• No results found

Relatie tussen de “control environment” en het opsporen en voorkomen van “earnings management”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Relatie tussen de “control environment” en het opsporen en voorkomen van “earnings management”"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Relatie tussen de “control environment”

en het opsporen en voorkomen van

“earnings management”

Abstract – In dit literatuuronderzoek wordt er onderzocht wat de relatie tussen de “control environment” en het opsporen en voorkomen van “earnings management” is en of dit verbeterd kan worden door de “control environment”. Het resultaat van dit onderzoek is dat de “control environment” vooral kan bijdragen in het voorkomen van “earnings management”. De “control environment” staat daarnaast in relatie met bepaalde opsporingsmiddelen die geen betrekking hebben op de externe omgeving. Opsporingsmiddelen kunnen namelijk, onder invloed van de “control environment”, een afschrikwekkend effect hebben waardoor “earnings management” uiteindelijk minder wordt gepleegd. De “control environment” kan echter geen invloed hebben op opsporings- en voorkomingsmaatregelen die betrekking hebben op de externe omgeving, omdat de “control environment” onderdeel is van de interne controle.

Eindversie

Naam: Jorrit van der Ploeg Studie: BSc Accountancy & Control Studentnummer: 10216421 Institutie: Universiteit van Amsterdam Datum: 30 – 06 – 2014 Begeleider: Mw. E.A. Duyster-Went RA

(2)

Inhoudsopgave Blz

1 Introductie 3

2 COSO 4

2.1 Wat is het COSO internal control – integrated framework? 4

2.2 Wat is de “control environment”? 5

3 Eerdere onderzoeken naar invloed van interne controle op de kwaliteit 6 van de financiële verslaggeving

3.1 Invloed van control environment op de interne controle 6

3.2 Invloed van interne controle op de financiële verslaggeving 8

4 Earnings management 12

4.1 Wat is “earnings management”? 12

4.2 Hoe wordt “earnings management” opgespoord 15

4.3 Hoe kan “earnings management” worden voorkomen? 17

5 Relatie tussen de control environment en het voorkomen en 19 opsporen van earnings management

5.1 Relatie tussen de “control environment” en het opsporen van 19 “earnings management”

5.2 Relatie tussen de “control environment” en het voorkomen van 21 “earnings management”

6 Conclusie, beperkingen en suggesties voor volgende onderzoeken 23

7 Referenties 25

(3)

1 Introductie

De doelstelling van de financiële verslaggeving is het informeren van belanghebbenden over de prestatie van het bedrijf (Johnson, Khurana & Reynolds, 2002). Een gedeelte van de financiële verslaggeving bestaat uit de omzet/winst van een bedrijf. Managers kunnen prikkels hebben om deze “earnings” aan te passen om zo de winst van het bedrijf te maximaliseren en/of voor het maximaliseren van het eigen belang (Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyam, 1998). Hierbij heeft het management een eigen belang bij de financiële verslaggeving. Zo kunnen zij “earnings management” plegen ten behoeve van een hogere compensatie of om te voldoen aan (financiële) cijfers in contractuele overeenkomsten. Belanghebbenden van een organisatie kunnen door “earnings management” worden misleid, waardoor mogelijk verkeerde beslissingen worden genomen. “Earnings management” kan eveneens als een vorm van fraude worden beschouwd. Fraude wordt namelijk gedefinieerd als een opzettelijke daad die resulteert in een afwijking van materieel belang in de jaarrekening (AICPA Auditing Standards Board, 2002). Uit het bovenstaande blijkt dat het van belang is dat de financiële verslaggeving betrouwbaar is en “earnings management” wordt verminderd.

Het Committee of Sponsoring Organisations of the Treadway Commission (COSO) internal control – integrated framework is het meest geaccepteerde internal control

framework in de Verenigde Staten (Klamm & Watson, 2009). Het COSO internal control – integrated framework geeft een leidraad voor de interne controle van bedrijven zodat er een redelijke zekerheid is over de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving. Uit

onderzoek blijkt namelijk dat de interne controle van een bedrijf invloed heeft op de kwaliteit van de financiële verslaggeving (Altamuro & Beatty, 2010).

In deze scriptie zal een specifiek component van het COSO internal control –

integrated framework, bestaande uit vijf componenten, worden behandeld. Dit onderzoek richt zich op de “control environment” van het COSO framework, wat als basis van het control framework wordt gezien (COSO, 2013, p. 12). De “control environment” bestaat uit acties, beleid en procedures die de houding van het top management reflecteren ten opzichte van de interne controle en daarmee het belang ervan weergeven (COSO, 2013, p. 12). Dit houdt in dat de houding van het top management ten opzichte van bepaalde acties, beleid of procedures aangeeft welke zij als toepasselijk beschouwen binnen de organisatie. Wanneer zij

bijvoorbeeld een bepaald beleid toepasselijk en juist vinden, kunnen zij middels hun houding, door zich volledig aan het beleid te houden, aangeven dat dit beleid juist is binnen de

organisatie. Daarnaast kunnen zij binnen de organisatie uitspreken dan wel middels hun houding weergeven, wat het belang van de interne controle is.

(4)

Doordat bleek dat “earnings management” de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving kan aantasten, staat in dit onderzoek de relatie tussen de “control environment” en het voorkomen en opsporen van “earnings management” centraal.

Middels een literatuuronderzoek zal er onderzocht worden of de “control environment” kan bijdragen aan het opsporen en voorkomen van “earnings management”. De vraag die hierbij luidt is: hoe kan de “control environment” bijdragen aan het opsporen of voorkomen van “earnings management”? Het opsporen en voorkomen van “earnings management” is belangrijk voor iedereen die een bepaald belang in een organisatie heeft.

Ter beantwoording van de onderzoeksvraag wordt er in paragraaf 2 kort ingegaan op de literatuur met betrekking tot het COSO internal control – integrated framework en de “control environment”. In paragraaf 3 worden eerdere onderzoeken naar de relatie tussen de interne controle en de financiële verslaggeving geanalyseerd. In paragraaf 4 wordt “earnings management” besproken. Dit wordt verdeeld in de subparagrafen: wat is “earnings

management”, hoe wordt“earnings management” opgespoord en hoe kan “earnings management” worden voorkomen. In paragraaf 5 wordt er een relatie gelegd tussen de “control environment” en het opsporen en voorkomen van “earnings management”. Tot slot volgt er een conclusie met antwoord op de onderzoeksvraag.

2 COSO

2.1 Wat is het COSO internal control – integrated framework?

In 1992 publiceerden het Committee of Sponsoring Organisations of the Treadway

Commission (COSO) het COSO internal control – integrated framework. De doelstelling van het rapport was het verbeteren van het ontwerpen, implementeren en beoordelen van de interne controle. In 2013 werd dit rapport herzien vanwege een globalisering van markten, betere technologie en complexere omgeving (COSO, 2013, p. 9). De interne controle van een bedrijf is, volgens COSO: het proces dat ervoor zorgt dat er een redelijke zekerheid is over de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving. Hierbij wordt ook de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbeterd. Het bestuur, het management en ander personeel hebben invloed op dit proces (COSO, 2013, p. 11). Het COSO internal control – integrated

framework probeert hiermee ervoor te zorgen dat organisaties een effectieve en efficiënte interne controle krijgen, die zich aanpast aan de omgeving en risico’s vermindert, zodat er juiste beslissingen kunnen worden genomen (COSO, 2013, p. 11).

Volgens COSO heeft het internal control framework drie doelstellingen. De eerste doelstelling heeft betrekking op de “operations”. Hierbij moeten de “operations” effectief en

(5)

efficiënt worden uitgevoerd en moeten maatregelen ervoor zorgen dat activa en gegevens worden beschermd. De tweede doelstelling heeft betrekking op de rapportage van een organisatie. Hierbij moet zowel de financiële als niet-financiële rapportage van een bedrijf betrouwbaar en transparant zijn en moet het voldoen aan de regelgeving (COSO, 2013, p. 11). De laatste doelstelling heeft, volgens COSO, betrekking op de nakoming van de regelgeving. Hierbij moet een bedrijf zich houden aan de wet- en regelgeving. Om aan deze doelstellingen van het internal control framework te voldoen, bestaat de interne controle, volgens COSO, uit vijf componenten: control environment, risk assessment, control activities, information and communication en monitoring. Zoals in de introductie is aangegeven zal dit onderzoek vooral betrekking hebben op de “control environment”.

Kortom, de interne controle is het proces dat ervoor zorgt dat er een redelijke zekerheid is over de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving. De interne controle bestaat uit: control environment, risk assessment, control activities, information and communication en monitoring. Hierbij moet de interne controle drie doelstellingen met betrekking tot de “operations”, rapportage en naleving van regelgeving behalen.

2.2 Wat is de “control environment”?

De “control environment” bepaalt de cultuur en het bewustzijn van medewerkers binnen een organisatie. Hierbij zorgen het bestuur en management voor deze cultuur en bewustzijn, en wordt dit door medewerkers overgenomen. (COSO, 2013, p. 12). De “control environment” heeft betrekking op: de integriteit en ethische waarden van de organisatie; het toezicht van het bestuur op de ontwikkeling en prestatie van de interne controle; het proces van het aannemen en behouden van competent personeel; het belonen en prikkelen van personeel zodat zij willen presteren; en het vaststellen van de structuur, autoriteit en verantwoordelijkheid (COSO, 2013, p. 12).

Marden, Holstrum en Schneider hanteerden in hun onderzoek een andere betekenis van de “control environment” (1997). Volgens hen is de “control environment” het collectieve effect van verschillende factoren op het inrichten en verbeteren van de effectiviteit van beleid en procedures (1997). Volgens hen kan de “control environment” worden verdeeld onder de componenten: “tone at the top” en “non tone at the top”. Hierbij zijn de component “tone at the top” vooral de kwalitatieve kenmerken van het management. “Tone at the top” bestaat uit de integriteit, ethiek en houding van het bestuur en management dat hoger in de organisatie is gelegen (Marden et al, 1997). Bij “tone at the top” gaat het vooral om de inzet en houding ten

(6)

opzichte van de controle en wordt daarom als belangrijkste component van de “control environment” beschouwd (Marden et al, 1997).De “tone at the top” heeft via het hoger management invloed op de andere werknemers binnen de organisatie. Werknemers zien namelijk de houding van het management en nemen deze houding ook aan. “Non tone at the top” heeft betrekking op de andere factoren van de “control environment”. Hierbij gaat het vooral om factoren die geen betrekking hebben op kenmerken van het management, maar gaat het meer om het hebben van een goede werksfeer lager in de organisatie.

Al met al kan er gesteld worden dat de “control environment” de belangrijkste component van de interne controle is. De “control environment” wordt bepaald door het bestuur en dit leidt vervolgens tot een bepaalde cultuur en bewustzijn van medewerkers in een organisatie. Het heeft betrekking op: de integriteit en ethiek van het bestuur; toezicht van het bestuur; aannemen en behouden van personeel; belonen van personeel; en de structuur. Volgens Marden et al kan de “control environment” worden verdeeld onder: “tone at the top” en “non tone at the top”. “Tone at the top” is vooral de integriteit, houding en ethiek van het bestuur en management. En “non tone at the top” heeft vooral betrekking op de werksfeer lager in de organisatie. De doelstelling en definitie van de “control environment” zijn van belang voor paragraaf 5, waar de “control environment” wordt gerelateerd aan het opsporen en voorkomen van “earnings management”.

3 Eerdere onderzoeken naar invloed van interne controle op de kwaliteit van de financiële verslaggeving

3.1 Invloed van control environment op de interne controle

Klamm en Watson hebben onderzoek gedaan naar de invloed van de “control environment” op andere componenten van het COSO framework (2009). Het resultaat van dit onderzoek was dat de “control environment” invloed heeft op deze andere componenten. Een zwakke “control environment” leidde tot een verzwakking van de andere componenten van het COSO framework. Zij concludeerden hieruit dat de “control environment” als basis en belangrijkste component van het COSO framework kan worden beschouwd (Klamm & Watson, 2009).

Marden et al (1997) deden eveneens onderzoek naar de invloed van de “control environment” op de interne controle. In dit onderzoek werd de “control environment” verdeeld in de componenten “tone at the top” en “non tone at the top”. Vervolgens werd er onderzocht wat een zwakke/sterke “(non) tone at the top” voor een invloed heeft op de interne controle. Daarnaast werd er onderzocht of de component “tone at the top” een grotere invloed

(7)

heeft op de interne controle dan de component “none tone at the top” (Marden et al, 1997). Hierbij werd de “control environment” en de “tone at the top”/”non tone at the top”

gekwantificeerd middels een 10-punten schaal waarbij werd beoordeeld of het ging om een sterke of zwakke “control environment”. De interne controle werd in dit onderzoek

beoordeeld volgens een risicopercentage op fouten in de financiële verslaggeving, waarbij 0% weinig risico en 100% veel risico was. Het risicopercentage werd beoordeeld volgens de “Statement on Auditing Standards” (SAS) nummer 47. Hierbij beoordeelt een auditor de interne controle en geeft een toepasselijk risicopercentage. Een nadeel hiervan is dat de beoordeling afhankelijk is van een individu.

Het resultaat van dit onderzoek was dat een zwakke “control environment” leidt tot een zwakkere interne controle en tot een hoger risico op fouten in de financiële verslaggeving (Marden et al, 1997). Daarnaast had de component “tone at the top” geen grotere invloed op de interne controle dan de component “non tone at the top” (Marden et al, 1997). Dit is wel opmerkelijk omdat er werd verwacht dat de “tone at the top” een grotere invloed op de interne controle zou hebben omdat dit vanuit hoger management komt.

Dit onderzoek had een aantal beperkingen, die van invloed kunnen zijn op het resultaat. In dit onderzoek werd de “control environment” verdeeld in de twee componenten “tone at the top” en “non tone at the top”. Vervolgens bestond de “tone at the top” weer uit drie

verschillende factoren en de “non tone at the top” uit zes verschillende factoren (Marden et al, 1997). Wellicht heeft een factor uit één van de twee componenten wel een grotere invloed dan een andere factor. Doordat in dit onderzoek niet de invloed per factor werd onderzocht, kwam dit soort informatie hier niet naar voren. Dit is misschien ook wel de reden waarom uit het onderzoek niet naar voren kwam dat “tone at the top”, een grotere invloed heeft dan “non tone at the top”, wat in eerste instantie werd verwacht. Misschien hebben de drie factoren van “tone at the top”, als groep, wel dezelfde invloed als zes factoren “non tone at the top”, als groep. Er zou onderzocht moeten worden wat de invloed per factor op de interne controle is, zodat geconcludeerd kan worden of “tone at the top” factoren een grotere invloed hebben dan “non tone at the top” factoren.

Kizirian, Mayhew en Sneathen hebben wel onderzocht wat de invloed van één factor is (2005). Zij onderzochten de invloed van management integriteit op de kans op een fout in de financiële verslaggeving (Kizirian, Mayhew & Sneathen, 2005). Integriteit van het management wordt namelijk, volgens Kizirian et al, als belangrijkste factor van “tone at the top” en daarbij ook de “control environment” beschouwd (2005). Management integriteit wordt eveneens in SAS nummer 47 beschouwd als een belangrijke factor van de “tone at the

(8)

top” (AICPA Auditing Standards Board, 2002). In dit onderzoek werd de integriteit van het management als sterk, gemiddeld of zwak door een auditor beoordeeld. Deze beoordeling hing af van de houding van het management ten opzichte van: de financiële verslaggeving, controles en de externe audit. Bovendien speelde de reputatie van het management en het bedrijf ook een rol bij de beoordeling van de integriteit (Kizirian, Mayhew & Sneathen, 2005). Hoewel Kizirian et al van mening zijn dat dit een goede beoordeling van de integriteit geeft, zorgt dit ook voor een beperking van het onderzoek (2005). Doordat er geen duidelijke regels zijn wat een goed management integriteit is, is het lastig voor een auditor om te beoordelen of er sprake is van een sterke, gemiddelde of zwakke integriteit. De beoordeling van de

management integriteit hangt daardoor af van het individu die de beoordeling doet.

Het resultaat van dit onderzoek was dat een sterke integriteit van het management leidt tot een lagere kans op een fout in de financiële verslaggeving (Kizirian et al, 2005). Uit dit onderzoek blijkt echter nog niet dat “tone at the top” factoren een grotere invloed hebben dan “non tone at the top” factoren. Kizirian et al wijzen er op dat men dit resultaat van het

onderzoek niet generaliseert voor alle bedrijven (2005). Zij zijn namelijk van mening dat per industrie de invloed van management integriteit verschillend is (Kizirian et al, 2005).

Samenvattend, heeft de “control environment” invloed op de andere componenten van het COSO framework. Een verzwakking van de “control environment” leidt tot een verzwakking van de andere componenten. De integriteit wordt als belangrijkste factor van de “tone at the top” beschouwd. In hoofdstuk 5 wordt de relatie tussen de “control environment” en het opsporen en voorkomen van “earnings management” gelegd, waardoor bekend moet zijn wat de invloed van de “control environment” op de interne controle is.

3.2 Invloed van interne controle op de financiële verslaggeving

Nu bekend is dat een sterke “control environment” leidt tot een betere interne controle, is het van belang om te onderzoeken wat de invloed van de interne controle op de kwaliteit van de financiële verslaggeving is. Dit is onderzocht door Doyle, Ge en McVay (2007a). Daarnaast onderzochten zij of zwaktes op bedrijfsniveau een grotere invloed hadden dan zwaktes bij specifieke accounts. Zwaktes op bedrijfsniveau hebben te maken met een zwakke interne controle bij het management en bestuur. Doyle, Ge en McVay bedoelen hier een zwakke “control environment” mee (2007a).Zwaktes bij specifieke accounts zijn zwaktes die te maken hebben met een specifieke controle bij een specifiek account. Dit heeft minder betrekking op het management en de “control environment”. Het heeft betrekking op de

(9)

controle bij bijvoorbeeld het maken van voorzieningen of het realiseren van omzet. Het gaat er om dat deze controle juist is en goed, volgens de regels, wordt gehanteerd. Er kan

bijvoorbeeld een fout zitten in een computersysteem die een controle uitvoert, waardoor dit de kwaliteit van de financiële verslaggeving kan verminderen (Doyle, Ge & McVay, 2007a). Zwaktes bij specifieke accounts komen voornamelijk voor bij de voorraad en de debiteuren (Ge & McVay, 2005).

De kwaliteit van de financiële verslaggeving wordt, net zoals in dit onderzoek van Doyle et al, vaak gemeten aan de hand van “accruals quality” (2007a). “Accruals” zijn gerapporteerde earnings bestaande uit cash flows van operationele activiteiten en accounting aanpassingen (Teoh, Welch & Wong, 1998). De kwaliteit van “accruals” heeft te maken met de mate waarin transacties worden geactiveerd op de balans in dezelfde periode als dat ze zijn gemaakt. Het is niet van belang of er al kasstromen zijn ontvangen/verzonden (Guthrie, 1998). De kwaliteit van “accruals” wordt gemeten in de mate waarin de kasstromen gelijk lopen met de “accruals”. Hierbij wordt de standaardafwijking van de residuen van het verschil tussen de “accruals” en kasstromen gemeten. Dit is de methode van Dechow en Dichev (2002).Hoe groter de standaardafwijking van de residuen, hoe lager de kwaliteit van de “accruals” is (Dechow & Dichev, 2002). Wanneer de kwaliteit van “accruals” lager is, kan dit duiden op een zwakkere financiële verslaggeving.

Doyle et al zijn van mening dat een goede interne controle moet leiden tot

betrouwbare informatie en tot een vermindering van fouten in de financiële verslaggeving (2007a). Door de invoering van de Sarbanes-Oxley Act sectie 302 en 404 zijn bedrijven nu verplicht om te rapporteren over hun interne controle. Deze rapportages worden verzameld en opgeslagen door de Security Exchange Commission (SEC). Als data voor de interne controle werd, in het onderzoek van Doyle et al, informatie van de SEC gebruikt (Doyle et al, 2007a). Hierbij werden bedrijven waarvoor een zwakke interne controle was gerapporteerd, gebruikt voor het onderzoek. In het onderzoek werden de zwakke interne controles verdeeld onder zwakke interne controles op bedrijfsniveau en zwakke interne controles bij specifieke accounts.

Het resultaat van dit onderzoek was dat een zwakke interne controle leidt tot een lagere kwaliteit van de financiële verslaggeving (Doyle et al, 2007a). Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat zwaktes op bedrijfsniveau een grotere invloed hebben op “accruals quality” dan zwaktes bij specifieke accounts (Doyle et al, 2007a). Volgens Doyle et al komt dit omdat het management van een organisatie en de “control environment” grote invloed hebben op de

(10)

interne controle in de rest van de organisatie (2007a). Daarnaast zijn zij van mening dat de controle bij specifieke accounts beter controleerbaar zijn.

Uit dit onderzoek blijkt wel het causale verband tussen een zwakke interne controle en een lagere kwaliteit van financiële verslaggeving. Maar hieruit blijkt echter niet wat een zwakke interne controle is en wat je moet doen om de interne controle te verbeteren. Volgens Kinney is het moeilijk om te beoordelen wat een goede interne controle is (2000). Wel geeft hij aan dat een goede interne controle van belang is voor een organisatie (Kinney, 2000). Bovendien is het meten van de kwaliteit van “accruals” een lastig proces (Doyle et al, 2007a). Het meten van de kwaliteit van “accruals” geeft daardoor niet altijd het juiste resultaat met betrekking tot de kwaliteit van de financiële verslaggeving. Dit betekent dat de kwaliteit van “accruals” aan kan geven dat de kwaliteit van de financiële verslaggeving slecht is, terwijl in werkelijkheid de kwaliteit van de financiële verslaggeving wel goed is.

Ook uit ander onderzoek van Doyle, Ge en McVay blijkt dat zwakke interne controles leiden tot lagere kwaliteit van de financiële verslaggeving (2007b). Hierin werd onderzocht welke kenmerken bedrijven hebben met een zwakke interne controle. Uit dit onderzoek blijkt dat vooral bedrijven die klein, jonger, financieel zwakker of complexer zijn, vaker zwakkere interne controles hebben dan andere bedrijven (Doyle, Ge & McVay, 2007b).

Uit een onderzoek van Ge en McVay blijken de oorzaken van zwaktes in de interne controle (2005). Volgens hen komt een zwakke interne controle vooral door: een gebrek aan training; een gebrek aan scheiding van taken; en een gebrek aan gekwalificeerd personeel. Ashbaugh-skaife, Collins, Kinney en Lafond stellen dat daarnaast ook een gebrek aan beleid (van het management) en een gebrek aan zorgvuldigheid leiden tot zwakke interne controles (2008). Hierdoor krijgen bedrijven te maken met tekortkomingen in de financiële verslaggeving (Ge en McVay, 2005). De gevolgen van zwaktes in de interne controle kunnen worden opgesplitst in twee soorten fouten, namelijk: onopzettelijke fouten en opzettelijke fouten (Ashbaugh-skaife, Collins, Kinney & Lafond, 2008). Onopzettelijke fouten zijn fouten zonder de bedoeling te hebben om deze te maken.Zwaktes in de interne controle leiden niet alleen tot een slechte financiële verslaggeving, maar leiden ook tot hogere prijzen voor de audit van de financiële verslaggeving (Hoitash, Hoitash & Bedard, 2008).

Altamuro en Beatty deden eveneens onderzoek naar de invloed van de interne controle op de kwaliteit van de financiële verslaggeving (2010). In dit onderzoek werd er voornamelijk

(11)

onderzocht of regelgeving daadwerkelijk tot een verbetering van de financiële verslaggeving leidt. Als regelgeving wordt hier de Federal Deposit Insurance Corporation Improvement Act (FDICIA) gebruikt, die bedoeld was om de interne controle van banken te verbeteren. De ontwikkeling van de FDICIA is gebaseerd op het COSO internal control – integrated framework (Altamuro & Beatty, 2010). De kwaliteit van de financiële verslaggeving werd beoordeeld aan de hand van de volgende factoren: de “validity” van de “loan-loss”

voorziening, “earnings quality”, de mate van “benchmark-beating” en accounting

conservatisme (Altamuro & Beatty, 2010). De “validity” van de loan-loss voorziening werd gemeten omdat de loan-loss voorziening, volgens Altamuro en Beatty, het account is dat, in de bankenindustrie, het meest wordt beïnvloed door een zwakke interne controle (2010).De “validity” werd gemeten in hoeverre de voorziening toereikend was voor het bedrag dat werkelijk nodig was voor de “loan-loss”.De “earnings quality” bestaat in dit onderzoek uit de volgende factoren: earnings persistence en de mate waarop winsten toekomstige cash flows kunnen voorspellen (Altamuro & Beatty, 2010). “Earnings persistence” meet in hoeverre winsten in een bepaald jaar ook in de daaropvolgende jaren worden behaald, oftewel of een bepaald winstniveau in opeenvolgende jaren gelijk blijft. Middels “benchmark-beating” onderzoeken Altamuro en Beatty in welke mate de invoering van de FDICIA leidt tot “smoothing” (2010). Met “smoothing” bedoelen zij het plegen van “earnings management” om zo aan bepaalde kwantitatieve criteria te voldoen (Altamuro & Beatty, 2010). Accounting conservatisme houdt in dat een organisatie voorzichtig moet zijn in het rapporteren van

winsten. Dit betekent dat men winst niet te snel mag rapporteren maar dat dit pas is toegestaan, wanneer er een hoge mate van zekerheid is dat deze winst ook daadwerkelijk wordt

gerealiseerd.In dit onderzoek onderzochten Altamuro en Beatty of bij invoering van de FDICIA winsten sneller worden gerealiseerd dan normaal (2010). In dit onderzoek werden data gebruikt uit de periode voordat de FDICIA werd ingevoerd en data uit de periode nadat het was ingevoerd.

Uit het onderzoek bleek dat als banken zich houden aan de FDICIA interne controle maatregelen, dit leidt tot een hogere “validity” van de “loan-loss” voorziening. Daarnaast leidt voldoen aan de FDICIA interne controle maatregelen tot een verbetering van “earnings

quality”, dit geldt zowel voor “earnings persistence” als voor de mate van voorspellen van cash flows. Tevens zorgt de regelgeving ervoor dat er sprake is van minder “smoothing” en “earnings management” oftewel minder “benchmark-beating”. De FDICIA zorgt ook voor minder accounting conservatisme. De vermindering van accounting conservatisme wordt door wetenschappers zowel positief als negatief gezien (Altamuro & Beatty, 2010). Dit hangt af

(12)

van de persoonlijke mening van wetenschappers. Sommige wetenschappers vinden

conservatisme namelijk erg belangrijk en andere minder. Al met al kan er uit dit onderzoek worden geconcludeerd dat voldoen aan de FDICIA interne controle maatregelen, leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

Hoewel het COSO internal control – integrated framework bijdroeg bij de

ontwikkeling van de FDICIA, laat dit onderzoek van Altamuro en Beatty niet zien wat de invloed van het COSO framework is. Ook werd de invloed van alleen de “control

environment” niet onderzocht. Daarnaast is het onderzoek van Altamuro en Beatty uitgevoerd in de bankenindustrie (2010). Er kunnen dus geen conclusies worden getrokken voor andere industrieën. Het onderzoek kan wel een indicatie geven wat het effect van een goede interne controle is, ook in andere industrieën. Als andere industrieën bijvoorbeeld ook veel gebruik maken van de voorziening “loan-loss”, kan een soortgelijke regelgeving als de FDICIA bijdragen om de “validity” daar ook te verbeteren. Bovendien zie je welke factoren van de financiële verslaggeving worden beïnvloed en wellicht hebben andere industrieën deze factoren ook, waarvoor dus hetzelfde kan gelden.

Kortom, een zwakke interne controle leidt tot een lagere kwaliteit van de financiële

verslaggeving. Hierbij hebben zwakke interne controles op bedrijfsniveau een grotere invloed dan zwakke interne controles bij specifieke accounts. Oorzaken van een zwakke interne controle zijn: een gebrek aan gekwalificeerd personeel; gebrek aan training; gebrek aan scheiding van taken; gebrek aan beleid; en een gebrek aan zorgvuldigheid. Dit leidt tot zowel onopzettelijke als opzettelijke fouten. In hoofdstuk 5 komen de oorzaken van een zwakke interne controle weer aanbod en de invloed van de ”control environment” hierop. De “control environment” en daarmee de interne controle moeten er namelijk voor zorgen dat “earnings management” wordt verminderd, zodat de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert.

4 Earnings management

4.1 Wat is “earnings management”?

Managers verstrekken middels de financiële verslaggeving informatie aan belanghebbenden van een bedrijf, zoals leveranciers, investeerders en afnemers (Johnson, Khurana & Reynolds, 2002). De bedoeling van de informatie in de financiële verslaggeving is dat het een positief effect heeft op de beslissingen van de belanghebbenden (Healy & Wahlen, 1999). Managers kunnen bij het vaststellen van de financiële verslaggeving verschillende methodes en vormen gebruiken voor de rapportage, schattingen en toelichtingen van deze informatie. Maar doordat

(13)

dit wordt gedaan door managers en auditing vaak niet alle fouten ontdekt, creëert dit ook kansen om aan “earnings management” te doen (Healy & Wahlen, 1999). Een deel van de financiële verslaggeving is de omzet/winst van een bedrijf. Managers kunnen prikkels hebben om deze “earnings” aan te passen om zo hun eigen belang na te streven (Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyan, 1998). Dit aanpassen van de financiële verslaggeving naar het eigen belang, is “earnings management”. Wanneer er door “earnings management” een onjuist beeld van het werkelijke resultaat ontstaat, kan dit de betrouwbaarheid en kwaliteit van de financiële verslaggeving aantasten (Healy & Wahlen, 1999). Dit zorgt voor een negatief effect op de beslissingen van belanghebbenden van de organisatie (Healy & Wahlen, 1999). Zoals in de introductie is vermeld, kan “earnings management” als een vorm van fraude worden beschouwd. Wanneer bepaalde toegepaste schattingen, rapportage of toelichtingen van het management tot een zodanige afwijking leiden en deze afwijking van materieel belang is, is er sprake van fraude (AICPA Auditing Standards Boards, 2002).

Zoals op pagina 8 is vermeld, wordt de kwaliteit van “accruals” vaak gebruikt voor het meten van de kwaliteit van de financiële verslaggeving. De kwaliteit van “accruals” kan ook worden gebruikt voor het opsporen van “earnings management” (Healy & Wahlen, 1998). “Earnings management” wordt bij verschillende soorten accounts gepleegd, dit bemoeilijkt het opsporen en voorkomen ervan (Teoh, Wong en Rao, 1998). Uit een onderzoek van Burgstahler en Dichev blijkt dat 8% tot 12% van de bedrijven die in werkelijkheid een daling in “earnings” heeft, aan “earnings management” doet om zo een stijging van “earnings” te kunnen rapporteren (1997).

Het management van een organisatie kan verschillende motieven hebben voor het plegen van “earnings management”. Wanneer een organisatie deze motieven vermindert, wordt er minder aan “earnings management” gedaan. De “control environment” als onderdeel van de interne controle kan wellicht helpen in het verminderen van bepaalde motieven. Een motief voor een organisatie om aan “earnings management” te doen, is het voldoen aan de regelgeving in de industrie (Healy & Wahlen, 1999). Zo zijn er in de banken- en

verzekeringsindustrie vaak financiële voorwaarden waaraan voldaan moet worden. In de bankenindustrie zijn bijvoorbeeld voorwaarden met betrekking tot het kapitaal waarover ze beschikken. Dit wordt vaak door een onafhankelijke organisatie gecontroleerd (Healy & Wahlen, 1999). Wanneer zij in werkelijkheid niet voldoen aan deze voorwaarden, kunnen zij “earnings management” plegen zodat zij er in de rapportage wel aan voldoen. Tevens kunnen bedrijven “earnings management” plegen om te voldoen aan de regelgeving van de overheid. Bedrijven kunnen dan subsidie ontvangen van de overheid wanneer hun cijfers in de

(14)

financiële rapportage aan bepaalde voorwaarden voldoen (Healy & Wahlen, 1999).

Bovendien kunnen managers aan “earnings management” doen om zo op de korte termijn de prestatie van de aandelenprijs te beïnvloeden. Dit doen zij om bedrijven over te nemen (Teoh, Welch & Wong, 1998) of om aan de verwachtingen van analisten en investeerders te voldoen (Burgstahler & Eames, 1998). Daarnaast zijn contractuele overeenkomsten en management compensatie motieven om “earnings management” te plegen. Contractuele overeenkomsten met investeerders hebben vaak bepaalde voorwaarden met betrekking tot cijfers in de

financiële rapportage, bijvoorbeeld het behalen van een bepaalde hoeveelheid winst. Er wordt dan aan “earnings management” gedaan om aan deze voorwaarden te voldoen, zodat men niet gestraft wordt voor het niet behalen van deze voorwaarden(Defond & Jiambalvo, 1994). Managers krijgen vaak ook een bonus wanneer zij een bepaalde target halen, dit kan een prikkel voor managers zijn om “earnings management” te plegen zodat zij deze bonus ontvangen (Guidry, Leone & Rock, 1999). Het gaat er dan om dat zij proberen een slechte prestatie te verbergen en een goede prestatie te overdrijven. Dit heeft te maken met het opportunisme van managers, omdat managers er alles aan doen om hun eigen belang na te streven. Tot slot leidt een slechte mate van toezicht van het bestuur tot een grotere kans op “earnings management” (Dechow, Sloan & Sweeney, 1996).

Wanneer “earnings management” wordt ontdekt bij een bedrijf heeft dit gevolgen. “Earnings management”, zonder ontdekking, leidt tot een daling van de “cost of capital”, wanneer het echter wordt ontdekt zal de “cost of capital” stijgen en zal het meer kosten dan dat het uiteindelijk heeft opgeleverd (Dechow et al, 1996). Daarbij komt dat bij ontdekking de aandelenprijs van een bedrijf gemiddeld 9% zal dalen (Dechow et al, 1996). Wanneer

“earnings management” te ver gaat en het als fraude wordt beschouwd, kunnen managers persoonlijk aansprakelijk worden gehouden. Dit betekent dat het van belang is dat de interne controle van een bedrijf, het plegen van “earnings management” bemoeilijkt.

Al met al ontstaat “earnings management” doordat managers prikkels hebben om de

financiële verslaggeving aan te passen, om zo hun eigen belang na te streven. Dit zorgt voor een onjuist beeld van de werkelijkheid met betrekking tot de financiële verslaggeving, waardoor de kwaliteit en betrouwbaarheid hiervan daalt. Het gevolg is dat belanghebbenden onjuiste beslissingen kunnen nemen. Wanneer “earnings management” tot een zodanige afwijking leidt, kan het als fraude worden beschouwd. Motieven om “earnings management” te plegen zijn: om de beursgang te beïnvloeden; compensatie voor het management en

opportunisme; de kans dat je niet voldoet aan contractuele overeenkomsten verkleinen; en om 14

(15)

regulerend ingrijpen te voorkomen. Dit is van belang voor hoofdstuk 5 omdat bekend moet zijn wat “earnings management” is en wat de oorzaken ervan zijn. In paragraaf 5.2 wordt eveneens de relatie tussen de “control environment” en de motieven onderzocht.

4.2 Hoe wordt “earnings management” opgespoord?

Zoals op pagina 4 is vermeld, is de interne controle het proces dat er voor zorgt dat er een redelijke zekerheid is over de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving (COSO, 2013, p. 11). Hoewel het in eerste instantie lijkt dat het opsporen van “earnings management” geen betrekking heeft op de interne controle, staat het er wel mee in relatie. Het opsporen van “earnings management” zorgt niet direct voor voorkoming van “earnings management”, maar kan wel afschrikwekkend werken, waardoor het mogelijk indirect wel leidt tot voorkoming (Chen, Kelly & Salterio, 2012). Dit komt omdat mensen die “earnings management” plegen, bang zijn dat ze worden ontdekt, waardoor zij het uiteindelijk niet meer durven te doen. Als het bestuur bovendien weet hoe “earnings management” wordt opgespoord, kan het

toepasselijke interne controle maatregelen invoeren om zo “earnings management” te voorkomen (Chen et al, 2012).

Zoals hierboven is vermeld, kan het meten van de kwaliteit van “accruals” ook worden gebruikt voor het opsporen van “earnings management” (Healy & Wahlen, 1999). Hierbij kan eveneens gebruik worden gemaakt van de methode van Dechow en Dichev (2002).Dit was, aangegeven in paragraaf 3.2, de methode met de standaardafwijking van de residuen van het verschil tussen de “accruals” en kasstromen. Naarmate de standaardafwijking van de residuen toeneemt, daalt de kwaliteit van de “accruals” (Dechow & Dichev, 2002). En bij een lagere kwaliteit van “accruals”, is er sprake van een lagere kwaliteit van de financiële verslaggeving en kan dit duiden op “earnings management”. Een nadeel van het meten van de kwaliteit van “accruals” is, zoals eveneens is aangegeven in paragraaf 3.2, dat het niet altijd het juiste resultaat weergeeft met betrekking tot de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

Doordat “earnings management”, zoals in de introductie is vermeld, als een lichte vorm van fraude kan worden gezien, zijn er wellicht ook fraude opsporingsmiddelen die van toepassing kunnen zijn bij de opsporing van “earnings management”. Zo wordt er bij de opsporing van fraude een checklist gebruikt om risicofactoren te controleren (Hogan, Rezaee, Riley & Velury, 2008). Een checklist bevat risicofactoren waar de kans op fraude/”earnings management” vaak voor komt. Deze risicofactoren van een checklist staan in de Statement on Auditing Standards nummer 82 en 99 (Hogan et al, 2008). De risicofactoren bevatten prikkels, kansen en mogelijke houdingen van het personeel wat kan duiden op fraude (AICPA Auditing

(16)

Standards Board, 2002). Voorbeelden van risicofactoren die gecontroleerd kunnen worden, zijn: druk van het management om aan bepaalde (kwantitatieve) voorwaarden te voldoen, een slecht toezicht van het bestuur of schattingen waarbij subjectiviteit een grote rol speelt. Externe auditors gebruiken dit soort checklists en controleren deze risicofactoren. Wanneer er een risicofactor aanwezig is, gaan zij een nadere controle doen of er sprake is van

fraude/”earnings management”.

Daarnaast stellen Hogan et al dat fraude kan worden opgespoord door middel van analytische procedures (2008). Bij analytische procedures vorm je, op basis van de omgeving en industrie, van tevoren verwachtingen bij verschillende accounts. Deze verwachtingen worden vergeleken met de werkelijke getallen. Wanneer er significante afwijkingen zijn van de verwachte getallen, kan dit duiden op fraude of “earnings management”. Dit wordt

vervolgens nader gecontroleerd worden door een interne auditor. Deze auditor zal dan ook de afwijking moeten kunnen verklaren. Bij de analytische procedures speelt non-financiële informatie ook een rol, omdat dit als uitleg van de financiële cijfers dient (Hogan et al, 2008). Door middel van non-financiële informatie kan namelijk wellicht de afwijking worden verklaard.

Ten slotte moeten externe auditors onafhankelijk van het bedrijf zijn, die wordt geaudit (Rezaee, 2005). Hierdoor vermijd je mogelijke belangenconflicten. Er moet een open communicatie zijn tussen de externe auditors en het bestuur. Een betere communicatie leidt namelijk tot een grotere focus op de risicofactoren indien die worden ontdekt (Rezaee, 2005). Externe auditors hebben echter betrekking op de externe omgeving/controle in plaats van de interne omgeving/controle.

Kortom, earnings management kan worden opgespoord middels het meten van de kwaliteit van “accruals”. Ook checklists met risicofactoren en analytische procedures kunnen van toepassing zijn bij het opsporen van “earnings management”. In eerste instantie lijkt het alsof opsporing niks te maken heeft met de interne controle en “control environment” omdat deze maatregelen “earnings management” niet meteen voorkomen. Maar deze maatregelen kunnen wel in relatie staan met de “control environment”. Opsporing en voorkoming zijn namelijk met elkaar verweven doordat een goede opsporing een afschrikwekkend effect kan hebben. Daarnaast kan een goede opsporing leiden tot toepasselijke maatregelen die leiden tot voorkoming van “earnings management”. Ook externe auditors zijn van toepassing bij de opsporing. In paragraaf 5.1 worden deze maatregelen gerelateerd aan de “control

environment”.

(17)

4.3 Hoe kan “earnings management” worden voorkomen?

De maatregelen die hierboven zijn behandeld,hebben betrekking op het achteraf opsporen van “earnings management”. Het zou beter voor bedrijven zijn als zij “earnings management” mogelijk kunnen voorkomen voordat het plaatsvindt. Uit onderzoek van Xie, Davidson en Dadalt blijkt dat de corporate governance invloed heeft op de mate van “earnings

management” (2003). Er zijn een aantal factoren van de corporate governance die van invloed kunnen zijn: de onafhankelijkheid van het bestuur; (financiële) ervaring van het bestuur; samenstelling van het audit committee; en de mate van toezicht van het audit committee. De onafhankelijkheid en ervaring van het bestuur en de mate van toezicht van het audit

committee zijn hierbij negatief gecorreleerd met de mate van “earnings management”. Dit betekent hoe onafhankelijker en/of hoe meer (financiële) ervaring het bestuur heeft of hoe meer toezicht van het audit committee, hoe lager de kans op “earnings management” is (Xie, Davidson & Dadalt, 2003). Het audit committee zorgt voor een externe controle op “earnings management”. Een goede (samenstelling) van het audit committee leidt uiteindelijk ook tot een lagere kans op “earnings management”.

Naast de corporate governance, die vooral betrekking heeft op de structuur van het bestuur, kunnen ook sociale en ethische factoren een rol spelen bij het voorkomen van “earnings management” (Bitner, 2005). Volgens Bitner moet het ethische gedrag van het bestuur juist zijn (2005). Bij het bedrijf Tyco was er bijvoorbeeld sprake van een slechte “code of ethics” wat mogelijk bijdroeg bij “earnings management”. Bitner is van mening dat het personeel van een bedrijf door middel van trainingen, de ethiek binnen een bedrijf moet leren.Één van de oorzaken van een zwakke interne controle, vermeldt in paragraaf 3.2, was eveneens een gebrek aan training. Trainingen moeten, volgens Bitner, zijn gebaseerd op de ethische waarden van het bestuur, waardoor overige werknemers deze zelfde waarden ook gaan inzien en aannemen (2005). Daarnaast moet het management het belang van de

professionaliteit en ethiek binnen het bedrijf benadrukken (Bitner, 2005). Bovendien moet er volgens Bitner minder compensatie van management plaats vinden op basis van accounting cijfers, omdat daarmee “earnings management” wordt aangemoedigd (2005).

Wanneer het bestuur van een organisatie managers zwaar straffen voor het plegen van “earnings management”, werkt dit als een goede afschrikwekkende maatregel (Hazarika, Karpoff & Nahata, 2012). Als het bestuur duidelijk maakt dat het management daarvoor gestraft wordt, zal het personeel minder snel “earnings management” plegen omdat zij bang

(18)

zijn voor de gevolgen. Hierdoor wordt “earnings management” voorkomen (Hazarika et al, 2012).

De cultuur binnen een bedrijf bepaalt de houding van het personeel tegenover de organisatie en de financiële verslaggeving. Een goede cultuur promoot het belang van de effectiviteit van een bedrijf en verandert continue om zich aan te passen aan de externe omgeving (Hui & Fatt, 2007). Een toepasselijke cultuur binnen een organisatie bemoeilijkt uiteindelijk het plegen van “earnings management” (Hui & Fatt, 2007). Wanneer het binnen de cultuur van een organisatie namelijk ontoepasselijk is om “earnings management” te plegen, zal men dit ook niet snel doen (Hui & Fatt, 2007).

Naast het bestuur en het management van een bedrijf, kunnen ook externe auditors invloed hebben op de mate van “earnings management” (Chen, Kelly & Salterio, 2012). Zoals hierboven al is aangegeven, hebben externe auditors betrekking op de externe

controle/omgeving. Chen et al stellen dat de houding en acties van externe auditors invloed hebben op de ethische waarden van het bestuur ten opzichte van “earnings management” (2012). Wanneer auditors strenger worden in hun houding en acties ten opzichte van

“earnings management”, zal dit een afschrikwekkend effect hebben op het bestuur. Hierdoor zal het bestuur en management vervolgens middels de ethische waarden het belang van een vermindering van “earnings management” benadrukken (Chen et al, 2012). De overige medewerkers nemenvervolgens deze ethische waarden ook aan, waardoor er minder “earnings management” wordt gepleegd.

Tot slot moeten bedrijven, op basis van de ethiek, een passend beleid en procedures vaststellen en deze communiceren naar iedereen binnen de organisatie (Rezaee, 2005). Hierbij moeten ze ervoor zorgen dat iedereen deze regels omarmt en nakomt. Wanneer iedereen zich houdt aan de ethiek en integriteit van het management en deze ethiek gebaseerd is op het verminderen van “earnings management”, leidt dit tot een vermindering van “earnings management”. Het gaat hierbij niet alleen om het management en werknemers hoger in de organisatie maar juist ook om de werknemers lager in de organisatie, zodat iedereen het beleid en procedures nastreeft (Rezaee, 2005).

Al met al heeft de corporate governance invloed op de mate van “earnings management”. Bovendien kunnen naast de corporate governance, ook sociale en ethische factoren een rol spelen bij het voorkomen van “earnings management”. Zo kunnen trainingen in de ethiek; het straffen van personeel; de cultuur binnen een bedrijf; en het beleid en procedures ook

“earnings management” voorkomen. Daarnaast kunnen externe auditors ook zorgen voor een 18

(19)

vermindering van “earnings management”. In paragraaf 5.2 worden deze maatregelen gerelateerd aan de “control environment” en wordt besproken waarom de “control environment” er wel of geen invloed op heeft.

5 Relatie tussen de control environment en het opsporing en voorkomen van earnings management

5.1 Relatie tussen de “control environment” en het opsporen van “earnings management” In deze paragraaf worden de opsporingsmethodes uit paragraaf 4.2 gerelateerd aan de “control environment”. De opsporingsmethodes zijn geen interne controle maatregelen die “earnings management” kunnen voorkomen. Zij hebben, zoals uitgelegd in paragraaf 4.2, betrekking op het achteraf ontdekken en kunnen wel in relatie staan met het voorkomen. In paragraaf 4.2 is eveneens beschreven dat door het meten van de kwaliteit van de “accruals” “earnings

management” kan worden opgespoord. Hierbij werd de standaardafwijking van de residuen van het verschil tussen de “accruals” en kasstromen gemeten. De “control environment” heeft hier weinig invloed op. De “control environment” heeft namelijk, zoals aangegeven in

paragraaf 2.2, betrekking op de integriteit, ethiek en houding van het bestuur en management en werksfeer in de organisatie. Het bestuur kan wel middels hun houding het belang van het meten van de kwaliteit van “accruals”, als opsporingsmethode, benadrukken. Dit kan een afschrikwekkend effect hebben op werknemers die “earnings management” plegen, waardoor zij dit minder zullen doen. Als daarnaast bij bepaalde accounts steeds “earnings management” wordt ontdekt, kan de interne controle daar maatregelen voor nemen waardoor “earnings management” de volgende keer kan worden voorkomen.

Een andere maatregel, beschreven in paragraaf 4.2, om “earnings management” op te sporen, was middels een checklist bepaalde risicofactoren controleren. Dit heeft eveneens betrekking op het achteraf opsporen van “earnings management”. Bovendien kan een betere controle middels het gebruik van checklists, door externe auditors, ook een afschrikwekkend effect hebben, waardoor het eveneens tot voorkoming van “earnings management” kan leiden. De “control environment” heeft geen invloed op het gebruik van checklists. Dit komt omdat, zoals hierboven en in paragraaf 4.2 is aangegeven, checklists worden gebruikt door externe auditors en externe auditors hebben betrekking op de externe omgeving/controle. De “control environment” is onderdeel van de interne controle en kan geen invloed hebben op de externe omgeving/controle. Dit neemt niet weg dat externe auditors door middel van de checklists “earnings management” goed op kunnen sporen.

(20)

Een nadeel van het gebruik van checklists door externe auditors is dat er teveel focus is op het gebruik hiervan. Hierdoor controleren externe auditors alleen de risicofactoren van deze checklist. Deze risicofactoren van de checklist worden dan overbelicht en andere risicofactoren, die niet op de checklist staan, onderbelicht. Het gevolg is dat er op een andere manier aan “earnings management”/fraude kan worden gedaan, en dit niet of te laat wordt opgespoord door het bedrijf.

Door middel van analytische procedures kan “earnings management” eveneens worden opgespoord. De “control environment” van een organisatie heeft hier een beetje invloed op. Het management kan namelijk, net zoals bij de het meten van “accruals”, het belang van analytische procedures aangeven middels hun houding ertegenover. Hierdoor wordt er door werknemers vaker gebruik gemaakt van analytische procedures om “earnings management”op te sporen. Doordat analytische procedures vaker worden gebruikt, kan dit werknemers afschrikken waardoor zij minder “earnings management” plegen en de verwachte en werkelijke getallen dichter bij elkaar komen te liggen.

Ook hier geldt het mogelijke nadeel dat het management teveel nadruk legt op het gebruik van analytische procedures in het opsporen van “earnings management”. Hierdoor wordt deze manier van opsporing wellicht overbelicht en andere onderbelicht. Of ligt de nadruk op bepaalde analytische procedures bij bepaalde accounts waardoor “earnings management” in andere accounts minder snel wordt opgespoord.

Een laatste maatregel, uit paragraaf 4.2, om “earnings management” op te sporen was door middel van onafhankelijke externe auditors en de communicatie tussen hen en het bestuur. De “control environment” heeft hier geen invloed op. Externe auditors hebben, zoals hierboven aangegeven, betrekking op de externe omgeving. De “control environment”

beïnvloedt niet de externe omgeving maar wordt daar juist door beïnvloed. Dit neemt niet weg dat de onafhankelijkheid en communicatie externe auditors een goede manier is om “earnings management” te detecteren.

Op pagina 10 werden de oorzaken van een zwakke interne controle duidelijk. Bovendien bleek in paragraaf 3.1 dat de “control environment” de basis van de interne

controle is en andere componenten beïnvloedt. Oorzaken van een slechte interne controle zijn, aangegeven in paragraaf 3.2: gebrek aan training; gebrek aan een scheiding van taken; gebrek aan gekwalificeerd personeel; gebrek aan beleid; en gebrek aan zorgvuldigheid. Dit kwam vooral voor bij bedrijven die kleiner, jonger, financieel zwakker of complexer waren. Wanneer er een scheiding van taken wordt ingevoerd, kan “earnings management” beter worden opgespoord. Een scheiding van taken leidt er toe dat verschillende personen iets

(21)

controleren en goedkeuren. Het bestuur en management van een organisatie zal in hun ethiek, integriteit en houding het belang van een scheiding van taken moeten benadrukken.

Bovendien zal het bestuur en management dit moeten doorvoeren in het beleid zodat dit in de gehele organisatie gebeurt en werknemers sneller “earnings management” ontdekken. De “control environment” kan dus invloed hebben op de mate van een scheiding van taken en daarmee “earnings management” opsporen.

5.2 Relatie tussen de “control environment” en het voorkomen van “earnings management” De oorzaken van een zwakke interne controle, in paragraaf 3.2, hebben meer betrekking op het voorkomen van “earnings management”. De interne controle is er op gebaseerd om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving te verbeteren en daarmee “earnings management” te voorkomen. Uit paragraaf 3.1 en 3.2 bleek dat een sterke “control environment” leidt tot een sterkere interne controle. Een sterke interne controle heeft

vervolgens als gevolg dat de kwaliteit en betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving verbetert. Hoewel een scheiding van taken leidt tot een betere opsporing van “earnings management”, leidt het eveneens tot voorkoming ervan. Invoering van een scheiding van taken werkt namelijk afschrikkend voor het personeel waardoor zij geen “earnings management” durven te plegen en dit wordt voorkomen. Het bestuur kan, via de “control environment”, aangeven dat een scheiding van taken van belang is voor het voorkomen van “earnings management”. Bovendien moet er competent personeel worden aangenomen en getraind. Volgens Bitner, vermeldt in paragraaf 4.3, moet er personeel worden aangenomen die de juiste ethische waarden beschikt en zij moeten worden getraind naar deze waarden. Wanneer zij namelijk dezelfde ethische waarden hebben als het bestuur, zullen zij geen “earnings management” plegen en wordt het voorkomen. Het aannemen van competent personeel is volgens COSO een onderdeel van de “control environment”, aangegeven in paragraaf 2.2. De ethische waarden waar het personeel naar getraind wordt, is afhankelijk van de ethiek, integriteit en houding van het bestuur. Dit betekent dat de “control environment” een grote invloed heeft op het verminderen van “earnings management” middels het verbeteren van de interne controle.

Zoals is vermeld in paragraaf 4.3, is Rezaee van mening dat een bedrijf een passend beleid en procedures moet voeren en deze moet communiceren in het bedrijf (2005). Dit is eveneens één van de oorzaken van een zwakke interne controle, zoals vermeldt op pagina 10. Het bestuur en management kunnen middels de ethiek, integriteit en houding (de control environment) het beleid en de procedures beïnvloeden. Als het bestuur en management in hun

(22)

ethiek, integriteit en houding het verminderen van “earnings management” benadrukken, zal dit ook van toepassing zijn op het beleid. Het personeel zal zich vervolgens aan dit beleid en procedures houden, waardoor “earnings management” wordt voorkomen en verminderd.

Daarnaast werden er in paragraaf 4.3 een aantal andere maatregelen beschreven, die van invloed kunnen zijn bij het voorkomen van “earnings management”. Hier bleek dat de corporate governance van een bedrijf invloed heeft op de mate van “earnings management”. De corporate governance bestond uit: de onafhankelijkheid van het bestuur; de (financiële) ervaring van het bestuur; samenstelling van het audit committee; en de mate van toezicht van het audit committee. De relatie met de “control environment” is dat de corporate governance de “control environment” weergeeft. De “control environment” heeft namelijk, zoals in paragraaf 2.2 werd aangegeven, ook betrekking op het toezicht en structuur van het bestuur. Dit betekent dat de “control environment” middels de corporate governance, “earnings management” kan verminderen.

De “control environment” heeft echter geen invloed op de samenstelling en mate van toezicht van het audit committee. Hierbij heeft het ook geen invloed op de houding en acties van externe auditors. Dit heeft namelijk, zoals is aangegeven in paragraaf 4.3 betrekking op de externe omgeving/controle. En de externe omgeving wordt niet beïnvloed door de “control environment”. De “control environment” heeft immers betrekking op de interne controle.

Een andere maatregel om “earnings management” te voorkomen, vermeldt in

paragraaf 4.3, is het straffen van mensen die “earnings management” plegen. Het straffen van het personeel kan een goede afschrikwekkende maatregel zijn. De relatie van de “control environment” met het straffen van personeel die “earnings management” plegen, is dat het straffen de houding van het bestuur weergeeft tegenover “earnings management”. Wanneer er “earnings management” plaatsvindt, zal het bestuur en management namelijk hard ingrijpen zodat dit afschrikwekkend werkt op het andere personeel. Wanneer het bestuur en

management licht straft, werkt het niet afschrikwekkend en lijkt het erop dat zij voorkoming van “earnings management” onbelangrijk vinden.

Daarentegen kan het straffen van medewerkers ook een nadelige relatie hebben met de “control environment” en vooral de “non tone at the top”. De “non tone at the top” bestond, zoals beschreven in paragraaf 2.2, uit de werksfeer binnen een organisatie. Zware straffen binnen een organisatie kunnen uiteindelijk leiden tot een slechte sfeer binnen de organisatie. Dit komt omdat men niet meer de verantwoordelijkheid en initiatief durft te nemen, omdat ze bang zijn voor straffen. Hiermee zal de “non tone at the top” van de “control environment” verslechteren.

(23)

Een toepasselijke cultuur binnen een organisatie bemoeilijkt eveneens het plegen van “earnings management” (Hui & Fatt, 2007). In paragraaf 2.2 werd duidelijk dat de “control environment” de cultuur en bewustzijn van medewerkers in een organisatie beïnvloedt. Dit betekent dat de ethiek, integriteit en houding van het bestuur en management uiteindelijk de cultuur binnen een organisatie bepaalt. Als bestuur middels hun ethiek, integriteit en houding de vermindering van “earnings management” benadrukken, zal dit ook onderdeel zijn van de cultuur binnen een organisatie. Door middel van de invloed van de “control environment” kan, via de cultuur in een organisatie, “earnings management” worden voorkomen.

Ten slotte werden er in paragraaf 4.1 een aantal motieven aangegeven voor het plegen van “earnings management”. Motieven waren: om de beursgang te beïnvloeden; compensatie voor het management en opportunisme van het management; de kans dat je niet voldoet aan contractuele overeenkomsten verkleinen; en om regulerend ingrijpen te voorkomen. De “control environment” heeft op de meeste van deze motieven weinig invloed. Waar de “control environment” echter wel invloed op kan hebben, is het opportunisme van

werknemers/managers en management compensatie. Het bestuur kan namelijk via de ethiek en integriteit in het beleid en procedures, het opportunisme verminderen. Managers en het personeel zullen daardoor minder hun eigen belang nastreven en meer het werkelijke resultaat van de organisatie rapporteren. Het gevolg is dat er minder “earnings management” wordt gepleegd. Compensatie van het management is volgens COSO een onderdeel van de “control environment”, aangegeven in paragraaf 2.2. Het bestuur kan de compensatie van het

management verminderen waardoor zij minder belang hebben bij het plegen van “earnings management”. Het bestuur kan ook voor andere prikkels zorgen waardoor het plegen van “earnings management” minder aantrekkelijk wordt en daarmee wordt voorkomen.

6 Conclusie, beperkingen en suggesties voor volgende onderzoeken

Het bestuur, management en personeel hebben invloed op het proces van de interne controle. Één van de doelstellingen van de interne controle volgens het COSO internal control – integrated framework is het bewerkstelligen van een betrouwbare financiële verslaggeving. Dit COSO framework bestaat uit vijf componenten waarvan de “control environment” als belangrijkste wordt beschouwd. In dit onderzoek werd onderzocht hoe de “control

environment” kan bijdragen bij het opsporen en voorkomen van “earnings management”. De “control environment” bepaalt de cultuur en het bewustzijn van het personeel in een

organisatie. De “control” environment heeft betrekking op: de integriteit en ethiek van het management; het toezicht op de interne controle; het personeelsbeleid; het belonen van het

(24)

personeel; en de vaststelling van de structuur. Dit is hierbij te verdelen in “tone at the top”, wat betrekking heeft op de houding, ethiek en integriteit van het bestuur, en “non tone at the top”, wat betrekking heeft op de werksfeer. Uit eerder onderzoek blijkt dat de “control

environment”, de andere componenten van het COSO framework beïnvloedt. Daarnaast bleek uit eerder onderzoek dat een goede interne controle, invloed had op het aantal fouten in de financiële verslaggeving. Ook kwam naar voren wat de oorzaken van een zwakke interne controle zijn.

De financiële verslaggeving verstrekt informatie over de prestatie van het bedrijf, via de financiële verslaggeving, aan belanghebbenden. Een deel hiervan is de omzet/winst van het bedrijf. Managers kunnen prikkels hebben om deze “earnings” aan te passen om zo hun eigen belang na te streven. Dit aanpassen van de financiële verslaggeving naar het eigen belang, is “earnings management”. Dit zorgt voor een negatief effect op beslissingen van

belanghebbenden. Als het belang van managers tot een zodanige afwijking van de financiële verslaggeving leidt, kan het als fraude worden gezien. Motieven om “earnings management” te plegen zijn: om de beursgang te beïnvloeden; compensatie voor het management en opportunisme; het risico dat je niet voldoet aan contractuele overeenkomsten verkleinen; en om regulerend ingrijpen te voorkomen.

Het is van belang dat “earnings management” wordt opgespoord en voorkomen. Het opsporen van “earnings management” kan op verschillende manieren. De meest voorkomende is middels het meten van de kwaliteit van “accruals”. Maar ook checklists, analytische

procedures, een scheiding van taken en onafhankelijke auditors kunnen goede opsporingsmiddelen zijn. De “control environment” kan, behalve op het gebruik van checklists en onafhankelijke externe auditors, een bepaalde invloed hebben op deze

opsporingsmiddelen. Benadrukking van het meten van de kwaliteit van accruals, gebruik van analytische procedures en een scheiding van taken, door het bestuur, leiden tot een

afschrikwekkend effect waardoor “earnings management” minder wordt gepleegd. Checklists worden gebruikt door externe auditors. Externe auditors hebben betrekking op de externe omgeving waar de “control environment” en de interne controle geen invloed op hebben.

Het voorkomen van “earnings management” kan op verschillende manieren. De meest voorkomende hiervan is middels de corporate governance van een organisatie. Hier heeft de “control environment” gedeeltelijke invloed op. Daarnaast kan “earnings management” voorkomen worden middels: de ethiek van een organisatie omgezet in beleid en procedures; communicatie van het beleid en training van het personeel; het straffen van mensen die

“earnings management” plegen; de cultuur binnen een organisatie; en het verminderen van het 24

(25)

motief opportunisme en management compensatie. De “control environment” heeft op de meeste voorkomingmiddelen grote invloed of staat er mee in relatie.

Al met al kan er gesteld worden dat de “control environment” kan helpen in het opsporen en voorkomen van “earnings management”. De “control environment” en daarmee de interne controle hebben vooral invloed op het voorkomen van “earnings management”. De “control environment” heeft namelijk vooral betrekking op de integriteit, ethiek, werksfeer en cultuur van een organisatie. Het opsporen en voorkomen zijn wel met elkaar verweven. Dat komt omdat wanneer de opsporingsmiddelen van “earnings management” worden benadrukt, dit een afschrikwekkend effect heeft op het personeel waardoor zij geen “earnings

management” plegen en dit wordt voorkomen.

Ook dit onderzoek heeft zijn beperkingen. Dit onderzoek is gedaan middels een literatuuronderzoek en is dus gebaseerd op andere artikelen. Dit betekent dat er geen kwantitatieve onderbouwing is naar de mate van invloed. Daarnaast is de invloed van de “control environment” en de interne controle per industrie verschillend en moet je

terughoudend zijn in de generalisatie ervan. Volgende onderzoeken kunnen dus middels een kwantitatief onderzoek kijken wat de invloed per “tone at the top” factor en “non tone at the top” factor is op een bepaald opsporings- voorkomingsmaatregel van “earnings management”, zodat gekeken kan worden naar de mate van invloed. Dit kan dan per industrie onderzocht worden voor de verschillen ertussen. Daardoor kan er per industrie worden beschreven wat de juiste “control environment” is, zodat “earnings management”, in elke industrie, wordt

geminimaliseerd.

7 Referenties

AICPA Auditing Standards Board, 2002 AICPA Auditing Standards Board, Consideration of fraud in a financial statement audit, American Institute of Certified Public

Accountants (AICPA), SAS No. 99 (2002).

Ashbaugh-skaife, H., Collins, D. W., Kinney, W. R. Jr. & Lafond, R. (2008). The effect of SOX internal control deficiences and their remediation on accrual quality. The accounting review, 83, (1), 217 – 250.

Altamuro, J. & Beatty, A. (2010). How does internal control regulation effect financial reporting, Journal of accounting and economics, 49, (1), 58 – 84.

Becker, C. L., Defond, M. L., Jiambalvo, J. & Subramanyam, K. R. (1998). The effect of audit quality on earnings management, Contemporary accounting research, 15, (1), 1 – 24.

Bitner, L. N. (2005). Earnings management: how to identify contributing factors. Commercial lending review. 25 – 28.

Burgstahler, D. & Dichev, I. (1997). Earnings management to avoid earnings decreases and losses. Journal of accounting and economics, 24, 99 – 126.

(26)

Burgstahler, D. & Eames, M. (1998). Management of earnings and analysts forecasts. Working paper, University of Washington.

Chen, Q., Kelly, K. & Salterio, S. E. (2012). Do changes in audit actions and attitudes consistent with increasing auditor scepticism deter aggressive earnings management? An experimental investigation. Accounting, organizations and society, 37, (2), 95 – 115.

Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (2013). Internal control – Integrated framework. Executive Summary.

http://www.coso.org/documents/coso%202013%20icfr%20executive_summary.pdf, 24 mei

Dechow, P. & Dichev, I. (2002). The quality of accruals and earnings. The accounting review, 77, 35 – 59.

Dechow, P., Sloan, R. & Sweeney, A. (1996). Causes and consequences of earnings manipulation: an analysis of firms subject to enforcement actions by the SEC. Contemporary accounting research, 13, (1), 1 – 36.

Defond, M. L. & Jiambalvo, J. (1994). Debt covenant effects and the manipulation of accruals. Journal of accounting and economics, 18, 145 – 176.

Doyle, J. T., Ge, W. & McVay, S. (2007a). Accruals quality and internal control over financial reporting. The accounting review, 82, (5), 1141 – 1170.

Doyle, J., Ge, W. & McVay, S. (2007b). Determinants of weaknesses in internal control over financial reporting. Journal of accounting and economics, 44, (1), 193 – 223.

Ge, W. & McVay, S. (2005). The disclosure of material weaknesses in internal control after the Sarbanes-Oxley Act. Accounting horizons, 19, (3), 137 – 158.

Guidry, F., Leone, A. & Rock, S. (1999). Earnings-based bonus plans and earnings

management by business unit managers. Journal of accounting and economics, 26, 113 – 142.

Guthrie, J. (1998). Application of accrual accounting in the australian public sector – rhetoric or reality? Financial Accountability & Management, 14, (1), 1-19. Hazarika, S., Karpoff, J. M. & Nahata, R. (2012). Internal corporate governance, CEO

turnover, and earnings management. Journal of financial economics, 104, (1), 44 – 69. Healy, P. M. & Wahlen, J. M. (1999). A review of the earnings management literature and its

implications for standard setting. Accounting horizons, 13, (4), 365 – 383.

Hogan, C. E., Rezaee, Z., Riley, R. A. Jr. & Velury, U. K. (2008). Financial statement fraud: insights from the academic literature. Auditing: a journal of practice and theory, 27, (2), 231 – 252.

Hoitash, R., Hoitash, U. & Bedard, J. C. (2008). Internal control quality and audit pricing under the Sarbanes-Oxley Act. Auditing, 27, (1), 105 – 126.

Hui, L. T. & Fatt, Q. K. (2007) Strategic organizational conditions for risk reduction and earnings management: a combined strategy and auditing paradigm. Accounting forum, 31, (2), 179 – 201.

Johnson, V. E., Khurana, I. K. & Reynolds, J. K. (2002). Audit-firm tenure and the quality of financial reporting. Contemporary accounting research, 19, (4), 637 – 660.

Kinney, W. R. Jr. (2000). Research opportunities in internal control quality and quality assurance, Auditing: a journal of practice & theory, 19, 83 – 90.

Kizirian, T. G., Mayhew, B. W., & Sneathen, L. D. (2005). The impact of management integrity on audit planning and evidence. Auditing: a Journal of Practice & Theory, 24(2), 49-67.

Klamm, B. K. & Watson, M. W. (2009). SOX 404 Reported Internal Control Weaknesses: A test of COSO framework components and information technology. Journal of

information systems, 23, (2), 1 – 23. 26

(27)

Marden, R. E., Holstrum, G. L., & Schneider, S. L. (1997). Control environment condition and the interaction between control risk, account type and management's

assertions. Auditing, 16(1), 51-68.

Rezaee, Z. (2005). Causes, consequences and deterence of financial statement fraud. Critical perspectives of accounting, 16, (3), 277 – 298.

Teoh, S.H., Welch, I. & Wong, T. J. (1998) Earnings management and the long term market performance of initial public offerings. Journal of finance, 53, 1935 – 1974.

Teoh, S. H., Wong, T. J. & Rao, G. (1998). Are accruals during initial public offerings opportunistic? Review of accounting studies, 3, 175 – 208.

Xie, B., Davidson, W. N. & Dadalt, P. J. (2003). Earnings management and corporate governance: the role of the board and the audit committee. Journal of corporate finance, 9, (3), 295 – 316.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer niet aangetoond kan worden dat Earnings Management en belastingtransparantie verband met elkaar houden door Earnings Management te meten via Book-Tax verschillen zou

In mijn hypothese wordt verondersteld dat interlock zorgt voor meer EM omdat de onafhankelijkheid tussen management en toezichthouder binnen de onderneming vermindert. De

In 2006, a National Bowel Cancer Screening Program (NBCSP) was established in Australia, using an immunochemistry-based FOBT. The Program currently targets all Australians who

First, as we have seen in Diffuse rhythmic delta activity it is suggested that the phase-coherence and phase-angle between the spikes and delta oscillations increase and

We now discuss the di fferent types of information typically used in recommender systems.. We do not aim to give a complete categorization of information used, but instead to

Om te onderzoeken of het wel of niet hebben van een esthetische reden voor het labiareductie verzoek invloed heeft op het effect van de fotoserie onveranderde vulva’s op het

successfully serving the BoP market and how can these be integrated into a business model targeting the BoP market?” to “what is an economically sustainable

When the Bosnian Serb forces attacked the UN protected enclave in Srebrenica in July 1995, most women, children and elderly fled to the UN compound to seek shelter.. However,