Dialoog
Over oordeel en waarheid in de opiniejournalistiek
Evert te Winkel
Fortlaan 7
7325 ZN Apeldoorn
egtewinkel@gmail.com
06-‐44022845
Studie: Journalistiek
Christelijke Hogeschool Ede
Oude Kerkweg 100
6717 JS Ede
Minor: Cultuur en religie
Afstudeerbegeleider:
Ruud Vos
Datum: Donderdag 8 mei 2014
Voorwoord
Wat is opiniejournalistiek en wat behoort het te zijn? Het antwoord op deze twee vragen bepaalt grotendeels het antwoord op de vraag naar waarheid binnen de
opiniejournalistiek. Waarheid staat over het algemeen binnen de journalistiek ter discussie, maar de opiniejournalistiek kent specifieke tegenwerpingen.
Deze scriptie behandelt twee van deze tegenwerpingen: dat opiniejournalistiek niet waar is omdat deze subjectief zou zijn en dat opiniejournalistiek
levensbeschouwelijk en dus partijdig is. De scriptie laat zien dat deze tegenwerpingen ofwel onjuist zijn ofwel niet problematisch. Ook plaatst deze de opiniejournalistiek in de context van de eeuwenlange journalistieke en filosofische ontwikkeling.
Het onderzoek sluit af met de visies van een drietal hoofdredacteuren van opiniejournalistieke magazines, waarvan De Nieuwe Koers openlijk
levensbeschouwelijk is. Daaruit blijkt dat het onderzoek in deze scriptie niet louter een abstracte beschouwing is, maar praktische consequenties heeft voor de makers van opiniebladen. Om die reden zijn een aantal praktische aanbevelingen en gedachten direct na de conclusie uitgewerkt.
Deze scriptie is een onderdeel van de specialisatie Cultuur & Religie. De
samenhang tussen deze specialisatie en de scriptie ligt voor de hand, maar verdient wel extra uitleg. Het onderzoek behandelt een mogelijk vooroordeel dat levensbeschouwing of religie waarheidsvinding in de weg staat, wat overigens mogelijk maar niet
noodzakelijk is, en betoogt daarbij dat levensbeschouwing noodzakelijk is om de wereld te begrijpen (extern) en dat de journalist zonder levensbeschouwing niet bestaat
(intern). Cultuur komt in de scriptie slechts bij behandeling van Girard expliciet naar voren, maar vormt in samenhang met levensbeschouwing een rode draad binnen dit onderzoek.
Het volume van de scriptie nam in de loop van het onderzoek fors toe. Een
leeshandleiding is daarom geen overbodige luxe. Bij thema #1 ligt het zwaartepunt in de tweede helft, vanaf de vraag ‘Wat is opiniejournalistiek?’ Bij thema #2 is voornamelijk het kopje ‘Toepassing voor de journalistiek’ belangrijk, bij thema #3 is de eerste helft, tot en met ‘Intersubjectiviteit’ het belangrijkst en in thema #4 vormt het stuk onder ‘Traditie en historie’ vooral een interessant zijspoor. De interviews in deel #5 geven een goed beeld van de thematiek die in de gehele scriptie besproken is. Ik sluit af met een aantal persoonlijke aanbevelingen die ik als les bij het maken van deze scriptie geleerd heb.
Inhoudsopgave
Voorwoord 2
Inhoudsopgave 3
#0 Inleiding 6
1. De huidige situatie 6
2. Het doel van deze scriptie 6
Thema #1: Waarin verschilt opiniejournalistiek van andere soorten journalistiek,
speciaal gelet op het thema waarheid? 8
1. Het probleem van journalistiek met waarheid 8
a. Kopiistiek 9
b. De pauselijke toespraak 10
c. Churnalism 11
2. De zaak Marinab, een voorbeeld van journalistiek falen 12
a. Jan Dirk Snel 13
b. Wat staat op het spel? 14
3. Wat is opiniejournalistiek? 15
a. Opiniërend en feitelijk 15
b. Functie en doel 16
c. Wat is opinie? 17
d. Journalistiek 19
4. Ethiek en waarheid in opiniejournalistiek 19
a. Eigen onderzoek 20
b. Ethische codes 21
c. Oregon code 22
d. Deugdelijke grondslag 22
5. Conclusie 23
Thema #2: Filosofie, opiniejournalistiek & waarheid 24
1. De geschiedenis van de journalistiek 24
2. Drie invalshoeken 25
a. Praktische en intellectuele middelen 25
b. Projectie 25
c. Ideologie 26
3. Jürgen Habermas 27
a. Publieke sfeer 27
b. Wat is Verlichting? 28
c. Communicatietheorie als aparte wetenschap 29
4. Waarheid in de voor-‐kantiaanse filosofie 30
a. Plato en Aristoteles 30
b. Begrip en zaak 31
5. Kant versus Rorty 32
a. Theoretische rede 32
b. Praktische rede en esthetiek 33
c. Drie erven van Kant 33
d. Positivisme, materialisme en romantiek 34
e. Het relativisme van Rorty 35
f. Waarheid 36
6. Toepassing voor de journalistiek 37
7. Conclusie 38
Thema #3: Objectiviteit versus subjectiviteit 39
a. Een onhelder concept 40
b. Vooroordeel 41
c. Onder vuur 42
2. Intersubjectiviteit 43
a. Taal is onnauwkeurig 43
b. Invloed van de toeschouwer 45
3. Oordeel 46
a. Rationeel 46
b. Scheiding tussen schoon en ontzagwekkend 47
c. Slechts over eigen gevoelens 48
d. Feiten tegenover emotie 49
e. Objectiviteit van waarden 49
4. Groepsoordeel en journalistiek 50
a. Upgrade van de moraal 51
5. Conclusie 52
Thema #4: Levensbeschouwing en waarheid 54
1. Vaste grond 54
a. Referentiekader 56
b. Religie 57
c. Common sense 59
2. Hetzelfde schip? 60
a. Religie en cultuur 61
b. Vernieuwing van binnenuit 62
3. Traditie en historie 63
a. Klassieken 63
b. Leven op een bepaalde wijze 64
c. The clash of civilisations 65
d. Cultuur en beschaving 66
4. Levensbeschouwing en journalistieke duiding 67
a. Levensbeschouwelijke dialoog 67
b. Veelzijdig benaderen 68
5. Conclusie 69
a. Vooroordelen 69
#5 Interviews naar aanleiding van de vier thema’s 71
Thema 1: Waarheid en ethiek 71
a. Richting 71
b. Naar de mond praten 71
c. Kloppende feiten 72
Thema 2: Waarheid, journalistiek en filosofie 72
a. Ideologie 72
b. De journalist als toeschouwer 72
Thema 3: Objectiviteit en subjectiviteit 73
a. Waardeoordelen 73
b. Intersubjectiviteit 73
Thema 4: Waarheid & Levensbeschouwing 74
a. Kaders 74
b. Just the facts 74
Samenvatting 76
Conclusie 77
1. Levensbeschouwing 77
2. Intersubjectiviteit 77
4. Richting 78
5. Waarheid 78
Een aantal persoonlijke aanbevelingen 80
Bronnen 82 Literatuur 82 A 82 B 82 C 82 D 83 E 83 F 84 G 84 H 84 J 84 K 85 L 85 M 86 N 86 P 86 R 86 S 87 T 87 V 87 W 88
Geluids-‐ en beeldfragmenten 89
Interviews 89
Bijlagen 90
#0 Inleiding
Al ver voor het begin van wat wij kennen als journalistiek werd de vraag gesteld wat waarheid eigenlijk is. In de eerste helft van de eerste eeuw wordt de Romeinse gouverneur Pilatus geportretteerd als Jezus bij hem terecht staat:
“Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.’ Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’ Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten.”1
Filosofen als Aristoteles hadden zich al veel met de vraag naar waarheid bezig gehouden2 en sinds deze woorden van Pilatus3 is er geen tijd geweest dat het begrip
waarheid niet ter discussie stond. Vaak was dit voer voor filosofen (wetenschappers dus) en zeker in de Middeleeuwen ook voor theologen. Sinds de professionalisering van de journalistiek, voornamelijk in de tweede helft van de vorige eeuw, is waarheid ook binnen de journalistiek steeds prominenter in beeld gekomen, maar deze is ook meer ter discussie komen te staan.
1. De huidige situatie
De discussie over waarheid beperkt zich relatief veel tot zaken als ‘objectiviteit versus subjectiviteit’, ‘hoor en wederhoor’ en ‘één bron is geen bron’. Onjuistheden in als feitelijke berichtgeving gepresenteerde artikelen zijn relatief gemakkelijk te
onderkennen. Bij de opiniejournalistiek ligt dit lastiger. Discussie over wat
opiniejournalistiek is of hoort te zijn mist goeddeels en literatuur ontbreekt nagenoeg.4
Wat is opiniejournalistiek en welke rol kan waarheid binnen de opiniejournalistiek spelen? Dit onderzoek richt zich erop hoe er binnen de opiniejournalistiek over
waarheid gedacht kan worden, waarbij voornamelijk ethiek en filosofie belangrijk zijn. Kan waarheid binnen de opiniejournalistiek een criterium zijn? is de voornaamste vraag van deze scriptie.
Waarheid heeft niet alleen betrekking op kennis van feiten, maar ook op keuzes die mensen, ook journalisten, vanuit levensbeschouwing maken. Daarom behandelt deze scriptie de journalistieke ethiek, waarheid binnen de ontwikkeling van
(opinie)journalistiek en filosofie, de verhouding tussen objectiviteit en subjectiviteit en de rol van beide binnen de opiniejournalistiek en als laatste de rol van
levensbeschouwing binnen deze journalistiek.
2. Het doel van deze scriptie
Een verhaal over objectiviteit en subjectiviteit, waarheid, journalistieke ethiek, levensbeschouwing en filosofie, is al snel abstract en theoretisch. Dat is deze
onvermijdelijk ook. Tegelijkertijd is deze scriptie zeer praktisch van aard, deze poogt het
1 Nederlands Bijbelgenootschap (2004), Johannes 18:37&38 2 zie bijvoorbeeld: Organon, Aristoteles
3 Of deze woorden daadwerkelijk door Pilatus zijn uitgesproken, daar de auteur van dit
bijbelboek geen ooggetuige is, laat ik in deze scriptie buiten beschouwing. Dat is voer voor theologen en historici.
4 Tekenend is dat de zoekterm ‘opiniejournalistiek’ in Google Boeken slechts negen
resultaten oplevert en in Google Scholar slechts zes. Ter vergelijking: in Google Boeken levert ‘journalistiek’ ongeveer 73.400 resultaten op en in Google Scholar ongeveer 4.830.
denken over waarheid in de opiniejournalistiek door professionals van gespreksstof te voorzien.
Journalisten kijken teveel naar elkaar, wordt verderop betoogt. Bewust komen in deze scriptie veel wetenschappers en denkers van buiten de journalistiek en van buiten deze tijd aan het woord. Waar blikvernauwing de norm is, onder het mom van
specialisatie, streeft dit onderzoek naar verbreding. Naast de publicaties over
journalistieke ethiek wordt gebruik gemaakt van publicaties over wetenschappelijke disciplines als geschiedenis, sociologie, psychologie, rechten, filosofie en
communicatiewetenschap. Ook komen krantenartikelen, onderzoeken naar de pers en uitspraken van de Raad voor de Journalistiek op meer anekdotische wijze voor.
Naast een blikverbreding naar verschillende disciplines buiten de journalistiek streeft deze scriptie ook naar een blikverbreding in tijd. Het oudste als bron gebruikte boek stamt uit 1756, het meest recente uit 2013. De inhoud van verschillende gebruikte bronnen is van ver voor 1756. Daarmee is deze scriptie als een reis door de tijd, meer dan alleen maar een schets van waarheid in opiniejournalistiek.
Thema #1: Waarin verschilt opiniejournalistiek van andere soorten
journalistiek, speciaal gelet op het thema waarheid?
Het thema waarheid is een onderwerp dat de journalistiek ver overstijgt en dat de journalisten zeker niet kunnen claimen. Daarom is het nodig bij dit onderwerp om eerst de journalistiek te bestuderen en daarna pas het onderwerp waarheid in zijn geheel, waarna beide aan elkaar verbonden kunnen worden.
Waarheid is niet zozeer een methodologische kwestie, het is in de eerste plaats een ethische kwestie. Daarom behandelt dit hoofdstuk de journalistieke ethiek tamelijk uitgebreid, waarin niet alleen de veelgebruikte ethische codes aandacht krijgen, maar ook een aantal vroege en voor Nederlandse begrippen tamelijk obscure codes. Daaruit wordt duidelijk dat waarheid, een nogal onduidelijk begrip, weliswaar voornamelijk ethisch is, maar ethiek ook overstijgt. Dat beïnvloedt de betekenis van waarheid binnen de journalistiek en voornamelijk van de opiniejournalistiek.
Dit eerste hoofdstuk laat zien dat zelfs als objectief gepresenteerde berichtgeving niet altijd voor waar kan door gaan, laat met Jan Dirk Snel zien dat waarheid ook
dialogisch kan worden opgevat en vervolgt met de rol van waarheid en opinie binnen de journalistieke ethiek. Dat waarheid belangrijk is voor de journalistiek laten
verschillende ethische codes zien. Naast ethische heeft waarheid voor de journalistiek ook pragmatischer redenen. Ook schetst dit hoofdstuk een bruikbare definitie van opiniejournalistiek.
1. Het probleem van journalistiek met waarheid
De afgelopen jaren zijn verschillende malen journalisten en media in opspraak gekomen omdat berichtgeving bewezen onjuist was. Het archief met uitspraken van de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) staat er vol mee, terwijl dat slechts het topje van de ijsberg vormt. Een aantal casi (niet van de Raad) werk ik hier kort uit om een beeld te geven van het probleem, dat ik in een bredere context plaats van een groeiende publicatiedruk en een grotere afhankelijkheid van perspublicaties van overheden en ondernemingen zelf. Uit het interview met Huub Evers blijkt dat waarheid volgens hem soms ook een te grote eis is, soms kan je als journalist simpelweg niet weten wat
waarheid is.
“Ik kan niks met de suggestie dat wij de waarheid kunnen vaststellen of het volk kunnen opvoeden.” Zo reageert Marcel Gelauff, hoofdredacteur van NOS-‐Nieuws, in het Delftse universiteitsblad Delta op kritiek dat de NOS en andere nieuwsmedia slordig en weinig kritisch met wetenschappelijke publicaties zouden omgaan.
Veel journalisten zouden vooral de bij wetenschappelijke publicaties gevoegde persberichten in een bericht omzetten, zonder de publicatie zelf te lezen, terwijl persberichten, volgens Volkskrant-‐wetenschapsredacteur Maarten Keulemans, vaak stelliger zijn dan de onderliggende data rechtvaardigen. Ook zouden de journalisten, met name bij de NOS waar geen aparte wetenschapsjournalisten in dienst zijn, onvoldoende kennis hebben van de wetenschappelijke werkwijze. Volgens de hoofdredacteur van NOS Nieuws is waarheid in de wetenschap veranderlijk en niet absoluut én kunnen journalisten het werk van wetenschappers niet zomaar overdoen.5
Natuurlijk heeft Gelauff gelijk als hij zegt dat journalisten het werk van
wetenschappers niet kunnen herhalen: journalistiek is geen wetenschap. Maar het zou
wel vreemd zijn als in de journalistiek begrippen als waarheid en accuratesse bij berichtgeving over wetenschap onbelangrijk zijn. Ook blijkt dat journalisten niet alleen bij berichtgeving over wetenschap steken te laten vallen. Uit verschillende publicaties uit binnen-‐ en buitenland blijkt dat feitelijke onjuistheden in de journalistiek geen uitzondering zijn.
a. Kopiistiek
In Gebakken lucht laat Nick Davies6 zien dat in het Verenigd Koninkrijk
journalisten al te gemakkelijk nieuws van de persbureaus zoals Associated Press (AP) en Reuters kopiëren. De verstrengeling van de pers met propagandamachines zoals
regeringen en multinationals, de angst om nieuws te missen en de krachtige neiging tot speculatie worden in het boek aan de kaak gesteld:
“Hoe langer ik zocht, hoe meer feitelijke onjuistheden, verdraaiingen en propaganda ik ontdekte in de eindproducten van een bedrijfstak die juist wordt geacht zich met het omgekeerde – het onthullen van de waarheid – bezig te houden.”7
Het oordeel van Davies over zijn eigen beroepsgroep, hij is zelf al jarenlang journalist bij de Britse krant Guardian, is ongemeen scherp: de journalistiek staat er beroerd voor. Dit boek, in combinatie met de rapporten8 van de commissie Leveson
(volgens Leveson zelf het meest grondige onderzoek naar de pers in het Verenigd Koninkrijk ooit9), levert bij mijn weten wereldwijd het meest systematische onderzoek
naar het falen van de journalistiek. De resultaten hiervan zijn natuurlijk niet zomaar op Nederland toe te passen.
Het onderzoek van Davies is voor Nederland min of meer overgedaan in
Journalistiek in diskrediet, waarbij minder dramatische conclusies werden getrokken:
ruim veertig procent van de Nederlandse berichtgeving is deels gebaseerd op persbureaus, in Groot-‐Brittanië is dit zeventig procent.10 Overigens twijfelen de
onderzoekers of uit de afhankelijkheid van persbureaus inderdaad geconcludeerd kan worden dat het slecht gaat met de journalistiek.11
Onwetendheid is, zo schrijft Davies in Gebakken Lucht, epidemisch en
journalisten schrijven onware verhalen omdat zij in alle oprechtheid geloven dat deze wel waar zijn. Ook blijkt dat journalisten soms onder tijdsdruk en de eis van primeurs zelfs zo ver gaan om verhalen te verzinnen.12 Belangrijke kritiek van Davies is dat het
goedkoper is om uitspraken van zogenaamde talking heads correct weer te geven dan om de waarheid van uitspraken te checken. Deze manier van werken wekt de indruk dat de waarheid altijd ‘ergens in het midden ligt’, waarbij waarheid niets anders is dan de synthese van twee of meer tegengestelde meningen of zienswijzen.
6 Bijzonder leesbaar is ook de bijdrage van Davies in Journalistiek in diskrediet, p. 5-‐21,
waarin hij de problematiek van zijn boek veel korter en kernachtiger weergeeft.
7 Davies, N. (2010), p. 7
8 Leveson, J. (2012), An inquiry to the culture, practices and ethics of the press 9 Leveson, J. (2012, november 29), p. 1
10 Hijmans, E. & Buijs, K. & Schafraad, P. (2009), p. 42, 43 11 Ibidem, p. 62
Deze manier van werken ziet media-‐ethicus Huub Evers ook in Nederland vaak terugkomen. Hoor en wederhoor worden als journalistieke plicht gezien, waarbij waarheid, die moeilijk te achterhalen is, in de marge terecht komt:
“Je kan zeggen: Hoor en wederhoor, heb je dan de waarheid te pakken? […] Hoe weet ik nu wanneer ik … mijn rondje [heb] gemaakt langs de velden [of] ik dan aan het einde daarvan de waarheid te pakken heb? Het zou natuurlijk in theorie zo kunnen zijn dat zij mij allemaal belazerd hebben.”
Naarmate journalisten efficiënter, als dat al een juiste term is, moeten werken, wordt wederhoor, wat relatief gemakkelijk is, al gauw belangrijker dan
waarheidsvinding.
b. De pauselijke toespraak
Ook met de nuancering van Journalistiek in diskrediet is duidelijk dat de verhalen van de (internationale) persbureaus de pretentie waarheid niet altijd vol kunnen
houden en deze pretentie soms ronduit geweld aandoen. Dat bewijst wel de
berichtgeving rondom de laatste kersttoespraak (voor de Curie, dus niet voor ‘het volk’) van Benedictus XVI,13 waar verschillende persbureaus over berichtten. Terwijl de paus
een tamelijk ingewikkeld en sterk filosofisch getint verhaal hield over de betekenis van de familie en over religieuze dialoog, valt het persbureau Reuters op dat ‘Paus
Benedictus vrijdag ruimte binnen het Vaticaan vond om een brede religieuze alliantie tegen het homohuwelijk te vormen’.14 Associated Press maakt het in tweede instantie
minder bont15 door het benadrukken van familiewaarden, inderdaad uitgangspunt van
de toespraak, centraal te stellen.16
Daniël Gillissen vat op 27 december in het Nederlands Dagblad de reacties, voornamelijk op nieuwssites en sociale media, samen: “NOS, RTL, Nu.nl en tal van andere nieuwssites kopten over de ‘uithaal’ van paus Benedictus XVI naar homo’s tijdens een toespraak voor zijn medewerkers.”17 In het artikel schrijft Gillissen dat het
bij een ingewikkeld betoog als dat van de paus moeilijk is de juiste vertaalslag te maken en adviseert de communicatoren van het Vaticaan om zelf met een interpretatie hiervan te komen. Tegelijk heeft hij grote kritiek op de Nederlandse media:
“De verdediging van NOS-‐hoofdredacteur Marcel Gelauff dat andere media allemaal dezelfde interpretatie gaven aan de woorden van de paus als de NOS, is niet sterk. Bij de media draait het om snelheid, dus praatte iedereen het persbureau AP na. Media dienen zich af te vragen of ze in een tijd van religiestress de nuance voldoende ruimte geven. Dat het bericht daardoor wellicht Teletekst niet haalt, zij dan zo.”18
In Nederland nam het ANP de insteek van Reuters over, waardoor op de website van in onder meer Tubantia, Volkskrant, Algemeen Dagblad, Dagblad van het Noorden
13 Benedictus XVI (2012) 14 Pullella, P. (2012). Reuters
15 Dat geldt tenminste voor de enkele weken later door mij gecontroleerde tekst zoals
deze op de website staat, de van de werkelijke kop afwijkende link (Pope takes anti-‐gay mariage stance [to] new level) naar het artikel duidt erop dat na plaatsing nog aan het artikel is gesleuteld
16 Winfield, N. (2012). AP 17 Gillissen, D. (2012) 18 Ibidem
en een bijna onuitputtelijke reeks van andere kranten, naast nieuwswebsites en andere media, de kop ‘Paus wil religies bundelen tegen homohuwelijk’19 of een variant daarop
verscheen. Ook in Trouw stond met ‘Paus haalt opnieuw fel uit naar homoseksuelen’ een dergelijk berichtje.20 Later werd dat door dezelfde krant genuanceerd.21 Ondertussen
had paus Benedictus XVI met geen woord over het homohuwelijk gerept, laat staan over homoseksualiteit, hoewel hij met een citaat van de Franse opperrabbijn Gilles Bernheim wel indirect naar het homohuwelijk verwees. Van een alliantie tegen het homohuwelijk kan zelfs in de meest kwaadwillende interpretatie geen sprake zijn, toch stond het via het ANP in vele Nederlandse kranten.
NRC Handelsblad moest zelfs diep door het stof22 toen lezers besloten zelf de
toespraak te lezen. De berichtgeving van het NRC Handelsblad was naar eigen zeggen voornamelijk gebaseerd op de berichtgeving van AP, AFP en Reuters, de grote
internationale persbureaus, waaruit zij onder meer gedistilleerd hadden dat
homoseksualiteit het gezin bedreigt en daarmee de kern van de menselijke schepping.23
Ook had de krant geschreven, naar Reuters, dat de paus een wereldwijde alliantie tegen het homohuwelijk smeedt. “Tot mijn verbazing vond ik geen enkele concrete oproep, noch woorden die rechtvaardigen de paus de geciteerde woorden toe te schrijven,” schrijft lezer Jan Kienhuis.
c. Churnalism
De berichtgeving rond de pauselijke toespraak is misschien wel het meest sprekende, maar zeker niet enige, voorbeeld van wat Nick Davies wel ‘churnalism’ noemt (hoewel hij niet de uitvinder van deze term is): nieuws komt binnen en wordt verwerkt door journalisten, maar niet gecontroleerd door journalisten. Wel worden de meest extreme of opvallende uitspraken of gebeurtenissen consequent uitgelicht of zelfs overdreven. Dat is precies wat ook gebeurde in de aanloop naar de ‘Project X’-‐rellen in Haren, schrijft commissievoorzitter Job Cohen:
“Op dinsdagochtend 18 september bericht dagblad Trouw over een mogelijke noodverordening voor Haren. Dat bericht wordt die avond overgenomen door NOS op 3 met een belangrijke wijziging, namelijk dat de verordening al was afgekondigd. Ook al wordt dat bericht later teruggetrokken, het belandt wel in een ANP-‐bericht en meteen daarna op NU.nl.”24
Veel media nemen elkaars berichtgeving en de berichtgeving van de persbureaus slordig over en de persbureaus zijn vaak niet accuraat. Maar media hebben, zeker in het geval van buitenlands nieuws, niet altijd een andere keus dan het overnemen van deze berichtgeving. Zo klaagt journalist en antropoloog Joris Luyendijk in Het zijn net mensen over de afhankelijkheid van persbureaus. De kritiek van Luyendijk is meer dan die van Davies intern gericht; de journalisten zouden veel opener moeten zijn over wat zij niet weten, dan pas benaderen zij de waarheid, terwijl de meer externe kritiek van Davies
19 Davidson, D. (2012)
20 Auteur onbekend, Trouw (2012) 21 Kleinjan, G. J. (2012)
22 De lezer schrijft/De krant antwoordt, in NRC Handelsblad (2013) 23 Auteur onbekend, NRC Handelsblad (2012)
zegt; als de nieuwsorganisaties maar minder commercieel zouden werken, dan komt waarheid meer binnen handbereik.25
Als correspondent in het Midden-‐Oosten bleek Joris Luyendijk nauwelijks eigen nieuws te achterhalen en de redactie in Hilversum, hij werkte toen voor NOS-‐radio, bleek beter op de hoogte dan hij. “Hier Hilversum. We zien op de persbureaus dat er fundamentalisten in je land zijn opgepakt. Weet jij daar meer van?”26 Dat weet hij dus
niet en Luyendijk concludeert dat hij in het Midden-‐Oosten weinig meer doet dan het presenteren van door persbureaus voorgekookt nieuws. Dat komt omdat hij als correspondent nooit alle persconferenties kan aflopen in heel het Midden-‐Oosten,
daarbij zijn de landen daar zeer gesloten. Democratische verkiezingen zijn er niet, net zo min als opiniepeilingen, en een journalist kan er nauwelijks achter komen hoe er in het land over allerlei zaken gedacht wordt. In een dictatuur, concludeert hij, is journalistiek
de facto onmogelijk.27
2. De zaak Marinab, een voorbeeld van journalistiek falen
Dictatuur kan niet altijd als schuldige aangewezen worden voor onjuiste berichtgeving of beeldvorming. Waar Joris Luyendijk klaagt over een gebrek aan opiniepeilingen en onafhankelijk onderzoek in het Midden-‐Oosten, een klacht die ongetwijfeld vaak terecht is, is hiervan juist in het geval van Marinab28 geen sprake.
Dit dorpje in het zuiden van Egypte trekt de aandacht van de internationale pers nadat bij onlusten in de Egyptische hoofdstad Caïro een groot aantal koptische
demonstranten omkomt.29 Directe aanleiding van de onlusten is volgens Al-‐Ahram de
aanval van een grote groep moslimjongeren op een koptische kerk in Marinab op 30 september 2011 waarbij de kerk vernield wordt en in brand gestoken.30
De onlusten in Caïro wekken, naar blijkt, zodanig de aandacht van de NOS dat besloten wordt dat onderzoeksjournalist Lex Runderkamp ter plekke polshoogte gaat nemen. De televisiereportage die hij daar maakt, vormt de aanleiding om deze casus hier op te nemen. Lex Runderkamp arriveert eind november,31 ongeveer anderhalve maand
na de aanval op de kerk. Runderkamp concludeert in de reportage van 26 november 2011 dat de feiten rond de brand heel anders zijn dan in het algemeen gedacht wordt:
“Er is in Egypte geen politie die uitzoekt wie de brand heeft aangestoken. We gaan er eigenlijk allemaal blindelings vanuit dat de moslims het gedaan hebben. Maar er zijn echt sterke aanwijzingen dat iedereen, ook de internationale gemeenschap, reageert op de verkeerde feiten.”32
Deze conclusie valt nauwelijks anders te interpreteren dan dat Runderkamp niet gelooft dat moslims de brand hebben aangestoken. Wie wel? Dat antwoord laat
Runderkamp eerder in de reportage geven, als hij de islamitische leider Abdallah Ali laat
25 Broersma, M. (2009), p. 36 26 Luyendijk, J. (2006), p. 13 27 Ibidem, p. 105
28 De precieze schrijfwijze verschilt, onder meer Mari-‐Nab, Al Merinab en Al Marinab
worden gebruikt. Ik gebruik Marinab, tenzij een citaat een afwijkende schrijfwijze bevat.
29 Shenker, J. & Neild, B. (2011). Guardian
30 El-‐Gergawi, S. (2011, oktober 11), Al-‐Ahram Online 31 Runderkamp, L. (2011, november 26)
vertellen dat kopten de kerk zelf in brand hebben gestoken. Nergens in de reportage spreekt Runderkamp deze versie tegen, of zet hij hier ook maar enige vraagtekens bij.
Op Twitter33 wordt de geloofwaardigheid van deze impliciete bewering betwist:
kopten zouden geen enkele reden hebben hun eigen kerk te vernielen. De reportage leidde volgens het Nederlands Dagblad tot een golf van reacties, de krant noemt
voormalig Radio1-‐correspondent en anglicaans priester Jos Strengholt bij name die het ‘schandelijk’ genoemd zou hebben.34 Amsterdam Post, een website die regelmatig op
anti-‐islamitische wijze uit de hoek komt, reageert diezelfde nacht dat de feiten ‘natuurlijk’ duidelijk zijn, namelijk dat de christenen geterroriseerd worden.35 Feiten
voegt het commentaar van deze website niet toe. Veel genuanceerder is Maarten Jan Hijmans, voormalig chef buitenland bij het ANP en correspondent in het Midden-‐Oosten voor Volkskrant, Vara en NCRV, als hij op maandag 28 november hierover schrijft dat gesprekken met de Egyptische bevolking geen goede basis vormen voor
feitenonderzoek.36
a. Jan Dirk Snel
Het meest grondig gaat historicus Jan Dirk Snel te werk, die al op 27 november op basis van bronnen37 38 duidelijk maakt dat het verhaal van Lex Runderkamp weinig
plausibel is.39 Hij verwijst hiervoor veelvuldig naar de Nederlandse onderzoeker
Cornelis Hulsman, die al een dag na de brand aankomt voor onderzoek, in de vroege ochtend, samen met zijn Arabischsprekende en islamitische (niet dat dit laatste ertoe doet) collega-‐onderzoeker Lamis Yahya.
Uiteindelijk besteedt Jan Dirk Snel in tien artikelen op zijn blog aandacht aan de zaak Marinab, waarbij hij beweringen uit zijn eerste artikel aanvult, verduidelijkt, nuanceert en soms corrigeert en waarin hij verschillende andere uitingen van Lex Runderkamp over dit onderwerp onder de loep neemt.40 Niet alleen blijkt de reportage
van Runderkamp daadwerkelijk feitelijke onjuistheden te bevatten, ook slaagt Runderkamp er niet in om zich hier goed voor te verantwoorden.
Het zou goed mogelijk zijn om nog vele voorbeelden van journalistiek falen te noemen. De twee genoemde casi en het meer systematische werk van Joris Luyendijk en Nick Davies laten voldoende zien dat waarheid binnen de journalistiek weleens
problematisch is. Er is hier al veel over geschreven, ook in onder meer de mediaspecial van de Groene Amsterdammer.41
33 Hoewel ik mij dit zelf ook kan herinneren slaag ik er niet in de tweets zelf te
achterhalen. Wel verwijst Jan Dirk Snel hiernaar in zijn tweede artikel over Marinab, van maandag 5 december 34 Veenhof, H. (2011, november 29) 35 Pennings, M. (2011, november 27) 36 Hijmans, M.J. (2011, november 28) 37 El-‐Gergawi, S. (2011, oktober 11) 38 Casper, J. (2011, oktober 3) 39 Snel, J.D. (2011, november 27) 40 Zie jandirksnel.wordpress.com/2011/12/31/de-‐affaire-‐marinab-‐de-‐omstreden-‐nos-‐ reportage-‐een-‐overzicht-‐marinab-‐x/ voor een overzicht van de artikelen van Snel,
Runderkamp en anderen.
Vanwege alle aandacht hier voor de berichtgeving over Marinab is de ‘nabeschouwing’42 die Jan Dirk Snel hier aan het einde van 2011 over schrijft
interessant: “Wat me bij de zaak het meest opviel, is hoe zwak het idee dat waarheid een waarde als zodanig is, vandaag de dag soms staat”, schrijft hij onder meer. Slechts de journalistieke betrouwbaarheid en geloofwaardigheid staan voor hem op het spel. Snel stelt voor dat journalisten, maar ook mensen die kritiek op hen leveren, kennis nemen van verschillende perspectieven:
“De beschuldiging van eenzijdigheid valt al gauw, maar elke individuele reportage is in zekere zin per definitie eenzijdig. Waar het op aankomt, is of de feiten kloppen en of die in een verhelderend
perspectief geplaatst worden. Pas door van verschillende benaderingen kennis te nemen en daarbij steeds nauwkeurig te kijken naar de harde, feitelijke kern kun je zelf verantwoord een beeld opbouwen.”
“Journalistiek is geen kwestie van voor postbode spelen”, gaat Jan Dirk Snel verder onder het kopje ‘Waarheidsvinding’, “maar van waarheidsvinding, waarbij je wel zoveel mogelijk mensen moet spreken en allerlei perspectieven moet afwegen.” Dat de waarheidsvinding in dit geval mis ging, kan Snel in deze ‘nabeschouwing’ nog wel
billijken, maar de verantwoording hierover van Lex Runderkamp en de NOS vindt hij ver onder de maat. Op basis van argumenten, zegt Snel, had hij wel verwacht tot een
inhoudelijke uitwisseling te komen over de gebeurtenissen in Marinab, waarbij hij naar de Duitse filosoof Jürgen Habermas verwijst.
b. Wat staat op het spel?
Op het moment dat de waarheid van de journalistiek ter discussie staat en men niet meer gelooft dat de inhoud van het journalistieke product waar is, dan betekent dat het einde van de journalistiek. Met de waarheid staat ook de geloofwaardigheid van de journalistiek en daarmee het ‘business-‐model’ op het spel.
Tegelijkertijd is het business-‐model niet het belangrijkste bezwaar tegen een journalistiek waarvan de waarheidspretentie meesmuilend weggehoond wordt. Jo Bardoel noemt in zijn advies aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen drie modellen voor de relatie tussen journalistiek en democratie: 1. Het marktmodel, 2. Het spreekbuismodel en 3. Het machtigingsmodel.43 De eerste dient om
de lezer te geven wat hij vraagt, de tweede dienst als spreekbuis van politieke bewegingen en partijen en in de derde beoordeelt de professionele journalist of de burger deze informatie nodig heeft om te functioneren in een democratie.
Elk van deze modellen heeft waarheid nodig, het meest bij het machtigingsmodel. Als de lezer niet langer het idee heeft dat de informatie in de journalistieke uitgave betrouwbaar is, neemt ook de invloed van de uitgave af en verliest zij haar
bestaansrecht. De lezer krijgt dan niet wat hij vraagt (1), de boodschap van politieke partijen slaat niet langer aan (2) en de lezer krijgt niet langer de informatie om naar behoren te functioneren binnen een democratie (3). Daarmee is waarheid in de eerste plaats een ethische kwestie.
Huub Evers noemt waarheid in Media-‐ethiek een plicht, maar tegelijkertijd spelen vele dillema’s bij het vertellen van dat waarheid. Want wat is waarheid en wat is liegen?
42 Snel, J.D. (2011, december 31) 43 Bardoel, J. L. H. (2000), p. 20
En wanneer is de waarheid vertellen verkeerd?44 Deze ethische kwesties krijgen later in
dit hoofdstuk meer aandacht.
3. Wat is opiniejournalistiek?
Inhoudelijke uitwisseling, zoals Jan Dirk Snel dat noemt, en machtsvrije dialoog zoals bij Habermas, betreft duidelijk meer dan alleen feitelijke berichtgeving. Als waarheid door middel van dialoog benadert wordt, dan heeft opinie en
opiniejournalistiek daar zeker een rol in. Maar wat opiniejournalistiek precies is blijft vaak onhelder.
Elsevier-‐hoofdredacteur Arendo Joustra zegt in NVJ en vakmanschap dat het grote probleem van de Nederlandse journalistiek de opiniejournalistiek is. Hij legt uit:
“Meninkjes lijken hier belangrijker dan feiten. Als je een krantenverhaal natrekt klopt er vaak weinig van.”45 Volgens Huub Evers doelt Joustra hiermee voornamelijk op
meningenjournalistiek in kranten, maar heeft dat met de reguliere opiniejournalistiek weinig te maken. Het gaat erom, zegt Evers in het interview, een krant als NRC
tegenwoordig bomvol staat met columns en dat feiten daarin een ondergeschikte rol spelen.
Hoogleraar communicatiewetenschap Joan Hemels heeft een totaal andere kijk op opiniejournalistiek. Op de vraag of zijn verwachting, dat jongere generaties meer aan opiniejournalistiek zouden gaan doen, uitgekomen is, antwoordt hij: “Ja, gelukkig wel. Met name denk ik dan aan alles wat met religie te maken heeft […] En dan niet kerkelijke zaken, maar de betekenis van religie in een cultuur. Dat vind ik een geweldige
vooruitgang, dat daar weer een antenne voor is.”46 Deze positieve kijk op
opiniejournalistiek lijkt uit een andere definitie voort te komen. Hemels antwoordt op de vraag ‘wat houdt opiniejournalistiek precies in?’ met: “Dat je mensen buiten hun eigen denkraam laat denken, dat je ze prikkelt om het eens op een andere manier te bekijken dan ze uit gewoonte, uit routine of uit luiheid willen.”
a. Opiniërend en feitelijk
Basisboek Journalistiek noemt het opinieverhaal ‘bij uitstek’ een genre waarin
journalisten onder eigen naam hun visie op een bepaalde zaak kunnen geven. “Het opinieverhaal bevat feiten, meningen en een conclusie.”47 Hoe opinieverhalen zich
precies moeten verhouden tot opiniejournalistiek vermeldt het boek niet. Wel is
duidelijk dat het Basisboek Journalistiek het opinieverhaal voornamelijk definieert naar vorm: Het opinieverhaal is een genre waarin de feiten ‘subjectief worden weergegeven’. Overigens richt het Basisboek zich vooral op de opiniepagina’s van de krant.
Ook de woordenboeken lijken er niet helemaal uit te komen. Verschillende woordenboeken kennen het woord opiniejournalistiek niet, maar definiëren wel het woord ‘opinieblad’. Koenen definieert dit als volgt: “periodiek verschijnend, algemeen blad, dat een bepaalde richting vertegenwoordigt.”48 Wolters vat het woord meer
44 Evers, H. (2007), p. 225
45 Van der Meulen, T. (2011), p. 15 46 Van der Meulen, H. (2009), p. 11
47 Kussendrager, N. & Van der Lugt, D. (2007), p. 334 48 Koenen, M.J. & Endepols, J. (1974), p. 959
summier samen: “Blad dat een bepaalde richting vertegenwoordigt”49 en Prisma houdt
het op “blad dat een richting toont.”50
De woordenboeken kiezen bij hun definitie van opinieblad consequent voor een verwijzing naar relatie tussen het blad en de doelgroep, een opinieblad heeft als
vertegenwoordiger van een ‘richting’ een sterke relatie met de lezer, waarbij de lezer niet louter consument is. Een blad dat een richting toont heeft weliswaar een minder nauwe band, maar is nog verre van algemeen. Met deze definitie is het wel lastig, zo niet onmogelijk, om op deze manier individuele artikelen te beoordelen.
Het opinieverhaal volgens het Basisboek Journalistiek geeft die mogelijkheid wel, maar biedt geen inhoudelijke criteria. Blijkbaar is opiniejournalistiek gewoon een ander genre, een vorm die journalisten aan een verhaal meegeven. Zo is er als vorm ook
nieuwsverhaal, het achtergrondverhaal, analyse, column en recensie. Als het doel van opiniejournalistiek is om te ontregelen, om mensen eens op een andere manier te laten kijken dan ze uit gewoonte of luiheid willen, dan is een bredere kijk nodig dan de vorm-‐ definitie van het opinieverhaal suggereert. Een op het doel gerichte definitie zou
bijvoorbeeld columns en recensies ook kunnen meenemen, waar een op vorm gerichte aanpak –zeker columns hebben een grote variatie aan vormen-‐ te beperkt is.
b. Functie en doel
Jo Bardoel ziet drie functies voor de journalistiek vanuit het oogpunt van overheidsbeleid, waarbij de sociaal-‐culturele functie voor de opiniejournalistiek het meest interessant is:
“1) een politieke functie, in de communicatie tussen burgers en overheid in een democratisch staatsbestel; 2) een sociaal-‐culturele functie, als instrument voor de interactie en identiteitsvorming van individuen en groepen binnen een open samenleving en 3) een economische functie, als bron van
bedrijvigheid en werkgelegenheid en als smeermiddel voor het vrije verkeer van goederen en diensten en daarmee als bijdrage aan welvaart.”51
Een opinieblad is vertegenwoordigt volgens de woordenboeken een richting. De sociaal-‐culturele functie bij Bardoel doet precies dat: journalistiek is daar een
instrument voor interactie tussen groepen en voor identiteitsvorming. Deze drie functies zijn wel tamelijk grofmazig en moeilijk te onderscheiden. Daarbij ziet Bardoel de functie van publieke opinievorming52 vooral als onderdeel van de politieke functie,53
waar de sociaal-‐culturele functie mijns inziens meer voor de hand ligt. Daarmee vind ik zijn insteek verwarrend.
Morten Skovsgaard kiest voor een variant op een teleologische benadering. In mijn opvatting hangt opiniejournalistiek sterk samen met wat volgens Skovsgaard et. al. de op participatie en conversatie gerichte journalistieke rol is.54 Hij verdeelt de
journalistiek schematisch in een informerende/representerende rol en een
converserende/participerende rol. De informerende/representerende rol, die ik verder
49 De Boer, W. Th. (1996), p. 284
50 Spectrum Lexicografie (2003), p. 345 51 Bardoel, J. L. H. (2000), p. 22
52 zie voor een uitgebreidere behandeling hiervan hoofdstuk 2 53 Bardoel, J. L. H. (2000), p. 22, 23
niet inhoudelijk behandel, vat ik hier consequent samen met ‘nieuwsjournalistiek’, hoewel genres als het achtergrondverhaal en de analyse hiermee niet geheel recht wordt gedaan. Het belangrijkste is dat duidelijk is dat er onderscheid is tussen sterk feitelijke journalistiek en opiniërende journalistiek, waarbij deze scriptie over het
laatste gaat. Amusement, volgens sommigen een derde journalistieke taak, laat ik in deze scriptie in het geheel buiten beschouwing. Amusement zou bijvoorbeeld onderdeel kunnen zijn van de economische functie bij Bardoel.
Het doel van deze converserende/participerende journalistieke rol is niet slechts om feitelijk te informeren of zelfs als publieke waakhond op te treden, maar om het democratische proces te dienen. Binnen die converserende/participerende en
informerende/representerende rol kunnen journalisten passief en actief zijn. Binnen de converserende/participerende rol geeft de passieve journalistiek voornamelijk de meningen weer (public forum), de actieve journalistiek komt met een eigen standpunt (public mobilizer).55 Deze laatste hangt samen met het ‘opinieverhaal’ in Basisboek Journalistiek, maar de visie van Skovsgaard et. al. gaat veel meer over de de inhoud en
het doel van een verhaal.
Als ik het over opiniejournalistiek heb, bedoel ik daarmee grofweg de
converserende/participerende rol volgens Skovsgaard et. al. Opiniejournalistiek kan dan gedefinieerd worden als ‘journalistiek met de kennelijke bedoeling om persoonlijke opinies publiek te maken’.
c. Wat is opinie?
Het persoonlijke van opinie betekent binnen deze definitie niet dat deze louter subjectief of individueel is, dat deze dus niet de mening van een groep weergeeft of raakvlakken met de werkelijkheid heeft, maar betekent vooral dat deze niet universeel is of geacht wordt te zijn. Ook wil het niet zeggen dat de journalist alleen de eigen opinie weergeeft, in welk geval de functie ‘public forum’ hier geen onderdeel van zou zijn. Opinies, daar ga ik hierna uitgebreider op in, hebben altijd een wat beperkte reikwijdte en worden daarin geacht anders te zijn dan kennis.
Wat opinie precies is, synoniem hiervan is mening, is moeilijk te achterhalen. De oude Griekse filosoof Plato dacht bij meningen meer aan feiten, wat al aangeeft dat deze voor hem niet louter subjectief zijn. Het gaat bij hem om verslagen van waarnemingen. Het betrof hier geen ‘kennis’, daar kennis alleen uit de directe ervaring voort kan komen.56 Karl Popper verwijst hiervoor steeds naar de Griekse woorden doxa en
epistēmē, waarbij doxa staat voor mening, (ver)onderstelling en gissing en epistēmē voor
kennis.57
John Stuart Mill denkt bij mening aan waarheid, net als Plato, en stelt dat een mening een juiste of een onjuiste opvatting kan zijn.58 Behalve opvatting gebruikt Mill de
woorden inzicht, begrip, overtuiging, oordeel en idee als synoniem voor mening.59 Dit
hele hoofdstuk, ‘over de vrijheid van denken en spreken’, valt te karakteriseren als een oproep om alle zekere kennis ter discussie te stellen door zoveel mogelijk verschillende meningen en zoveel mogelijk bezwaren tegen deze zekere kennis in discussie mee te nemen. Mill houdt een pleidooi voor een ‘advocaat van de duivel’ in de wetenschap en 55 Ibidem. 56 Decorte, J. (2000), p. 69 57 Popper, K. (1978), p. 28 58 Mill, J. S. (1978), p. 55 59 Ibidem, 55-‐57