• No results found

De informatievoorziening van de Nederlandse

regering

De Nederlandse regering is afhankelijk van verschillende

informatiestromen uit de wereld, om zodoende het buitenlands beleid kundig te sturen. Een open samenleving, vrije media en intensieve diplomatieke betrekkingen zijn belangrijke factoren om dit proces te versnellen en de beleidsbepalers van genoeg

informatie te voorzien om een beslissing te kunnen maken. Maar wat als dit niet het geval is? Wat als er een regime gevestigd is in een land dat een geïsoleerde wereldpositie nastreeft, de

diplomatieke betrekkingen verbreekt en journalisten de toegang ontzegd? In dit derde hoofdstuk wordt besproken in hoeverre de Nederlandse regering op de hoogte was van de ontwikkelingen in Democratisch Kampuchea. De volgende deelvraag staat daarom centraal: op welke wijze kreeg de Nederlandse regering informatie tot zich met betrekking tot DK en in hoeverre was het op de hoogte van de ontwikkelingen in het land? Dit hoofdstuk is in twee delen verdeeld. In het eerste gedeelte wordt de internationale en

nationale journalistieke berichtgeving over dit conflict besproken. Vervolgens wordt in het tweede gedeelte de informatiekanalen van de Nederlandse regering uiteengezet, waarbij er aandacht is voor zowel diplomatiek verkeer als informele bronnen.

De internationale journalistieke berichtgeving over de revolutie van Pol Pot

Met de inname van Phnom Penh door de Rode Khmer kwam er een nieuwe regering die het land grotendeels afsloot van buitenlandse invloeden en daarmee de journalistieke berichtgeving over het land ernstig beperkte. Westerse journalisten en diplomaten die nog in het land verbleven na de capitulatie, zaten vast in de Franse ambassade totdat zij het land veilig konden verlaten. Door het gebrek aan communicatie werd betrouwbare informatie schaars en waren Westerse kranten vrijwel uitgesloten van controleerbaar nieuws uit het gebied.159

De Franse missionaris François Ponchaud behoorde tot de eerste Europese berichtgevers over de gruwelijkheden die zich afspeelden in Democratisch Kampuchea. Ponchaud woonde sinds 8 november 1965 in het land en door zijn intensieve contacten met de lokale bevolking sprak hij vloeiend Khmer. Na de machtsovername door Pol Pot bleef de missionaris nog enkele weken in Cambodja wonen, voordat hij gedwongen werd het land te verlaten. In de grensgebieden bood hij hulp aan gevluchte Cambodjanen en hoorde hij over de oorlogsverschrikkingen die zich in het land afspeelden. Als reactie hierop schreef hij enkele brieven aan de Franse krant Le

Monde om het onderwerp onder de aandacht te brengen. In 1978

verscheen zijn boek Cambodia: Year Zero, waarin hij de gevolgen van de revolutie besprak en onderbouwde met de verhalen van 94 geïnterviewde vluchtelingen.160 In zijn werk concludeerde de

Fransman ‘that the Khmer revolution is irrefutably the bloodiest of

159 J.F. Metzl, Western responses, 21. 160 Ponchaud, Cambodia: year zero, 10.

our century’.161 Slachtofferschap was, net als bij Ponchaud, een belangrijk thema binnen de berichtgeving over de ontwikkelingen in DK, om zodoende Westerse regeringen te beïnvloeden actie te ondernemen tegen dit geweld. Dit aspect van verslaggeving kwam centraal te staan vanaf 1978, toen de regering van Pol Pot internationale steun zocht voor haar eigen

oorlogscampagne tegen Vietnam. Om een antwoord te bieden op de Vietnamese berichten over een Cambodjaanse volkerenmoord,

besloot de leiding het land beperkt open te stellen voor buitenlandse journalisten, diplomaten en solidariteitscomités. De Amerikaanse journaliste Elizabeth Becker bezocht in hetzelfde jaar daarmee als één van de eerste buitenstaanders Democratisch Kampuchea. Haar ervaringen over deze reis beschreef ze in de oplages van The

Washington Post. Tijdens haar bezoek aan het land had ze een

interview met Pol Pot. Hierin beschreef de regeringsleider het doemscenario van een door Vietnam geregeerde regio. De noodzaak om dit tegen te gaan door middel van een geïsoleerde staat,

overtuigde Becker dat de oorlogservaringen die werden verteld door gevluchte Cambodjanen, op waarheid berust moesten zijn. Na haar reis sprak ze zich in de media daarom uit tegen dit bewind.162

Het perspectief van Elizabeth Becker stond haaks op dat van haar reisgenoot Malcolm Caldwell, een marxistische academicus die overtuigd was van de positieve ontwikkelingen in de

communistische landbouwstaat. De houding van Caldwell stond niet op zichzelf en in Amerikaanse en Britse media was een tweestrijd gaande tussen mensen die berichtten over de genocidale

ontwikkelingen in het land en deze gebeurtenissen aan de kaak wilden stellen, en personen die het opnamen voor de Rode Khmer en hen steunden in de geslaagde Cambodjaanse revolutie. Doordat het land was afgesloten van de buitenwereld en de toegang tot informatie schaars was, maakten beide kampen gebruik van hun eigen subjectieve waarnemingen, waardoor de tegenstelling ernstig 161 Ibidem, 14.

werd vergroot. Deze dynamiek had haar oorsprong in de Vietnamoorlog, waar al te rooskleurige beweringen van Amerikaanse beleidsbepalers kritisch werden bekeken door tegenstanders van de interventie. Er was een sceptische houding ten aanzien van de regering en vanuit dit sentiment heerste er een sfeer waarbij ‘witnessing the full horror of the war, it was easy for many to believe that because the American side was so brutal, the other side had to be better.163 Er werd daarom in de media een strijd gevochten waarbij conservatieven de Cambodjaanse

vluchtelingenverhalen gebruikten als middel om hun Vietnam- interventie kracht bij te zetten en progressieven juist het falen van dit beleid benadrukten en zich positief uitspraken over de

ontwikkelingen in het land.164

De Amerikaanse journalisten Gareth Porter en George C. Hildebrand namen een prominente positie in binnen het kamp dat de Cambodjaanse revolutie steunde. Porter schreef eerder over de Amerikaanse mistanden in Vietnam. In september 1975 publiceerde hij samen met Hildebrand in het werk: The Politics of Food,

starvation and agricultural revolution in Cambodia, waarin de

overname van het land door de Rode Khmer werd bewierookt. De gedwongen ontruiming van de steden werd door de auteurs

verklaard doordat ‘the combination of unsanitary conditions, an overcrowded population, and the general malnutrition of the

population had made the danger of epidemics as cholera and plague a cause for alarm.’165 Berichtgeving van de Amerikaanse regering werd gewantrouwd en stond in contrast met het socialistische wereldbeeld dat deze journalisten voor ogen hadden. Uitlatingen van president Carter, die het regime in april 1978 beschreef als ’the worst violator of human rights in the world today’, werden daarom ongeloofwaardig geacht.166 Doordat er weinig informatie

beschikbaar was, werd nieuwsgaring verkregen door middel van 163 Metzl, Western responses, 27.

164 Becker, When the war was over, 375.

eigen contacten, waardoor dit eenzijdige perspectief enkel versterkt werd. Al het nieuws dat haaks stond op deze visie werd vervolgens ontkracht en tegengesproken met eigen waarnemingen en analyses. Op deze manier ontstonden er twee parallelle werelden, waarbij het conflict gebruikt werd als middel in een ideologische strijd die

voortkwam uit de Vietnamoorlog.

De Nederlandse journalistieke berichtgeving over de ontwikkelingen in Democratisch Kampuchea

De economische vooruitgang na de Tweede Wereldoorlog zorgde in het Westen, waaronder in Nederland, voor de totstandkoming van een consumptiemaatschappij. Er was meer geld te besteden in de vrijetijdssector waardoor technologische producten voor een breed publiek betaalbaar werden. Deze vooruitgang kwam onder andere tot uiting in de verkoop van het aantal televisietoestellen in

Nederland. In 1955 stonden er slechts 16.000 kijkbuizen in het land, dit aantal liep in 1968 op tot 1.8 miljoen en in 1977 zelfs tot 3.3 miljoen stuks.167 Deze ontwikkeling gaf daarmee nieuwe

mogelijkheden op het gebied van nieuwsuitzending en journalistiek. De ontwikkelingen binnen de dekolonisatie konden in de jaren 1950 en 1960 op deze manier rechtstreeks uitgezonden worden in de Nederlandse woonkamers, waardoor de eens zo verre oorden, bereikbaar werden.168Vanaf de jaren zestig zat het Nederlandse journaille in een leerproces, televisiejournalistiek en het maken van buitenlandreportages werden nieuwe fenomenen binnen dit

werkveld.169 Het conflict dat zich afspeelde in Vietnam werd gebruikt als leerschool om de journalistiek te professionaliseren. Ongeveer vijfentwintig Nederlandse journalisten maakten vanaf de jaren 1960 deel uit van de carrousel die verslag deed van de

166 http://www.presidency.ucsb.edu/ws/?pid=30693 geraadpleegd op 16- 05-2017.

167 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 256. 168 Pas, Aan de wieg van het nieuwe Nederland, 174.

Vietnamoorlog.170 Het was gangbaar dat verslaggevers niet gebruik maakten van hun eigen bronnen. In plaats daarvan namen ze

berichten over van grote persbureaus of artikelen van Amerikaanse kranten.171 Deze bronvergaring bleef grotendeels in stand tot het midden van de jaren 1960. Journalistieke verslaggeving over de ontwikkelingen in Vietnam lag nagenoeg op dezelfde lijn als het Nederlandse regeringsbeleid. De resultaten van de economische vooruitgang in dit decennium leidde tot sociale veranderingen, waarbij de gevestigde orde onder druk kwam te staan. Ook binnen de journalistiek werd deze verandering zichtbaar. Berichtgeving van de overheid werd niet langer kritiekloos overgenomen, maar er kwam een roep om ook het andere perspectief te belichten.

Historicus Niek Pas stelt in dit opzicht dat er een ‘slingerbeweging’ ontstond ‘van een ‘westers’ naar een ‘oosters’ perspectief.172 De kritische houding jegens de eigen regering werd versterkt. Deze kentering binnen de journalistiek was vooral zichtbaar, toen de Amerikaanse president Richard Nixon op 30 april 1970

bekendmaakte Cambodja binnen te vallen, om daarmee het Vietnam-conflict in Amerikaans voordeel te beëindigen. Deze bekendmaking leidde tot een mondiale verontwaardiging. Ook in Nederland werd, volgens historicus Rimko van der Maar, ‘geschokt of afwijzend’ gereageerd door de meerderheid van de politieke partijen en de media.173 De afwijzende houding ten aanzien van de Amerikaanse interventie kon in sommige gevallen zelfs leidden tot een kritiekloze overname van nieuwsberichten die dit perspectief ondersteunden. Voormalig Vietnam-verslaggever Willebrord Nieuwenhuis concludeert hierdoor dat sommige journalisten ‘vergaten in die nieuwe roes weer even gemakkelijk wat een 170 Ibidem, 186.

171 N. Pas, ‘Brandpunt Vietnam. Oorlogsverslaggeving door de KRO- televisie, 1966-1969’ in: J. Kleinen e.a., Leeuw en draak. Vier eeuwen Nederland en Vietnam (Amsterdam 2007) 173-174.

172 Ibidem, 187.

communistisch alternatief voor het gehele land Vietnam kon gaan inhouden.’174

De nieuwe opgedane journalistieke ervaringen konden niet worden benut ten tijde van de opeenvolgende ontwikkelingen in Democratisch Kampuchea. Door de geslotenheid van het land waren journalisten aangewezen op hun eigen informatiebronnen. Dit

zorgde voor eenzijdige verslaggeving, waarbij de eigen politieke kleur terugkwam in de journalistieke berichtgeving. Vanuit de verslaggeving over de Vietnamoorlog was er een trend zichtbaar van ‘collectieve zelfcensuur’. Deze ontwikkeling zette zich voort in de berichtgeving over DK.175 Pas na de inval van Vietnam in

december 1978 en de daarop volgende informatiestroom over de volkerenmoord, kwam hier een kentering in. Journaliste Dieudonnée ten Berge, die indertijd verslag deed over het conflict, schreef in haar memoires dat er tijdens de regeerperiode van de Rode Khmer een berichtgeving ontstond waarbij ‘meten met twee maten, niet willen geloven wat je ziet of hoort, maar feiten uitsluitend

interpreteren in het licht van hoe je denkt dat de wereld in elkaar zit’ eerder regel dan uitzondering was.176

Het vluchtelingenvraagstuk dat ontstond door de oorlog kwam er in 1979 hernieuwde betrokkenheid voor deze regio.

Historica Angela Wals stelt in haar studie naar de Nederlandse journalistieke berichtgeving over DK dat er nu meer aandacht kwam voor het slachtofferschap van de bevolking en daarmee ‘werd de situatie in Cambodja als een humanitaire ramp met een beperkte politieke achtergrond gepresenteerd. Dit was anders dan tijdens de Vietnam-oorlog waar naast de solidariteit met Vietnam ook duidelijk een politiek standpunt werd aangenomen.’177 Toch bleef de situatie in Cambodja in de schaduw staan van de problematiek in haar 174 W. Nieuwenhuis, Vietnam. De nooit verdwenen oorlog (Amsterdam 2000) 102.

175 Wals, Volkerenmoord op de Nederlandse buis, 48. 176 Ten Berge, Een affaire met Indo-China ,161.

buurland. Dit blijkt niet alleen uit de journalistieke berichtgeving over het conflict, maar ook uit de solidariteit die er was met

vluchtelingen uit deze regio. Er kwam een mobilisering van burgers op gang om steun te bieden aan Vietnamese bootvluchtelingen, die wegens onderdrukking en armoede hun land ontvluchten. Een nationale campagne over deze problematiek resulteerde in de opbrengst van miljoenen guldens.178 Voor de erbarmelijke ontwikkelingen in Cambodja werd geen nationale campagne

opgericht, maar werden er initiatieven opgezet via hulporganisaties. In 1981 organiseerde Stichting Vluchteling een inzamelingsactie voor vluchtelingen uit onder andere Somalië, Pakistan, Zuid- Amerika en Cambodja. De zeventien miljoen gulden die werd opgehaald viel daarmee in het niet met de dertig miljoen die was gecollecteerd voor de Vietnamese vluchtelingen.179

In de Nederlandse samenleving werd er ook vanuit communistische kringen aandachtig gekeken naar de

ontwikkelingen in Azië. Aanhangers van de Sovjet-Unie en maoïsten kwamen door het conflict tussen Vietnam en Cambodja nadrukkelijk tegenover elkaar te staan. Binnen maoïstisch Nederland werden er initiatieven opgezet om zich zodoende solidair te verklaren met de Rode Khmer en de Cambodjaanse bevolking. Hierbij was er geen sprake van een collectieve solidariteit, maar steunden organisaties als

de Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland marxisties- leninisties (KEN-ml) en de Groep Marxisten-Leninisten (GML) op hun eigen leden. Hierdoor kwamen er twee stromingen tot stand. Aan de ene kant was er een ‘intellectuele stroming’, waartoe de KEN-ml behoorde en zich voornamelijk richtte op brengen van nieuws en het ontkrachten van andere nieuwsbronnen. Aan de

andere kant kwam er een ‘pragmatische stroming’ op gang. De GML uitte deze solidariteit door middel van actiegerichte handelingen, zoals het colporteren van pamfletten en het collecteren van geld 178 Ibidem, 73.

voor de Rode Khmer.180 Door hun extreem-linkse ideeën en

sektarische organisatiestructuur konden ze echter niet rekenen op een groot draagvlak van de Nederlandse bevolking. Hun politieke boodschap droeg daarmee bij aan de polarisatie van het conflict, maar bleef enkel beperkt tot communistische kringen.

Een prominente aanhanger van de Rode Khmer in de nationale media was de maoïstische

hoogleraar Ernst Utrecht. De academicus was verbonden aan de Monash Universiteit in Australië waar hij academische werken publiceerde op het gebied van mensenrechten en ongelijkheid.181 In Nederland schreef hij echter diverse stukken waarin hij de

volkerenmoord in Democratisch Kampuchea ontkende. Zelfs toen collega’s, zoals historicus Ben Kiernan, in 1978 overtuigd werden van de wandaden van het regime, bleef Utrecht volharden in zijn beweringen.182 De ondersteuning van de Cambodjaanse bevolking werd niet enkel geboden vanuit een academische basis, maar er werd ook actie ondernomen. Nadat het bewind van Pol Pot was gevallen en de Vietnamezen een regering hadden neergezet, was dit voor Ernst Utrecht een reden om zich sterk te maken voor een solidariteitsbeweging. Het zogeheten Kampuchea Kommitee werd op 20 januari 1979 opgericht, waarbij Utrecht bij de oprichting verklaarde: ’Iedereen die meent te kunnen oordelen over wat het leger van Pol Pot toen heeft gedaan en spreekt over massamoorden en schending van de mensenrechten moet beseffen dat die geluiden niet uit de Derde Wereld komen. Die geluiden komen uit het westen, [...] to hell with them!’’.183Als voorzitter was hij nauw betrokken bij 180 D.F.M. van Stigt, ‘Kaas, klompen en Killing Fields. Een onderzoek naar Nederlandse solidariteit met het regime van Pol Pot in Democratisch Kampuchea 1975 – 1981’(Ongepubliceerde Bachelorscriptie, Bachelor Geschiedenis Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam 2016) 40. 181 ‘Nederlander uit Maleisië gezet’, in: De Telegraaf, 16-04-1975.

182IISG, Archief Ernst Utrecht, Verspreide artikelen XI maart 1980 – okt. 1980, ‘Ben Kiernan antwoord Ernst Utrecht. Het conflict

Vietnam/Kampuchea is vooral te wijten aan Pol Pot’, in: De Nieuwe Linie, 14-05-1980, 2376.

de organisatie en hield contact met buitenlandse delegaties, het organiseren van informatieavonden en het vertalen en verspreiden van de werken van Gareth Porter en George C. Hildebrand.

Berichten in de media die het tegendeel bewezen werden ontkracht en beantwoord met eigen analyses. Utrecht verklaarde vanuit dit gedachtegoed daarom in september 1976 ‘dat er in de Westerse internationale pers een hetze tegen het nieuwe regime in Cambodja aan de gang is.’184 Tot begin jaren 1980 bleef hij volharden in dit gedachtegoed, waarna zijn optredens met betrekking tot dit conflict verdwenen.

De informatievoorziening van de Nederlandse regering Naast de journalistieke berichtgeving maakte de Nederlandse regering gebruik van haar eigen kanalen om informatie te

verkrijgen over de situatie in het land. Het delen van diplomatieke berichten met andere lidstaten was in de jaren 1970 een

ongebruikelijk fenomeen, waardoor landen zelf verantwoordelijk waren voor hun informatievoorziening. In Nederland werd daarom samengewerkt met internationale organisaties die zich inzetten voor de bescherming van mensenrechten, het tegengaan van racisme of zich solidair verklaarden met een bevolkingsgroep in de Derde Wereld. Deze organisaties konden zowel geïnstitutionaliseerd van aard zijn, zoals Amnesty International, maar ook bestonden uit losse werkgroepen en stichtingen.185 Vanaf de jaren 1970 sloot de PvdA zich aan bij de solidariteitsbeweging die een eerder decennium was omgekomen en had gezorgd voor een polarisatie binnen de linkse politiek. Sociale bewegingen binnen dit spectrum konden rekenen op facilitaire steun van de overheid en met het aantreden van het kabinet-Den Uyl kwam er een belangrijke 184 IISG, Archief Ernst Utrecht, Verspreide artikelen VIII maart 1976 – november 1977, ‘De gruweljournalistiek over de Cambodjaanse revolutie’, in: Vrij Nederland 37:10, 25-10-1976, 1854.

185 L. Wijmans, ‘De solidariteitsbeweging. Onverklaard maakt onbekend’ in: J.W. Duyvendak e.a., Tussen verbeelding en macht. 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam 1992) 133.

machtspositie in handen.186 Niet alleen werden er meer subsidies verstrekt, maar door middel van ‘inspraak- en

participatieprocedures’ werd hun visie op de Derde Wereld

meegenomen in het buitenlands beleid.187 De actiegroepen stonden in contact met de lokale bevolking en konden de Nederlandse

regering daarom van informatie voorzien die niet altijd voor handen was. Deze win-win situatie zorgde voor een vruchtbare

samenwerking tussen het kabinet en de overwegend linkse

actiegroepen.188 Met het wegvallen van de PvdA in 1977 en de komst van een centrumrechts kabinet werd de rol van de overwegend links-progressieve solidariteitsbewegingen ingedamd. De financiële structuur met betrekking tot subsidies was echter blijvend. Hierdoor konden de solidariteitsbewegingen ook tijdens het kabinet-Van Agt I op facilitaire steun ontvangen voor hun activiteiten.189

Met betrekking tot Democratisch Kampuchea waren er diverse actiegroepen die graag het onderwerp op de politieke

agenda wilden hebben. De KEN-ml, GML en het door Ernst Utrecht opgezette Kampuchea Komitee waren voor de regering echter geen serieuze partners. Het ontbrak de bewegingen aan middelen en contactpersonen om directe informatie te verkrijgen van de

bevolking die woonachtig was onder het regime van de Rode Khmer. Daarnaast week de Maoïstische leer te zeer af van de politieke kleur van het kabinet. Voor de Nederlandse regering was er daarom geen reden intensief contact te houden met deze groeperingen.

Een belangrijk kanaal voor de Nederlandse

informatievoorziening was het eigen diplomatieke netwerk. De betrekkingen tussen Nederland en de Republiek Cambodja werden opgeschort, nadat het land in handen was gevallen van de Rode Khmer. Tijdens het bewind van Lon Nol had Nederland geen 186 Ibidem, 140.

187 J.W. Duyvendak e.a, ‘Conclusie’, in: J.W. Duyvendak e.a., Tussen verbeelding en macht. 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam 1992) 215.

188 Interview Jan Pronk met Dyon van Stigt, 14-04-2017. 189 Wijmans, De solidariteitsbeweging, 140.

ambassadeur in het land gevestigd. In plaats daarvan werd er vanaf 1966 een afgevaardigde in de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur gesetteld.190 Een informant ter plaatse deed zodoende verslag van