• No results found

De definitieve titel van mijn scriptie is: 'Objectieve waardebepaling van profvoetballers:waardevol of waardeloos'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De definitieve titel van mijn scriptie is: 'Objectieve waardebepaling van profvoetballers:waardevol of waardeloos'"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Objectieve waardebepaling van profvoetballers:

waardevol of waardeloos?

Pim Heiden pimheiden@hotmail.com 12588938 Arbeidsrecht R. Branco Martins 06-01-2020

(2)

Inhoudsopgave

Lijst met afkortingen 4

Abstract 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Onderzoeksvraag en deelvragen 6 1.3. Methodologie en structuur 7

Hoofdstuk 2 Juridische grondslag transfersysteem 8

2.1 Inleiding 8

2.2 Het Nederlandse arbeidsrecht 8 2.2.1 Kwalificatievraag 8

2.2.2 Uitzonderingen 9 2.3 Het EU-recht 10

2.3.1 Jurisprudentie van het HvJ-EU 11 2.3.2 Europese wetgeving 14

2.4 Het verenigingsrecht 14

2.4.1 Nationale transferreglementen 15

2.4.2 Internationale transferreglementen 15 2.5 Conclusie 16

Hoofdstuk 3 Beëindiging arbeidsovereenkomst 18

3.1 Inleiding 18 3.2 Non-conflictueuze beëindigingswijzen 18 3.2.1 Aflopend contract 18 3.2.2 Clausule 19 3.2.3 Wederzijds goedvinden 20 3.3 Conflictueuze beëindigingswijzen 21 3.3.1 Ontbinding 21 3.3.2 Opzegging 22 3.4 Conclusie 24

Hoofdstuk 4 Relevante factoren bij objectieve waardebepaling 26

4.1 Inleiding 26

4.2 Erkende factoren 26 4.2.1 Art. 17 RSTP 26

(3)

4.3 Overige factoren 29

4.3.1 Persoonlijke eigenschappen 29 4.3.2 Voetbaltechnische factoren 30

4.3.3 Transfermarkt gerelateerde factoren 31 4.4 Conclusie 32

Hoofdstuk 5 Gevolgen objectieve waardebepaling 34

5.1 Inleiding 34 5.2 Contractbreuk 34 5.2.1 Contractstabiliteit 35 5.2.2 Art. 17 procedures 36 5.3 Overige gevolgen 36 5.3.1 Onderhandelingen 36 5.3.2 Transferclausules 37 5.4 Conclusie 38 Hoofdstuk 6 Conclusie 40 Literatuur- en jurisprudentielijst 42

(4)

Lijst met afkortingen

CAS Court of Arbitration for Sport DRC Dispute Resolution Chamber FFP Financial Fair Play

HvJ-EU Hof van Justitie van de Europese Unie KNVB Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

RSTP Regulations on the Status and Transfer of Players SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(5)

Abstract

Doel

Het doel van deze scriptie is te onderzoeken in hoeverre een objectief bepaalbare transferwaarde van profvoetballers van nut kan zijn binnen het kader van het huidige

transfersysteem. Het antwoord op deze vraag is relevant voor de arbeid- en sportrechtpraktijk, omdat regelmatig conflicten ontstaan over de (transfer)waarde van spelers. Bovendien heeft de wereldvoetbalbond FIFA aangegeven dat objectief bepaalbare waardes van groot belang kunnen zijn voor de toekomst van het transfersysteem.

Methoden

Om bovenstaande te onderzoeken, is het noodzakelijk om eerst de werking en de juridische grondslag van het huidige transfersysteem te schetsen. Hiertoe heb ik grondig onderzoek gedaan naar de juridische literatuur en de jurisprudentie omtrent dit onderwerp. Des te dieper het onderzoek ingaat op de voetbaltechnische aspecten van de transfermarkt, des te meer ook gebruik is gemaakt van niet-juridische bronnen. Aan het einde van dit stuk volgt een

normatief deel waarin ik zelf – op basis van de resultaten uit het eerdere deel van het onderzoek – een belangafweging maak.

Resultaten en conclusie

Als het op dit moment niet al mogelijk is, zal het vermoedelijk binnenkort mogelijk zijn om aan de hand van een aantal factoren een algoritme te realiseren dat geschikt is om de waarde van een speler objectief te bepalen. Deze objectief bepaalbare waarde kan mijns inziens goed gebruikt worden binnen het huidige transfersysteem, mits er ruimte blijft om hier onder omstandigheden van af te wijken. Het nut van de objectief bepaalbare transferwaarde is hoofdzakelijk gelegen in de mogelijkheid tot het incorporeren van dynamische

transferclausules en het wegnemen van onzekerheid bij spelers over de eventueel te betalen verbrekingsvergoeding.

(6)

1. Inleiding

§1.1 Aanleiding

Al vroeg in de zomerse transfermarkt van 2019 zijn er de nodige ‘transfersoaps’ te noteren, zowel in Nederland1 als in het buitenland.2 Dit lijkt de opmaat te zijn voor een periode waarin de ene voetballer na de andere probeert een transfer af te dwingen naar een hoger

aangeschreven club die bereid is meer salaris te betalen.3 In de meeste van dit soort gevallen vormt de transfersom die de huidige club vraagt aan de potentiële nieuwe club voor de overgang het obstakel waarover een conflict ontstaat tussen de werknemer (speler) en de werkgever (club). Indien de transferwaarde van een speler objectief bepaalbaar zou zijn, zouden dergelijke problemen mogelijkerwijs in de kiem gesmoord kunnen worden. Zodoende is het interessant om te onderzoeken in hoeverre de transferwaarde van professionele

voetballers objectief bepaalbaar is en wat het nut van een objectief bepaalbare transferwaarde zou kunnen zijn voor de praktijk.

§1.2 Onderzoeksvraag en deelvragen

Naar aanleiding van het voorgaande heb ik de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Wat is het nut van een objectief bepaalbare transferwaarde van professionele voetballers binnen het huidige transfersysteem?’.

Ik zal deze onderzoeksvraag beantwoorden aan de hand van de volgende deelvragen: 1. ‘Wat is de juridische grondslag voor het huidige transfersysteem in het betaald voetbal?’ 2. ‘Op welke wijzen kan de arbeidsovereenkomst van een betaald voetbalspeler worden beëindigd?’

3. ‘Welke factoren spelen een rol bij de totstandkoming van een transfervergoeding in het betaald voetbal?’

4. ‘Welke voor- en nadelen heeft een objectief bepaalbare transferwaarde van professionele voetballers?’

1 Zie bijvoorbeeld: De Bont 2019.

2 Zie bijvoorbeeld: Neymar heeft wat uit te leggen aan PSG na verlate terugkeer, 15 juli 2019,

https://www.vi.nl/nieuws/neymar-heeft-wat-uit-te-leggen-aan-psg-na-verlate-terugkeer. 3 Knipping 2019, p. 8.

(7)

De eerste drie deelvragen dienen ter vaststelling van de feitelijke situatie op de huidige transfermarkt binnen het betaald voetbal. Hieruit valt op te maken in hoeverre een objectief bepaalbare transferwaarde van betaald voetbalspelers een rol kan spelen binnen deze transfermarkt. De vierde deelvraag ziet op het normatieve gedeelte van de onderzoeksvraag met betrekking tot het nut van een objectief bepaalbare transferwaarde van professionele voetballers.

§1.3 Methodologie en structuur

Ter beantwoording van de eerste drie deelvragen zal ik onderzoek doen naar de wet- en regelgeving en de relevante literatuur en jurisprudentie omtrent de huidige transfermarkt, omdat hierin de juridische grondslag en de werking van het huidige transfersysteem zijn terug te vinden. Ter beantwoording van de vierde deelvraag zal ik na bestudering van de mening van anderen zelf een visie ontwikkelen over de voor- en nadelen van een objectief bepaalbare transferwaarde.

Ik zal hierna eerst ingaan op de juridische grondslag voor het huidige transfersysteem (hoofdstuk 2) en de wijzen waarop een arbeidsovereenkomst van een betaald voetballer kan worden beëindigd (hoofdstuk 3). Vervolgens zal ik ingaan op de factoren die een rol spelen bij de totstandkoming van een transfervergoeding in het betaald voetbal (hoofdstuk 4). Daarna zal ik uiteenzetten welke voor- en nadelen een objectief bepaalbare transferwaarde van professionele voetballers heeft (hoofdstuk 5) en ten slotte zal ik de onderzoeksvraag beantwoorden (hoofdstuk 6).

(8)

2. Juridische grondslag transfersysteem

§2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ik aan de hand van literatuur- en jurisprudentieonderzoek naar voren brengen welke wet- en regelgeving en jurisprudentie de basis vormen voor het huidige transfersysteem binnen het betaald voetbal. Ik zal eerst ingaan op de rol van het Nederlandse arbeidsrecht (par. 2.2) en het EU-recht (par. 2.3) binnen het transfersysteem. Vervolgens zal ik de specifiek binnen de voetbalwereld geldende regels nader bespreken (par. 2.4). Tot slot sluit ik af met een conclusie (par. 2.5).

§2.2 Het Nederlandse arbeidsrecht

De beantwoording van de kwalificatievraag (‘is er sprake van een arbeidsovereenkomst ex art. 7:610 BW of niet?’) is van groot belang om te bepalen wat de rol van het Nederlandse

arbeidsrecht is binnen het transfersysteem. Het bestaan van een arbeidsovereenkomst vormt immers de ingang tot het arbeidsrecht. Daarnaast is het van belang om te onderzoeken in hoeverre het Nederlandse arbeidsrecht ruimte biedt voor uitzonderingen die het

transfersysteem ondersteunen.

§2.2.1 Kwalificatievraag

Uit de wettekst van art. 7:610 BW volgt dat een arbeidsovereenkomst een overeenkomst is waarbij de werknemer zich verbindt in dienst van de werkgever tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. De vier relevante elementen van een arbeidsovereenkomst zijn dus: het leveren van arbeid (I) gedurende zekere tijd (II) tegen loon (III) in dienst van de

werkgever (IV).4 Deze elementen zijn samen met de partijbedoeling en de feitelijke uitvoering van de overeenkomst doorslaggevend voor de beantwoording van de kwalificatievraag. Hoe partijen de overeenkomst zelf hebben gekwalificeerd is hierbij niet doorslaggevend.5

De kwalificatievraag is binnen de sportwereld reeds een aantal keren aan de orde geweest, waarbij het hoofdzakelijk ging om de vraag of aan het vierde vereiste (de aanwezigheid van een gezagsverhouding tussen de werkgever en de werknemer) was voldaan. Zo ook in een zaak bij de kantonrechter te Rotterdam uit 1967 tussen een profvoetballer (Laseroms) en zijn

4 Grinten van der 2018, p. 4.

(9)

club (Sparta).6 In dezezaak achtte de kantonrechter een gezagsverhouding (of

‘ondergeschiktheid’ zoals de kantonrechter het zelf liever aanduidde) aanwezig en dus was er sprake van een arbeidsovereenkomst tussen Laseroms en Sparta. Er bestond een

instructiebevoegdheid die niet alleen volgde uit de coaching van de coach, maar ook uit de organisatie van sportvereniging. Sindsdien is het algemeen aanvaard dat de verhouding tussen de professionele voetballer en zijn club dient te worden beschouwd als een arbeidsrelatie met bijbehorende arbeidsovereenkomst.7 Tegenwoordig is het zelfs verplicht om een

(standaard)arbeidsovereenkomst op te stellen en te laten registeren bij de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB).8

In een latere zaak heeft de kantonrechter Assen bepaald dat ook een volleybalspeler die parttime als trainer fungeert in het bezit kan zijn van een arbeidsovereenkomst – ondanks het feit dat beide partijen dit vooraf niet hadden beoogd – mits aan het gezagsverhoudingselement is voldaan.9 In dit geval was hieraan voldaan, omdat de volleybalclub bevoegd was om de trainer eisen te stellen voor het volgen van extra trainingen en instructies te geven ter

bevordering van de goede orde. Daarnaast liet de kantonrechter meewegen dat de werknemer geen vakantie kon opnemen tijdens het seizoen. Indien zulke bevoegdheden niet zijn

vastgelegd, is er geen sprake van een gezagsverhouding en is er dus geen

arbeidsovereenkomst ontstaan. Dit blijkt uit een zaak tussen hockeyer Bouwens en

Hockeyclub Den Bosch waarin de kwalificatievraag ook centraal stond.10 Hieruit volgt dat telkens aan de hand van alle omstandigheden van het geval zal moeten worden beoordeeld of sprake is van een arbeidsovereenkomst als in art. 7:610 BW.11

§2.2.2 Uitzonderingen

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) geldt dat de vierde opeenvolgende arbeidsovereenkomst er een voor onbepaalde tijd moet zijn en dat na een periode van twee jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat wanneer minder dan vier

arbeidsovereenkomsten worden gesloten (art. 7:668a lid 1 BW). Deze ketenregeling dreigde een bom te leggen onder het transfersysteem binnen het Nederlandse voetbal, omdat dat volledig gebaseerd is op tijdelijke contracten zonder tussentijds opzegbeding. De Minister van

6 Ktr. Rotterdam 5 april 1967, ECLI:NL:KTGROT:1967:AB6994 (Laseroms/Sparta). 7 Van den Hout 2008, p. 3-7.

8 Zie artikel 53 KNVB Reglement Betaald Voetbal en artikel 4 lid 6 CAO Contractspelers Betaald Voetbal 2017-2021.

9 Ktr. Assen 24 november 1998, ECLI: NL:KTGASS:1998:AI9862. 10 Ktr Den Bosch 6 september 2009, ECLI:NL:RBSHE:2007:BB3065. 11 Jellinghaus en Hahn 2018, p. 152.

(10)

Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft derhalve een uitzondering opgenomen in lid 8 van art. 7:668a BW die het mogelijk maakt om bij cao de ketenregeling geheel buiten toepassing te verklaren voor bepaalde door de Minister van SZW aangewezen functies binnen een bedrijfstak. De functie van betaald voetballer geldt als een dergelijke functie, omdat sprakeis van bestendig gebruik van tijdelijke contracten en omdat het vanwege de intrinsieke aard van de bedrijfstak en de functie van betaald voetbalspeler noodzakelijk is om enkel te werken met tijdelijke contracten. Anders zouden de sportieve continuïteit en de internationale concurrentiepositie van Nederlandse clubs in gevaar komen.12

Een andere bepaling uit de Wwz vormde ook een grote bedreiging voor het transfersysteem in Nederland. In art. 7:677 lid 4 BW is bepaald dat partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kunnen opzeggen tegen vergoeding van het salaris dat de speler zou hebben ontvangen indien hij zijn contract niet zou hebben opgezegd (ook wel de restwaarde van het contract genoemd). In het betaald voetbal is het echter gebruikelijk om een vergoeding te betalen die vele malen hoger ligt dan de restwaarde van het contract.13 Profvoetballers zouden dankzij deze regeling dus relatief gemakkelijk en goedkoop kunnen vertrekken bij

Nederlandse clubs en dat zou de clubs een flink nadeel geven ten opzichte van clubs elders in Europa. Daarom heeft de Minister van SWZ ook hier een uitzondering gemaakt voor het profvoetbal (en andere functies die aan de hiervoor vermelde vereisten voldoen). Hierin is bepaald dat voor deze functies een hogere vergoeding kan worden toegekend (art. 7:677 lid 6 BW). In hoofdstuk 3 zal ik nader ingaan op de wijzen van beëindiging van de

arbeidsovereenkomst in het betaald voetbal en de bijbehorende vergoedingen.

§2.3 Het EU-recht

Aanvankelijk besteedde de EU (en de voorlopers daarvan) weinig aandacht aan de sportsector, omdat het Verdrag van Rome hoofdzakelijk sociaaleconomische doeleinden omvatte. Dit veranderde echter vanaf halverwege de jaren ’70 van de vorige eeuw onder invloed van een aantal uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU).14 Het is dan ook van groot belang om de ontwikkeling in de Europese jurisprudentie te

analyseren om een goed beeld te krijgen van de rol van het EU-recht binnen het

12 Kamerstukken II 2013-2014, 33818, nr. 3 (MvT), p.14. 13 Jellinghaus en Hahn 2018, p. 180.

(11)

transfersysteem. Daarnaast is het van belang om de (recent ontwikkelde) Europese wetgeving met betrekking tot de sport in ogenschouw te nemen.

§2.3.1 Jurisprudentie van het HvJ-EU

Met betrekking tot het sportregels in het algemeen

Uit het eerste arrest van het HvJ-EU over sport volgt dat sportbeoefening onder het

toepassingsgebied van het EU-recht – in dit geval ging het om non-discriminatiebepalingen – valt, mits het gaat om een economische activiteit.15 Professionele sportbeoefening valt hier al snel onder, omdat professionele sporters in de regel worden betaald voor het leveren hun sportprestaties. Het HvJ-EU heeft in twee daaropvolgende arresten duidelijk gemaakt wanneer regels met betrekking tot de organisatie van sportcompetities onder de werkingssfeer van het EU-recht vallen. In de eerste zaak ging het om een regel van de Italiaanse voetbalbond die het onmogelijk maakte voor buitenlanders om in de Italiaanse competitie te voetballen. Het HvJ-EU oordeelde in het arrest hierover dat sprake was van een economische activiteit en verwierp de regel, omdat deze is strijd was met de Europese non-discriminatieregels.16 In de tweede zaak ging het om een Belgische judoka die in haar ogen onterecht niet was geselecteerd voor een internationale wedstrijd. Het HvJ-EU oordeelde in deze zaak dat het EU-recht zich niet verzet tegen sportregels waarbij buitenlandse spelers van bepaalde wedstrijden worden uitgesloten om niet-economische redenen die verband houden met het specifieke karakter en kader van deze wedstrijden en waarbij het dus uitsluitend om de sport als zodanig gaat. Dit is bijvoorbeeld het geval bij wedstrijden tussen nationale ploegen van verschillende landen.17 Hieruit volgt dat het EU-recht wel volledige werking heeft binnen de organisatie van sport op clubniveau, maar niet binnen de organisatie van sport op het niveau van landenteams, omdat het in het laatste geval gaat om regels met louter sportieve doeleinden.

In 2006 ging het HvJ-EU in het Meca-Medina-arrest nog wat dieper in op deze zuiver sportieve doeleinden.18 In dit arrest stond de vraag centraal of antidopingregels zuiver sportieve regels zijn die niet onder het Unierecht vallen. Het Hof beantwoorde deze vraag ontkennend, omdat voor de beantwoording van deze vraag ook van belang is of de organisatie die de regels heeft opgesteld en de personen die ermee te maken krijgen een economische activiteit verrichten.19 In dit geval ging het om professionele zwemmers die door de

15 HvJ EU 12 december 1974, 36/74, ECLI:EU:C:1974:140, (Walrave en Koch). 16 HvJ EU 14 juni 1976, 13/76, ECLI:EU:C:1976:115, (Donà/Mantero). 17 HvJ EU 11 april 2000, C-51/96 en C-191/97, ECLI:EU:C:2000:199 (Deliège). 18 HvJ EU 18 juli 2006, C-519/04, ECLI:EU:C:2006:492 (Meca-Medina). 19 Van den Bogaert, Van Rompuy en Vermeersch 2018, p. 129.

(12)

internationale zwembond FINA werden geschorst en dus was hieraan voldaan. Sinds het Meca-Medina-arrest is duidelijk dat voor iedere sportregel moet worden aangetoond dat deze proportioneel en inherent aan het gediende doel is.20

Met betrekking tot transferregels

Het belangrijkste arrest van het HvJ-EU met betrekking tot transferregels is zonder meer het Bosman-arrest.21 In deze zaak verzette professioneel voetballer Jean-Marc Bosman zich tegen de destijds geldende regel dat betaald voetbalclubs een vergoeding (transfersom) mochten vragen voor de overgang van een speler, zelfs op het moment dat het contract tussen de speler en de club is verlopen. Het HvJ-EU wees alle bezwaren af die waren gemaakt tegen het toepassen van de regels inzake het vrije verkeer van personen binnen de EU en oordeelde dat de transferregels het vrije verkeer van werknemers (zoals is vastgelegd in art. 45 VWEU) beperkten.22 Dit betekende dat de Europese voetbalbond en Belgische voetbalbond moesten aantonen dat de transferregels een rechtmatig doel nastreven en hun rechtvaardiging zouden moeten vinden in dwingende redenen van algemeen belang. Bovendien zouden de

transferregels ook geschikt moeten zijn om dit doel te verwezenlijken en zouden zij niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is voor het bereiken van dit doel.23 De bonden voerden aan dat het rechtmatige doel van de transferregels bestond uit het streven naar evenwicht op het gebied van financiële middelen en sportprestaties tussen de clubs en het ondersteunen van de zoektocht naar talenten en de opleiding van jonge spelers. Het Hof was van mening dat dit rechtmatige doelen waren, maar oordeelde dat de transferregels niet geschikt en noodzakelijk waren om die doelen te verwezenlijken. De transferregels maakten aldus een ontoelaatbare inbreuk op art. 45 VWEU. Dit gold overigens ook voor de zogeheten 3+2-regel die indertijd van kracht was binnen het voetbal. Deze regel hield in dat clubs slechts een beperkt aantal buitenlandse spelers mochten opstellen, ongeacht of deze spelers uit een andere EU-lidstaat afkomstig waren. Het feit dat de 3+2-regel geen directe invloed had op het aantal buitenlandse spelers dat een club in dienst nam was voor het HvJ-EU niet van belang, omdat het spelen van wedstrijden de essentie van de activiteit van een profvoetballer is. Een beperking hiervan leidt volgens het Hof automatisch tot een beperking van de werkgelegenheid.24

Vijftien jaar later werd een ander onderdeel van de transferregels aan de kaak gesteld bij het HvJ-EU: de opleidingsvergoedingen. De Franse club Olympique Lyon claimde een

20 Pijetlovic 2019.

21 HvJ EU 15 december 1995, C-415/93, ECLI:EU:C:1995:463 (Bosman).

22 HvJ EU 15 december 1995, C-415/93, ECLI:EU:C:1995:463 (Bosman), par. 92-104. 23 HvJ EU 15 december 1995, C-415/93, ECLI:EU:C:1995:463 (Bosman), par. 104-114. 24 HvJ EU 15 december 1995, C-415/93, ECLI:EU:C:1995:463 (Bosman), par. 116-120.

(13)

opleidingsvergoeding van oud-speler Bernard en zijn nieuwe club Newcastle United op basis van de FIFA-reglementen omtrent opleidingsvergoedingen.25 Het Hof oordeelde dat een dergelijke regeling in beginsel aanvaardbaar is, mits het daadwerkelijk geschikt is om het doel (het stimuleren van het opleiden van jonge spelers) te bereiken en dat het evenredig is aan dit doel. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de kosten die de opleiding van

toekomstige profvoetballers (en spelers die dit niet zullen worden) met zich meebrengt.26 Een schadevergoeding die losstaat van de daadwerkelijke opleidingskosten gaat echter te ver.27 Niet alleen binnen het voetbal, maar ook binnen andere sporten zijn onderdelen van een transfersysteem voorgelegd aan het HvJ-EU. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is het Lethonen-arrest.28 In deze zaak stond de vraag centraal of de transferregels van de internationale basketbalbond FIBA, die bepaalden dat basketballers slechts binnen een bepaalde periode getransfereerd konden worden, in strijd waren met het EU-recht. Het HvJ-EU oordeelde – in lijn met het Bosman-arrest – dat dit in beginsel het geval was, omdat deze regels clubs belemmeren om spelers op te stellen die na de overschrijvingstermijn zijn vastgelegd. In dit geval was er echter wél sprake van een objectieve rechtvaardiging, welke gelegen is in het doel van een geordend verlopende competitie. Het zou immers lastig worden om de resultaten van de verschillende teams te vergelijken als spelers op ieder moment van team zouden kunnen wisselen. Het gekozen middel (de transferperiode) mag echter niet verder gaan dan noodzakelijk is om het doel (een geordend verloop van de competitie) te behalen. Een extreem korte transferperiode zou dus vermoedelijk niet worden goedgekeurd door het HvJ-EU.

Binnen het Europese voetbal zijn er ieder jaar twee momenten waarop spelers van clubs kunnen wisselen: aan het begin van het kalenderjaar is er een transferperiode van één maand en in de zomer is er een transferperiode van drie maanden.29 Deze periodes zijn naar mijn mening ruim genoeg om te voldoen aan de eisen van het HvJ-EU, maar ik ben tegelijkertijd (samen met onder andere Marjan Olfers)30 van mening dat de transferperiodes in het voetbal niet ingekort mogen worden. Dit zou het vrije verkeer van de spelers te ernstig belemmeren.

25 HvJ EU 16 maart 2010, C-325/08, ECLI:EU:C:2010:143 (Bernard). 26 HvJ EU 16 maart 2010, C-325/08, ECLI:EU:C:2010:143 (Bernard), par. 45. 27 HvJ EU 16 maart 2010, C-325/08, ECLI:EU:C:2010:143 (Bernard), par. 50. 28 HvJ EU 13 april 2000, C-176/96, ECLI:EU:C:2000:201 (Lethonen).

29 Tot wanneer is de transfermarkt open in Nederland en de rest van Europa?, 1 augustus 2019,

https://www.voetbalzone.nl/doc.asp?uid=355118. 30 BNR Webredactie 2018.

(14)

§2.3.2 Europese wetgeving

Nadat er eerder twee juridisch niet-bindende verklaringen werden aangenomen waarin de specificiteit en de maatschappelijke waarde van sport werden benadrukt (tijdens de

Intergouvernementele Conferenties van Amsterdam en Nice), werd sport in het Verdrag van Lissabon uit 2007 voor het eerst verankerd als EU-beleidsdomein in het Verdrag betreffende de werking van de EU (art. 165 VWEU). Sport wordt nu vermeld op de lijst van gebieden waarvoor de EU bevoegd is om ondersteunend, coördinerend of aanvullend op te treden.31 Art. 165 VWEU vormt een belangrijke stimulans voor de Europese instellingen om beleid te maken met betrekking tot de sport, overigens zonder dat dit volwaardig of harmoniserend genoemd kan worden. Vanuit juridisch oogpunt heeft art. 165 VWEU echter geen wijzigingen teweeggebracht. Evenals Vermeersch ben ik aldus van mening dat het artikel hoofdzakelijk een symbolische betekenis heeft.32

Het sportbeleid van de EU is nader uitgewerkt in de Mededeling van de Europese Commissie ‘Europese dimensie van de sport’ en de werkplannen met betrekking tot sport van de

Europese Raad. In het huidige werkplan Sport 2017-2020 staan sport en samenleving, de economische dimensie van sport en integriteit binnen de sport centraal.33

§2.4 Het verenigingsrecht

Op basis van het Europees sportmodel (zie de afbeelding hiernaast) zijn alle sporters getrapt lid van de

internationale sportbonden. Zij zijn door hun

lidmaatschap van een lokale vereniging dus niet alleen gebonden aan de regels van deze vereniging, maar ook aan de regels van de nationale bond en de

internationale bond. Dit betekent dat de actoren op de transfermarkt binnen het voetbal te maken krijgen met

zowel nationale als internationale verenigingsrechtelijke regels. Zoals hiervoor reeds is beschreven, kunnen deze regels op gespannen voet staan met de Europeesrechtelijke regels. In zulke gevallen dient gekeken te worden of de specificiteit van de sport een uitzondering van

31 Van den Bogaert, Van Rompuy en Vermeersch 2018, p. 93. 32 Vermeersch 2009, p. 83.

(15)

verenigingsrechtelijke regels op het Europese recht rechtvaardigt en of de ingezette middelen noodzakelijk en evenredig zijn aan het doel.

§2.4.1 Nationale transferreglementen

Bij transfers binnen het betaald voetbal in Nederland zijn in beginsel twee

KNVB-reglementen van belang: het Reglement Overschrijvingsbepalingen Betaald Voetbal en het Reglement Overschrijvingsbepalingen Algemeen, Opleidingsvergoeding en

Solidariteitsbijdrage. In het eerste reglement zijn voornamelijk procedurele zaken opgenomen met betrekking tot de overschrijving van een betaald voetbalspeler, zoals de

overschrijvingstermijnen (art. 9). In het tweede reglement is een systeem opgezet met betrekking tot het toekennen van vergoedingen aan de clubs die de betaald voetbalspelers hebben opgeleid. In dit kader heeft de KNVB ook het Pool Reglement Opleidingen opgezet. Naast deze KNVB-reglementen is ook de CAO Contractspelers Betaald Voetbal Nederland van belang bij transfers. Hierin zijn bijvoorbeeld zaken als de aanvang en het einde van de dienstbetrekking geregeld (art. 6 CAO Contractspelers Betaald Voetbal Nederland).34 §2.4.1 Internationale transferreglementen

Het KNVB Reglement Overschrijvingsbepalingen Betaald Voetbal is ook bij internationale transfers van belang, omdat dit reglement tevens ziet op internationale overschrijvingen van en naar de sectie betaald voetbal. Zo is in dit reglement bijvoorbeeld opgenomen dat indien een contractspeler na de beëindiging van zijn contract met een Nederlandse betaald

voetbalclub een contract afsluit met een buitenlandse betaald voetbalclub, dan wel

overschrijving aanvraagt naar een buitenlandse betaald voetbalclub, zonder een contract met deze club af te sluiten, de KNVB pas de verklaring van speelgerechtigdheid voor de speler (in de zin van de FIFA-regelgeving) zal afgeven wanneer vaststaat dat aan alle bepalingen daarvan is voldaan.35

Daarnaast zijn bij internationale transfers de FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players (FIFA RSTP) van toepassing. Deze zijn mede tot stand gekomen naar aanleiding van het hiervoor beschreven Bosman-arrest. In de FIFA RSTP is de regelgeving opgenomen met betrekking tot de status van spelers, hun speelgerechtigdheid en overschrijvingen tussen verschillende nationale bonden. Uit het toepassingsbereikartikel (art. 1 FIFA RSTP) kan worden opgemaakt dat een aantal van de overige artikelen bindend is op nationaal niveau. De nationale bonden moeten deze artikelen dus verwerken in de nationale regelgeving. Naast de

34 De Weger 2018, p. 193. 35 De Weger 2018, p. 195.

(16)

FIFA RSTP heeft de FIFA een document gepubliceerd waarin een nadere toelichting wordt gegeven op de regels uit de FIFA RSTP: de FIFA Commentary on the Regulations of the Status and Transfer of Players (FIFA Commentary). Hierin is bijvoorbeeld opgenomen dat een club toestemming moet geven aan een andere club alvorens deze in onderhandeling mag treden met een speler die bij de eerstgenoemde club onder contract staat.36

§2.5 Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat de juridische basis van het transfersysteem binnen het betaald voetbal gelegen is in het Nederlandse arbeidsrecht, het Europees recht en het

verenigingsrecht. In het arbeidsrechtelijke jurisprudentie blijkt dat betaald voetbalspelers in Nederland over een arbeidsovereenkomst beschikken. Dit betekent niet dat alle bepalingen uit het Nederlandse arbeidsovereenkomstenrecht van toepassing zijn op het professionele

voetbal, want de wetgever heeft voor een aantal situaties een uitzonderingspositie gecreëerd voor het betaald voetbal.

Uit de jurisprudentie van het HvJ-EU volgt dat het EU-recht alleen van toepassing is op de sport wanneer de sportbeoefening als economische activiteit dient te worden beschouwd. Sportbeoefening namens landenteams valt hier in beginsel niet onder, maar sportbeoefening op professioneel clubniveau wel. Sportregels die in strijd zijn met het EU-recht worden toegestaan indien ze noodzakelijk zijn om een objectief gerechtvaardigd doel te

verwezenlijken. Uit de huidige stand van de jurisprudentie van het HvJ-EU kan worden opgemaakt dat een aantal belangrijke onderdelen van het transfersysteem binnen het voetbal (transferperiodes, het systeem van transfervergoedingen en opleidingsvergoedingen) deze toets doorstaat.

Zoals blijkt uit het Europees sportmodel zijn sporters door hun lidmaatschap van een

vereniging niet enkel gebonden aan de regels van de desbetreffende vereniging zelf, maar ook aan de regels van de (inter)nationale sportbonden waar de vereniging bij is aangesloten. Dit betekent dat op transfers binnen Nederland de KNVB-reglementen (met name het Reglement Overschrijvingsbepalingen Betaald Voetbal en het Reglement Overschrijvingsbepalingen Algemeen, Opleidingsvergoeding en Solidariteitsbijdrage) van toepassing zijn en dat op internationale transfers de FIFA-reglementen (met name de FIFA RSTP en de FIFA Commentary) van toepassing zijn. In hoofdstuk 3 zal de exacte werking van de

(17)

arbeidsrechtelijke, Europeesrechtelijke en verenigingsrechtelijke regels binnen het transfersysteem nader worden besproken.

(18)

§3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ik aan de hand van literatuur- en jurisprudentieonderzoek naar voren brengen op welke wijzen de arbeidsovereenkomst van een betaald voetbalspeler kan worden beëindigd. Ik zal eerst ingaan op de in beginsel non-conflictueuze beëindigingswijzen (par. 3.2). Vervolgens zal ik de conflictueuze beëindigingswijzen nader bespreken (par. 3.3). Tot slot sluit ik af met een conclusie (par. 3.4).

§3.2 Non-conflictueuze beëindigingswijzen

Zoals in hoofdstuk 1 vermeld, gaan betaald voetbalclubs en spelers steeds vaker na een zogenaamde ‘transfersoap’ uit elkaar. De meeste arbeidsovereenkomsten in het professionele voetbal worden echter nog altijd beëindigd zonder dat er een conflictsituatie ontstaat waarin desnoods een derde moet beslissen over de afwikkeling van het contract. Dit is in beginsel het geval indien het contract van een speler afloopt, indien hij vertrekt door een clausule in zijn contract en indien het contract met wederzijds goedvinden wordt beëindigd.

§3.2.1 Aflopend contract

Uit het voorgaande hoofdstuk is gebleken dat in het betaald voetbal louter wordt gewerkt met tijdelijke contracten zonder tussentijds opzegbeding. Partijen kunnen er dus voor kiezen om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen, wat resulteert in beëindiging op de einddatum die in het contract is opgenomen (art. 7:667 lid 1 BW). Indien de club het aflopende contract niet wenst te verlengen, dient de speler daarvan uiterlijk op 31 maart op de hoogte te worden gesteld door een schriftelijke mededeling (art. 7:668 lid 1 BW jo. art. 6 lid 5 CAO Contractspelers betaald voetbal). Verzuimt de werkgever om aan deze aanzegplicht te

voldoen, dan loopt hij het risico een aanzegvergoeding verschuldigd te zijn aan de speler. Het is bovendien mogelijk dat de speler onder de voorwaarden van het aflopende contract nog maximaal een jaar in dienst blijft.37 Zoals reeds vermeld, volgt uit het Bosman-arrest dat clubs geen transfersom meer mogen vragen voor de overgang van een speler wiens contract

afloopt.38

Gezien de hoge transfersommen die – met name in de top van het (inter)nationale voetbal – worden betaald, hebben clubs vaak een groot belang bij het voorkomen van bovengenoemde situatie waarin een speler ‘transfervrij’ vertrekt. Spelers die gewild zijn op de transfermarkt

37 Jellinghaus en Hahn, p. 173-174.

(19)

kunnen echter juist profiteren van een transfervrij vertrek, omdat ze bij een nieuwe club kunnen bedingen dat (een deel van) de uitgespaarde transfersom aan de speler en diens vertegenwoordigers wordt uitbetaald. Zodoende ontstaat er af en toe een conflict tussen een club en een speler wiens contract afloopt.39 In veruit de meeste gevallen verloopt deze beëindigingswijze echter zonder conflict.

§3.2.2 Clausule

In Spanje hebben nagenoeg alle profvoetballers een transferclausule in hun contract staan. Hierin is een door de speler en de club overeengekomen bedrag opgenomen tegen betaling waarvan het contract wordt ontbonden.40 Ook in Nederland – en in de rest van Europa – komen dergelijke clausules voor. Deze clausules hebben echter niet altijd het dwingende karakter van de hiervoor beschreven clausule. Het komt immers in Nederland vaak voor dat een clausule wordt opgenomen in de arbeidsovereenkomst waarin een vooraf

overeengekomen bedrag wordt genoemd waartegen de club verplicht is mee te werken aan een transfer. Deze meewerkclausule biedt minder zekerheid dan een transferclausule, want de club is bevoegd een hoger bedrag te vragen dan het afgesproken bedrag. Een bod van een andere club dat gelijk is aan het bedrag dat is genoemd in de meewerkclausule leidt er dus niet per definitie toe dat een transfer daadwerkelijk tot stand komt.41 De arbitragecommissie van de KNVB heeft dergelijke clausules in een aantal zaken als geldig beoordeeld.42

Een andere clausule die een rol kan spelen bij de beëindiging van een spelerscontract is de degradatieclausule. Deze clausule wordt meestal opgenomen in het contract tussen een voetballer en een club die gezien de te verwachten resultaten rekening moet houden met degradatie. Het kan inhouden dat de club en/of de speler het contract mag ontbinden in geval van degradatie of dat de club de overeenkomst zodanig mag wijzigen dat het salaris van de speler wordt verlaagd in geval van degradatie.43 Voor clubs die regelmatig in de

degradatiezone bivakkeren zijn dergelijke clausules van groot belang, omdat ze hiermee de zekerheid hebben dat de salariskosten niet te hoog worden ten opzichte van de door

degradatie fors gedaalde inkomsten.

39 Zie bijvoorbeeld: Woedende Rabiot vecht verbanning bij PSG aan, 23 januari 2019,

https://www.vi.nl/nieuws/woedende-rabiot-vecht-verbanning-bij-psg-aan. 40 Thomas 2017.

41 Martins 2019, p. 7.

42 Zie: KNVB Arbitragecommissie 8 augustus 2007, nr. 1164 (Suárez/FC Groningen) en KNVB Arbitragecommissie 8 augustus 2007, nr. 1165 (Bakens/RKC Waalwijk).

(20)

§3.2.3 Wederzijds goedvinden

Globaal zijn er twee redenen voor een club en een speler om hun arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Ten eerste komt het voor dat een speler op het tweede plan is beland bij zijn club, waarna de club en de betreffende speler een overeenkomst sluiten waarin het contract wordt beëindigd zodat de club zijn salaris niet meer hoeft te betalen en de speler vrij is om op zoek te gaan naar een nieuwe club.44 Ten tweede komt het vaak voor dat een andere club een bod neerlegt bij de huidige club – dat al dan niet in overeenstemming is met het in een eventuele meewerkclausule vastgelegde bedrag – waarna er na onderhandeling een transferovereenkomst aangaande de transfer van de betreffende speler wordt gesloten. Deze overeenkomst wordt vaak aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat de speler voor een bepaalde datum overeenstemming heeft bereikt met zijn oude club over de

afwikkeling van zijn arbeidsovereenkomst en dat de speler een akkoord heeft bereikt met de nieuwe club over de voorwaarden van een arbeidsovereenkomst. In de transferovereenkomst worden naast de verschuldigde transfersom veelal ook de datum van beëindiging van de oude arbeidsovereenkomst en de datum van overschrijving opgenomen.45

Wanneer alle partijen (de speler, de oude club en eventuele nieuwe club) het eens zijn geworden, sluiten de speler en de oude club meestal een beëindigingsovereenkomst ex art. 7:670b BW. Hierin wordt onder andere opgenomen wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt en tot wanneer de speler salaris krijgt doorbetaald. Sinds de invoering van de Wwz heeft de werknemer de mogelijkheid om een beëindigingsovereenkomst binnen veertien dagen nadat deze tot stand is gekomen, zonder opgaaf van redenen, te ontbinden (art. 7:670b lid 2 BW).46 Hoewel van deze mogelijkheid binnen het Nederlandse betaald voetbal nog nooit gebruik is gemaakt, is het herroepingsrecht een potentieel gevaar voor Nederlandse clubs. In het geval dat de club, die een beëindigingsovereenkomst heeft gesloten, inmiddels een vervanger heeft aangetrokken en de vertrokken speler gebruikmaakt van zijn herroepingsrecht, is de kans groot dat de club – vermoedelijk tot de volgende transferperiode – dubbele salariskosten heeft. Ik ben dan ook met Poggenklaas van mening dat het huidige herroepingsrecht, met een absoluut karakter, niet geschikt is voor het betaald voetbal in Nederland.47 Gezien de

bijzondere positie van het betaald voetbal binnen het Nederlandse arbeidsrecht en gezien de

44 Zie bijvoorbeeld: ADO gunt Kanon transfer na zes seizoenen trouwe dienst, 17 september 2019,

https://www.vi.nl/nieuws/ado-gunt-kanon-transfer-na-zes-seizoenen-trouwe-dienst. 45 De Weger 2018, p. 200-201.

46 De Weger 2018, p. 199-200. 47 Poggenklaas 2015, p. 49-53.

(21)

beperkingen die de transferperiodes bieden (zie hoofdstuk 2), zou het mijns inziens beter zijn om (cao-)partijen de mogelijkheid te bieden het herroepingsrecht uit te sluiten.

§3.3 Conflictueuze beëindigingswijzen

Wanneer een der partijen de arbeidsovereenkomst wenst te beëindigen, terwijl de andere partij het daar niet mee eens is, ontstaat een conflict dat veelal door een derde beslecht dient te worden. Binnen het Nederlands betaald voetbal betreft deze derde over het algemeen de arbitragecommissie van de KNVB (wegens de arbitrageclausule die in iedere

arbeidsovereenkomst wordt opgenomen).48 In internationaal verband is de FIFA Dispute Resolution Chamber (DRC) in eerste instantie bevoegd en staat hoger beroep open bij het Court of Arbitration for Sport (CAS).49 Deze geschilbeslechtende instanties spelen met name een rol wanneer een partij het contract ontbindt of eenzijdig opzegt.

§3.3.1 Ontbinding

Het Nederlandse arbeidsrecht biedt partijen de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Aangezien het in het betaald voetbal hoofdzakelijk gaat om gevallen waarin de werknemer de (tijdelijke en niet-opzegbare) arbeidsovereenkomst wenst te ontbinden, is hier met name art. 7:671c lid 3 BW van belang. Dit artikel bepaalt onder meer dat de rechter bij het ontbinden van het contract een vergoeding mag toekennen die maximaal gelijk is aan de restwaarde van het contract (sub c). Evenals bij opzegging, is hier echter een uitzondering op gemaakt – die is vastgelegd in art. 7:671c lid 4 BW – om te voorkomen dat het

transfersysteem in Nederland wordt aangetast.50 Deze uitzondering is evenwel minder belangrijk aangezien uit de hierna te bespreken jurisprudentie blijkt dat een verzoek tot ontbinding door de arbitragecommissie zelden wordt gehonoreerd.

In 1998 vond een spraakmakende zaak plaats bij de arbitragecommissie van de KNVB tussen de gebroeders De Boer en hun toenmalige werkgever Ajax. In deze zaak probeerden de gebroeders De Boer hun contract te laten ontbinden om zodoende een transfer naar FC Barcelona te bewerkstelligen. Ze voerden onder meer aan dat een dergelijke transfer een aanzienlijke financiële en sportieve positieverbetering zou meebrengen en dat het daarom gerechtvaardigd was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De arbitragecommissie was het hier echter niet mee eens, omdat Ajax en FC Barcelona op dat moment beide op het

48 Jellinghaus en Hahn 2018, p. 170. 49 Koolhaard 2018, p. 59 en 67-68. 50 Jellinghaus en Hahn 2018, p. 176-177.

(22)

hoogste (inter)nationale niveau actief waren.51 Uit een aantal latere arbitragezaken waarin om ontbinding werd verzocht valt op te maken dat in zijn algemeenheid niet snel sprake is van een aanmerkelijke sportieve positieverbetering, tenzij een speler een transfer kan maken naar een club die in een hogere divisie uitkomt.52 Ook de ontbindingsgrond ‘onherstelbare

verstoring van de arbeidsrelatie’ wordt niet snel aangenomen. Zo bleek uit de zaak tussen Bas Dost en SC Heerenveen, waarin Dost claimde dat sprake was van een dusdanig verstoorde arbeidsrelatie dat de arbeidsovereenkomst ontbonden diende te worden. De

arbitragecommissie ging hier niet in mee en stelde dat het feit dat een speler niet speelt en bij tijd en wijle overhoop ligt met de trainer niet voldoende is om een onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie aan te nemen.53

§3.3.2 Opzegging

Zoals hiervoor reeds vermeld, geldt voor het opzeggen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst zonder opzegtermijn een uitzondering voor het betaald voetbal die meebrengt dat de

arbitragecommissie van de KNVB een speler die zijn contract opzegt een vergoeding kan opleggen die hoger is dan de restwaarde van het contract (zie art. 7:677 lid 4 en lid 6). Dit is in de Nederlandse praktijk tot dusverre niet voorgekomen, vermoedelijk vanwege de grote (financiële) onzekerheid die een dergelijke procedure met zich meebrengt voor de speler.54 In internationaal verband is er daarentegen wel reeds een aantal zaken geweest waarin een speler het contract eenzijdig heeft opgezegd.

Art. 17 RSTP

Art. 17 RSTP bepaalt dat een speler aansprakelijk is jegens zijn oude club wanneer hij zijn contract heeft verbroken zonder ‘just cause’. De vraag wanneer sprake is van een ‘just cause’ is niet eenduidig te beantwoorden, omdat het altijd afhangt van de omstandigheden van het concrete geval. In abstracto kan wel worden gesteld dat sprake is van een ‘just cause’ indien van de partij die opzegt redelijkerwijs niet langer verwacht mag worden dat hij de

arbeidsrelatie voortzet.55 Naast de schadeplichtigheid wordt de speler die zijn contract zonder ‘just cause’ verbreekt ook een sportieve sanctie opgelegd in de vorm van een schorsing van 4 tot 6 maanden, mits de speler zijn contract verbreekt tijdens de beschermde periode – de

51 KNVB Arbitragecommissie 30 juni 1998, nr. 702 (Gebroeders De Boer/Ajax).

52 Zie: KNVB Arbitragecommissie 2 februari 2006, nr. 1100 (Samaras/SC Heerenveen), KNVB

Arbitragecommissie 8 augustus 2007, nr. 1164 (Suárez/FC Groningen) en KNVB Arbitragecommissie 30 juni 2005, nr. 1075 (Hofstede/VVV).

53 KNVB Arbitragecommissie 31 januari 2011, nr 1302 (Dost/SC Heerenveen). 54 Jellinghaus en Olfers 2012, p. 43.

(23)

eerste 2 contractjaren bij een speler van 28 of ouder en de eerste 3 contractjaren bij een speler van jonger dan 28 jaar – van zijn contract (art. 17 lid 3 RSTP). Een eventuele nieuwe club kan ook hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade en loopt tevens het risico

maximaal twee transferperiodes geen nieuwe spelers te mogen vastleggen (art. 17 lid 4 RSTP). De gedachte hierachter is dat de nieuwe club geacht wordt meegewerkt te hebben aan de contractbreuk of de speler hier zelfs toe aangezet te hebben.56 Het doel van dit artikel – en de transferreglementen van de FIFA in het algemeen – is het garanderen van zoveel mogelijk ‘contractual stability’ tussen clubs en hun spelers.57

De afgelopen vijftien jaar hebben verschillende zaken gediend bij het CAS waarin art. 17 RSTP centraal stond. De zaak die het meeste stof deed opwaaien was zonder meer die van Andy Webster tegen Heart of Midlothian. Hierin oordeelden de CAS-arbiters dat Webster een schadevergoeding aan zijn oude club (Hearts) moest betalen ter compensatie van de door hem gepleegde contractbreuk. Deze schadevergoeding werd evenwel gelijkgesteld aan de

restwaarde van het contract en bedroeg zodoende slechts £150.000 (ter vergelijking: Hearts eiste £5.000.000).58 Deze uitspraak bracht een grote schok teweeg binnen de voetbalwereld, omdat het leek alsof het op hoge transfersommen gebaseerde vergoedingensysteem als een kaartenhuis in elkaar zou instorten. Dit bleek echter niet het geval.59 Het CAS oordeelde immers een jaar later in een vergelijkbare zaak tussen Matuzalem en Shaktar Donetsk dat de benadeelde club (in dit geval Shaktar Donetsk) recht had op een vergoeding die vele malen hoger lag dan de restwaarde van het contract (bijna €12.000.000).60 Hierbij werd het positive interest-beginsel als uitgangspunt gebruikt, wat betekent dat de benadeelde partij in de positie moet worden gebracht waarin deze zich zou hebben bevonden indien er geen onrechtmatige opzegging had plaatsgevonden.61 Dit uitganspunt werd in een latere zaak over contractbreuk nog eens bevestigd door het CAS.62

Bij voorgaande uitspraken van het CAS dient overigens nog wel opgemerkt te worden dat het gaat om uitspraken van een arbitragetribunaal die in beginsel enkel betrekking hebben op de in het geschil betrokken partijen. In tegenstelling tot uitspraken van bijvoorbeeld de Hoge

56 Martins 2019, p. 8. 57 Ongaro 2011, p. 34-35.

58 CAS 2007/A/1298, 1299, & 1300 (Webster). 59 Jellinghaus en Hahn 2018, p. 179.

60 CAS 2008/A/1519 & 1520 (Matuzalem). 61 Boetekees 2009, p. 9.

(24)

Raad of het Hof van Justitie, die wel algemeen verbindend zijn, hebben uitspraken van het CAS in beginsel geen rechtskracht in toekomstige zaken.63

Wegens een dringende reden

De arbeidsovereenkomst van een profvoetballer kan – evenals iedere andere

arbeidsovereenkomst – worden opgezegd wegens een dringende reden (dit wordt ook wel ontslag op staande voet genoemd). De partij die opzegt moet dit onverwijld en onder

mededeling van die reden doen (art. 7:677 lid 1 BW). Een voorbeeld van een dringende reden die zich in het betaald voetbal heeft voorgedaan is gebruik van verboden middelen door een speler.64 Dit kan overigens ook als een contractbreuk in de zin van art. 17 RSTP worden beschouwd (met bijbehorende schadeplichtigheid), aldus het CAS.65 Aangezien voor het begrip ‘dringende reden’ hetzelfde criterium geldt als het hiervoor genoemde criterium voor het begrip ‘just cause’,66 ligt het mijns inziens in de rede dat art. 17 RSTP in beginsel niet in de weg staat aan een ontslag op staande voet.

§3.4 Conclusie

Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vijf wijzen zijn waarop de

arbeidsovereenkomst tussen een profvoetballer en een club kan worden beëindigd. Ten eerste kan de arbeidsovereenkomst eindigen doordat de einddatum van het contract is bereikt zonder dat partijen verlenging ervan zijn overeengekomen. In dat geval heeft de club op basis van het Bosman-arrest geen recht op een transfervergoeding. Ten tweede kan de arbeidsovereenkomst ten einde komen door een in het contract opgenomen clausule. Het kan gaan om een

transferclausule, een meewerkclausule of een degradatieclausule. De eerste twee houden in dat een club verplicht is om de speler te laten vertrekken dan wel mee te werken aan een vertrek, mits een vooraf bepaald bedrag wordt betaald aan de club. Een degradatieclausule kan inhouden dat de club en/of de speler het contract mag ontbinden in geval van degradatie. Ten derde kunnen partijen de arbeidsovereenkomst beëindigen met wederzijds goedvinden. Om dat te bewerkstelligen wordt veelal een beëindigingsovereenkomst gesloten tussen de speler en de club. Indien het gaat om een transfer van de speler naar een nieuwe club, wordt vaak ook een transferovereenkomst gesloten tussen de oude club, de nieuwe club en de speler.

63 Bogaert van den, Rompuy van en Vermeersch 2018, p. 119.

64 PSV ontslaat Jonathan Reis op staande voet, 24 januari 2010, https://www.vi.nl/nieuws/psv-ontslaat-jonathan-reis-op-staande-voet.

65 Zie: CAS 2008/A/1644 (Mutu). 66 Grinten van der 2018, p. 485.

(25)

Ten vierde kunnen partijen de arbitragecommissie van de KNVB verzoeken de

arbeidsovereenkomst te ontbinden. In het verleden heeft een aantal spelers dit geprobeerd wegens de kans op een aanmerkelijke sportieve en financiële positieverbetering. Uit de jurisprudentie van de arbitragecommissie volgt echter dat niet snel sprake is van een aanmerkelijke sportieve positieverbetering, tenzij de speler naar een club kan die in een hogere divisie uitkomt dan zijn huidige club. Ten vijfde kunnen partijen de

arbeidsovereenkomst beëindigen door middel van opzegging. In het Nederlandse betaald voetbal heeft dit nog niet plaatsgevonden, maar in internationaal verband is er reeds een aantal zaken geweest waarin eenzijdige opzegging door een speler centraal stond. Op grond van art. 17 RSTP zijn de speler en de eventuele nieuwe club in dergelijke gevallen hoofdelijk

aansprakelijk jegens de oude club. Uit de meest recente jurisprudentie van het CAS lijkt opgemaakt te kunnen worden dat het positive interest-beginsel van belang is om in die gevallen de hoogte van de schadevergoeding te berekenen. In hoofdstuk 4 zal nader worden stilgestaan bij de berekening van die vergoeding,

4. Relevante factoren bij objectieve waardebepaling

§4.1 Inleiding

Uit het voorgaande hoofdstuk is gebleken dat de waarde van een betaald voetbalspeler van groot belang kan zijn, zowel in juridische procedures als daarbuiten. In dit hoofdstuk zal ik nader ingaan op de factoren die relevant zijn bij de berekening van de (transfer)waarde van een speler. Hieronder komen eerst de reeds erkende factoren aan bod (par. 4.2), alvorens ik

(26)

een aantal andere criteria zal bespreken die mogelijk een rol zouden kunnen spelen (par. 4.3). Ik sluit af met een conclusie (par. 4.4).

§4.2 Erkende factoren

In de regel wordt de hoogte van de transfervergoeding bepaald door het mechanisme van vraag en aanbod op de transfermarkt.67 Echter, zoals reeds naar voren is gekomen in hoofdstuk 3, komt het ook voor dat een derde (het CAS of de DRC) de transferwaarde van een speler dient vast te stellen. Dit speelt hoofdzakelijk bij de conflictueuze

beëindigingswijzen en in het bijzonder in het geval dat een speler eenzijdig zijn contract verbreekt (zie par. 3.3). In alle bekende zaken waarin dit aan de orde is geweest, stond telkens art. 17 RSTP centraal.

§4.2.1 Art. 17 RSTP

Art. 17 RSTP bevat niet alleen de sancties die kunnen worden opgelegd indien een speler eenzijdig zijn contract verbreekt (zoals beschreven in par. 3.3.2), maar het bevat ook een aantal richtlijnen aan de hand waarvan de hoogte van de schadevergoeding berekend dient te worden. Deze factoren, die zijn vastgelegd in lid 1, behelzen de wetgeving van het betrokken land, de specificiteit van de sport en andere objectieve criteria. Uit art. 17 lid 1 RSTP volgt dat voornoemde criteria slechts aan bod komen indien in het contract tussen de speler en de oude club niets is opgenomen met betrekking tot het bedrag waartegen de speler mag vertrekken, zoals bijvoorbeeld wel gebruikelijk is in Spanje (zie par. 3.2.2).

In sommige landen is er specifieke wetgeving waarin wordt geregeld hoe de

schadevergoeding precies berekend dient te worden.68 Deze berekeningswijze wordt op grond van art. 17 RSTP lid 1 ook in (internationale) voetbalzaken betrokken. In het artikel zelf wordt niet nader geconcretiseerd hoe het begrip ‘specificiteit van de sport’ uitgelegd dient te worden en hoe dit een rol speelt bij de begroting van de schadevergoeding. In de

jurisprudentie van het CAS is dit wel nader uitgewerkt. De objectieve criteria die in acht genomen dienen te worden omvatten in ieder geval:

- De vergoeding en andere baten die aan de speler verschuldigd zijn uit hoofde van het bestaande contract en/of het nieuwe contract.

67 De Weger 2018, p. 66.

68 In België mogen spelers bijvoorbeeld op grond van de Wet van ’78 eenzijdig hun contract verbreken, mits ze een vergoeding betalen die gelijk is aan de restwaarde van het contract. In Nederland is op deze regel een uitzondering gemaakt voor betaald voetbalspelers (zie par. 2.2.2).

(27)

- De resterende looptijd van het huidige contract, tot maximaal vijf jaar.

- De door de oude club betaalde vergoedingen en gemaakte kosten (afgeschreven over de looptijd van het contract).

- Of de contractuele inbreuk binnen de beschermde periode valt.

§4.2.2 Jurisprudentie van het CAS

De eerste landmark case met betrekking tot de hoogte van de op grond van art. 17 RSTP verschuldigde vergoeding was de zaak tussen Webster en Hearts.69 Zoals hiervoor reeds vermeld, werd de vergoeding die Webster aan zijn voormalige club moest betalen

gelijkgesteld aan het loon dat Hearts zonder de onregelmatige opzegging had moeten betalen aan Webster. De gedachte achter deze beslissing van het CAS was dat er geen economische, morele of wettelijke rechtvaardiging bestaat voor een club om de marktwaarde van een speler te kunnen claimen als zijnde gederfde winst. Indien de club wel recht zou hebben op een hoge vergoeding, zou men in feite teruggaan naar de situatie van voor het Bosman-arrest, zo redeneerde het CAS in deze zaak. Tevens kwam de door Hearts betaalde transfervergoeding niet in aanmerking voor compensatie, omdat het eerste contract met Webster reeds was verlopen en de transfervergoeding over de periode van het eerste contract afgeschreven zou moeten worden. Bovendien trachtte het CAS in deze zaak een gelijkwaardigheid tussen clubs en spelers te realiseren door de vergoeding die een speler moet betalen in het geval van vroegtijdige opzegging zonder ‘just cause’ gelijk te stellen aan de vergoeding die de club zou moeten betalen voor eenzelfde handeling.70

Hoewel de uitspraak in de Webster-zaak veel stof deed opwaaien binnen de voetbalwereld, zijn de overwegingen uit deze zaak niet van groot belang geweest voor de latere

jurisprudentie van het CAS. De échte richtinggevende overwegingen kwamen namelijk een jaar later in de Matuzalem-zaak.71 Zoals hiervoor reeds vermeld, werd in deze zaak het beginsel van positive interest geïntroduceerd: de benadeelde partij moet in de positie worden gebracht waarin hij zich zou hebben bevonden indien het contract volledig was nagekomen.72 Om de bijbehorende schadevergoeding te bepalen heeft het CAS in deze zaak eerst berekend wat de ‘lost services’ zijn voor de oude club (Shaktar in dit geval). Naast het salaris dat de speler verdiende bij zijn oude club en is gaan verdienen bij zijn eventuele nieuwe club, dient

69 CAS 2007/A/1298, 1299, & 1300 (Webster).

70 CAS 2007/A/1298, 1299, & 1300 (Webster), conclusion 10-13. 71 CAS 2008/A/1519 & 1520 (Matuzalem).

(28)

men hierbij ook rekening te houden met de kosten die de oude club normaliter zou moeten maken om een speler aan te trekken die gelijkwaardig is aan de speler in kwestie. Ter

begroting van deze kosten neemt het CAS in deze zaak de bedragen in aanmerking die andere clubs (in dit geval Lazio en Real Zaragoza) bereid waren te betalen voor Matuzalem. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een club die vergoeding van de ‘lost services’ claimt in beginsel geen recht heeft op vergoeding van de misgelopen transfersom. In het geval dat een andere club een transfersom had betaald om het contract van de betreffende speler af te kopen, waren de services van de speler voor de oude club immers toch al verloren gegaan. Ook de kosten die de oude club heeft gemaakt om de speler aan te trekken hoeven in dit verband niet meegewogen te worden volgens het CAS. Bovendien dient van het bedrag van de ‘lost services’ verminderd te worden met het salaris dat de oude club heeft uitgespaard door de contractbreuk.

Ter invulling van het begrip ‘specificiteit van de sport’ hecht het CAS in de Matuzalem-zaak waarde aan de status en het gedrag van de speler jegens de oude club. In dit geval wijzen de arbiters op het feit dat de speler de club heeft verlaten slechts een paar weken voor de start van de kwalificatieronden van de Champions League en dat hij de aanvoerder was.

Uiteindelijk wordt hiervoor een vergoeding ter hoogte van 6 maandsalarissen (€600.000) toegekend. Hoewel ik het met Boetekees eens ben dat deze vergoeding vrij arbitrair oogt,73 is het mijns inziens wel positief dat er duidelijkheid is gekomen over de berekening van de hoogte van de vergoeding op grond van de specificiteit van de sport. De in de Matuzalem-zaak gekozen schadebegrotingswijze is immers in latere uitspraken van het CAS herhaald.74 Een andere interessante CAS-uitspraak in dit verband is de uitspraak in de zaak tussen Adrian Mutu en Chelsea.75 Deze zaak draaide om het ontslag dat Chelsea aan Mutu had verleend naar aanleiding van cocaïnegebruik door de speler (en de wereldwijde schorsing die daarop volgde). Chelsea claimde een schadevergoeding op basis van art. 17 RSTP, omdat ze van mening was dat Mutu contractbreuk had gepleegd. Zowel de DRC als het CAS gingen hierin mee en Mutu werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van maar liefst €17.000.000. Dit bedrag is berekend aan de hand van de (grote) financiële investering die Chelsea had gedaan om Mutu over te laten komen van Brescia, deze kosten werden afgeschreven over de initiële looptijd van het contract. Naast de door Chelsea betaalde transfervergoeding hield het CAS bij het bepalen van de aanschafkosten ook rekening met

73 Boetekees 2009, p. 11.

74 Zie bijvoorbeeld: CAS 2010/A/2145, 2146 & 2147 (De Sanctis), par. 102. 75 CAS 2008/A/1644 (Mutu).

(29)

andere vergoedingen in het kader van Mutu’s transfer naar Chelsea, zoals de

solidariteitsbijdrage, de opleidingsvergoeding, het tekengeld en het bedrag dat is betaald aan de zaakwaarnemer van Mutu. De specificiteit van de sport speelde geen directe rol bij de berekening van de schade, maar het CAS wees wel op het feit dat het hieromtrent van belang kan zijn dat het gaat om het soort speler dat een club aantrekt om toeschouwers naar het stadion te lokken en waarvoor sponsors zich aan een club willen binden. Het CAS merkte ook nog op dat Chelsea imagoschade heeft geleden door de associatie met cocaïnegebruik.76

§4.3 Overige factoren

Om de waarde van een speler – en daarmee samenhangend de schade die een club lijdt in het geval van contractbreuk – op een objectieve wijze te bepalen kan naast de hiervoor genoemde factoren ook rekening worden gehouden met een aantal andere factoren. Deze factoren zijn onder te verdelen in de persoonlijke eigenschappen van de speler, voetbaltechnische factoren en transfermarkt gerelateerde factoren.

§4.3.1 Persoonlijke eigenschappen

De belangrijkste eigenschap van een voetbalspeler die in aanmerking genomen dient te worden bij de berekening van zijn waarde is uiteraard zijn voetbaltalent. Op het eerste gezicht zijn voetbalkwaliteiten nauwelijks objectief vast te stellen, maar men kan met de huidige dataverwerkingstechnieken wel degelijk een poging wagen om de kwaliteiten van spelers te vangen in een bepaald cijfer. Zo bewijst het bedrijf SciSports, dat hard aan de weg timmert met haar methode om spelers te beoordelen op basis van veel meer gegevens dan alleen het aantal goals en assists dat een speler produceert.77 Een andere belangrijke factor is de leeftijd van de speler. Een jonge speler wordt immers geacht zich meer te ontwikkelen en langer mee te kunnen op topniveau dan een oude speler. In dat kader is ook de medische geschiedenis van een speler van belang. Een blessuregevoelige speler speelt over het algemeen immers minder wedstrijden en vertegenwoordigt zodoende minder waarde dan een speler die in beginsel het hele jaar door inzetbaar is.78

De laatste belangrijke persoonlijke eigenschap van een speler voor diens waarde is zijn nationaliteit. Het land waar een speler vandaan komt kan om verschillende redeneren van belang zijn. Zo geldt in de Engelse Premier League een regel die luidt dat van de 25 spelers

76 Preter de en Jongh de 2009, p. 105. 77 Oerle van 2017.

(30)

die een club mag inschrijven er minimaal 8 homegrown moeten zijn. Aangezien de topspelers die aan dit criterium voldoen relatief schaars zijn, leidt dit tot een hogere waarde van Engelse spelers (of buitenlandse spelers die minimaal drie jaar in de opleiding van een Engelse of Welshe club hebben gezeten) ten opzichte van andere spelers.79 Ook voor de commerciële waarde kan de nationaliteit van een speler van belang zijn. Sommige spelers – zoals ex-PSV’er Hirving Lozano – hebben immers een grote achterban in hun thuisland, waar de club op commercieel vlak van kan profiteren.80 Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van het genereren van meer inkomsten uit merchandise (shirtverkoop), reclame-uitingen, tv-rechten en lucratieve buitenlandse toernooien.81

§4.3.2 Voetbaltechnische factoren

Een belangrijke voetbaltechnische factor bij de berekening van de waarde van een voetballer is zijn positie op het veld. Hoewel er voor verdedigers de laatste jaren steeds hogere

transfersommen worden betaald, geldt nog altijd als regel dat aanvallend ingestelde spelers meer waard zijn dan verdedigend ingestelde spelers. Hierbij speelt ook een commercieel element, want spelers die doelpunten maken zijn over het algemeen populairder bij het grote publiek dan spelers die doelpunten voorkomen. Daarnaast is uiteraard van belang op welk niveau de speler zich tot dusverre heeft gemanifesteerd. Een speler die enkel goed heeft gepresteerd in de Eredivisie zal logischerwijs minder waard zijn dan een speler die zich (ook) in internationaal verband (met zijn club en/of zijn land) heeft onderscheiden. Ten slotte kan het winnen van prijzen – in teamverband, maar des te meer in individueel verband – de waarde van een spelers verhogen.82

§4.3.3 Transfermarkt gerelateerde factoren

De waarde van een speler wordt mede bepaald door een aantal factoren die niet zozeer zien op de (voetbaltechnische) eigenschappen van een speler, als wel op de specifieke werking van de transfermarkt. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de duur van het lopende contract van een speler met zijn huidige club. Sinds het Bosman-arrest kunnen clubs immers geen transfersom meer vragen voor een speler wiens contract is verlopen.83 Spelers met een contract dat bijna afloopt worden derhalve vaak onder de marktprijs getransfereerd om te voorkomen dat de huidige club helemaal verstoken blijft van transferinkomsten. De intenties van de nieuwe club kunnen tevens een rol spelen bij de berekening van de hoogte van de

79 Hoven van der 2019, p. 58.

80 Boesveld 2019, Hoeveel is Hirving Lozano waard?. 81 Boesveld 2018.

82 Boesveld 2018.

(31)

transfervergoeding. De transfermarkt is vergelijkbaar met een voedselketen waarin alleen de topclubs (die bovenaan de transferketen staan) spelers kopen zonder winstoogmerk.84 Voor de overige clubs geldt zij spelers veelal aantrekken om ze in een later stadium met zoveel mogelijk winst door te verkopen. Daarbij is het uiteraard van belang dat ze de

transfervergoedingen bij inkomende transfers zo laag mogelijk houden, eventueel met behulp van het opnemen van doorverkooppercentageclausules in de transferovereenkomst ter

compensatie van de lage transfersom.85

Zoals reeds kort benoemd in het kader van de Matuzalem-zaak, kan het moment van de transfer ook een rol spelen bij de bepaling van de waarde van een speler.86 Over het algemeen geldt hierbij dat met een transfer aan het einde van de transferperiode meer geld gemoeid is dan met een transfer aan het begin van de transferperiode. Dit is enerzijds te verklaren door het feit dat de verkopende club aan het einde van de transferperiode minder tijd heeft om een vervangende speler aan te trekken. Anderzijds is dit te verklaren door het feit dat kopende clubs tegen het einde van de transferperiode vaak – onder druk van de achterban – koste wat het kost nog een speler willen aantrekken. Hierbij geldt overigens ook dat in de

transferperiode in januari doorgaans meer wordt uitgegeven aan een vergelijkbare transfer dan in de zomer. Aangezien de wintertransferperiode korter is dan de zomertransferperiode valt dit deels te verklaren door de hiervoor genoemde redenen. Daarnaast speelt mee dat clubs liever geen spelers tijdens het lopende seizoen willen verkopen, tenzij er een niet te weigeren bod op tafel wordt gelegd.87

Op het eerste gezicht lijkt het logisch om bij de berekening van de (transfer)waarde van een speler ook rekening te houden met de transferbedragen die in het verleden voor vergelijkbare spelers zijn betaald. Ik ben echter van mening dat dit geen geschikt uitgangspunt is. Althans, indien dit wordt meegewogen, zou men een grote mate van voorzichtigheid moeten

betrachten. De meeste clubs maken de officiële transferbedragen namelijk niet bekend en de bedragen die genoemd worden in de media – of bijvoorbeeld verschijnen op de populaire site transfermarkt.de – zijn vaak niet in overeenstemming met de daadwerkelijk betaalde

bedragen.88

84 Zie voor een treffend voorbeeld van de werking van de transferketen: Boeringa 2017.

85 Zie bijvoorbeeld: Haller op weg naar West Ham United; miljoenen voor FC Utrecht, 16 juli 2019,

https://nos.nl/artikel/2293705-haller-op-weg-naar-west-ham-united-miljoenen-voor-fc-utrecht.html. 86 CAS 2008/A/1519 & 1520 (Matuzalem), par. 178.

87 Boesveld 2019, Hoeveel is Ritsu Doan waard?. 88 Zie: Knipping en Duren van 2019.

(32)

§4.4 Conclusie

Uit art. 17 lid 1 RSTP volgt dat – mits hieromtrent niets is overeengekomen tussen de speler en de oude club – de hoogte van de verbrekingsvergoeding moet worden bepaald aan de hand van de wetgeving van het betrokken land, de specificiteit van sport en andere objectieve criteria. Deze objectieve criteria behelzen in ieder geval: de vergoeding en andere voordelen die aan de speler verschuldigd zijn uit hoofde van het bestaande contract en/of het nieuwe contract, de resterende tijd op het bestaande contract tot maximaal vijf jaar, de betaalde vergoedingen en uitgaven of opgelopen door de voormalige club (afgeschreven over de looptijd van het contract) en of de contractuele inbreuk binnen een beschermde periode valt. In de jurisprudentie van het CAS is nadere invulling gegeven aan art. 17 RSTP. Hierbij is met name de Matuzalem-zaak van belang, omdat het CAS hierin uitgebreid is ingegaan op de berekeningswijze van de schadevergoeding. Het CAS baseerde de schadevergoeding in deze zaak op een optelsom van de ‘lost services’ en een vergoeding op basis van de specificiteit van de sport. De hoogte van de ‘lost services’ werd berekend aan de hand van het salaris van de speler bij de nieuwe club en de waarde van de speler die blijkt uit onderhandelingen met andere clubs, verminderd met het door de contractbreuk uitgespaarde salaris. De met de specificiteit van de sport verband houdende vergoeding baseerde het CAS op de houding die de speler aannam ten opzichte van zijn oude club en werd uiteindelijk vastgesteld op zes maandsalarissen.

Om tot een objectieve waardebepaling van spelers te komen kunnen ook andere factoren gebruikt worden. Hieronder vallen persoonlijke eigenschappen van spelers, voetbaltechnische factoren en transfermarkt gerelateerde factoren. Onder de relevante persoonlijke

eigenschappen van spelers vallen de kwaliteiten, leeftijd, nationaliteit, blessuregevoeligheid en commerciële waarde van de speler. Onder de voetbaltechnische factoren vallen de positie waarop de speler speelt, het niveau waarop hij tot dusverre is uitgekomen en de (persoonlijke) prijzen die speler heeft gewonnen. Onder de transfermarkt gerelateerde factoren vallen de duur van het huidige contract, de intenties van de kopende club en het moment waarop de transfer plaatsvindt. In hoofdstuk 5 zal het effect van een mogelijke objectieve

(33)

5. Gevolgen objectieve waardebepaling

§5.1 Inleiding

Het FIFA Football Stakeholders Committee en de Task Force Transfer System hebben in 2018 een document gepubliceerd (White Paper – Transfer System Reform 2018, hierna: de White Paper) waarin aanbevelingen worden gedaan ter verbetering van het transfersysteem. Hierin zijn onder meer drie mogelijkheden opgenomen om de hoogte van transfersommen te reguleren door middel van een objectieve wijze van waardebepaling:

1. Een algoritme wordt gebruikt om een ‘benchmark’ bedrag te berekenen voor de transfervergoeding.

2. Een algoritme wordt gebruikt om een ‘buy out’ bedrag te bepalen dat wordt geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst.

3. Een algoritme wordt gebruik om de transfervergoeding te berekenen (‘hard cap’). Voor alle drie de opties geldt dat deze kunnen worden aangevuld door een regeling met betrekking tot een ‘luxury tax’ ten behoeve van de solidariteitsbijdrage in het geval dat het berekende bedrag wordt overschreden.89

(34)

Hoewel er nog wat complicaties te overwinnen zijn, denk ik dat het binnen afzienbare tijd mogelijk is om een goed functionerend algoritme te creëren dat – mede aan de hand van de in hoofdstuk 4 genoemde factoren – tot een objectieve (transfer)waarde van spelers kan komen. In dit hoofdstuk zal ik bespreken welke gevolgen de objectieve vormen van waardebepaling met zich meebrengen voor de transfermarkt in het algemeen en de arbeidsrechtelijke positie van spelers in het bijzonder. Hieronder worden eerst de gevolgen voor de systematiek omtrent contractbreuk behandeld (par. 5.2), alvorens de overige gevolgen aan bod komen (par. 5.3). Tot slot volgt een conclusie (par. 5.4).

§5.2 Contractbreuk

Een systeem waarbij de waarde van spelers wordt berekend aan de hand van een algoritme brengt een aantal gevolgen met zich mee voor de in hoofdstuk 3 beschreven regelgeving omtrent eenzijdige contractbreuk door een speler. Dit geldt zowel voor de beoogde

contractstabiliteit als voor de (op art. 17 RSTP gebaseerde) procedures die voortvloeien uit de contractbreuk.

§5.2.1 Contractstabiliteit

Zoals hiervoor reeds vermeld, is het doel van het door de FIFA gecreëerde – en door de EU gedoogde – transfersysteem het bewerkstelligen van zoveel mogelijk contractstabiliteit (ook in de Nederlandse literatuur vaak aangeduid met de term ‘contractual stability’).90 Deze contractstabiliteit wordt grotendeels gerealiseerd door de onzekerheid die een contractbreuk met zich meebrengt (zie hoofdstuk 3). Martins omschrijft dit systeem dan ook treffend als een systeem van ‘stabiliteit door onzekerheid’.91 Het transfersysteem leeft hierdoor op gespannen voet met het algemene rechtsbeginsel van rechtszekerheid, het arbeidsrechtelijke beginsel van ongelijkheidscompensatie en de Europeesrechtelijke beginselen van vrij verkeer van

werknemers en vrije mededinging. Dit laatste was aanleiding voor de internationale spelersvakbond FIFPro om een klacht bij de Europese Commissie in te dienen, maar uiteindelijk heeft FIFPro na onderhandeling met de FIFA besloten dit niet door te zetten.92 Helaas, want nu blijft de vraag onbeantwoord in hoeverre het huidige transfersysteem in lijn is met het EU-recht.

90 Ongaro 2011, p. 34-35.

91 R. Martins op het UvA Arbeid en Sportcongres 2019, zie: Verslag UvA Arbeid en Sportcongres 2019, 19 juni 2019, https://aias-hsi.uva.nl/content/evenementen/evenementen/2019/06/uva-arbeid-en-sportcongres-2019.html.

92 Nieuwe transferregels: meer macht voor spelers, 6 november 2017, https://nos.nl/artikel/2201559-nieuwe-transferregels-meer-macht-voor-spelers.html.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4.3.2 Relatie tussen MRL en afgifte accountantsverklaring Hoewel de accountant nauwelijks aandacht lijkt te hebben voor de feitelijke inhoud van de retour gezonden MRL, is het

Aangezien er veel factoren van invloed kunnen zijn op het aantal vragen tijdens de AvA, wordt er in dit onderzoek voor gekozen om vijf van deze factoren te belichten, namelijk de

One of the objectives of this study was to determine the relationship between multicultural practices and norms, organisational commitment and job satisfaction –

For this specific study internal validity refers to the extent to which differences in the dependent variable (final marks in REK114) are accounted for by differences in

Hoewel 'n relatiewe klein groepie kinders bereik word, is dit van waarde, aangesien die kinders met 'n ander faset van die biblioteek te doen kry en kinders op

NVALT en NHG zijn door de KNGF betrokken bij hun richtlijn, maar de rol van de longarts bij longrevalidatie is nog niet uitgewerkt.. Wegens COVID-19 is

Op basis van het bovenstaande zal Zorginstituut Nederland niet overgaan tot de beoordeling van het geneesmiddel racecadotril en adviseert het Zorginstituut u om racecadotril