• No results found

ZUID AFRIKA

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ZUID AFRIKA "

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

~ DOCUMJ;NTA

PAIIIfTIJ:~UTIEKE

889

Van Loghum Slaterus maandblad

' wet van het

enschapp 1 ..

' instituut e IJk voor het cda

(2)

Ant1-Revolutionaire Staatkunde, Christelijk Historisch T1jdschrift en Pol1tiek Perspeclief.

Redactie

drs. Th.B.F.M. Brinkel (secretaris) drs. H. Eversdijk

mr. J.JAM. van Gennip drs. J. Grin

dr. K.J. Hahn mr. AK Huibers

ir. W.C.M. van Lieshout (voorzitter) drs. M.J.Th. Martens

drs. A.M. Oostlander prof. dr. C.J. RiJnvos dr. H. van Ruller

drs. T.L.E. Strop-von Meyenfeldt prof. dr. H.E.S. Woldnng mr. L.B.M. Wust

Redactie-ad res

Wetenschappelijk lnstituut voor het CDA, Dr. Kuy- perstraat 5, 2514 BADen Haag, tel. 070-92.40.21.

t.a.v. drs. Th. B.F.M. Bnnkel.

Secretaresse: H.G.M. Vennga-Loomans.

De redactie stelt er prijs op artikelen (tot maximaal 4000 woorden) te ontvangen die passen in de opzet van Christen Democratische Verkenningen.

Boeken ter recens1e kan men zenden aan de redac- tie van Christen Democralische Verkenn1ngen; terre- censie gezonden boeken kunnen niet worden gere- tourneerd.

Christen Democrat1sche Verkenningen w11 een ge- wetensfunctle vervullen b1nnen de christen-demo- cratie; verkennend, grenzen aftastend, opinierend, zowel h1storisch-analyt1sch als toekomstgencht en ln- ternationaal georienteerd.

Het doet dit vanuit een kritisch-sol1daire en onafhan- kelijke opstelling ten opzichte van het CDA.

Het schrijft over en vanuit het spanningsveld tussen geloof en politiek.

Het vraagt de aandacht voor de betekenis van chris- ten-democratische uitgangspunten voor pol1tieke en maatschappelijke vraagstukken.

Christen Democratische Verkenningen richt z1ch op de trend 1n het pol1tieke en maatschappelijke gebeu- ren ook in de politieke actualiteit van de dag.

Abonnementen

De abonnementsprijs bedraagt

f 60,- per 1aar incl. btw en verzendkosten.

Studenten CDJA-Ieden f 37,50 Losse nummers f 6,50

Abonnementsadministratie: Libresso (distributie van vak1nformatie) postbus 23, 7400 GA Deventer, telefoon 05700-3 31 55

Beeindiging abonnement

Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterl1jk 1 de- cember van het lopende abonnementsjaar worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch voor een jaar verlengd.

Adresw;jzigingen

Bij w1jz1ging van naam en/of ad res verzoeken wiJ u een gewijzigd adresbandJe toe te zenden aan Li- bresso bv, postbus 23, 7400 GA Deventer

Betalingen

Gebruik voor uw betalingen bij voorkeur de te ont- vangen stortingsacceptgirokaarten; dit vergemak- kelijkt de admin1stratieve verwerk1ng

Advertenties

Opgave van advertenties aan de u1tgever: telefoon 030-51 12 74.

ISSN 0037-8135

( ( (

0 d ai

g h

w ri 1

Cl

(3)

Column

lr. W.C.M. van Lieshout

lntermediaire

organisaties, een dilemma bij de deregulering

Deregulering is uitgegroeid tot een beg rip dat aile grate politieke partijen in ons land als belangrijk speerpunt van hun pro- gramma's noemen. Belangrijke drijfveren hierbij zijn:

- het verworven inzicht dat centralisti- sche sturingsconcepties in hun effect en werkwijze tot onacceptabele of on- bevredigende resultaten hebben ge- leid;

- het groeiend besef dat de mondige en volwassen burger in staat moet worden geacht en de uitdaging nodig heeft om - waar mogelijk te zamen met an- deren - verantwoordelijkheid te ne- men voor het handelen van zichzelf als- mede voor de maatschappelijke ver- banden waaraan hij of zij direct partici- peert.

De trage effectuering van het deregule- ringsproces in de laatste 6 a 8 jaar is niet uitsluitend te wijten aan weerstanden in bureaucratieen. Veeleer komt de politiek tot de overtuiging dat deregulering niet kan worden bereikt door uitdunning van de bestaande regelgeving en het overdra- gen van bepaalde bevoegdheden aan la- gere overheden. Het is noodzakelijk op- nieuw de besturingsconceptie in onze maatschappij te doordenken.

Niet zelden zijn het politici en vertegen- woordigers van allerlei belangengroepe- nngen die, ondanks de principiele instem-

Chr1sten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

ming met de gedachte aan een terugtre- dende overheid, in de praktijk grate aarze- lingen vertonen in het feitelijk doorbreken van de huidige verhoudingen en machts- evenwichten alsmede in het doorschuiven van verantwoordelijkheid naar de burger.

Zowel bij de overheid als bij vele organi- saties bespeurt men dan oak een neiging om weliswaar de overheidsinvloed te be- perken maar gelijktijdig de macht van lan- delijke en koepel-organisaties te verster- ken. Men krijgt de indruk dat deze inter- mediaire organisaties een soort vlucht- heuvelfunctie krijgen. De overheid krijgt de mogelijkheid om bepaalde taken en verantwoordelijkheden af te schuiven, maar doet dat naar landelijke privaatrech- telijke rechtspersonen die eigen beleids- doelen en belangen kennen en een onaf- hankelijke maatschappelijke laag gaan vormen. Deze gaan een soort pseudo- overheidsrol vervullen. Het feitelijk over- dragen van verantwoordelijkheden en ta- ken naar de basis - de individuele bur- ger of de groep van burgers die verant- woordelijk zijn voor de uitoefening van een bepaalde taak - komt niet tot stand.

Vele betekenissen

De discussies worden vaak bemoeilijkt omdat het begrip 'intermediaire organisa- tie' niet zelden in vele betekenissen wordt gebruikt. De breedste definitie omvat aile

321

(4)

vormen van gemeenschappelijke actie en solidariteit die door en voor de burger wor- den opgezet en uitgevoerd. Hieronder vallen zowel de bijzondere school als de Federatie van Nederlandse Vakverenigin- gen. Vaak valt echter in de discussie een veel engere omschrijving te beluisteren.

Men doelt daarbij op landelijke koepelor- ganisaties van uitvoerende instellingen.

Het zijn als het ware tweede echelon inter- mediaire organisaties. Gedacht wordt dan aan bijvoorbeeld een HBO-raad en een Nationale Ziekenhuisraad.

Dergelijke landelijk opgestelde organi- saties vervreemden niet zelden van de ba-

SIS en ontwikkelen een eigen beleid als- mede een van de basis onafhankelijke be- langenbehartiging; er ontstaat een nieuwe bureaucratie. Het is niet de dienstverlening aan de basisorganisatie en het behartigen van haar belangen - 'de spreekbuisfunc- tie' - die centraal staat, maar veeleer het uitdragen en verdedigen van een landelijk beleid dat door de organisatie autonoom op basis van voorbereiding door een eigen staforgaan wordt ontwikkeld Der- gelijke instellingen kunnen invloedrijke te- genwichten gaan vormen voor het optre- den van de overheid en worden als zoda- nig een niet te onderschatten politieke machtsfactor en krijgen een nuttige func- tie. Toch blijft de vraag of de overdracht van taken en verantwoordelijkheden aan deze centraal optredende organisaties voldoende tegemoet komt aan een we- zenlijk oogmerk van deregulering in een moderne maatschappij: het bevorderen van een pluriforme samenleving, het scheppen van mogelijkheden voor klein- schaligheid, het geven van meer ruimte aan de individuele burger om verantwoor- delijkheid te dragen voor maatschappe- lijke taken die aan de basis moeten wor- den verricht; taken op het terrein van on-

322

derwijs, gezondheidszorg, cultuur, sport- welzijn.

Vertrouwen

Het gevaar bestaat dat d1t soort landelijke koepelorganisaties bij de basis overkomt als een invoeging van een extra bestuurs- laag en het vergroten van de bureaucra- tie; aldus worden vervreemdingseffecten vergroot.

Het bovenstaande maakt duidelijk dat onze maatschappij nog lang niet klaar is met het probleem van de terugtredende overheid en het vergroten van de vrij- heidsgraad en verantwoordelijkheid van de individuele burger in een complexe maatschappij. We hebben eigenlijk nog geen algemeen aanvaard beeld op welke punten de overheid op internationaal, na- tionaal, regionaal en lokaal niveau moet sturen en waar dat per se niet nodig is. De gemeenschap heeft ook nog niet het ver- trouwen opgebouwd dat de burger - met vallen en opstaan en met een grate mate van pluriforme invulling - in staat is om medeverantwoordelijkheid te dragen voor het in stand houden en ontwikkelen van de maatschappij. Wij weten nog niet goed raad met een reele invulling van het subsi- diariteitsidee.

De huidige oploss1ngen hebben het ka- rakter van pseudoconstructies. Hierdoor ontstaat bestuurlijk een vicieuze cirkel die ondanks aile goede bedoelingen het de- reguleringsproces laat verzanden. De vaak geconstateerde desinteresse van de burger in het maatschappelijke en poli- tieke bestel wordt eerder bevorderd dan verminderd.

Christen Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

F

(5)

'9

Landbouw en m1lieu

Prof. mr. P. de Haan

Landbouw- en

milieubeleid in een

christen-democratisch perspectief

Het marktmechanisme is in het kader van gespreide verantwoordelijkheid onmis- baar. Maar producenten en consumenten kunnen geen garantie bieden voor een re- delijk ink omen voor de boeren of voor het milieu. Daarom moet de overheid promi- nent aanwezig z1jn in de agrarische sector.

Deelneming aan de werkzaamheden van de Programcommissie van het CDA, in het bijzonder het voorbereiden van de hoofdstukken II (Milieu, ruimte en in- frastructuur) en IV (Landbouw, visserij en landelijk gebied) van het antwerp- program 1989-1993 heeft mij meer dan ooit geconfronteerd met de enorme pro- blemen die er in de laatste decennia tus- sen landbouw en milieu zijn gerezen. In Ieite zijn ze drieerlei. Enerzijds is de land- bouw tegen wil en dank een van de groot- ste vervuilers geworden, met name op het stuk van vermesting (fosfaat en nitraat), verzuring (ammoniak) en verspreiding van milieugevaarlijke stoffen (bestrij- dingsmiddelen). Anderzijds is zij oak een van de belangrijkste slachtoffers van de milieuvervuiling. De Nederlandse land- en tuinbouw lijdt jaarlijks ruim f 600 miljoen schade als gevolg van verontreiniging van de Iucht met ozon, zwaveldioxyde en fluor. Te zamen met de schade als gevolg van bodemverontreiniging (onder andere cadmium) en verzuring (aantasting van de

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

bossen) kan het geheel worden begroot op een bedrag dat tenminste gelijk is aan wat jaarlijks van de agrarische sector aan milieumaatregelen wordt verwacht.

Natuur- en landschapsbeheer

Er is echter nag een derde relatie tussen landbouw en milieu, die gelukkig positie- ver is. Oat betreft de rol die de landbouw nog steeds speelt als beheerder van de groene ruimte. Dit betreft zowel belang- rijke natuurwaarden die met landbouw- gronden en bossen zijn verbonden, als de agrarische cultuurlandschappen (hout- wallen, vogelweidegebieden, beekdalen en dergelijke) die zo karakteristiek zijn voor ons land. Oak onze - ondanks ver- mindering van het aantal soorten - nag immer rijk geschakeerde flora en fauna hangen in hoge mate af van enigerlei vorm van bodemcultuur. Tach is ook bij deze beheersfunctie het spanningsveld tussen wat met recht de meest moderne landbouw ter we reid mag heten en de be- langen van natuur en milieu niet gering.

Niet voor niets zijn natuur- en landschaps-

Prof. mr. P de Haan (1927) IS onder andere hoogleraar onroerend·goedrecht en systcemontw1kkel1ng van de admi·

n1strat1eve wetgev1ng aan de TU Delft. buitengewoon hoog·

leraar grondrechtgebru1k aan de VU te Amsterdam. l1d van de CDA-programcommissie voor mil1eu en landbouw. lid van de Kon1nki1Jke Nederlandse Academ1e van Weten- schappen.

323

(6)

behoud en openluchtrecreatie bij de kabi- netsformatie in 1981 ter behartiging opge- dragen aan het Ministerie van Landbouw en Visserij, ten einde opnieuw een syn- these tussen · deze tegenstrijdige belan- gen tot stand te brengen.1

Wat er in deze verkiezingstijd oak ge- zegd mag worden over het zogenaamd uitgeregeerd zijn van het kabinet-Lubbers II, vaststaat dat geen kabinet ooit een zo samenhangend natuur- en milieubeleid in de breedste zin van het woord tot ontwik- keling heeft gebracht als juist het onderha- vige. Niet minder dan vier uiterst essen- tiele plannen zijn in voorbereiding, te za- men het hele gebied bestrijkende, waarbij ik allerlei uitwerkingsplannen voor deel- problemen als verzuring en vermesting buiten beschouwing laat. Het aardigste is dat twee ervan voor de speciale verant- woordelijkheid komen van de VVD- ministers Nijpels (Nationale Milieube- leidsplan) en Smit-Kroes (Derde Nota Wa- terhuishouding), terwijl de beide andere (Natuurbeleidsplan en Structuurnota Landbouw) op naam staan van onze eigen CDA-minister Braks. Elk van deze bewindslieden geeft een bepaalde kleur aan het milieu, namelijk respectievelijk grijs (milieubeheer), blauw (waterbeheer) en groen (natuur- en landschapsbeheer).

Desalniettemin heb ik mijn twijfels of met de VVD als partij in een nieuw kabinet het vereiste milieubeleid valt te voeren.

Die twijfel wordt niet in de eerste plaats ingegeven door de lotgevallen van het reiskostenforfait bij de val van het kabinet, hoewel dat reeds een teken aan de wand was. Veel meer ben ik echter geschrokken van de uiteindelijke inhoud van het Natio- naal Milieubeleidsplan (NMP) en wei op twee uiterst cruciale punten: de geringe beperking van de C02-uitstoot en de ma- gere doelstelling van het antiverzurings- beleid. Wat het eerste betreft gaat het N M P op bladzijde 131 niet verder dan te streven naar een stabilisatie in het jaar 2000 op het gemiddelde niveau van deja- ren 1989 en 1990. Ten enenmale onvol-

324

doende, als men bedenkt dat het hier om het meest bedreigende mondiale milieu- probleem gaat, de klimaatverandering door het broeikaseffect.

Bij de verzuring volstaat men twee blad- zijden verder zelfs met een depositie- doelstelling (totale neerslag) van 2400 zuurequivalenten per hectare per jaar, waarmee slechts 20% van de Neder- landse bossen beschermd wordt. Met Roel van Duijn en Roefie Hueting in NRC Handelsblad van 13 juni 1989 vrees ik dat in het NMP uiteindelijk de produktiegroei tach v66r het milieu is gegaan, met name op het stuk van energievoorziening, in- dustrie en verkeer. Op het onevenwich- tige karakter dat het NMP vertoont, wan- neer men de bescheiden maatregelen op deze gebieden vergelijkt met de krachtige aanpak van de landbouw kom ik hierna onder het punt gerechtigheid nag terug.

In ieder geval is na deze constatering ken- nisneming van de andere plannen een verademing. Het Natuurbeleidsplan vormt samen met de Structuurnota Landbouw de basis van het landbouwbeleid in relatie tot het milieu in de komende jaren. Beide nota's zullen oak de grondslag vormen voor de voorgenomen integratie van de drie groene structuurschema's (Landin- richting, Natuur- en Landschapsbehoud, Openluchtrecreatie) en daarmee van in- richting en beheer van het landelijk ge- bied als geheel. lntegratie is het oak wat de klok slaat bij de Derde Nota Waterhuis- houding in wording: Waterkoers 2000. In de achtereenvolgende concepten wordt een integraal waterbeheer voorgestaan, waarbij het kwaliteits- en kwantiteitsbe- heer van grand- en oppervlaktewater, te zamen met het vaarwegenbeheer, zoveel mogelijk in een hand (Rijk, provincie of wa- terschap) worden gebracht. In het Ontwerp-program van het CDA wordt

1 z,e hleromtrent Ultvoerig het themanummer: Reorganl- satle van het M1nistene van Landbouw en V1sserij, van het liJdschnft Agrarisch Recht, me1 1985.

Chnsten Democratische Verkenningen 8/89

c

(

\J II

\

c

\ (

(

t

(7)

tt

;- 1

,It

I,

e

11- .n

\9

Landbouw en m1l1eu

deze doelstelling in principe ondersteund.2 Ook bij de plannen van Braks sluit dit ant- werp als het ware naadloos aan. Zij komen in het navolgende nog wei ter sprake.

Primair zal echter een toetsing plaats- vinden van het landbouw- en milieubeleid aan de vier kernbegrippen die in de christen-democratische staats- en maat- schappijleer centraal staan, namelijk rent- meesterschap, gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid en solidariteit. Met opzet houd ik hierbij dezelfde volgorde aan als in de preambule van de op 27 mei 1989 door de partijraad van het CDA aan- vaarde Resolutie Milieubeleid het geval was. Voorop staat dus het rentmeester- schap, omdat dit zowel bij de landbouw als het milieu wei bijzonder sterk spreekt.

Daarna komt de (publieke) gerechtigheid, omdat de overheid op beide gebieden kerntaken heeft te vervullen, die met de dag - denk aan warme dagen - in be- tekenis toenemen. Gespreide verantwoor- delijkheid, leidend richtsnoer voor de door het CDA voorgestane verantwoordelijke samenleving, komt op deze terreinen tot uiting enerzijds in de taken van landbouw- en milieu-organisaties, anderzijds in geza- menlijk gedragen beleidsverantwoorde- lijkheden van overheden en maatschap- peiiJke organisaties. En tenslotte de solida- riteit, niet aileen met het zwakke op landbouw- en milieugebied, maar ook met de verre naaste en met toekomstige gene- raties.

Rentmeesterschap

Volgens de Resolutie Milieubeleid bete- kent rentmeesterschap dat in de door God geschapen wereld de mens beheerder is, die zorg moet dragen dat natuurlijke kring- lopen n1et onherstelbaar verstoord wor- den, het voortbestaan van planten en die- ren gewaarborgd wordt, de gezondheid van de mens in acht genomen wordt en niet-vernieuwbare hulpbronnen slechts zu1nig worden aangesproken. Met elk van deze vier zorgplichten heeft de landbouw het nodige te stellen. Wei degelijk dreigen

Ccnsten Democrat;sche Verkenn;ngen 8/89

natuurlijke kringlopen in ernstige mate gestoord te worden door het overmatig gebruik van meststoffen en bestrij- dingsmiddelen. Ook wordt het voortbe- staan van plant- en diersoorten mede door de moderne landbouw bedreigd. Van- ouds speelt de gezondheidszorg in ver- band met landbouwprodukten een be- langrijke rol, terwijl daar nu de Gezond- heids- en Welzijnswet voor dieren bijkomt.

En tenslotte is ook het grondstoffen- en energiegebruik in de landbouw tegelijk voorwerp van zorg en doelstelling van produktie.

Ontwerp-program

Ook het Ontwerp-program 'Verantwoord voortbouwen' begint het vierde hoofdstuk over Landbouw, visserij en landelijk ge- bied met een beschouwing over het rent- meesterschap over de schepping, dat hier in zo directe zin naar voren komt. Het betekent dat bij de exploitatie van dieren en natuurlijke hulpbronnen niet mag wor- den uitgegaan van de zogenaamde auto- nomJe van het individu. Veeleer moet het respect voor de schepping de geestelijke achtergrond vormen voor de arbeidende mens. In de inleiding op hoofdstuk II (Mi- lieu, ruimte en infrastructuur) wordt voorts gezegd, dat de mens bij het bewerken van de schepping uiterst zorgvuldig te werk moet gaan, al was het maar omdat zij niet aileen de mens zelf omvat, maar aile le- vende wezens en hun leefomgeving. De schepping draagt aldus waarde in zich- zelf. Niemand mag zich het recht toeeige- nen om aan die waarde afbreuk te doen.

De mens moet de schepping bewaren, opdat ook de na ons komende generaties verantwoordelijke rentmeesters kunnen zijn. Minister Nijpels heeft in een interview met CD/Actueel3 deze passage als rechts- filosofische basis voor milieubeleid een prachtig uitgangspunt genoemd. Daarom wil ik er wat dieper op ingaan.

2 Art. 3 4. 1 van hoofdstuk II.

3 CD/Actuee/1 0 JUni 1989. biz 4.

325

(8)

lk geef deze sympathieke liberale reac- tie op een christen-democratisch uit- gangspunt hier weer om te Iaten zien dat men het over de richting van een bepaald beleid geheel eens kan zijn, terwijl men toch over de uitwerking blijft verschillen.

Want pas dit uitgangspunt nu eens toe op de COTemissie of de zuurdepositie. De vervuiling zo snel mogelijk terugdraaien waar de minister het over heeft, dat kan toch niet betekenen dat men - om met Van Duijn en Hueting te spreken - van 2,5 procent groei maar 0,1 tot 0,2 procent wil opofferen? Als ik het NMP goed lees op bladzijde 242, wordt de offerbereidheid door de beide heren nog te hoog geschat.

Men oordele zelf aan de hand van dit ci- taat:

'Zo zal in de periode 1989-1994 naar de huidige inzichten rekening kunnen wor- den gehouden met een groei van het BNP met circa 2,5% per jaar. Gecumuleerd be- tekent dit een groei van ruim 15%. In dit Iicht bezien zijn de economische risico's van een geintensiveerd milieubeleid op korte termijn beperkt. Het gaat om gecu- muleerd 0,2% minder groei, dan wei 0,1% meer groei, afhankelijk van het in het buitenland gevoerde milieubeleid. Ook de nadelige koopkrachteffecten (gecumu- leerd in 1994 0, 7%) zijn, uitgaande van de verwachte groei tussen 1989 en 1994 van de koopkracht van de gemiddelde werk- nemer aanvaardbaar.'

lk voeg er nog aan toe, dat de geschatte

326

Milieu gaat nog steeds niet boven inkomen.

extra uitgaven van gemiddeld dertig gul- den per maand voor een huishouden ten behoeve van het milieu in feite niet meer betekent dan de kosten van een borrel ex- tra per dag. Milieu gaat dus nog steeds

niet boven inkomen.

Gerechtigheid

Volgens de Resolutie Milieubeleid van de CDA-partijraad betekent gerechtigheid in verband met het milieubeleid, dat de over- heid niet aileen voorwaarden schept waaronder mensen en maatschappelijke verbanden zich als goed rentmeester kun- nen gedragen, maar ook een eigen ver- antwoordelijkheid draagt voor behoud en ontwikkeling van natuur en milieu. Het Ontwerp-program voegt er een speciale verantwoordelijkheid voor de ontwikke- ling van de landbouw aan toe4 In niet ge- ringe mate draagt het Ministerie van Land- bouw en Visserij sinds jaar en dag bij aan de agrarische expansie, zowel binnen onze landgrenzen als daarbuiten via EG, landbouwattaches, handelsakkoorden enzovoort.

Sinds kort is daar de zorg voor andere belangen bij de groene ruimte (natuur, landschap, openluchtrecreatie) bijgeko- men. Pas in het Natuurbeleidsplan komt het begrip natuurontwikkeling naar voren en wei als pendant van de landbouwont- wikkeling, zoals die in de Structuurnota Landbouw wordt geschetst. Over beide plannen een enkel woord, nadat eerst iets is gezegd over de positie van de land- bouw in het Nationaal Milieubeleidsplan.

Gemakshalve Iaten we de Derde Nota Waterhuishouding, die ook belangrijke gevolgen zal krijgen voor deze bedrijfstak, nu maar buiten beschouwing.

Evenals in het Ontwerp-program van het CDA worden ook in het NMP ver- gaande maatregelen voorgesteld om de landbouw weer in het reine te brengen met het milieu. Voor het jaar 2000 zijn de

4. lnletdmg hoofstuk IV, De overhe1dstaak

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

(9)

l

3.

s I-

I.

a e

n

r-

e

n

e

\9

Landbouw en mli1eu

volgende milieudoelstellingen geformu- leerd:

a. evenwichtsbemesting voor fosfor en stikstof;

b. ammoniakreductie van 70% ten op- zichte van 1980;

c. vermindering gebruik van bestrij- dingsmiddelen met tenminste 50%;

d. terugdringing zware metalen in vee- voeder tot het minimale;

e. grootschalige mestverwerking voor 20 van de 80 miljoen ton;

f. verhoging energie-efficiency in de glastuinbouw met 50%.

De doelstellingen a, c, d en e zijn vooral van belang ter voorkoming van verdere verontreiniging van het grondwater. Am- moniakreductie is een van de hoofd- doelstellingen in het kader van het antiver- zuringsbeleid. Energiebesparing zal in vergaande mate nodig zijn om de C02- emissie en daarmee het broeikaseffect te beperken.

Centraal staat in het Natuurbeleidsplan de totstandkoming van een ecologische hoofdstructuur van Nederland, een net- werk van kerngebieden en natuurontwik- kelingsgebieden met tussenliggende ver- bindingen voor flora en fauna. Bij het plan is een kaart gevoegd, waarop voor kern- gebieden tweemaal en voor ontwikke- lingsgebieden zelfs driemaal de vereiste oppervlakte is gereserveerd. Voor afron- ding van bestaande natuurgebieden, bas- sen en landgoederen binnen de ecologi- sche hoofdstructuur wil de Minister 40.000 hectare grand verwerven, voor de natuur- ontwikkelingsgebieden zelfs 50.000 hec- tare. Verder wordt de tweede 100.000 hectare opengesteld voor de aanwijzing van beheersgebieden en reservaten in het kader van de Relatienota. En tenslotte wordt oak de zogenaamde Bergboeren- regeling uitgebreid en wei bij voorrang ten aanzien van uiterwaarden, diepe veen- weidegebieden, beekdalen, hydrologi- sche bufferzones rand waterwingebieden en kleinschalige zandgebieden. Het Na-

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

tuurbeleidsplan zal, naast het ge'lnte- greerde structuurschema voor inrichting en beheer van landelijke gebieden, een plaats krijgen in een verruimde Natuurbe- schermingswet. Het Ontwerp-program spreekt in dit verband over een Wet op het natuur- en landschapsbeheer.

Ook de Structuurnota Landbouw staat sterk in het teken van de afstemming van de landbouw op natuur- en milieudoelein- den. Na een beschrijving van de thans be- staande situatie en een analyse van een aantal ontwikkelingen op het gebied van technologie, economie, gezondheid en welzijn van dieren, milieu, ruimtelijke orde- ning en natuur en landschap wordt het be- leid voor de landbouw in de jaren negen- tig geformuleerd. Als algemene doelstel- ling van dit beleid wordt genoemd het be- vorderen van een duurzame, veilige en concurrerende landbouw, die naast de produktie oak het beheer van natuur en landschap ten doel heeft. Twee hoofd- thema's worden in dit verband verder uit- gewerkt:

-de betekenis van markt en kwaliteit in het kader van een marktgerichte pro- duktie; dit vergt aanpassingen in de landbouwstructuur om de positie op de markt te behouden en zo nodig te ver- sterken;

~de invulling van algemene milieukwali- teitseisen in de landbouw: dit maakt een aanpassing van de bedrijfssystemen in de landbouw noodzakelijk. Voor akker- bouw, opengrondstuinbouw, rundvee- en schapenhouderij wordt gedacht aan ge'lntegreerde bedrijfssystemen met een sterk verminderd gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen.

Glastuinbouw, champignonteelt en in- tensieve veehouderij daarentegen vin- den plaats in besloten ruimten en kun- nen daarom overschakelen op gesloten bedrijfssystemen waarbij nauwelijks nag emissie optreedt.

AI met al wordt de landbouw in de ko- mende decennia voor zware opgaven gesteld. Oat kan aileen, wanneer de over-

327

(10)

heid als hoedster van de publieke gerech- tigheid ook zorgt voor een gelijke rechts- bedeling, waarin ook andere doelgroe- pen van het milieubeleid evenredig wor- den belast. Dit nu is in het Nationaal Milieu- beleidsplan nog op geen stukken na het geval. Met name de sectoren die onder Economische Zaken val len, zoals de ener- gievoorziening en de verschillende takken van industrie, ontspringen nog teveel de dans. De desbetreffende taakstellingen zijn veel vrijblijvender geformuleerd. Bo- vendien wordt ten aanzien van C02 eerst nog groei geaccepteerd, evenals ten aan- zien van het autoverkeer. Dit terwijl de landbouw in haar uitbreidingsmogelijkhe- den volledig aan banden is gelegd door het stelsel van produktiebeperkingen voor melk, granen, suiker en dergelijke ener- zijds en de mestwetgeving met haar totale bevriezing van de intensieve veehouderij anderzijds. Bovendien wil de minister het aantal graasdieren per hectare blijkens de Structuurnota beperken. De ongelijke rechtsbedeling van de landbouw ten op- zichte van de andere bedrijfstakken blijkt ook uit de toename van de milieukosten 1988-1994, zoals die is weergegeven op bladzijde 239 van het NMP: landbouw 179%, industrie 88%, overige bedrijven 95%.

Gespreide verantwoordelijkheid Waarschijnlijk valt er geen gebied aan te wijzen, waar de door het CDA voorge- stane verantwoordelijke samenleving ver- der is voortgeschreden dan juist op het terrein van de landbouw. Te verwonderen behoeft dat niet. De Nederlandse land-, tuin- en bosbouw behoort tot het meest georganiseerde deel van de samenle- ving, waar bovendien de uit christen- democratische gedachtengang stam- mende publiekrechtelijke bedrijfsorgani- satie vergaand in praktijk is gebracht.

Maar dat niet aileen. Het Ministerie van Landbouw en VisseriJ wordt sinds jaar en dag beheerd door CDA-bewindslieden, waarbij slechts de namen van Braks, Van

328

der Stee, Lardinois, Biesheuvel en Marij- nen behoeven te worden vermeld. Ook zijn twee van de centrale landbouworgani- saties, KNBTB en CBTB, sterk aan het CDA verwant.

AI metal draagt deze partij voor het hele landbouwgebeuren dan ook een zware verantwoordelijkheid. Oat zij zich daarvan ook bewust is moge blijken uit het speciale hoofdstuk over Landbouw, visserij en lan- delijk gebied in het Ontwerp-program Ver- antwoord voortbouwen. Zelfs wordt aan het slot daarvan voorgesteld de naam van het ministerie dienovereenkomstig te wijzi- gen. In ieder geval kan er geen sprake van zijn, dat dit departement zou worden op- geheven en gevoegd bij Economische Zaken. Men ziet dan enerzijds EZ nooit meer terug en geeft anderzijds natuur en landschap opnieuw - zoals eertijds bij CRM - prijs aan louter lippendienst. Het is echter typerend dat zelfs de liberale voorman uit de Eerste Kamer, tevens oud- voorzitter van de derde grote boeren- bond, David Luteijn, als het ware in een adem door overgang van Landbouw naar EZ bepleitte en medewerking verleende aan de val van het kabinet. In de media werd hier en daar een verband gesugge- reerd.

Hoezeer het Landbouwschap als pu- bliekrechtelijk vertegenwoordiger van de agrarische bedrijfstak bereid is zelf het voortouw te nemen bij de noodzakelijke sanering van de land- en tuinbouw uit milieu-oogpunt, komt duidelijk naar voren in het lntegraal Milieu Actieplan voor de Land- en Tuinbouw, dat op 3 mei 1989 is gepubliceerd. Aan de problemen van ver- mesting, verzuring, verspreiding van milieugevaarlijke stoffen en klimaatveran- deringen wordt in d1t plan de nodige aan- dacht besteed, evengoed als aan het in- strumentarium. Als bijlagen zijn boven- dien toegevoegd aparte mi!ieu-actieplan- nen voor glastuinbouw, bloembollenteelt, champignonbedrijven, vollegrondsgroen- teteelt, fruitteelt, boomkwekeriJ, akker- bouw, melkveehouderij en intensieve vee-

Chr~sten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

(11)

Landbouw en mil1eu

houderij. Afzonderlijk komen nag aan de orde de ammoniakbestrijdingsmaatrege- len en de mogelijkheden van agrificatie, de inzet van agrarische grondstoffen voor industriele verwerking ten behoeve van niet-voedsel doeleinden. Deze mogelijk- heden kunnen een gunstige uitwerking hebben voor milieu en landbouw beide.

Als voorbeelden worden genoemd af- breekbare plastics, smeermiddelen van agrarische alien, bio-brandstoffen en al- ternatieve gewassen als hennep voor pa- pierbereiding en vias voor de vezelin- dustrie.

Als instrument wordt door het Landbouw- schap vooral aanbevolen het afsluiten van convenanten met de overheid. Ook het Ontwerp-program spreekt in artikel 1.2.4 van hoofdstuk II een voorkeur uit voor dit instrument boven gedetailleerde regelge- ving vanwege de snellere werking en gro- tere effectiviteit. In hoofdstu k IV wordt een convenant tussen rijksoverheid en Land- bouwschap in het vooruitzicht gesteld ter beperking van de uitstoot van ammoniak (artikel 1.4.3). De vrees die in milieukrin- gen omtrent convenanten bestaat, dat daaraan onvoldoende de hand zal wor- den gehouden, behoeft voor het agrari- sche probleemgebied niet op te gaan.

Met name niet wanneer het Landbouw- schap - wat het zelf ook wil - van zijn verordeningsbevoegdheid gebruik zou kunnen maken om het convenant alge-

Overheden en

landbouworganisaties werken nauw samen in beleidsvoorbereiding en -uitvoering.

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

meen verbindend te maken voor de be- drijfsgenoten. Wei zal dan buiten twijfel moeten worden gesteld, dat deze be- voegdheid zich inderdaad ook mede tot de milieuproblematiek uitstrekt. Zo nodig moet hiervoor het lnstellingsbesluit Land- bouwschap, steunend op de Wet op de Bedrijfsorganisatie, worden gewijzigd. In ieder geval verdient het streven van het Landbouwschap om de Nederlandse land- en tuinbouw over de hele linie schoon te Iaten produceren krachtige on- dersteuning van overheidswege.5

Convenanten zijn niet de enige vorm van samenwerking tussen overheid en agrarisch bedrijfsleven. Sterker nog: prak- tisch op het hele terrein van beleidsvoor- bereiding en -uitvoering werken overhe- den en landbouworganisaties samen, zo- wel in publiekrechtelijke als in privaatrech- telijke zin. Als publiekrechtelijke samen- werkingsvormen noem ik zelfstandige bestuursorganen als de Centrale Landin- richtingscommissie en de Commissie Be- heer Landbouwgronden, als privaatrech- telijke allerlei organisaties op het gebied van voorlichting, onderwijs en onderzoek.

Aan sommige niet-ingewijden mage deze nauwe verstrengeling van over- heids- en bedrijfsbelangen voorkomen als neo-corporatisme, vast staat dat zonder zo'n samenwerking de Nederlandse land- bouw nooit de vooraanstaande positie in de wereld zou hebben verworven, die zij nu heeft. Ook met het bestaan van de zo- genaamde ijzeren driehoek als informele vorm van samenwerking tussen ambtena- ren, parlementariers en georganiseerde landbouw heb ik geen enkele moeite.6 Trouwens, het Ministerie van Landbouw en Visserij beperkt zich in de tegenwoor- dige tijd allang niet meer tot samenwer- king met het bedrijfsleven aileen. lntegen-

5. Z1e ook art. 1.4.4 van hoofdstuk IV Ontwerp-program.

6 Over de rol van deze dnehoek ten aanzien van de grondpol1t1ek vergeiiJke men de dissertalle van Jouke de Vries over Grondpolitiek en kab1netscnses. Leiden·

1989

329

(12)

deel, oak milieu- en recreatieve organisa- ties hebben zitting in allerlei wettelijke en buitenwettelijke samenwerkingsorganen.

Zij zijn wat dat betreft volledig gelijkbe- rechtigd. Evengoed als de landbouwor- ganisaties hebben die van het milieu ech- ter oak hun eigen taken en verantwoorde- lijkheden onder andere op het gebied van inspraak, advisering, voorlichting en edu- catie. In het Ontwerp-program van het CDA wordt hun daarvoor de nodige over- heidssteun toegezegd.7 Oak natuurbe- schermingsorganisaties kunnen blijkens de artikelen 3.3.2 en 3.3.3 van het land- bouwhoofdstuk verdere financiele en an- dere hulp tegemoet zien. Betreurenswaar- dig vind ik het aileen, dat bij de milieu- organisaties nag steeds onvoldoende in- zicht en waardering bestaat voor de in- spanningen die de landbouw bereid is zich ten behoeve van het milieu te getroos- ten. Het al maar blijven aandringen op hal- vering van de veestapel, terwijl er al een vergaande vermindering als gevolg van melk- en mestwetgeving heeft plaatsge- vonden, werkt in dit opzicht averechts. Het zou de investeringskracht van de land- bouw volledig uitputten, zeer ten nadele van het milieu.

Solidariteit

Volgens de Resolutie Milieubeleid van de CDA-partijraad houdt solidariteit in relatie tot het milieu in, dat wij de vruchten van de schepping niet aileen voor onszelf mogen plukken, maar oak moeten doen toeko- men aan de verre naaste (Derde Wereld) en aan de na ons komende generaties en wei op een wijze die oak voor hen duur- zame ontwikkeling mogelijk maakt. Het betreft hier dus in hoge mate solidariteit op afstand, zowel naar ruimte als tijd. Oak in het Ontwerp-program komen beide di- mensies voor: de tijd, wat betreft het over- dragen van een schoon milieu aan devol- gende generatie en de ruimte, wat betreft de medeverantwoordelijkheid van Neder- land voor verschijnselen als ontbossing, verwoestijning en bodemuitputting. Oak

330

de solidariteit met de zwakkere delen van de Nederlandse landbouw krijgt echter in het CDA-program aandacht. Momenteel valt daarbij vooral aan de akkerbouw te denken. Zelf voeg ik nag toe de rol die onze landbouw zou kunnen spelen ten aanzien van Oost Europa, dat eindelijk uit zijn communistische droom ontwaakt.

Solidariteit met de ontwikkelingslanden blijkt onder meer uit twee artikelen in hoofdstuk II van het Ontwerp-program en een in hoofdstuk IV. Oak bij buitenlands beleid wordt er aandacht aan besteed. lk kan goeddeels volstaan met een en ander te citeren. Hoofdstuk II, artikel 1.1.2: 'De C02-problematiek in de ontwikkelde ian- den en de mogelijkheden van bosbeheer in de Derde Wereld worden op een meer ge'integreerde wijze benaderd. In dat ka- der wordt bevorderd dat bij de bouw van kolencentrales een deel van het investe- ringsbedrag ter beschikking wordt ge- steld voor bosbouwprojecten in ontwikke- lingslanden.'

Het is van belang te vermelden dat de Sep (Samenwerkende Elektriciteitspro- duktiebedrijven) onder Ieiding van de libe- raal Wiegel ongeveer terzelfdertijd tot iets soortgelijks heeft besloten. Artikel 1 .1.3:

'Nederland zet zich in om in Europees ver- band de import van tropisch hout en hout- produkten te belasten met een heffing, waarvan de opbrengst wordt besteed aan bosbouwprojecten in ontwikkelingslan- den. Tevens wordt aan die Ianden hulp geboden bij het ontwikkelen van vormen van landbouw, welke niet Ianger afhanke- lijk zijn van het kappen van regenwouden.

Oak geeft ons land steun aan pro- gramma's, gericht op het tegengaan van verdere woestijnvorming en bodemero- sie.'

Oak hier is interessant te vermelden dat de betrokken maatschappelijke organisa- ties in Nederland, onder andere de Vere- niging van Houthandelaren, vergelijkbare ideeen opperen.

7. Art. 1 2 2 van hoofdstuk II

Christen Democrat1sche Verkenningen 8/89

(13)

Landbouw en m1l1eu

'Het landbouwbeleid - aldus art. 1.1.1 van hoofdstuk IV - mag niet ten koste van de ontwikkelingslanden gaan. Neder- land wenst daarom geen heffingen op graanvervangers (o.a. soja en tapioca) aan de grens ter bescherming van de Europese graanproduktie. Afspraken hierover dienen in het kader van de GATT gemaakt te worden. De EG zou bijvoor- beeld voor Thailand - waarmee derge- iljke afspraken zijn gemaakt - tot een herbezinning moeten komen ten aanzien van de besteding van de compensatiegel- den en deze meer moeten richten op het noodzakelijke bodemherstel.' Men moet dit artikel in samenhang zien met een zin- snede uit de inleiding tot dit hoofdstuk;

'Verder importeert Nederland op grate schaal veevoeder- en andere grondstof- fen uit ontwikkelingslanden, waardoor deze mede van de ontwikkeling van onze landbouw afhankelijk zijn.'

Aileen al in Thailand Ieven zo'n 850.000 boeren goeddeels van de bouw van cas- save ten behoeve van onze intensieve veehouderij. Die heeft dus een grate uit- straling, oak op het gebied van industrie en handel. Rotterdam is tevens aanvoer- haven van veevoer voor andere del en van Europa. Het is overigens vermeldens- waard dat op aile drie hierboven aange- haalde artikelen amendementen zijn inge- diend, metals strekking de solidariteit met de Derde Wereld nag verder te verster- ken.

In het hoofdstuk Buitenlands beleid ko- men twee artikelen voor, die betrekking hebben op het milieubeleid in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. Val- gens artikel 2.3.1 worden hulpverle- ningsprojecten getoetst op milieu- effecten. Daarnaast werkt Nederland mee aan programma's ter voorkoming en bestrijding van milieu-achteruitgang, zo- als aantasting van de ozonlaag, het broei- kaseffect, verwoestijning, ontbossing en eros1e. Artikel 2.3.2 richt zich tegen export van giftige en andere schadelijke stoffen naar ontwikkelingslanden. Dit in aanslui-

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

ting op het exportverbod van afval in hoofdstuk II, artikel1.4.2.

In toenemende mate wordt vanuit Oost- europese Ianden een beroep gedaan op de Nederlandse landbouw met bijbeho- rende industrie. Deze hulp behoeft niet ai- leen van technische aard te zijn, zij kan oak betrekking hebben op de ontwikke- ling van een marktstructuur. Met ontwikke- lingslanden hebben de communistische gemeen, dat de voedselvoorziening er vaak grate problemen geeft, mede door een gebrekkige organisatie van verwer- king en distributie. Landbouw is de pri- maire ontwikkelingsfactor in aile achterge- bleven gebieden. De ervaring die de Ne- derlandse landbouw nu op milieugebied opdoet, kan oak elders worden toege- past.

De rol die onze landbouw door export en ontwikkelingshulp wereldwijd speelt zou bijna doen vergeten, dat wij naast ecologische oak nag economische land- bouwproblemen kennen in eigen land.

Momenteel is het vooral de akkerbouw die door een sterke verlaging van de graan- prijzen in de EG moeilijke tijden door- maakt. Wat dat betreft is er een groat ver- schil met de melkveehouderij. Terwijl deze via het produktiebeperkingssysteem van de superheffing het voordeel geniet van de daardoor sterk gestegen prijzen - zo- zeer zelfs dat niet aileen milieudeskundi- gen, maar oak de boeren zelf in toene- mende mate pleiten voor handhaving8 - wordt de akkerbouw uitsluitend via een forse prijsverlaging in combinatie met pre- mies voor het braak Iaten liggen van bouwland geleidelijk aan overgeleverd aan de grillen van het marktmechanisme.

Dit mechanisme biedt, zoals artikel 1.1.4 van het landbouwhoofstuk het uitdrukt, geen inkomensgarantie voor de boeren.

Waar het verwerven van een behoorlijk in-

8. In art 1.1 5 (hoofdstuk IV) van het Ontwerp-program wordt een gele1de!qke afschaff1ng overwogen. evenwel onder de randvoorwaarde dat n1et opn1euw overschot- ten ontstaan en de mestproblemen n1et weer worden verzwaard

331

(14)

komen onvoldoende mogelijk is, kan daarom volgens dit artikel onder be- paalde voorwaarden aanvulling plaatsvin- den door toe passing van instrumenten als tijdelijke inkomenstoeslagen, braakleg- premies of beheersovereenkomsten. Met de door de Structuurnota beoogde schaal- vergroting aileen zal men er niet komen.

Slot

In het voorgaande zijn landbouw- en mi- lieubeleid geplaatst in het perspectief van de vier kernbegrippen van het CDA: rent- meesterschap, gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid en solidariteit. Niet aileen het Ontwerp-program Verantwoord voortbouwen, ook de plannen van Braks en in mindere mate het NMP passen in dat perspectief. Bij aile economische en eco- logische aanpassing die de landbouw moet ondergaan dient een ding duidelijk te zijn: het marktmechanisme is onmis- baar in het kader van de gespreide verant- woordelijkheid van producenten en con- sumenten, maar het kan geen garantie bieden voor een redelijk inkomen en evenmin voor een behoorlijke milieuzorg.

Uit beide oogpunten behoort, zoals de in- leiding tot het veelvuldig aangehaalde vierde hoofstuk zegt, de overheid promi-

332

nent aanwezig te zijn in de agrarische sec- tor. Zij schept onder meer het klimaat voor een verantwoorde inkomensontwikkeling en stelt tevens randvoorwaaren in de steer van natuurbeheer, milieuhygiene en de zorg voor dieren, planten en produkten.

Zander dergelijke randvoorwaarden zou de moderne landbouw niet aileen het eigen draagvlak ondermijnen, maar ook dat van de samenleving als geheel.

Naschrift:

lnmiddels heeft de partijraad van het COA op 14 en 15 juli jongst!eden het program vastgesteld. Zeer tot m1jn genoegen is daarbij de milieuparagraaf op drie punten aangescherpt. Behalve de instelling van een Europees mi!ieufonds betreft dat de totstandkoming van twee beleidsplannen.

Oeze zul!en er respectievelijk op gericht zijn zo spoedig mogelijk de C02-uitstoot jaarlijks met 2% te verminderen en de uit- stoot van verzurende stoffen tot een zoda- nig niveau te verlagen, dat grootschalige bossterfte wordt voorkomen.

Christen Democrat1sche Verkenn1ngen 8189

(15)

9

Landbouw en mi11eu

Prof. ir. B. Krol

Landbouw en milieu.

Geen debacle, een mirakel?

Er zijn vee! mogelijkheden op stapel gezet voor oplossing van het vraagstuk van de mestoverschotten. Als deze maar met geld en voortvarendheid wordt aange- pakt. Technisch is het mogelijk het biologi- sche evenwicht te herstellen.

Koningin Beatrix schetste in haar laatstge- houden Kersttoespraak op indrukwek- kende wijze de ernst van de huidige mi- lieuproblematiek met de woorden: 'Wat wij thans meemaken is niet de vernietiging van de aarde in een klap, maar in een stil drama.' Even verder: 'Wij mensen zijn zelf ook een bedreiging van deze planeet ge- worden' en 'De aarde is onze voedingsbo- dem, zij draagt ons. Hier Ieven wij, hier Ie- ven wij van, hier Ieven wij mee'.

Uiteraard heb ik bij het schrijven van dit artikel in een reeks (zie vorige nummers van Christen Democratische Verkennin- gen) mij voortdurend aangesproken ge- voeld door het bovenstaande. Het drei- gende drama van nu is overigens niet los te zien van de fundamentele betekenis van de landbouw sinds mensenheugenis voor ons aller bestaan. Die betekenis is nog grater aan het worden door de snel groeiende wereldbevolking, de ontwikke- lingen in de Derde Wereld en de vorming van grate machtsblokken, waar de EG er een van is.

Wij Ieven van de aarde, de zee en de

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 8/89

Iucht. Aile drie zijn 'broodnodig' en dra- gen bij tot de kwaliteit van ons bestaan. Er was een tijd dater een vrije benutting was van elk van deze drie. Zo verkoos de een het jagen om in Ieven te blijven, de ander bebouwde het land. Oat duurde tot het einde van de vorige eeuw, toen er te wei- nig dieren en teveel jagers waren om aile mensen te voeden. De akkerbouwers, ge- start op vruchtbare gronden, 'vergrepen' zich op den duur aan de onbewoonde bossen, maar werden nog later gedwon- gen moerassen of zeeen in te polderen om aan de voedselbehoefte van de groei- ende wereldbevolking te voldoen. Con- centraties van steden dwongen tot trans- porten over land- of waterwegen, daar- door de agrarische functie van de aarde aantastend. Deze ontwikkelingen gaan nog steeds door: geweldige transporten voedsel over grater wordende afstanden om de snel groeiende stedelijke bevolking te kunnen voeden. De wereldbevolking is binnen een eeuw gegroeid van een tot circa vijf miljard mensen, waarvan het overgrote deel in steden woont. De aarde wordt snel 'eenzijdig' valier, en de produk-

Prof. 1r. B Krol (1929) IS d1recteur van de Hoofdgroep Voe·

d1ng en Voed1ngsmiddelen van TNO te Ze1st. hoogleraar aan de RU Utrecht en v1ce-voorzitter van het Wetenschappe·

liJk lnst1tuut voor het CDA

D1t art1kel1s geschreven 1n 1anuari 1989.

333

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ionentransport • Gaan de moleculen met de concentratie mee door het membraan (dus van een hoge naar een lage concentratie), dan kost dit geen energie: passief transport. • Gaan

Ben je steeds zoet geweest Wees dan maar niet bevreesd Want dan brengt Sint Nicolaas fijn speculaas... O, kom er eens kijken O, kom er

Het ALGEMEEN OUDEREN VERBOND wil handelen vanuit het hart met eerbied voor de mens, de fauna, de flora en ons milieu. Géén botte oppositie, maar constructieve samenwerking

In het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid wordt gesteld: 'De banden met de Antillen en Aruba worden voortgezet, maar in overleg met hen op een

De Vaste Kamercommissie heeft haar wens voor handhaving van het eerder genomen besluit neergelegd in een zogenoemde „Commissie-motie", die uiteraard met algemene stemmen

70 Zo lwidt de uit de argumenten van beide partijen in het conflict getrokken conclusie van Robert F. Lamberg, 'Redaktionelle Notizen', Ostprobleme, 15 nov. In het

Aldus besloten^doörľde raad van de gemeente WoerderKĩn zijn 5uden op 5 novembej/2015.

[r]