voedsel in overvloed, wat talloze keuzemogelijkheden oplevert. Producenten spelen daar op in en proberen ons voortdurend te verleiden. Verleidingen worden omschreven als problematische verlangens (Hofmann, Baumeister, Förster & Vohs 2012), omdat ze conflicteren met iemands persoonlijke waarden en doelen. Zo kan een glanzend chocoladetaartje de wens bevredigen om direct te genieten, maar tegelijkertijd vormt het een bedreiging voor het lange termijn doel om een goed figuur te hebben. Dit conflict tussen de korte en lange termijndoelen maakt het lastig om de juiste keuzes te maken. Die juiste keuzes zijn echter van groot belang om gezond te blijven. Om te kunnen functioneren wint ons lichaam energie uit voedsel. Maar als er meer energie wordt geconsumeerd dan verbruikt, dan leidt dat tot overgewicht. In 2015 had 50,3 % van de volwassen Nederlanders overgewicht (BMI ≥ 25), waarvan 13,7% ernstig

overgewicht, ook wel obesitas genoemd (BMI ≥ 30) (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Dit is reden tot grote zorg, want overgewicht en obesitas gaan gepaard met grote gezondheidsrisico’s en kunnen bijvoorbeeld leiden tot diabetes, hart- en vaatziekten, aandoeningen aan gewrichten, maar ook tot psychische problemen als depressies of

angststoornissen (Gezondheidsraad, 2003). Het is dan ook van groot belang om hier iets aan te doen. De belangrijkste oorzaak van overgewicht is eetgedrag (Swinburn, Sacks &

Ravussin, 2009). Snacks, ook wel tussendoortjes genoemd, zijn consumpties die gewoonlijk worden genuttigd buiten de drie hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch en avondeten). Ze bevatten doorgaans veel calorieën en een hoog gehalte zout, suiker of verzadigd vet (Voedingscentrum, 2016) en dragen daarmee in aanzienlijke mate bij aan de disbalans tussen energieconsumptie en verbruik (De Graaf, 2006). Het huidige onderzoek richt zich daarom op het verminderen van ongezond snackgedrag.

(5)

5 Volgens het Reflectieve Impulsieve Model (Strack & Deutsch, 2004) wordt gedrag

gereguleerd via twee systemen. Het eerste is het reflectieve systeem. Dit is afhankelijk van de mogelijkheid en motivatie om mentale bronnen te gebruiken. Als iemand bijvoorbeeld fit is en er is genoeg tijd, dan kan dankzij deze mentale bronnen worden nagedacht en kunnen afwegingen worden gemaakt. Gedrag komt zo op beredeneerde wijze tot stand. Het tweede systeem is het impulsieve systeem wat juist automatisch en zeer snel op de omgeving

reageert. Hier zijn geen mentale bronnen voor nodig. Automatisch gedrag maakt het dagelijks leven een stuk gemakkelijker, omdat over simpele dingen niet nagedacht hoeft te worden. Dit betekent echter wel dat het gedrag minder gecontroleerd is. Een voorbeeld van automatisch gedrag waar men weinig controle over heeft, is gewoontegedrag (Verplanken 2006;

Verplanken en Orbell 2003).

Gewoontes ontstaan uit de herhaling van gedrag. In eerste instantie wordt bepaald gedrag vertoond om in een specifieke situatie een bepaald doel te bereiken. Bij succes zal het gedrag in die situatie worden herhaald, waardoor er een mentale associatie ontstaat tussen de situatie (stimulus) en het gedrag (respons). Dankzij deze associatie kan de stimulus de respons vervolgens automatisch uitlokken, ook als het oorspronkelijke doel geen rol meer speelt. Gewoontes worden dus vaak uitgevoerd in dezelfde context, geactiveerd door elementen in de omgeving en zijn min of meer automatisch, omdat er weinig tot niet over nagedacht hoeft te worden (Wood & Neal, 2007). Dit maakt dat het bijzonder lastig kan zijn om gewoontes te veranderen. Wanneer men de gewoonte heeft om ’s avonds op de bank te ontspannen met een zak chips, maar dit vanwege een nieuw dieetdoel wil veranderen, kost dat veel moeite. De gewoonte moet actief onderdrukt worden (Aarts & Dijksterhuis, 2000), want iedere keer als men op de bank gaat zitten, is bij het automatische systeem de link naar het eten van chips al gelegd.

(6)

6 2000). Intenties worden in veel klassieke sociaal-cognitieve modellen, zoals de theory of

planned behavior (Ajzen, 1985) en het health belief model (Rosenstock, 1974) gezien als de

belangrijkste verklaring voor gedrag. Uit verschillende meta-analyses blijkt echter dat de relatie tussen intenties en gedrag in de praktijk vaak zwak is (Rhodes & Dickau, 2012) en dat alleen het veranderen van intenties onvoldoende is om verandering van gedrag te

bewerkstelligen (Webb & Sheeran, 2006). Intenties specificeren een eind staat die men wil bereiken (e.g. “Ik heb de intentie om gezonder te snacken”) en zijn daarmee rationeel. Maar snackgedrag blijkt voornamelijk voorspeld te worden door gewoontesterkte (Verhoeven, Adriaanse, Evers & De Ridder, 2012) en omdat gewoontes worden geactiveerd door elementen in de omgeving (Wood & Neal, 2007), heeft een rationele intentie hier weinig controle over. Er wordt vaak gesproken over een kloof tussen intenties en gedrag (Orbell & Sheeran, 1998), ook wel de intention-behavior gap genoemd. Een effectieve manier om deze intention-behavior gap te overbruggen is het formuleren van een implementatie intentie (Gollwitzer, 1999). Implementatie intenties maken een abstracte intentie zoals “Ik wil

gezonder snacken” concreet, door het gebruik van een ‘als x, dan y’ plan. Bijvoorbeeld: “Als ik op de bank wil ontspannen, dan neem ik een appel”. Er liggen twee mechanismen ten grondslag aan de effectiviteit van implementatie intenties. Ten eerste wordt de situatie ‘ontspannen op de bank’ sneller herkend door de specificatie hiervan, terwijl men daar normaal gesproken niet bij stilstaat. Ten tweede wordt het nieuwe gedrag ‘het nemen van een appel’ door de koppeling aan de specifieke situatie automatisch opgeroepen wanneer men zich in die situatie bevindt. Op deze manier hoeft men dankzij de implementatie intentie geen mentale bronnen te gebruiken, maar kan het gedrag worden gecontroleerd door bepaalde cues in de omgeving (Gollwitzer, 1999).

De werking van implementatie intenties is al vaak bestudeerd. Zo is bekend dat ze effectief kunnen zijn om verschillende soorten gezond gedrag te bevorderen, zoals trainen

(7)

7 (Milne, Orbell & Sheeran, 2002), groente en fruit-inname (Chapman & Armitage, 2010; Guillaumie, Godin, Manderscheid, Spitz, & Muller, 2012) en het uitvoeren van zelfonderzoek voor borstkanker (Orbell, Hodgkins & Sheeran, 1997). Maar niet alleen voor het aanleren van nieuw gedrag zijn implementatie intenties effectief, ze kunnen ook worden ingezet om

gewoontes te veranderen, zoals roken (Armitage, 2008), alcohol consumptie (Hagger, Lonsdale & Chatzisarantis, 2012) en eetgedrag (Adriaanse, Vinkers, De Ridder, Hox & De Wit, 2011). Uit de meta-analyse van Adriaanse et al. (2011) blijkt dat het effect van

implementatie intenties sterker is voor het bevorderen van gezond eetgedrag, dan voor het verminderen van ongezond eetgedrag. Dit is niet verwonderlijk, aangezien het aanleren van nieuw gedrag gemakkelijker is dan het veranderen van bestaande gewoontes (Holland, Aarts, & Langendam, 2006; Webb & Sheeran, 2006). Desalniettemin wordt een effect gevonden, ook wanneer specifiek wordt gekeken naar het verminderen van ongezond snackgedrag (Achtziger, Gollwitzer & Sheeran, 2008; Adriaanse, De Ridder & De Wit, 2009; Sullivan & Rothman, 2008; Van Osch et al., 2009). Het merendeel van dit onderzoek is echter uitgevoerd bij vrouwelijke studenten en over de werking van implementatie intenties in een toegepaste setting bij een gevarieerdere groep is nog weinig bekend. Ook werd in twee van deze studies gebruik gemaakt van retrospectieve zelf-rapportage, hetgeen wordt beschouwd als een zwakkere manier om eetgedrag te meten (Adriaanse et al., 2011). Het is betrouwbaarder om gebruik te maken van een eetdagboek, omdat snackgedrag hierbij direct kan worden

gerapporteerd. Indien wel gebruik werd gemaakt van een eetdagboek, betrof dit maar één of twee weken, waardoor er weinig te zeggen valt over effecten op langere termijn. In het

huidige onderzoek zal daarom worden gekeken naar de effectiviteit van een interventie waarin implementatie intenties vier weken lang in het dagelijks leven worden toegepast door een heterogene groep werknemers van een groot bedrijf met als doel om ongezond snackgedrag te veranderen.

(8)

8 Een ander punt waar nog weinig over bekend is, is welke rol structuur speelt bij het veranderen van gewoontegedrag. Twee aspecten van structuur zijn hierbij van belang: de mate waarin men zijn of haar eigen leven gestructureerd vindt en de mate waarin men behoefte heeft aan structuur. Sommige mensen hebben de behoefte om een gestructureerd en stabiel leven te leiden of houden sterker vast aan routines dan anderen (Giovannetti, Schwartz, & Buxbaum, 2007). Gedacht kan worden dat mensen met een hoge behoefte aan structuur ook een hoge mate van gewoontesterkte hebben, vanwege de regelmaat die gewoontes met zich mee brengen. Uit een studie van Wood, Quinn & Kashy (2002) bleek echter geen verband tussen de behoefte aan structuur en gewoontes. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn, dat gewoonte in deze studie werd gemeten aan de hand van gedragsfrequentie en context, terwijl juist automatisme wordt beschouwd als de belangrijkste eigenschap van een gewoonte (Gardner, 2012). Uit een studie van Judah (2015) blijkt dat de behoefte aan structuur, zij het in beperkte mate, wel verband houdt met een groter automatisme.

Een andere mogelijke verklaring voor het feit dat Wood et al. (2002) geen verband vonden tussen de behoefte aan structuur en gewoontes, is dat het hebben van behoefte aan structuur niet wil zeggen dat het eigen leven ook daadwerkelijk gestructureerd is. Een gestructureerd leven kan ertoe leiden dat men vaker dezelfde cues tegenkomt in een stabiele context en zoals eerder genoemd is de uitvoer van gedrag in een stabiele context een kenmerk voor de ontwikkeling van gewoontes (Wood & Neal, 2007). Mogelijk ontwikkelen mensen met een gestructureerd leven hierdoor makkelijker nieuwe gewoontes.

In de huidige studie wordt de effectiviteit onderzocht van een interventie gericht op het veranderen van ongezonde snackgewoontes. Ook wordt gekeken of structuur, in de zin van behoefte aan structuur en de huidige mate van structuur, een rol speelt bij deze

gewoonteverandering. Dit is in overeenstemming met aanbevelingen van Hagger &

(9)

9 van moderatie effecten in planning interventies. De uitkomst hiervan is van belang om te achterhalen of de effectiviteit van toekomstige interventies mogelijk verhoogd kan worden door rekening te houden met iemands behoefte aan structuur en de huidige mate van structuur.

Huidige studie

Dit onderzoek maakt deel uit van een grotere studie naar gewoontes. Het doel van het huidige onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de effectiviteit van een interventie waarin

implementatie intenties in het dagelijks leven worden toegepast om ongezond snackgedrag te veranderen. Deelnemers houden hiertoe vijf weken lang hun snackgedrag bij in een online dagboekje. De eerste week is de basisweek waarin zij snacken zoals ze dat altijd doen. Na de eerste week formuleren zij met behulp van een coach een implementatie intentie om een ongezond snackmoment te veranderen en proberen zij deze van week twee tot en met week vijf toe te passen.

Om de deelnemer tot een goede persoonlijke implementatie intentie te laten komen, maakt de coach gebruik van motiverende gespreksvoering. Dit is een techniek die een individu helpt om zich voor te bereiden op een verandering (Miller & Rollnick, 1991).

Motiverende gespreksvoering bleek eerder al effectief om gezonde gedragingen te bevorderen (Martins & McNeil, 2009) en groente- en fruitinname te verhogen (Resnicow et al., 2001). Op deze manier kan ook aandacht worden besteed aan de persoonlijke situatie van de deelnemer, want uit onderzoek blijkt dat implementatie intenties het beste werken als het ‘als-dan plan’ persoonlijk relevante en toegankelijk cues bevat (Adriaanse et al. 2009). Daarnaast wordt gebruik gemaakt van monitoring middels het invullen van een snackdagboek. Uit een meta analyse (Michie, Abraham, Whittington, McAteer & Gupta, 2009) blijkt dat dit één van de meest effectieve zelfregulatie strategieën is.

Allereerst wordt verwacht dat deelnemers na het formuleren van de implementatie intentie minder ongezonde snackmomenten hebben dan in de eerste week (hypothese 1a).

(10)

10 Daarnaast wordt verwacht dat de deelnemers na het formuleren van de implementatie intentie meer gezonde snackmomenten hebben dan in de eerste week (hypothese 1b). Ook wordt in deze studie onderzocht of structuur een rol speelt bij de effectiviteit van de implementatie intentie interventie op het veranderen van ongezond snackgedrag. Hierbij wordt gekeken naar de behoefte aan structuur, de huidige structuur en een interactie tussen beide.

Momenteel komt de relatie tussen structuur en gewoontegedrag nog niet duidelijk uit de literatuur naar voren. Wel is gebleken dat de behoefte aan structuur enigszins gerelateerd is aan een groter automatisme (Judah, 2015). Ook implementatie intenties maken gebruik van automatisme door het gedrag te laten controleren door cues in de omgeving. Op grond hiervan kan worden beredeneerd dat het gebruik van implementatie intenties effectiever is voor mensen die een sterke behoefte hebben aan structuur, dan voor mensen die minder behoefte hebben aan structuur. Verwacht wordt dat het hebben van een hoge behoefte aan structuur leidt tot een afname van het aantal ongezonde snackmomenten (hypothese 2a) en een toename van het aantal gezonde snackmomenten (hypothese 2b) na het formuleren van de

implementatie intentie ten opzichte van de basisweek.

Wat betreft de huidige mate van structuur zijn er twee redeneringen mogelijk.

Enerzijds kan het zo zijn dat een gestructureerd leven ertoe leidt dat men vaak dezelfde cues tegenkomt en dat implementatie intenties daardoor gemakkelijk toegepast kunnen worden. Anderzijds zou het ook zo kunnen zijn, dat implementatie intenties met hun specifieke formulering juist structuur aanbrengen en dat dit daarom effectiever zal zijn voor mensen die niet zo’n gestructureerd leven leiden. Voor hen valt namelijk nog de grootste winst te behalen.

Vanwege deze verschillende mogelijkheden zal over de rol van huidige structuur geen specifieke verwachting worden geformuleerd, maar zal dit exploratief worden bekeken. Tot slot wordt gekeken of de interactie tussen de behoefte aan structuur en de huidige structuur een rol speelt bij het veranderen van gewoontegedrag. Een hoge behoefte aan

(11)

11 structuur zou in combinatie met een lage huidige structuur het meest effectief kunnen zijn bij de gewoonteverandering. Implementatie intenties kunnen dan helpen om structuur aan te brengen bij hen die dat (nog) niet hebben, maar wel wensen. Er wordt verwacht dat de interactie tussen een hoge behoefte aan structuur en een lage mate van huidige structuur leidt tot een afname van het aantal ongezonde snackmomenten (hypothese 3a) en een toename van het aantal gezonde snackmomenten (hypothese 3b) na het formuleren van de implementatie intentie ten opzichte van de basisweek.

(12)

12 Methode

Deelnemers

De deelnemers aan het onderzoek waren allen werknemers van het farmaceutische bedrijf MSD. Middels posters, een interne nieuwsbrief en de website van MSD werden zij

geïnformeerd over het Healthyways programma. Dit is een gratis coachingsprogramma in het kader van onderzoek naar leefgewoontes door de vakgroep psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Er hadden zich 36 deelnemers aangemeld. Voor aanvang hebben zich drie deelnemers afgemeld en na de eerste afspraak zijn er om verschillende persoonlijke redenen vijf deelnemers uitgevallen. Dit resulteerde in een totaal van 28 deelnemers voor het huidige onderzoek. Uit een onafhankelijke t-toets blijkt dat er op geen enkele variabele significante verschillen waren tussen de 8 uitvallers en de 28 overige deelnemers, (alle p’s ≥ .090). Er waren 16 vrouwen en 12 mannen, tussen de 21 en 69 jaar, met een gemiddelde van 42 jaar (SD = 8.99). Van de deelnemers heeft 42.9% een HBO opleiding afgerond, 28.6% een WO opleiding, 17.9% een MBO opleiding en 10.8% de middelbare school. Deelnemers hadden over het algemeen een middelmatige tot hoge behoefte aan structuur, een hogere huidige mate van structuur en een tamelijk sterk gewoontepatroon. Allen waren gemotiveerd om minder ongezond en meer gezond te gaan snacken (zie Tabel 2). De body mass index (BMI) waardes van de deelnemers liepen van 21.3 tot 37 met een gemiddelde van 27. Een BMI waarde ≥ 25 wordt beschouwd als overgewicht (Nationaalkompas, 2012), wat betekent dat 75% van de deelnemers te zwaar was.

Operationalisatie en Algemene procedure (zie Tabel 1)

Bij de huidige studie waren drie coaches betrokken. Het bedrijf MSD heeft meerdere locaties, maar om praktische redenen werden eerst deelnemers werkzaam op twee locaties gebeld door één van de coaches.

(13)

13 het Healthyways programma drie afspraken zouden plaatsvinden verspreid over vijf weken. Ook werd verteld dat bij deze afspraken enkele vragenlijsten en taken zouden worden afgenomen ten behoeve van onderzoek en dat zou worden geprobeerd het snackgedrag

middels kleine aanpassingen wat gezonder te maken. De deelnemer kreeg de gelegenheid hier vragen over te stellen. Vervolgens stelde de coach enkele vragen om te controleren of de deelnemer in aanmerking kwam voor het programma. De voorwaarden waren dat er minimaal 3 keer in de week ongezond werd gesnackt, men gemotiveerd was om dit te veranderen, geen ervaring had met ernstig verstoord eetgedrag zoals anorexia, geen dagen weg was tijdens de basismeting en niet langer dan 4 dagen op vakantie was tijdens de nameting. Daarnaast moest de deelnemer de Nederlandse taal voldoende beheersen om mee te kunnen doen. Indien aan de voorwaarden was voldaan werden de drie afspraken ingepland. Indien de data niet geschikt waren voor de deelnemer, werd verteld dat er nog een vervolg zou komen en kon de

deelnemer indien gewenst op de wachtlijst worden geplaatst.

Entry afspraak. Tijdens de eerste afspraak kregen de deelnemers een

informatiebrochure te lezen. Indien de deelnemers geen bedenkingen hadden over de

deelname aan het Healthyways programma tekenden zij het informed consent en indien daar mee werd ingestemd ook het informed consent voor gebruik van gegevens over ziekteverlof. Vervolgens vulden zij online de entry vragenlijst in. Hierna werden taille, gewicht en lengte van de deelnemer gemeten. Tot slot van de eerste afspraak werden zij door de coach

aangemeld in Lotus voor het online snackdagboek en ontvingen zij instructies over de wijze waarop dit diende te worden ingevuld. Vanaf de dag van de eerste afspraak tot de volgende afspraak ontvingen de deelnemers twee maal per dag een sms en email met een link naar het online dagboek voor de basisweek.

Afspraak 2. De tweede afspraak volgde precies 1 week later. Het snackgedrag van de

(14)

14 plaats tussen de deelnemer en de coach, waarbij de coach de techniek motiverende

gespreksvoering toepaste. Het doel was om de deelnemer zelf een patroon te laten herkennen in het snackgedrag van de eerste week en te begeleiden naar een zelf gekozen verandering. De deelnemer moest laten blijken klaar te zijn voor deze verandering en zelf aandragen op welk moment en met welke alternatieve snack hij de verandering wilde gaan bereiken. Hiertoe formuleerde de deelnemer een implementatie intentie met persoonlijke cues en een gezonde snack, bestaande uit groente of fruit. De deelnemer werd gevraagd om de situatie te

visualiseren (zich het gekozen snackmoment in te beelden in combinatie met de nieuwe gezonde snack), de implementatie intentie drie maal op te schrijven en vijf maal hardop uit te spreken. De coach voerde vervolgens de cues in in Lotus, zodat de deelnemer in de e-mails en smsjes met de link naar het dagboek een herinnering zou krijgen aan de eigen cues.

Vervolgens kreeg de deelnemer een korte uitleg over de verandering in het dagboek ten opzichte van het dagboek van de voormeting. Tot slot werden taille en gewicht gemeten. De deelnemer probeerde de persoonlijke implementatie intentie vier weken toe te passen op het snackgedrag en dit werd bijgehouden in het dagboek van de nameting.

Motiverend telefoongesprek. In de derde week werden de deelnemers gebeld om te

vragen hoe het ging met de uitvoer van het persoonlijke plan. Ook werd naar de reden gevraagd indien bleek dat de deelnemer enkele dagen had gemist met invullen. Vervolgens motiveerde de coach de deelnemer om zowel de uitvoer van het plan, als het invoeren van het dagboek vol te houden en werd de datum van de laatste afspraak bevestigd.

Eind afspraak. Tijdens de laatste afspraak vulden de deelnemers de exit vragenlijst in

en werden taille en gewicht nog een keer gemeten. Daarna vond de debriefing plaats waarin het idee achter het onderzoek kort werd toegelicht. De persoonlijke resultaten van de vijf weken werden door middel van een grafiek en tabel aan de deelnemer gepresenteerd. Deze resultaten werden besproken en de deelnemer kon aangeven hoe hij de toepassing van de

(15)

15 implementatie intentie had ervaren. Indien gewenst kon de deelnemer een nieuwe

implementatie intentie formuleren, nogmaals de mails en smsjes naar het online

snackdagboek ontvangen en nam de coach na 4 weken nog een keer telefonisch contact op. Ook was er de mogelijkheid voor de deelnemer om zich aan te melden voor het

vitaliteitsprogramma van Fysergo, een interne organisatie bij MSD. Indien gewenst kon hiervoor een formulier voor overdracht van gegevens worden getekend. De deelnemer werd hartelijk bedankt voor de deelname en kreeg per mail de persoonlijke resultaten met de grafiek en tabel toegestuurd.

(16)

16

Tabel 1: Algemene Procedure

Tijd Inhoud Materialen

Dag 1/T1 Entry Afspraak

Tekenen informed consent Check criteria voor deelname

Instructies digitaal dagboek basismeting

Entry vragenlijst:

- Demografische variabelen - Behoefte aan structuur - Huidige mate van structuur - Motivatie - SRHI Metingen: - Gewicht - Taille - Lengte Dag 1-7 Basismeting Dagelijks SMS en email om 09.00 en om 21.00 met link naar het dagboek van de basismeting.

Dagboek basismeting: - Gezond of ongezonde snack - Wat - Hoeveel - Gezelschap - Locatie - Activiteit - Hoeveelheid trek - Emotionele toestand Dag 8/T2 2e afspraak

Identificatie persoonlijke cues en gezonde snack.

Formulering van de persoonlijke implementatie intentie. Metingen: - Gewicht - Taille Dag 8-35 Nameting Dagelijks SMS en email om 09.00 en 21.00 met link naar het dagboek van de nameting.

Dagboek nameting:

- Gezonde of ongezonde snack - Wat

- Hoeveel

- Persoonlijke cues wel of niet aanwezig - Hoe vaak persoonlijke cues

tegengekomen zonder dat dit een snackmoment was

Tussen dag 22 en 26 Motiverend

telefoongesprek

Telefonisch contact waarin de deelnemer werd gemotiveerd om zowel de uitvoer van het plan als het invullen van de snacks vol te houden

Dag 36/T3 Eind afspraak

Debriefing

Presentatie persoonlijke resultaten Mogelijkheid tot vormen van een nieuwe implementatie intentie

Exit vragenlijst: - Evaluatie programma - Vieren van Carnaval

Metingen: - Gewicht - Taille

(17)

17 Materialen

Entry vragenlijst. In deze vragenlijst werden verschillende demografische gegevens

gevraagd, zoals leeftijd, geslacht en opleiding. Ook werd gevraagd naar de behoefte aan structuur. Deze behoefte kan gemeten worden met de Personal Need for Structure (PNS) (Thompson, Naccarato, & Parker, 1989, 1992, aangehaald in Neuberg & Newsom, 1993). De PNS bevat 12 items over de persoonlijke behoefte aan structuur, die allen beantwoord konden worden met een 7-punts Likert-schaal van 1 ‘helemaal oneens’ tot 7 ‘helemaal eens’. Een voorbeelditem is ‘Ik houd niet van onzekere situaties’. Deze vragenlijst had in de huidige studie een Cronbach’s α van .84. Ook de vraag: ‘Over het algemeen, hoe gestructureerd vindt u uw dagelijks leven’ werd gesteld. Deze vraag kon eveneens worden beantwoord met een 7-punts Likert schaal van ‘helemaal niet gestructureerd’ tot ‘zeer sterk gestructureerd’.

Daarnaast bevatte deze vragenlijst nog 2 vragen over motivatie, namelijk ‘Ik ben gemotiveerd om minder ongezond te snacken’ en ‘Ik ben gemotiveerd om meer gezond te snacken’. Beide vragen konden worden beantwoord met een 7-punt Likert schaal van ‘helemaal niet

gemotiveerd’ tot ‘zeer sterk gemotiveerd’. Tot slot bevatte de entryvragenlijst de Self-Report

Habit Index (SRHI) (Verplanken en Orbell, 2003). De SRHI, bestaande uit 12 items, is een

maat voor gewoontesterkte en was aangepast voor ongezond snackgedrag. De items konden wederom worden beantwoord met een 7-punt Likert schaal van ‘helemaal oneens’ tot

‘helemaal eens’. Een voorbeelditem hiervan was ‘Het eten van een ongezond tussendoortje is iets wat ik vaak doe’. De Cronbach’s alpha van de SRHI was in de huidige studie α = .89. Lotus. Dit is het online programma dat dagelijks om 09.00 en 21.00 een email en een

sms stuurde naar de deelnemers met daarin een link naar het online snackdagboek.

Dagboek. Het online snackdagboek was een vragenlijst opgesteld in Qualtrics. Er

waren twee versies van het dagboek, de basisweek, waarin de deelnemers hun snackgedrag de eerste week bijhielden en de nameting, waarin zij hun snackgedrag van week twee tot en met

(18)

18 week vijf bijhielden. In het dagboek van de basisweek konden de deelnemers aangeven wat ze hadden gesnackt, hoeveel, waar zij zich op dat moment bevonden, met wie, wat ze aan het doen waren, hoe ze zich emotioneel voelden en hoeveel trek ze op dat moment ervoeren. Het dagboek van de nameting was net iets anders. Hier kon worden ingevuld wat de deelnemers snackten, hoeveel, of de persoonlijke cues aanwezig waren bij het snacken en of ze deze cues waren tegengekomen zonder dat dit een snackmoment was.

Meetlint en weegschaal. Met een meetlint werden taille en lengte gemeten in

centimeters. Een analoge of digitale weegschaal mat het gewicht in kilogrammen. Met deze gegevens werden de BMI scores van de deelnemers berekend.

Exit vragenlijst. In deze vragenlijst kwamen motivatie en gewoontesterkte nogmaals

aan bod en werden enkele vragen gesteld ter controle en evaluatie van het

coachingsprogramma. Hier konden deelnemers ook aangeven of zij Carnaval hadden gevierd, en indien dit het geval was, op welke dagen.

Overige metingen. Omdat het huidige onderzoek deel uitmaakt van een grotere studie

naar gewoontes, zijn tijdens de afspraken ook nog andere taken en vragenlijsten afgenomen, zoals de persoonlijkheidsvragenlijst (T1), de FFG (T1 & T3), de LDT, (T2 & T3) en

vragenlijst 2 (T2). Deze zijn echter niet van belang voor het huidige onderzoek en zullen daarom hier niet verder worden toegelicht, maar worden besproken bij de totaalstudie.

Data analyse

Ter beantwoording van de hoofdvraag, wat de effectiviteit is van een interventie waarin implementatie intenties worden gebruikt in een toegepaste setting om ongezond snackgedrag te verminderen, werd een herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd om te kijken of het aantal ongezonde snackmomenten was afgenomen en het aantal gezonde snackmomenten was toegenomen na het formuleren van de implementatie intentie ten opzichte van de basisweek. Voor iedere deelnemer is het snackgedrag per dag berekend door het aantal ongezonde en

(19)

19 gezonde snackmomenten per week te delen door het aantal ingevulde dagen. Dit werd voor iedere week gedaan en leidde tot vijf persoonlijke ongezonde en vijf persoonlijke gezonde weekgemiddelden van het aantal snackmomenten per dag. Hierover zijn vervolgens

gemiddelden berekend voor het totale aantal deelnemers. Bij de nameting werden week twee tot en met week vijf, zowel per week als totaal bekeken.

Ter beantwoording van de vraag welke rol structuur speelt bij het veranderen van gewoontegedrag, werden multipele regressieanalyses uitgevoerd. Omdat hierbij werd gekeken naar de effectiviteit van de implementatie intentie interventie werd een verschilscore

aangemaakt van het aantal ongezonde snackmomenten op de nameting minus het aantal ongezonde snackmomenten op de voormeting. Deze verschilscore werd meegenomen als afhankelijke variabele. De onafhankelijke variabelen waren de persoonlijke behoefte aan structuur, de huidige mate van structuur en een interactie tussen beiden.

Met 28 deelnemers werd niet voldaan aan het eerder berekende aantal van 69 deelnemers volgens de G-power test. Desalniettemin werden deze 28 deelnemers meegenomen in de huidige analyses, maar bij de interpretatie van de resultaten is

voorzichtigheid geboden. Daarnaast heeft een aantal deelnemers het dagboekje niet voldoende (minder dan vier dagen per week) ingevuld, waardoor voor deze deelnemers geen persoonlijk weekgemiddelde kon worden berekend. Indien één of meerdere weekgemiddelden ontbraken kon de deelnemer niet worden meegenomen in de herhaalde metingen ANOVA voor de vijf weken apart. Wel kon er een gemiddelde score worden berekend voor de voormeting (week 1) en de nameting (week twee tot en met week vijf). Dit betekent dat deze deelnemers wel

konden worden meegenomen bij de herhaalde metingen ANOVA met de voor- en nameting en bij de multipele regressie analyse. De gemiddeld score op de voormeting wijkt iets af van de gemiddelde score van Week 1, vanwege het verschil in het aantal deelnemers. Alle analyses zijn uitgevoerd met behulp van IBM SPSS Statistics 23.

(20)

20 Resultaten

Beschrijvende statistieken

Gemiddelden en standaarddeviaties zijn voor de belangrijkste baseline variabelen weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2.

Gemiddelde Scores en Standaardafwijkingen voor Persoonlijke behoefte aan structuur (PNS),

Huidige structuur, Ongezonde snack gewoontesterkte T1 (SRHI), Motivatie, Leeftijd & BMI

T1.

(N = 28) M SD

Persoonlijke behoefte aan structuur 4.24 0.93

Huidige structuur 5.11 1.20

Ongezonde snack gewoontesterkte T1 4.53 1.08

Motivatie om minder ongezond te snacken 5.82 1.12

Motivatie om gezonder te snacken 5.82 0.95

Leeftijd 42.39 8.99

BMI T1 27.01 3.70

Aantal snackmomenten per week

Om hypothese 1a te toetsen, dat deelnemers na het formuleren van de implementatie intentie minder ongezonde snackmomenten hebben dan in de eerste week, is een herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd met 18 deelnemers. Tijd in weken (week 1 tot en met week 5) was hierbij de binnen proefpersoon variabele en de afhankelijke variabele was het gemiddelde aantal ongezonde snackmomenten per week. Uit deze analyse blijkt zoals verwacht een effect voor tijd, F (4, 68) = 18.65, p < .001, ηp² = .52, wat laat zien dat deelnemers over tijd minder vaak ongezond gingen snacken. Om hypothese 1b te toetsen, dat deelnemers na het formuleren van

(21)

21 de implementatie intentie meer gezonde snackmomenten hebben in vergelijking met de eerste week, is eenzelfde analyse uitgevoerd. Hierbij werd het gemiddelde aantal gezonde

snackmomenten meegenomen als afhankelijke variabele. Hieruit bleek echter dat men tegen de verwachting in niet vaker gezond is gaan snacken, F (4, 68) = 1.99, p = .106, ηp² = .11, maar dat ook het aantal gezonde snackmomenten licht is afgenomen, zie Figuur 1.

Figuur 1.

Gemiddelden en Standaardfouten voor de Scores per Week van Ongezonde en Gezonde Snackmomenten (N = 18)

Aantal snackmomenten in de voor- en nameting

Om deze resultaten ook te bekijken voor een groter aantal deelnemers, is het aantal snacks in de voormeting ook vergeleken met het gemiddeld aantal snacks in de nameting met een herhaalde metingen ANOVA. Hierbij konden meer deelnemers worden meegenomen (N = 28), omdat men niet hoefde te worden uitgesloten als er in een week onvoldoende was ingevuld. Ook hieruit bleek, zoals verwacht, dat men over tijd significant minder ongezonde snacks heeft gegeten F (1, 27) = 41.453, p < .001, ηp² = .61. De resultaten bij de gezonde

snacks lieten, in tegenstelling tot de resultaten per week, wel een significant effect zien, F (1,

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5

Week 1 Week 2 Week 3 Week 4 Week 5

A an tal sn ac k m o m e n te n p er d ag Tijd Ongezond Gezond

(22)

22 27) = 9.263, p = .005, ηp² = .26. Uit de gemiddelden op de voor- en nameting bleek echter dat

er niet zoals verwacht vaker gezond is gesnackt, maar dat ook heet aantal gezonde snackmomenten is afgenomen, zie Figuur 2. Hiermee is verwachting 1b niet bevestigd.

Figuur 2.

Gemiddelden en Standaardfouten voor de Voor- en Nameting van Ongezonde en Gezonde Snackmomenten (N = 28)

De rol van structuur bij ongezonde snackmomenten

Om te toetsen of een hoge score op PNS (hypothese 2a), de huidige structuur (exploratief) en een hoge score op PNS, in combinatie met een lage score op huidige structuur (hypothese 3a), leiden tot een afname van het aantal ongezonde snackmomenten na het formuleren van de implementatie intentie ten opzichte van de voormeting, is een meervoudige regressie analyse uitgevoerd. Hierbij werd gekeken of PNS, huidige structuur en een interactie hiertussen een rol speelden bij het effect van de implementatie intentie interventie op ongezond snackgedrag. Als afhankelijke variabele werd de verschilscore in aantal ongezonde snackmomenten

gebruikt. PNS en huidige structuur werden in model 1 meegenomen als onafhankelijke

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 Voormeting Nameting A an tal Sn ac k m o m e n ten p er d ag Tijd Ongezond Gezond

(23)

23 variabelen. Tegen de verwachtingen in, bleek dat er met dit model geen significante

voorspelling mogelijk was van de afname in ongezond snackgedrag aan de hand van PNS en huidige structuur, R² = .06; F (2, 25) = .74, p = .489. Voor de interactie tussen PNS en huidige structuur werd een interactieterm aangemaakt waarvoor deze variabelen gecentreerd werden. De interactieterm werd meegenomen in model 2. Ook hier bleek dat er, tegen de verwachting in, geen significante voorspelling mogelijk was van dit model, R² = .08; F(1, 24) = .65, p = .428.

De rol van structuur bij gezonde snackmomenten

Om te toetsen of een hoge score op PNS (hypothese 2b), de huidige structuur (exploratief) en een hoge score op PNS, in combinatie met een lage score op huidige structuur (hypothese 3b), leiden tot een toename van het aantal gezonde snackmomenten na het formuleren van de implementatie intentie ten opzichte van de voormeting, werd eenzelfde meervoudige regressie analyse uitgevoerd. Hierbij was de afhankelijke variabele de verschilscore van het aantal gezonde snackmomenten. In model 1 werden PNS en huidige structuur opgenomen als onafhankelijke variabelen. Uit de analyse bleek dat, tegen de verwachtingen in, het aantal gezonde snackmomenten niet voorspeld kon worden door PNS en huidige structuur R² = .12;

F(2, 25) = 1.76, p = .193. In model 2 werd de interactieterm meegenomen als onafhankelijke

variabele, maar ook hier bleek dat er met dit model geen significante voorspelling mogelijk was R² = .14; F(1, 24) = .35, p = .561.

(24)

24 Conclusie en Discussie

In dit onderzoek is gekeken naar de effectiviteit van een interventie waarin implementatie intenties in het dagelijks leven worden toegepast door een heterogene groep werknemers van een groot bedrijf met als doel om ongezond snackgedrag te veranderen. De resultaten

bevestigden deels de eerste hypothese, namelijk dat het formuleren van implementatie

intenties een positief effect heeft op het veranderen van ongezond snackgedrag. Er is gebleken dat men na de implementatie intentie interventie inderdaad minder vaak ongezond heeft gesnackt, maar ook dat men niet vaker gezond heeft gesnackt. Sterker nog, het aantal gezonde snacks bleek eveneens iets te zijn afgenomen, terwijl dit bij het naleven van de implementatie intentie juist had moeten toenemen.

Daarnaast werd gekeken of de persoonlijke behoefte aan structuur, de huidige mate van structuur of een interactie tussen beide, een rol speelde bij de effectiviteit van de

interventie. Dit bleek niet het geval en deze resultaten komen niet overeen met de hypotheses. Het lijkt er daarmee op dat de resultaten van Wood et al. (2002) herhaald zijn en dat er geen relatie is tussen de behoefte aan structuur en gewoontes. Het huidige onderzoek voegt daaraan toe dat er ook geen relatie is tussen structuur en gewoonteverandering en dat er in dit verband ook geen verschil is tussen de rol van behoefte aan structuur en huidige mate van structuur. Hierbij dient echter nogmaals benadrukt te worden dat voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie van de huidige resultaten, aangezien de steekproef momenteel niet de gewenste grootte had. Een grotere steekproef zal in een totaalstudie, waar het huidige onderzoek deel van uit maakt, wel bereikt worden. Deze totaalstudie zal moeten uitwijzen of de huidige resultaten ook op grotere schaal gevonden worden.

Het resultaat dat er minder ongezonde snackmomenten zijn na het maken van de

implementatie intentie is overtuigend en levert een mooie bevinding in het huidige onderzoek. Ook versterkt het de bevindingen van Adriaanse et al. (2011) dat implementatie intenties

(25)

25 kunnen worden ingezet om ongezond snackgedrag te verminderen. Nu is echter gebleken dat dit niet alleen opgaat voor vrouwelijke studenten, maar ook wanneer implementatie intenties worden toegepast door een zeer heterogene groep. Weinig studies kennen zo’n gevarieerde groep deelnemers van mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, hoog- en laagopgeleiden. Het aantal deelnemers dient nog hoger te worden, maar deze resultaten tonen zeker dat het effect van een implementatie intentie interventie verder reikt dan de universiteitsgebouwen. Ook toont het huidige onderzoek dat het effect langduriger is, want de implementatie intentie is momenteel vier weken lang toegepast, anders dan in eerdere studies van zeven dagen. Daarbij is gebruik gemaakt van een snackdagboek in plaats van retrospectieve zelfrapportage, wat de betrouwbaarheid ten goede komt (Adriaanse et al., 2011).

Het feit dat er echter ook minder gezonde snackmomenten zijn, is opvallend en niet in overeenstemming met eerder gevonden resultaten (Adriaanse et al., 2009). Het is van belang hierbij op te merken dat de afname alleen tot een significant verschil leidde wanneer de voor- en nameting met elkaar werden vergeleken, maar niet wanneer de scores per week werden bekeken. Mogelijk ontstaat dit, doordat bij het vergelijken van de voor- en nameting als totaal ook deelnemers werden meegenomen die niet alle weken voldoende hadden ingevuld. Dat ze dit minder goed hebben ingevuld duidt mogelijk op een verminderde motivatie, waardoor zij zich wellicht minder goed aan hun implementatie intentie hebben gehouden. Ook kan het zo zijn dat ze daardoor de overige dagen minder goed hebben ingevuld, waardoor het niet goed te zeggen valt of de afname in ongezonde snackmomenten daadwerkelijk komt door de implementatie intentie interventie. Toch kan verminderde motivatie niet het gehele effect verklaren, want ook bij deelnemers die wel alle weken voldoende hebben ingevuld neemt het aantal ongezonde snacks af en het aantal gezonde snacks enigszins. Een andere mogelijkheid is, dat de deelnemers gedurende deze vijf weken een intentie hadden om in het algemeen minder te snacken (zowel ongezond als gezond). Dit kan bewust of onbewust ook een rol

(26)

26 hebben gespeeld bij de gezonde snackmomenten. Daarbij is het relevant te vermelden dat de ongezonde snack gemiddeld met 1 snackmoment per dag is afgenomen, terwijl het verschil bij de gezonde snack slechts maximaal 1/5 snackmoment is. Dit toont aan dat het effect voor de afname van ongezonde snackmomenten vele malen sterker is en dat men niet iedere dag minder gezond heeft gesnackt; de afname van de gezonde snack betreft nog geen twee momenten per week. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad komt door de intentie om in het algemeen minder te snacken. Mogelijk zou het dan zinvol kunnen zijn om deelnemers niet pas bij de debriefing, maar al op voorhand informatie te verschaffen over de werking van implementatie intenties. Door kennis over de ‘als-dan’ structuur kunnen zij inzien dat het met name vanwege het ‘dan’ gedeelte in het plan juist waardevol is om een nieuwe, gezonde gedraging te koppelen aan een bepaalde situatie. Ook hiervoor geldt echter dat eerst de totaalstudie zal moeten uitwijzen of de huidige resultaten ook op grotere schaal gevonden worden.

Een mogelijke kanttekening bij de resultaten kan worden geplaatst bij het invullen van het online dagboek. Verschillende deelnemers hebben aangegeven dit lastig te vinden en ook de data lieten zien dat het dagboek niet altijd correct is ingevuld. Er is naar voren gekomen dat men het moeilijk vond om de snack direct in te vullen na het snackmoment, bijvoorbeeld omdat men op dat moment in gezelschap was of geen telefoon op computer bij de hand had. Daarbij is er een aantal deelnemers dat niet iedere dag het snackdagboek heeft ingevuld, maar bijvoorbeeld op maandag voor zowel maandag als zondag. Het dagboek geeft geen optie om voor de dag ervoor in te vullen. Dit zou het verlate invullen mogelijk stimuleren, terwijl dat juist niet de bedoeling is. Het feit dat deze optie ontbreekt zorgt er echter wel voor dat het in sommige gevallen onduidelijk is voor welke dag het dagboek uiteindelijk is ingevuld. Als de deelnemer op een maandag is begonnen en zoals in het voorbeeld de data van een zondag niet correct zijn ingestuurd, dan kan dat de resultaten voor twee weken vertekenen. Een aantal

(27)

27 deelnemers voor wie dit gold, heeft dat echter zelf al bij de proefleider gemeld waardoor dit gecorrigeerd kon worden. Omdat ook de data zorgvuldig gecontroleerd zijn op deze

onregelmatigheden kan worden aangenomen dat de belangrijkste problemen hiermee zijn opgelost, en indien er nog invloed is, dat deze dan beperkt is gebleven. In vervolgstudies zullen de voor en tegenargumenten van de optie om voor een andere dag in te vullen zorgvuldig heroverwogen moeten worden om tot zo correct mogelijke gegevens te komen. Een andere mogelijke kanttekening is dat het onderzoek is uitgevoerd ten tijde van Carnaval. Aangezien de deelnemers grotendeels uit Brabant afkomstig waren, is de kans groot dat deze carnavalsdagen een rol hebben gespeeld. In de exitvragenlijst is hier naar gevraagd en acht deelnemers hebben aangegeven Carnaval te hebben gevierd. Aangezien dit bijna één derde van de deelnemers betreft, is dat een aanzienlijke groep. Deze dagen vielen binnen de derde of vierde week, afhankelijk van de startdatum van de deelnemers. In week vier is ook het grootste aantal ongezonde snackmomenten te zien en juist het minste aantal gezonde snackmomenten. Desalniettemin is er nog steeds een afname in het aantal ongezonde snackmomenten, terwijl carnaval gepaard gaat met veel ongezond eet- en drinkgedrag. Daarmee mag worden aangenomen dat de resultaten alleen maar sterker zouden zijn geweest wanneer carnaval niet in deze onderzoeksperiode was gevallen. Aangezien het aantal

deelnemers in het huidige onderzoek al lager was dan gewenst, is besloten de carnaval vierende deelnemers momenteel alsnog mee te nemen, maar in de totaalstudie kan voor deze dagen gecontroleerd worden.

De resultaten van het huidige onderzoek tonen aan dat er minder ongezond is gesnackt. Het doel was om de effectiviteit te achterhalen met name wat betreft het gebruik van de implementatie intenties in een toegepaste setting. Dit is echter niet het enige aspect wat deelnemers geholpen kan hebben om hun snackgedrag te veranderen. Naast het formuleren van implementatie intenties is tijdens de afspraken ook gebruik gemaakt van motiverende

(28)

28 gespreksvoering en van monitoring door het online bijhouden van het snackgedrag. Het is daardoor niet te zeggen of de huidige resultaten puur aan de effectiviteit van de implementatie intentie zijn toe te schrijven. Vervolgonderzoek zal hier meer duidelijkheid over moeten verschaffen. Het is daarbij van belang dat een controleconditie wordt meegenomen waarbij ook gebruik wordt gemaakt van motiverende gespreksvoering en monitoring, maar dat alleen een experimentele conditie de implementatie intenties zal formuleren. Alleen op deze wijze kan duidelijk worden of het effect van implementatie intenties ook optreedt in deze toegepaste setting. In het huidige onderzoek behoorde dit helaas niet tot de mogelijkheden vanwege het beperkte aantal deelnemers.

We lijken voorzichtig de conclusie te kunnen trekken dat implementatie intenties ons in kleine stapjes kunnen helpen als het gaat om het maken van de juiste keuzes. Door

implementatie intenties toe te passen op snackgedrag kunnen we proberen ons

gewoontegedrag te doorbreken om zo net iets gezonder te worden. Werkgevers als MSD zien graag dat hun werknemers fit en gezond zijn en doen van alles om hen daarin te ondersteunen bijvoorbeeld door het aanbieden van sportabonnementen of het meewerken aan een coaching programma van Healthyways. Hopelijk gaan deze werknemers verder met het gebruik van implementatie intenties en houden zij het vol om hun snackgedrag gezonder te maken. Alle beetjes helpen, en daarmee zetten we weer een stapje in de richting van een gezonde samenleving.

(29)

29 Referenties

Aarts, H., & Dijksterhuis, A. (2000). On the automatic activation of goal-directed behavior. The case of travel habit. Journal of Environmental Psychology, 20, 75-82.

Achtziger, A., Gollwitzer, P. M., & Sheeran, P. (2008). Implementation intentions and shielding goal striving from unwanted thoughts and feelings. Personality and Social

Psychology Bulletin, 34, 381-393.

Adriaanse, M. A, De Ridder, D. T. D., & De Wit, J. B. F. (2009). Finding the critical cue: Implementation intentions to change one’s diet work best when tailored to personally relevant reasons for unhealthy eating. Personality and Social Psychology Bulletin, 35, 60-71.

Adriaanse, M. A., Vinkers C. D. W., De Ridder, D. T. D., Hox, J. J., & De Wit, J. B. F. (2011). Do implementation intentions help to eat a healthy diet? A systematic review and meta-analysis of the empirical evidence. Appetite, 56, 183–193.

Ajzen, I. (1985). From intentions to actions: A theory of planned behavior. In J. Kuhl & J. Beckmann (Eds), Action-control: From cognition to behavior (pp. 11-39). Heidelberg: Springer.

Armitage, C. J. (2008). A volitional help sheet to encourage smoking cessation: A randomized exploratory trial. Health Psychology, 27, 557-566.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2016). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981. Opgehaald op 9 april 2016 van

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=81565ned&D1=0-4&D2=a&D3=0-1,5&D4=0&D5=0,10,20,30,33-34&VW=T

(30)

30 Chapman, J., & Armitage, C. J. (2010). Evidence that boosters augment the long-term impact

of implementation intentions on fruit and vegetable intake. Psychology and Health, 25, 365- 381.

De Graaf, C. (2006). Effects of snacks on energy intake: An evolutionary perspective.

Appetite, 47, 18–23.

Gardner, B. (2012). Habit as automaticity, not frequency. European Health Psychologist, 14, 32-36.

Gezondheidsraad (2003). Overgewicht en obesitas. Opgehaald op 9 april 2016 van

https://www.gezondheidsraad.nl/nl/publicaties?search_api_views_fulltext_1=overgewic ht&search_api_views_fulltext=

Giovannetti, T., Schwartz, M. F., & Buxbaum, L. J. (2007). The Coffee Challenge: A new method for the study of everyday action errors. Journal of Clinical and Experimental

Neuropsychology, 29, 690-705.

Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation intentions: Strong effects of simple plans. American

Psychologist, 54, 493-503.

Guillaumie, L., Godin, G., Manderscheid, J. C., Spitz, E., & Muller, L. (2012). The impact of self-efficacy and implementation intentions-based interventions on fruit and vegetable intake among adults. Psychology & Health, 27, 30-50.

Hagger, M. S., Londsdale, A. J., & Chatzisarantis, N. L. D. (2012). A theory-based intervention to reduce alcohol drinking in excess of guideline limits among undergraduate students. British Journal of Health Psychology, 17, 18-43.

(31)

31 Hagger, M. S., & Luszczynska, A. (2014). Implementation intention and action planning

interventions in health contexts: State of the research and proposals for the way forward.

Applied Psychology: Health and Well-Being, 6, 1–47.

Hofmann, W., Baumeister, R. F., Förster, G., & Vohs, K. D. (2012) Everyday temptations: An experience sampling study of desire, conflict and self-control. Journal of

Personality and Social Psychology, 102, 1318-1335.

Holland, R. W., Aarts, H., & Langendam, D. (2006). Breaking and creating habits on the working floor: A field-experiment on the power of implementation intentions. Journal

of Experimental Social Psychology, 42, 776-783.

Judah, G. D. (2015). An investigation into the psychological determinants of health habit

formation (proefschrift). Opgehaald op 28 februari 2016 van

http://researchonline.lshtm.ac.uk/2121556/1/2015_ITD_PhD_Judah_G_NEW.pdf

Kumanyika, S. K., Van Hon, L., Bowen, D., Perri, M.. G., Rolls, B. J., Czajkowski, S. M., & Schron, E. (2000). Maintenance of dietary behavior change. Health Psychology, 19, 42-56.

Martins, R. K., & McNeil, D. W. (2009). Review of motivational interviewing in promoting health behaviors. Clinical Psychological Review, 29, 283-293.

Michie, S., Abraham, C., Whittington, C., McAteer, J., & Gupta, S. (2009). Effective techniques in healthy eating and physical activity interventions: A meta-regression.

Health Psychology, 28, 690-701.

Miller, W. R., & Rollnick, S. (2002). Motivational Interviewing: Preparing people for

(32)

32 Milne, S. E., Orbell, S., & Sheeran, P. (2002). Combining motivational and volitional

interventions to promote exercise participation: Protection motivation theory and implementation intentions. British Journal of Health Psychology, 7, 163-184.

Neuberg, S. L., & Newsom, J. T. (1993). Personal need for structure: Individual differences in the desire for simple structure. Journal of Personality and Social Psychology, 65, 113-131.

Orbell, S., Hodgkins, S., & Sheeran, P. (1997). Implementation intentions and the theory of planned behavior. Personality and Social Psychology Bulletin, 23, 945-954.

Orbell, S., & Sheeran, P. (1998). “Inclined abstainers”: A problem for predicting health-related behavior. British Journal of Social Psychology, 37, 151-165.

Resnicow, K., Jackson, A., Wang, T., De, A. K., McCarty, F, Dudley, W. N. & Baranowski, T. (2001). A motivational interviewing intervention to increase fruit and vegetable intake through black churches: Result of the eat for life trial. American Journal of

Public Health, 91, 1686-1693.

Rhodes, R. E., & Dickau, L. (2012). Experimental evidence for the intention-behavior relationship in the physical activity domain: A meta-analysis. Health Psychology, 31, 724-727.

Rosenstock, I. M. (1974). Historical origins of the health belief model. Health Education

Monographs, 2, 328-335.

Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective and impulsive determinants of social behavior.

(33)

33 Sullivan, H. W., & Rothman, A. J. (2008). When planning is needed. Implementation

intentions and attainment of approach versus avoidance health goals. Health

Psychology, 27, 438-444.

Swinburn, B., Sacks, G., & Ravussin, E. (2009). Increased food energy supply is more than sufficient to explain the US epidemic of obesity. The American Journal of Clinical

Nutrition, 90, 1453-1456.

Van Osch, L., Beenackers, M., Reubsaet, A., Lechner, L., Candel, M., & De Vries, H. (2009). Action planning as predictor of health protective and health risk behavior. An

investigation of fruit and snack consumption. International Journal of Behavioral

Nutrition and Physical Activity, 6:69.

Verhoeven, A. A. C., Adriaanse, M. A., Evers, C., & De Ridder, D. T. D. (2012). The power of habits: Unhealthy snacking behavior is primarily predicted by habit strength. British

Journal of Health Psychology, 17, 758-770

Verplanken, B. (2006). Beyond frequency: Habit as mental construct. British Journal of

Social Psychology, 45, 639-656.

Verplanken, B., & Orbell, S. (2003). Reflections on past behavior: A self‐report index of habit strength. Journal of Applied Social Psychology, 33, 1313-1330.

Voedingscentrum (2016). Wat zijn gezonde tussendoortjes? Opgehaald op 9 april 2016 van http://www.voedingscentrum.nl/nl/service/vraag-en-antwoord/gezonde-voeding-en-voedingsstoffen/wat-zijn-gezonde-tussendoortjes-.aspx

Webb, T. L., & Sheeran, P. (2006). Does changing behavioral intentions engender behavioral change? A meta-analysis of the experimental evidence. Psychological Bulletin, 132, 249-268.

(34)

34 Wood, W., & Neal, D. T. (2007). A new look at habits and the habit-goal interface.

Psychological Review, 114, 843-863.

Wood, W., Quinn, J. M., & Kashy, D. A. (2002). Habits in everyday life: Thought, emotion and action. Journal of Personality and Social Psychology, 83, 1281-1297.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

These concepts form the building blocks for suggesting an ontology of syntactic functions for Biblical Hebrew, which may be implemented and used by linguistic information systems

In this paper, we propose the wear score function to compare and evalu- ate the relative impact of usage (charge and discharge) profiles on cycle life.. The wear score function can

%DVHG RQ WKH H[SHULHQFHV PDGH ZLWK WKH OHFWXUH ³(QHUJ\ (IILFLHQF\ LQ 3URGXFWLRQ (QJLQHHULQJ´ UHVHDUFKEDVHG OHDUQLQJ XVLQJ WKH LQIUDVWUXFWXUH RI D

Hoewel in City of Bohane ook in de brontaal al een dergelijk mengelmoesje van een dialect wordt gebruikt, is deze strategie ook niet zeldzaam bij het vertalen van dialecten waar

The seasonal trend of the real data is incorporated by the sPareto/NBD model, but despite the fact that the model includes the seasonality effect, the total number of weekly

Count of relative error ranges of remote sensing-based GPP, NPP, AGBP and yield reported in, or derived from, literature compared to in-situ relative errors.... significant work has

At the interface between cell and antibody spot-covered surface, FRAP revealed partial immobilization of CD6-GFP on 10 and 100% αCD3 spots, but not on 1% αCD3 spots (Figure 2C); a