• No results found

De modererende rol van Bicultural Identity Intergration by emotionele frame switching onder biculturelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De modererende rol van Bicultural Identity Intergration by emotionele frame switching onder biculturelen"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Modererende Rol van Bicultural Identity Intergration

bij Emotionele Frame Switching onder Biculturelen.

Masterthese Sociale Psychologie Krachum Ott, P

10366652

Datum: 13-10-2017 Woorden aantal: 8030

(2)

Abstract

De rol van Bicultural Identity Integration (BII) bij emotionele frame switching onder biculturelen werd onderzocht bij 84 Turkse-Belgen met een experimenteel design (studie één) en bij 16 Turkse-Nederlanders in daily life door middel van een Experience Sampling Method (ESM) (studie twee). Er werden fit scores (mate van gelijkenis in de intensiteit van ervaren emoties) berekend aan de hand van correlatie tussen de emotiepatronen van de participanten in Turkse- en Belgische context met zowel gemiddelde Turkse- als Belgische emotiepatronen (studie één). In studie twee werden er op dezelfde manier fit scores berekend, maar dan in de Turkse- en Nederlandse context met zowel gemiddelde Turkse- als Nederlandse

emotiepatronen. In beide studies werd er gekeken naar de modererende rol van BII. Uit de resultaten bleek dat culturele context in studie één een voorspeller was voor Belgische fit maar niet voor Turkse fit. In studie twee bleek culturele context voor zowel de Nederlandse- als de Turkse fit een voorspeller te zijn, maar de richting van het verband kwam niet geheel overeen met de verwachtingen. Ook bleek in studie één de BII geen moderator, in

tegenstelling tot studie twee, waarbij het BII component Blendedness versus

Compartmentalization in interactie met de gemixte context, zowel de Nederlandse fit als de Turkse fit voorspelden. Er kunnen geen definitieve uitspraken worden gedaan en er is verder onderzoek nodig om te begrijpen hoe biculturelen omgaan met emoties in verschillende culturele contexten en welke rol individuele variaties binnen de organisatie van het hebben van twee identiteiten spelen.

(3)

Inleiding

Begin 2017 bestond de Nederlandse bevolking uit ruim 17 miljoen inwoners waarvan meer dan 20% een migratieachtergrond heeft (CBS, 2017). Het is van belang dat de migranten goed integreren om zo te participeren in de maatschappij en zij zich daardoor onderdeel voelen van de Nederlandse samenleving. Hoewel er in de media (NRC, 2017) vaak wordt gesproken over een mislukte integratie waarbij migranten zich niet goed genoeg aanpassen, laten cijfers zien dat migranten en hun kinderen steeds meer op de autochtone bevolking lijken (RTL NIEUWS, 2016). Veranderingen in domeinen, zoals psychologie en sociale processen door contact tussen mensen van verschillende culturele groepen, worden ook wel acculturatie genoemd (Bornstein, 2017). Acculturatie vindt ook plaats op emotioneel vlak, waarbij door bloostelling aan een nieuwe cultuur de emoties van migranten steeds meer gaan lijken op de emoties van de mainstream cultuur (Jasini, de Leersnyder & Mesquita, 2016). Met mainstream cultuur wordt de cultuur bedoeld die in het desbetreffende land het meest saillant is, de heritage cultuur daarentegen is de cultuur van het land waar migranten van origine zijn gemigreerd.

Emotionele acculturatie is uitermate van belang aangezien emoties mede door hun communicatieve functie het sociale leven reguleren (Fisher & Van Kleef, 2010). Wanneer de emoties van migranten steeds meer op de emoties van de mainstream cultuur gaan lijken, rijst de vraag of zij de emoties van de heritage cultuur combineren met die van de mainstream cultuur (blending), of de emoties van de heritage cultuur en de mainstream cultuur strikt gescheiden houden en zij deze situatie afhankelijk voelen, ervaren en/of uiten (frame switching).

Naast onderzoek van De Leersnyder, Kim en Mesquita (in manuscript), is er

(4)

niet onderzocht of iemands Bicultural Identity Intergration (BII) mogelijk invloed heeft op dit proces. BII stelt dat niet elk individu hetzelfde is en dat individuen kunnen verschillen in hoeverre zij vinden dat de mainstream- en etnische identiteiten verenigbaar met elkaar zijn (Benet-Martinez , Lee & Morris,2002). Eerder onderzoek suggereert dat BII bij frame

switching een modererende rol speelt (Benet-Martinez, Leu, Lee & Morris, 2002). Gezien de sociale functies van emoties en de huidige multiculturele samenlevingen, wordt er in dit onderzoek gekeken naar de modererende rol van BII bij emotionele frame switching.

Emotie en Cultuur

Emotionele ervaringen variëren tussen culturen (Kitayama, Mesquita & Karasawa, 2006; Tsai, Knutson, & Fung, 2006). Dit komt mogelijk doordat emoties worden beïnvloed door onze belief systems die de interpretatie van een situatie bepalen. Belief systems zijn een cluster van mentale representaties die perceptie beïnvloeden, interactie motiveren en emoties activeren (Bogdan,1986, aangehaald in Shohov, 2003). Deze beliefs systems zijn cultureel bepaald, waardoor er cultuur typische emotiepatronen ontstaan. Emotiepatronen, de intensiteit en frequentie van emotionele ervaringen zijn een weergave van verschillende interpretaties van een situatie.

Een dimensie waar culturen bijvoorbeeld op verschillen is de ervaring van engaging of disengaging emoties (Kitayama, Markus & Kurowaka, 2000 ; Kitayama, Markus, Matsumoto & Noraskkunit, 1997). Engaging emoties (e.g., vriendelijke gevoelens en schuld) zijn

emotionele ervaringen die betrekking hebben op relaties met anderen en disengaging emoties (e.g., trots en boosheid) zijn emotionele ervaringen die betrekking hebben op het

onderscheiden van jezelf van anderen (Markus & Kitayama, 1991; Heine, 2008). Kitayama et al., (2006) lieten zien dat Japanners meer socially engaging emoties ervoeren in verschillende sociale situaties, terwijl Amerikanen juist meer socially disengaging emoties ervoeren. Dit

(5)

kan worden begrepen worden vanuit de verschillende beliefs in de Japanse- en Amerikaanse cultuur. In de Japanse cultuur, ook wel een collectivistische cultuur genoemd, wordt het individu eerder als deel van een groep gezien en staat het streven naar een interpersoonlijke harmonie voorop. In de Amerikaanse individualistische cultuur daarentegen, wordt de focus gelegd op het individu zelf en hoe men zich van anderen kan onderscheiden (Markus & Kitayama, 1991; Heine, 2008). Cultuur beïnvloedt dus de frequentie en intensiteit van emoties (emotiepatronen) door middel van culturele beliefs.

Emotionele acculturatie

Emotionele acculturatie is een fenomeen waarbij emotiepatronen van migranten steeds meer gaan lijken op de emotiepatronen van de mainstream cultuur. Emotionele acculturatie is functioneel voor migranten aangezien het uiten en ervaren van de culturele gepaste emotie succesvoller is met betrekking tot relaties met anderen (De Leersnyder, Mesquita, Kim, Eom, & Choi, 2014) en ook geassocieerd is met hoger psychologisch welzijn (De Leersnyder et al., 2015).

Emotiepatronen weerspiegelen de betekenis van een gebeurtenis en/of situatie (Mesquita & Ellsworth, 2001). Daarom wordt emotionele acculturatie vaak gemeten aan de hand van emotiepatronen. (De Leersnyder, Kim, & Mesquita, 2015). De structurele

verschillen in emotiepatronen tussen culturen impliceren dat individuen die leven in dezelfde culturele context met betrekking tot emotiepatronen weinig differentiëren van elkaar, in tegenstelling tot individuen die leven in verschillende culturele contexten. Zo lieten De Leersnyder en collega’s (2011) zien dat migranten (e.g. Turken in België en Koreanen in Amerika) minder leken op de emotiepatronen van de mainstream cultuur dan de

oorspronkelijke bewoners zelf. Ook bleek dat de tweede generatie migranten al meer leken op de emotiepatronen van de mainstream cultuur dan de eerste generatie migranten. De

(6)

Leersnyder en collega’s (2011) concludeerden dat blootstelling aan de mainstream cultuur voorspellend was voor de mate van gelijkenis in emotiepatronen. Daarbij laat onderzoek zien dat emotiepatronen van migranten niet meer lijken op de emotiepatronen van de mainstream cultuur dan op de patronen van de heritage cultuur (De Leersnyder et al., 2011; De

Leersnyder et al., 2015). Dit impliceert dat migranten emotiepatronen van beide culturen internaliseren.

Cultural Frame Switching

Biculturelen kunnen omschreven worden als individuen die twee culturen hebben geïnternaliseerd. Beide culturen sturen hun gevoelens, gedachten en acties (Hong et al.,2000). Leven met twee culturen zou onwenselijk zijn gezien de complexiteit van het managen van twee referentiepunten, wat zorgt voor tegenstrijdigheden en identiteitsverwarring (Park, 1928; Stonequist,1935, aangehaald in La Framboise. Coleman & Gerton, 1993). Culturele Frame Switching (frame switching) lijkt echter een efficiënte strategie om de twee referentiepunten van de verschillende culturen te managen. Bij frame switching kunnen biculturelen namelijk switchen van hun culturele beliefs systems afhankelijk van de culturele context (Hong et al.,2000). Zo kunnen biculturelen per context bepalen welk cultuur het meest efficiënt is en zo succesvol navigeren tussen twee culturen. Onderzoek liet bijvoorbeeld zien dat Chinees-Amerikaanse biculturelen meer externe attributies maakten wanneer zij geprimed waren met Chinese iconen en meer interne attributies maakten wanneer zijn geprimed waren met Amerikaanse iconen. Deze attributiestijlen komen overeen met de geprimede cultuur; Aziatische culturen hanteren meer een externe attributie stijl en Westerse culturen meer een interne attributiestijl (Hong et al.,2000). Ook toont onderzoek aan dat frame switching plaatsvindt op andere gebieden zoals: zelf-descripties (Hong et al., 2001), stereotypering (Verkuyten & Pouliasi, 2006) en cognitieve prestaties (Walsh, 2012).

(7)

Emotionele Frame Switching

Hoewel er redelijk wat onderzoek is gedaan naar frame switching heeft dit zich niet vertaald in uitgebreid onderzoek naar frame switching met betrekking tot emoties. Dit is echter wel van belang omdat emoties een belangrijke sociale en communicatieve functie hebben (Fisher & Van Kleef, 2010). Onderzoek van De Leersnyder et al. (2015) suggereerde het mogelijke bestaan van emotionele frame switching. Emotiepatronen van Koreaanse Amerikanen leken meer op de gemiddelde Koreaanse emotiepatronen dan de gemiddelde Europees-Amerikaanse emotiepatronen heritage cultuur context (thuis), maar dit bleek niet zo te zijn in een mainstream cultuur context (werk).

Meer bewijs voor frame switching kan men vinden in onderzoek van De Leersnyder en Mesquita (in manuscript). Zij deden onderzoek bij Turks-Belgische biculturelen en keken of priming van de Turkse of Belgische culturele context zou leiden tot andere emotie

patronen. Omdat de Turkse- (groepsnormen) en de Belgische cultuur (autonomie) andere waarden promoten zou culturele context de inschatting van een situatie beïnvloeden en leiden tot andere emotiepatronen. De participanten werden random toegewezen aan de Turkse- of Belgische context. Vervolgens voerden zij allemaal een gesprek met een confederate, waarbij er vijfmaal een violation plaats vond: één autonomy violation, één maal een community violation en driemaal een ambigue violation. Bij een autonomy violation werd de participant in zijn of haar autonomie geschonden, bij de community violation werden de groepsnormen geschonden en in de ambigue situaties werd het de participant niet duidelijk gemaakt of het ging om een autonomy- of community violation.

Uit de resultaten bleek dat Turkse-Belgen in ambigue situaties , andere emoties ervoeren in een Turkse context dan in een Belgische context. De participanten in de Turkse context interpreteerden de ambigue situaties meer als een community violation. Aangezien de

(8)

Turkse context community waarden promoot, ervoeren zij hierdoor evenveel boosheid als minachting. In tegenstelling tot de participanten in de Belgische context die de ambigue situatie meer interpreteerden als een autonomy violation. Omdat de Belgische context meer autonomie promoot, ervoeren zij meer boosheid dan minachting. Bij de expliciete autonomy violations of community violations was er geen verschil tussen de emotiepatronen van de participanten in de Turkse context en de Belgische context. Dit onderzoek biedt bewijs dat biculturelen met betrekking tot emoties anders navigeren in de heritage cultuur context dan in de mainstream cultuur context en dat dit komt door waarden die onderdeel zijn van beliefs die belangrijk zijn in een cultuur.

Gezien het feit dat deze studie het allereerste experimentele onderzoek is naar emotionele frame switching, is het uitermate van belang om te kijken of deze gevonden resultaten ook onder andere omstandigheden te vinden zijn. Omdat dit onderzoeksveld nog niet veelvoudig is onderzocht, is er nog niet bekeken of biculturelen in hun dagelijks leven ook van cultureel frame switchen met betrekking tot emoties.

Bicultural Identity Intergration (BII)

Wanneer emotionele frame switching plaatsvindt bij biculturelen rijst de vraag of dit proces bij elk bicultureel individu hetzelfde verloopt. Onderzoek suggereert dat er wel degelijk individuele verschillen zijn in de manier waarop biculturelen omgaan met hun twee culturele identiteiten (Tadmor & Tetlock, 2006). BII is een theoretisch construct waarbij wordt gekeken naar individuele variaties binnen de organisatie van het hebben van twee identiteiten. Individuen met een hoge BII score zien de twee identiteiten als verenigbaar en niet als conflicterend. Deze individuen vinden dat de twee identiteiten elkaar niet in de weg zitten en hebben zelden het gevoel dat zij moeten kiezen tussen één van de twee culturen. In tegenstelling tot individuen met een lage BII score die twee culturen wel ervaren als

(9)

tegenstrijdig en zien als een bron voor intern conflict. Ook voelen individuen met een lage BII score vaker dat zij één cultuur moeten kiezen, in tegenstelling tot mensen met een hoge BII score (Benet-Martinez & Haritatos, 2005).

Hoewel het construct in origine werd onderzocht aan de hand van een enkele stelling, impliceert onderzoek van Benet-Martinez en Haritatos (2005) dat BII bestaat uit twee

componenten; Cultural distance en Cultural conflict. Cultural conflict gaat over of het

individu het gevoel heeft gevangen te zitten tussen de twee culturen en Cultural distance gaat over in hoeverre het individu denk dat de twee culturen verenigbaar zijn. De scores op deze componenten correleren niet noodzakelijkerwijs met elkaar. Een bicultureel individu kan zich deel voelen van een gecombineerde identiteit (lage distance) maar alsnog het gevoel hebben dat de twee culturen elkaar in de weg staan (hoge conflict). Ook blijken deze twee

componenten geassocieerd te zijn met andere antecedenten: waarbij Cultural conflict geassocieerd is met neuroticisme en gevoelens van discriminatie, is Cultural distance meer geassocieerd met lage openheid en ervaringen van culturele isolatie (Benet-Martinez & Haritatos, 2005)

Onderzoek liet zien dat BII onder andere creativiteit ( Cheng, Sanchez-Burks & Lee, 2008), sociale aanpassing (Nguyen & Benet-Martinez, 2007) en psychologisch welzijn (Benet-Martinez & Haritatos, 2005) voorspelt. Benet-Martinez et al., (2002) lieten een mogelijk moderatie effect van BII bij culturele frame switching bij biculturelen. Biculturelen met een hoge BII score attribueerden in hun onderzoek op een culturele prime consistente manier terwijl biculturelen met een lage BII score op een culturele prime resistente manier attribueerden. Dit onderzoek suggereert dat BII mogelijk ook bij emotionele frame switching een rol kan spelen.

(10)

Huidig onderzoek

In de huidige studie wordt gekeken naar de rol van BII bij emotionele frame switching onder Turkse-Belgen en Turkse-Nederlanders. Er is gekozen voor deze doelgroepen, omdat de Turkse- en de Belgische/Nederlandse cultuur in emotioneel opzicht niet op elkaar lijken (Mesquita, 2001). De culturele waarden differentiëren en hierdoor verschillen de

emotiepatronen tussen individuen van deze culturen. Culturele verschillen kunnen en worden vaak op de dimensie individualisme versus collectivisme bekeken. Zo blijken emotionele ervaringen ook te verschillen tussen individuele- en collectivistische culturen (Mesquita, 2001) . De Turkse cultuur kan met een score van 37 op de Index van individualisme van Hofstede (https://geert-hofstede.com) gecategoriseerd worden als een collectivistische cultuur, waarbij de groepsbelangen voorop staan en de relatie met andere mensen (Mesquita, 2001). In tegensteling tot de Belgische cultuur en de Nederlandse cultuur met een score van respectievelijk 75 en 80 op de index van individualisme (https://geert-hofstede.com). De Belgische- en Nederlandse cultuur kunnen met deze scores gecategoriseerd als

Individualistische culturen, waarbij het individu voorop staat en het individu wordt gezien als uniek en onafhankelijk (Markus & Kitayama, 1991). Door de differentiatie van de culturele waarden kan er worden verwacht dat er een verschil is in emotiepatronen.

Naar aanleiding hiervan worden er in deze studie twee hypotheses getoetst: (1) Biculturelen vertonen frame switching, dat wil zeggen dat zij afhankelijk van de culturele geprimede context meer fit hebben met het emotiepatroon van de desbetreffende cultuur (2) Emotionele frame switching bij biculturelen wordt gemodereerd door het niveau van BII, zodanig dat wanneer zij een lage BII score hebben de biculturelen meer fit vertonen met de culturele context die niet saillant en geprimed is. In tegenstelling tot biculturelen met een hoge BII score die het meeste fit hebben met de geprimede en saillante culturele context. Deze twee hypotheses worden zowel experimenteel (studie 1) als in daily-life (studie 2) getoetst.

(11)

In lijn met eerder onderzoek wordt er in de eerste studie specifiek verwacht dat de Turkse Belgen in de Turkse geprimede context meer fit hebben met het gemiddelde emotionele patroon van de Turkse cultuur en Turkse Belgen in de Belgische geprimede context meer fit hebben met het gemiddelde emotiepatronen van de Belgische cultuur. Aan de hand van eerdere onderzoek naar BII wordt er ook verwacht dat Turkse Belgen met een hoge BII score meer emotionele fit hebben congruent aan de geprimede culturele context, in tegenstelling tot Turkse Belgen met een lage BII score die juist meer emotionele fit hebben contra aan de geprimede culturele context.

In de tweede studie wordt er verwacht dat Turkse Nederlanders in het dagelijks leven in een Turkse context meer fit hebben met het gemiddelde emotionele patroon van de Turkse cultuur en Turkse Nederlanders in het dagelijks leven in een Nederlandse context meer fit hebben met het gemiddelde Nederlandse emotiepatroon. In deze studie wordt wederom verwacht Turkse Nederlanders met een hoge BII score een hogere emotionele fit hebben in het dagelijks leven congruent aan de context cultuur, waarbij Turkse Nederlanders met een lage BII score in het dagelijks leven juist een contrast effect laten zien en meer emotionele fit hebben contra aan de context cultuur.

Studie 1 Methode

Deelnemers. Voor het huidige onderzoek werd er reeds bestaande data geanalyseerd van een Turkse-Belgische dataset. De dataset bestond uit 84 individuen (51 vrouwen, 33 mannen). De leeftijdscategorie van de participanten in deze dataset varieerden tussen de 17 en 34 jaar (M = 22,90, SD = 4,183). De participanten werden geworven via flyers in Antwerpen en op sociale media. Participanten ontvingen 10 euro als beloning voor hun deelname.

(12)

Materialen. Emotionele Patronen werden gemeten aan de hand van de Emotional Pattern Questionnaire (EPQ) ontwikkeld door De Leersnyder, Mesquita en Kim (2011). In deze vragenlijst wordt de participanten gevraagd een recente emotionele situatie te

beschrijven met vrienden. De situatie die wordt beschreven moet positief of negatief zijn, socially engaging of socially disengaging. Na de desbetreffende situatie te hebben

beschreven, kregen de participanten 38 emotieschalen op een 7 puntenschaal (1=helemaal niet, 7=helemaal wel) die zij invulden op basis van intensiteit van de ervaren emotie bij de situatie die zij hadden beschreven.

BII werd gemeten meten aan de hand van een aangepaste versie van de Bicultural Identity Integration Scale van Benet-Martinez en Haritatos (2005). Hoewel BII in origine altijd werd onderzocht aan de hand van een enkele stelling, impliceert onderzoek van Benet-Martinez & Haritatos (2005) dat de BII bestaat uit twee componenten; Cultural distance en Cultural conflict. De scores van deze componenten hoeven niet noodzakelijkerwijs met elkaar te correleren. De versie die is gebruikt bestond uit vier items, waarbij de participant moest kiezen tussen twee stellingen betreft de biculturaliteit. Voorbeelditems zijn: “Ik voel mij deel van een gecombineerde Turkse-Belgische cultuur” (cultural distance) en “ik voel me niet gevangen tussen de Belgische en de Turkse cultuur” (cultural conflict) . De stellingen kunnen gecategoriseerd worden op laag of hoog op de twee componenten van BII; cultural distance (α = .69) en cultural conflict (α = .74).

Procedure. De Turks-Belgische dataset betrof data van een experimenteel onderzoek waar gebruik is gemaakt van een 2x2between subjects design, bestaande uit culturele context (Belgisch of Turks) en sociale oriëntatie van de situatie (engaging of disengaging). De participanten vulden de EPQ vragenlijst alleen in voor de vrienden context. Within-subjects factor was de valentie van de context (‘positief’ of ‘negatief’). De participanten werden

(13)

random toegewezen aan één van de vier condities; Belgische positieve- en negatieve engagement conditie, Belgische positieve- en negatieve disengagement conditie, Turkse positieve- en negatieve engagement conditie of de Turkse positieve- en negatieve

disengagement conditie.

Culturele context werd gemanipuleerd door middel van locatie, taal, afkomst

proefleider, versnaperingen en een klein taak. In de Turkse context werd de EPQ vragenlijst afgenomen bij de participanten in een lokaal in de Moskee (Mehmet Akif Camii) in

Antwerpen, was de vragenlijst volledig in het Turks, de afkomst van proefleider was ook Turks, werd er alleen Turks gesproken, werden er Turkse koekjes en Turkse thee aangeboden en werd ten slotte gevraagd aan de participanten op te sommen waar zij aan dachten bij het woord Turk/Turkije. In de Belgische context werd de EPQ vragenlijst afgenomen op het stadskantoor van Antwerpen, was de vragenlijst volledig in het Belgisch, was de proefleider van Belgische afkomst en sprak uitsluitend Belgisch, werden er Belgische thee/koffie en Belgische koekjes aangeboden en werd gevraagd aan de participanten op te sommen waar zij aan dachten bij het woord Belg/België. Bij alle participanten werd ook voor- of achteraf de BII gemeten en andere verscheidene vragenlijsten die in deze studie niet verder worden besproken .

Data referentiepatronen. Er werd in deze studie ook gebruik gemaakt van een Turkse- en de Belgische dataset, om zo gemiddelde emotiepatronen te bereken. De Turkse dataset bestond uit 250 individuen (168 vrouwen, 82 mannen). In deze dataset varieerde de leeftijdscategorie van de participanten tussen de 17- en 46 jaar (M = 20, SD = 1,47). De Turkse dataset bestond uit studenten van de Doküz Eylül University in Izmir en participanten deden vrijwillig mee op de universiteit. De dataset van de Belgen bestond uit 267 (221 vrouwen , 42 mannen en vier participanten waar de sekse niet is vastgesteld), waarbij de leeftijdscategorie varieerde tussen de 17- en 33 jaar (M = 18.81, SD = 1.86). De Belgische

(14)

dataset bestond uit participanten die waren geworven door middel van flyers op straat. Deze datasets bestonden uit gegevens van participanten die twee versies van de EPQ- vragenlijst hebben ingevuld, waarbij de valentie (positief of negatief) en context (thuis of werk/school) between-subject factoren waren en de sociale oriëntatie van de situatie (socially engaging en socially disengaging) de within-subject factor was.

Resultaten Studie 1

Allereerst zullen er verschillende voorbereidende analyses worden besproken.

Vervolgens wordt de hoofdanalyse gepresenteerd waarbij er onderzocht wordt of er sprake is van emotionele culturele frame switching (H1). Verder zal er ook worden besproken of de BII een mogelijke modererende rol bij dit proces heeft (H2).

Voorafgaande analyses

Multiblock componentenanalyse. Voorafgaand aan de berekeningen van emotionele fit werd er een multiblock componentenanalyse uitgevoerd (MBCA). Een MBCA onderzoekt de onderliggende structuur van de emotie items en kijkt naar oplossingen per block (dataset) en voor alle blocks (datasets). Er kan zo worden gekeken of de emoties in de verschillende datasets (verschillende culturele contexten), die worden gebruikt in deze studie, dezelfde betekenis hebben. De items worden door de MBCA gereduceerd en kunnen zo verdeeld worden over emotie-schalen om zo uiteindelijk de hypotheses te kunnen toetsen. Aangezien de hypotheses veronderstellen dat de intensiteit van bepaalde emoties verschillen tussen de culturele contexten, is het van belang dat de emoties in de verschillende culturele contexten onder dezelfde dimensie (e.g engaging- en disengaging situaties) kunnen worden gecategoriseerd. In de emotievragenlijst werd er naar de ervaring van 37 emoties gevraagd, waar ook enkele emoties niet van belang zijn in de huidige studie. Aangezien de huidige studie kijkt naar ervaring van emoties in engaging- en disengaging situaties, zijn de emoties

(15)

items die niet onder één van deze dimensies vallen alvorens uit de analyse gehaald. Deze emotie items zijn: goed, slecht, gelukkig en blij. De dimensies waar de hypothesen op zijn gebaseerd (e.g: positief engagement, positief disengagement, negatief engagement en negatief disengagement) zijn gevonden met de analyse. De gezamenlijke componentenoplossing verklaarde 64,04% van de variantie met 28 emotie items. Voor verdere uitkomsten van de uitgevoerde analyse zie Appendix A.

Sekse. Om te kijken of sekse gelijk verdeeld was over de drie datasets, is er een Chi-kwadraat toets uitgevoerd. Uit de Chi-Chi-kwadraat toets bleek dat soort dataset en sekse

afhankelijk zijn, X²(2) = 16.372, p < 0.001, Cramers V=.236. Dit toont aan dat de verhouding van mannen en vrouwen niet gelijk verdeeld was over de drie datasets. De Turks-Belgische dataset had meer mannen (48 participanten) dan de Belgische dataset (elf participanten), maar minder dan de Turkse data set (48 participanten). De Turkse Belgische dataset bestond daarbij uit minder vrouwen (51 participanten) dan de Belgische dataset (76 participanten) en ook minder dan de Turkse dataset (81 participanten). Daarom is er voor gekozen om in de hoofdanalyse voor sekse te controleren.

Leeftijd. Ook is er gekeken of de leeftijd van de participanten gelijk verdeeld was over de drie datasets met een ANOVA. De ANOVA liet zien dat er significante verschillen waren in leeftijd tussen participanten van de verschillende datasets, F(2, 164.125) = 31.139, p= < .001.Post-hoc analyses lieten zien dat de participanten in de Turks-Belgische dataset een hogere leeftijd hadden dan de Turkse dataset p= < .001, en de participanten in de Belgische dataset p = < .001. De participanten uit de Turkse dataset hadden ook een hogere leeftijd dan de participanten uit de Belgische dataset p = 0.036. In de hoofdanalyse is er daarom ook voor gekozen om voor leeftijd te controleren.

Outlieranalyse. De Turks-Belgische dataset bestond uit 84 deelnemers waar na

(16)

hadden ingevuld.

Fit scores. Om de “fit” scores te berekenen van elke Turkse-Belg met zowel het Turkse- als Belgische gemiddelde emotiepatroon in de verschillende situaties, zijn er

allereerst gemiddelde Turkse- en Belgische emotie patronen berekend. Vervolgens is er voor elke Turkse-Belg een correlatie berekend, met zowel het Turkse- als Belgische gemiddelde emotiepatroon in de overeenkomende situatie. Een lage correlatie duidt op weinig fit waar een hoge correlatie duidt op een hoge fit met het gemiddelde desbetreffende culturele

emotiepatroon. Deze correlaties zijn daaropvolgend getransformeerd tot Fischer-Z scores. Dit heeft ervoor gezorgd dat de correlatie scores lineair werden en konden worden gebruikt in een regressie analyse.

BII. De BII werd in de oorspronkelijk dataset gemeten aan de hand van 4 stellingen waarbij men moest kiezen tussen twee stellingen op de twee componenten Cultural distance en Cultural conflict, echter door een fout in de vertaling kon er niet worden gekeken naar de losse componenten. Er is daarom gekozen om de BII scores op te tellen en de BII te bekijken als één component, waardoor er een continue schaal ontstond. Elke participant die koos voor een stelling die een lage BII indiceerde, kreeg een score van 1 en elke participant die koos voor een stelling die een hoge BII indiceerde kreeg een score van 2. Vervolgens kreeg elke participant een totaalscore wat kon variëren tussen 4 en 8, waarbij een score van 4 een lage BII indiceert en een score van 8 een hoge BII indiceert.

Hoofdanalyses

Belgische Fit. Er werd een multiple regressie analyse uitgevoerd om te kijken of culturele context de fit score met het Belgische emotiepatroon kon voorspellen, wanneer er werd gecontroleerd voor sekse en leeftijd. Uit de resultaten bleek dat context de fit met het Belgische emotiepatroon voorspelde wanneer er wordt gecontroleerd voor sekse en leeftijd,

(17)

F(3,120)= 3.001, p= 0.033, R2 = 0.070. Alleen context bleek een significante toevoeging aan het model β= -.262, t = -.297, p= 0.004. Het verband is negatief wat laat zien dat wanneer men in de Turkse context zat men een lagere fit had met het Belgische emotiepatroon dan wanneer men in de Belgische context zat. Wat in lijn is met de verwachtingen en bewijs biedt voor hypothese 1.

Turkse Fit. Er werd ook een multiple regressie analyse uitgevoerd om te kijken of context de fit score met het Turkse emotiepatroon voorspelde wanneer er wordt gecontroleerd voor sekse en leeftijd. Uit de resultaten bleek dat context de fit met het Turkse emotiepatroon niet significant kon voorspellen wanneer er werd gecontroleerd voor sekse en leeftijd,

F(3,120)= 1.710, p= 0.169, R2 = 0.041. Dit toont aan dat het niet uitmaakt in welke context men zich bevindt voor de fit scores met het Turkse emotiepatroon. Dit is niet in lijn met de verwachtingen waardoor hypothese 1 dus niet volledig kan worden bevestigd.

Moderatie analyse Er zijn twee moderatie analyses uitgevoerd om te kijken of de BII een modererende rol speelt bij de relatie tussen context en fit (H2). Zowel bij de Belgische fit als bij de Turkse fit bleek de BII geen moderator, zie Tabel 1. Hypothese 2 kan met dit

experiment ook niet worden bevestigd. Ook is er een Repeated-Measures ANOVA uitgevoerd om de hypotheses te toetsen, zie Appendix B voor de resultaten. Zo kon er worden gekeken of de participanten in de Belgische context meer of minder fit hadden met de Belgische gemiddelde emotiepatronen dan met de Turkse gemiddelde emotiepatronen en of de participanten in de Turkse context meer of minder fit hadden met de Belgische gemiddelde patronen dan met de Turkse gemiddelde patronen, zie Appendix B voor de resultaten.

Tabel 1

Resultaten moderatie analyse voor BII als mogelijke moderator bij de relaties tussen culturele context en zowel Belgische- als Turkse fit

(18)

emotie patroon Constant 0.07 [-0.77,0.22] 0.073 0.96 P = 0.34 BII -0.012 [-0.13,0.11] 0.060 -0.19 P = 0.85 Context -0.27 [-0.57,0.03] -0.272 -1.81 P = 0.08 BII x Context 0.02 [-0.25,0.27] 0.014 0.12 P = 0.92

Fit met Turks emotie patroon b SE B t p Constant 0.30 [0.13,0.47] 0.085 3.15 P = 0.01 BII 0.01 [-0.14,0.15] 0.072 0.12 P = 0.90 Context -0.22 [-0.39,0.15] 0.185 0.19 P = 0.25 BII x Context -0.01 [-0.36,0.35] 0.176 0.18 P = 0.97

Hoewel er geen hypothesen over waren is er ook gekeken of er mogelijk interactie effecten waren tussen fit (Belgisch en Turks), context en conditie (positief engagement-,

(19)

negatief engagement-, positief disengagement- en negatieve disengagement conditie). Voor zowel de Belgische- en Turkse fit bleek er geen interactie effect zie Appendix C. Deze resultaten laten zien dat het soort conditie geen invloed heeft op de relatie tussen culturele context en fit.

Discussie

In de eerste studie is er gekeken of Turkse-Belgen afhankelijk van geprimede culturele context van emotiepatroon kunnen switchen en of BII een moderator was. Er is gebleken dat culturele context de fit met het gemiddelde Belgische emotiepatroon voorspelt. De biculturelen in de Turkse conditie hadden een lagere fit met het Belgische emotiepatroon dan de biculturelen in de Belgische conditie. Echter bleek culturele context niet de fit met het Turkse emotiepatroon te voorspellen. Ook bleek de BII geen moderator. Met de resultaten van studie 1 kunnen er geen definitieve uitspraken worden gedaan over het bestaan van

emotionele frame switching bij biculturelen. Studie 1 heeft de hypotheses onderzocht met een experimenteel design, er wordt in studie 2 daarom gekeken of dezelfde hypotheses in het dagelijks leven met een ESM dezelfde resultaten zal opleveren.

Studie 2

Methode

Deelnemers. Voor het huidige onderzoek heb ik Turkse-Nederlanders gerekruteerd, waarvan allebei de ouders uit Turkije komen en de participant ofwel in Nederland is

opgegroeid of in Nederland is geboren. De sample bestond uit 16 individuen (12 vrouwen, 4 mannen). De leeftijdscategorie van de participanten varieerde tussen de 21 en 27 jaar (M = 23,2 , SD = 0,509). Participanten ontvingen 25 euro voor hun deelname. De participanten werden geworven via een online flyer die via de eigen kenniskring is verspreid naar contacten

(20)

en via multiculturele Facebook-, psychologiestudenten Facebook- en HvA Facebookpagina’s. Het onderzoek heeft ethische toestemming gekregen van de Commissie Ethiek van de

Universiteit van Amsterdam (2017-SP-7826).

Data referentiepatronen. In deze studie werden er ook reeds bestaande datasets gebruikt om de referentiepatronen te berekenen. De Turkse dataset die werd gebruikt was dezelfde dataset als in studie 1. Naast de Turkse dataset is er ook gebruik gemaakt van een Nederlandse dataset. Deze dataset bestond uit 104 participanten (77 vrouwen , 26 mannen en één participant waarvan de sekse niet is vastgesteld; M = 21.2, SD = 3.3). De participanten werden geworven op verscheidene MBO scholen, de Vrije Universiteit (VU), de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en de Universiteit van Amsterdam(UvA). Onder de Participanten van de MBO scholen, VU en de HvA werd als beloning een bioscoop bon ter waarde van 20 euro verloot. Participanten van de UvA werden beloond met een proefpersoonpunt. De vragenlijst werd online afgenomen en de emotie patronen zijn in deze dataset net zoals in de andere gebruikte datasets gemeten aan de hand van de EPQ (De Leersnyder et al., 2011).

Materialen. De emotiepatronen werden gemeten aan de hand van een aangepaste versie van de EPQ-vragenlijst. De vragenlijst is al eerder gebruikt in een soortgelijke ESM studie in België , zie Appendix D.1. Aangezien de participanten de vragenlijst tien keer per dag moesten invullen, is er gekozen om de bestaande vragenlijst te gebruiken met minder emotie items dan de gebruikte items uit de EPQ- vragenlijst in studie één (e.g. 28 items). Deze versie bestond uit veertien items: blij, droevig, gestresseerd, ontspannen, trots op jezelf, uitgelaten, vertrouwd op een ander, verbonden met een ander, boos, teleurgesteld,

verschuldigd, beschaamd, minachtend en begrepen door een ander. De vragenlijst bestond uit deze specifieke items door hun hoge factor ladingen in eerder onderzoek (Jasini, De

(21)

onderscheid kon worden gemaakt tussen de vier situaties waar de emotiepatronen op werden berekend (positieve engagement- , negatieve engagement-, positieve disengagement - en negatieve disengagement situaties) waarbij de PCA 69% van de variantie verklaarde (Jasini et al.,2017).

De participanten gaven door middel van een slider aan in hoeverre zij de emoties ervoeren. Ook bestond de vragenlijst uit een vraag over hoe zij zich voelden en twee items waarbij zij moeten kiezen tussen drie stellingen. Zo werd er gekeken of de situatie socially engaged, socially disengaged of geen van beide was en of de situatie positief, negatief of neutraal was. Ten slotte kregen de participanten enkele vragen over de context om zo mede te kunnen bepalen in welke culturele context zij zich bevinden, dit was in een multiple-choice format.

Culturele context. Na een week de vragenlijsten over hun ervaren emoties te hebben ingevuld kregen de participanten nog een vragenlijst met de betrekking tot de afkomst van hun interactiepartners en de gesproken taal. Dit werd gevraagd om zo de culturele context definitief vast te stellen, zie Appendix D.2.

BII. BII werd gemeten aan de hand van een vertaalde versie van de Bicultural Identity Intergration-2 scale van Huynh (2009). Deze versie bestaat uit 19 items, waarbij de

participant op een 5 punt Likertschaal aan moet geven in hoeverre hij of zij het oneens/eens is met de stelling. Een 1 indiceert dat men er sterk mee oneens is en een 5 indiceert dat men het sterk met de stelling eens is. Sommige items zijn contra indicatief en moeten nog om

gescoord worden voordat er een totale score kan worden berekend. Ook deze BII schaal gaat uit van twee componenten; Blendedness versus Compartmentalization (α = .86) met een minimale score van 9 en maximale score van 45. En Harmony versus Conflict (α = .81) met een minimale score van 10 en een maximale score van 50. Een lage score indiceert een lage BII waarbij het individu veel conflict ervaart en de culturen tegenstrijdig vindt en een hoge

(22)

score indiceert een hoge BII waarbij het individu het gevoel de culturen makkelijk kan balanceren en weinig conflict ervaart tussen de culturen. Voorbeelditems zijn: “Ik voel mij tegelijkertijd Turks en Nederlands” en “ Ik verenig de Turkse- en Nederlandse cultuur niet” (Blendedness versus Compartmentalization). “Ik vind het makkelijk om de Turkse- en Nederlandse cultuur te harmoniseren” en “Ik vind dat de Turkse- en de Nederlandse cultuur onverenigbaar zijn” (Harmony versus Conflict).

Procedure. De data werd eind april tot en met midden mei verzameld. Na een reactie op de digitale verspreide flyer werd er een email gestuurd met meer informatie over het onderzoek en hoe men zich kon registreren via het programma Survey Signal (Hofmann & Patel, in press). De participanten begonnen niet allemaal tegelijkertijd, maar in groepen van minimaal 3 participanten. De participanten kregen random 10 keer per dag via hun eigen smartphone een link toegestuurd naar de emotievragenlijst met een duur van maximaal 2 minuten. Deze links kregen zij random vanaf 09:00 tot 22.00, met minimaal een uur tussen de vragenlijsten in. De links bleven een uur geldig en na een half uur werd er een reminder gestuurd. Er werd de participanten meegedeeld dat het niet heel erg was wanneer zij een vragenlijst niet konden invullen, maar dat het van belang was om zoveel mogelijk

vragenlijstjes in te vullen voor het onderzoek. Wanneer zij vragen hadden, konden zij te allen tijden contact op nemen. Na het voltooien van deel 1 van het onderzoek, waarbij zij de emotie vragenlijsten invulden op hun eigen smartphone, kregen zij een mail met informatie over deel 2. Deel 2 bestond uit drie vragenlijsten: BII vragenlijst, een vragenlijst om de context te bepalen van de in deel 1 ingevulde vragenlijsten en één langere vragenlijst bestaande uit WOHOQL-BREF (World Health Organization, 1991), verscheidene acculturatie vragen en enkele demografische vragen die in deze studie niet verder worden besproken. Na het

(23)

voltooien van deel 2, ontvingen de participanten een mail met daarin de debriefing en de vraag over hoe zij de vergoeding wilden ontvangen.

Resultaten Studie 2

Allereerst worden er voorbereidende analyses besproken. Vervolgens wordt de hoofdanalyse gepresenteerd waarbij er onderzocht wordt of er sprake is van emotionele culturele frame switching (H1). Verder zal er wederom worden besproken of de BII een modererende rol bij dit proces heeft (H2).

Voorafgaande analyses

Fit scores. De “fit” scores werden op exact dezelfde manier berekend als in studie 1. BII scores. De BII scores werden berekend op de op de twee componenten: Harmony versus Conflicten Blendedness versus Compartmentalization. De twee componenten bleken betrouwbaar Harmony versus Conflict(α = .82) en Blendedness versus Compartmentalization

(α = .78). In lijn met eerder onderzoek (Benet-Martinez & Haritatos ,2005), bleken de twee

componenten niet met elkaar te correleren r (14) = 0,322, p = 0,436.

Context. Voorafgaand de hypotheses te toetsten werd eerst de culturele context

bepaald. Dit werd gedaan aan de hand van gesproken taal tijdens de interactie, afkomst van de interactie partner(s) en de locatie waar de participanten zich bevonden. Aangezien een taal bij biculturelen cultuur specifieke concepten activeert (Luna, Ringberg & Peracchio, 2008), werd er als er Turks werd gesproken de culturele context automatisch als Turks gecodeerd.

Afkomst van de interactie partner werd gecodeerd als Nederlands, Turks of Multicultureel, waarbij Westerse- culturen geschaald werden onder de Nederlandse context. Openbaar vervoer, scholen en instellingen werden gecodeerd als Nederlandse context en als de participanten zich bevonden in de thuis context, moskeeën of bij familie werd de locatie

(24)

gecodeerd als Turkse context. Wanneer de locatie Nederlands was maar de interactiepartner Turks dan werd de culturele context Turks. De interactie partner en de gesproken taal waren bij de bepaling van culturele context doorslaggevend.

Datareductie. De geworven data bestond oorspronkelijk uit 560 gegevens. Deze data moesten worden geclassificeerd onder de positieve engagement-, negatieve engagement-, positieve disengagement- en negatieve disengagement schalen om zo de fit scores te berekenen. Dit werd aan de hand gedaan van de aangepaste EPQ vragenlijst. Echter was er ook een neutrale gemoedsstand mogelijk in het multiple-choice format (niet positief en niet negatief) en een situatie waarbij de gedachten zowel niet op hunzelf als niet op anderen was gericht ( niet disengaged en niet engaged). Het bleek dat er 423 datagegevens zich onder deze neutrale gemoedsstand of neutrale gedachten situatie bevonden waardoor er uiteindelijk 137 datagegevens overbleven om uiteindelijk de fit scores mee te berekenen.

Hoofdanalyses

Nederlandse fit. Er werd met Multi Level Model gekeken of culturele context fit met het Nederlandse gemiddelde emotiepatroon kon voorspellen (H1) en of de BII een mogelijk modererende rol speelt (H2). Er werd een Multi level analyse uitgevoerd met twee levels aangezien de data (signals) genest zijn binnen personen. Het Multi level model is bekeken vanuit een fixed model, random intercept model en random slope model. Er is uiteindelijk gekozen voor het model met random intercepts. Bij de relatie tussen fit en culturele context bleken de intercepts significant te verschillen tussen de participanten, Var (u0j) =0.083, x2 (1) =8.02, p <0.01 De slopes varieerden niet tussen de participanten, Var (u1j) = < 0.01, x2 (1) = <0.01 , p > 0.05.

De Turkse context is in de analyses als base line conditie genomen. Hoewel er geen hypothesen over de gemixte context waren, zijn deze situaties wel meegenomen in de

(25)

analyses. Voor volledige resultaten van de analyses met de gemixte context als base line zie Appendix E.

De Nederlandse context bleek een significante voorspeller voor de fit met het

Nederlandse gemiddelde emotiepatroon in vergelijking met de Turkse context (base line) in tegenstelling tot de gemixte context. Context 1 (Nederlands) b= 0.354 , t (126.209) = -2.260, p = 0.026 , context 2 (gemixt) b = -0.249 , t (126.209) = 1.204 , p = 0.231.

Dit betekent dat de participanten in de Nederlandse context minder fit hebben met het Nederlandse gemiddelde emotiepatroon dan wanneer de participanten zich in een Turkse context bevonden. Dit is niet in lijn met de verwachtingen, aangezien er werd verwacht dat de participanten in de Nederlandse context meer fit zouden hebben met het Nederlandse

gemiddelde emotie patroon in vergelijking met de Turkse context. Hypothese 1 kan niet worden bevestigd met dit gevonden resultaat.

Beide BII- componenten bleken geen voorspeller voor de fit met het Nederlandse gemiddelde emotiepatroon. BII component Harmony versus Conflict b =-0.002 , t (35.682) = -.077 , p = 0.939, BII component Blendedness versus Compertamalizaton b = 0.032 , t

(90.842) = 0.764 , p = 0.447. Dit toont aan dat het niet uitmaakt voor de mate van fit met het Nederlandse gemiddelde emotiepatroon hoe hoog de participanten scoren op de BII

componenten.

De interactie tussen culturele context en het BII component Harmony versus Conflict bleek voor zowel de Nederlandse context, b = 0.001 , t (124.604) =0.58 , p = 0.954 als de gemixte context niet significant, b = -0.158 , t (120.943) = 0.421 , p = 0.675. Ook bleek de interactie tussen culturele context en het BII component Blendedness versus

Compertamalizaton voor de fit met het gemiddelde Nederlandse emotiepatroon voor beide contexten niet significant. Nederlandse context b = 0.104 , t (127.943) = 1.454, p = 0.148,

(26)

gemixte context b = 0.101 , t (127.796) =-1.454, p = 0.148. De gevonden resultaten bieden geen bewijs voor hypothese 2.

Turkse Fit. Er werd wederom met een Multi Level Model gekeken of culturele context fit met het Turkse gemiddelde emotiepatroon kon voorspellen (H1) en of de BII een mogelijk modererende rol speelt (H2).

Het Multi level model is ook hier bekeken vanuit een fixed model, random intercept model en random slope model. Er is wederom gekozen voor het model met random intercepts. Bij de relatie tussen fit en culturele context bleken de intercepts significant te verschillen tussen de participanten, Var (u0j) =0.049 , x2 (1) = 4.14, p < 0.05. De slopes varieerden niet tussen de participanten, Var (u1j) = 0.067, x2 (1) = <0.01 , p > 0.05.

De Nederlandse context bleek een significante voorspeller voor de fit met het Turkse gemiddelde emotiepatroon in vergelijking met de Turkse context (base line), in tegenstelling tot de gemixte context. Context 1 (Nederlands) b= -0.307 , t (126.776) = -2.160, p = 0.033 , context 2 (gemixt) b = -0.097, t (126.270) = -.515 , p = 0.608.

Het gevonden verband is negatief, wat betekent dat wanneer de participanten zich in de Nederlandse context bevonden zij minder fit hadden met het Turkse gemiddelde

emotiepatroon dan wanneer zij zich in een Turkse context bevonden. Dit resultaat is in lijn met de verwachtingen (H1).

Het BII component Harmony versus Conflict bleek geen voorspeller voor de fit met het Turkse gemiddelde emotiepatroon b =-0.001 , t (39.045) =-0.257 , p = 0.799. Evenals het component BII Blendedness versus Compartmentalization b = 0.333, t (97.405) = 0.891, p = 0.375. Di resultaat toont aan dat het niet uitmaakt voor de mate van fit met het Turkse gemiddelde emotiepatroon hoe hoog de participanten scoren op de BII componenten.

(27)

De interactie tussen culturele context en het component BII Harmony versus Conflict bleek voor zowel de Nederlandse context, b =-0.001, t (39.045) =-0.257, p = 0.799 als de gemixte context niet significant, b =-0.052 , t (121.801) =1.518, p = 0.132. Dit biedt geen bewijs voor hypothese 2.

De interactie tussen culturele context en het component BII Blendedness versus Compartmentalization leek de fit met het gemiddelde Turkse emotiepatroon niet te voorpellen in de Nederlandse context b = 0.333 , t (97.405) = 0.891, p = 0.375, maar wel in de gemixte context b = 0.186 , t (127.153) =-, p = <0.01.

Het gevonden verband is positief, wat betekent dat participanten met een hoge BII score op dit component in de gemixte context meer fit hadden met het Turkse gemiddelde emotiepatroon dan de participanten in de Turkse context (base line). De gevonden resultaten zijn niet in lijn met de verwachtingen waardoor hypothese 2 niet kan worden bevestigd.

Conclusie en Discussie

In deze studie werd er gekeken naar emotionele frame switching onder biculturelen (H1) en de modererende rol van BII (H2) bij dit proces. Er werd geen eenduidig effect gevonden met betrekking tot emotionele frame switching: In de experimentele setting (studie 1) bleek culturele context de Belgische fit te voorspellen maar niet de Turkse fit. In daily-life (studie 2) werden er significante effecten gevonden van culturele context, echter bleken die niet geheel overeen te komen met de verwachtingen. Over de modererende rol van BII (H2) kunnen er ook geen definitieve uitspraken worden gedaan aangezien in studie 1 er geen effect werd gevonden. In studie 2 werd er daarentegen wel een interactie effect gevonden met één van de componenten van de BII, echterniet met de Nederlandse- en/of Turkse context als voorspeld, maar met de gemixte context.

(28)

Culturele context bleek zowel in studie 1 als studie 2 een significante voorspeller van fit . In studie 1 bleek de Belgische context een voorspeller voor Belgische fit en in studie 2 bleek de Turkse context een voorspeller voor Turkse fit. Deze resultaten waren in lijn met de verwachtingen en bieden bewijs voor hypothese 1. Opvallend is echter dat er in studie 2 ook is gevonden dat de participanten in de Nederlandse context minder fit hadden met het Nederlandse gemiddelde emotie patroon dan wanneer zij zich in een Turkse context bevonden. Dit is mogelijk aan de gebruikte onderzoeksmethode te wijten.

ESM geeft een uniek inzicht in de realiteit, echter maakt dat ook dat er ook andere onbekende variabelen invloed kunnen hebben. In dit geval is er nog niet veel bekend over hoe biculturelen zich voelen wanneer zij zich in een situatie bevinden waar bepaalde culturele primes elkaar tegenspreken. De vraag rijst of een individu zich bijvoorbeeld Turks voelt wanneer zij met een Turkse vriendin op de universiteit studeert of juist Nederlands.

Toekomstig onderzoek zou zich verder moeten verdiepen hoe een bepaalde context in daily-life culturele concepten activeert en hoe verschillende culturele primes met elkaar

interacteren.

BII bleek in studie 1 geen modererende rol te hebben echter kan dit verklaard worden doordat er niet kon worden gekeken naar de losse componenten van de BII. Zo heeft studie twee laten zien dat het component Blendedness versus Compartmentalization invloed heeft op de fit met emotiepatronen in tegenstelling tot het component Harmony versus Conflict. Door genoodzaakt te zijn de componenten samen te nemen is er mogelijk geen verband gevonden.

Zoals hierboven genoemd is er een interactie effect gevonden met BII, in de gemixte context maar niet in met de Nederlandse- en/of Turkse context. Dit resultaat was niet in lijn met de verwachtingen. Opvallend was dat de participanten in de gemixte context met een hoge score op het BII component Blendedness versus Compartmentalization meer fit hadden met het Nederlandse gemiddelde emotiepatroon dan wanneer zij zich in een Nederlandse

(29)

context bevonden met een hoge score op hetzelfde BII component. Ook werd er gevonden dat in de gemixte context de participanten meer fit hadden met het gemiddelde Turkse

emotiepatroon dan wanneer zij zich bevonden in de Nederlandse- of Turkse context met een hoge score op het BII component Blendedness versus Compartmentalization. Oftewel, wanneer participanten de twee culturen kunnen verenigen, hebben zij in de gemixte context meer fit met de gemiddelde emotiepatronen. Dit onverwachte resultaat impliceert dat mogelijk biculturelen in een gemixte context met een hoge BII het meest efficiënt zijn, doordat zij in deze context het meeste emotionele fit hebben. De invloed van de gemixte context is in lijn met onderzoek van Saad, Damien, Benet-Martinez, Moons en Robins (2013). Zij lieten zien dat biculturelen met een hoge mate van Blendedness in de multiculturele context, maar niet in mono-culturele contexten (e.g. Chinese of Amerikaanse cultuur) meer creativiteit lieten zien. Zij verklaren dit aan de hand van het feit dat wanneer beide culturele kennis systemen zijn geactiveerd, dit leidt tot meer toegang van informatie. Mogelijk kan dit ook een rol spelen bij emotionele frame switching, waarbij biculturelen in gemixte contexten kennis hebben van beide culturele emotiepatronen en zo goed de tegenstrijdigheden en verschillen kunnen overkomen. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen focussen op de verschillen tussen gemixte contexten en mono-culturele contexten om zo goed mogelijk de ervaringen van biculturelen te kunnen begrijpen.

Een groot nadeel van studie twee is de response rate. De gemiddelde response rate was 59%, waardoor mogelijk belangrijke momenten met betrekking tot emotionele ervaringen verloren zijn gegaan. Een mogelijke oplossing voor een hogere response rate en aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om een incentive toe te voegen: participanten krijgen meer vergoeding wanneer hun response rate hoger is.

Van de geworven data werden ook nog tientallen datagegevens niet meegenomen doordat de participanten hadden aangegeven in een neutrale gemoedsstand te zitten en/of hun

(30)

focus zowel niet op zichzelf lag en ook niet op anderen. Dit had tot gevolg dat de situaties niet konden worden geschaald onder de positieve engagement-, positieve disengagement-,

negatieve engagement- of negatieve disengagement schalen.

Hoewel er geen hypothesen waren over welk component van de BII invloed zou hebben bij emotionele frame switching, is het opmerkelijk dat er een effect is gevonden met het component Blendedness versus Compartmentalization en niet met het component

Harmony versus Conflict. Het component Harmony versus Conflict hangt namelijk samen met affectieve aspecten van het leven met twee culturen (Benet-Martinez & Haritatos, 2005). Dit in tegenstelling tot Blendedness versus Compartmentalization, wat juist samenhangt met de blootstelling aan beide culturen, taalgebruik en identificatie met de mainstream cultuur en meer het cognitieve aspect belichaamt (Benet-Martinez & Haritatos, 2005). Mogelijk is ook dat bij emotionele processen het cognitieve aspect uitermate van belang aangezien de biculturelen ook bij emotionele ervaringen tussen twee culturele patronen moeten bewegen. Het gevonden resultaat laat zien dat het van belang is dat toekomstig onderzoek naar de BII allebei de componenten moet onderzoeken.

Concluderend kan er niet worden bevestigd dat biculturelen van emotie frame kunnen switchen en dat BII een modererende rol speelt. Echter laat deze studie zien dat biculturelen wel worden beïnvloed door de culturele context waarin zij zich bevinden. Hoewel er geen eenduidig effect van de BII is gevonden, kan er wel worden gesteld dat individuele variaties binnen de organisatie van het hebben van twee identiteiten invloed heeft op emotiepatronen. Daarbij laat deze studie in lijn met Benet-Martinez en Haritatos (2005) zien dat in onderzoek naar het construct BII moet worden gekeken naar de losse componenten. Mogelijk door meer onderzoek naar hoe culturele contexten individuen beïnvloeden en verbeterde

onderzoeksmethoden kunnen de hypotheses nogmaals worden getoetst. Het is namelijk van belang dat er meer bekend wordt over hoe biculturelen in het dagelijks leven omgaan met

(31)

emotiepatronen van twee culturen die niet altijd overeenkomen. Meer inzicht kan leiden tot interventies voor individuen die het lastig vinden om de gepaste emotie te ervaren en uiten, in de desbetreffende culturele context. Met de interventies kunnen interacties worden verbetert en kan er mogelijk een hoger psychologisch welzijn worden gecreëerd.

(32)

Referenties

Abu-Lughod, L. (1986). Veiled sentiments. Berkeley, CA: University of California press. Benet‐ Martínez, V., & Haritatos, J. (2005). Bicultural identity integration (BII): Components

and psychosocial antecedents. Journal of personality, 73, 1015-1050.

Benet-Martínez, V., Leu, J., Lee, F., & Morris, M. W. (2002). Negotiating biculturalism cultural frame switching in biculturals with oppositional versus compatible cultural identities. Journal of Cross-Cultural Psychology, 33, 492-516.

Bornstein, M. H. (2017). The specificity principle in acculturation science. Perspectives on

Psychological Science, 12, 3-45.

Cheng, C. Y., Sanchez-Burks, J., & Lee, F. (2008). Connecting the dots within: Creative performance and identity integration. Psychological Science, 19, 1178-1184.

De integratie is mislukt Opgehaald 2 februari 2017, van https://www.nrc.nl .

Ekman, P., & Friesen, W. V. (1969). The repertoire of nonverbal behavior: Categories, origins, usage, and coding. semiotica, 1, 49-98.

Fischer, A. H., & Van Kleef, G. A. (2010). Where have all the people gone? A plea for including social interaction in emotion research. Emotion Review, 2(3), 208-211.

Heine, S. J. (2015). Cultural Psychology: Third International Student Edition. WW Norton & Company.

Hong, Y. Y., Morris, M. W., Chiu, C. Y., & Benet-Martinez, V. (2000). Multicultural minds: A dynamic constructivist approach to culture and cognition. American psychologist,

55, 709-720.

Jasini, A., De Leersnyder, J., Mesquita, B., & Phalet, K. (submitted). Emotional acculturation in minority youth: a nationally representative study in Belgium. Manuscript submitted for publication.

(33)

Kitayama, S., Markus, H. R., & Kurokawa, M. (2000). Culture, emotion, and well-being: Good feelings in Japan and the United States. Cognition & Emotion, 14, 93-124. Kitayama, S., Markus, H. R., Matsumoto, H., & Norasakkunkit, V. (1997). Individual and

collective processes in the construction of the self: self-enhancement in the United States and self-criticism in Japan. Journal of personality and social psychology, 72, 1245-1267.

Kitayama, S., Mesquita, B., & Karasawa, M. (2006). Cultural affordances and emotional experience: socially engaging and disengaging emotions in Japan and the United States. Journal of personality and social psychology, 9, 890-903.

Kuppens, P. (2008). Individual differences in the relationship between pleasure and arousal. Journal of Research in Personality, 42, 1053-1059

LaFromboise, T., Coleman, H. L., & Gerton, J. (1993). Psychological impact of biculturalism:

evidence and theory. Psychological bulletin, 114, 395-412.

Leersnyder, J. D., Kim, H., & Mesquita, B. (2015). Feeling right is feeling good: psychological well-being and emotional fit with culture in autonomy- versus relatedness-promoting situations. Frontiers in Psychology, 1-12.

Leersnyder, J. D., Mesquita, B., Kim, H., Eom, K., & Choi, H. (2014). Emotional fit with culture: A predictor of individual differences in relational well-being. Emotion, 14, 241-245.

Lim, N. (2016). Cultural differences in emotion: differences in emotional arousal level between the East and the West. Integrative Medicine Research, 5, 105-109 Markus, H. R., & Kitayama, S. (1991). Culture and the self: Implications for cognition,

emotion, and motivation. Psychological review, 98, 224-253.

Mesquita, B. (2001). Emotions in collectivist and individualist contexts. Journal of personality and social psychology, 80, 68-74.

(34)

Mesquita, B., & Ellsworth, P. C. (2001). The role of culture in appraisal. In K. Scherer, A. Schorr & T. Johnstone (Eds), Appraisal processes in emotion: Theory, methods, research (pp. 233-248). New York, NY, US: Oxford University Press.

Mesquita, B., & Walker, R. (2003). Cultural differences in emotions: A context for

interpreting emotional experiences. Behaviour Research and Therapy, 41, 777-793.

Migratie zorgt voor relatief hoge bevolkingsgroei. (3 februari, 2017). Opgehaald 2 februari 2017, van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/05/migratie-zorgt-voor-relatief-hoge-bevolkingsgroei

Nguyen, A. M. D., & Benet‐ Martínez, V. (2007). Biculturalism unpacked: Components, measurement, individual differences, and outcomes. Social and Personality

Psychology Compass, 1, 101-114.

Shohov, S. P. (2003). Advances in psychology research (Vol. 27). Nova Publishers.

Tadmor, C. T., & Tetlock, P. E. (2006). Biculturalism: A model of the effects of second-culture exposure on acculturation and integrative complexity. Journal of

Cross-Cultural Psychology, 37, 173-190.

Tsai, J. L., Knutson, B., & Fung, H. H. (2006). Cultural variation in affect valuation. Journal

of personality and social psychology, 90, 288-307.

Verkuyten, M., & Pouliasi, K. (2006). Biculturalism and group identification: The mediating role of identification in cultural frame switching. Journal of Cross-Cultural Psychology, 37,

312-326.

Walsh, M. (2011). Cultural frame switching and cognitive performance. California State University, Fresno.

Waarom het wél goed gaat met de integratie in Nederland. (24 December 2016). Opgehaald 1 februari 2017, van http://www.rtlnieuws.nl.

(35)

Appendix A

De MBCA is vervolgens uitgevoerd over de resterende emoties items. De items die dubbele ladingen vertoonden (cross-loadings) zijn uit de analyse gehaald. Deze items waren: jaloers, verrast, bang en vol medelijden. Ook is de keuze gemaakt om items die op geen een item hogers laadden dan 0,4 uit de analyse te halen. In dit geval ging dat om 1 item namelijk: erbij neer leggen.

De verdelingen van de emoties ben ik tot op 6- componentenoplossingen nagegaan. De simultane componentenanalyse gaf oorspronkelijk een oplossing met drie componenten, maar zo werd het onmogelijk gemaakt om de hypotheses te toetsen. Daarom is er alleen gekeken vanaf vier componenten. Er zijn een aantal emoties uit de lijst gehaald, echter was dit vanuit de theorie gezien begrijpelijk. De emoties: jaloers, bang en verrast passen ook minder bij een specifiek component. Uiteindelijk leidden de MBCA analyse tot de compontenten in Tabel 2 met een totaal van 28 items.

Tabel 2

Multiblock componentenanalyse van de emoties uit de EPQ

Items Pos diseng Pos eng Neg diseng Neg eng

Trots op mezelf 0.90 0.08 0.12 0.05

Sterk 0.76 -0.12 0.22 -0.20 Opgelucht 0.94 0.16 -0.03 -0.13

(36)

Euforisch Hoopvol Dankbaar Tevreden Geintereseerd Verbonden Respectvol Vertrouwen Trots op ander Behulpzaam Van streek Geergerd Verveeld Kwaad Verwijtend Gefrustreerd Ontchoogeld Verdrietig Depressief Waardeloos Beledigd Schuldig Bechaamd Verschuldigd Genegeerd 0.81 0.72 0.51 0.66 0.24 -0.08 0.12 -0.10 0.03 -0.04 -0.24 -0.04 -0.03 -0.17 0.01 -0.12 -0.10 -0.09 -0.11 0.08 0.31 -0.23 0.13 -0.18 0.37 0.01 -0.18 -0.31 -0.02 -0.51 -0.87 -0.75 -0.84 -0.72 -0.74 -0.09 0.03 -0.01 0.03 -0.09 -0.02 -0.05 -0.13 -0.05 0.02 0.15 -0.01 0.18 -0.27 0.22 -0.11 0.02 -0.15 -0.27 0.03 -0.01 0.03 -0.10 0.02 0.12 0.64 0.66 0.61 0.84 0.83 0.75 0.87 0.75 0.76 0.62 0.99 -0.04 0.08 -0.27 0.29 -0.04 -0.09 -0.21 0.01 0.05 0.01 0.03 -0.13 -0.04 0.18 -0.12 -0.06 0.05 0.13 -0.04 -0.04 0.10 -0.15 -0.15 -0.24 0.21 -0.72 -0.79 -0.85 -0.71

(37)

Opmerking. Vetgedrukte ladingen geven weer welke emoties onder de component vallen.

De gezamenlijke componentenoplossing in Tabel 2 verklaart 64,04% van de variantie waarbij de losse componenten oplossingen 65,08% verklaren. Om de interne consistentie, betrouwbaarheid, van de schalen na te gaan zijn er Cronbach’s alfascores berekend. De component ‘positieve disengaging emoties’ bestaat uit de emoties: trots op mezelf, sterk, opgelucht, euforisch, hoopvol, dankbaar en tevreden (α=.0.86). De component ‘positieve engaging emoties’ bestaat uit: geintereseerd, verbonden, respectvol, vertrouwen, trots op ander en behulpzaam (α=.0.85). De ‘negatieve disengaging emoties’ component bestaat uit: van streek, geergerd, verveeld, kwaad, verwijtend, gefrustreerd, ontchoogeld, verdrietig, depressief, waardeloos en beledigd (α=.90). Ten slot bestaat de ‘negatieve engaging emoties’ component uit de emoties: schuldig, bechaamd, verschuldigd en genegeerd (α=.0.77).

(38)

Appendix B

Een Factorial Mixed ANOVA is uitgevoerd om de invloed van culturele context en BII op fit te bekijken. Beide between-subject variabelen, context en BII, hadden twee levels. Context kon Belgisch of Turks zijn en de BII laag of hoog. Aangezien er niet meer dan twee groepen zijn werd er niet of de sphericiteit was geschonden.

Uit de resultaten bleek dat er geen hoofdeffect van fit was F(1,56)= 1.545, p=.219. Dit toont aan dat er geen verschil was tussen soort Fit, oftewel was er geen verschil in fit met het gemiddelde Belgische- en gemiddelde Turkse emotie patroon. Er werd ook geen interactie effect gevonden tussen fit en context F(1,56)= .262, p=.611. Dit resultaat laat zien dat soort culturele context geen invloed heeft op soort fit. Tenslotte was er ook geen interactie effect tussen fit, context en BII F(1,56)=.354, p=.554. Dit resultaat indiceert dat ook de BII geen invloed heeft op de interactie tussen context en fit. Met de gevonden resultaten kan zowel hypothese 1 als hypothese 2 niet worden bevestigd.

(39)

Appendix C

Er zijn twee moderatie analyses uitgevoerd om te kijken of conditie een modererende rol speelt bij de relatie tussen context en fit. Zowel bij de Belgische fit als bij de Turkse fit bleek conditie geen moderator, zie Tabel 3.

Tabel 3

Resultaten moderatie analyse voor conditie als mogelijke moderator bij de relaties tussen culturele context en zowel Belgische- als Turkse fit

Fit met Belgisch emotie patroon b SE B t p Constant 0.17 [0.07,0.26] 0.05 3.54 P =<0.01 Conditie -0.01 [-0.1,0.06] 0.05 -0.29 P = 0.78 Context -0.31 [-0.5,-0.12] -0.21 -3.2 P =<0.01 Conditie x Context -0.01 [-0.19,0.18] 0.09 -0.05 P = 0.96

Fit met Turks emotie patroon b SE B t p Constant 0.26 [0.17,0.35] 0.05 5.71 P =<0.01 Conditie 0.07 [-0.02,0.17] 0.05 1.62 P = 0.11

(40)

Context -0.14 [-0.32,0.04] 0.09 -1.55 P = 0.12 Conditie x Context 0.05 [-0.13,0.23] 0.09 0.05 P = 0.61

(41)

D.1 : Vragenlijst Smartphone

1. Kies uit de volgende drie stellingen (valentie):

• Sinds de vorige beep is er iets POSITIEFS gebeurd • Sinds de vorige beep is er iets NEGATIEFS gebeurd • Sinds de vorige beep is er HELEMAAL NIETS gebeurd

2. Kies uit de volgende drie stellingen (socially engaged of socially disengaged):

• In mijn laatste interactie die ik heb gehad stond de relatie met andere vooral centraal • De laatste interactie die ik heb gehad was neutraal

• In mijn laatste interactie die ik heb gehad stonden mijn eigen gevoelens en gedachten vooral centraal

3. SLIDER

Hoe […………]voel je je op dit moment? EMOTION WORDS 1. BLIJ 2. DROEVIG 3. GESTRESSEERD 4. ONTSPANNEN 5. TROTS OP JEZELF 6. UITGELATEN

7. VERTROUWEND op een ander 8. VERBONDEN met een ander 9. BOOS

10. TELEURGESTELD

11. VERSCHULDIGD ten opzichte van een ander

12. BESCHAAMD

(42)

14. HOE GOED voel je je BEGREPEN door een ander

4. Sinds de vorige beep heb ik anderen laten zien wat ik kan, tot wat ik in staat ben, wat ik kan bereiken

• Helemaal waar (4) • Waar (5)

• Een beetje waar (6) • Een beetje niet waar (7) • Niet waar (8)

• Helemaal niet waar (9) • Niet van toepassing (10)

5. Sinds de vorige beep ben ik geslaagd in mijn opzet, doel of plan • Helemaal waar (4)

• Waar (5)

• Een beetje waar (6) • Een beetje niet waar (7) • Niet waar (8)

• Helemaal niet waar (9) • Niet van toepassing (10)

(43)

6. Sinds de vorige beep heb ik mijn best gedaan om anderen te helpen • Helemaal waar (4)

• Waar (5)

• Een beetje waar (6) • Een beetje niet waar (7) • Niet waar (8)

• Helemaal niet waar (9) • Niet van toepassing (10)

7. Sinds de vorige beep ben ik trouw geweest aan de mensen met wie ik een nauwe band heb • Helemaal waar (4)

• Waar (5)

• Een beetje waar (6) • Een beetje niet waar (7) • Niet waar (8)

• Helemaal niet waar (9) • Niet van toepassing (10)

8. Open vraag

Welke activiteit ben je nu aan het doen/heb je net gedaan?

9. Context vraag

Waar vindt/vond die activiteit plaats? Bij mij thuis

(44)

Op het werk

Op school (bv. als je zelf les volgt of als je je kinderen gaat ophalen) Bij familie thuis

Bij vrienden thuis

Op een publieke plaats (bv. café, theater, bibliotheek, ziekenhuis, rusthuis, restaurant…)

Op een plaats van vereniging (bv. sportclub, repetitielokaal, vergaderlokaal…) In een gebedshuis (bv. kerk, moskee, stille ruimte…)

Onderweg naar ergens (bv. in de trein, bus, tram, metro, auto, te voet in de stad...) Ergens anders….

o Waar precies? ( open vraag)

10. Wie is/was er nog betrokken bij die activiteit? Alleen

1 iemand anders

o Wat is de naam van deze persoon?

o Ik ken de naam van deze persoon niet, maar zou naar hem/haar verwijzen als…

een klein groepje mensen

o Wat zijn de namen van deze personen?

o Ik ken de namen van deze personen niet, maar zou naar hen verwijzen als…

In interactie met een grote groep mensen

o Hoe zou je deze groep mensen noemen?

o Ik ken de naam van deze groep niet, maar zou ernaar verwijzen als… Andere vorm van interactie…

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• nagłówek ramki frame relay zawiera 10 bitowy numer, zwany DLCI (identyfikator połączenia łącza danych), numer PVC o znaczeniu lokalnym, określający sieć

the reliable translation between a discrete variable and the approximate value of a continuous variable (voltages) digital abstraction.

factor out common sublogic (reduce fan-in, increase gate levels), subject to timing constraints. minimize number of literals (correlates with number

september-november 2004 Twan Basten.

Een criticus van het onderzoek (Cahnman, 1948) schreef echter een jaar later dat dit niet bijzonder was, aangezien orthodoxe joden in juni niet mogen trouwen en dat het corpus dus

Er is na overleg met het accountantskantoor voor de volgende hoofdvraag gekozen: “Welke factoren beïnvloeden de klanten bij het overstappen naar een andere

Klasen, 1 Simon Doclo, 1,2 Tim Van den Bogaert, 1 Marc Moonen, 2 Jan Wouters. 1 KU Leuven ESAT, Kasteelpark Arenberg 10, Leuven 2 KU

speaking styles many times in the course of any given day, as some situations call for informal talk, others for a more formal style, and there are many levels in between.