• No results found

Sfeer valt niet te verhullen : een kwalitatief sociologisch onderzoek naar het keuzeproces voor een basisschool

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sfeer valt niet te verhullen : een kwalitatief sociologisch onderzoek naar het keuzeproces voor een basisschool"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sfeer valt niet te verhullen

Een kwalitatief sociologisch onderzoek naar het keuzeproces

voor een basisschool

Siemen van Tongeren (5941687) Masterscriptie Algemene Sociologie Scriptie begeleider: Dhr. dr. S. Metaal Tweede lezer: Dhr. prof. dr. A. Reijndorp Amsterdam, augustus 2015

(2)

1

Inhoudsopgave

Voorwoord

2

Inleiding

3

Probleemstelling

5

Praktijk van het keuzeproces

6

Methode

11

Techniek van interviewen 13

Analyse

14

Afstand 14

Kenmerken 15

Geraadpleegde bronnen 19

Sociale positie en rol ouders in relatie tot de keuze 21

Pedagogisch klimaat, sfeer en diversiteit 22

Morele keuzes en irrationaliteit 25

Conclusie

27

Discussie

29

Literatuurlijst

31

(3)

2

Voorwoord

Verschillende redenen kan ik benoemen voor de interesse die ik vanaf moment één heb ervaren. Mijn affiniteit met onderwijs is de belangrijkste geweest. Ik zal de optie om in het onderwijs te werken immer openhouden, want wat is er mooier dan andere mensen te helpen zich te ontwikkelen in brede zin? Onderwijs omvat naar mijn mening namelijk veel meer dan kennis van een bepaald vakgebied overbrengen. Daarnaast het spanningsveld tussen ratio en emotie in het proces van beslissingen nemen en in het bijzonder als er liefde bij komt kijken. Zijn ouders in staat een weloverwogen beslissing te nemen voor hun kinderen, van wie zij vaak meer houden dan ieder ander?

Bij dezen neem ik ook graag de mogelijkheid om een aantal personen te bedanken. Mijn huisgenoten Dewin van der Heijdt en Steven Woest, vooral voor hun functie als uitlaatklep. Tevens mijn ouders, voor hun steun en de vaart die zij erachter trachtten te zetten, soms tot vervelens toe. Daarnaast ook mijn scriptiebegeleider, dhr. S. metaal, voor zijn opbouwend kritische blik en zijn bereidheid om tot het laatste moment aanwijzingen te geven. Tot slot alle ouders die bereid waren mee te werken. De gesprekken waren vaak erg interessant, met veel informatie en onverwachte inzichten. Het was ontzettend interessant zo veel ouders met elk een eigen verhaal te spreken. Hoewel de scriptie bij tijd en wijlen afzien was, heb ik de gesprekken over het algemeen als zeer prettig ervaren.

Deze scriptie is bedoeld voor iedereen die er in geïnteresseerd is, maar wellicht dat het voor een aantal mensen net iets meer is bedoeld. In dit geval doel ik op alle ouders die binnenkort het keuzeproces voor een basisschool gaan doorlopen. Voor deze ouders kan het interessant zijn om zich vooraf bewust te zijn van de verschillende invloeden en emoties die het handelen beïnvloeden.

(4)

3

Inleiding

In het artikel “Gespleten eiland; nu ook in nieuwe wijk IJburg: stadse problemen” in NRC handelsblad op 8 december 2007 wordt gesproken over vergaande segregatie op IJburg, zelfs van de aanwezigheid van een ‘witte-’ en ‘zwarte’ school. IJburg is een wijk van Amsterdam gelegen in het IJmeer welke kunstmatig gemaakt is en onderdeel is van het stadsdeel Amsterdam-Oost. IJburg is vanaf 1996 in aanbouw en bestaat uit momenteel uit drie eilanden: Steiger-, Haven- en de Rieteilanden. De bedoeling is dat IJburg uiteindelijk uit zeven eilanden zal bestaan. Op IJburg wonen momenteel ongeveer 15.000 mensen en een groot deel daarvan zijn jonge kinderen. Hoe kan het dat in een relatief korte periode segregatie, een klassiek stads probleem – zoals in het artikel treffend vermeld – reeds zichtbaar is. Ligt de oorzaak in het planologische, met andere woorden is de spreiding van de woningen – sociale huur, ééngezins, twee-onder-een-kap en villa’s – wel in orde? Ligt er een culturele verklaring aan ten grondslag, is het een logisch gevolg van het feit dat gelijkgestemden elkaar opzoeken? Wellicht is het probleem de samenstelling van de scholen die in IJburg voorhanden zijn? Dit waren enkele vragen die bij mij opkwamen na het lezen van het artikel.

Wat is het nou het startpunt vroeg ik mijzelf af, waarom komen kinderen op een school terecht, wie is daar verantwoordelijk voor. De ouders maken de keuze voor een basisschool voor hun kind, de keuze van hen bepaalt in feite de compositie van de basisscholen. Omdat IJburg een ‘jonge’ buurt is met veel kinderen, maar waar schijnbaar in korte tijd toch problemen zijn ontstaan, vond ik het interessant juist in deze buurt onderzoek te doen naar de keuzes die ouders voor hun kinderen maken.

Waarom is onderzoek naar segregatie, in het bijzonder onderwijssegregatie en het keuzeproces van ouders zo belangrijk? In het maatschappelijke debat wordt segregatie in de regel aangeduid als problematisch. In de krantartikelen wordt gesproken over de kloof tussen ‘wit’ en ‘zwart’, allochtonen en autochtonen en arm en rijk. Vrijwel ieder persoon die aan het woord komt in de artikelen – ouder, ambtenaar, wetenschapper of andere belanghebbende – praat over segregatie als probleem. De gemeente Amsterdam ziet segregatie ook als problematisch. In antwoorden op vragen van een raadslid van het CDA aan het college van B&W in 2011 komt subiet naar voren dat segregatie als problematisch wordt ervaren, het college van B&W begint het eerste antwoord met: “Langs vier lijnen werken we samen met schoolbesturen en stadsdelen samen aan het bestrijden van segregatie: kwaliteit (meer goede scholen), voorrang op de buurtschool (meer goede, gemengde scholen), zonder achterstanden naar de basisschool (goed aanbod vve) en faciliteiten voor ouders (voorlichting, dienstverlening en ondersteuning)” (College B&W gemeente Amsterdam, 2011). In onderzoek van Broekhuijzen e.a. (2008) in opdracht van de gemeente Amsterdam neemt segregatie wederom een prominente positie in. Eén van de conclusies van het onderzoek is dat 17 scholen te wit zijn en 29

(5)

4 scholen te zwart, ofwel in totaal zijn 46 scholen te sterk gesegregeerd. Dit komt neer op ongeveer 25%. Jaap Dronkers (2011) stelt dat onderwijs nog steeds als één van de beste middelen wordt gezien om ongewenste maatschappelijke ontwikkelingen – waaronder etnische segregatie – tegen te gaan. De keuze voor een bepaalde basisschool van kinderen ligt volledig in de handen van de ouders. Dergelijk jonge kinderen zijn immers niet bekwaam om überhaupt een keuze te maken. Waarom ouders kiezen voor een bepaalde basisschool is belangrijk voor bijvoorbeeld overheid of de scholen, omdat door beleid van de overheid of de basisscholen de keuze beïnvloed zou kunnen worden. Vanaf komend schooljaar, 2015-2016, is het nieuwe stedelijk toelatingsbeleid van toepassing voor basisscholen in Amsterdam (Breed Bestuurlijk Overleg Amsterdam, 2014). Er is op dit moment nog geen onderzoek gedaan naar de beweegredenen van ouders in Amsterdam aangaande het keuzeproces, laat staan naar de beweegredenen van ouders op IJburg. Het stedelijk toelatingsbeleid biedt ouders meer vrijheid in de keuze die zij maken. Vanaf het komend schooljaar zijn de grenzen van stadsdelen niet meer leidend, maar de reële afstand van het woonadres tot de school, is het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ niet meer van toepassing en worden kinderen altijd geplaatst op één van de voorkeursscholen. In beginsel was het doel van een nieuw toelatingsbeleid onder andere het tegengaan van segregatie, maar is hier na onderzoek en een aantal pilots vanaf gezien. Het tegengaan van segregatie wordt nu niet gezien als een doel, maar hoogstens als een neveneffect. Echter, is het niet mogelijk dat het nieuwe beleid segregatie juist in de hand werkt nu de keuzevrijheid van ouders toeneemt? Deze vraag onderstreept het belang van dit onderzoek.

(6)

5

Probleemstelling

Zoals vermeld zijn het de ouders die de keuze maken voor een bepaalde basisschool van hun kind. Uit de literatuur komt naar voren dat een aantal criteria grote invloed heeft op de keuze en dat er verschillende kanalen zijn via waar ouders hun informatie vandaan halen. Daarnaast is er literatuur gebruikt over het menselijk handelen in het algemeen en de aspecten die invloed hebben op het handelen. Het vellen van een oordeel of het maken van een keuze is niet simpelweg het rationeel afwegen van alle plussen en minnen en op basis daarvan een weloverwogen keuze maken. De psychologische aspecten alsook de sociale en culturele invloeden die personen bewegen een keuze te maken dienen te worden meegenomen. De context in geografische zin is ook van belang. De wijk IJburg en de compositie hiervan zijn factoren die de keuze kunnen beïnvloeden. Het vergelijkingsmateriaal, ofwel de scholen die IJburg heeft en dus redelijkerwijs als alternatief zouden kunnen dienen, kan de uiteindelijke keuze ook beïnvloeden. De probleemstelling met bijbehorende deelvragen luiden als volgt:

Welke criteria noemen ouders voor het keuzeproces voor een basisschool op IJburg? - Welke kenmerken van scholen willen ouders weten voordat zij een keuze maken? - Op welke manier trachten ouders deze kenmerken te achterhalen?

- Wat weten de ouders over de scholen op IJburg in termen van criteria? - Hoe denken de ouders over de compositie van de buurt IJburg?

- Hoe ervaren de ouders het wonen op IJburg in relatie tot de scholen? - Hoe beargumenteren en verantwoorden de ouders de keuze die zij maken?

(7)

6

Praktijk van het keuzeproces

Er is al veel onderzoek gedaan naar basis(scholen), de criteria op basis waarvan ouders tot hun keuze komen en de argumentatie van en de verantwoording voor het keuzeproces van de ouders. Deze zaken worden in dit onderzoek het keuzeproces genoemd. Wat is nou de praktijk van het keuzeproces, aan welke criteria hechten ouders waarde en op welke manier wordt er vervolgens tot de keuze gekomen? De keuze voor een bepaalde basisschool vloeit voort uit de het keuzeproces dat ouders doorlopen. In onderzoek van Thieme en Treviño (2011) komt naar voren dat een aantal variabelen voor 61% de schoolkeuze van ouders voor hun kinderen bepaalt. Deze variabelen zijn de afstand tot de school, de kwaliteit van de docenten, de prestaties van de leerlingen op de school en de hoogte van het schoolgeld. Dit zijn de variabelen die verreweg de grootste invloed hebben op het keuzeproces, andere redenen hebben significant minder invloed volgens de onderzoekers. Burgess en Briggs (2010) stellen dat de factor die de schoolkeuze van ouders uit lagere sociale milieus voor het grootste deel bepaalt de afstand tot de school is. De andere factoren die wellicht meespelen hebben een zeer kleine invloed. Wölfel en Heineck (2012) maken in hun onderzoek onderscheid in het keuzeproces van moeders en vaders. Het komt er op neer dat vaders over het algemeen meer risico nemen wat betreft de schoolkeuze. Risico betreft in dit geval de hoogte van het niveau en de onbekendheid van een bepaalde school. Moeders neigen naar een veiligere keuze voor hun kinderen, met andere woorden een school met een gemiddeld lager niveau of een school waar zij op een positieve manier bekend mee zijn op welke manier dan ook. Hiernaast wordt over het algemeen een veiligere keuze gemaakt indien het een dochter betreft dat in het geval dat er een keuze gemaakt wordt voor een zoon, dit is het geval voor beide ouders.

Hastings en Weinstein (2007) stellen dat de transactiekosten die ouders, in het bijzonder ouders met een lager inkomen - en gemiddeld lager opleidingsniveau - moeten maken om informatie te vergaren van grote invloed zijn op de schoolkeuze die zij voor hun kinderen maken. De lager opgeleide ouders met hebben gemiddeld minder cultureel kapitaal en een lager sociaal communicatief vermogen. Daarnaast hebben deze ouders over het algemeen minder informatie tot hun beschikking over het onderwijssysteem, waardoor zij op basis van minder variabelen en tussen minder scholen kunnen kiezen. Voor dit onderzoek is het daarom van belang per geïnterviewde vast te stellen welke informatie over de scholen er kenbaar was en op welke manier zij het hebben verzameld.

Uit onderzoek van Bosetti en Pyryt (2007) blijkt dat 47% van de ouders niet actief de keuze maakt voor een bepaalde basisschool voor hun kinderen, maar simpelweg de school kiest die het dichtste in de buurt is dan wel het gunstigste te bereiken is. De keuze wordt in dit geval niet sec door de afstand

(8)

7 beïnvloed, maar door bijvoorbeeld een goede auto- openbaar vervoer verbinding. In het geval van IJburg wordt er nauwelijks gebruikt gemaakt van vervoermiddelen anders dan de fiets, omdat er in de regel een behoorlijk aantal scholen op fietsafstand is. Daarnaast stellen Bosetti en Pyryt dat de meerderheid van de ouders hun keuze baseert op bezoeken aan scholen, gesprekken met docenten en hun sociale netwerk.

De voorgaande onderzoeken betreffen andere landen dan Nederland. De verschillen in schoolsystemen alsook de culturele verschillen tussen Nederland en de andere landen hebben vanzelfsprekend invloed op het keuzeproces. In Nederland en in het bijzonder Amsterdam genieten ouders zeer veel vrijheid als het gaat om het kiezen voor een school. Allereerst zijn vrijwel alle scholen volledig gefinancierd door de overheid en daarom toegankelijk voor zowel ouders met een hoog- als ouders met een laag inkomensniveau. Daarnaast mogen ouders kiezen voor een school binnen een relatief grote afstand, wat in het geval van IJburg zorgt voor een grote keuzemogelijkheid. Het Amerikaanse systeem verschilt hiervan, ouders hebben daar significant minder keuzes. Onder andere vanwege deze redenen zijn ook onderzoeken aangaande de Nederlandse situatie van belang. Welke karakteristieken vinden ouders in Nederland belangrijk en is er verschil in vergelijking met de internationale bevindingen? Wat is de invloed op het keuzeproces van de grote keuzevrijheid die ouders in Nederland hebben (Denessen et al. (2005)). Daarnaast is het interessant de verschillen tussen allochtonen en autochtonen en lager- en hoger opgeleiden te analyseren. Op IJburg zijn er zoals vermeld grote verschillen in etniciteit en sociaal economische status van de ouders.

Denessen et al. (2005) hebben onderzoek gedaan naar de verschillende kenmerken op basis waarvan ouders tot een basisschoolkeuze komen. Door vragenlijsten van meer dan 11.362 ouders van 573 scholen, ongeveer 8% van het totaal aantal scholen, is data verzameld over de keuze voor een bepaalde basisschool. De ouders is gevraagd om informatie te verschaffen over hun achtergrond in termen van etniciteit, inkomen en religie. Ook is aan de ouders gevraagd om elk van de zeventien redenen om voor een school te kiezen op waarde te schatten met behulp van een 5-punts Likertschaal. Daarnaast is aan de scholen gevraagd informatie te verschaffen over het type onderwijs dat zij aanbieden. Uit de data blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs de belangrijkste reden is voor ouders om voor een school te kiezen. Volgens een groot deel van de ouders is een aantal zaken belangrijk om de kwaliteit van het onderwijs te duiden: de sfeer op een school, het feit dat een school ‘aandacht besteedt aan ieder kind’, de mate van orde en discipline en de vraag of kinderen van de school vooruit komen in de maatschappij. De afstand tot een bepaalde school wordt als vijfde ingeschaald door de respondenten. De compositie van de school, ofwel de sociale achtergrond van de kinderen en de mate van heterogeniteit en identificatie met andere ouders, is voor de meeste ouders daarentegen niet erg belangrijk. Het type onderwijs en de religieuze inslag van de school werden wel geregeld als reden

(9)

8 gegeven door ouders. Hierbij moet worden vermeld dat behoorlijk wat ouders met een islamitische achtergrond deel hebben genomen aan het onderzoek. Opvallend is dat zowel de compositionele- als de religieuze factoren voor het overgrote deel van de ouders als minder belangrijk zijn aangemerkt dan de kwaliteit van het onderwijs. Daarnaast is opvallend dat er geen verschillen waarneembaar zijn tussen ouders met verschillende sociaal economische achtergronden in relatie tot de variabelen op basis waarvan de keuze is gemaakt.

Van Welie et al. (2013) hebben onderzocht wat de relatie is tussen de afstand die kinderen afleggen naar een bepaalde school en de etnische achtergronden en sociaal economische kenmerken van deze kinderen. De onderzoekers concluderen dat kinderen met een Nederlandse achtergrond gemiddeld grotere afstanden afleggen dan kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond. Deels wordt dit verklaard door de grotere afstanden tussen scholen in wijken waar het gemiddelde inkomen hoger ligt. Anderzijds maken autochtone ouders en kinderen vaak bewust de keuze voor een school op basis van etniciteit en sociaal economische samenstelling. De onderzoekers stellen dat de keuze van autochtone ouders en kinderen voor een school waarschijnlijker is indien de kinderen op een school gemiddeld een hoger sociaal economische status hebben en er relatief meer autochtone leerlingen aanwezig zijn. Hiertegenover staat dat allochtone ouders en kinderen relatief vaker voor een school in de buurt kiezen. Hierbij is opvallend dat indien zij toch kiezen voor een school die verder weg is, dat het percentage autochtonen hoger ligt en de gemiddelde sociaal economische status lager.

Van der Zwaard en Reijndorp (2007) hebben onderzoek gedaan naar de omstandigheden van een bepaalde wijk vanuit stads sociologisch perspectief, zij noemen dit het pedagogische klimaat van een wijk. Op basis van een aantal kenmerken wordt een indicatie gegeven op de vraag of ouders hun kind wel in deze wijk willen laten opgroeien of bij voorkeur verhuizen naar een andere wijk. Deze vraag heeft logischerwijs invloed op het keuzeproces, mochten ouders kiezen om te verhuizen, zullen zij zeer waarschijnlijk in de nieuwe wijk een school kiezen. Daarnaast kunnen verschillen in delen van IJburg invloed hebben op de keuze van ouders. Als een school in een deel van IJburg ligt waar volgens de ouders het pedagogische klimaat goed dan wel slecht is, is het mogelijk dat zij bepaalde scholen uitsluiten of juist al een goede optie zien. Van der Zwaard en Reijndorp spreken over een aantal kenmerken van een wijk. Zo is er het avontuur en vertrouwen in een wijk, dit houdt in de veiligheid, kind vriendelijkheid en ontdekkingsruimte die ouders ervaren voor hun kinderen. Deze variabelen worden gemeten aan de hand van het aantal kinderen, jongeren en volwassenen die op straat te zien zijn en de afspiegeling in termen van leeftijd, geslacht en etniciteit. De reputatie van een wijk betekent de perceptie die ouders hebben van de medebewoners van de wijk waarin zij wonen, hebben andere ouders dezelfde normen en waarden, voeden zij hun kinderen min of meer op dezelfde manier op? Tevens belangrijk zijn de voorzieningen in een bepaalde wijk, een deel van IJburg in dit geval. Is dit deel

(10)

9 van IJburg net zo levendig als het andere deel? Wat zeggen ouders over de voorzieningen en over de mate van levendigheid die zij ervaren. Voor dit onderzoek is het belangrijk ouders te vragen naar hun mening over IJburg als wijk, hoe ervaren zij het wonen op IJburg, wat vinden zij positief dan wel negatief aan (het deel van) de wijk waar zij wonen wat voor invloed heeft (het deel van) de wijk op de mening over de scholen.

Er is een behoorlijk aantal kenmerken van een school op basis waarvan ouders de keuze voor een bepaalde basisschool maken. Hoewel het logisch lijkt dat op basis van bepaalde kenmerken wordt gekozen voor een bepaalde school, is het niet waarschijnlijk dat kenmerken als het ware op een weegschaal zijn gelegd en dat er door rationele logische afwegingen tot een bepaalde keuze is gekomen. Om de complexiteit van het keuzeproces beter te kunnen duiden, zijn een aantal theorieën over het menselijk handelen en de morele overtuiging van mensen gebruikt.

Anthony Giddens (1984) bespreekt in zijn structuratietheorie de gelijkwaardige verhouding tussen het handelen van mensen en de structuren waarbinnen zij opereren. Volgens Giddens wordt het individuele handelen van mensen beïnvloedt door de structuur net zo veel als dat de structuur een uitkomst is van het handelen van mensen. Maar waar wordt het menselijk handelen concreet door beïnvloed in termen van de schoolkeuze? Door interactie internaliseren mensen bepaalde normen en waarden en geven zij betekenis aan hun handelen. In termen van de schoolkeuze is het waarschijnlijk dat bepaalde mensen, bijvoorbeeld hoog- en laagopgeleiden, andere ideeën hebben over waar een school aan moet voldoen voordat zij een bepaalde keuze maken. Binnen sociale netwerken zijn andere normen en waarden geïnstitutionaliseerd en de verschillen hebben waarschijnlijk invloed op het proces van schoolkeuze.

Hans Joas (1996) bespreekt in zijn The Creativity of action een theorie over het menselijk handelen. Volgens Joas handelen mensen op een creatieve manier. Met creatief bedoelt hij de antwoorden die mensen door te improviseren, hebben op de situaties waar zij in komen. Het rationeel handelen is volgens hem onlosmakelijk verbonden met de specifieke situatie, de sociale omgeving in de loop der jaren en de relaties met anderen, en de controle over het eigen lichaam. Hij bekritiseert het uitgangspunt dat mensen altijd een doel voor ogen hebben en op een rationele manier dit doel bereiken. Volgens hem is het doel dat mensen voor ogen hebben een middel dat invloed heeft op en gebruikt wordt voor het handelen en dat het handelen niet sec een middel is naar een doel. Wat kan van Giddens’ en Joas’ theorie belangrijk zijn voor de verklaring van het handelen van de respondenten? De uitdaging is om de invloed van de eigen gemaakte meningen, ideeën, normen, waarden en routines op de schoolkeuze te achterhalen en hier uitspraken over te doen.

(11)

10 Voor een meer psychologische benadering over het menselijk handelen en in het bijzonder het maken van keuzes leent de theorie van Jonathan Haidt (2001) zich goed. Haidt spreekt over de irrationaliteit van het moreel beoordelen van situaties. Hij stelt dat het beoordelen van een situatie over het algemeen gebaseerd is op snelle, automatische evaluaties ofwel intuïtie, in plaats van op rationele overwegingen. Deze intuïtieve beslissingen zijn primair een product van sociale en culturele invloeden. Het proces van rationaliseren gebeurt volgens Haidt vooral nadat een bepaald oordeel is geveld, een proces waarbij mensen op zoek gaan naar legitieme redenen voor de beslissing die zij daarvoor al hebben gemaakt.

Een grote verscheidenheid aan kenmerken heeft invloed op de keuze voor een basisschool. Uit de literatuur blijkt dat ouders op basis van karakteristieken van een school een keuze maken. Althans, dat lijkt het geval te zijn indien we de literatuur specifiek over een schoolkeuze analyseren. In de topic lijst in bijlage 1 zijn er de karakteristieken van de ouders en de school uiteengezet waarover informatie is vergaard in de interviews. In deze bronnen wordt echter vrijwel niet gesproken over de invloed die de omgeving, situatie of de irrationaliteit van menselijk handelen in het algemeen hebben. Met uitzondering van Bosetti en Pyryt (2007), daar zij spreken over de informatievergaring die geschiedt via het sociale netwerk van de ouders. Volgens Giddens en Joas kan handelen niet als rationeel en op zichzelf staand worden begrepen, maar volgens Haidt trachten mensen het handelen wel te rationaliseren, ware het niet dat dit achteraf pas gebeurd. In de analyse is gelet op signalen, expliciet dan wel impliciet, die erop duiden dat het keuzeproces op een manier beïnvloed is of dat ouders pretenderen dat de keuze op een georganiseerde rationele manier is verlopen.

(12)

11

Methode

De populatie die voortkomt uit de onderzoeksvraag is ouders met (basis)schoolgaande kinderen woonachtig op IJburg. Er is geprobeerd om via de scholen in contact te komen met ouders. In eerste instantie zijn er e-mails gestuurd naar de ouder- en medezeggenschapsraden van de scholen. Helaas bleek de hoop om respondenten te werven via de scholen ongegrond. Scholen wilden niet meewerken of de agenda liet het niet toe om ouders te contacteren. De beslissing is toen genomen om de selectie van de respondenten te laten geschieden via werving op de scholen. Tijdens de werving van ouders is getracht rekening te houden met een zo groot mogelijke diversiteit in termen van opleidings- en inkomensniveau. Een dergelijk streven is echter in grote mate subjectief te noemen. Door inschattingen op basis van voorkomen is geprobeerd een inschatting te maken van de karakteristieken van de ouders. Na een kort gesprek met de potentiële respondent is een keuze gemaakt om al dan niet over te gaan tot interviewen. Het komt er simpelweg op neer dat het al dan niet benaderen van een respondent is gebaseerd op een vluchtige subjectieve inschatting. Ondanks deze valkuilen, is er een redelijk gelijke afspiegeling gerealiseerd, waarbij moet worden vermeld dat het aantal hoger opgeleiden iets hoger ligt dan het aantal lager opgeleiden.

Anno 2015 zijn er negen basisscholen op IJburg: twee scholen die de Daltonmethode volgen, drie ontwikkelingsgerichte scholen, één school op basis van de Montessorimethode, één school waar het principe ‘natuurlijk leren’ wordt genoemd en twee openbare scholen met een conventioneel onderwijssysteem. De ontwikkelingsgerichte scholen verschillen in beginsel niet veel van de openbare scholen of het conventionele onderwijssysteem. Het ‘natuurlijk leren’ principe komt in grote lijnen overeen met de Montessorimethode, maar wordt er nog meer vanuit de behoefte en wensen die vanuit het kind komen gewerkt. In dit onderzoek zijn ouders geïnterviewd van vijf verschillende scholen met elk een eigen profiel. Er zijn vijftien ouders geïnterviewd voor dit onderzoek. Na verloop van tijd is gebleken dat er verzadiging optrad. Er is in de literatuur over methodes in de sociale wetenschappen voor het analyseren van interviews weliswaar niet een eenduidige definitie van verzadiging. Wel blijkt in andere onderzoeken geregeld dat er is gestopt met het interviewen van nieuwe respondenten wanneer er geen nieuwe thema’s of begrippen naar voren zijn gekomen (Francis, 2010, p. 1231-1232). In het geval van dit onderzoek hebben de laatste drie interviews geen significante nieuwe thema’s en inzichten aan het licht gebracht en daarom is ervoor gekozen om niet meer ouders te interviewen.

(13)

12 De duur van de interviews varieert van twintig minuten tot een uur. De gemiddelde duur van een interview is tussen de 35 en 40 minuten. Er is gebleken dat ouders in relatief korte tijd het keuzeproces adequaat konden reproduceren. In de regel konden ouders een aantal voor hen belangrijke kenmerken opnoemen, welke bronnen zij geraadpleegd en welke acties zijn ondernomen. Daarnaast zijn ouders over het algemeen vrij duidelijk, al dan niet expliciet, over de mate van invloed die bepaalde variabelen of handelingen hebben gehad. Dat ouders het keuzeproces redelijk gedetailleerd kunnen reproduceren zegt wellicht iets over de betrokkenheid en verantwoordelijkheid die zij ervaren voor de keuze van een basisschool voor hun kind. Het zegt wellicht ook iets over het belang dat zij hechten aan een goede argumentatie aangaande het kiezen van een school, hetzij voor henzelf, hetzij voor anderen. Vanzelfsprekend geldt voor de respondenten dat volledige anonimiteit gegarandeerd is. Er is gevraagd in hoeverre gegevens van respondenten openbaar gemaakt mochten worden. Aan respondenten is duidelijk gemaakt dat karakteristieken als etniciteit, opleidingsniveau en sociaaleconomische positie belangrijk zijn voor de analyse en dat deze gegevens, al dan niet volledig, gepubliceerd zijn in het onderzoek. Een aantal respondenten heeft gevraagd om het onderzoek opgestuurd te krijgen en hier is dan ook gehoor aan gegeven.

(14)

13

Techniek van interviewen

De informatie over het keuzeproces van ouders is vergaard uit de interviews. De interviews zijn niet gestructureerd verlopen. Er is op basis van de literatuur een topic lijst opgesteld, deze is toegevoegd in de bijlage. Of er expliciet gevraagd is naar een bepaalde variabele is afhankelijk van de aard ervan. Naar de karakteristieken van de ouders, het kind en het gezin is expliciet gevraagd, tenzij de respondent er zonder er naar te vragen over vertelde. Wat betreft de andere variabelen is er getracht om respondenten zoveel mogelijk zelf aan het woord te laten, zodat zij niet in een bepaalde richting zijn gestuurd. Indien de geïnterviewde stopte met praten en duidelijk werd dat diegene aan het wachten was op een vraag van de interviewer, is geprobeerd om de respondent verder te laten praten door een slok van de koffie te nemen of door bevestigend te knikken. In de interviews heeft de interviewer op geen moment de meningen van ouders veroordeeld, om hen zo de ruimte te bieden zonder schroom te vertellen hoe zij over bepaalde zaken denken. Een vaak terugkomend thema is de diversiteit op IJburg en haar scholen, een politiek en maatschappelijk gevoelig onderwerp. Indien de respondenten het vermoeden zouden krijgen dat de interviewer bepaalde standpunten afkeurt, zouden zij zich waarschijnlijk niet meer vrij voelen de daadwerkelijke mening te ventileren en overschakelen op sociaal wenselijke antwoorden. De waarde van sociaal wenselijke antwoorden is logischerwijs nihil, deze geven simpelweg niet weer wat ouders denken. Er is getracht de beweringen van ouders te ontleden en, zonder het te benoemen, te achterhalen in hoeverre de beweringen op waarheid berusten. Zo zegt een ouder:

“Ja die hadden het profiel sport, dus dat vond ik wel heel leuk, want mijn zoon is daar helemaal gek van”

Uiteindelijk blijkt dat zij niet hebben gekozen voor die school, maar voor een andere school. Wanneer de interviewer vraagt wat het profiel is van de school waar zij voor hebben gekozen en wat er dan juist zo leuk is aan dat thema, antwoordt de ouder:

“die hebben als thema kunst en cultuur, dat was niet zo van oh wat leuk, eigenlijk vind ik ook dat het geen fluit voorstelt”

Deze ouder hecht zogenaamd veel waarde aan een bepaald profiel, maar in feite heeft het profiel op geen enkele manier invloed op de keuze. Door tijdig bewust te zijn van tegenstrijdigheden en vervolgens door te vragen, is getracht om de redenen van ouders die zij niet expliciet noemen te achterhalen.

(15)

14

Analyse

Voor de analyse van het keuzeproces is primair gekeken naar de invloed van de verschillende kenmerken van scholen. In de topic lijst (bijlage 1) staan de verschillende kenmerken en er is getracht een onderscheid te maken in de mate van invloed die bepaalde karakteristieken van scholen, het sociale netwerk, de gezinssituatie en de wijze waarop ouders informatie hebben vergaard, hebben gehad op het keuzeproces. Vervolgens zijn de verschillende theorieën over human agency gebruikt om het handelen van ouders in het keuzeproces te analyseren. Er is gekeken welke factoren invloed hebben op het keuzeproces van ouders en wat de beweegredenen zijn voor het handelen van ouders.

Afstand

Uit de literatuur blijkt dat de afstand tot een school een belangrijk kenmerk is op basis waarvan ouders de keuze maken. Uit dit onderzoek blijkt dat een gunstige geografische ligging door veel ouders als een voorwaarde wordt gezien. Indien een school te ver uit de buurt is, wordt deze vrijwel altijd simpelweg niet overwogen. Hier zijn uiteenlopende redenen voor. Het halen en brengen van de kinderen bijvoorbeeld, dat moet zo snel en gemakkelijk mogelijk gebeuren. Ouders spreken geregeld over scholen die ze niet hebben overwogen, vanwege het feit dat deze aan de andere kant van IJburg ligt. Hoewel ‘de andere kant van’ IJburg niet meer dan drie kilometer hemelsbreed is, wordt er over gesproken als een onoverbrugbare afstand. In de dagelijkse hectiek van de ochtend en het op tijd komen op school en werk, willen veel ouders het zich niet onnodig moeilijk maken. Een grote rol hierbij speelt ook dat er op IJburg een groot aantal andere scholen voorhanden is. Een ouder zegt bijvoorbeeld:

“De keuze voor de school was eigenlijk vrij snel gemaakt, want de school zit hier 50 meter van ons huis in dezelfde straat, dat was de meest voor de hand liggende keuze. We hebben eigenlijk niet heel veel andere scholen overwogen dus zo zijn we hier terecht gekomen”

Deze ouder zegt wel dat zij “niet heel veel andere scholen heeft overwogen”. Dit duidt erop dat er wel andere scholen zijn overwogen die voldoende dichtbij waren. De afstand bepaalt in dit geval niet volledig de keuze, maar het weegt zwaar. Later bleek dat bij bezoek van de scholen er geen bezwaren naar voren zijn gekomen en in dit geval wordt dan de dichtstbijzijnde school gekozen. Een aantal respondenten wijst op de zelfredzaamheid van de kinderen wat betreft het vervoer naar de school. In de dagelijkse hectiek van de ochtend vinden ouders het fijn als de kinderen op den duur zelf naar school kunnen. Dit lijkt primair ingegeven door de motivatie om zelf minder tijd en energie te hoeven steken in het proces van het naar school brengen en het ophalen van de kinderen. Een aantal ouders spreekt over het sociale belang van een school in de buurt. Zij kijken niet zo zeer naar de voordelen die

(16)

15 het voor henzelf oplevert, maar naar de mogelijkheid van sociaal contact voor hun kinderen in de buurt. Een ouder roept de eigen jeugd in herinnering:

“Ik ben zelf in het centrum opgegroeid en ging in de rivierenbuurt naar een school die tot vier uur doorging, dan was afspreken met vriendjes altijd heel lastig, pas toen ik in de buurt op school ging, kon ik zelf naar school lopen en afspreken na school, dat was heel prettig”

Hoewel deze ouder het sociale aspect benadrukt, spreek hij ook over zelf naar school lopen. Het lijkt erop dat deze twee factoren samen leiden tot een voorkeur voor een kleine afstand. Het komt erop neer dat afstand voor het overgrote deel van de ouders een grote rol speelt en dat zij daar verschillende redenen voor hebben. In de regel worden scholen pas beschouwd als een optie indien deze redelijk dichtbij zijn.

Kenmerken

Hoewel afstand voor het gros van de ouders een rol speelt, is er een aantal kenmerken van een school waar ouders informatie over wensen te hebben voordat zij een keuze maken. Zoals in de topic lijst (bijlage 1) te zien valt, is een aantal kenmerken op basis van de literatuur al dan niet teruggekomen in de interviews.

Zo komt bij veel ouders naar voren dat de directeur van een school invloed heeft. Een ouder spreekt in eerste instantie over de negatieve invloed van de directeur en hoe vervolgens de komst van een nieuwe directeur hen over de streep heeft getrokken om toch te wisselen naar die school:

“We hadden een gesprek op de school die het dichtste in de buurt was, maar die directeur deed zo wazig, toen dachten we dan maar niet deze school … toen was een nieuwe directeur waar hele goede verhalen over rondgingen, dat ze andere scholen ook al goed op de kaart had gezet, en er kwam een plekje vrij, toen dachten we ja dan gaan we toch maar hier naar school”

“Er kwam een plekje vrij”. Op het moment dat de mogelijkheid zich wederom aandiende om de keuze te maken voor de dichtstbijzijnde school, heeft deze ouder de keuze gemaakt. De directeur heeft in deze de keuze voor de school verhinderd, voor deze ouder weegt de directeur zwaar. Een andere ouder spreekt anderzijds positief over de ontmoeting met de eerste directeur, maar negatief over de nieuwe directeur. Op basis van de kwaliteiten van deze nieuwe directeur is serieus overwogen om van school te wisselen, een ingrijpende beslissing zoals de respondent vertelt:

“Die directeur was erg ervaren, zit al lang in het vak en hield gewoon een goed praatje, daarnaast kon hij goed op inhoudelijke vragen ingaan … En ja die nieuwe directeur, het wisselen van school doe je niet

(17)

16

zomaar, dat je kind in een klas zit en daar vriendjes heeft weegt heel zwaar, mijn vrouw is hier weliswaar stelliger in, we hebben overwogen om van school te wisselen”

Thieme en Treviño (2011) spreken over het belang van de prestaties van de leerlingen. In Nederland worden de prestaties van leerlingen en basisscholen gemeten op basis van rapporten van de onderwijsinspectie en aan de hand van de cito scores. Deze resultaten zijn op te zoeken op internet of krijgen ouders deze middels een brochure door de brievenbus. Het blijkt dat behoorlijk wat ouders de prestaties van scholen bekijken en dat deze scores dus invloed hebben op de uiteindelijke keuze. Een ouder doet daarentegen vrij luchtig over de prestaties:

“Ik heb ook nog wel op schoolresultaten gezocht, op internet. Daar is één of andere site voor, waar je dat kunt zien en geloof ik van de schoolinspectie, het zijn natuurlijk allemaal nieuwe scholen, het is best lastig om er een conclusie uit te trekken.”

Met de woorden ‘één of andere’ en ‘geloof ik’ wekt de ouder de indruk dat de resultaten voor haar niet belangrijk zijn geweest of dat zij de reden niet acceptabel vindt om een keuze op te baseren en het daarom wegwuift. Immers: waarom heeft ze anders de resultaten bekeken? In het geval van resultaten is een goede cito score niet gelijk een reden om voor een school te kiezen, maar schrikt een slechte cito score ouders wel vaak af. Veel respondenten zijn huiverig als de resultaten tegenvallen, maar kiezen niet sec op basis van de cijfers die voorgaande jaren zijn behaald. Een ouder zegt:

“Op deze school wordt erg goed gescoord wat betreft de cito resultaten, mijn vrouw heeft dat volgens mij allemaal opgezocht, maar nogmaals, dat zijn bijkomende zaken, niet primair”

Thieme en Treviño (2011) concluderen ook dat de kwaliteit van de docenten de schoolkeuze bepaalt. Bosetti en Pyryt (2007) stellen dat ouders hun keuze deels baseren op basis van gesprekken met docenten. Evenals voor de prestaties van leerlingen is voor deze argumenten weinig bewijs naar voren gekomen. Vrijwel geen enkele ouder noemt één van deze kenmerken. Een enkele ouder hecht juist wel veel waarde aan de impressie over de docenten:

“We hebben meerdere scholen op IJburg bezocht en deze school maakte de beste indruk, de toewijding die het personeel had voor de kinderen was duidelijk groter en we werden beter te woord gestaan … het is denk ik vooral de energie van een net beginnende school en mensen die er gewoon zin in hebben om er wat moois van te maken waar we voor zijn gevallen”

De algemene tendens is echter dat de kwaliteit van de docenten niet achterhaald kan worden voordat een kind daadwerkelijk een periode op de school heeft doorgebracht. De meeste ouders erkennen wel het belang van de leerkrachten, maar brengen de kwaliteit van docenten simpelweg niet ter sprake

(18)

17 wanneer hun wordt gevraagd op basis waarvan zij voor een school kiezen. Een ouder brengt eerdere ervaringen ter sprake:

“Mijn kinderen hebben pech gehad met leraren die uitvielen wegens ziekte of verhuizing en daar heeft de kwaliteit echt onder geleden, maar staat zo’n school daar dan echt om bekend? Het gaat meer om de continuïteit op een school. Dit keer is ook weer een gok, het is ook gewoon een kwestie van geluk denk ik”

Een andere ouder voegt hier nog aan toe:

“Je komt niet zo ver dat je de kwaliteit van een docent kan achterhalen, dat merk je pas na de feedback na verloop van tijd”

Voor de beweringen van Thieme en Treviño en Bosetti en Pyryt zijn zoals gezegd in dit onderzoek geen enkele ondersteunende beweringen naar voren gekomen. Deze onderzoeken hebben betrekking op respectievelijk Chili en de provincie Alberta in Canada. Wellicht dat de schoolsystemen en culturele verschillen zorgen dat ouders in grotere mate de mogelijkheid hebben of er waarde aan hechten om de kwaliteit van docenten te achterhalen.

De negen verschillende scholen en de onderwijsvormen zijn reeds toegelicht. Zoals blijkt uit onderzoek van Denessen dat ouders op IJburg wel degelijk rekening houden met het type onderwijs. Uit de resultaten is gebleken dat ouders van kinderen op basisscholen met conventioneel onderwijs geregeld bewust hiervoor kiezen. Een ouder rept over de structuur van de school:

“We hebben gekeken naar welke lesstructuur het beste past bij onze kinderen. Dat is een best wel gestructureerde school geworden met wat minder vrijheid”

Een andere ouder is pertinent tegen de afwijkende onderwijsvormen:

“Ik wist zeker dat ik mijn kinderen niet op een dalton, vrije school of montessori of zoiets wilde, omdat ik niet geloof in dat soort systemen … het is ook relatief, volgens mij hangt het vooral van de leerkracht af”

Een andere ouder betreurt het daarentegen dat op het moment dat de keuze gemaakt moest worden, de afwijkende onderwijsvorm nog niet in zijn buurt te vinden was:

“Ze hebben wel een hele moderne manier van lesgeven, met al die stamgroepen door elkaar heen en het individu van het kind dat meer aandacht krijgt en wat hij wel en juist niet kan. Dat zouden we serieus overwegen als die mogelijkheid er toen was”

(19)

18 Een ander gezin heeft voor een school gekozen vanwege de manier van leren, ondanks dat zij vrij ver van de school wonen en er een vergelijkbare school in de buurt zit:

“Een andere school zit heel dicht bij ons huis, dit is voor ons best wel ver, aan de andere kant het is maar tien minuten, maar je merkt toch wel dat iedereen die bij ons woont in de buurt op school zit en daarnaast heb je de mensen die er bewust voor kiezen zoals wij”

De verschillende onderwijsvormen zijn af en toe een reden om voor een school te kiezen, maar ook vaak een reden om niet voor een school te kiezen. Het blijkt dat eigen ervaringen met andere onderwijsvormen een grote invloed hebben op de keuze van ouders. De vraag of een onderwijsvorm eventueel zou passen bij het kind wordt zelden tot nooit gesteld. Hierbij kan de vraag wel worden gesteld in hoeverre de behoefte van een zeer jong kind aan een bepaalde onderwijsvorm kan worden vastgesteld. De onderliggende thema’s die op de scholen een vermeende rol spelen, hebben weinig tot geen invloed.

Wat ook zo nu en dan terugkomt, is dat ouders waarde hechten aan het gebouw van de school. Vaak spreken zij hierover onder de noemer ‘sfeer’. Onder deze noemer spreken ouders over tal van zaken, later hierover meer. Een ouder vertelt:

“de locatie is belangrijk en dan bedoel ik ook het gebouw, dat neem je ook mee. Hoe ziet het eruit, wat is de sfeer. Deze locatie heeft een park als buitenspeelplek dus een heel groot schoolplein, dat is natuurlijk leuk”.

Een respondent heeft tussendoor van school gewisseld en roept in herinnering:

“Ik vind het een prettig idee als de kinderen gewoon in één gebouw zitten en daar was alles beter geregeld, dat was bij de dependance niet zo. Ik vond het gebouw niet leuk daar, mijn dochter is toen teruggeplaatst naar het normale gebouw en daar was ik wel blij mee”.

Hoewel het gebouw van ondergeschikt belang is, laten redelijk wat ouders dit de revue passeren. Dit lijkt een kwestie van emotie, het gevoel dat erbij wordt ervaren. Welke voorspellende waarde heeft het gebouw immers voor het welzijn en de prestaties van een kind op school. Opvallend is dat ouders niet kunnen specificeren wat er dan zoal positief dan wel negatief aan een gebouw is. Zo zegt een ouder:

“Ja, het was gewoon, ja, heel naar, toen we daar naar binnen liepen. Alles zo op elkaar en klein … het rook er ook helemaal niet lekker”

(20)

19 Het kenmerk afstand wordt door vrijwel iedere ouder genoemd. Indien een school niet dichtbij genoeg is, wordt deze school zelden als optie overwogen. Deze keuze van een school binnen een bepaalde straal is afhankelijk van een grote verscheidenheid aan kenmerken. Zo is de directeur en de visie van deze persoon belangrijk voor ouders. Een goede directeur heeft invloed op de keuze, maar een directeur die de ouders ervaren als negatief heeft een zeer sterke invloed. De schoolresultaten, van het Parool of de schoolinspectie, worden regelmatig erop nageslagen. Het bijzondere van de scholen op IJburg is dat de diversiteit in profiel en lesstructuur groot is. Veel ouders houden rekening met de profielen Dalton, Montessori, natuurlijk leren of conventioneel. Ouders kiezen bewust voor een bepaalde onderwijsvorm of bepaalde onderwijsvormen zijn juist de reden dat ouders bewust niet voor school kiezen. De verschillende thema’s die alle scholen op IJburg hebben en de verschillende religieuze inslagen worden zelden tot nooit genoemd.

Geraadpleegde bronnen

Bosetti en Pyryt (2007) stellen dat de meerderheid van de ouders hun keuze baseert op het bezoeken van scholen en het sociale netwerk, naast de gesprekken met docenten. De overgrote meerderheid van de ouders bezoekt minimaal twee scholen voordat zij de keuze maken. Ouders praten over het bezoeken van scholen als een vanzelfsprekendheid:

“Ja, we zijn gewoon naar al die scholen gegaan dan kijk je naar de indruk die zo’n school maakt als je naar die open dagen gaat met het kind”

Een andere ouder antwoordt op de vraag hoe dat keuzeproces ging:

“Nou, we hebben een aantal scholen bezocht op zo’n informatiedag weet je wel en dan praat je met mensen”

Naast het bezoeken van scholen kan het sociale netwerk van de respondenten belangrijk zijn in het proces. Soms speelt het sociale netwerk geen rol, simpelweg vanwege het feit dat de ouders nog geen sociaal netwerk op IJburg hadden toentertijd. Op de vraag wat de invloed van het sociale netwerk op de keuze was, zegt een ouder stellig dat er geen invloed was, omdat er vrijwel geen mogelijkheid was een sociaal netwerk op te bouwen. Een andere ouder herinnert zich de beginperiode van IJburg:

“Nee, het sociale netwerk heeft geen invloed gehad, ik kende niemand op die school. Toen wij het huis kochten was de school nog in aanbouw, het was één grote bouwput”

(21)

20 Voor de meeste ouders is het sociale netwerk echter een belangrijke factor in het bepalen welke scholen überhaupt worden bezocht en waar uiteindelijk de keuze op valt. Er zijn ook ouders die hun keuze impulsief maken op basis van het sociale netwerk en zelfs niet één school bezoeken. Op de vraag hoe de keuze tot stand is gekomen, antwoordt deze ouder:

“Toen wij het huis kochten zei de buurman, die we één keer ontmoet hadden op een informatieavond, dat hij zijn kinderen op de school verderop zou doen. Toen zei ik tegen mijn man dat die buurman wel goed over kwam en zo gezegd zo gedaan, de volgende dag hebben we een email gestuurd en toen waren we ingeloot, af en toe moet je wat vertrouwen in andere mensen hebben”.

Een ouder die wisselde van school deed dat op basis van de verhalen over de directeur in het netwerk:

“Er kwam een nieuwe directeur waar hele goede verhalen over rondgingen … volgens mij had mijn kapster een klant en die kende de directeur heel goed, en dat ging over dat de directeur andere scholen goed op de kaart had gezet”

Een andere ouder erkent dat het belang van het sociale netwerk:

“Ja, ik denk toch dat mijn belangrijkste informatiebron is ‘van horen zeggen’, ik ken dan mensen een beetje, zo zijdelings, die op dezelfde school zitten en dan zeggen dat het een goede school is”. Later in

het gesprek vermeldt zij nog, dit keer niet bewust, dat ze nog heeft geïnformeerd naar de directeur en dat die ‘goed bekend stond’

Een andere ouder moet binnenkort weer de keuze maken, maar dan in een nieuwe buurt. Zij hecht veel waarde aan het netwerk en gaat actief op zoek naar een netwerk:

“Ik denk dat ik ook mensen zal proberen te gaan leren kennen die hun kinderen op die scholen hebben, posten op het schoolplein. Ik denk dat dit toch wel de enige manier is of is er eigenlijk? Ja, je kan ook vast het één en ander aanvragen, dat heb ik nog nooit gedaan”

Het netwerk speelt een grote rol in het keuzeproces van ouders. In dit geval speelt mee dat relatief veel personen in het netwerk van ouders op IJburg schoolgaande kinderen hebben en daarom recent voor dezelfde keuze hebben gestaan. Tevens vertrouwen ouders de personen in het sociale netwerk en hebben zij affiniteit met hen. Zoals later zal blijken speelt het vinden van een school met ‘gelijkgestemden’ een belangrijke rol in het keuzeproces, al dan niet expliciet vermeld in de interviews.

(22)

21

Sociale positie en rol ouders in relatie tot de keuze

Volgens Burgess en Briggs (2010) maakt het voor laagopgeleiden vooral uit wat de afstand is tot een bepaalde school en volgens Hastings en Weinstein (2007) zijn de transactiekosten die ouders moeten maken, in het bijzonder laagopgeleiden, van grote invloed op de schoolkeuze. Daarnaast constateren van Welie et al. (2013) dat hoger opgeleiden met een hogere sociale positie vaak bereid zijn een grotere afstand af te leggen dan lager opgeleiden met een lagere sociale positie. Op IJburg is er één school die bijna geheel uit allochtonen bestaat, dat komt naar voren uit de interviews en de observaties van de schoolplein. De andere scholen zijn ook homogeen - overwegend hoger opgeleide allochtonen - of heterogeen, hoewel deze schaarser zijn. De niet nader te noemen zwarte school ligt ‘toevallig’ in een wijk met relatief veel sociale huurwoningen en mijn inschatting is dat er relatief veel laagopgeleiden op deze school zitten. Een respondent zegt:

“Het verbaast mij dat ouders met donkere kinderen niet besluiten om hun kinderen dan niet naar een andere school te doen, want zij kunnen ook kiezen voor alle andere scholen”.

Hoewel vrijwel iedere respondent afstand als een belangrijke variabele noemt, is onderscheid duidelijk waarneembaar in de afstand die hoger- dan wel laagopgeleiden bereid zijn af te leggen indien er geen school in de buurt is die geschikt ‘genoeg’ is of er een bepaalde school is waar bewust voor wordt gekozen. Lager opgeleiden bezoeken gemiddeld genomen minder scholen dan hoger opgeleiden, voor lager opgeleiden worden scholen buiten een bepaalde straal in mindere mate als optie overwogen. Burgess en Briggs (2010) constateren dit ook, ware het niet dat het ook zou kunnen dat lager opgeleiden simpelweg geen kennis hebben over alle mogelijke scholen, wat overeenkomt met de transactiekosten die laagopgeleide ouders moeten maken volgens Hastings en Weinstein (2007). Uit de interviews komt naar voren dat hoger opgeleiden vaker meer tijd en energie steken in het keuzeproces en bereid zijn een grotere afstand af te leggen. Deze bevindingen komen overeen met de bevindingen van van Welie et al. (2013). Een hoger opgeleide ouder woont op steigereiland en maakt de keuze voor een school helemaal aan de andere kant van IJburg. Deze ouder is goed geïnformeerd over de scholen en weet dat er ongeveer tien scholen zijn op IJburg en dat er vanwege het profiel van de school twee scholen in aanmerking komen. Frappant is dat één van die scholen bij hun in de buurt is en de andere aan de andere kant van IJburg. Ondanks de relatief kleine verschillen tussen de scholen, kiest zij toch voor de school die op grote afstand ligt.

“Nee, we hebben andere scholen niet eens bekeken, we hadden eigenlijk heel snel dat we het ook wel spannend vonden, een school in ontwikkeling, ik werd zelf ook niet gelukkig van dat ouderwetse schoolse, dus misschien is dit wel een leuk alternatief”

(23)

22 Het verschil in de rol die ouders bekleden in termen van de keuze vaak hetzelfde. Bij het gros van de respondenten kwam naar voren dat de vrouw vaak het onderzoekende werk uitvoert. De vrouw zoekt vaker op internet naar de kenmerken van de school. Bezoeken en raadpleging van het sociale netwerk gebeurt in de regel samen waarna ook echt ‘samen’ de beslissing wordt genomen. Helaas kan niet worden vastgesteld of dat ook het geval is geweest, daar in dit onderzoek niet is getracht de dominante factor in de relatie te achterhalen. Voor de beweringen van Wölfel en Heineck zijn geen bewijzen gevonden.

Pedagogisch klimaat, sfeer en diversiteit

Het onderzoek van van der Zwaard en Reijndorp (2007) heeft de verschillende omstandigheden van een wijk te omschrijven, dit vatten zij samen als het pedagogische klimaat van een wijk. Ouders spreken geregeld over ‘de sfeer’ van een school en de invloed die de inschatting van deze sfeer heeft gehad op de schoolkeuze. Wat ouders onder sfeer verstaan is niet eenduidig, hoewel er vaak wordt gesproken over ‘het type ouders’ dat hun kinderen op die school heeft. Van der Zwaard en Reijndorp noemen onder reputatie van de wijk dat het voor de kwaliteit van het pedagogisch klimaat voor ouders belangrijk is dat zijn erop vertrouwen dat de ouders in de wijk hun kinderen met dezelfde normen en waarden opvoeden als dat zij dat doen. IJburg wordt weliswaar gezien als één wijk, uit de interviews blijkt dat ouders regelmatig van mening zijn dat er grote verschillen zitten tussen bepaalde delen van IJburg. Menig keer wordt gesproken over het verschil tussen onder en boven de IJburglaan, de grootste straat die dwars door IJburg loopt. Zo noemt een respondent het verschil in opleidingsniveau. Hij spreekt over de zijn sociale omgeving en het feit dat deze mensen in de regel allemaal hoger opgeleiden zijn en werken in middelbaar en hogere functies. Daarna voegt hij toe dat dit waarschijnlijk komt, omdat hij ten zuiden van de IJburglaan woont en dat de huurhuizen aan de andere kant staan. Hij besluit met de stelling dat de IJburglaan als het ware een scheiding vormt tussen twee wijken. Deze ouder vertelt later:

“Als je een school bezoekt, is de sfeer natuurlijk heel duidelijk, die kun je niet verstoppen. Hoe gaan mensen met elkaar om, hoe ziet zo’n school eruit van binnen, hoe is de sfeer. Het is eigenlijk een hele intuïtieve indruk je opdoet, voel je je thuis op zo’n school ja of nee”

Later in het gesprek komt de ouder in kwestie te spreken over de kinderen op de school waar zij op zitten en kinderen op enkele andere scholen:

(24)

23

“Als je een school zoekt, wil je gewoon een goede omgeving waar goede resultaten worden gehaald. Volgens mij versterkt het elkaar wel, als er kinderen op zitten die goed kunnen leren ja dan zijn die meestal makkelijker in de klas dan als je een stuk of twintig nationaliteiten in de klas hebt. Ik denk dat de leraren het ook niet leuk vinden om met dat soort kinderen om te gaan”

Het is opvallend dat deze respondent eerst de scheiding bespreekt, dan het verschil in sfeer en daarna goed kunnen leren als tegenovergestelde ziet van veel verschillende nationaliteiten. Deze ouder woont ten zuiden van de IJburglaan en kiest er bewust voor de kinderen de kinderen daar op school te doen, omdat de ouders dezelfde ‘soort’ zijn.

Op de vraag op basis waarvan een andere respondent de keuze heeft gemaakt is het antwoord dat zij heel erg op het gevoel let dat ze bij een school heeft. Ze beschrijft dat de ‘sfeer’ belangrijk is en dat ze probeert te achterhalen of er op de betreffende school wordt gepest. Wanneer zij wordt gevraagd naar wat dit gevoel dan precies inhoudt, komen er achterliggende redenen naar voren. Ze zegt:

“Ja, dan kijk je naar de ouders, welk type ouders er hun kind op school doet ... dus ik vind het type onderwijs toch een beetje ondergeschikt aan de sfeer en ja aangezien het toch anoniem is, zal ik het je maar gewoon vertellen: ik zou nooit voor zo’n school als hier in de buurt kiezen, want ik vind dit echt een hele heftige school”

De school waar de respondent op doelt, is een overwegend ‘zwarte’ school. Tijdens het gesprek heeft de respondent het volume van haar stem tot een minimum laten zakken, ze fluistert als het ware. Deze respondent woont vlakbij deze school en maakt de keuze bewust om niet naar die school te gaan. Zij is van mening dat het pedagogische klimaat in haar deel van IJburg niet naar wens is en kiest ervoor haar kinderen op een ander deel van IJburg naar school te doen.

Enkele ouders spreken hun mening over de diversiteitskwestie daarentegen wel direct uit, de volgende respondent stelt al binnen een minuut:

“Toen zijn we daar gaan kijken en de directeur sprak ons aan, maar het was een uitgesproken zwarte school en ja je hebt toch met je kinderen te maken. In andere dingen kan je best iets proberen om te testen, maar met je kinderen wil je dat toch niet”

Op de vraag wat verder beviel aan de school naar keuze komt ook het gevoel weer langs:

“het is een soort gevoelskwestie, je hebt toch het idee dat je kinderen veilig zijn, of ja veilig, op hun plek. En ze hadden een soort toneel, ja elke school heeft dan zo’n thema”.

(25)

24 Hoewel de ouder in kwestie zich eerst in niet mis te verstane woorden heeft uitgesproken tegen zwarte scholen, lijkt het erop dat hij ernaar neigt om de keuze te verantwoorden met argumenten die wellicht niet belangrijk zijn geweest in het keuzeproces, maar meer geaccepteerd. Later in het gesprek zou blijken dat alles aan de school goed was, behalve dat deze te ‘zwart’ zou zijn. Een andere ouder vertelt dat haar sociale netwerk geen invloed heeft gehad op de keuze, omdat zij in die tijd nog geen netwerk op IJburg had. Hier voegt ze onder directe aanleiding aan toe dat een zwarte school sowieso geen optie zou zijn geweest, omdat kinderen op dergelijke scholen zeker weten achteruit zullen gaan. Er zijn ook ouders die niet bij een dergelijke school in de buurt wonen, maar op een gegeven moment in het gesprek wel laten blijken dat ze er nooit voor zouden kiezen indien zo’n school wel in de buurt zou zijn geweest. Een ouder spreekt over de opvoeding:

“Nou ja, ik vind over het algemeen dat relatief meer bij Antilliaanse, Surinaamse of Marokkaanse kinderen, dat daar toch meer niet opgevoede kinderen tussen zitten. Ja, dat vind ik helemaal niks, als mijn kinderen daar dan niet tussen hoeven te zitten, dan graag niet”

Het blijkt dat veel ouders een school zoeken in een deel van een wijk waar zij zich thuis voelen. Thuis voelen heeft in veel gevallen betrekking op de ‘sfeer’. Veel ouders komen pas na doorvragen tot de kern van wat nou precies die sfeer is. Het is opvallend dat er vaak gevoelige onderwerpen aan het licht komen die te maken hebben met diversiteit en het ‘type mensen’. Uit het onderzoek van Denessen et al. (2005) komt naar voren dat de kwaliteit van het onderwijs belangrijker is dan de compositie van de school of de ouders die er rondlopen. In de gesprekken met ouders is juist het tegenovergestelde naar voren gekomen. Ouders kijken vaak primair naar de compositie van de school of vinden het een zeer belangrijke indicator en leiden er ook regelmatig de kwaliteit van het onderwijs aan af. Zo zegt een respondent:

“Ja, ik hoorde van vrienden dat het een goede school was en toen we langsgingen zag het er goed uit, de mensen waren aardig. Het is gewoon, ja, het vertrouwen dat je dan krijgt”

De woorden ‘een goede school’, ‘de mensen waren aardig’ en ‘het vertrouwen dat je dan krijgt’ zijn niet erg specifiek en nadat ik de betreffende respondent vroeg wat zij er dan concreet mee bedoelde kwam naar voren dat het type mensen van belang is:

“Ik kende ook al wat mensen daarvan en daar hoor je goede verhalen over. Volgens mij zijn die kinderen ook goed in leren en dat is natuurlijk wat je wilt. Dus ja, die hebben gewoon hetzelfde niveau en ideeën over opvoeding denk ik dan”

(26)

25 Deze respondent spreekt niet over de directeur of docenten, maar over de andere ouders. Blijkbaar schat zij in dat dit haar type ouders zijn en leidt daaruit af dat het een kwalitatief goede school is. Deze respondent spreekt namelijk niet over cito scores, rapporten van de schoolinspectie of de kwaliteit van het personeel.

Uit onderzoek van Denessen et al. (2005) is ook gebleken dat de religieuze inslag een belangrijke reden voor ouders kan zijn om een school te kiezen. Voor deze beweringen zijn op geen enkele manier bewijzen gevonden. Mogelijk, omdat op IJburg de meeste scholen geen uitgesproken religieuze inslag hebben, maar werken met dominante onderwijsvormen en thema’s. Anderzijds zijn er in dit onderzoek geen islamitische ouders geïnterviewd die volgens Denessen meer waarde hechten aan een school met een religieuze inslag. Wel is opvallend dat op de enige ‘zwarte’ school het overgrote deel Marokkaans of Turks is. Wellicht dat de ouders het belangrijk vinden dat de kinderen en ouders op de school hun type mensen zijn en dus islamitisch, maar hier zijn geen bewijzen voor gevonden.

Morele keuzes en irrationaliteit

Hoewel de afstand tot de school, de kenmerken van een school, de geraadpleegde bronnen en de gevoelige kwesties rondom diversiteit een grote rol spelen in het keuzeproces, kan het ook zijn dat het keuzeproces complexer is. Het lijkt wellicht alsof de keuze van ouders voor een bepaalde school een uitgekiend en rationeel afgewogen gebeuren is. Dat is echter niet altijd het geval, althans voor een deel van de ouders. Ouders laten in interviews regelmatig graag zien dat de keuze die zij hebben gemaakt voor hun kinderen op een zo onafhankelijk en maatschappelijk verantwoord mogelijke manier tot stand is gekomen. Geregeld komen in de interviews tegenstrijdigheden in de beredenering van ouders naar voren. Ouders willen op deze manier hun keuze verdedigen ten opzichte van hun kinderen, de interviewer en in het bijzonder zichzelf.

Vrijwel in elk interview wordt de open vraag gesteld of ouders de keuze voor de basisschool kunnen reproduceren. Als antwoord op de vraag beginnen ouders vaak zaken die zij hebben ondernomen om hun keuze op te baseren, dit varieert van het bezoeken van scholen en de raadpleging van het sociale netwerk tot op internet informatie opzoeken en het profiel van de school. Hoewel de ouders bepaalde dingen wel degelijk hebben ondernomen, leiden de uitkomsten van deze activiteiten samen zelden tot de schoolkeuze. Wat vaak later in de interviews naar voren komt is dat één of twee variabelen de schoolkeuze vrijwel volledig hebben bepaald en dat de overige activiteiten slechts in de perceptie van de ouders mee hebben gespeeld. In het gros van de gevallen lijkt het zo te zijn dat ouders zelf ervan overtuigd zijn dat zij de verschillende variabelen hebben laten meewegen en op basis daarvan tot een weloverwogen keuze zijn gekomen. De ouders die eerder voorbij zijn gekomen met betrekking tot de meningen over de diversiteit op de scholen, spreken ook geregeld over kenmerken die van invloed zijn

(27)

26 geweest op de keuze, waarna later blijkt dat sec de diversiteit of juist uniformiteit de schoolkeuze heeft bepaald. De andere variabelen worden in dat geval opgevoerd als drogreden in het proces van legitimering van de gemaakte keuze (Haidt, 2001).

Een andere ouder begint met vertellen dat ze goede verhalen heeft gehoord over de school van een kennis van een vriendin, dat zij de schoolresultaten heeft opgezocht, dat het gebouw er goed uitzag en dat ze verschillende scholen heeft bezocht. Wanneer ik haar vraag wat ze nog weet over de andere scholen, antwoordt ze:

“Ja, die school heb ik mij volgens mij een keer ingeschreven, maar die zat vol ofzo, ik weet niet meer precies wat het was, maar ja ik wilde sowieso het liefste naar de Willibrord”

Deze school is minder dan 50 meter van huis en uit het verdere verloop van het interview blijkt dat de keuze primair is ingegeven door deze simpele reden. De keuze tracht zij tegenover mij en wellicht zichzelf moreel te rationaliseren en legitimeren (Haidt, 2001).

Voorafgaand werd de vraag gesteld of het keuzeproces niet een complexe aangelegenheid is. Het is weliswaar het geval dat de kenmerken van een school niet leidend hoeven te zijn in het proces, maar is complex dan wel de accurate omschrijving? Het lijkt erop dat het keuzeproces van redelijk wat ouders anderzijds ook is ingegeven door meer simplistische beweegredenen.

(28)

27

Conclusie

Voor veel ouders zijn hun kinderen het dierbaarste dat zij hebben in het leven. De keuze voor een bepaalde school is dan ook niet zo één, twee, drie gemaakt. Wat zoeken ouders voor hun kinderen, waarom worden bepaalde keuzes gemaakt? Is het voor ouders belangrijk dat hun kinderen in een omgeving terecht komen waar zij de best mogelijke prestaties kunnen leveren? Willen ouders simpelweg dat hun kind gelukkig is of is de schoolkeuze vooral een praktische zaak?

Afstand en andere kenmerken

Om te beginnen speelt afstand altijd een rol. Indien een school te ver weg is, wordt de school vaak niet eens overwogen, welke kenmerken er ook goed zijn of welke informatie ze van welke bronnen dan ook krijgen. Hoewel op IJburg veel scholen zijn binnen een relatief kleine straal, overwegen de ouders vaak niet meer dan een aantal scholen die dichtbij is. De aanwezigheid van voldoende alternatieven lijkt ervoor te zorgen dat ouders een school sneller bestempelen als ‘te ver weg’. Een aantal kenmerken van een school is belangrijk voor de uiteindelijke keuze. Belangrijke kenmerken van een school die ouders noemen zijn de directeur, de schoolresultaten en het type onderwijs. Ouders vinden de kwaliteit van de docenten – althans, ouders erkennen vaak dat dit lastig te achterhalen valt - en het schoolgebouw in de regel van ondergeschikt belang.

Informatievergaring

Het sociale netwerk speelt een zeer prominente rol bij ouders wat betreft de manier waarop zij informatie vergaren over de scholen. Wanneer ouders een sociaal netwerk hebben met personen die zij vertrouwen heeft dit een grote invloed op de keuze. Informatie van internet speelt een opvallend kleine rol. Het bezoeken van scholen wordt door veel ouders gedaan, vaak zelfs meer dan twee scholen. Het bezoeken van scholen en de verhalen die de ouders ter ore komen, vaak via het sociale netwerk, zijn voor de ouders de belangrijkste manieren om aan informatie te komen en uiteindelijke de keuze te maken.

(29)

28

Het maken van keuzes

De meeste ouders kunnen het keuzeproces goed reproduceren. Vaak zeggen zij dat de tijd is genomen om een keuze maken die is gebaseerd op een aantal logische criteria. Wellicht zijn ze zich zelf niet bewust van het feit dat de keuze wat ingewikkelder is dan zij doen voorkomen. De complexiteit en de vele invloeden op het menselijk handelen blijken logischerwijs ook toepasbaar op het keuzeproces van ouders. Het is ook soms geval dat ouders een simplistische of intuïtieve keuze maken. Het is gebleken dat de ouders zelf graag willen dat zij een weloverwogen onafhankelijke keuze maken. Over het algemeen is het keuzeproces echter complex en ingegeven door bepaalde criteria als ook door het non-rationele handelen van mensen dat beïnvloed wordt door onder andere vluchtige inschattingen en de meningen die de ouders hebben. Dit is niet in overeenstemming met wat in de regel in de literatuur naar voren komt. In de literatuur wordt gesproken over de afweging tussen verschillende criteria en dat de keuze op basis hiervan op een rationele manier gebeurt. Niets is echter minder waar. Het proces van het maken van de uiteindelijk keuze gebeurt voor een deel op een emotionele manier op basis van vaak niet geheel duidelijke criteria. Ook voor de ouders zelf zijn de criteria niet geheel duidelijk, als wel dat de ouders geregeld naar een reden zoeken die minder controversieel en gemakkelijker maatschappelijk te verantwoorden is. Er kan gerust worden gesteld dat het keuzeproces niet een transparant rationeel proces is. Integendeel, eerder een proces dat bestaat uit herhaaldelijk overwegen op basis van onduidelijke criteria en onzekerheden. Onzekerheden die overigens wel geregeld worden benoemd door de ouders.

Sfeer en diversiteit

Door het bezoeken van scholen wordt ook de ‘sfeer’ geproefd van een school. De sfeer wordt door veel ouders genoemd als belangrijk, omdat het bij een goede sfeer vertrouwd en verantwoordelijk voelt om hun kinderen elke dag naar deze school te laten gaan. Maar wat is die sfeer dan, wat bedoelen ouders wanneer zij spreken over de sfeer? Wanneer ouders over de sfeer praten, bedoelen zij vaak het type ouders dat er een kind op school heeft. Het blijkt dat diversiteit een belangrijk thema is en dat ouders proberen in te schatten hoe de samenstelling van een school is, hoewel veel ouders dit niet expliciet melden. IJburg is een zeer diverse wijk wat betreft etniciteit en sociaal economische positie. Het blijkt dat ouders zich hier vaak bewust van zijn en dat de keuze voor een school beïnvloed wordt doordat ouders voor een school met gelijkgestemden te kiezen. De criteria die eerder zijn genoemd zijn dan vaak minder belangrijk, het ‘goede gevoel’ dat de ouders vaak noodzakelijk vinden bepaalt vaak voor een groot deel de keuze voor een school.

(30)

29

Discussie

De criteria die het keuzeproces van ouders vormgeven zijn tweeledig. Enerzijds noemen ouders behoorlijk wat harde criteria die iets zeggen over de kwaliteit van de school en benoemen zij de praktische overwegingen in het keuzeproces. Anderzijds blijkt het dat deze criteria over het algemeen van ondergeschikt belang zijn aan de verhalen die rondgaan in het sociale netwerk en de meningen die ouders hebben over andere ouders in de samenleving. Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de invloed van kenmerken van scholen op de keuze die ouders voor hun kinderen maken en dat deze kenmerken ontegenzeggelijk invloed hebben op de keuze, is er vooral onderzoek nodig is naar de invloed die sociale netwerken hebben op de keuze en naar de neiging van mensen om op zoek te gaan naar gelijkgestemden.

Voor het Nederlandse onderzoek van Denessen et al. (2005), waar naar voren kwam dat de kwaliteit van het onderwijs de belangrijkste reden voor ouders is, is de informatie door vragenlijsten vergaard. Zoals ook Bagley (1996) constateert is het veel gemakkelijker voor ouders om sociaal wenselijke antwoorden te geven in een vragenlijst, gevoelige onderwerpen worden niet aangesneden. Daarnaast lijkt het dan alsof het keuzeproces een weloverwogen rationeel proces is geweest, maar uit de interviews is gebleken dat dit allerminst het geval is. In de interviews probeerden ouders regelmatig het proces als een logisch geheel uit te leggen en de criteria en handelingen nauwkeurig te reproduceren. Pas na doorvragen of de analyse van de interviews werd duidelijk dat subjectiviteit, meningen en ‘het gevoel’ een belangrijke rol spelen in het proces. Een onderzoek over een keuzeproces als deze zou naar mijn mening dan ook bij voorkeur kwalitatief van aard moeten zijn. Dit onderzoek is gedaan onder vijftien ouders die op IJburg woonachtig zijn. Allereerst dient vermeld te worden dat vijftien interviews een te gering aantal is om op basis daarvan harde generaliseerbare uitspraken te doen. Meer ouders van meer verschillende scholen was wenselijker geweest. Wel is er wat betreft sociaal economische positie, leeftijd en geslacht een zo groot mogelijk diversiteit gerealiseerd van een groot aantal verschillende scholen. Het is wel erg zonde dat er geen allochtone en eventueel islamitische ouders zijn gevonden die bereid waren om mee te werken. Zijn allochtone minderheden ook op zoek naar gelijkgestemden, kijken zij vooral naar afstand of zijn er andere redenen dominant in het keuzeproces? Deze beweegredenen zijn logischerwijs belangrijk voor beleid om zwarte scholen te voorkomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar ook hier geldt weer, dat de slagpen nooit voor dat doel ontwik- keld kan zijn in de evolutie.. Epidexipteryx laat nu

Veel activiteiten worden uitgevoerd of begeleid door verenigingen voor agrarisch natuurbeheer.. In het westen van Nederland zijn de natuurver- enigingen aangesloten bij

(2003b) en Hoitash & Hoitash (2009) dat wanneer meer financiële expertise in de auditcommissie aanwezig is, meer toezicht door de auditcommissies wordt gehouden op de

Dit onderzoek zal proberen iets toe te voegen aan de bestaande kennis met betrekking tot de relatie tussen opinieleiderschap en netwerkomvang en inzicht verschaffen

Figuur 13 Afvoer vanuit buffer.. De keuze van het DCV-systeem is gebaseerd op een aantal voorwaarden. Het systeem moet individuele opslag mogelijk maken. Elk afzonderlijk

This means that people with intrinsic motivations rate the personal interaction higher but display lower levels of electronic word-of-mouth than those with extrinsic

For the next period, I used a survey to study the same research question: Why do employees perform better if they are involved in developing the performance measures used to

Variable heart defects occur in 74% of patients with a CHD7 mutation, with an overrepresentation of atrioventricular septal defects and conotruncal defects - including