• No results found

Het effect van emoties op de verwerking van informatie in de gezonde populatie : het achterhalen van een effectieve informatieverwerkingsstrategie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van emoties op de verwerking van informatie in de gezonde populatie : het achterhalen van een effectieve informatieverwerkingsstrategie"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Emoties op de Verwerking van Informatie in de

Gezonde Populatie: het Achterhalen van een Effectieve

Informatieverwerkingsstrategie

Nina Twisk

Studentnummer: 10781994 Begeleider: Dilene van Campen

Universiteit: Universiteit van Amsterdam (UvA) Datum: 30 juli 2017

(2)

Inhoudsopgave

Abstract p. 3 Inleiding p. 4 Methode p. 10 Resultaten p. 13 Conclusie en Discussie p. 16 Literatuurlijst p. 19

(3)

Abstract

Het is al lang bekend dat emotie invloed heeft op de informatieverwerking. In dit onderzoek werd gekeken of emoties invloed hebben op de automatische en de strategische verwerking in de gezonde populatie. Er werd zo geprobeerd een effectieve informatieverwerkingsstrategie te achterhalen. Studenten (N = 36) deden de aangepaste Sternberg taak, hierbij werden emotionele of neutrale afbeeldingen gebruikt als afleidende stimuli, terwijl er een geheugentaak werd voltooid. De presentatieduur van de afbeeldingen varieerden zodat automatische en strategische verwerking gemeten kon worden. Er werd verwacht dat mensen zich zouden richten op negatieve emoties tijdens de automatische verwerking en op positieve emoties tijdens de strategische verwerking. Het richten van je aandacht zou hierbij gereflecteerd worden in een mindere prestatie op de geheugentaak. De resultaten gaven weer dat er hetzelfde werd gescoord op de geheugenset, ongeacht welke afbeelding en welke presentatieduur van de afbeelding werd gebruikt. Er kan geconcludeerd worden dat emotie geen invloed heeft op de fases van informatieverwerking in de gezonde populatie. De effectieve informatieverwerkingsstrategie reflecteert een strategie waarbij emotie genegeerd wordt. Deze conclusie moet echter voorzichtig geïnterpreteerd worden, gezien de beperkingen van het onderzoek.

(4)

Inleiding

Het is al lang bekend dat emotie invloed heeft op hoe mensen informatie verwerken (Tiedens & Linton, 2001). Een grote spin die door de vergaderzaal loopt, kan ervoor zorgen dat de directeur de belangrijke bedrijfspresentatie in mindere mate verwerkt. Het is hier aannemelijk dat de emotie ‘angst’ resulteert in mindere informatieverwerking. Hoe en in welke mate een emotie invloed heeft op de informatieverwerking wordt gemodereerd door emotieregulatie (Cisler & Koster, 2010). Emotieregulatie verwijst naar de vaardigheid waarbij individuen hun emotionele reactie veranderen, onderdrukken of versterken (Gross, 1998). De ene persoon is hier beter in dan de andere persoon. Mensen met een goede emotieregulatie hebben een effectieve informatieverwerkingsstrategie voor emoties (Cisler & Koster, 2010). Mensen met een slechte emotieregulatie hebben een ineffectieve informatieverwerkingsstrategie voor emoties (Cisler & Koster, 2010). Deze mensen hebben voornamelijk moeite met het onderdrukken of veranderen van negatief ervaren emoties (Mather & Carstensen, 2003; Silk, Steinberg & Morris, 2003).

Er is al wat bekend over de ineffectieve informatieverwerkingsstrategie. De klinische populatie gebruikt vaak deze strategie (Joorman & Gotlib, 2009; Leppänen, 2006). Deze strategie is mogelijk slecht voor het psychologisch welbevinden en de gezondheid. Het versterkt het behouden van klinische stoornissen zoals de gegeneraliseerde angststoornis of depressie (Cisler, Olatunji, Feldner & Forsyth, 2010; Pintzinger, Pfabigan, Tran, Kryspin-Exner & Lamm, 2016; Silk et al., 2003). Er is al veel onderzoek gedaan naar de ineffectieve informatieverwerking, door te kijken naar de informatieverwerking bij de klinische populatie. Er is weinig onderzoek gedaan naar de effectieve informatieverwerking, door te kijken naar informatieverwerking bij de gezonde populatie (Pintzinger et al., 2016). Het is te veronderstellen dat de effectieve informatieverwerking, in tegenstelling tot de ineffectieve

(5)

informatieverwerking, juist goed is voor het psychologisch welbevinden en de gezondheid. Dit onderzoek bestudeert daarom de effectieve informatieverwerkingsstrategie. Indien bekend is hoe de effectieve informatieverwerkingsstrategie er uitziet, kan deze aan de klinische populatie worden aangeleerd. Dit kan goed zijn voor de verbetering van klinische symptomen en zorgen voor een betere gezondheid.

Hoe emotie invloed zou hebben op de informatieverwerking in de gezonde populatie kan worden beschreven vanuit een theoretische achtergrond. Informatieverwerking wordt opgedeeld in twee fases: automatische en strategische verwerking. Automatische verwerking is snel en ongecontroleerd en vindt plaats tot 200 milliseconden na de presentatie van de informatie (Cisler & Koster, 2010; Noël et al., 2006). Strategische verwerking is intentioneel en gecontroleerd en vindt plaats vanaf 200 tot 500 milliseconden na de presentatie van de informatie (Cisler & Koster, 2010; Noël et al., 2006). Er wordt verondersteld dat de invloed van emoties verschillend is bij automatische en strategische verwerking (Cisler & Koster, 2010; Noël et al., 2006).

Tijdens de automatische verwerking hebben mensen initial orienting, dit is een snelle oriëntatie naar een opvallende stimuli (Cisler & Koster, 2010). Volgens de dreigingsdetectietheorie hebben mensen een oriëntatie naar negatieve emotionele stimuli (Pintzinger et al., 2016). Deze oriëntatie is te verklaren vanuit een evolutionaire invalshoek. Ieder gezond mens heeft een automatisch dreigingsdetectie systeem, het flight of fight systeem, met als functie mensen voor te bereiden op gevaar, waardoor ze een grotere kans hebben om te overleven (Pintzinger et al., 2016). Dit systeem voltooit zijn functie door stimuli die een indicatie geven van gevaar of dreiging, automatisch de prioriteit te geven in de aandachtsprocessen (Cisler & Koster, 2010; Pintzinger et al., 2016). Dit zijn normalerwijs negatieve emotionele stimuli (Cisler & Koster, 2010). Het dreigingsdetectiesysteem zorgt dus voor initial orienting naar negatieve emotionele stimuli. Dit systeem zou invloed moeten

(6)

hebben tijdens de automatische verwerking, omdat het een automatisch proces is (Cisler & Koster, 2010; Noël et al., 2006).

Tijdens de strategische verwerking hebben mensen disengagement of engagement.

Disengagement is een afzondering van de aandacht van een bepaalde stimuli, engagement is

een focus van de aandacht naar een bepaalde stimuli. Engagement en disengagement kunnen samen voorkomen: disengagement van de ene stimuli kan gepaard gaan met engagement naar de andere stimuli (Noël et al., 2006). Cognitieve controle processen nemen tijdens deze verwerking de overhand (Cisler & Koster, 2010). Volgens het hedonistisch principe hebben mensen een engagement naar positieve emotionele stimuli (en een disengagement van de negatieve emotionele stimuli) (Ryan & Deci, 2001). Het hedonistisch principe stelt dat mensen van nature een motivatie hebben om zoveel mogelijk positieve en zo min mogelijk negatieve emoties te ervaren (Ryan & Deci, 2001). Het is verder bekend dat het richten van je aandacht op een emotie ervoor zorgt, dat je deze emotie sneller ervaart (Waters, Pittaway, Mogg, Bradley & Pine, 2013). Wanneer er cognitieve controle is, zullen mensen zodoende de motivatie krijgen om zich te focussen op positieve emotionele stimuli. Deze focus zou een efficiënte emotieregulatie reflecteren (Thoern, Grueshow, Ehlert, Ruff, & Kleim, 2016).

In eerder onderzoek kwam naar voren dat er initial orienting en difficulty in

disengagement bestaat naar stimuli die geassocieerd zijn met alcohol onder alcoholisten en

sociale drinkers (Gladwin, 2017; Gladwin & Wiers, 2012; Noël et al. 2006). Deze onderzoeken zijn relevant omdat ze de 200 en 500 milliseconden tijdsintervallen gebruiken bij de meting van informatieverwerking, hierdoor is het effect op de fases van informatieverwerking zichtbaar. De onderzoeken hebben als nadeel dat ze geen conclusie trekken over een bepaalde emotie. Hoewel het aannemelijk is dat de alcoholistische stimuli een bepaalde emotie oproept bij alcoholisten en sociale drinkers, is er niet gecontroleerd om wat voor emotie dit gaat.

(7)

Er bestaan onderzoeken die wel een conclusie trekken over een bepaalde emotie. Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat er initial orienting en difficulty in disengagement bestaat naar stimuli geassocieerd met de emotie ‘angst’ (Koster, Crombez, Verschuere, & De Houwer, 2004; Salemink, Van den Hout, & Kindt, 2007). De onderzoeken hebben als nadeel dat positieve emoties niet zijn onderzocht, het hedonistisch principe kan zo niet bewezen worden. De deelnemers zijn daarnaast klinisch of subklinisch, ze worden dus gekenmerkt door een ineffectieve informatieverwerkingsstrategie. Om een conclusie te trekken over de effectieve verwerkingsstrategie, moet de gezonde populatie geïsoleerd onderzocht worden.

Er is één onderzoek die gekeken heeft naar de gezonde populatie en naar zowel positieve als negatieve emoties. Er kwam naar voren dat er initial orienting naar negatieve emotionele stimuli en engagement naar positieve emotionele stimuli bestaat (gepaard met

disengagement van negatieve emoties) (Pintzinger et al., 2016). Dit onderzoek heeft als

nadeel dat het gebruik maakt van de dot probe taak. Er is de laatste jaren bewijs verzameld dat de dot probe taak geen goede psychometrische kwaliteit heeft (Schmukle, 2005; Dear, Sharpe, Nicholaas & Refshauge, 2011). De getrokken conclusies zijn daardoor minder betrouwbaar. In het vervolg is het nuttig dit onderzoek te repliceren met een taak met goede psychometrische kwaliteit.

Samenvattend, er zijn voor- en nadelen te noemen bij het eerdere onderzoek. De voordelen zijn de vele onderzoeken naar negatieve emoties in de klinische populatie en het gemaakte onderscheid tussen automatische en strategische verwerking (Koster et al., 2004; Salemink et al., 2007). De nadelen zijn het gebrek aan onderzoek bij de gezonde populatie, het gebrek aan focus op positieve emoties en het gebruik van de dot probe taak (Gladwin & Wiers, 2012; Gladwin, 2017; Koster et al., 2004; Noël et al. 2006; Pintzinger et al., 2016; Salemink et al., 2007). Het huidige onderzoek komt tegemoet aan de nadelen.

(8)

In het huidige onderzoek wordt gekeken naar het effect van positieve en negatieve emoties op de informatieverwerking bij een gezonde populatie. De eerste hypothese stelt dat gezonde mensen zich tijdens de automatische verwerking (200 ms.) richten op negatieve emoties. De tweede hypothese stelt dat gezonde mensen zich tijdens de strategische verwerking (500 ms.) richten op positieve emoties. De deelnemers deden de Sternberg taak, hierbij werden verschillende emotionele afbeeldingen gebruikt als afleidende stimuli, terwijl een geheugentaak gedaan werd. De afbeeldingen dienden genegeerd te worden. Het richten van je aandacht op een emotionele afbeelding zou hierbij gereflecteerd worden in een mindere prestatie op de geheugentaak. Op basis van de twee hypotheses zijn verwachtingen te formuleren. Uit de eerste hypothese volgt de volgende verwachting: een korte presentatie (200 ms.) van een negatieve emotionele afbeelding zal zorgen voor een hogere reactietijd en een lagere accuraatheid bij de geheugentaak in vergelijking met een korte presentatie (200 ms.) van een positieve emotionele afbeelding of een neutrale afbeelding. Uit de tweede hypothese volgt de volgende verwachting: een lange presentatie (500 ms.) van zowel een positieve als een negatieve emotionele afbeelding zal zorgen voor een hogere reactietijd en een lagere accuraatheid op de geheugentaak in vergelijking met een lange presentatie (500 ms.) van een neutrale afbeelding. In Figuur 1 en Figuur 2 zijn de verwachtingen weergegeven.

(9)

Figuur 1. De verwachtingen bij het onderzoek voor reactietijd, weergegeven in

milliseconden.

Figuur 2. De verwachtingen bij het onderzoek voor accuraatheid, weergegeven als percentage

correcte antwoorden.

negatief neutraal positief

reac ti et ijd in m ill is ec onden soort emotie 200 milliseconden 500 milliseconden

negatief neutraal positief

ac c ur aat hei d % soort emotie 200 milliseconden 500 milliseconden

(10)

Methode Deelnemers

Er namen 37 studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) deel aan het onderzoek, waaronder 25 (68%) vrouwen en 12 (32%) mannen. De leeftijd tussen de 20 en 29 jaar, met een gemiddelde van 23 jaar. De deelnemers kregen 1 proefpersoon punt. De power van het onderzoek was 30%. Exclusiecriteria betrof het hebben van een DSM-5 diagnose voor een klinische stoornis. Exclusiecriteria werd gecontroleerd met een vraag in een vragenlijst voorafgaand aan het onderzoek. Deze vragenlijst was onderdeel van een ander deelonderzoek. Er waren op basis van de exclusiecriteria 5 mensen uitgesloten van de deelname.

Materialen

- De Sternberg Taak

Deze taak werd uitgevoerd op de computer. De taak bestond uit 288 trials, exclusief de oefenperiode, onderverdeeld in 6 blokken van 48 trials. De prestatie werd gescoord aan de hand van de reactietijd en de accuraatheid. De reactietijd werd gemeten in milliseconden, afgerond op 2 decimalen. De accuraatheid werd gemeten als het percentage correcte antwoorden, afgerond op 2 decimalen. In de taak werd emotie en tijd gemanipuleerd. De manipulatie van emotie was zichtbaar aan het type afbeeldingen dat gebruikt werd tijdens de taak, deze afbeeldingen zouden of een positieve of een negatieve of een neutrale emotie bij de deelnemer moeten oproepen. De manipulatie van tijd was zichtbaar aan de presentatieduur van de afbeeldingen, deze varieerde per trial tussen de 200 en 500 milliseconden. Elke combinatie van emotie en tijdsinterval kwam 48 keer voor. De volgorde van deze combinatie was gecounterbalanced. Tijdens de taak zagen de deelnemers eerst een wit scherm met een fixatiepunt in het midden. Na het fixatiepunt zagen ze een geheugenset, welke ze moesten

(11)

onthouden. Er volgde een delay periode, de deelnemers zagen een afbeelding die ze moesten negeren. Ze moesten in deze delay periode proberen de geheugenset in gedachten te houden. Hierna volgde de retrieval periode: twee getallen werden gepresenteerd, waarbij het ene getal links en het andere getal rechts op het scherm stond. Een van de getallen was eerder gepresenteerd tijdens de geheugenset, het andere getal was nieuw. De deelnemers moesten selecteren welk getal ze herkenden. Dit deden ze door te drukken op de "Z'' toets wanneer het getal links stond, en te drukken op de ''M'' toets wanneer het getal rechts stond. Een voorbeeld van een trial is weergegeven in Figuur 3.

- Internal Affective Picture System (IAPS)

De afbeeldingen die gebruikt werden tijdens de taak waren afkomstig van het International

Affective Picture System (IAPS). De IAPS serie is veelvuldig gebruikt bij onderzoek naar

emotie en heeft een goede psychometrische kwaliteit (Britton, Taylor, Sudheimer & Liberzon, 2006; Saša, Emir, Mirna & Lamija, 2013; Silva, 2011).

a) fixatie b) geheugenset c) delay periode d) retrieval periode

Figuur 3. Een voorbeeld van een trial van de Sternberg taak.

+

4 5

(12)

Procedure

De deelnemers kwamen het lab binnen. De deelnemers begonnen met het lezen van het

informed consent en de instructies voor het onderzoek. Indien de deelnemers het informed consent hadden ondertekend, de instructies volledig begrepen en eventuele vragen waren

beantwoord vervolgde het onderzoek. De deelnemers plaatsten zich voor een computer in het lab. De deelnemers vulden online een korte vragenlijst in, met onder andere de vraag of ze een DSM-5 stoornis hadden. Hierna voltooiden ze de Sterberg taak. Na het onderzoek werden eventuele vragen beantwoord over de aard van het onderzoek.

Data analyse

Er werd een repeated measures ANOVA uitgevoerd voor de afhankelijke variabelen

accuraatheid en reactietijd. De onafhankelijke variabelen waren emotie (3 niveaus) en tijd (2 niveaus). Er werd gebruik gemaakt van een significantielevel van 5%. Er werd gecontroleerd op de assumpties normaliteit en sphericitieit. Indien er niet werd voldaan aan de assumpties, werden de richtlijnen gevolgd van Field (2014). Extreme uitbijters werden uitgesloten van de analyse, milde uitbijters werden meegenomen. Q1 staat voor de eerste 25% aan data wanneer deze geordend is van laag naar hoog. Q3 staat voor de eerste 75% aan data wanneer deze geordend is van laag naar hoog. IQ is een afkorting voor interquartile range, dit is het

verschil tussen Q3 en Q1. Een milde uitbijter is een waarde die kleiner is dan Q1 – 1,5 * IQ of groter is dan Q3 + 1,5 * IQ (Field, 2014). Een extreme waarde is een waarde die kleiner is Q1 – 3 * IQ of groter is dan Q3 + 3 * IQ (Field, 2014).

(13)

Resultaten

- Uitbijters

De 37 geworven deelnemers namen deel aan het onderzoek. Er waren geen ontbrekende gegevens. Er werd 1 deelnemer uitgesloten van de analyse omdat dit een extreme uitbijter was.

Er werden 5 milde uitbijters gedetecteerd.

- Assumpties

Bij het controleren van de assumpties voor de repeated measures ANOVA met als afhankelijke variabele reactietijd, kwam uit de Shapiro-Wilk test naar voren dat er voldaan was aan de assumptie van normaliteit. Uit de Mauchly’s test kwam naar voren, dat er voldaan was aan de assumptie van sphericiteit voor het hoofdeffect van tijd en emotie. Uit de

Mauchly’s test kwam ook naar voren dat er niet voldaan was aan de assumptie van sphericiteit

voor het interactie-effect tussen emotie en tijd, 𝑋𝑋2(2) = 6.152, 𝑝𝑝 < .05. Dit werd gecorrigeerd door te kijken naar Huynh- Feldt schatting van sphericiteit (𝜀𝜀= 0.898).

Bij het controleren van de assumpties voor de repeated measures ANOVA met als afhankelijke variabele accuraatheid, kwam uit de Shapiro-Wilk test naar voren, dat er niet voldaan was aan de assumptie van normaliteit. De repeated measures ANOVA is een robuuste test, daarom hoeft er niet gecorrigeerd worden voor deze schending van de assumptie (Field, 2014). Uit de Mauchly’s test kwam verder naar voren, dat er voldaan was aan de assumptie van sphericiteit voor de hoofdeffecten en het interactie-effect.

(14)

Bij de repeated measures ANOVA voor accuraatheid was het hoofdeffect voor tijd significant

F(1, 35) = 4.565, p < .05. Een 500 milliseconden presentatie van een afbeelding zorgde voor

een langere reactietijd op de geheugenset, dan een 200 milliseconden presentatie van een afbeelding. Het hoofdeffect voor emotie was niet significant, F(2, 70) = .908, p = .408. De variatie van de afbeeldingen had geen invloed op de reactietijd op de geheugenset. Het interactie-effect tussen emotie en tijd was niet significant, F(1.8, 70) = 1.421, p = 0.249. De invloed van de afbeeldingen op de reactietijd in de geheugenset hangt niet af van de variatie in de presentatieduur van de afbeeldingen. Bij het interactie-effect is gekeken naar de

Huynh-Feldt.

Bij een repeated measures ANOVA voor reactietijd kwam naar voren dat het hoofdeffect voor tijd niet significant was, F(1, 35) = 0.492, p = .488. De variatie van de presentatieduur van de afbeeldingen had geen invloed op de accuraatheid in de geheugenset. Het hoofdeffect voor de emotie was tevens niet significant, F(2, 70) = 0.560, p = .574. De variatie van de afbeeldingen had geen invloed op de accuraatheid in de geheugenset. Het interactie-effect tussen emotie en tijd was niet significant F(2,70) = 0.114, p = .892. De invloed van de afbeeldingen op de accuraatheid in de geheugenset hangt niet af van de variatie in de presentatieduur van de afbeeldingen. Bij het interactie-effect is gekeken naar de

(15)

Figuur 4. De resultaten weergegeven voor de afhankelijke variabele reactietijd. De

resultaten zijn weergegeven als gemiddelden per Tijd x Emotie combinatie, met het bijbehorende errorbars.

(16)

Figuur 5. De resultaten weergegeven voor de afhankelijke variabele accuraatheid. De

resultaten zijn weergegeven als gemiddelden per Tijd x Emotie combinatie, met het bijbehorende errorbars.

Discussie

In het huidige onderzoek is gekeken naar het effect van emoties op de informatieverwerking bij een gezonde populatie. De eerste hypothese stelt dat de gezonde populatie zich tijdens de automatische verwerking richt op negatieve emoties. De tweede hypothese stelt dat de gezonde populatie zich tijdens de strategische verwerking richt op positieve emoties. De resultaten laten zien dat er geen effect is van negatieve, positieve of neutrale emoties op zowel automatische als strategische verwerking. Het gevonden resultaat uit dit onderzoek is niet in overeenstemming met de resultaten in het eerdere onderzoek en de theoretische achtergrond. Er is wel een effect gevonden van tijd op de informatieverwerking. Mensen hebben meer tijd nodig voor informatieverwerking wanneer ze worden afgeleid tijdens automatische en strategische informatieverwerking, dan wanneer ze worden afgeleid tijdens automatische verwerking.

(17)

Het kan zo zijn dat emotie inderdaad geen invloed heeft op de informatieverwerking, ondanks dat dit niet is gevonden in het eerdere onderzoek. Het feit dat dit onderzoeksresultaat niet overeenkomt kan namelijk verklaard worden als gekeken wordt naar de populatie. Het eerdere onderzoek richtte zich op de klinische populatie, terwijl dit onderzoek zich richtte op de gezonde populatie (Gladwin, 2017; Gladwin & Wiers, 2012; Koster et al., 2004; Noël et al. 2006; Pintzinger et al., 2016; Salemink et al., 2007). Dit kan de reden zijn voor de inconsistenties met de eerdere onderzoeksresultaten.

Met de huidige kennis in de samenleving, lijkt het echter toch onaannemelijk dat emotie geen invloed heeft op de informatieverwerking. Vroeger dachten mensen dat emotie geen invloed had op onze redenering, aandacht en verwerking. Er is nu al jaren bekend dat emotie ons dagelijks leven in grote mate beïnvloedt (Phaf, 2014). Rationele keuzes bestaan niet, en zo bestaat rationele verwerking van informatie waarschijnlijk ook niet (Phaf, 2014).

Enkele beperkingen van het onderzoek maken duidelijk dat het beter is om kritisch te kijken naar de resultaten. De eerste beperking gaat over de statistische power, dit is de kans in percentage weergegeven, dat er een effect wordt gevonden bij een onderzoek, gegeven dat er een daadwerkelijk effect bestaat (Field, 2014). De power van een onderzoek dient minimaal 80% te zijn om betrouwbare conclusies te trekken (Field, 2014). De power in dit onderzoek was 30%. Dit is te wijten aan de kleine steekproef. Als er een effect bestond, was de kans erg klein dat het effect ook werd gevonden. Voor vervolgonderzoek kan worden aangeraden om de steekproef te werven die nodig is voor een power van minimaal 80%.

Een andere beperking betreft de meting van automatische en strategische verwerking. Hoewel het overgrote gedeelte van het eerdere onderzoek 200 en 500 milliseconden gebruikt, is er de laatste jaren een discussie over de juiste tijdsinterval (Avero & Calvo, 2011; Gladwin & Wiers, 2012; Gladwin, 2017; Koster et al., 2004; Noël et al. 2006; Pintzinger et al., 2016; Salemink et al., 2007). De discussie gaat met name over de meting van strategische

(18)

verwerking, deze zou wellicht later dan 500 milliseconden plaatsvinden. Voor vervolgonderzoek kan worden overwogen om een langere tijdsmanipulatie toe te voegen.

Een derde beperking gaat over de onderzoeksopzet. Er is bekend dat de dot probe taak, gebruikt in eerder onderzoek, geen goede psychometrische kwaliteit heeft (Dear et al., 2011; Schmukle, 2005). Er was in dit onderzoek daarom gekozen voor de Sternberg taak. Hoewel deze taak voldoende psychometrische kwaliteit bezit, heeft deze psychometrische kwaliteit vooral betrekking op de meting van het werkgeheugen (Roznowski & Smith, 1993). De Sternberg taak is gemaakt om cognitieve vaardigheid te meten (Roznowksi & Smith, 1993). De taak is niet vaak gebruikt in een onderzoek met betrekking tot emotie, enkel in het onderzoek van Gladwin en Wiers (2012), waar de Sternberg taak is aangepast. De psychometrische kwaliteit van de aangepaste taak is echter niet benoemd in het artikel. De Sternberg taak maakt daarbij net als de dot probe taak, gebruik van emotionele plaatjes, om een emotie op te roepen. Aangezien de dot probe taak een slechte psychometrische kwaliteit heeft, is het mogelijk dat de aangepaste Sternberg taak ook een slechte psychometrische kwaliteit heeft. In het vervolg kan worden aangeraden om te controleren of de emotie daadwerkelijk ervaren wordt door de deelnemer. Er kan een andere meting voor emotie worden toegevoegd. Methodes om emoties te meten zijn fysiologische metingen, observaties van gezichtsuitdrukkingen en zelfrapport vragenlijsten (Lopatovska & Arapakis, 2011;).

Als laatste beperking moet rekening gehouden worden met de motivatie en alertheid van de deelnemers. Het onderzoek vereiste veel cognitief vermogen voor een lange periode. Er kan daarom worden verwacht dat de motivatie en alertheid van deelnemers niet erg hoog was. In overeenstemming met deze verwachting kwam uit de resultaten naar voren, dat de reactietijden en accuraatheid verminderde naarmate het onderzoek langer bezig was. Daarnaast werd het onderzoek door de deelnemers vaak beschreven als erg vermoeiend en onprettig. De optimale omstandigheden om een effect te vinden is wanneer deelnemers alert

(19)

en geconcentreerd zijn. In het vervolg kan worden aangeraden om de test korter te maken of minder cognitieve taken te gebruiken. Beide aanbevelingen zouden ervoor moeten zorgen dat de deelnemer meer motivatie en concentratie kan opbrengen.

Dit onderzoek laat zien dat emotie geen effect heeft op hoe gezonde mensen informatie verwerken. Dit zou betekenen dat de effectieve informatieverwerkingsstrategie een strategie reflecteert waarbij emotie totaal genegeerd wordt. De conclusie moet echter voorzichtig geïnterpreteerd worden. In het vervolg is het belangrijk om verder onderzoek te doen. Wanneer er namelijk zekerheid is over de aard van de effectieve informatieverwerkingsstrategie, kan de klinische populatie wellicht geholpen worden met symptoomreductie. Die zekerheid is er op basis van dit onderzoek nog niet. De toekomst zal moeten uitwijzen hoe effectieve informatieverwerking eruitziet.

Literatuurlijst

Avero, P., & Calvo, M. G. (2011). Time course of attentional bias to emotional scenes in anxiety: Gaze direction and duration. Emotion and Cognition, 19(3), 433-451.

Britton, J. C., Taylor, S. F., Sudheimer, K. D., & Liberzon, I. (2006). Facial expressions and complex IAPS pictures: Common and differential networks. NeuroImage, 31(2), 906-919.

Cisler, J. M., Olatunji, B. O., Feldner, M. T., & Forsyth, J. P. (2010). Emotion regulation and the anxiety Disorders: An integrative review. Journal of Psychopathology and

Behavioral Assessment, 31(1), 68-82.

Cisler, J. M., & Koster, E. H. W. (2010). Mechanisms of attentional biases towards threat in anxiety disorders: An integrative review. Clinical Psychology Review, 30, 203-216.

(20)

Dear, B. F., Sharpe, L., Nicholaas, M. K., & Refshauge, K. (2011). The psychometric properties of the dot probe paradigm when used in pain-related attentional bias research. Journal of Pain, 12(12), 1247-1254.

Field, A. (2014). Discovering statistics using IBM SPSS statistics (4th ed.). London, England: SAGE.

Gladwin, T. E. (2017). Attentional bias variability and cued attentional bias for alcohol stimuli. Addiction Research & Theory, 25(1), 32-38.

Gladwin, T., & Wiers, R. W. (2012). How do alcohol cues affect working memory? Persistent slowing due to alcohol-related distracters in an alcohol version of the Sternberg Task.

Addiction Research & Theory, 20(4), 284-290.

Gross, J. J. (1998). The emerging field of emotion regulation: An integrative review. Review

of General Psychology, 2(3), 271-299.

Joormann, J., & Gotlib, I. H. (2009). Emotion regulation in depression: Relation to cognitive inhibition. Cognition and Emotion, 24(2), 281-298.

Kesebir, P., & Diener, E. (2008). In pursuit of happiness: Empirical answers to philosophical questions. Association for Psychological Science, 3(2), 117-125.

Koster, E. H. W., Crombez, G., Verschuere, B., & De Houwer, J. (2004). Selective attention to threat in the dot probe paradigm: Differentiating vigilance and difficulty to disengage. Behaviour Research and Therapy, 42, 1183-1192.

Leppänen, J. M. (2006). Emotional information processing in mood disorders: A review of behavioral and neuroimaging findings. Current Opinion in Psychiatry, 19(1), 34-39. Lopatovska, I., & Arapakis, L. (2011). Theories, methods and current research on

emotions in library and information science, information retrieval and human computer interaction. Information Processing & Management, 47(4), 575-592.

(21)

Mather, M., & Carstensen, L. L. (2003). Aging and motivated cognition: The positivity effect in attention and memory. Trends in Cognitive Sciences, 9(10), 496-502.

Noël, X., Van der Linden, M., Bechara, A., Bullens, Q., Hanak, C., & Verbanck, P. (2006). Time course of attention for alcohol cues in abstinent alcoholic patients: The role of initial orienting. Clinical and Exerpimental Research, 30(11), 1871-1877.

Phaf, H. R. (2014). Emotie: Activatie of constructie?. Geraadpleegd van www.blackboard.uva.nl.

Pintzinger, N. M., Pfabigan, D. M., Tran, U. S., Kryspin-Exner, I, & Lamm, C. (2016). Attentional biases in healthy adults: Exploring the impact of temperament and gender. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 52, 29-37.

Roznowski, M., & Smith, M. L. (1993). A note on some psychometric properties of Sternberg task performance: Modifications to content. Intelligence, 17(3), 389-398.

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2001). On happiness and human potentials: A review of research on hedonic and eudaimonic well-being. Annual Review of Psychology, 52, 141-166. Salemink, E., Hout, M. A. van den., & Kindt, M. (2007). Selective attention and threat: Quick

orienting versus slow disengagement and two versions of the dot probe task. Behaviour Research and Therapy, 45, 607-615.

Saša, D., Emir, E., Mirna, K., & Lamija, L. (2013). Cross-cultural validation of the "International Affective Picture System" (IAPS) on a sample from Bosnia and Herzegovina. Psihologija, 46(1), 17-26.

Schmukle, S. C. (2005). Unreliability of the dot probe task. European Journal of

Personality, 17(7), 595-605.

Silk, J. S., Steinberg, L., & Morris, A. S. (2003). Adolescents' Emotion Regulation in Daily Life: Links to Depressive Symptoms and Problem Behavior. Child

(22)

Silva, R. J. (2011). International Affective Picture System (IAPS) in Chile: A cross-cultural adaptation and validation study. Terapia Psicológica, 29(2), 251-258.

Thoern, H. A., Grueschow, M., Ehlert, U., Ruff, C. C., & Kleim, B. (2016). Attentional bias towards positive emotion predicts stress resilience. PloS ONE, 11(3), 1-8.

Tiedens, L. Z., & Linton, S. (2001). Judgment under emotional certainty and uncertainty: The effects of specific emotions on information processing. Journal of Personality and

Social Psychology, 81(6), 973-988.

Waters, A. M., Pittaway, M., Mogg, K., Bradley, B. P., & Pine, D. S. (2013). Attention training towards positive stimuli in clinically anxious children. Developmental

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The findings of this study show that the use of code switching, translation and borrowing from English limit the understanding of what is being communicated,

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Na optimalisatie van de hydrologische parameters van de modellen door gebruik te maken van gemeten grondwaterstanden wordt met het gedetailleerd model ANIMO de beste resultaten

Voor het uitgiftebeleid in de IJselmeerpolders is het van belang te weten hoe de bedrijfsresultaten en de bedrijfsvoering zullen zijn bij verschillen- de bedrijfsoppervlakten.

These incentives will remain in place, although Ernst Berndt and coauthors (Feb 2015) express alarm about the future of pharmaceutical innovation, given the decreasing economic

A preconception lifestyle intervention improved cardiometabolic health and physical quality of life among women with obesity and infertility, although these effects were

In this study we use daily CMORPH and rain-gauge data for the Upper, Middle, and Lower Zambezi basins to (1) eval- uate whether performance of CMORPH rainfall is affected by

De koppeling van de hoogte of verschuldigdheid van rente aan de omzet leidt naar mijn mening niet tot een winstafhankelijke rente omdat er, zoals hierboven uiteengezet, niet voldoende