• No results found

Nederlandse stilte in de Cambodjaanse storm. Een onderzoek naar de Nederlandse opstelling ten aanzien van het bewind van Pol Pot in Democratisch Kampuchea, 1975-1981

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederlandse stilte in de Cambodjaanse storm. Een onderzoek naar de Nederlandse opstelling ten aanzien van het bewind van Pol Pot in Democratisch Kampuchea, 1975-1981"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nederlandse stilte in de Cambodjaanse storm

Een onderzoek naar de Nederlandse opstelling ten aanzien

van het bewind van Pol Pot in Democratisch Kampuchea, 1975-1981

Masterscriptie

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Geesteswetenschappen

Opleiding Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Begeleider: dr. R. van der Maar

(2)

Tweede lezer: dr. N. Pas D.F.M. van Stigt

30 juni 2017

De foto op de titelpagina is gemaakt door Jim Hubbard in een vluchtelingenkamp op de grens van Thailand en Cambodja (1979).

(3)

Voorwoord

Het laat me maar niet los. Mijn reis naar Cambodja en het bezoek aan de Tuol Sleng gevangenis in januari 2016 hebben een blijvende indruk op mij achtergelaten. De eenvoud van de moordpartijen onder het bewind van leider Pol Pot tussen 1975 en 1979 kan ik daarom maar moeilijk vatten. Wat is overgebleven zijn

herinneringen aan een verloren generatie, gesymboliseerd in de stukjes kleding die bij regenval aan het aardoppervlak verschijnen in één van de vele Killing Fields.

In mijn bachelorscriptie heb ik onderzoek gedaan naar

Nederlandse solidariteit met het regime van Pol Pot in Democratisch Kampuchea (DK). Binnen deze studie heb ik beperkte aandacht gegeven aan de rol van de Nederlandse overheid. Mijn verbazing was daarom groot toen ik erachter kwam dat Nederland

diplomatieke betrekkingen onderhield met DK, want de regering wist toch wat er speelde in het land waar miljoenen mensen de dood vonden? Heeft Nederland überhaupt iets gedaan om in te grijpen en waarom is hier niet eerder over geschreven? Deze vragen hebben mij doen besluiten om historisch pionierswerk te verrichten.

Dagenlang heb ik in Amsterdam en Den Haag geploeterd met het doorspitten van archiefstukken, op zoek naar die ene bron of dat ene citaat. Het dreef mij soms tot wanhoop en melodramatische gedachten, maar het doel deze historische werkelijkheid te onthullen maakte een hoop goed.

‘Er is geen moeilijker taak dan goed te bedanken’, schreef de Franse denker Gilles Ménage al in de zeventiende eeuw. Hij had

(4)

gelijk, maar toch wil ik van de gelegenheid gebruik maken mensen te bedanken die mij geholpen hebben dit eindproduct te realiseren. Jeffry Breure bedankt voor je kritische beraadslagingen op mijn stuk. Dr. Anet Bleich en Prof. dr. Jan Pronk, voor de tijd die ze vrijmaakten om mij te vertellen over hun ervaringen en inzichten met betrekking tot het onderzoek. Harold Zee, voor de uitstekende service die hij mij heeft geboden terwijl ik archiefonderzoek deed op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dr. Rimko van der Maar, voor de goede steun die hij mij als scriptiebegeleider heeft gegeven tijdens dit afstudeertraject. Zijn losse, informele stijl was perfect om mij te motiveren met dit onderwerp aan de slag te gaan. Ten slotte wil ik mijn studiegenoot Tico Onderwater bedanken. Niet alleen voor zijn kritische feedback, maar tevens voor zijn vriendschap en steun op momenten dat ik er de brui aan wilde geven. Deze scriptie is daarmee het sluitstuk geworden van mijn schoolcarrière, die al meer dan twee decennia onderweg is, en vormt de bekroning op mijn opleiding tot historicus.

Dyon van Stigt, Amsterdam

Inhoudsopgave

Voorwoord...2

Inhoudsopgave...3

Inleiding...4

Stand van het onderzoek...7

Hoofdstuk 1 Democratisch Kampuchea, de opkomst en ondergang van een communistische landbouwstaat...16

Het interne conflict in Cambodja en de opkomst van de Rode Khmer...17

De invloed van de Koude Oorlog op de ontwikkelingen in Cambodja...20

Van lege straten, naar volle akkers. De binnenlandse politiek onder Pol Pot...23

(5)

Het buitenlandse beleid van Democratisch Kampuchea...26

Conclusie...30

Hoofdstuk 2 Het buitenlands beleid van Nederland, het realistische fundament voor een idealistische visie...32

Naar de jaren 1970...32

Het kabinet-Den Uyl 1973-1977...36

Het kabinet-Van Agt I...41

Conclusie...44

Hoofdstuk 3 De informatievoorziening van de Nederlandse regering...46

De internationale journalistieke berichtgeving over de revolutie van Pol Pot...46

De Nederlandse journalistieke berichtgeving over de ontwikkelingen in Democratisch Kampuchea...48

De informatievoorziening van de Nederlandse regering...52

Conclusie...56

Hoofdstuk 4 Het optreden van de Nederlandse regering ten aanzien van de ontwikkelingen in Democratisch Kampuchea ...58

‘Welk protest is hier van Nederlandse zijde tegen gehoord?’ De invloed van binnenlandse factoren op het buitenlands beleid...58

Neutraal en afwachtend...63

Afzijdig en realistisch, de houding van Nederland op supranationaal niveau...65

Conclusie...69

Slotbeschouwing...70

Lijst met afkortingen...76

Bronnenlijst...77

Inleiding

Struinend naar boeken over de Franse Revolutie in een van de verkoopstalletjes aan de Pont Saint-Michel in Parijs, had de jonge

(6)

student Saloth Sar nog geen besef dat hij vijfentwintig jaar later zelf een revolutionair nalatenschap zou achterlaten, dat gezien kan worden als de zwartste bladzijde uit de moderne Cambodjaanse geschiedenis. Samen met twintig andere studenten maakte hij in 1949, met het schip SS Jamaique, de grote oversteek vanuit

voormalig Indochina naar Frankrijk. Vier jaar later keerde hij terug naar zijn vaderland en begon daar een communistische zegetocht die hem zou leiden naar de titel Broeder Nummer 1 van

Democratisch Kampuchea.1 Van 1975 tot en met 1979 stond het huidige Cambodja onder leiding van de Rode Khmer, een door het Maoïsme geïnspireerde groepering die van het land een

communistische landbouwstaat wilde maken.2 Het leiderschap kwam in handen van Saloth Sar, die onder zijn bijnaam Pol Pot verderfelijke wereldfaam verwierf. Gedurende zijn regeerperiode stierven er, naar schatting van de Australische historicus Ben

Kiernan, 1.671.000 miljoen mensen. Van dit aantal werden 500.000 vermoord aangezien ze door het regime bestempeld werden als politieke of etnische vijanden.3 In de drie jaar, acht maanden en twintig dagen dat Democratisch Kampuchea bestond, kwam van de 7.890.000 miljoen tellende bevolking zodoende 21% direct of

indirect om.4

1 D.P. Chandler, Brother number one. A political biography of Pol Pot (Oxford 1992) 27.

2 De term Khmer Rouge (Rode Khmer) werd in 1960 geïntroduceerd door het Cambodjaanse staatshoofd Norodom Sihanouk om de communistische dissidenten in zijn land te omschrijven. Zie: B. Kiernan, ’Khmer Rouges’ in: D.L. Shelton(red.), Encyclopaedia of genocide and crimes against

humanity, vol.2 [I-S] (New York 2005) 608. In deze scriptie wordt de term ‘Democratisch Kampuchea’ gebruikt om het regime te omschrijven dat in het huidige Cambodja de macht had van 19 april 1975 tot en met 9 januari 1979.

3 B. Kiernan, The Pol Pot regime. Race, power and genocide in Cambodia under the Khmer Rouge 1975-1979 (New York 1996) 458.

4 Professor Ben Kiernan is als onderzoeker tevens betrokken bij het Cambodian Genocide Program aan de Yale-universiteit. De schatting van het aantal slachtoffers komt ook hier overeen met de informatie van dit studiegebied: http://gsp.yale.edu/case-studies/cambodian-genocide-program .

(7)

Terwijl de leden van de Rode Khmer bezig waren de Cambodjaanse bevolking etnisch te zuiveren en de genocidale

ontwikkelingen bekendheid genereerden in de internationale media, besloot het Nederlandse kabinet-Den Uyl op 4 januari 1977

diplomatieke betrekkingen aan te knopen met de Rode Khmer.5 Het meest sociaal-progressieve kabinet uit de Nederlandse geschiedenis was op 11 mei 1973 aangetreden en werd op 19 december

opgevolgd door het confessioneel-liberale kabinet-Van Agt I. Deze regeringswisseling vond plaats tijdens het bewind van Pol Pot en biedt mogelijkheden voor een uiteenzetting van het buitenlands beleid van Nederland in de jaren 1973-1981. Het is van belang onderzoek te doen naar dit onderwerp, aangezien het een

toevoeging geeft aan recent historisch werk dat in het stand van onderzoek verder uiteen wordt gezet. Met betrekking tot de

ontwikkelingen in DK wordt er in dit scriptieonderzoek gewerkt met de volgende hoofdvraag: Wat was de opstelling van de Nederlandse regering ten aanzien van het bewind van Pol Pot in Democratisch Kampuchea in de periode 1973-1981?

Om een gefundeerd antwoord te geven op de probleemstelling worden er vier

deelvragen beantwoord die de hoofdvraag ondersteunen. Deze vier deelvragen worden vervolgens uitgewerkt in vier gelijknamige hoofdstukken. De periodisering binnen deze scriptie richt zich op de jaren 1973-1981. Zo kan het totale beleid van beide Nederlandse kabinetten in kaart worden gebracht. In het eerste hoofdstuk wordt besproken hoe de Rode Khmer aan de macht kwam en welke rol het innam binnen de internationale politiek. De deelvraag die centraal staat luidt: Hoe verliepen de genocidale ontwikkelingen in

Democratisch Kampuchea in de periode 1975-1979 en hoe positioneerde de regering van Pol Pot zich in haar buitenlandse beleid? In het tweede hoofdstuk is er aandacht voor de geschiedenis 5 Handelingen Tweede Kamer (HTK) 1976-1977, Aanhangsel,

Kamervragen, 1171-1172, nr. 587, vragen van meneer Berkhouwer (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD).

(8)

van het Nederlands buitenlandse beleid. Binnen dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe ontwikkelingssamenwerking en de rol van

mensenrechten zich hebben ontwikkeld binnen dit gebied. De deelvraag die centraal staat luidt daarom: Op welke wijze hebben ontwikkelingssamenwerking en de bescherming van mensenrechten zich ontwikkeld in het buitenlands beleid van Nederland na de Tweede Wereldoorlog en hoe is dit specifiek uitgevoerd binnen het kabinet-Den Uyl (1973-1977) en het kabinet-Van Agt (1977-1981)? In het derde hoofdstuk wordt de informatievoorziening van de

Nederlandse regering besproken ten aanzien van DK. Hierbij is er zowel aandacht voor de journalistieke kant, als de diplomatieke informatiestroom. Daarom is de deelvraag van hoofdstuk drie: Op welke wijze kreeg de Nederlandse regering informatie tot zich met betrekking tot DK en in hoeverre was het op de hoogte van de ontwikkelingen in het land? In vierde en tevens laatste hoofdstuk, wordt uiteengezet welke invloed de binnenlandse politiek van

Nederland had en hoe de regering gehandeld heeft ten aanzien van de ontwikkelingen in DK. De deelvraag in dit laatste hoofdstuk luidt daarom: Welke factoren waren van belang bij de opstelling van de Nederlandse regering ten aanzien van DK en welke acties zijn ondernomen gedurende de periode 1975-1981? Ten slotte eindigt deze scriptie met een conclusie die een antwoord geeft op de hoofdvraag.

De scriptie is voornamelijk gebaseerd op archiefonderzoek. Het Nationaal Archief (NA) herbergt de archieven van de

Ministerraden en de periode tot 1975. Voor de periode 1975-1981 is er gebruik gemaakt van het semi-statisch archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het nog niet vrijgegeven bronmateriaal uit deze periode bestaat voornamelijk uit de diplomatieke berichtgeving tussen het Ministerie en de ambassades die verantwoordelijk waren voor het in kaart brengen van de ontwikkelingen in DK. Daarnaast is er gebruik gemaakt van primair bronmateriaal in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). De persoonlijke

(9)

archieven van voormalig premier Joop Den Uyl en dat van

hoogleraar Ernst Utrecht zijn in dit instituut aanwezig. Er is in dit onderzoek gekozen voor een politieke benadering van het conflict, met daarbij specifieke aandacht voor de rol van diplomatie. De recente openbaarheid van bronmateriaal rondom deze benadering gaven namelijk nieuwe mogelijkheden voor een historisch onderzoek naar dit onderwerp. Naast het primaire bronnenonderzoek is er tevens gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Hiermee kunnen de resultaten van het archiefonderzoek in perspectief geplaatst worden met al eerder verschenen studies rondom deze thematiek. In deze scriptie wordt er gebruik gemaakt van een interview met een Nederlandse betrokkene. De ervaring van Jan Pronk als Minister van Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Den Uyl heeft een bijdrage geleverd aan het onderzoek.

Stand van het onderzoek

De diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en DK zijn door historici nog niet eerder uitgewerkt. Deze relatie dient daarom in een breder kader besproken te worden. De Nederlandse opstelling ten aanzien van mensenrechtenschendingen is geen nieuwe

(10)

Democratisch Kampuchea, is het wonderbaarlijk waarom dit onderzoeksgebied nog niet eerder is uitgewerkt. Ook het onderzoeksgebied van de Vietnamoorlog heeft de afgelopen

decennia vele nieuwe publicaties opgeleverd. De nasleep van deze oorlog is voornamelijk besproken met betrekking tot de

betrekkingen tussen Nederland en Vietnam. De omliggende landen in de Zuidoost-Aziatische regio komen er bekaaid vanaf en biedt kansen voor een historisch onderzoek. Daarbij zijn archiefstukken uit deze periode (gedeeltelijk) openbaar gemaakt, waardoor dit nieuwe kansen biedt om bronmateriaal te zoeken dat nieuwe antwoorden kan geven. In dit onderdeel van de scriptie wordt de historiografie uiteengezet, die een beschrijving geeft van het reeds verschenen werk over dit thema.

De historiografie van het Nederlandse buitenlands beleid Het Nederlandse buitenlands beleid is de afgelopen decennia een veel beschreven karakteristiek in de politieke geschiedschrijving. Politicoloog Joris Voorhoeve was als wetenschapper lange tijd

verbonden aan de Universiteit van Wageningen en was tussen 1994 en 1998 minister van Defensie. In 1979 verscheen zijn

wetenschappelijke werk Peace, profits and principles, waarin de auteur aan de hand van bronmateriaal het Nederlandse buitenlands beleid beschreef.6 Binnen dit beleid onderscheidt hij drie tradities, respectievelijk ‘maritime commercialism, neutralist abstentionism, and internationalist idealism.’7 Door middel van deze analyse

verklaart Voorhoeve het Nederlandse buitenlands beleid vanuit interne factoren. Deze hadden volgens hem grote invloed op de houding die het land in nam binnen de internationale politiek. Ook de rol van mensenrechten kwam terug in zijn betoog. Hierin

concludeerde hij dat de Nederlandse regering in de jaren 1970 non-interveniëren belangrijk vond, om hierdoor een klimaat te creëren 6 J.J.C. Voorhoeve, Peace, profits and principles (Den Haag 1979).

(11)

waarbij landen bereid zijn naar elkaar te luisteren. Ook al worden de mensenrechten geschonden, interventie van een buitenlandse macht is niet de oplossing van dit probleem.8

Haaks op deze visie staat het werk van prof. dr. Duco Hellema, beschreven in zijn boek: Nederland in de

wereld. De buitenlandse politiek van Nederland.9 Hellema,

gespecialiseerd in de Geschiedenis van Internationale Betrekkingen en verbonden aan de Universiteit van Utrecht, spreekt niet van tradities, maar over constante factoren in het buitenlandse beleid. Neutraliteit en vrijhandel zijn volgens hem twee constanten in de geschiedenis, deze stelling onderbouwt hij met uitgebreid

archiefonderzoek van het Nederlandse buitenlands beleid. Hellema legt hierbij juist de nadruk op externe factoren als geologische ligging, de internationale status van Nederland en de plaats binnen de wereldeconomie. Interne factoren, zoals sociale structuren en de visie van beleidsmakers, komen zodoende op een ondergeschikte plaats te liggen.10 Verder concludeert Hellema dat er in het kabinet-Den Uyl sprake was van continuïteit op het gebied van buitenlandse zaken. De ministerspost op dit vakgebied werd ingevuld door Max van der Stoel, een sociaal-democraat die zich richtte op een

samenwerking met de Verenigde Staten (VS). Het partnerschap met de Amerikanen en het lidmaatschap van de Noord-Atlantische

Verdragsorganisatie (NAVO) bleven, ondanks interne kritiek uit de Partij van de Arbeid (PvdA), constante factoren in het beleid van Van der Stoel.11 Ook de bescherming van mensenrechten kreeg voor het eerst een prominente plaats in het buitenlands beleid. In 1977 werd Van der Stoel opgevolgd door liberaal Chris van der Klaauw,

waarmee deze thematiek definitief verankerd werd in het beleid. Hellema ziet het opnemen van mensenrechten in het buitenlands 8 Ibidem, 306.

9 D. Hellema, Nederland in de wereld. De buitenlandse politiek van Nederland (Houten 2014).

10 Ibidem, 48-51. 11 Ibidem, 298.

(12)

beleid als een breuk met ‘de tot dan toe vaak socialistisch georiënteerde uitingen van solidariteit met anti-westerse

bewegingen’.12 Hoogleraar Alfred van Staden constateert dat dit voortkomt uit de ‘verbinnenlandisering’ van het buitenlands beleid en dat hierdoor het ‘beleidsveld meer en meer het domein was geworden van strijd tussen groepen in de Nederlandse samenleving alsmede een belangrijk twistpunt in de onderhandelingen tussen partijen over regeringscoalities.’13 Deze trend kwam tot stand aan het begin van de jaren 1970 en leidde tot de opkomst van tientallen solidariteitsbewegingen gerelateerd aan bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld.14 De studies van Voorhoeve en Hellema bespreken in grote lijnen de geschiedenis van het Nederlandse buitenlands beleid en zijn een waardevolle toevoeging voor het onderzoek naar de Nederlandse opstelling ten aan zien van

Democratisch Kampuchea. De tradities en constanten binnen het Nederlandse buitenlandse beleid kunnen daarmee uitgewerkt worden binnen dit onderzoek. Dit sluit echter ook aan op het bredere thema van de Vietnamoorlog. De Vietnamoorlog was namelijk een voorbode voor de ontwikkelingen in buurland

Cambodja en de Nederlandse houding ten aanzien van dit conflict, aangezien de onderlinge relaties op scherp werden gezet.

Onderzoekers Peter van Eekert, Duco Hellema en Adrienne van Heteren concluderen in hun gezamenlijke werk Johnson

Moordenaar. De kwestie Vietnam in de Nederlandse politiek 1965-1975 dat de Vietnamoorlog zorgde voor een ‘einde aan de brede

12 Ibidem, 324.

13 A. van Staden, ‘De rol van Nederland in het Atlantisch

Bondgenootschap. Wat veranderde en wat uiteindelijk bleef’ in: N.C.D. van Sas(red.), De kracht van Nederland internationale positie en buitenlands beleid (Haarlem 1991) 226.

14 De term ‘Derde Wereld’ werd voor het eerst gebruikt door demograaf Alfred Sauvy. De Fransman introduceerde naast het kapitalisme en het communisme nog een derde stroming van niet-gebonden landen. Er wordt in dit verband de vergelijking getrokken met de derde stand ten tijde van de Franse Revolutie. Zie: A. Sauvy, ‘Trois mondes, une planète’ in:

(13)

pro-Amerikaanse consensus die de Nederlandse politiek, de

publieke opinie en de media tot dan beheerste.’15 De Nederlandse beleidsmakers bleven weliswaar een Atlantische koers varen, maar deze vanzelfsprekendheid kwam onder druk te staan.

Historicus Rimko van der Maar trekt in zijn boek

Welterusten mijnheer de president, Nederland en de Vietnamoorlog 1965-1973 dezelfde conclusie.16 In zijn onderzoek tracht hij het beeld te nuanceren van het Nederlandse buitenlands beleid ten aanzien van de oorlog in Vietnam en de invloed van de publieke opinie. De Nederlandse regering steunde weliswaar de Amerikaanse Vietnampolitiek, toch heeft het concessies moeten doen aan het parlement en gaf het gehoor aan de aanhoudende kritiek vanuit de Vietnambeweging. Voor het eerst werd het buitenlandse beleid op grote schaal onderwerp van het publieke debat.17 Aangezien de Rode Khmer pas in 1975 de macht overnam in Cambodja wordt deze kwestie niet behandeld, maar Van der Maar bespreekt wel hoe de Nederlandse beleidsmakers reageerden op de Amerikaanse inval in Cambodja van 1970. Als enige NAVO-land steunde Nederland de Amerikanen, wat op heftige kritiek kwam te staan van linkse

oppositiepartijen en sociaal-progressieve media.18 Het buitenlands beleid tegenover Vietnam kwam in de jaren 1970 door de

ontwikkelingen in Zuidoost-Azië onder druk te staan, vooral nadat het land in december 1978 Cambodja binnenviel. Hellema bespreekt in een artikel over de relatie tussen Nederland en Vietnam niet alleen over een ‘halfslachtig beleid’ vol ongecontroleerde acties, maar ook over de Amerikaanse druk om de

ontwikkelingssamenwerking met het land te stoppen. Met succes

15 P. van Eekert, D. Hellema en A. van Heteren, Johnson moordenaar. De kwestie Vietnam in de Nederlandse politiek 1965-1975 (Nijmegen 1986) 172.

16 R. van der Maar, Welterusten mijnheer de president. Nederland en de Vietnamoorlog 1965-1973 (Utrecht 2007).

17 Ibidem, 198-199. 18 Ibidem, 141.

(14)

wisten de Amerikanen het kabinet-Van Agt I te doen besluiten de financiële steun te beperken.19

Juriste Monique Christine Castermans-Holleman bespreekt in haar werk de Nederlandse opstelling ten aanzien van landen waar mensenrechtenschendingen plaatsvonden. In haar proefschrift concludeert ze dat Nederland niet alleen een positief imago had hoog te houden op dit gebied, maar haar conclusie was ook dat de politieke cultuur werd gekenmerkt door een belang aan recht en moraal, waarbij humanitaire overwegingen een belangrijke rol speelde.’20 Het humanitaire argument heeft bij de Nederlandse besluitvorming soms de overhand ten aanzien van de politieke situatie en zij illustreert dit aan de hand van case studies, waarbij de kwestie van DK niet wordt genoemd.

Wetenschapper Peter Baehr, die lange tijd als hoogleraar mensenrechten aan de Universiteit van Leiden verbonden was, beschrijft de rol van mensenrechten als onderdeel van het Nederlandse beleid. Over de houding ten aanzien van Democratisch Kampuchea spreekt hij over ‘ het te lakse

mensenrechtenbeleid’, zonder daarbij uitvoerig op de casus in te gaan.21

Historicus Peter Malcontent, verbonden aan de Universiteit van Utrecht, onderzocht in zijn werk de respons van de Nederlandse regering op de schending van mensenrechten in

ontwikkelingslanden. Malcontent concludeert in het boek Op

kruistocht in de Derde Wereld. De reacties van de Nederlandse regering op ernstige en stelselmatige schendingen van

fundamentele mensenrechten in ontwikkelingslanden, 1973-1981

19 D. Hellema, ‘Wisselende perspectieven. Nederland en Vietnam van 1976 tot aan het begin van de eenentwintigste eeuw’ in: J. Kleinen e.a., Leeuw en Draak. Vier eeuwen Nederland en Vietnam (Amsterdam 2007) 215-216.

20 M.C. Castermans-Holleman, Het Nederlands mensenrechtenbeleid in de Verenigde Naties (Den Haag 1992) 262.

21 P.R. Baehr, Mensenrechten. Bestanddeel van het buitenlands beleid (Amsterdam 1989) 158.

(15)

dat de Nederlandse reactie op mensenrechtenschendingen in de jaren 1970 werd bepaald door een combinatie van interne en externe factoren, waarbij ‘economische belangen, het besef van koloniale verleden, een politieke voorkeur voor socialistische

ontwikkelingsexperimenten of buitenlands-politieke invloeden als de houding van andere Westerse landen’ de belangrijkste factoren waren voor het maken van beleid.22 Daarnaast stelt hij dat er sprake was van een ‘van-geval-tot-geval-benadering en een weinig

consistente besluitvorming’ en dat daarmee ook te verklaren is waarom het kabinet-Van Agt I harder optrad in zijn Vietnam-beleid dan het kabinet-Den Uyl.23 De Nederlandse reactie op de genocidale ontwikkelingen in Democratisch Kampuchea komt in dit boek echter vrijwel niet aan bod.

De rol van mensenrechten is een belangrijke factor binnen de opstelling van de Nederlandse regering in de jaren 1970. Dit aspect heeft daarom een prominente positie binnen de opstelling ten

aanzien van DK. Op grote schaal werden mensenrechten

geschonden en de implementering in het buitenlands beleid bieden daarom kansen voor een nieuw visie binnen onderzoeksgebied. De historiografie over de journalistieke berichtgeving ten aanzien van Democratisch Kampuchea

Na de machtsovername van de Rode Khmer werden alle buitenlandse invloeden ingeperkt, waardoor diplomaten en

journalisten het land dienden te verlaten. De informatievoorziening over het land was zodoende minimaal. Enkel informatie dat gedeeld werd door het regime of de verhalen van vluchtelingen gaven een inkijk in het leven onder de Rode Khmer. Eén van de eerste

berichtgevers over de genocidale ontwikkelingen in DK was van 22 P.A.M. Malcontent, Op kruistocht in de Derde Wereld. De reacties van de Nederlandse regering op ernstige en stelselmatige schendingen van fundamentele mensenrechten in ontwikkelingslanden, 1973-1981 (Hilversum 1998) 213.

(16)

missionaris François Ponchaud. De Fransman woonde sinds 8

november 1965 in het land en enkele weken na de machtsovername van Pol Pot werd hij het land uitgezet. In 1978 verscheen zijn boek:

Cambodia: Year zero waarin hij berichtte over de situatie in het land

aan de hand van interviews met 94 vluchtelingen in Vietnam en

Thailand.24 Al direct

na de machtsovername van de Rode Khmer en daarmee de

berichtgeving in de media over genocidale praktijken, kwam er een links tegengeluid. Journalisten Gareth Porter en George C.

Hildebrand namen het hierbij op voor de communistische revolutie en publiceerden hier ook boeken over, zoals The politics of food,

starvation and agricultural revolution in Cambodia.25 Door te stellen dat ‘the image of the evacuation communicated by the American press and U.S. government to the general public bears no

relationship to the reality’ wilden zij, zonder het gebied daadwerkelijk te bezoeken, aantonen dat het deporteren van mensen uit de steden geen genocidale kenmerken met zich meedroeg. De situatie was volgens de auteurs puur uit nood

geboren door de verslechterde omstandigheden.26 Ook in Nederland doken er geluiden op die het beleid van Pol Pot verdedigden. De maoïstische hoogleraar Ernst Utrecht, toentertijd verbonden aan de Australische Monash Universiteit en gespecialiseerd in rechten en indologie, ontpopte zich tot de Nederlandse belangenbehartiger van Democratisch Kampuchea. Niet alleen was hij voorzitter en

medeoprichter van de solidariteitsbeweging Kampuchea Komitee, maar hij publiceerde ook artikelen over mensenrechtenschendingen en ongelijkheid. Vanaf de inval van Vietnam in DK mengde hij zich actief in de Nederlandse media door middel van interviews en artikelen in Vrij Nederland en de Groene Amsterdammer.27 In 1980 24 F. Ponchaud, Cambodia: year zero (New York 1978) 10.

25 G. Porter en G.C. Hildebrand, The politics of food, starvation and agricultural revolution in Cambodia (Washington 1975).

26 Ibidem, 19.

27 E. Utrecht publiceerde onder andere het artikel: ‘De

(17)

verscheen zijn boek Vietnam‘s Ondergang waarin hij ondanks de zichtbare gevolgen van Pol Pots bewind, de schuld van de

verslechterende omstandigheden niet bij de Rode Khmer legde.28 Over de Nederlandse berichtgeving ten aanzien van

Democratisch Kampuchea is de afgelopen decennia studie gedaan. Het is van belang deze thematiek mee te nemen in deze

masterscriptie, aangezien de Nederlandse regering afhankelijk was van een solide informatievoorziening over de omstandigheden in DK. Het journalistieke perspectief biedt daarom inzicht in de wijze in hoeverre de Nederlandse regering daadwerkelijk op de hoogte was van alle ontwikkelingen. Vanuit een journalistiek oogpunt gaat oorlogsverslaggever Arnold Karskens in zijn boek Pleisters op de

ogen, pleisters op de mond: De geschiedenis van de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo in op de

Nederlandse geschiedenis van oorlogsverslaggeving.29 Hij veroordeelt de verslaggeving over de situatie in DK en

beargumenteert dat er sprake was van blinde vlekken en collectief falen. Naast een afstraffend perspectief over de berichtgeving is er door een andere journaliste juist sprake van schuldbesef en spijt. Journaliste Dieudonnée ten Berge schreef in de jaren 1970

veelvuldig over de situatie, maar de genocidale ontwikkelingen werden hierin verbloemd. In haar boek Een affaire met Indo-China is er duidelijk sprake van schuldbesef en spijt.30 Ze steekt de hand in eigen boezem door te stellen: ‘De belangrijkste reden voor die

opvallende stilte is dat al snel het besef begint door te breken dat wij als groep, de internationale pers die deze oorlog versloeg, collectief aan zelfcensuur hebben gedaan. Nog steeds willen we eigenlijk niet weten wat er gebeurt.’31 Een 25-09-1976.

28 Ibidem, Vietnam’s Ondergang (Rotterdam 1980).

29 A. Karskens, Pleisters op de ogen, pleisters op de mond: De

geschiedenis van de Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo (Amsterdam 2001).

30 D. ten Berge, Een affaire met Indo-China (’s-Gravenhage 1993). 31 Ibidem, 158.

(18)

academisch perspectief op de Nederlandse journalistieke

berichtgeving wordt er gegeven door historica Angela Wals in haar masterscriptie Volkerenmoord op de Nederlandse buis.

Berichtgeving over de genocide in Cambodja in de Nederlandse actualiteitenrubrieken op televisie in de jaren zeventig en tachtig.32 Aan de hand van archiefonderzoek naar kranten en

televisie-uitzendingen concludeert ze dat er voornamelijk aandacht was voor het perspectief van de slachtoffers en daarmee ‘werd de situatie in Cambodja als een humanitaire ramp met een beperkte politieke achtergrond gepresenteerd. Dit was anders dan tijdens de Vietnam-oorlog waar naast de solidariteit met Vietnam ook duidelijk een politiek standpunt werd aangenomen.’33 Daarnaast stelt Wals dat er na het einde van het conflict, ‘mentaal afscheid’ werd genomen van Zuidoost-Azië en de publieke aandacht voor dit gebied niet langer van belang was.34 De Nederlandse publieke opinie en daarmee de ontvangers van het nieuws waren niet langer geïnteresseerd in de ontwikkelingen in Zuidoost-Azië. Door de grote media-aandacht en publieke inmenging omtrent de Vietnamoorlog, werden na 1975 andere politieke thema’s belangrijker geacht.

De historiografie over Democratisch Kampuchea

De houding van de internationale gemeenschap jegens DK en de genocidale ontwikkelingen in het land zijn tevens onderwerpen die van belang zijn in de stand van het onderzoek. Naar aanleiding van de volkerenmoord in Democratisch Kampuchea verschenen er in de geschiedwetenschap studies die de verhouding van de

internationale wereld tot dit geweld onderzochten. Binnen de

32 A. Wals, Volkerenmoord op de Nederlandse buis. Berichtgeving over de genocide in Cambodja in de Nederlandse actualiteitenrubrieken op

televisie in de jaren zeventig en tachtig (Masterscriptie Geschiedenis, Holocaust- en Genocidestudies Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2009). Online beschikbaar via

http://www.scriptiesonline.uba.uva.nl/document/161092). 33 Ibidem, 93-94.

(19)

geschiedenis van Democratisch Kampuchea nemen onderzoekers Ben Kiernan en David P. Chandler de prominentste plek in. Kiernan, verbonden aan de Yale-universiteit, schreef in 1996 het boek The

Pol Pot regime. Race, power and genocide in Cambodia under the Khmer Rouge 1975-1979 waarin hij de ontstaansgeschiedenis van

het regime en het genocidale proces onder Pol Pot uiteenzet. Daarnaast vertaalde hij documenten van het regime en schreef overzichtsstudies, waarin diverse wetenschappers publiceerden.35 Chandler, lange tijd verbonden aan de Monash Universiteit, schreef in 1992 de politieke biografie van Pol Pot, getiteld: Brother number

one. A political biography of Pol Pot.36 Op basis van Engels, Cambodjaans en Franstalig archiefmateriaal en persoonlijke interviews met betrokkenen schetst hij de opkomst van de Rode Khmer en de totstandkoming van Pol Pots leiderschap. De

regeringsleider wordt beschreven als een vastberaden persoon, die al hunkerend naar macht zijn persoonlijke ambities en falen

verschuilde achter de organisatie van de communistische Rode Khmer.37 De visie van Pol Pot is door de Rode Khmer in gang gezet en het gevoerde buitenlandse beleid lag dan ook in zijn zienswijze. Daarnaast gaat Chandler in op de Chinese steun aan DK en stelt dat zij in de eerste jaren een miljard dollar aan economische en militaire steun gaven.38

De tegenstrijdigheid van het Amerikaanse beleid wordt door historicus Jamie F. Metzl. De academicus, gespecialiseerd in

Zuidoost-Aziatische geschiedenis, gaat in zijn boek Western

responses to human rights abuses in Cambodia, 1975-1980 in op de

rol van de Westerse wereld ten aanzien van het conflict.39 Hierin beargumenteert hij dat politieke tegenstrijdigheden uit de Koude 35 Zie hier onder andere het boek van D.P. Chandler, B. Kiernan en C. Boua, Pol Pot plans the future, Confidential leadership documents from Democratic Kampuchea, 1976-1977 (New York 1988).

36 Chandler, Brother number one.

37 Chandler, Brother number one, 186-188. 38 Ibidem, 111.

(20)

Oorlog duidelijk naar voren komen omtrent de situatie in DK. Aan de ene kant is er de VN-Mensenrechtenraad die de mistanden van de Rode Khmer aan de kaak stelt en afkeurt. Aan de andere kant is er de geopolitieke situatie, waarbij de Amerikaans-Chinese

toenadering zorgde dat de Westerse landen aan de kant stonden van Pol Pot binnen het Cambodjaans-Vietnamese conflict.40 Hoogleraar Gregory H. Stanton, gespecialiseerd in Genocidestudies aan de George Mason universiteit, verklaart deze terughoudende houding van de Westerse wereld, doordat de Verenigde Naties machteloos stonden door veto’s van de SU en China in de Veiligheidsraad. De Westerse landen waren nog ontdaan van hun verloren strijd in Vietnam en dat interne vredesbewegingen internationale interventies afkeurden.41

Deze masterscriptie sluit goed aan bij dit kader. Internationaal gezien is de aandacht voornamelijk gericht op de houding van de Amerikanen ten aanzien van DK. Het is in dit opzicht interessant om te zien in hoeverre de Atlantische samenwerking op de proef werd gesteld en of Nederland meeging in de zienswijze van de

Amerikanen op dit conflict. Hierdoor wordt er een beter beeld ingegeven welke factoren van belang aren voor de afweging van de Nederland om een positie in te nemen tegen het land.

In het stand van onderzoek is een historiografie uiteen gezet, die een beter beeld geeft over de huidige stand van zaken rondom de diplomatieke relatie tussen Nederland en Democratisch Kampuchea. Toch blijven er nog vragen onbeantwoord. Castermans-Holleman stelt dat het humanitaire aspect zwaar tilde in dit beleid, maar waarom was dit niet het geval in beleidsvisie jegens Democratisch 39 J.F. Metzl, Western responses to human rights abuses in Cambodia, 1975-1980 (Londen 1996).

40 Ibidem, 183.

41 G.H. Stanton, ‘The Khmer Rouge genocide and international law’ in: B. Kiernan(red.), Genocide and democracy in Cambodia. The Khmer Rouge, the United Nations and the international community (New Haven 1993) 155-156.

(21)

Kampuchea? Niek Pas concludeert juist dat symboolwaarde, een sterke ideologische houding en een intensieve verslaggeving de oorzaak zijn van de rol die het Vietnamconflict in Nederland

speelde. Was de Nederlandse publieke opinie daarmee ‘oorlogsmoe’ of waren er andere factoren die wijzen op de geringe belangstelling voor de situatie in DK en de terughoudende reactie van de

Nederlandse regering in het conflict? Had de ‘zelfcensuur’ van de journalisten die door Ten Berge wordt genoemd invloed op de

Nederlandse regering en wat wist de Nederlandse regering over de situatie in het land? Als het Nederlandse buitenlands beleid selectief was qua verontwaardiging over de schending van mensenrechten, waarom werd er dan juist bij dit conflict gezwegen, terwijl een van de grootste genocides van de twintigste eeuw zich voltrok? Al deze vragen zijn nog onbevredigend beantwoord in de wetenschappelijke literatuur en bieden mogelijkheden voor verder onderzoek.

Hoofdstuk 1

Democratisch Kampuchea, de opkomst en ondergang

van een communistische landbouwstaat

17 april 1975 leek een gewone dag voor een 14-jarige puber uit de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh. Binnen een etmaal

denderden echter de tanks van de Rode Khmer de stad binnen. Militairen commandeerden dat iedereen zijn huis moest verlaten om de Cambodjaanse revolutie tot een succes te maken. Onder dwang werd een voettocht ondernomen die tweeëneenhalve maand duurde

(22)

en de jongen in de landelijke provincie Battambang zou brengen. Aangezien zijn opa een voormalig militair was, liep zijn gehele

familie gevaar. De puber zag hoe zijn broers werden gedwongen een groot gat te graven, terwijl de uiteinden van de pistolen de zijkant van hun gezicht raakten. Eén van de soldaten concludeerde dat het beter was kogels te besparen. Grote scheuten bamboe werden verzameld en gebruikt als wapen tegen de al gravende broers. De slagen hadden het gewenste effect en terwijl de dood in de warme lichamen trad, werden de lijken in de koude grond geschopt. Het provisorische graf lag op een steenworp afstand van de plek waar de grootvader van de jonge puber de dood vond.42 Youkimny Chan tekent deze getuigenis op in het boek Children of Cambodia’s

Killing Fields. Memories by survivors. Pas in januari 1979 bereikten

Vietnamese soldaten het concentratiekamp van Chan en bevrijdden hem. Bijna zijn gehele familie was vermoord, inclusief ouders,

grootouders, broers en zussen. De tanks van de Rode Khmer hadden zijn toekomstdromen aan flarden gereden en de revolutie was voor de auteur werkelijkheid geworden.

In de drie jaar, acht maanden en twintig dagen dat Pol Pot aan de macht was, wist hij het land onder zijn leiding om te bouwen tot een communistische landbouwstaat. Deze transitie ging gepaard met een volkerenmoord onder de Cambodjaanse bevolking. Om het buitenlands beleid van Nederland ten aanzien van dit land beter te begrijpen, wordt er in dit hoofdstuk uiteengezet hoe deze genocide tot stand kwam. Zowel vanuit een binnenlands perspectief, als een Koude Oorlog perspectief, wordt er onderzoek gedaan naar deze ontwikkeling. Daarnaast wordt besproken hoe DK zich positioneerde op het internationale wereldtoneel. De deelvraag die centraal staat in dit hoofdstuk luidt daarom: Hoe verliepen de genocidale

ontwikkelingen in Democratisch Kampuchea in de periode 1975-1979 en hoe positioneerde de regering van Pol Pot zich in haar buitenlandse beleid?

42 Y. Chan, ‘One spoon of rice’ in: K. BePual (edit), Children of Cambodia’s Killing Fields. Memories by survivors (Chiang Mai 1997) 19-23.

(23)

Het interne conflict in Cambodja en de opkomst van de Rode Khmer

In 1863 kwamen grote delen van het huidige Cambodja onder protectie van Frankrijk. De Cambodjaanse economie, die gefundeerd was op landbouw, werd al snel geïntegreerd met omringende gebieden. Vanaf 1870 kreeg het gebied een koloniale status als onderdeel van de Unie van Indochina en versterkte Frankrijk haar inmenging. Er werden rubberplantages aangelegd, die werden bewerkt door Vietnamese arbeiders, aangezien hun productiviteit volgens de Fransen hoger lag dan die van de Khmer bevolking.43 De kolonisator hief tevens belasting op

landbouwproducten en op andere aspecten binnen de

Cambodjaanse landbouwindustrie. Met dit geld kon het koloniale regime bekostigd worden, ten koste van de boerenbevolking.44 De kolonisator herstructureerde tevens het schoolsysteem van de hogere klassen. Door middel van geschiedeniseducatie, kwam er een zelfbewustzijn tot stand. Onder Franse druk werd er een onderscheid gemaakt tussen het glorieuze Khmer-Rijk van Angkor uit de Middeleeuwen en de staat van verval vanaf de negentiende eeuw. De kennisvergaring over het eigen verleden resulteerde in nationalistische gevoelens en de drang naar soevereiniteit onder hoogopgeleiden Cambodjanen.45 De economische onderdrukking en het nationalisme leidden daarom naar een roep voor

onafhankelijkheid.

Binnen deze ontwikkeling ontstond de eerste communistische groepering in Cambodja in de jaren 1930 als onderdeel van een grotere beweging vanuit een reactie op de Franse kolonisator. De Vietnamese leider Ho Chi Minh verdeelde de beweging onder in nationale eenheden, waar pas in 1951 de Khmer People’s

43 C. Etcheson, The rise and demise of Democratic Kampuchea (Londen 1984) 7.

44 Chandler, Brother number one, 14. 45 Ibidem, 13.

(24)

Revolutionary Party (KPRP) uit voortkwam.46 Om de

onafhankelijkheid te verkrijgen zag Minh al snel in dat het belangrijk was een externe bondgenoot te zoeken. Dit

bondgenootschap vond hij aan communistische zijde bij zowel China als de Sovjet-Unie. Minh was een pragmatisch figuur die elementen van andere onafhankelijkheidsbewegingen implementeerde in zijn eigen strijd.47 Deze stijl werd succesvol gehanteerd om de bevolking achter zich te krijgen, nadat de Fransen zich genoodzaakt voelden haar machtspositie in Vietnam te herstellen. Het Cambodjaanse staatshoofd Norodom Sihanouk speelde in op het

anticommunistische sentiment van Frankrijk in deze regio. De kolonisator werd onder druk gezet om Cambodja onafhankelijkheid te geven, als steun tegen de communistische rebellen.48 De druk van het staatshoofd had effect en op 9 november 1953 werden de

onafhankelijkheidspapieren ondertekend. De gelijktijdige Eerste Indochinese Oorlog resulteerde in een overwinning voor de

communisten, dat werd beklonken tijdens de Akkoorden van Genève in juli 1954. De wapenstilstand tussen Frankrijk en de Vietminh zorgde voor een scheiding van het Vietnamese land, met een communistisch noorden en een kapitalistisch zuiden.

Het Koninkrijk Cambodja kwam onder leiding te staan van koning Norodom Suramit en zijn vrouw en opvolgster, koningin Sisowath Kossamak. De meest prominente rol in de politieke arena was weggelegd voor prins Norodom Sihanouk die van 1960 tot 1970 als staatshoofd fungeerde. De monarchen wilden onder hun leiding niet alleen legitimiteit ontwikkelen voor hun heerschappij, maar waren daarnaast de bindende factor in de prille natiestaat. Sihanouk zelf omschreef zijn regeerperiode als een proces, waarbij hij het 46 Kiernan, ’Khmer Rouges’, 608.

47 W.J. Duiker, ‘Ho Chi Minh and the strategy of people’s war’, in: M. Atwood Lawrence en F. Logevall(red.), The First Vietnam War. Colonial conflict and cold war crisis (London 2007) 153.

(25)

land veranderde naar een geleide democratie met een

constitutionele monarchie.49 Toch was de koninklijke begeerte naar macht en de manier om dit ten koste van alles te bereiken een cruciale factor in zijn politieke beleid.

De Cambodjaanse natie werd naast de bindende factor van de monarchie bijeengehouden door een combinatie van afkeer van en angst jegens Vietnam. Deze gevoelens zijn volgens politicoloog Roel Burgler ontstaan ‘tegen de achtergrond van de vergane glorie van het grootste Angkor Rijk, geboren uit een krachtige afkeer van Cambodja’s afhankelijkheid van en onderwerping aan vreemde mogendheden, en uit een diepe historische angst dat de Khmer-natie voor-goed van de aardbodem zou verdwijnen.’50 Het

doemscenario opgeslokt te worden door Vietnam en onderdeel te worden van een door Vietnam geleide unie, gebruikte Sihanouk om de eenheid in zijn land te bewaren. Dit deed hem doen besluiten een brede politieke basis te leggen in de vorm van een beweging

genaamd Sangkum (Gemeenschap). Degenen die weigerden deel te nemen aan zijn plan, werden gecategoriseerd door Sihanouk als rechtse of linkse tegenstanders, respectievelijk Khmer Bleu (rechts) of Khmer Rouge (links).51

In de jaren 1960 vond er een machtswisseling plaats binnen de communistische gelederen, toen jonge radicale Cambodjaanse studenten zich gingen bemoeien met de organisatie die door Ho Chi Minh was opgezet. De studenten waren veelal in Frankrijk opgeleid en afkomstig uit de middenklasse. Onder hen bevonden zich latere regeringsfunctionarissen als Saloth Sar, Khieu Samphan en Ieng Sary. De orthodoxe Vietnamese elementen binnen de beweging werden verwijderd en een Cambodjaans nationalisme kwam

hiervoor in de plaats. In 1966 werd de verandering bezegeld door de 49 N. Sihanouk en W. Burchett, My war with the CIA, Cambodia’s fight for survival (Londen 1973) 164.

50 R.A. Burgler, The eyes of the pineapple revolutionary intellectuals and terror in democratic Kampuchea (Nijmegen 1990) 432.

51 NA, Archief Ministerie van Buitenlandse Zaken 1975-1984, inv.nr. 10552, ‘Memorandum van AOD/BA aan DOA/ZA’ 29-01-1976.

(26)

beweging als de Communistische Partij van Kampuchea (CPK) te dopen.52 Saloth Sar bracht rond deze periode diverse bezoeken aan China. Net als Ho Chi Minh nam hij elementen over uit andere onafhankelijkheidsbewegingen en zocht hij steun bij een externe macht om successen te behalen. De maoïstische leer werd door de Cambodjaanse beweging overgenomen, aangezien die een hogere ideologische status werd toebedeeld, dan het Vietnamees

communisme. Onder de Chinese leider Mao Zedong werd het communisme gekoppeld aan de agrarische bevolking in plaats van een industrieel proletariaat, een geslaagde tactiek die door Saloth Sar werd overgenomen. Daarnaast was de sociaal-culturele utopie van de Grote Stap Voorwaarts, waardoor het land snel een

onafhankelijke weg kon bewandelen, een element waar de Cambodjanen zich graag aan wilden verbinden.53

Door interne strubbelingen verloor het staatshoofd eind jaren 1960 zijn grip op het land. Zijn hardhandige reactie tegen studentprotesten en een gewelddadig optreden in de regio Samlaut, zorgden voor een grotere polarisatie van de samenleving. Door de verslechterde handelsrelaties met China ging ook de elite zich tegen hem keren.54 Terwijl Prins

Sihanouk in het buitenland verbleef, zag minister-president Lon Nol zijn kans schoon om de macht te grijpen en werd met behulp van de Amerikanen in het zadel geholpen. De monarch vluchtte naar de Chinese hoofdstad Beijing en zocht mogelijkheden zijn gevallen positie op iedere wijze terug te veroveren. Het bewind van Lon Nol kon op Amerikaanse steun rekenen en zorgde voor een conservatief beleid in de nieuwe republiek, waarbij er hard werd opgetreden tegen communisten. In het noorden van Cambodja was de Rode Khmer met behulp van Chinese middelen nog altijd 52 B. Kiernan, ‘Introduction’ in: B. Kiernan(red.), Genocide and

Democracy in Cambodia. The Khmer Rouge, the United Nations and the international community (New Haven 1993) 13.

53 Ibidem, Blood and soil, A world history of genocide and extermination from Sparta to Darfur (Londen 2007) 545.

(27)

bezig om de agrarische bevolking achter zich te krijgen. De

ontevreden houding en erbarmelijke omstandigheden van de arme boeren werd door de communisten gebruikt om te verbinden aan hun klassenstrijd.55 Prins Sihanouk, die nog altijd in ballingschap zat, ging vervolgens een samenwerking aan met de communisten waardoor er een coalitie ontstond onder de naam: Royal

Government of the National Union of Kampuchea (GRUNK). De royalisten en de leden van de Rode Khmer stonden in theorie onder de leiding van de prins, maar in de praktijk had de groepering van Pol Pot de macht in handen.56

Aanhoudende economische problemen en een hoge mate van corruptie in het politieke systeem zorgden voor een verzwakking van Lon Nols machtpositie. De afstand tussen de bevolking en de overheid nam hierdoor toe, waardoor de Rode Khmer een kans zagen dit machtsvacuüm te vullen.57 Met militaire steun van de Chinezen werd gepoogd delen van het land onder heerschappij van de GRUNK te krijgen. De coalitie wist uiteindelijk in april 1975 hoofdstad Phnom Penh te bereiken. Door de aftocht van Lon Nol kon de Rode Khmer werken aan de realisatie van een communistische landbouwstaat.

De invloed van de Koude Oorlog op de ontwikkelingen in Cambodja

De ashopen van het verslagen Nazi-Duitsland smeulden nog na toen de overwinnaars zich verdrongen op het podium van de

wereldmacht. Het was duidelijk geworden dat de Europese

grootmachten haar leidende rol hadden verloren. Zowel de Sovjet-Unie onder Joseph Stalin, als de Verenigde Staten onder Harry 55 A.L. Hinton, ‘A head for an eye: revenge in the Cambodian genocide’ in: A.L. Hinton(red.), Genocide, an anthropological reader (Oxford 2002) 275. 56S.J. Morris, Why Vietnam invaded Cambodia, political culture and the causes of war (Stanford 1999) 50-51.

57 M.M., J. Ledgerhood en C.A. Mortland, ‘Introduction’ in: M.M. Ebihara, J. Ledgerhood en C.A. Mortland(red.), Cambodian culture since 1975. Homeland and excile, (New York 1994) 11.

(28)

Truman, wilden dit machtsvacuüm graag vervullen. De verzwakte staten met hun koloniën zochten economische steun bij de

overwinnaars die hun ideologische invloedssfeer graag wilden

vergroten. De Tweede Wereldoorlog had niet alleen een destructieve invloed op de koloniale machtsverhoudingen, maar vormde

daarnaast de directe aanleiding tot de Koude Oorlog.

Binnen de discipline van de internationale betrekkingen wordt er in dit opzicht gesproken van een bipolaire machtsstructuur, waarbij zowel de VS als de SU ieder hun eigen politieke, economische en militaire allianties opbouwden. Daarnaast hadden beide

wereldmachten de opvatting hun politieke en ideologische

invloedssfeer uit te breiden, ten koste van de ander. Dit zogeheten ‘zero-sum’ principe was voornamelijk van toepassing op de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog.58

Het communistische blok werd in 1949 versterkt doordat Mao Zedong de macht greep in China. Na de dood van Sovjetleider Stalin op 5 maart 1953 werd er een ander politiek beleid gevoerd door zijn opvolger Nikita Chroesjtsjov. Er volgde een periode van

destalinisatie, waarbij de mistanden onder Stalin aan de kaak werden gesteld. In China werd door voorman Zedong geprobeerd nationalistische gevoelens aan te wakkeren onder de bevolking. De ideologische verschillen tussen de twee landen werd lange tijd onderdrukt door de strijd tegen de gezamenlijke kapitalistische vijand. Door middel van de Grote Stap Voorwaarts wilde China haar agrarische sector collectiviseren. Daarnaast was het van belang de industrialisatie te versnellen, om zodoende onafhankelijk te zijn van andere landen. De samenwerking met de Sovjet-Unie kwam

hierdoor onder spanning te staan. De ideologische verschillen

werden nog eens versterkt door het verschil in opvatting over de rol die communistische staten zouden moeten innemen binnen de

internationale politiek. Dit alles leidde uiteindelijk tot een scheiding 58 D.N. Balaam en B. Dillman, Introduction to international political

(29)

tussen de twee communistische machten begin jaren 1960, het zogenoemde rode schisma.59

Vanaf de jaren 1950 kon Frankrijk op Amerikaanse steun rekenen in haar strijd tegen de groepering van Ho Chi Minh. Na de eerdere machtsovername van Mao Zedong en de oorlog op het Koreaanse schiereiland(1950-1953) was er de angst dat de gehele Aziatische regio communistisch zou worden, waardoor de

Amerikaanse positie zou verzwakken.60 Het was voor de Amerikanen daarom van belang op zoek te gaan naar bondgenoten. In 1954 resulteerde dit in het Manilla-pact, waarin de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Australië, Nieuw-Zeeland, Pakistan, de Filipijnen en Thailand besloten samen te werken in de Zuidoost-Aziatische Verdragsorganisatie (ZOAVO).61

De overwinning van de Vietminh en de Akkoorden van Genève in 1954 leidden tot een splitsing van Vietnam. Door het verlies van de Fransen nam de VS het voortouw steun te geven aan de anticommunistische regering in Zuid-Vietnam. Deze transitie draaide de rollen om, waardoor nu Frankrijk de Verenigde Staten waarschuwde niet betrokken te

worden bij dit regionale conflict.62 Ngo Dinh Diem werd in hetzelfde jaar benoemd tot premier van Zuid-Vietnam. Het optreden van Diem resulteerde echter in een averechts effect wat de Amerikanen voor ogen hadden. Zijn anticommunistische retoriek en autoritaire leiderschap zorgden voor een kloof tussen de agrarische bevolking en de overheid.63 De communisten in het noorden speelden hier op 59 L.M. Lüthi, The Sino-Soviet split. Cold War in the communist world (Princeton 2008) 345.

60 Op 27 juli 1953 werd een wapenstilstand gesloten tussen Noord- en Zuid Korea. Anno 2017 zijn beide landen officieel nog steeds met elkaar in oorlog.

61 F. van Dongen, Van Timor naar Jakarta, Bestuursambtenaar in diplomatieke dienst (Amsterdam 2009) 112.

62 K.C. Statler, ‘After Geneva. The French presence in Vietnam, 1954-1963’ in: M. Atwood Lawrenc en F. Logevall(red.), The First Vietnam War. Colonial conflict and cold war crisis (London 2007) 265.

(30)

in door steun te verlenen aan rebellerende Zuid-Vietnamezen die zich verenigden in de Vietcong. Onder president John F. Kennedy (1961-1963) werden er adviseurs in Vietnam geplaatst, maar hij durfde het niet aan militaire manschappen te sturen. Deze

afwachtende houding was in eerste instantie ook van toepassing op Kennedy’s opvolger Lyndon B. Johnson.64 Op 7 februari 1965 kwam hier echter verandering in, nadat de Vietcong een aanval had

geopend op Amerikaanse troepen. Als tegenreactie liet Johnson delen van Noord-Vietnam bombarderen en werd de Verenigde Staten definitief betrokken in dit oorlogsconflict.

In de strijd tegen de communistische Vietnamezen werd geen middel ongebruikt gelaten en ook omringende buurlanden werden ongewild meegezogen in dit oorlogsgeweld. Prins Sihanouk wilde zich niet mengen in het conflict en voer een neutrale koers door voortdurend de VS en de SU tegen elkaar uit te spelen. Daarnaast was er binnen zijn buitenlands beleid sprake van een

anti-kolonialistisch sentiment en wierp hij zich op als een aanhanger van een progressieve Derde Wereld. Vanuit dit gedachtegoed

intensiveerde hij tevens de diplomatieke banden met China.65 Doordat de Vietcong-strijders zich eveneens terugtrokken op

Cambodjaans grondgebied, werd het Koninkrijk langzaam onderdeel van de oorlog in het buurland. Het Amerikaanse geweld bereikte daarmee ook het Koninkrijk Cambodja, waardoor er tussen 1969 en 1973 een half miljoen ton aan explosieven op het land werd gegooid, dat resulteerde in de dood van meer dan 100.000 inwoners.66

In buurland Cambodja kwam de regering van prins Sihanouk begin jaren 1970 onder druk te staan. De Verenigde Staten zag liever een

Amerikaans-gezind staatshoofd aan de macht, dan de neutrale Sihanouk, aangezien er nog steeds de vrees was voor een 64 Ibidem, 25.

65 D. Chirot, Modern tyrants The power and prevalence of evil in our age (New York 1994) 216.

(31)

communistische Aziatische regio.67 Minister-president Lon Nol pleegde in oktober 1970 een staatsgreep en riep de Cambodjaanse Republiek uit. Sihanouk vluchtte naar Beijing en dankzij militaire en economische steun van de Amerikanen kon Lon Nol de macht naar zich toetrekken. In december 1974 bedroeg deze steun 1.85 biljoen dollar.68 Door de moeizame strijd van de Amerikanen in Vietnam kwam de regering van president Nixon 1969-1974 onder druk te staan. De televisiebeelden van de oorlogsverschrikkingen hadden een mobiliserend effect op delen van de Amerikaanse bevolking. Een terugtrekking van de troepenmacht werd geëist en zou

gezichtsverlies betekenen voor de regering van Richard Nixon. Dit naderende gebeuren was volgens de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger een extra reden om steun te verlenen aan Lon Nol. Kissinger stelde namelijk dat ‘opponents of President Nixon want to use it as an example of the bankruptcy of his whole policy. So if there is a very rapid collapse, it will be

reflected in our other policies. That frankly is our only concern’.69 De economische en politieke motieven van de Amerikaanse regering wogen daarom zwaarder dan het humanitaire argument om de Cambodjaanse bevolking zo goed mogelijk te helpen.

De naderende terugtrekking van de Amerikanen uit Zuidoost-Azië had destructieve gevolgen voor het bewind van Lon Nol. In de Verenigde Staten heerste een algemeen gevoel van moeheid om de mislukte interventie in Vietnam. In 1973 werd in de Senaat

afgesproken de bombardementen op Cambodja te stoppen en de Amerikanen leunden volgens historicus David Chandler enkel op Lon Nol, om hun eigen troepenmacht veilig te stellen.70 Samantha 67 S. Power, ‘’A problem from hell’’ America and the age of genocide (New York 2002) 92.

68 W. Shawcross, Sideshow Kissinger, Nixon and the destruction of Cambodia (Bungay 1979) 350.

69 W. Burr, The Kissinger transcripts, The top secret talks with Beijing and Moscow (New york 1998) 203.

(32)

Power stelt zelfs dat ‘the United States had backed a loser. Lon Nol was pro-American, but like many U.S.-sponsored dictators of the period, he was also corrupt, repressive, and incompetent.’71 De Chinezen zagen door deze ontwikkeling een mogelijkheid hun invloed te vergroten en steunden daarom de Maoïstisch

georiënteerde Rode Khmer. Op 17 april 1975 werd de hoofdstad veroverd en kon de Cambodjaanse revolutie van start gaan.

Van lege straten, naar volle akkers. De binnenlandse politiek onder Pol Pot

Met de overname van de hoofdstad door de Rode Khmer kwam er een politiek proces op gang dat volgens de nieuwe leiders moest resulteren in een onafhankelijke communistische landbouwstaat. In juli 1975 keerde prins Sihanouk terug vanuit zijn ballingschap. Zijn invloed werd echter drastisch ingeperkt en zou enkel symbolisch van aard zijn. Nog geen jaar later, in maart 1976, ondertekende hij zijn terugtrekking uit de regering en zou gedurende het bewind van Pol Pot onder huisarrest geplaatst worden. Een nieuwe constitutie van het land werd van kracht op 6 februari 1976, waardoor het land officieel werd omgedoopt in Democratisch Kampuchea. Aan het hoofd van deze nieuwe staat stond secretaris-generaal Pol Pot. De Rode Khmer besloot het land niet te leidden vanuit haar eigen groepering, maar verschool zich achter de term: ‘Ângkar’. Door middel van deze term wilden de machthebbers structuur

aanbrengen in de samenleving, aangezien alles gericht moest zijn om ‘Ângkar’ te dienen. Antropoloog Alexander Laban Hinton

omschrijft dit synoniem daarom als ‘an organic entity that is infused with power’.72 Zodoende werd er geen persoonlijkheidscultus

ontwikkeld omtrent de leider, maar was alles gericht op de organisatie die het hele land in haar greep hield.

71 Power, ‘’A problem from hell’’, 97.

72 A.L. Hinton, Why did they kill? Cambodia in the shadow of genocide (Berkeley 2005) 127.

(33)

Het doel van de nieuwe regering was om door middel van en Cambodjaanse revolutie een puur Khmer volk te creëren, om daarmee een staat te verwezenlijken zonder enige vorm van buitenlandse invloeden. Het economische aspect van dit plan was geïnspireerd op de Grote Stap Voorwaarts. Door middel van

agrarische collectivisaties zou Democratisch Kampuchea

zelfvoorzienend moeten worden. Het plan van de Chinezen ging de Cambodjanen echter niet snel genoeg en daarom werd in een verklaring van DK gesproken: ‘This is the Super Great Leap

Forward. The Super Great Leap Forward has concrete meaning.’73 De combinatie van deze snelle economische verwezenlijking en de totale controle over de samenleving, wordt door historicus S.J. Morris omschreven als ‘Hypermaoïst’.74 Om dit doel te bereiken werd de bevolking gecategoriseerd in twee groepen: ‘basismensen’ en ‘nieuwe mensen’. De eerste groep bestond uit Cambodjaanse boeren met een Khmer identiteit en waren volgens de leer van de Rode Khmer de ideale burgers binnen de samenleving. ‘Nieuwe mensen’ waren personen die pas na april 1975 onder controle

waren gekomen van de Rode Khmer en door buitenlandse invloeden vervreemd waren geraakt van het agrarische bestaan. Na de

machtsovername werden alle steden geëvacueerd en de inwoners gedwongen op het platteland te werken. Op deze manier konden de ‘nieuwe mensen’ een juist bewustzijn ontwikkelen.75

Volgens het bewind van DK waren er externe en interne vijanden die de zelfvoorzienende

Khmerstaat bedreigden. De externe vijanden waren de twee grote aangrenzende buurlanden Vietnam en Thailand. Uit angst opgeslokt te worden door een buurland en daarmee soevereiniteit te verliezen, zocht DK steun van beschermheer China. De Chinezen wilden hun 73 B. Kiernan, ‘ ‘’Decisions of the central Committee on a Varity of

Questions’’ (30 March 1976, 7pp., mimea.)’ in: D.P. Chandler, B. Kiernan en C. Boua, Pol Pot plans the future. Confidential leadership documents from Democratic Kampuchea, 1976-1977 (New Haven 1988) 29.

74 Morris, Why Vietnam invaded Cambodia, 71. 75 Burgler, The eyes of the pineapple, 436.

(34)

invloed graag vergroten binnen de Zuidoost-Aziatische regio en zagen dit als een politieke kans om tegenwicht te bieden tegen het door de Sovjets gesteunde Vietnam. Naast de strijd met omringde buurlanden vond er binnen Democratisch Kampuchea tevens een zuivering plaats. De interne vijand werd niet specifiek omschreven en daarom kon iedereen gedefinieerd worden als tegenstander van ‘Ângkar’. Voormalig politiemensen en soldaten van het Lon Nol regime waren de eerste slachtoffers die op grote schaal vervolgd werden. Partij-ideoloog en minister-president Nuon Chea riep op: ’The old soldiers, don’t keep them for anything, since they cannot easily abandon their old ideas. So smash and destroy them all.’76 De tweede groep die vervolgd werd waren soldaten en leden van de Rode Khmer zelf. Zij werden verdacht van opstandig gedrag ten aanzien van de revolutie en beschuldigd van samenwerking met de vijand. Klassenzuiverheid werd binnen de hoogste kringen steeds belangrijker en socioloog Abram de Swaan stelt daarom dat ‘de bloedigste zuiveringen werden voltrokken aan de kaders van de Rode Khmer zelf’.77 De derde groep interne vijanden waren personen die connecties hadden met vijanden van het regime. Onderzoeker Meng-Try Ea stelt dat de Rode Khmer deze groep typeerde als ‘people involved in class politics to include the

husbands, wives, children, parents, and other relatives of Angkar’s

enemies, who they believed were influenced by the political

activities of their family members.’78 Deze typering wordt bevestigd door historicus Hinton. In een interview met een voormalig

dorpshoofd van Democratisch Kampuchea, verklaarde de

geïnterviewde dat legereskaders ’were supposed to ‘dig up’ the entire family of an enemy –husband, wife, kids, sometimes from the 76 M.T. Ea, The chain of terror, The Khmer Rouge southwest zone security system (Phnom Penh 2005) 4. Het originele citaat is te vinden in:

‘’Confession of Chou Chet, Secretary of the West Zone,’’ Documentation Center of Cambodia J00456.

77 A. de Swaan, Compartimenten van vernietiging over genocidale regimes en hun daders (Amsterdam 2014) 180.

(35)

grandparents down- so that none remained….to kill off the entire line at once so that none of them would be left to seek revenge later, in turn.’79

De invloed van de staat op het leven van de Cambodjanen nam tijdens het bewind totalitaire proporties aan. Geld en markten

werden afgeschaft, terwijl scholen, universiteiten en boeddhistische kloosters de deuren moesten sluiten. Op persoonlijk vlak werd de bewegingsvrijheid, invulling van vrije tijd en de verspreiding van informatie tot een minimum beperkt.80 Daarnaast mondde de collectivisatie van de landbouw uit in een enorme mislukking en resulteerde het in misoogsten en een grootschalige hongersnood. De vijanden van de staat werden opgesloten in publieke gebouwen die als gevangenis dienden. Symbool voor dit beleid staat Tuol Sleng, een voormalig schoolgebouw in Phnom Penh. Naarmate de leiding van de Rode Khmer haar controle op het land verstevigde en

langzamerhand iedereen als potentieel vijand ging zien, liep ook het aantal slachtoffers op die gevangen zaten in de gecreëerde

gevangenissen. In 1975 zaten er tweehonderd personen opgesloten in Tuol Sleng. Een jaar later was dit aantal vertienvoudigd naar 2250 mensen. Alhoewel de cijfers incompleet zijn, liep dit aantal in 1978 op naar meer dan tienduizend, waarvan vrijwel niemand het overleefde.81 Om het executieproces uit het zicht te vermijden werden er in landelijke gebieden executieplaatsen en massagraven aangewezen, die na de aftocht van Pol Pot bekendheid kregen onder de naam Killing Fields. Pas met de val van het regime in januari 1979 kwam er een eind aan de staatrechtelijke volkerenmoord, waarbij volgens historicus Ben Kiernan 1.671.000 doden vielen als gevolg van de Cambodjaanse revolutie.82

79 Hinton, ‘A head for an eye’, 273. 80 Chandler, Brother number one, 1. 81 Ibidem, 130.

(36)

Het buitenlandse beleid van Democratisch Kampuchea In Democratisch Kampuchea werd een agrarische samenleving gecreëerd die een etnische zuiverheid nastreefde en waarbij alle aspecten van het leven onder controle kwam van de staat. Het buitenlandse beleid was erop gericht de revolutie tot een succes te maken en dit system intact te houden. Al vanaf de machtsovername op 17 april 1975 werd gekozen voor een buitenlands beleid dat gericht was op een geïsoleerde internationale positie, waardoor het zelfstandigheidsutopie verwezenlijkt kon worden. Alle buitenlanders dienden na de val van Lon Nol het land te verlaten en ook Westerse ambassades moesten sluiten. Door de machtsovername wilde het nieuwe regime erkend worden door andere staten, een proces dat door haar isolatie-politiek zeer moeizaam op gang kwam. De

diplomatieke betrekkingen met de meeste landen bleven beperkt tot het voornemen geloofsbrieven aan te bieden. Van een uitwisseling van ambassadeurs naar elkanders grondgebied was vrijwel geen sprake. Tot het begin van 1978 hadden enkel China, Noord-Korea, Albanië, Joegoslavië, Laos en Egypte een ambassade in de

hoofdstad.83 De VS heeft nooit diplomatieke betrekkingen

opgebouwd met het bewind van Pol Pot. Ook met landen die sterk gelieerd waren aan de Sovjet-Unie, zoals haar Oost-Europese satellietstaten, werden geen betrekkingen aangeknoopt. In plaats daarvan werd er gekozen voor staten die een maoïstisch

georiënteerd waren of niet gebonden waren aan de twee grootmachten.84

Het supranationale orgaan van de internationale gemeenschap werd door de Rode Khmer gebruikt voor de internationale bescherming door China en om inmenging van andere landen in de binnenlandse politiek te voorkomen. De strijd voor een zetel binnen de Verenigde Naties (VN) werd in eerste 83 Morris, Why Vietnam invaded Cambodia, 75.

84 NA, Archief Ministerie van Buitenlandse Zaken 1975-1984, inv.nr. 10552, ’Uitgave van het department of state, background notes Cambodia april 1977’ 6.

(37)

instantie gevoerd tegen de regering van Lon Nol. Al in 1974 hadden 63 landen de GRUNK regering erkend als afgevaardigde namens Cambodja. Zowel de Verenigde Staten als Nederland behoorden niet tot deze landen. Minister Max van der Stoel had besloten vast te houden aan de erkenning van Lon Nol. De ‘doorslaggevende factor’ in dit besluit had te maken met de vraag wie de ‘feitelijke controle’ over Cambodja had. Van der Stoel verklaarde in een bericht aan de Nederlandse vertegenwoordiger van de VN, dat ‘de regering van lon nol heeft nog de controle over belangrijke delen van cambodja. Alleen indien in die situatie een drastische verandering zou

intreden, zou aanleiding bestaan voor een mogelijke erkenning van het regime sihanouk.’85

Om meer internationale steun te verwerven ging Rode Khmerlid en later staatshoofd Khieu Samphan samen met prins Sihanouk langs bevriende staten in Afrika en Azië. De prins had zich de afgelopen decennia op het internationale toneel

bewezen en werd door de Rode Khmer gebruikt voor eigen gewin. Daarbij was hun tactiek niet zozeer gericht om landen voor te bereiden op een Cambodjaanse machtswisseling, maar om te

onderzoeken of de prins daadwerkelijk bereid was zich in te zetten voor een coalitie met de Rode Khmer.86 Om een tegenwicht te bieden tegen de Amerikanen werd er steun

gezocht bij landen uit de Derde Wereld. Deze steunbetuiging kwam er en werd nog eens benadrukt in oktober 1975 toen prins Sihanouk een staande ovatie kreeg binnen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, naar aanleiding van een speech vol

anti-Amerikaanse retoriek en het verdedigen van de Rode Khmer.87 De tactiek slaagde en door de steun van niet gebonden landen was Sihanouk onnodig geworden. Internationale samenwerking met 85 NA, Archief Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties te New York, 1955-1974 [2.05.273], inv.nr. 197, ‘Codebericht Van der Stoel aan p.v. New York’ 18-09-1974. 86 P. Short, Anatomy of a nightmare (New York 2005) 261. 87 Ibidem, 330.

(38)

enkele van deze landen werd voortgezet. Zo publiceerden Democratisch Kampuchea en Pakistan op 31 maart 1977 een gezamenlijke verklaring waarin ze besloten samen te werken voor een herstructurering van een nieuwe economische orde dat

ontstaan was door de ‘legacy of the age of colonialism and imperialism.’88

Het buitenlandse beleid van DK ten aanzien van dit internationale orgaan zat vol paradoxen. Aan de ene kant werd er gestreefd naar een geïsoleerde internationale positie, waardoor het niet afhankelijk was van andere mogendheden. Aan de andere kant werd er samengewerkt met landen uit de Derde Wereld, om een blok te vormen tegen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Het buitenlands beleid had als doel de binnenlandse politiek te

beschermen en contact van de Cambodjaanse bevolking met het buitenland te vermijden.89 Elke mogelijkheid of samenwerking was hiervoor gewenst, waardoor er een pragmatische visie ontstond dat resulteerde in wisselende samenwerkingen met andere landen. Democratisch Kampuchea wilde echter geen leidende rol spelen binnen de Derde Wereldbeweging, aangezien dit mogelijk ten koste zou gaan van de binnenlandse ontwikkelingen. Het buitenlands beleid stond daarmee in het teken van het ontwikkelen van een zelfvoorzienende Cambodjaanse landbouwstaat.

Ondanks dat de regering van Pol Pot zelfvoorziening

nastreefde, konden ze niet zonder de financiële en materiele steun van beschermheer China. Voor de Cambodjanen was hun

communistische metgezel een gever van militaire, technische en economische steun en dit bood tevens een afzetgebied voor agrarische producten.90 Democratisch Kampuchea exporteerde, ondanks de heersende hongersnood, in 1978 vijfduizend ton rijst

88 NA, Archief Ministerie van Buitenlandse Zaken 1975-1984, inv.nr. 12921, ‘Pak-Kampuchea Joint Press Communique’ 31-03-1977.

89 Morris, Why Vietnam invaded Cambodia, 76-77. 90 Ibidem, 301.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verder zijn de drie verschillende gassen vaak op zichzelf bestudeerd, terwijl voor een goede totaalschatting ze alledrie tegelijk gemeten zouden moeten worden.. Tenslotte zorgen

A 8.6 Totale nitraatuitspoeling naar het grondwater vanuit alle gronden in het landelijk gebied in 106 kg N a; gemiddelde nitraatuitspoeling vanuit alle gronden in kg N ha-1 jr-1

Obesity-induced metabolic abnormalities have been associated with increased oxidative stress which may play an important role in the increased susceptibility to myocardial

Stokvis (1979:vii) beweer tereg dat sport soveel nuanses vertoon dat daar dikwels groat verskille in die omskrywing daarvan voorkom. Dit is 'n w1keldwoord wat in

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden

 After the intra-textual analysis, the literary genre, historical setting, life-setting and canonical context of each imprecatory psalm will be discussed