• No results found

Zwart-Wit : De invloed van apartheid op de fotografie in Zuid-Afrika

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zwart-Wit : De invloed van apartheid op de fotografie in Zuid-Afrika"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Zwart-Wit

De invloed van apartheid op de fotografie in Zuid-Afrika

Gerdi Eloff

(3)

Inhoudsopgave 1. Inleiding

2. Zuid-Afrika en apartheid • Voorgeschiedenis

• De positie van de zwarte bevolking na 1910 • Dit is apartheid

3. De ontwikkeling van documentaire fotografie in Zuid-Afrika (1920-1960) • Het stereotype beeld

• Koloniale fotografie

• Het werk van zwarte fotografen. (1950-1960) • Drum : de geschiedenis • Drum : de beelden • Blank en zwart in beeld

• Conclusie

4. De Zuid-Afrikaanse media onder vuur (1960-1980) • De ‘total onslaught’ tegen de pers

• Beperkende wetten

• De onderdukking van de zwarte Pers

• Zuid-Afrikaanse fotografie aand de censuur ontkomen 5. Zuid-Afrika in de buitenlandse pers (1980-94)

• Hoe men Europa/Nederland over Zuid-Afrika voorlicht. • Wat verscheen er in Ned in de krant?

• De Nederlandse media en Zuid-Afrika (1980-1990)

• Specifiek voor dit onderzoek, relevante gebeurtenissen : Zuid-Afrika en Nederland • De buitenlandse pers in Zuid-Afrika • Het onderzoek

Conclusie

6. Fotografen en hun reacties tijdens de apartheid. • Peter Magubane

• David Goldblatt

• De schaduw van apartheid

7. Fotografie van de post-Apartheid (1994-) • Roger Ballen

• Vervreemding

8. Conclusie : Apartheid en fotografie 9. Bijlagen

(4)

“No one is born hating another person because of the colour of his skin, or his

background, or his religion. People must learn to hate, and if they can learn to hate, they can be taught to love, for love comes more naturally to the human heart than its

opposite.”

(5)

Inleiding

Daar ik geboren ben in Afrika en mijn jeugdjaren in meerdere plaatsen van Zuid-Afrika heb doorgebracht, heb ik altijd belangstelling gehad voor het wel en wee van de Zuid-Afrikaanse samenleving.

Mijn vader is geboren in Zuid-Afrika en mijn moeder in Nederland, maar groeide op in Zuid-Afrika. Graag zie ik mezelf dan ook als een Afrikaner: een blanke,

Afrikaanssprekende Afrikaner. Ik en zo ook mijn ouders hoorden tijdens de apartheid dus automatisch bij de blanke minderheid, het bevoorrechte deel van de bevolking.

Vaak wordt de vraag aan mij gesteld: hoe was het nou om in een apartheidssysteem op te groeien en ben jij dan een racist? Maar wat was een racist in Zuid-Afrika? Was dat iemand die bewust meewerkte aan de apartheid of was het ook ieder die zich niet heeft verzet tegen het systeem en passief profiteerde van de privileges van de blanken?

Wat betreft mijn herinneringen aan de apartheid: Heel veel dingen zijn langs mij heen gegaan. Ten eerste natuurlijk omdat ik nog kind was en als een kind leefde; onbewust van wat er om me heen gebeurde en in een wereld waar alles goed was. Ten tweede omdat ik als blank kind niet in aanraking kwam met zwarten.1 Omdat er weinig wezenlijk contact was met zwarten wist ik (en ook de rest van de bevolking) maar weinig van wat er in de zwarte buurten gebeurde. Dat werd mede veroorzaakt door de strenge censuur die door de regering aan de media werd opgelegd.

In het buitenland was de wrede werkelijkheid van het leven onder de apartheid al veel eerder bekend. Buitenlanders die dat in Zuid-Afrika ter sprake brachten, werden door de algemene blanke burger met ongeloof bejegend: “Waaaat? In ons land? Nooit!” Zelfs toen het in Zuid-Afrika zelf begon door te schemeren dat er iets niet pluis was, sloten veel mensen liever de ogen voor de onsmakelijke waarheid.

Apartheid beheerste het leven in Zuid-Afrika in elk detail. Dit gold voor blanken zowel als zwarten. Het bepaalde waar je woonde, met wie je mocht omgaan of trouwen, wat voor soort opleiding je kreeg, welk beroep je mocht uitoefenen, op welke bus, bank of WC je mocht zitten. Het bepaalde ook wie toegang had tot de brandhaarden in de townships2 en wat er over in de kranten gepubliceerd mocht worden. Dit bracht mij bij mijn

vraagstelling:

Wat was de invloed van apartheid op de fotografie in Zuid-Afrika?

Na vele voorbereidingen, gesprekken met familieleden en reisjes naar het Zuid-Afrika Huis (bibliotheek) in Amsterdam heb ik mijn eindscriptie geschreven. Het resultaat van mijn onderzoek ligt nu voor u: een scriptie die de relatie tussen de apartheid en de fotografie in Zuid-Afrika tijdens de jaren1920-2006 onderzoekt. (Zie de tijdsbalk

( pg?) voor relevante historische gebeurtenissen tijdens deze periode.)

Om mijn scriptie overzichtelijk te houden, maakik een onderverdeling in vier

hoofdtijdperken. Eerst de tijd vóór en begin van de apartheid. Daarna de bloeiperiode van de apartheid, toen het officieel beleid was. Ten derde de opkomst van de

anti-apartheidsbeweging doorlopend tot het eind van de apartheid en ten laatste de post-apartheid periode.

In mijn onderzoek beperk ik me echter niet tot een chronologische weergave van de apartheid en de fotografie die ermee verbonden stond, maar gebruik ik de tijdslijn om de volgende deelvragen te onderzoeken:

1 Om verwarring te voorkomen gebruik ik in mijn scriptie het woord ‘zwarten’ voor allen die niet-blank zijn, dus ook kleurlingen, Indiërs en Aziaten. Ik gebruik het woord neutraal en geef niemand een bepaalde status met het woord!) 2 Townships: in de Zuid-Afrikaanse context duidt dit woord op alle plaatsen waar zwarten wonen. Dit kunnen formele wijken buiten een blanke stad zijn, maar ook sloppenwijken en krakerskampen.

(6)

1. Had de fotografie tijdens de koloniale periode invloed op het ontstaan van de apartheid?

2. Hoe ontwikkelde de fotografie zich door en onder de zwarte bevolking van Zuid-Afrika?

3. Hoe werden de media beïnvloed door de beperkende wetten die tijdens de apartheid ontstonden?

4. Werd de buitenlandse visie op het apartheidsysteem beïnvloed door de fotografie?

5. Wat zien wij van de apartheid in het werk van Zuid-Afrikaanse fotografen? 6. Wat vertelt het werk van Zuid-Afrikaanse fotografen ons over de nasleep van

de apartheid?

Om te beginnengeef ik eerst een overzicht van de geschiedenis van Zuid-Afrika en de apartheid, omdat dit belangrijk is als basis voor de lezer. Het is belangrijk te begrijpen wat ertoe leidde dat de blanke minderheid aan de macht kwam en hoe de apartheid tot stand kwam. In één hoofdstuk geef ik een overzicht van de geschiedenis van Jan van Riebeeck, oprichter van de Nederlandse kolonie aan de Kaap in 1652, tot aan het begin van de apartheid.

Er zijn bijna geen beelden die het gebied belichten waarin de verschillende rassengroepen van Zuid-Afrika elkaar voor het eerst ontmoetten. Om de afwezigheid van zulk materiaal te begrijpen, ga ik terug in de geschiedenis en begin ik bij de documentaire fotografie uit de koloniale tijd. De weinige foto’s die uit die tijd overgebleven zijn, geven een belangrijk inzicht in het stereotype beeld dat de westerse beschaving had van de ‘inboorling’, een beeld met verstrekkende invloed.

Naarmate de zwarte bevolking zich bewust werd van een eigen identiteit, groeide de behoefte aan publicaties door en voor de zwarten. Voor deze scriptie onderzoek ik de eerste belangrijke ‘zwarte’ publicatie: het tijdschrift Drum. Er verschenen artikelen en foto’s die het sociale leven van de zwarte bevolking documenteerden, maar het was ook een plaats waar zij hun opinie kondengeven. De apartheid werd bestreden door het

publiceren van velerlei misstanden. Bovendien was het één van de weinige publicaties waar een zwarte verslaggever of fotograaf aan de slag kon.

Apartheid was in de beginjaren vooral een systeem in ontwikkeling. Er werden voortdurend nieuwe wetten ingesteld. Wetten die het dagelijkse leven van de zwarte bevolking gigantisch veranderde, maar die ook enorme invloed hadden op de media. Ik onderzoek in een volgend hoofdstuk de invloed van deze wetten op de media. Hoe streng was de censuur in de praktijk en hoeveel materiaal is aan de censuur ontsnapt? Hoeveel wist men in het buitenland?

Deze vraag trachtteik te beantwoorden door middel van een onderzoek in de Nederlandse kranten uit deze periode. Ik was me ervan bewust dat het stamverwantschap tussen Nederland en Zuid-Afrika (en dan vooral het Afrikaanstalige volksdeel) een rol speelde in de Nederlandse opinie over Zuid-Afrika. Ik vroeg me af hoe men dus in Nederland

reageerde op het apartheidsbeleid. Door middel van een onderzoek naar de berichtgeving in een aantal Nederlanse kranten, probeerde ik vast te stellen of de media en vooral de fotografie een invloed hadden op het Nederlandse beleid t.o.v. Zuid-Afrika.

In een volgend hoofdstuk onderzoek ik welke invloed de apartheid had op het werk van twee Zuid-Afrikaanse fotografen, één blanke (David Goldblatt) en één zwarte (Peter Magubane).

Tot slot doe ik onderzoek naar het werk van fotograaf Roger Ballen, een fotograaf die met name tijdens de post-apartheid bekendheid verwierf met zijn beelden van verarmde blanke randfiguren en onderzoek wat deze beelden ons over het ‘nieuwe Zuid-Afrika’ vertellen.

(7)
(8)

Hoofdstuk 2

Zuid-Afrika en Apartheid

Apartheid was het officiële systeem van rassensegregatie dat vanaf 1948, toen de blanke Afrikaners onder leiding van Ds. D.F Malan met hun Nationale Partij de verkiezingen wonnen, in Zuid-Afrika in werking was. In 1990 werd de apartheid afgeschaft. Het woord apartheid komt uit het Afrikaans (niet uit het Nederlands) en is als leenwoord in bijna elke andere taal onvertaald opgenomen.

Apartheid betekent volgens de voorstanders in Zuid-Afrika ‘toenemende scheiding tussen blank en zwart in alle levenssferen’. Het eind-ideaal daarvan zou zijn het naast elkaar bestaan van een grote blanke staat en daaromheen een aantal zwarte staten die afzonderlijk functioneerden, maar wel onder leiding van een blanke staat.

Hoe is die situatie in Zuid-Afrika ontstaan? Waarom moesten zwarte en blanke burgers van hetzelfde land uit elkaar worden gehaald? En hoe was de situatie in Zuid-Afrika voor het land berucht werd door zijn apartheidsideologie?

Voorgeschiedenis

Jan van Riebeeck noemde de Hottentotten (correcte naam is nu de Khoisan) die hij in 1652 in Zuid-Afrika aantrof, ‘een brutale bende, een zonder consciëntie levende natie’. Toch vaardigde hij een bevel uit dat ze niet slecht behandeld mochten worden. Het doel van de nederzetting aan Kaap de Goede Hoop was de leverantie van vers vlees, vruchten en groente aan de Oost-Indiëvaarders. Van Riebeeck’s plan om Hottentotten als slaven naar Oost-Indië te voeren ging niet door en in 1657 besloten de Nederlanders om zelf boerderijen te beginnen bij het verversingsstation. De Hottentotten raakten steeds meer land aan de boeren kwijt, maar ze waren te zwak om veel tegenstand te bieden.

Tegelijkertijd hadden de boeren steeds meer arbeidskrachten nodig, maar de Khoisan hielden zich afzijdig. Slaven werden aangeleverd Oost-Azië en West-Afrika.

Deze twee elementen: land en arbeid, werden bepalend voor Zuid-Afrika. De blanke nederzetting en zijn onderdanen breidden zich steeds meer uit en de grenzen werden steeds weer verlegd. Tot 1770 verliep deze uitbreiding zonder veel problemen, maar daarna stuitten de boeren op een onbekende zwarte stam. Wat de blanken gevreesd hadden, bleek al gauw waar te zijn: het land werd niet alleen bewoond door de eenvoudig overwinbare Hottentotten, maar door meerdere Afrikaanse stammen zoals Bavenda, Bakwena, Ocambo, Xhosas, Zoeloes enz.

Dit was het begin van de situatie die uiteindelijk zou leiden tot de apartheid: een blanke kolonie omringd door onbekend gebied in het bezit van zwarte Afrikaanse stammen. In 1779 brak al de eerste ‘Kafferoorlog’ uit. De reden: weiland en water. Toen de Britten in de Kaap de macht overnamen (vanaf 1806), weigerden zij landuitbreiding door verovering te erkennen. Veel boeren verlieten de Kaap op zoek naar nieuwe streken buiten Brits gezag en uit protest tegen de afschaffing van de slavernij in 1833.

In 1836 begon de ‘Groot Trek’. De boeren trokken over de bergen weg van het Britse gezag. Deze ‘Groot Trek’ is voor het begrijpen van de apartheid vandaag nog van belang. Op deze gevaarlijke en moeizame tocht ontstond de uit nood geboren tactiek van een ‘laager’. Binnen de opgestelde kring van ossenwagens bevonden zich de boerenfamilies, daarbuiten waren de zwarte Afrikanen3. Binnen vrienden, buiten vijanden. Deze “laager”

mentaliteit zou een belangrijke karaktertrek worden van de blanke Afrikaner.

3 Het woord Afrikaan (mv. Afrikanen) kan verwarrend zijn. In het Nederlands duidt dit woord op een persoon die in Afrika geboren is, m.a.w. die zwart is. In het Zuid-Afrikaans duidt het woord Afrikaner (mv. Afrikaners) echter juist op een blanke, Afrikaanssprekende inwoner van Zuid-Afrika. Om verwarring te voorkomen gebruik ik in deze scriptie (soms ten

(9)

In 1867 werd de diamant ontdekt in Kimberley (Britse kolonie) en in 1884 werd in de Transvaal goud ontdekt. De een na de andere mijn werd gebouwd en er was dringend behoefte aan arbeiders. Hierover ontstond onenigheid tussen Boer en Brit, oftewel tussen platteland en industrie. De boeren wilden ‘hun’ zwarte Afrikanen aan hun bedrijf binden en alle overbodige zwarten buiten de grenzen houden. De Britten, bezig met het opdelven van goud en diamanten, wilden zoveel mogelijk Afrikaanse krachten naar de snel

groeiende mijnstreken halen.

Het conflict tussen boeren en Britten leidde tot de bekende Boerenoorlog (1899-1902), die door de Britten gewonnen werd. Toch waren in deze broedertwist niet de boeren de verliezers, maar eigenlijk de zwarte Afrikanen. Voor hen had de Boerenoorlog geen verbetering gebracht. Zij bleven ondergeschikt en hun positie werd alleen maar verder beperkt.

De positie van de zwarte bevolking na 1910

De Boeren hadden dan wel de oorlog verloren, maar zij wonnen de vrede. In 1910 werd de Unie van Zuid-Afrika opgericht door de vier zelfregerende Britse kolonies te verenigen. Gelijk al bleek dat de boerenopvatting over de verhouding tussen blank en zwart het won van het Engelse liberalisme. De baas-knecht verhouding is dan ook het fundament waarop de blanke welvaart werd opgetrokken. In de grondwet werd vastgelegd dat het parlement alleen uit blanken zou bestaan.

Vanaf dat moment werd de positie van de zwarte stammen alleen meer beperkt. De boeren hadden hun zin: er was geen gelijkheid tussen blank en zwart . Er waren geen staatkundige aangelegenheden voor de zwarten.

In 1913 werd het een misdrijf voor zwarten om land te verkrijgen buiten de hun

toegewezen gebieden. In 1960 was nog geen half procent van de totale Unie oppervlakte (1.300.000 vierkante km) in privé bezit van zwarten. In 1923 werd het vastgelegd dat Afrikaanse steden ‘blank’ waren; zwarten moesten in afgezonderde wijken wonen. Al in 1911 werd het zwarten bij wet verboden om in de mijnen geschoolde taken te verrichten en in 1937 bleek het nodig hen stakingsrechten te ontnemen. In 1951 gingen de

beperkingen nog een stapje verder door geschoolde arbeid buiten hun eigen gebieden te verbieden. Twee jaar later werden alle zwarte vakbonden verboden.

Uit deze wetten bleek dat de rechtspositie van de zwarten zodanig beperkt werd dat er van rechten nog nauwelijks sprake was. Dat blijkt uit de volgende samenvatting:

De blanke boer mag zijn zwarte knecht vergunning onthouden om elders werk te gaan zoeken(1932). Alcoholgebruik door zwarten werd verboden in 1962; maar in 1963 onder druk van de blanke wijnboeren gedeeltelijk opgeheven. Zwarten mogen niet in bezit zijn van vuurwapens (1937). De spoorwegen hebben aparte faciliteiten voor blanken en voor alle anderen (1916) en deze aparte treinen, wagons, perrons enz. hoeven sinds 1963 niet gelijkwaardig, van dezelfde aard en kwaliteit, te zijn. Seksuele omgang tussen zwarten en blanken, hoe volwassen en vrijwillig ook, is een misdaad(1927), terwijl gemengde huwelijken onmogelijk werd in1949. Onderwijs aan zwarte kinderen wordt vanaf 1953 door de Staat geregeld, waarbij leerlingen in de ‘moedertaal’ opgeleid werden voor functies binnen de gepaste maatschappelijke standaard voor zwarten in de apartheidsmaatschappij. Vanaf 1959 kunnen zwarten niet meer studeren aan dezelfde universiteiten als blanken. Dit is apartheid

Apartheid is het woord waarmee de rassenpolitiek van de Zuid-Afrikaanse regering (vóór 1994) wordt aangegeven. Die politiek is gericht op de gescheiden ontwikkeling van vier raciale groepen in het land: Europeanen, Aziaten, Bantoes (zwarten) en Kleurlingen (van gemengd bloed) en het verhinderen van contact tussen deze groepen. In dit onderdeel wil ik praktische voorbeelden aanhalen van de apartheid. Dit was de realiteit.

(10)

Aan het ene eind van de apartheid staat een wet die bepaalt dat blanken en zwarten in aparte districten moeten wonen; aan het andere eind een wet die het nodig maakt dat de was van zwarten en blanken apart gewassen wordt. Het symbool van de apartheid is een bord waarop in alle talen duidelijk vermeld staat: Blankes/Whites of Nie Blankes/Non-Whites.

In de Motor Carrier Transportation Act No. 44 (1955) kregen de locale autoriteiten het recht om bepaalde delen van hun openbare vervoermiddelen te reserveren voor bepaalde rassen. Neem het voorbeeld van de busroute van Sea Point naar Kaapstad centrum: Omdat de zeggenschap over deze route bij twee lokale autoriteiten berust, moeten de niet-blanke passagiers die in de blanke voorstad Sea Point instappen, achterin blijven staan tot de bus in het centrum van de stad aangekomen is. De autoriteiten aldaar laten hen toe om op bepaalde plaatsen gaan zitten. Op de terugweg wordt het proces weer omgekeerd. Rassenscheiding in sport (Seperation in Sporting Bodies Act, 1962) bereikte zijn hoogtepunt in april 1965, toen marathonlopers uitgezocht werden om Zuid-Afrika in Griekenland te vertegenwoordigen. Zwarte en blanke deelnemers liepen dezelfde afstand van 42.129 km, maar niet tegelijk. Om 8:00 u. kwamen officials, toeschouwers en

journalisten bijeen voor de start van de Europeanen, en om 9:00 u. waren zij er weer voor de start van de Afrikanen. Twee zwarten maakten de beste tijd en werden naar

Griekenland gestuurd. Journalisten merkten geïrriteerd op dat in een echte wedstrijd, waarbij tegen een tegenstander en niet tegen de klok gelopen werd, de tijden aanzienlijk beter waren geweest!

De apartheid in Zuid-Afrika kwam pas wettig tot stand in 1953, met de Reservation of Seperate Amenities Act, No.48. In deze wet staat: Ieder die belast is met de leiding van een openbaar gebouw mag, wanneer hij dat wenselijk acht, dit gebouw of elke bank, zetel, bar of welk ander meubilair dat zich in dit gebouw bevindt, reserveren voor het exclusieve gebruik van personen van een bepaald ras. Deze wet stelt verder een boete en/of inhechtenisneming vast waarmee ieder die gebruik maakt van gelegenheden die niet voor zijn ras bestemd zijn, gestraft kan worden. Daarna wordt gespecificeerd dat de reservering van zulk soort publieke gelegenheden niet vervalt wanneer er voor andere rassen geen dergelijke gelegenheid gereserveerd kan worden; of als er wel de gelegenheid is, maar deze niet van dezelfde kwaliteit, standaard of omvang is. Dit betekent dat een zwarte die in het centrum van Kaapstad gebruik gemaakt heeft van een openbaar toilet voor blanken zich niet kan verdedigen op grond van het feit dat er geen zwarte toilet voor hem was. Een blanke bioscoop kan bijna een lege zaal hebben, maar niet-blanken, zelfs als ze geen eigen bioscoop hebben, mogen er niet in. Op zijn minst betekent dit dat er vaak twee openbare faciliteiten moeten zijn waar er slechts één nodig is. Fabrieken waarin mensen van alle vier raciale groeperingen werken, moeten volgens Act No.31 (1960) gescheiden faciliteiten hebben voor elk ras: dus vier kantines, met elk zijn eigen keuken, vier

verkleedruimtes, toiletten, etc.

In feb. 1965 werd de Mixed Audience Act ingevoerd. Omdat er sindsdien in geen enkele zaal meer gemengd publiek toegelaten wordt, moet van circusdirecteur tot organisator van symfonische concerten de kosten en de mogelijkheden van een dubbele uitvoering voor verschillend publiek overwogen worden. Bepaalde bioscopen en concertzalen mochten geen uitvoeringen geven als ze geen aparte ingangen, toiletten, bars en andere faciliteiten hadden. Éénmaal binnen moest iedereen apart zitten. Bepaalde evenementen moesten toestemming vragen om te draaien voor een gemengd publiek en deze

toestemming was niet makkelijk verkrijgbaar.

Waar het sport betreft werd het alleen maar ingewikkelder. Over het algemeen schijnt de regering er de voorkeur aan te geven dat wedstrijden gespeeld worden voor een publiek van één ras; maar omdat bepaalde sportgebeurtenissen zich niet leenden tot herhaling (b.v.cricket), wordt er voorzichtig aangekondigd dat er toestemming gegeven kon worden (alleen door de minister van Binnenlandse Zaken) voor een publiek dat in passende, gesegregeerde afdelingen gezeten zal zijn.

(11)

Een huisbediendewet bepaalt dat geen blank gezin meer dan één inwonende huisbediende mag hebben; de anderen moeten in de townships wonen en vandaar iedere ochtend naar hun werk gaan. Op deze wet kwam er veel protest, vooral van de huishoudelijke hulpen voor wie er een tekort aan transport was en die lange afstanden moesten afleggen om in de stad te komen. (Alleen al in Johannesburg moesten 15.000 bedienden hun kamertjes in de achtertuinen van de blanken verlaten). Maar het grootste protest kwam van de

huisvrouwen die zich een toekomst zonder 3 of 4 huisbedienden niet konden voorstellen. Voor de ene bediende die dan wel mocht inwonen, waren er ook strikte regels: de wet bepaalde dat het huisje van de bediende van het blanke woonhuis gescheiden moet zijn door tenminste 5m. grond. De ramen ervan, die niet lager dan 2m van de grond mochten zijn en niet groter dan 10% van het totale vloeroppervlak, mochten lucht en licht toelaten, maar dienden de bewoner geen uitzicht te bieden.

Dit waren enige voorbeelden uit de realiteit van het Zuid-Afrikaanse leven. Ze zijn tegelijk absurd en huiveringwekkend. Boeken werden volgeschreven met bureaucratische regeltjes die het leven van miljoenen mensen zo onaangenaam, zo moeilijk mogelijk maakten.

Hoofdstuk 3

De ontwikkeling van documentaire fotografie in Zuid-Afrika (1920-1960) Er zijn bijna geen beelden die de area belichten waarin de verschillende rassengroepen van Zuid-Afrika elkaar ontmoeten. Om de afwezigheid van zulke beelden te begrijpen, moeten wij terug in de geschiedenis en beginnen bij de documentaire fotografie die overgebleven is uit de eerste jaren van de 20e eeuw, toen de koloniale tijd4 bijna ten einde liep. Deze

fotografie werd vooral gekenmerkt door ‘het stereotype beeld’.

Het stereotype beeld

Koloniale documentaire fotografie5 van niet-blanke bevolkingsgroepen was er vooral op gericht te laten zien hoe zij verschilden van de blanken. De onderliggende gedachte was dat zulke verschillen ‘betekenis’ hadden.

In de 19e eeuw, toen Europeanen voor het eerst het binnenland van Afrika begonnen te verkennen en koloniseren, werd Afrika beschouwd als een continent van kannibalen en toverdokters. Vanuit dat oogpuntwas het slechts een korte stap naar de gedachte dat de biologische uiterlijkheden die de zwarten van de blanken onderscheidden, een teken waren van hun gebrek aan beschaving. Het werd de taak van de blanke om de ‘beschaving’ naar Afrika te brengen. Dat blanken dus de meester waren en zwarten de ondergeschikten of bedienden was hiervan het logische gevolg.Vroege beelden van rassenverschillen concentreerden zich rond twee thema’s. Ten eerst was er de ondergeschikte status en ingeboren luiheid van de zwarte. De zwarte was slechts geschikt tot dienen, maar

vertoonde een koppige onwil om dit te doen. Ten tweede was er zijn ingeboren primitieve karakter en gebrek aan cultuur, wat het onmogelijk maakte om hem volledig beschaafd te maken.

4 Koloniaal Afrika: Aan het einde van de 19e eeuw vond er onder de Europese imperiale machten een wedloop plaats om koloniën in Afrika te bemachtigen. Er bleven uiteindelijk maar twee onafhanklijke staten over: Liberië en Abessinië (Ethiopië). De rest van het continent werd tot na de Tweede Wereldoorlog bezet door de Britten, Fransen, Portugezen, Belgen, Italianen en Spanjaarden, waarna de koloniale staten langzamerhand, met vaak veel geweld, hun onafhanklijkheid veroverden.

5 Voor het doel van mijn scriptie bedoel ik met ‘koloniale fotografie’ de vroege tijd van fotografie, die samenviel met het einde van het koloniale tijdperk, m.a.w. 1920-1945.

(12)

Het bovengenoemde leidde ertoe dat er een stereotype beeld van de zwarte ontstond, dat gekenmerkt werd door stereotype biologische trekken: dikke lippen, kroeshaar, platte neus en stereotype karaktertrekken: luiheid en bijgelovigheid.

Koloniale fotografie

Deze stereotype trekken vinden wij terug in de fotografie uit de koloniale tijd. Omdat de vroege fotografen blank waren, werden de rassenverschillen en de betekenis ervan alleen van uit het blanke gezichtspunt belicht.

De foto’s van Gustav Theodor Fritsch (1838-1927),6 een Duitse wetenschapper met vooral interesse in antropologie, illustreren dit. Hij fotografeerde verschillende zwarte stammen in Zuid-Afrika. In zijn foto’s wordt de nadruk gelegd op de etnografische kenmerken van zijn ‘onderwerpen’. Het profielportret van de oude man Boessek (Fig.1) is van hoge kwaliteit, de plooien op zijn rug en in zijn nek en de aderen op zijn voorhoofd zijn duidelijk zichtbaar. Maar het oog wordt vooral getrokken door de exotische

hoofdbedekking, een tooi van witte veren die het hoofd bijna helemaal bedekt. De foto draait om de ‘andersheid’ van de oude man, hoe hij dus verschilt van de blanke. Zijn ‘mens zijn’ is daaraan ondergeschikt.

De Engelse antropologe Elizabeth Edwards schreef in de publicatie Anthropology and Photography 1860-1920 (1992) dat vroege fotografie gezien werd als een ideaal

instrument voor het vastleggen van uiterlijkheid en niet van diepte. Een portret leverde daarom de meest treffende weergave van biologische verschillen zoals huidkleur, haartype enz.

Terwijl aan de ene kant de zwarte afrikaan op deze stereotype wijze gefotografeerd werd, werden de blanken heel anders geportretteerd7. De blanke in de foto’s van die tijd werd centraal en dominant geplaatst. Zichtbaar bewijs van de ongelijke verhouding tussen blank en zwart vindt men in formele studioportretten van families en hun bedienden en van groepsportretten die bedrijven lieten maken van hun werknemers. De blanke staat in het midden, hij is de norm, hij is normaal. In dit verband is het interessant om er op te letten dat ‘blank-zijn’ altijd buiten of boven de discussie over rassen gestaan heeft. Rassen zijn de ‘andere’ groepen. Blank zijn is de norm.

Dit kwam zeker tot uiting in de manier waarop de blanke tegen de cultuur van de zwarte aankeek. Het woord ‘primitief’ werd gebruikt om de cultuur van niet-westerse groepen te beschrijven. Deze cultuur werd beschouwd als statisch, onveranderlijk en minderwaardig, terwijl de Europese beschaving zichzelf definieerde als vernieuwend, progressief en dynamisch. De koloniale fotografie gaf dit weer door nadruk te leggen op het verschil in ontwikkeling, opvoeding en ervaring die de inboorling onderscheidde van de blanke. Op deze manier werd telkens weer de macht van blank Europa gedemonstreerd.

Uit de foto’s van die tijd blijk dat de contacten tussen blank en zwart beperkt waren tot twee gebieden: in de huishouding en op de plaats van arbeid. Zichtbaar bewijs van de ongelijke verhouding tussen blank en zwart is vastgelegd in formele studio portretten van families en hun bedienden en van groepsportretten die bedrijven lieten maken van hun werknemers.

In een portret van een vrouw met haar kind en haar bedienden door Hugh Exton, Untitled, 1898, te Pietersburg (Fig.2) zien we twee vrouwen, beiden niet echt op hun gemak. De witte vrouw ziet er afstandelijk uit terwijl de Afrikaanse vrouw argwaan uitstraalt. Hoewel de Afrikaanse vrouw verticaal gezien de hogere positie inneemt, is haar positie als bediende overduidelijk. Haar gekreukelde schort en stijve houding beklemtonen het verschil met de blanke vrouw. Omdat zij iets dieper in het portret staat is ze ook iets

6 Sally Gaule, Juxtaposing race: Configurations of alterity in South African photography, 2002 7 Sally Gaule, Juxtaposing race: Configurations of alterity in South African photography, 2002

(13)

minder scherp in beeld . Deze foto belicht de sociale en culturele afstand tussen zowel de fotograaf en de vrouwen als tussen de vrouwen zelf. De aanwezigheid van de Afrikaanse vrouw laat de verhouding tussen bazin en bediende zien en ondersteunt het zelfbeeld van de blanke vrouw: in haar positie heeft zij een bediende de gekleed gaat volgens haar wensen en die gefotografeerd wordt als zíj dit wil.

In de foto van Kapitein Oscar Dahl en zijn familie te Pietersburg in 1898, ook door Hugh Exton (Fig.3), is de groep formeel neergezet in een hiërarchische structuur met kaptein Dahl aan de top van een driehoeksopstelling. Zijn positie als hoofd van de familie is duidelijk. Iedereen kijkt direct in de camera, bewust van de tegenwoordig-heid van camera en fotograaf. De belichting benadrukt de details zoals de structuur van de gevlochten stoel. De donkere en formele kleding verlenen een gevoel van plechtigheid. De positie van de zwarte vrouw in het midden van de foto, en dus van de familie, laat ons het dualisme zien in dergelijke conventionele portretten. Waarschijnlijk was de familie gehecht aan hun bediende en werd ze daarom in het familie portret opgenomen, maar haar centrale positie in het beeld wordt subtiel onderuit gehaald doordat de ‘verticale’ organisatie van de familieleden een rangorde aangeeft. De positie van de zwarte vrouw, op één na het dichts bij de vloer, is indicatief van de machtsverhouding binnen de groep.8

In Salvation Army Princes’ visit distribution of Parcels, door Leon Levson, Johannesburg 1926 (Fig.4), zien we een informeel beeld van de verhoudingen op de arbeidsmarkt. De activiteit en de kleding van de Afrikaanse werkers contrasteren met die van de blanke werkers. Subtiel onderscheid in positie en status wordt gemaakt door hun positie in de foto. Wat ze bij zich dragen, namelijk zakken of papieren, laat zien hoe verschillende vormen van arbeid gereserveerd werden voor de verschillende rassen. Beelden die de arbeidsverhoudingen weergeven zijn vaak zo neergezet dat de hiërarchische orde duidelijk zichtbaar is. Aspecten zoals klasse, ras en status worden duidelijk volgens de geldende conventies en formules in fotografische portretten weergegeven. De positie van de Afrikaan is vaak die van een randfiguur: hij was het nauwelijks waard gefotografeerd te worden, behalve in antropologische studies. Hoogstens nam hij de plaats in van complementaire dimensie tot de blanke, zoals de voorbeelden hierboven laten zien. Er zijn weinig foto’s die de sociale interactie tussen blank en zwart laten zien in de periode van 1920 tot 1940. Officieel werden deze contacten op allerlei manieren verboden en onmogelijk gemaakt, hoewel ze er zeker waren. Op het werk werd er samen gegeten en wekelijks werden er gezamenlijke kerkdiensten gehouden bij de boer aan huis. Bruiloften en begrafenissen werden samen gehouden. Deze publieke contacten waren echter gericht op assimilatie van de Afrikaan in de blanke cultuur, en niet andersom. Met name de kerk probeerde de invloed van de zwarte Afrikaanse cultuur tegen te gaan, zoals bijv. op het gebied van de traditionele geneeskunde.

Het werk van zwarte fotografen

Er is weinig bewaard gebleven van het werk van zwarte fotografen tijdens de koloniale tijd. Zwarte fotografen hadden geen markt voor hun werk en geen toegang tot

uitstallingen. Bovendien was de blanke samenleving er niet van gediend dat de sociale verhoudingen op hun kop gezet werden doordat de zwarte de blanke ging fotograferen. In een schrijven van het departement van Bantoe-zaken lezen we het volgende9:

“Hiermee informeer ik u dat het onder de aandacht van dit appartement gebracht is, dat een fotografiezaak onlangs een bantoe gebruikte om foto’s te maken van voorbijgangers op het trottoir van een zekere stad.

8Sally Gaule, Juxtaposing race: Configurations of alterity in South African photography, 2002

(14)

Het departement is van mening dat het beleid, zoals hieronder beschreven, gevolgd moet worden als in de toekomst bantoes weer ingezet worden in verband met fotografische activiteiten, zelfs als ze alleen kleuringen of bantoes hoeven te fotograferen.

Het beleid van dit departement, voor zover het de aanwezigheid van bantoes in blanke gebieden aangaat, is gebaseerd op het beleid dat een zekere hoeveelheid bantoe arbeiders nodig is in zulke gebieden om het nodige werk te verrichten. De staat eist dat zulke arbeiders gehuisvest moet worden en biedt de nodige ondersteuning om dit mogelijk te maken. De staat verschaft ook de nodige structuur, bijvoorbeeld het registratie systeem van werk contracten, waardoor het aantal bantoes in een gebied beperkt wordt tot wat nodig is om de Europese bevolking te dienen.”

Dit beleid maakte het voor zwarten onmogelijk om blanken te fotograferen. Het gaf aan dat het kijken naar en observeren en fotograferen van mensen het domein was van de blanke. Terwijl de zwarten van alle kanten bekeken en geobserveerd mocht worden, werd het omgekeerde niet toegelaten. Bovendien geeft het document aan dat zwarte arbeid er uitsluitend toe diende om blanken te dienen.

De strenge regels die interactie tussen de rassen moesten beperken kwamen in gedrang tijdens de jaren van de Depressie in de 1930’s, toen zowel arme blanken en zwarten in grote getallen naar de steden stroomden. Het gebrek aan huisvesting had de groei van sloppenwijken tot gevolg, waar zowel blank als zwart een heenkomen zocht. Die ontwikkeling was directe aanleiding tot de wet tegen gemengde huwelijken.

De interactie tussen arme blanken en zwarten werd gekenmerkt door tegenstellingen: enerzijds voelden veel arme blanken zich bedreigd door de zwarten en probeerden zij zich sociaal en economisch van hen te distantiëren, anderzijds waren er arme blanken die hechte vriendschappen sloten met hun anderskleurige buren.

Begin 1950 verscheen het tijdschrift Drum, dat ondanks een vijandige omgeving veroorzaakt door de blanke structuur en regels, een nieuwe markt aanboorde die gericht was op de groeiende, geletterde zwarte bevolking. Er kwamen plotseling ongekende mogelijkheden voor niet-blanke fotografen. In een poging om de blank opgelegde normen te doorbreken, poogden de Drum fotografen in de periode tussen 1950 en 1960 te laten zien hoe rijk en verweven de gemengde sociale contacten waren in sloppenwijken zoals Sophiatown en Riverside.

Drum: de geschiedenis

Het magazine Drum (Fig.5) is opgericht in Zuid-Afrika in 1951, aan het begin van een tijd waarin de regeringsmachten de apartheid als officieël beleid probeerden door te voeren. Aanvankelijk was het tijdschrift in handen van journalist en broadcaster Robert Crisp en droeg het de naam the African Drum. Vervolgens werd het overgenomen door Jim Bailey,de erfgenaam van een zeer welgestelde Britse familie die haar fortuin in de mijnindustrie had gemaakt.

De oorspronkelijke African Drum was er voornamelijk op gericht om de succes story van de zwarte Zuid-Afrikaanse bevolking neer te zetten. Er werden door de regering kopieën buiten Zuid-Afrika verspreid als voorbeeld van hun behaalde succes met de bantoes. Het merendeel van de artikelen bestond uit stampreken en volksverhalen, het blad verkocht slechts 2000 exemplaren en draaide verlies.

Jim Bailey wilde dit veranderen en zorgde voor een moderner, onderzoekend blad, dat aandacht gaf aan het sociale leven van de zwarte Zuid-Afrikaanse bevolking. Het magazine verhuisde naar Johannesburg en veranderde van naam: het werd Drum. Robert Crisp nam ontslag en Anthony Sampson, een vriend van Bailey, werd redakteur, zonder overigens over enig ervaring te beschikken. Sampson publiceerde in 1956 het boek Drum, een fascinerende weergave van de eerste jaren van Drum.

In dezelfde periode lanceerde de African National Congress (ANC) een campagne tegen het politiek racisme, waaruit het anti-racistische ‘Freedom Charter’ voortkwam.

(15)

Politiek verzet werd gestimuleerd door de toename van hoger opgeleide en rijkere zwarte stedelingen, zij vormden tegelijk de grootste lezersgroep van Drum. Om meer zicht te krijgen op wat het zwarte publiek wilde lezen, werd er besloten een zwarte

Redacteurencommissie op te richten. Deze commissie moest adviseren over de inhoud van het magazine.

Drum was niet hoofdzakelijk politiek gericht10. Het blad bracht vooral populaire culturele

artikelen, een ware mix van sport, jazz, fictie, criminaliteit en glamour. Het was ook het enige blad dat actuele onderwerpen besprak. Dit succesvolle recept zorgde voor een

afname van maar liefst 35.000 exemplaren. Deze verkoop lag echter nog steeds onder het niveau van concurrent Zonk, ook een blad voor zwarte lezers.

Door de enorme groei van de toenemende aandacht voorhet zwarte publiek, verloor Drum veel blanke lezers. Dit betekende in de eerste instantie verlies: geldschieters klaagden, abonnees haakten af en scholen stopten hun orders. De verspreiding bleef echter toenemen.

Het eerste grote artikel, Bethal Today (“Mr. Drum” maart 1952) van acht pagina’s over de uitbuiting op Zuid-Afrikaanse boerderijen, zorgde voor een uitverkochte oplage. Hoewel het niet de bedoeling was dat de Drum zich op politiek vlak zou begeven, vond de redacteurencommissie dat politiek zo’n belangrijk onderdeel was van het zwarte Zuid-Afrikaanse leven, dat het zinloos en onvolledig zou zijn om er niet over te schrijven. Drum ging meer politiek gerichte artikelen publiceren. Een jaar na Bethal Today was de oplage meer dan 600.000. Artikelen die direct handelden over racisme, apartheid of tegenstand tegen het regime werden echter niet gepubliceerd. Jim Bailey was zelfs tegen de publicatie van foto’s of verslagen over Sharpville11 en over de verschrikkelijke

werkomstandigheden van de Zuid-Afrikaanse mijnwerkers.

Toch kon Drum uiteindelijk blijven bestaan vanwege haar neutrale karakter. Deze manier van rapportage werd echter niet door iedereen gewaardeerd, met name door de linkse partijen van Zuid-Afrika. Graeme Addison gaf de situatie als volgt weer:

“The Magazine remains a problem for the critic, because it sprang from a matrix of white entrepreneurship, editorial opportunism, and non-militant black talents, none of whom had a prime interest in the liberation of the masses. Drum did not aim to mobilize these masses, but it did educate and inform them, perhaps better than any other medium.” (Addison: 1987)

Inderdaad verschafte Drum aan zijn lezers een onnavolgbare mix van ideeën, inzichten en informatie.

Naarmate Drum groeide, groeiden de journalisten mee en sommigen werden uiteindelijk beroemde schrijvers, zoals Henry Nxumbolo. Drum was ook bekend vanwege de

uitstekende opleiding en begeleiding van fotografen. Bekende namen zijn Bob Gosani, Peter Magubane en de Duitse fotograaf Jurgen Schadeberg. Schadeberg was vele jaren de aanvoerder van de groep.

Ernest Cole, ook een werknemer, schreef het boek House of Bondage, een essentieel boek voor ieder die meer wilde weten over het leven in Zuid-Afrika, en fotograaf Ian Berry werkte later bij de club Magnum.

Het magazine bleef met wisselend succes bestaan tot 1984, toen tot ieders verbazing Jim Bailey het blad verkocht aan de pro- Afrikaanse regering uitgever, Nasionale Pers. In 1996 werd Drum een weekblad en het omschrijft zichzelf nu als een dynamisch blad voor de Zuid-Afrikaanse yup.

Drum: de beelden

10Drum, Anthony Sampson – An African adventure and afterwards, London 1983

11Het bloedbad van Sharpeville was een incident op 21 maart 1960, toen meer dan 20.000 inwoners demonstreerden tegen de pasjeswetten die hen belemmerden in hun bewegingsvrijheid en hen verplichtten om op vordering hun identiteitsbewijs te tonen. De politie schoot op de demonstranten, waardoor 69 doden en vele gewonden vielen.

(16)

Als wij enkele van de foto’s bekijken die in Drum verschenen, ontdekken we dat het fotograferen van sociale interactie tussen de rassen één van de manieren was waarop Drum de toenemende segregatie van zwart en wit probeerde tegen te gaan.

Drum stond daarin alleen en dergelijk materiaal wordt niet teruggevonden in de archieven van andere publicaties.

De uitgave van januari 1966, getiteld Them and Us levert het volgende commentaar: “Langzaam maar zeker ontneemt de staat ons gelegenheden elkaar te ontmoeten over de kleurbarriëre heen…”

De foto (Fig.6) Whites in Cato Manor shebeens, 1957, door Rantjith Kally (Indiase afkomst), laat een area van sociale en raciale interactie zien: de shebeen. De shebeen was een plaats waar alcohol illigaal verkocht werd en was dus per definitie gelegen aan de rand van de samenleving. Deze foto laat zien dat blank en zwart beiden de shebeens bezochten, maar bevat nog sporen van de ‘koloniale fotografie’: de blanke man bevindt zich op de voorgrond van de foto en domineert het beeld. Door hem echter op deze manier af te beelden, drinkend in een illegale kroeg, wordt zijn blanke superioriteit subtiel

onderuitgehaald.

Riverside 1962, de foto’s van Ernest Cole (Fig.7), een zwarte fotograaf, vallen op door de intimiteit die we zien tussen mensen van verschillende rassen, een intimiteit die de ‘ Group Areas Act12 onmogelijk had moeten maken. De foto’s tonen meegevoel en begrip

voor de schaarse rasseninteractie die er nog was.

Foto’s van blanken die een zwarte kruidendokter bezoeken, door Peter Magubane, 1958 (Fig.8), laten ons situaties zien, waarin de kennis en ervaring van de zwarte Afrikaan gezocht werd door de blanken. Daardoor werd in wezen de machtstructuur die het Zuid-Afrikaanse leven beheerste, omgedraaid. De kruidendokter kijkt in de camera maar op geen van beide mannen wordt de nadruk gelegd. De overeenkomst in hun kleren, hemd en das, laat zien dat de macht gelijk verdeeld is, hoewel in deze situatie de kruidendokter degene is die meer ‘macht en kennis’ heeft dan de blanke. Magubane heeft hem echter niet als duidelijk overheersend neergezet.

De zwarte fotografen die voor Drum werkten, maakten een ontwikkeling door die nieuw was voor Zuid-Afrika. Waar niet-blanken eerst niet mochten fotograferen en vooral geen blanken op de foto mochten zetten, gingen zwarte fotografen nu het leven om zich heen vastleggen. Bovendien staat de blanke niet meer op de voorgrond in de foto. Status en macht zijn nu gelijk verdeeld. De dagen van de blanke overheersing zijn geteld.

Blank en zwart in beeld

De volgende foto’s laten iets zien van de complexe cultuur van de blanke Afrikanergroep en geven de inherente tegenstellingen binnen de relatie tussen de Afrikaners en de zwarte bevolking aan.

Twee foto’s zijn uit het boek van David Goldblatt13, Some Afrikaners photographed (1975) en laten het sociale, politieke en economische leven in het Zuid-Afrika van 1960 zien. Het thema van relaties in de werkplaats, reeds eerder besproken, wordt hier verder uitgewerkt, hoewel er intussen politieke veranderingen hadden plaatsgevonden. Afternoon tea being served to two men repairing a car on a pavement in Fairview, Johannesburg 1965 (Fig.9), toont ons hoe het zelfbeeld van de twee blanke mannen gedefinieerd wordt door de aanwezigheid van de zwarte vrouw. Zij ontlenen hun superioriteit aan haar status als bediende. Tegelijk steunen ze als werkgevers op haar arbeid. De voorovergebogen houding van de vrouw suggereert ongelijke rassenverhoudingen, maar ook ongelijke

12De wet die bepaalde dat blank en zwart in aparte gebieden moest wonen. 13Zie hoofdstuk 6 voor achtergrond over David Goldblatt.

(17)

verhoudingen tussen man en vrouw. De foto beschrijft echter meer dan de verschillen in ras, klas en geslacht. Duidelijke sociale en politieke verschillen in macht en recht worden aangegeven door het feit dat de mannen als individu neergezet zijn, terwijl het gezicht van de vrouw verborgen is door haar houding van onderdanigheid en dienstbaarheid. De

houding van de vrouw herinnert ons aan het schilderij van J.F. Millet: Arbeiders op het Land (1857), en wekt de indruk van harde, rugbrekende arbeid. Het is een metafoor voor de moeilijke positie die de vrouw in deze samenleving heeft.

De foto levert ook subtiel commentaar op de vroege koloniale fotografische gebruiken, waarin foto’s als deze gemaakt werden. Goldblatt gebruikt deze vorm om te laten zien dat de ongelijke rassenverhoudingen weliswaar veranderd, maar niet verdwenen zijn.

De volgende foto (Fig.10), A farmers son with his nursemaid in the Marico bushveld (1964), geeft een enorme terderheid weer: zijn handen op haar schouders, haar hand om zijn hiel. Hoewel er geen openlijke kritiek uit deze foto spreekt, herinnert de intimiteit tussen deze twee figuren ons wel aan restricties als de wet tegen gemengde huwelijken. De afscheiding van kippengaas met het prikkeldraad erboven is een metafoor is voor de fysieke beperkingen die de Zuid-Afrikaanse wetten oplegden: zwarten werden verboden publieke parken en blanke buurten binnen te gaan.

Dit beeld wordt beheerst door de vele tegenstellingen die de verdeeldheid van de samenleving aangeven. De kippengaasafscheiding verdeelt het beeld in voorgrond en achtergrond. De boom links is kaal en de boom rechts is vol in blad. Het jongetje draagt een wit hemd en een donkere broek, de jonge vrouw draagt een donkere bloes en een lichte rok. De jongen staat, de vrouw zit. De vele verschillen die we opmerken geven aan hoe diepgaand en allesdoordringend de tegenstellingen in de samenleving zijn: de

samenleving word er door gevormd, zoals ook de foto gevormd is.

De foto’s die Gideon Mendall nam, Fun Valley 1985 (Fig.11), bij een Bridge over Troubled Waters concert, laat de langzame transformatie zien die zich in Zuid-Afrika heeft afgespeeld. Wij zien spanning en verschillen tussen de rassen – de vrouw lijkt niet op haar gemak en de afstand tussen de danser geeft een gebrek aan intimiteit aan. De vrouw wordt in haar bewegingen gehinderd door haar jas en tas en dit suggereert een materiële bagage waar de man geen last van heeft. In de tweede foto door Mendall geeft de structuur van het beeld chaos en onstabiliteit aan. De vele armen geven een indruk van activiteit en beweging, terwijl de figuren in de achtergrond, die iets hoger staan, gezien kunnen worden als een metafoor voor een rassenhiërarchie. Tegelijk laat het zien dat hun steun onzeker is, omdat die rust op een fysische kracht die eens tot een einde komt.

Conclusie

In dit hoofdstuk heb ik laten zien hoe tijdens de koloniale periode de westerling geobsedeerd werd door de zichtbare verschillen tussen blank en zwart, maar ook hoe de verhoudingen van macht, voorrecht en klasse gestalte kregen in de fotografie.

In veel beelden werd de ‘ander’ letterlijk aan de kant geplaatst, een positie die zijn/haar plaats in de samenleving weerspiegelde. Vaak werd de ‘ander’ neergezet als een stereotype, een onderdaan, onbeschaafd en minderwaardig. De foto’s geven vooral aan hoe beperkt de visie van de fotograaf was. Hierin vindt men een paradox: de foto’s onthullen kennis van de ‘ander’ door ons de gelegenheid te geven hem te bestuderen, maar laten in

werkelijkheid zien hoe weinig we van die ‘ander’ weten. Zoals gezegd wordt: De slaaf kent de meester beter dan de meester zelf.

Door de oprichting van het tijdschrift Drum kwam er ruimte voor zwarte fotografen om zich te ontwikkelen en we zien hoe er afscheid genomen wordt van de koloniale beelden, waarin de blanke centraal staat en de ‘ander’ zich aan de rand bevindt. Die ontwikkeling, een afspiegeling van wat er in de samenleving gebeurde naarmate de zwarte bevolking zich meer bewust werd van de eigen identiteit, bracht de Zuid-Afrikaanse zwarte in direct conflict met het apartheidsregime.

(18)
(19)

Hoofdstuk 4

De Zuid-Afrikaanse media onder vuur (1960-1980)

Zuid-Afrika! De naam alleen al roept beelden op van brandende townships, tanks in de straten, politiemannen met herdershonden, jonge zwarte mannen gewapend met stokken en stenen, huilende vrouwen bij een rij doodskisten. Het land waar een kleine groep blanken, een niet-blanke meerderheid, de mening van de hele wereld trotseerde.

Deze trieste beelden werden met toenemende ontsteltenis waargenomen door de buitenwereld. In dit land onder druk, wat Zuid-Afrika zeker was in de periode 1960 tot 1990, werden vooral de pers en de media klemgezet door de gebeurtenissen.

Blank Zuid-Afrika heeft veel in gemeen met westerse landen: een parlementaire democratie, een onafhankelijke rechtbank, een traditie van persvrijheid en een geschoolde en ontwikkelde bevolking. Zwart Zuid-Afrika echter, heeft meer gemeen met derde wereld landen. De bevolking is verarmd, analfabetisch en politiek

krachteloos.

Omdat ras of huidskleur alle aspecten van het leven in Zuid-Afrika doordringen, zijn de bevolkingsaantallen van de verschillende etnische groepen erg belangrijk. Er zijn 5 miljoen blanken (2,5 miljoen Afrikaanssprekend, 1,5 miljoen Engelssprekend en ong. 1 miljoen ‘andere’ Europeanen: vooral Portugezen, Italianen en Grieken). De niet-blanken tellen ongeveer 21 miljoen zwarte Afrikanen (Zulus, Xhosas, Sothos, Tswanas, Swazis, Vendas, Ndebeles, Shangaans etc.), 2.7 miljoen gemixte rassen (Kleurlingen) en 840.000 Aziaten.

Historisch gezien was de pers in Zuid-Afrika vooral bedoeld voor blanke lezers, en de vroegste dagbladen in de 19e eeuw waren in het Engels. Een veelzeggend kenmerk

van de Zuid-Afrikaanse pers is de duidelijke meerderheid van Engelse bladen, ondanks dat er (in de verhouding van 6:4) meer Afrikaans- dan Engelssprekende blanken zijn.

In grote trekken kunnen wij de Zuid-Afrikaanse pers in drie kampen verdelen: De Afrikaanstalige pers, die bijna vanaf het begin een instrument van de NP (Nationale Partij) was, met als doel de NP aan de macht te brengen en de standpunten van de Nationalisten te steunen. De Engelse pers die in particuliere handen was en bekend was met de Anglo-Amerikaanse traditie van persvrijheid en het leveren van harde kritiek op de regering. De zwarte pers, die werd lastig gevallen en beperkt door de apartheidsregering en die zich meer en meer identificeerde met ‘the struggle’ en probeerde om politieke veranderingen te brengen met de pen als scherpste wapen.

Door de jaren heen zijn de redacteurs en eigenaars van de kranten, Britten,

Afrikaners en Zwarten, dus meer geweest dan alleen maar degenen die passief het nieuws opschreven. Ze waren politiek betrokken en gebruikten de pers om de eigen economische en politieke doelen na te streven.

Tegen deze achtergrond profileerde de apartheidsregering zich gedurende de jaren van de struggle steeds meer als een totalitaire macht. Om de politieke dominantie te behouden over de stemgerechtigde blanke minderheid en de niet-blanke gekleurde meerderheid, hebben achtereenvolgende NP regeringen uitgebreide beperkende controles ingevoerd over de binnenlandse media. Tegenover de vijandige mening van de rest van de wereld nam zij haar toevlucht tot illegale en geheime operaties om de ware toedracht van zaken te verhullen.

(20)

Door middel van meer dan honderd wetten weerde de regering de pers van toegang tot belangrijke informatie, vooral als het ging om politie-, gevangenis-, militaire en

veiligheidszaken. Tegenstanders van de regering werden lastig gevallen, verbannen14, en

vastgehouden of gevangen genomen. Kritiek, tegenstand of het uiten van zwarte politieke aspiraties werden als uitingen van ontrouw of verraad gezien. Zwarte journalisten en fotografen en zwarte kranten werden vooral hard aangepakt.

De NP regering gebruikte alle middelen die tot haar beschikking stond om de opinie thuis en in het buitenland te beïnvloeden. Buitenlands nieuws, informatie en opinies over de apartheid werden gezien al vijandig en verdraaid en werden zoveel mogelijk geweerd. De Amerikaanse en Britse pers en hun correspondenten in Johannesburg werd het negatieve imago van Zuid-Afrika in de wereld aangerekend.

De druk op de media was ook indirect aanwezig. Er waren invloeden van financiële en economische aard. Sommige kranten kwamen erachter dat hun profijt afnam wanneer ze de regering te openlijk bekritiseerden of wanneer ze volgens de blanke lezer en adverteerder te veel nieuws over de zwarte bevolking en de voortdurende rassenspanningen publiceerden.

Hoe in deze omstandigheden regering en media tot elkaar in verhouding stonden en hoe de Zuid-Afrikaanse fotografie hierdoor werd beïnvloed, is het onderwerp van dit hoofdstuk.

De ‘Total Onslaught’ tegen de pers

De spanning tussen de pers en de regerende NP (Nationale Partij) is geworteld in Zuid-Afrika’s turbulente geschiedenis. Enerzijds was het de taak van de pers om de politieke verschillen en botsende belangen in het land weer te geven. Anderzijds werd zij de mond gesnoerd door diegenen die ten koste van alles vernieuwing en verandering wilden tegenhouden. Hoe meer de Zuid-Afrikaanse regering onder druk gezet werd door tegenstanders van apartheid in het binnen- en buitenland, hoe meer de vrijheid van meningsuiting in Zuid-Afrika ook onder druk kwam te staan. De houding van de regering ten opzichte van zijn tegenstanders verharde zich en had steeds strengere beperkingen tot gevolg.

Een belangrijke gebeurtenis in dit proces was de opstand in Soweto in juni 1976. Het begon als een geweldloos protest, een demonstratie door niet-blanke schoolkinderen tegen het gebruik op school van de Afrikaanse taal, ‘de taal van de onderdrukker’. Het liep uit op een oproer waarin meer dan 600 mensen stierven. Blanke journalisten en fotografen werden uit het zwarte getto geweerd en hun zwarte collega’s waren de enigen die toegang hadden. De Engelse oppositiekranten publiceerden breedvoerige berichten en foto’s die door hun zwarte journalisten gemaakt waren. Toen de rellen zich door de rest van het land begonnen te verspreiden, richtte de politie zich niet alleen tegen de demonstranten maar ook tegen diegenen die de gebeurtenissen rapporteerden. Zwarte journalisten en

fotografen werden geslagen, gearresteerd en dagenlang vastgehouden zonder aanklacht. Sommigen van hen verdwenen gewoon en hun families en ook hun redacteurs hadden geen idee of ze nog in leven waren. Maanden later zaten sommige niet-blanke journalisten nog in voorarrest en werden anderen gearresteerd op aanklacht dat ze de opstand hadden aangewakkerd. De regering onder leiding van Botha beschuldigde de journalisten en fotografen, alsook de pers in haar geheel, dat ze een gevaarlijke situatie erger maakten.

14Onder de Zuid-Afrikaanse apartheidswetten konden personen ‘verbannen’ worden, de beruchte praktijk van ‘banning orders’. Dit betekende dat ze zich niet buiten hun eigen district mochten begeven, zich regelmatig bij de politie moesten melden, ze verboden werden om met meer dan één persoon tegelijk contact te hebben, insluitende familieleden, en verboden werden om publieke instellingen en onderwijs- en opleidingsinstituten te bezoeken. Bovendien kon niets dat door een verbannen persoon gezegd of geschreven werd gepubliceerd worden.

(21)

Een direct gevolg van de Sowetorellen is dat niet-blanke journalisten en fotografen een nieuwe status in de journalistieke wereld kregen. Benjamin Pogrund, een redacteur van de Rand Daily Mail zei, “Zonder de moed en vastberadenheid van de zwarte journalisten zou de wereld nooit geweten hebben wat er echt in Soweto gebeurd is”. Van de vele foto’s die tijdens de Sowetorellen genomen zijn, is vooral de foto van Hector Peterson de wereld ingegaan als een beeld van de gruwel van de Zuid-Afrikaanse apartheid (Fig.12)

In de jaren tachtig liep de spanning tussen blank en zwart en in het verlengde daarvan tussen regering en pers alleen maar op. Sommige regeringsleden waren van mening, dat de kranten door nieuws over rellen te rapporteren de zwarte bevolking aanmoedigde tot toenemende oppositie en geweld. Er werd actie ondernomen. Op 16 juni 1980, tijdens een herdenking van degenen die in 1976 in Soweto gestorven waren, verbood de politie alle journalisten en fotografen de

townships binnen te gaan. Ze werden ook toegang ontzegd tot ‘operationeel gebied’, m.a.w. gebieden waar de politie en beveiligingsdienst actief waren. Zo werden ook leden van de buitenlandse pers tegengehouden. Want, zo luidde de politieverklaring, buitenlandse fotografen hadden de mensen in Soweto opgestookt om in opstand te komen15.

Op 20 juni 1980 begon er een grote stakingsactie in Uitenhage, een industrieel gebied bij Port Elizabeth. De gehele stad en townships werden tot ‘operationeel gebied’ verklaard. Journalisten mochten alleen binnen met toestemming en onder begeleiding van de politie. Fotografen mochten niet mee.

Tijdens de jaren ’80 werden journalisten en fotografen, zwart zowel als wit, steeds meer lastig gevallen. Ze werden voor de rechtbank gebracht om te vertellen waar ze hun informatie vandaan haalden. Ze werden voor onbepaalde tijd in de gevangenis gezet voor ondervraging. Ze werden aangeklaagd voor allerlei minieme

overtredingen. Aanvragen voor paspoorten werden per definitie geweigerd. Behalve deze administratieve acties dreigde de regering met verdere wetgeving om de pers de mond te snoeren. Over drie belangrijke gebieden, politie, beveiliging en

gevangenissen, kon alleen geschreven of gefotografeerd worden met officiële toestemming. In juni 1982 kwam er de Wet op Bescherming van Informatie, waardoor gevangenisstraffen van tot 10 jaar opgelegd konden worden wanneer er zonder toestemming informatie of foto’s gepubliceerd werden over veiligheidszaken en terroristen.

Beperking van de pers had zelfcensuur tot gevolg. Zelfcensuur komt in vele vormen voor en is moeilijk te herkennen. Het komt meestal tot uiting door het nalaten om bepaalde nieuwsverhalen te rapporteren, maar het is moeilijk vast te stellen waarom een gebeurtenis niet gerapporteerd wordt. Bijvoorbeeld: een reportage over de gedwongen verhuizing van zwarten wordt misschien niet gepubliceerd omdat het de regering zou irriteren of misschien omdat de blanke lezer weinig belangstelling heeft voor dergelijke verhalen of omdat de redacteur het geen interessant nieuws vindt. Zelfs de meest uitgesproken oppositiekranten, zoals de Rand Daily Mail en de Cape Times, maakten hierin hun keuzes. De blanke Zuid-Afrikaner was weinig bezorgd over de afnemende persvrijheid en voelde zich niet in eigen vrijheid beperkt wanneer zwarte kranten verboden werden of wanneer journalisten en fotografen gearresteerd werden. Ze zagen het als een noodzakelijk onderdeel van de zo geroemde ‘total onslaught’16 op het gevaar dat hun voorbestaan als blanke Zuid-Afrikaner bedreigde.

15 W.A Hachten, C.A Giffard ,Total Onslaught, The South African Press under Attack, Wisconsin USA 1984 16 Total Onslaught = Totale strategie

(22)

Beperkende Wetten

“In heel Afrika heeft geen land zoveel persvrijheid als Zuid-Afrika”. Dit werd soms gezegd door supporters van de apartheidsregering, maar ook werd het toegegeven door zijn tegenstanders. Bezoekers aan Zuid-Afrika waren meestal onder de indruk van de levendige en keiharde reportages in de kranten, vooral de Engelstaligen, met name wanneer er kritiek geleverd werd op de NP regering. Censuur van de

algemene dagbladen kwam echter in allerlei gedaanten voor en was bedacht om de politieke macht van de NP regering en het apartheidsysteem in stand te houden. De vele wetten bemoeilijkten het leven van journalist, fotograaf en redacteur.

In het stijlboek van het Rand Daily Mail was de volgende waarschuwing opgenomen: PAS OP!

• Zonder toestemming mag niets dat gezegd is door een verbannen persoon, of hij in Zuid-Afrika leeft of in het buitenland, gepubliceerd worden. Een kaartindex van verbannen personen is beschikbaar in de bibliotheek. • Zonder toestemming kan niets dat betrekking heeft op de Zuid-Afrikaanse

verdediging gepubliceerd worden, behalve in sommige omstandigheden. • zonder toestemming kan niets dat betrekking heeft op Zuid-Afrikaanse

uranium gepubliceerd worden.

• Zonder toestemming van de Commissaris van Gevangenissen kunnen geen foto’s van gevangenissen of gevangenen, insluitende politiewagens of andere vervoermiddelen voor gevangenen gepubliceerd worden.

• Wees voorzichtig met alle reportages die te maken hebben met toestanden in Zuid-Afrikaanse gevangenissen.

Het doel van de wetten waar het stijlboek indirect naar verwijst, was om publicatie te voorkomen van hoe de politie en beveiligingsdienst omging met haar binnenlandse ‘vijanden’. Al deze regels waren serieuze beperkingen voor de professionele

journalist en fotograaf, vooral als ze werkten in traditionele nieuwsgebieden, zoals de justitie en de politiek.

Hier volgen een paar van de belangrijkste wetten waar Zuid-Afrikaanse fotografen, journalisten en kranten mee te maken hadden:

1. Internal Security Act

Deze wet verbiedt het propageren, verdedigen en aanmoedigen van alle

doelstellingen van het Communisme. Ze verbiedt ook het publiceren van geschreven of gesproken woorden van een verbannen persoon of het fotograferen van een verbannen persoon. Onder deze wet werden veel fotografen verbannen en konden ze hun werk niet doen.

2. Sabotage Act

Het publiceren van een nieuws artikel dat aanleiding kan geven tot het verstoren van publieke rust en vrede is strafbaar. Potentiële getuigen (inclusief fotograaf of

journalist) kunnen voor 180 dagen zonder verhoor aangehouden worden, met mogelijke verlenging. Deze regel leidde vooral tot zelfcensuur van kranten. 3. Terrorism Act

Deze wet omvat alle acties die mogelijk de publieke orde in gevaar zouden kunnen brengen, die actieve tegenstand tegen de regering kunnen aanmoedigen, die onrust kunnen veroorzaken, die met buitenlandse hulp politieke veranderingen door het gebruik van geweld kunnen aanmoedigen, die rassenhaat kunnen opwekken, die door intimidatie een doel proberen te bereiken. Schuldigverklaring had een minimum

(23)

gevangenisstraf van vijf jaar, met als maximum de doodstraf. Deze wet was zeer gevreesd omdat het een ruime interpretatie toeliet. Zelfs het rapporteren van kale feiten kon als strafbaar aangerekend worden. Deze wet maakte het voor fotografen onmogelijk actueel nieuws te fotograferen.

4. The Bantu Administration Act of 1927and laws connected to it.

Het is verboden rassenhaat aan te wakkeren. Deze wet maakte het moeilijk om legitieme grieven van de zwarte bevolking te publiceren. Ten tweede: van een verbannen persoon mag geen geschreven of gesproken woord in het verleden, heden of toekomst gepubliceerd worden. Voor een verbannen fotograaf betekent dit dat geen van zijn foto’s, ook al waren ze vóór zijn verbanning genomen, gepubliceerd mogen worden. Ten derde: een krant kan verboden worden als de regering van mening is dat een tekening, foto, artikel of reclame rassenhaat aanwakkert. Ten vierde; niets mag gepubliceerd worden wat anderen tot geweld aanzet, inclusief foto’s. De straf voor de redacteur is een maximum van vijf jaar gevangenis en/of 10 zweepslagen. Het effect was: when in doubt, leave it out.

5. Official Secrets Act

Verbiedt het doorgeven van informatie over alle zaken betreffende militaire, politie en veiligheidszaken. Samen met de Wet op Verdediging van 1957 geeft deze wet de verzekering dat alle acties van het Zuid-Afrikaanse leger, de vloot en de luchtmacht geheim blijven. Dit had het bizarre gevolg dat de rest van de wereld beter op de hoogte was van de gebeurtenissen in Zuid-Afrika dan haar eigen inwoners. Foto’s en artikelen werden in het buitenland gepubliceerd maar niet in Zuid-Afrika.

Mijn moeder maakte dit mee toe ze na een jaar stage in Nederland terugkeerde naar Zuid-Afrika. Toen ze daar vertelde wat er gebeurde in Zuid-Afrika, dachten haar vrienden en familie dat ze óf loog óf buitenlandse propaganda geloofde.

6. Prisons Act

Verbiedt publicatie van valse informatie en alle foto’s over ervaringen in de

gevangenis door ex-gevangenen of de administratie van een dergelijke gevangenis. Er was geen krant in Zuid-Afrika die het waagde informatie over de gevangenissen te publiceren, behalve wanneer dit van het Departement zelf kwam. Fotografen

mochten gevangenissen niet fotograferen. 7. Police Amendment Act

Verbiedt de media om zonder toestemming van de Minister of Commissaris informatie of foto’s te publiceren over personen tegen wie actie ondernomen is (insluitende arrestatie en gevangenhouding), om mogelijke terroristische activiteiten te voorkomen en bestrijden. Deze wet maakte het mogelijk dat mensen zoals Steve Biko konden verdwijnen zonder dat het publiek daar iets over hoorde. Zelf hoorde ik pas toen ik in Nederland kwam wonen wie Biko was.

8. National Key Points Act

Maakt het de regering mogelijk om crisisgebieden uit te roepen, bijvoorbeeld de plaats waar een terroristische bom afgegaan is, en de pers zodoende te verbieden daar te komen. Het was vaak onduidelijk hoe deze wet toegepast moest worden: een fotograaf kon foto’s aan het maken zijn van een rel midden in de stad, om plotseling van de politie te horen dat dit een ‘key point’ was en hij het gebied onmiddellijk moest verlaten.

Bovenstaande wetten beperkten journalisten en fotografen in bijna alle aspecten van hun werk. Ze werden echter ook beperkt op andere, meer indirecte manieren. Het innemen of de weigering van een paspoort, vaak zonder opgave van reden, had als doel de fotografen en journalisten te intimideren en maakte het hun onmogelijk om het nieuws buiten Zuid-Afrika te rapporteren. Kritische blanke fotografen werden vaak op deze manier ‘gestraft’, maar de zwarte fotografen hadden het nog moeilijker. Het verkrijgen van een paspoort werd hen bijna onmogelijk gemaakt, ze moesten een aanzienlijk bedrag aan deposito betalen, certificaten van goed gedrag en

(24)

karakter voorleggen en werden bovendien geïnterviewd door de Veiligheidspolitie. Het hele proces kon maanden in beslag nemen.

De apartheidswetten beperkten vrijheid van beweging in sterke mate, vooral onder de zwarten, maar ook onder de blanken en dit maakte het de kranten moeilijk om aan informatie te komen. In het geval van zwarte Zuid-Afrikanen werd hun recht om ergens te leven en werken gecontroleerd door de ‘pass laws’. Een zwarte fotograaf die het recht had om in Johannesburg te wonen, kon zonder toestemming niet langer dan 72 uur in een andere stad verblijven. Blanken was het verboden om zonder toestemming de zwarte townships binnen te gaan. Af en toe werden complete plattelandse gebieden afgesloten voor blanken zowel als zwarten die er niet

woonden. Deze situatie dwong de kranten om altijd een team van reporters op weg te sturen, een blanke en een zwarte, om zoveel mogelijk toegang te hebben tot informatiebronnen en locaties.

Gerald Shaw, een redacteur van de Cape Times, bestempelde deze intimidatie en beperking van journalisten en fotografen die rapporteerden over rellen, stakingen en demonstraties, als het grootste probleem van het inzamelen van nieuws. De politie bood geen bescherming aan de pers in deze situaties, integendeel, ze namen vaak camera’s en films in beslag.

Al deze wetten werden vaak met grote willekeur toegepast. Een bekend voorbeeld is dat van Winnie Mandela, die, terwijl ze een verbannen persoon was, opgepakt werd omdat ze in gezelschap verkeerde van meer dan één persoon. Ze was namelijk op weg om haar twee dochtertjes naar school te brengen.

De grote vraag is: wat waren de gevolgen van al deze wetten? En wat voor invloed had dit op de fotografie van Zuid-Afrika? Ten eerste: sommige kranten, journalisten en fotografen waren geïntimideerd en censureerden zichzelf. Ten tweede bereikte veel nieuws de krant nooit vanwege de mogelijke complicaties die daar uit voort zouden kunnen komen. De nationalistische regering leek de pers met succes de mond te kunnen snoeren, maar ondanks de wetten en beperkingen werd er toch nog veel belangrijke informatie gepubliceerd. Vele journalisten en fotografen, zowel zwart als blank, verzamelden dagelijks hun moed om de wereld het verhaal van rassen- conflicten en de crisis in Zuid-Afrika te kunnen vertellen.

De onderdrukking van de zwarte pers

De geschiedenis van de zwarte pers kan verdeeld worden in vier fasen, waarin de pers hoofdzakelijk in handen was van definieerbare groepen.

1. De Zendelingentijd 2. De Onafhankelijkheid 3. Blank beheer

4. Multiraciale periode.

De Zendelingen

Umshumaveli Wendabe (Publiceerder van het nieuws) werd uitgegeven door de Wesley Mission Society in Grahamstad van 1837 tot 1841 en wordt gezien als de eerste publicatie gericht op het zwarte publiek in Zuid-Afrika. Het werd gepubliceerd in de Xhosa taal.

De O nafhankelijkheid

Onafhankelijke kranten of publicaties waren economisch gezien vaak kwetsbaar en onstabiel. Te weinig kapitaal, toerusting, opgeleide werknemers en onontwikkelde afzetgebieden aan de ene kant en een publiek dat grotendeels analfabeet en arm was aan de andere kant. De blanke zakenwereld werd echter geïnteresseerd in de

(25)

zwarte pers. De Kamer van Mijnhandel richtte in 1920 het blad Umteteli waBantu op en had al gauw de beste zwarte journalisten van die tijd in dienst. Hiermee werd in 1930 de eerste stap gezet naar de blanke dominantie van de zwarte pers.

O nder behe er van de blanken

De belangrijkste uitgever van deze tijd was Bertram F.G. Paver, oprichter van de Bantu Press, het eerste monopolie van de zwarte pers. Bantu Press gaf dagbladen en tijdschriften uit door heel zuidelijk Afrika.

Zwarte journalistiek en fotografie ondergingen een belangrijke verandering toen Jim Bailey de African Drum begon in 1951, en de Golden City Post in 1955. Anthony Sampson en Tom Hopkins leverden grote bijdragen tot het succes van Drum. Het blad werd de spreekbuis voor de townshipmassa door, als nooit tevoren, sociale en politieke grieven te publiceren. De reportages over Zuid-Afrikaanse gevangenissen en de

dramatische foto’s van het Sharpville incident in 1960 schokten de rest van de wereld. Drum had een blijvende invloed op de zwarte journalistiek en fotografie, maar bleef niet lang voortbestaan in zijn originele vorm. In 1965 trok de uitgever zich terug en Drum verscheen later in een veel milder jasje. Het weerhield zich van de agressieve reportages over politieke kwesties, die in vroegere gedaante nieuws en foto’s van betekenis aan de stedelijke zwarten hadden verschaft.

In de jaren vijftig probeerde de Zuid-Afrikaanse regering het groeiende zwarte lezerspubliek te bereiken. Hendrik Verwoerd, toen minister van Naturellen Zaken, (naturellen was het gekozen woord voor alles dat niet blank was), hielp om het blad Bantu op te zetten, dat tot doel had de apartheidspolitiek te promoten.

De multiraciale periode

Verschillende factoren droegen bij tot deze nieuwe periode. Blanke publicaties hadden een verzadigingspunt bereikt onder de blanke lezers. In 1976 waren er tien kranten voor twee miljoen blanke lezers in de Johannesburg / Pretoria area. Nieuwe afzetgebieden waren nodig.

Zwarte journalisten, die oorspronkelijk in dienst waren genomen voor de township bijlagen, werden aangesteld in het dagelijkse nieuwsteam, hetzij in lagere posities. Een aantal kranten met een hoog zwart lezerspubliek integreerde ‘zwart nieuws’ in alle delen van de krant: algemeen nieuws, sport, vrouwenblad enz.

Hoewel er geen sprake was van een onafhankelijke zwarte pers, groeide ook het aantal publicaties dat alleen gericht was op niet-blanke lezers, namelijk de zwarten, kleurlingen en Aziaten. Deze publicaties, hoewel in blanke handen, kunnen

omschreven worden als ‘de zwarte pers’ van die tijd en bestonden uit: • De Engelse pers, een ‘surrogaat’ pers voor de zwarten met speciale

‘township’ bijlagen, vooral in kranten zoals de Rand Daily Mail. De meeste ervaren zwarte journalisten en fotografen werkten voor deze kranten. • Een aantal weekbladen, dat gericht waren op zwarte lezers.

• De Sowetan, een dagblad van de Argus, samengesteld en uitgegeven door een zwarte redactie voor een zwart lezerspubliek.

• De Golden City Press, een zondagkrant voor zwarten in Johannesburg. • Een aantal kleine publicaties zoals Graphic en Leaders, die bedoeld waren

voor Aziatische lezers in Durban. • Het Drum magazine (zie Hoofdstuk 3)

Een toenemend zwart lezerspubliek, gevolg van het stijgende alfabetisme onder de zwarten, maar ook van kranten die nieuwe afzetgebieden zochten, betekende dat ook de politieke aspiraties van de zwarte bevolking groeiende belangstelling kreeg in de pers. Dit werd door de apartheidsregering als gevaarlijk en ongewenst beschouwd en er kwamen steeds meer regels en wetten om de pers de mond te snoeren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Electoraal onderzoek heeft de laatste jaren een vaste plek veroverd in de Nederland- se politiek. Niet alleen de grote politieke partijen doen onderzoek, ook GroenLinks

Er zijn ongetwijfeld mensen die soberder kunnen eten, er zou ook veel gewonnen worden als geen voedsel meer bederft (nu circa 1 0-30%) of niet meer gedumpt

In het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid wordt gesteld: 'De banden met de Antillen en Aruba worden voortgezet, maar in overleg met hen op een

Als je deze klaar hebt, zet je alles in elkaar: eerst het binnen- ste van de bloem, vervolgens breng je de 7 bloemblaadjes rond de buitenkant aan. Tot slot rol je weer een

Tabel 5 Regressieanalyse met attitude ten opzichte van gedrag, subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole als voorspellers van de gedragsintentie voor commercial 1, 2 en

‘Gaan we van Vaalbank weg?’ riepen de beide meisjes, die ook aan de tafel zaten, tegelijk. Ze waren ouder dan Paul, en moesten kousen breien voor het gezin. Dat was geen

toestande geopenbaar het 9 wat die beskaafd~ christelike blarilie nie slegs in lewens- maar ook in sedelike gevaar geplaas het. Om homself te handhaaf; het die

Ook vergelijkingen van de arbeidsmarktpositie van niet- westerse en autochtone mannen en vrouwen laat eenzelfde beeld zien: de verschillen in werkloos- heid en in